Berichten
Buitenland Voor de Nederlandse agribusiness, jaargang 38, nummer 12, december 2012/januari 2013
Schommelende prijzen grondstoffen
Colofon Berichten Buitenland is bestemd voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven en is een uitgave van de directie Europees Landbouwbeleid en Voedselzekerheid van het ministerie Economische Zaken, Landbouw & Innovatie. Het doel is informatieverstrekking over relevante ontwikkelingen op agrarisch handelsgebied, buitenlandse markten, handelsbemiddeling enzovoort. De landbouwafdelingen in het buitenland dragen in sterke mate bij aan de berichtgeving in dit blad. Er wordt gedrukt op een chloorarme papiersoort, in een inktbesparend FM-raster. Er wordt verzonden in recyclebare sealbags. Uitgever Ministerie van Economische Zaken Redactieadres Redactie Berichten Buitenland T.a.v. Jochem Porte Postbus 20401, 2500 EK Den Haag Tel. +31 (0)70 378 44 28 E-mail
[email protected] www: rijksoverheid.nl/berichtenbuitenland Informatie en abonnementen Voor informatie over artikelen of een (gratis) abonnement kunt u contact opnemen met Elma Verboom. Tel.: +31 (0)70 378 41 62 Fax: +31 (0)70 378 61 23 E-mail:
[email protected] Realisatie JackieWorks/geschreven * gedrukt Aan dit nummer werkten mee: Peter Breedveld, Meeuwes Brouwer, Alexandra Feekes, Hans van der Lee, Jonathan Maas, Philip den Ouden, Jacqueline Rogers. Opmaak Optima Forma bv, Voorburg Druk OBT bv, Den Haag ISSN 0920 - 0975 De informatie, meningen en opinies in dit blad worden naar voren gebracht buiten verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische Zaken. Het overnemen of vermenigvuldigen van artikelen uit dit blad is alleen toegestaan onder vermelding als volgt: Berichten Buitenland, [maand/jaar], [pagina’s].
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
1
Inhoudsopgave Korte berichten Schommelende prijzen grondstoffen Kort graag... Frankrijk: nieuw ambitieus exportplan Uit onverwachte hoek Column Nieuwe wetgeving Vietnam Exportise Naoogst Grensverleggers Activiteitenkalender 2013
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
3 7 11 13 15 16 17 19 21 23 24
2
Korte berichten AFRIKA Algerije Landbouwraad Rabat Melksector 2012 De totale Algerijnse melkproductie over 2012 bedroeg 3,088 miljard liter, tegen 2,92 miljard liter een jaar eerder. Dat is meer dan het officiële productiedoel van 3,048 miljard liter. Van de 1518 gemeenten die melk produceren, zijn 639 goed voor 80% van de totale productie. De binnenlandse vraag bedraagt meer dan 5 miljard liter, waardoor dus circa 40% wordt gedekt door geïmporteerde melk, melkpoeder en zuivel. Op lokaal niveau is het verzamelen van rauwe melk de zwakste schakel in de keten. Het verzamelde volume bedroeg minder dan 700 miljoen liter, minder dan 23% van de totale productie. Oostenrijk investeert Vorig jaar hebben de ministers van landbouw van Algerije en Oostenrijk een bilaterale overeenkomst getekend over samenwerking bij veeteelt (diervoeding en -gezondheid), herbebossing en beheer van nationale parken in Algerije. Een Oostenrijks-Algerijnse werkgroep zal de samenwerking nader uitwerken en vorm geven. De overeenkomst behelst ook institutionele samenwerking en technische aspecten van opleiding, onderzoek, standaardisatie en afzetbevordering voor landbouwproducten, plattelandsontwikkeling en veeteelt. Op dit moment voorziet Oostenrijk Algerije van landbouwmachines, vaarzen en diensten op het gebied van kunstmatige inseminatie van vee.
AMERIKA Argentinië Landbouwraad Buenos Aires Export melkpoeder naar China Voor de eerste maal in de geschiedenis heeft Argentinië begin 2013 melkpoeder geëxporteerd naar China. Het melkpoeder, dat gebruikt wordt voor babyvoeding, is afkomstig van een fabriek van SanCor, de grootste zuivelonderneming van Argentinië met een marktaandeel van ongeveer 22%, en verreweg de grootste zuivelexporteur van het Zuid-Amerikaanse land. De Argentijnse minister van Landbouw, Noberto Yauhar, gaf aan verheugd te zijn over de export, en hoopt dat hiermee de Chinese markt ook verder geopend zal worden voor andere Argentijnse producten, vooral producten met een hogere toegevoegde waarde. Vooralsnog bestaat de Argentijnse export naar China vooral uit soja. Mexico Landbouwraad Mexico Nieuwe regering Enrique Martínez y Martínez, de nieuwe minister van Landbouw heeft een aantal initiatieven ontvouwd: een centrale plaats in het beleid voor de agrofoodsector en voedselzekerheid; het belang van zelfvoorziening en versterking van het platteland; goedkeuring van een budget van € 4,4 miljard (+3% tegenover 2012). Dit zal helpen de modernisering van de agrarische sector te versnellen. Martínez wil de productie verhogen, kosten verlagen en de marge van producenten verbeteren. Ook het aanbod aan diensten van zijn ministerie zal worden verbeterd. Er is sprake van op maat gemaakte programma’s voor sectoren en regio’s, evenals hogere prioriteit voor wetenschap, technologie en onderzoek in de landbouw, zoals een efficiënt gebruik van biotechnologie.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
3
Verenigde Staten Landbouwraad Washington, D.C. Erkenning systeem Nieuw-Zeeland Op 10 december 2012 heeft de Food and Drug Administration (FDA) officieel erkend dat het systeem voor voedselhygiëne van Nieuw-Zeeland vergelijkbaar is met het Amerikaanse. Hiermee bevestigt de Verenigde Staten dat beide inspectiesystemen voor voedingsmiddelen evenveel garanties bieden voor voedselveiligheid. Op dit moment is een vergelijkbare exercitie bezig voor Canada. De FDA heeft aangegeven ook geïnteresseerd te zijn in een evaluatie van onder andere het Nederlandse systeem. Aanpassing Food Safety Modernization Act In het kader van de voortgaande aanpassing en uitbreiding van de FSMA, liggen er nu twee nieuwe voorstellen, één gericht op eisen voor de veilige productie van verse groente en fruit, zowel onder bedekking als in het veld, het andere met instructies voor het ontwikkelen van een zogenoemd food safety plan voor fabrikanten, verwerkers, verpakkers en opslagbedrijven van voedingsmiddelen. De Food and Drug Administration stelt dat de voorstellen voor het binnenkort te verwachten Foreign Supplier Verification-programma en voor Third Party Auditors for Imported Foods samen met bovenstaande voorstellen als een integraal pakket moeten worden gezien.
AZIË Japan Landbouwraad Tokyo Commerciële kweek blauwvintonijn De Japanse Kinki Universiteit en Toyota Tsusho Corporation werken samen aan een economisch rendabel systeem voor de kweek van blauwvintonijn. De universiteit heeft een technologie ontwikkeld voor het uitbroeden van viseitjes en het opkweken van de vis tot een lengte van ruim vijfentwintig centimeter. Het is de eerste maal dat het is gelukt om deze uit de Stille Oceaan afkomstige tonijnsoort te kweken. De universiteit is van plan om in april 2013 een restaurant te openen in Osaka; dit gaat dan de blauwvintonijn serveren die is opgekweekt in viskwekerijen. Aangezien de ‘wilde’ blauwvintonijn wordt bedreigd, kunnen deze vissen uit aquacultuur een bijdrage leveren aan het behoud van de visstand van de blauwvintonijn. Nederlands kalfsvlees weer naar Japan Vanaf 1 februari 2013 stelt Japan zijn markt voor kalfsvlees uit Nederland open. De Japanse markt voor rundveeproducten is in 2000 gesloten voor alle rundvlees uit Europa vanwege BSE. Japan importeert jaarlijks de helft van zijn consumptie van rundvleesproducten. De importwaarde hiervan is ruim € 2 miljard. Voor de Nederlandse kalfsvleesproducenten wordt op termijn een exportwaarde van € 30 miljoen verwacht. De afspraken over markttoegang met Japan kunnen volgens staatssecretaris Dijksma uitstralen naar andere landen in Azië waarmee Nederland onderhandelingen voert over markttoegang voor Nederlands kalfsvlees, zoals China, Korea en Vietnam. Korea Landbouwraad Seoul Toelatingsbeleid pesticiden en veterinaire medicijnen De Korea Food and Drug Administration werkt aan aanpassing van de toelatingssystematiek van pesticiden en veterinaire medicijnen voor gebruik in landbouwproducten en voedingsmiddelen. Op dit moment kunnen pesticiden en veterinaire medicijnen gebruikt worden wanneer de MRL’s beschreven zijn in de Koreaanse Food Code of in de Codex een MRL is beschreven. Korea wil straks voor alle MRL’s zélf een wetenschappelijk
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
4
onderbouwing maken. Dit betekent dat een groot aantal MRL’s niet meer wordt toegelaten, tenzij er een nieuwe toelating komt. Het nieuwe beleid is nog in voorbereiding en gaat pas over twee of drie jaar in. In de tussentijd kunnen bedrijven een registratie voor pesticiden en veterinaire medicijnen aanvragen bij de Koreaanse overheid, door het inleveren van een dossier. Hiervan is door een aantal producenten van pesticiden en veterinaire medicijnen al gebruik gemaakt. Zie ook www.kfda.go.kr > KFDA News > News & Notice > Guidelines for Establishment of Pesticide and Veterinary Drug MRLs in Food (item geopend 7 mei 2012).
EUROPESE UNIE Frankrijk Landbouwraad Parijs BGA Franse Gruyère Erkenning van Gruyèrekaas uit Frankrijk met een Beschermde Geografische aanduiding (BGA) is aanstaande. Dit besluit maakt een einde aan een langlopend geschil met de Zwitserse producenten van dezelfde kaas, die in 2010 een Beschermde Oorsprong verwierf. Zwitserland produceert meer dan 29.000 ton per jaar (waarvan meer dan de helft voor export), tegen Frankrijk met 3000 ton. Ierland Landbouwraad Londen Opmars huismerken Ierse consumenten zijn door de crisis hard getroffen in de portemonnee. Huishoudens proberen ook op voedsel te bezuinigen en zijn daarom kieskeuriger in de supermarkt. Ierse consumenten bezoeken daarom gemiddeld meer supermarkten op zoek naar waar voor hun geld en maken vaker vooraf een huishoudboekje. Consumenten kiezen vaker voor prijsaanbiedingen en goedkopere huismerkartikelen. Het marktaandeel van huismerken (30%) lijkt gestaag door te groeien, evenals het marktaandeel van Lidl en Aldi (respectievelijk 6,5% en 6,1%). Polen Landbouwraad Warschau Kaasmakers breken records Jarenlang was Polen in Europa een toonaangevende producent van aardappelen, granen en fruit. Nu wordt het steeds bekender vanwege haar zuivelproductie, in het bijzonder het rijpen van kaas. Op dit moment is Polen de zesde grootste kaasproducent ter wereld. De productie groeit elk jaar en een groot deel daarvan wordt geëxporteerd. De productie wordt uitgevoerd in Polen door particuliere bedrijven en coöperaties, alsmede grote Franse en Duitse spelers als Bongrain of Hochland. Tweede grootste in appelsap Dankzij de zeer goede oogst van dit jaar is Polen erin geslaagd om na China ‘s werelds tweede grootste producent van appelsap te worden. In 2013 zal Polen naar schatting ongeveer 300.000 ton appelsapconcentraat produceren. De jaarlijkse productie van sap in China bedraagt meer dan 1 miljoen ton. Vijf zesde van het Poolse appelsap zal worden geëxporteerd, met een exportwaarde van circa € 350 miljoen. 95% van deze export gaat naar Duitsland. De appeloogst bereikt dit jaar 2,6 tot 3 miljoen ton. De helft daarvan is handappels, de rest is bedoeld voor sapproductie.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
5
Verenigd Koninkrijk Landbouwraad Londen Oplichting leveranciers In het Verenigd Koninkrijk is de laatste maanden het aantal opgelichte leveranciers van voedings- en levensmiddelen sterk toegenomen. De oplichters geven zich uit voor grote gevestigde Britse bedrijven en plaatsen bestellingen bij veelal buitenlandse leveranciers. De afgeleverde goederen worden vervolgens nooit betaald. De schade van het afgelopen jaar loopt in de miljoenen. Volgens het vakblad The Grocer hebben de oplichters zich uitgegeven voor onder andere Iceland, Asda, AG Parfett & Sons and Berry Bros & Rudd, Musgrave, JJ Food Service en Brakes. Leveranciers wordt geadviseerd bestellingen onafhankelijk te verifiëren. Buitenlands vlees Morrisons Morrisons, de Britse supermarktketen die bekend staat als een grote voorvechter van de Britse boeren, is gestopt met alleen Brits vlees te verkopen en verkoopt nu ook Iers rundvlees en Nederlandse kippen. Morrisons wil hiermee de zuinige klanten een goedkoper assortiment aanbieden. De vierde grootste supermarktketen in het Verenigd Koninkrijk met een marktaandeel van rond 11%, zal maximaal 5% van het vlees uit het buitenland afnemen. De Britse veehouders, met de Britse boerenbond voorop, zeggen enorm teleurgesteld te zijn en hebben Morrisons opgeroepen deze beslissing zo snel mogelijk terug te draaien. Britse boeren zijn in het bijzonder gepikeerd, omdat kippenvlees uit het buitenland aan minder strenge eisen voor dierenwelzijn behoeft te volden. Morrisons stelt strengere eisen aan Britse kippenhouders, aldus The Financial Times. Griekenland: Agricultural Business Summit Met steun van de Nederlandse ambassade in Athene organiseert The Economist Conferences op 7 februari 2013 de Agricultural Business Summit: Accelerating Growth and Competitiveness in Thessaloniki. Ondanks de crisis zijn er in Griekenland volop handels- en investeringskansen voor Nederlandse bedrijven in de agribusiness. Potentieel voor het Nederlandse bedrijfsleven ligt bijvoorbeeld op het terrein van kwaliteitsverbetering en logistiek: als toeleverancier voor de gehele agroketen (productie, verwerking, verpakking en distributie) en als toeleverancier en afnemer van groente en fruit. Voor het herstel van de Griekse economie is modernisering van de agrarische sector een onmisbare pijler. De Griekse agribusiness is zeer geïnteresseerd in Nederlandse agrarische technologie. Flink wat Nederlandse bedrijven zijn al tientallen jaren actief in de Griekse landbouw: zowel in het leveren van eindproducten (zoals zuivel en vlees) als in het opzetten van lokale productieketens. De Nederlandse agribusiness staat goed aangeschreven bij de oudere generatie Griekse ondernemers, maar is minder bekend bij de jongere generatie. Er liggen duidelijk kansen in het moderniseren van de Griekse groente en fruitteelt en in het optimaal gebruikmaken van de jaarrond productie. De ontwikkeling in Griekenland is vooral interessant voor Nederlandse exporteurs/ toeleveranciers van zaden, plantmateriaal, bestrijdingsmiddelen en verwerkingsproducten, evenals voor afnemers van groente en fruit, inclusief het biologische segment. Op de Summit spreken, naast de Griekse minister voor plattelandsontwikkeling en voedsel en medewerkers van de Europese Commissie, onder andere Laan van Staalduinen, directeur-generaal Sociale Wetenschappen-groep, Wageningen UR, en Simon Smits, directeur-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen, ministerie van EZ. Voor meer informatie: www.hazliseconomist.com of www.economistconferences.com/
agribusiness .
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
6
Strategieën voor de akkerbouwer en de veehouder
Schommelende prijzen grondstoffen Vorig jaar explodeerden de prijzen van graan en soja. Een recent ABN-Amrorapport geeft antwoord op drie vragen die invloed hebben op producenten en gebruikers van granen en oliehoudende zaden. Wat is er aan de hand in grondstoffenland? Hoe raakt dit ieders bedrijf? En welke strategieën zijn er om een akkerbouw- of veehouderijbedrijf hiertegen te beschermen? Prijzen van granen in Europa zijn historisch gezien laag, pieken uitgesloten. De markt is gewend aan lage grondstofprijzen. Producentenprijzen voor granen, vlees en eieren stegen daarbij veel minder snel dan de afgeleide consumentenprijzen. Lage producentenprijzen vormen in grote delen van de wereld onvoldoende stimulans om de productie te verhogen. De komende tien jaar is de landbouw in staat om in de groeiende mondiale behoefte te voorzien. De productie groeit sneller dan de wereldbevolking. Wel blijven wereldvoorraden laag, waardoor prijspieken optreden. Akkerbouwers profiteren van de groeiende wereldvraag en de bijbehorende hogere prijzen. Omdat op langere termijn ook de mondiale prijzen van zuivel, vlees en eieren meegroeien, zijn veehouders in elk geval in staat hun inkomen op peil te houden. Impact De invloed van graanprijzen op de akkerbouw is vooral indirect. Hoge graanprijzen gaan vaak samen met een goede prijsvorming voor andere gewassen; graan is een spilgewas. Melkveebedrijven voorzien grotendeels in hun eigen voerbehoefte. Dit maakt ze minder kwetsbaar voor hoge voerprijzen. Dat geldt niet voor varkens- en pluimveebedrijven: de impact van voerkosten is daar met 50 tot 70% van de totale kosten erg hoog. Deze bedrijven zijn daardoor kwetsbaar voor hoge grondstofprijzen. Strategieën ABN-Amro verwacht dat bedrijven de komende jaren meer gebruikmaken van instrumenten of strategieën die al voorhanden zijn. Meer bedrijven zullen een deel van hun productie of gebruik afdekken op de termijnmarkt. Het aantal bedrijven dat via eigen aankoop van enkelvoudige grondstoffen flexibel voert, zal toenemen. Ook gaan veehouders meer samenwerken met akkerbouwers. De belangen op het gebied van prijs zijn tegengesteld, maar beiden hebben behoefte aan voorspelbare prijzen. Verder zullen veehouders trachten de productie van graan in eigen hand te nemen door pacht of huur van grond, in binnen- of buitenland. Met eigen productie in het buitenland is de aanvoer van graan tegen kostprijs geborgd. Prijsvorming van agrarische grondstoffen is afhankelijk van veel factoren, waarvan de belangrijkste de productie is. De omvang van de productie wordt in hoofdzaak bepaald door het weer. Het wereldareaal groeit nauwelijks, vooral door de beperkte beschikbaarheid van zoet water. Hoewel de groei van productie per hectare afneemt, groeit de wereldproductie harder dan (de behoefte van) de wereldbevolking. Verbruik Het mondiale verbruik van voedsel neemt toe door bevolkingsgroei en veranderende consumptiepatronen. Welvaart vraagt om dierlijke producten en leidt tot extra vraag naar grondstoffen. De hervorming van het EU-landbouwbeleid resulteerde in lagere voorraden dan vroeger. Exportbeperkingen zoals die door veel landen worden toegepast, drijven de prijzen op. Daarnaast is politieke en sociale onrust slecht voor stabiliteit en landbouw. Mondialisering beïnvloedt de agrarische grondstofmarkten. Economische groeivertraging in opkomende landen leidt tot minder vraag en lagere prijzen.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
7
Gevolgen Tot 2050 groeit het verbruik van landbouwproducten met 60%. Door efficiëntie groeit de wereldproductie van voedsel sneller. De productiestijging van grondstoffen is tot 2021 in lijn met de vraag. De akkerbouw gaat een decennium met stevige opbrengstprijzen voor granen tegemoet. De veehouderij zal een stevige voerprijs ervaren, maar ziet ook de opbrengsten verbeteren. Zie het overzicht van mogelijke strategieën op pagina 8.
Hans van der Lee Op basis van het rapport Agrarische grondstoffenmarkt. Analyse, impact, strategie. ABNAmro Agrarische Bedrijven, Pierre Berntsen en ABN-Amro Sector Research, Thijs Pons, interviews Ronald Buitenhuis. Het rapport is te downloaden van www.abnamro.nl/ sectoragrarisch. Meer informatie: Pierre Berntsen, 020 - 628 12 65,
[email protected]. Jaap Haanstra, akkerbouwer in Flevoland en voorzitter LTO Akkerbouw, verbouwt op 118 hectare onder meer consumptieaardappelen, wintergraan, winterpeen, suikerbieten en knolselderij. “Je kunt je als boer tegenwoordig niet veel missers meer veroorloven. Een goede teler was in het verleden verzekerd van een goed inkomen. Maar alleen een goede teler zijn volstaat niet meer. Een moderne boer is een halve econoom. Tien jaar geleden wist ik – bij wijze van spreken – niet hoe je het woord volatiliteit uitsprak. Naast langjarig stijgende grondprijzen, stijgende graanprijzen, groter wordende bedrijven en een andere verhouding tussen eigen en vreemd vermogen, zie ik de beweeglijkheid van de markten als een enorme verandering, waarbij alles in elkaar grijpt. Is de graanprijs hoog, dan stijgen ook de prijzen van kunstmest en gewasbescherming, omdat boeren meer graan willen produceren. Dat zet druk op de bereidheid om grond voor aardappels te willen verhuren enzovoort. In de winter heb ik circa 4500 ton producten in de schuur liggen. Elke cent prijsfluctuatie, betekent een verschil van 45.000 euro. Het succes van een agrarisch ondernemer staat of valt met een paar centen. De scheidslijn tussen een rampjaar en een heel goed jaar is heel dun. De risico’s van de hedendaagse boer zijn complex. Waarom dek je die niet samen af? Waarom maak je als varkenshouder voor je grondstoffeninkoop geen deal met akkerbouwers? Vanuit LTO denken wij zelf ook na of we termijncontracten van graan niet kunnen koppelen aan zetmeelaardappelen, zodat je prijsfluctuaties kunt opvangen. Ik zie dat nog heel veel boeren voer op dagprijsbasis inkopen. In een volatiele markt is dat risicovol; soms moet je duur kopen. Ik denk dat de grootste gevaren bij de intensieve veebedrijven zitten. Melkveehouders zijn meestal qua voer zelfvoorzienend. Ik heb zelf vrije contracten, termijncontracten en ook participatiecontracten. Maar extra financiële instrumenten zou ik toejuichen.”
Bertus Verbeek uit Woudenberg is pluimveehouder. Samen met echtgenote Dikky houdt hij 150.000 hennen en koopt hij jaarlijks zo’n 5000 ton aan veevoergrondstoffen in. Sinds 2006 maakt hij in een eigen fabriek het voer voor zijn kippen. “Toen we in 2006 een stal bouwden, besloten wij ons eigen voer te gaan produceren. Onze belangrijkste grondstoffen zijn sojaschroot, maïs en tarwe. Daarnaast kopen we een kernvoeder in, waarmee we in combinatie met de enkelvoudige grondstoffen een compleet legpluimveevoer produceren. Zelf voer produceren bevalt prima, maar je moet er niet te licht over denken. De fabriek draait weliswaar automatisch, maar je hebt nog wel eens met een storing te maken. Voordeel van zelf voer maken, is dat er goed ingespeeld kan worden op de behoeftes van de dieren. Als bijvoorbeeld het weer omslaat, kunnen we daarop met de voersamenstelling inspelen. Goedkoper voeren was één van onze drijfveren. Het meest verdien je met inkopen op het juiste moment. Door onze werkwijze weten we gemiddeld een halfjaar vooruit wat de
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
8
voerkosten zijn. Zo dekken we ons in tegen onvoorziene voerprijsstijgingen en verkleinen we de risico’s. De grootste uitdaging is het bepalen van die juiste inkoopmomenten. Daarvoor volg ik nauwgezet de ontwikkelingen op de grondstoffen- en aandelenmarkten. Sinds 2008 zijn de grondstofprijzen een stuk onvoorspelbaarder geworden. De prijzen fluctueren meer dan voorheen, en dat maakt het nóg belangrijker om te kopen op de juiste momenten. De kunst is om op een zo laag mogelijk prijsniveau in te stappen. Heb ik te duur ingekocht, dan kan me dat veel geld kosten en kan ik er niet onderuit.”
Strategieën voor de akkerbouwer en de veehouder Strategie
Toelichting
Opmerkingen
1.
Kostprijsleiderschap Behoor tot de top 25% qua kostprijs
Veehouder en akkerbouwer: hoe lager de kostprijs, hoe minder kwetsbaar het bedrijf; minder grote verliezen in een slechte markt en bij prijsherstel eerder in staat te reserveren.
De Nederlandse akkerbouwer realiseert de hoogste hectareopbrengsten en de Nederlandse veehouderij heeft de hoogste voerefficiency in de wereld; dit zijn sterke troeven.
2.
Veel eigen vermogen c.q. hoge solvabiliteit
Dit geeft een buffer bij slechte prijzen. Niet onbelangrijk is dat er naast vermogen ook liquiditeiten zijn, zodat rekeningen betaald kunnen worden.
Na een spronginvestering ben je kwetsbaar. Het eigen vermogen is laag en de financieringslasten zijn hoog. Solvabiliteit biedt een buffer, maar is eindig.
3.
Verkoop of aankoop op een gunstig moment in combinatie met eigen opslag
Verkoop aan of aankoop van handel of mengvoerindustrie op een gunstig moment of tegen gunstige prijs.
Vergt marktinzicht en kennis over oogstverwachtingen, vraag en voorraden. Het valt niet mee om de markt structureel te verslaan. De markt is onvoorspelbaar en marktsignalen zijn niet altijd solide. Vergt investering in opslagcapaciteit + voorraad en extra arbeid. Vraagt om een nettobenadering (voordeel minus kosten voor eigen opslag). Veehouder heeft behalve opslag ook maal- of pletinstallatie nodig.
Akkerbouwer: kan zelf verkoopmoment bepalen. Kosten van opslag en schonen door derden vervallen.
Veehouder: is aan de markt op het oogstmoment.
4.
Voorkoop of vastleggen van voerprijs (veehouder)
Afspraak met mengvoer- of grondstoffenleverancier waarbij prijs en volume voor een vaste periode worden vastgelegd.
Risico is aanwezig dat je (achteraf) te duur hebt gekocht. Vraagt geen opslagcapaciteit of voorraadfinanciering. Aandacht voor de kwaliteit/samenstelling van de gekochte producten.
5.
Flexibel voeren; inzet van meerdere alternatieve grondstoffen (veehouder)
Ook wel ‘Het Nieuwe Voeren’ genoemd. Aankoop en opslag van droge en natte bijproducten en grondstoffen. Eigen voerinstallatie.
Vergt investering in opslagcapaciteit, voersysteem en voorraad. Bij nietrundveehouders vergt dat ook een maal- of pletinstallatie. Vereist kennis van voeding en techniek. Kwetsbaarheid voor bederf of kwaliteitsissues neemt toe.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
9
6.
Spreiden, verbreden of diversifiëren
Akkerbouwer: Spreiding in bouwplan dan wel voor meerdere markten telen. Veehouder: meerdere bedrijfstakken.
7.
Akkerbouwer spreidt standaard door zijn bouwplan. Verbreding of loon uit arbeid gaat een stap verder. De voordelen van specialisatie vervallen, voldoende schaalgrootte blijft van belang.
Voor- of achterwaartse integratie: Veehouder: teelt eigen graan of voedergewassen
Veehouder: Eigen teelt op huur- of pachtgrond. Dit biedt een stabiele prijs op acceptabel en voorspelbaar niveau. De afhankelijkheid van de markt is beperkt. Kosten van mestafzet zijn voorspelbaar. Risico op misoogsten is aanwezig.
Akkerbouwer: eigen afzet als eindproduct of verwerking tot vlees, eieren of melk
Menig akkerbouwer investeerde in het verleden in vleeskuikens. Enkelen overwegen melkvee na 2015.
8.
Samenwerking tussen veehouder en akkerbouwer
Aan- en afvoer zijn gegarandeerd, de tussenhandel vervalt. De prijs zal veelal de marktprijs volgen. Je kunt een prijs afspreken voor een langere periode. Naast graan of ruwvoer zijn ook afspraken over mest en mineralen mogelijk.
Ongunstige markten worden uiteindelijk doorvertaald in de prijs. In de melkveehouderij past een voercentrum in deze strategie (samenwerking tussen akkerbouwer en veehouder).
9.
Termijncontracten Het vastleggen van de prijs voor een bepaalde hoeveelheid product over x maanden (als ‘verzekering’).
Legt de prijs in de toekomst vast. Minder pieken en dalen.
Brengt extra kosten en liquiditeitsbehoefte met zich mee. Vergt kennis van termijnmarkten en contracten. Geen eigen opslagcapaciteit nodig. Kan gunstig en ongunstig uitpakken t.o.v. spotmarkt. Veehouder: De tarweprijs sluit niet volledig aan bij de mengvoerprijs.
10. Pool (akkerbouwer) Collectief gespreide afzet van het product.
Opbrengstprijs wordt gespreid bepaald. Dit dempt seizoeneffecten.
De pool maakt een slecht jaar niet goed. Een pool vermindert de kans op zeer slechte prijzen, en dus ook de kans op heel goede prijzen.
11. Doorgeven van (kost)prijsstijgingen aan volgende schakel(s)
Is ongebruikelijk in een commoditymarkt. Zou kunnen via afspraak met (eind)afnemer. In de transportsector worden brandstofprijsstijgingen wel doorgegeven.
Op termijn zullen bij hoge grondstofprijzen de prijzen van vlees, melk en eieren stijgen om sterke uitval van aanbod te voorkomen.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
Veehouder is niet meer afhankelijk van de markt voor graan of ruwvoer. De kostprijs is langjarig bekend: 16-19 ct. per kg tarwe op basis van pacht + loonwerk. Of 10 à 11 ct per kg melk dan wel ca. 10 ct per kg ruwvoer op basis van pacht en eigen mechanisatie. Vraagt om teeltkennis en eigen voorzieningen in opslag en voeren. Vraagt vakmanschap en investeringen. Alternatief is aankoop of intensieve samenwerking.
10
Kort graag... 11 vragen aan Bart Vrolijk, Landbouwraad in Buenos Aires
Het ministerie van EZ heeft ruim 50 landbouwafdelingen in evenzoveel landen. Elke maand maken we kennis met een van onze verre medewerkers. 1. Hoe bent u in dit werk terechtgekomen? Tijdens mijn studie Agrarische Economie in Wageningen heb ik stage gelopen in Peru. Na vijf jaar voor de FAO, de landbouw- en voedselorganisatie van de VN, te hebben gewerkt in Chili en Rome, ben ik in 2001 voor het toenmalige ministerie van LNV begonnen, met als aandachtsveld internationale handel. De afgelopen vijf jaar was ik landbouwraad in Brazilië.
2. Wat zou iedereen moeten weten over uw werkgebied? Dat het werkgebied na het sluiten eerder dit jaar van de ambassade in Montevideo bestaat uit vier landen: Argentinië, Chili, Paraguay en Uruguay. Dat het in oppervlakte even groot is als de EU-27 (!). Dat elk land zijn eigen cultuur en kenmerken heeft, en derhalve z’n eigen exportstrategie vanuit Nederland behoeft. En dat, in tegenstelling tot Europa, hier de economie wel goed groeit. Paraguay groeide in 2010 maar liefst 13 procent, een uitschieter. De gemiddelde groeipercentages in de regio liggen tussen de 4 en de 6 procent.
3. Wanneer denkt u ‘dit is een mooie dag’? Elke dag dat ik niet met de trein hoef.
4. Wat is uw grootste bron van ergernis? Diezelfde trein. De trein in Buenos Aires is vreselijk. Een eeuw geleden aangelegd door de Britten, sindsdien nooit onderhouden. Oud, vies, gevaarlijk, overvol, heet. Gemiddeld één aanrijding per week, in februari nog een ongeluk met 51 doden en 700 gewonden. Laatst moest ik er plots uit omdat er tijdens het rijden een wagon in brand vloog. Een schril contrast met de metro in Santiago de Chile die schoon, snel en veilig is. Een genot, letterlijk ‘vooruitgang’. Trouwens, de NS in Nederland is ook niet zo slecht.
5. Voor wie heeft u bewondering? Mijn vrouw Alexandra, en onze dochters Sofia (6) en Matilda (3). Omdat papa weer in een ander land ging werken, moesten zij hun beste vriendinnetjes achterlaten. Fantastisch te zien hoe snel ze zich hebben aangepast aan de nieuwe school en omgeving, en inmiddels vier talen spreken.
6. Welke sector laat hier absoluut kansen liggen? Naast de spoorwegen, bedoel je? We hebben in Argentinië gelukkig een goed draaiend 2g@there programma voor de aardappelketen, en hebben een studie laten uitvoeren naar de kansen voor de groentensector. Argentinië wil graag importen vervangen door eigen productie. Importeren is dus lastig, behalve als het bijdraagt aan de Argentijnse productie (inputs, kapitaalgoederen). Chili daarentegen wil binnen enkele jaren bij de top-10 van agro-exporteurs ter wereld horen, waarbij het vooral gaat om producten met toegevoegde waarde. Het land heeft geld om kennis en (voedsel) technologie in te kopen, zoals uit het Wageningen UR/Chile Centre of Excellence blijkt. Ook in de tuinbouwsector biedt Chili kansen, van tuinbouwzaden tot kassenbouw en –inrichting. Paraguay en Uruguay zijn relatief onbekend, en, hoewel vele malen groter dan Nederland, hebben ze een kleine interne markt. Groeicijfers zijn robuust. Belangrijke sectoren zijn vooralsnog rundvlees en soja.
7. Hoe staat het met duurzaam ondernemen in uw regio? Veel bedrijven produceren hier sustainable. In de graanteelt bijvoorbeeld door rotatie en niet te ploegen. Siembra-directa (directe inzaai) bespaart de boer niet alleen tijd en geld, het voorkomt ook onnodige CO 2 -uitstoot uit de grond. In de sojasector sluiten steeds meer bedrijven zich aan bij de Round Table on Responsible Soy, de RTRS. Het initiatief van
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
11
bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties moet de gehele sojaketen duurzamer maken. Argentinië kent ook een behoorlijke biologische sector.
8. Wat kan er op uw werkterrein beslist beter? 1) Het moest maar eens afgelopen zijn met de steeds toenemende (import)beperkingen in Argentinië, hetgeen zakendoen in dit fantastische landbouwland voor buitenlandse bedrijven frustreert. En de inflatie (25%) moet omlaag. 2) Door de focus op BRICS-landen, wordt wel eens vergeten welke kansen de groep landen biedt die daar net achter zit. Chili (maar ook Peru en Colombia) groeit dit jaar weer 6 procent, ruim driemaal zo hard als Brazilië, en kent vrijwel geen importtarieven. Het land heeft geld uit koperexporten beschikbaar voor investeringen in landbouw en voedselverwerking. Nederland kan eraan bijdragen dat landbouw, voedsel en tuinbouw ook in Chili een topsector wordt.
9. Welk lokaal gerecht is uw favoriet? Bife de lomo. Mals rundvlees van de parrilla, de Argentijnse BBQ. Uiteraard met een goed glas Malbec uit Mendoza.
10. Met wie zou u een avond op stap willen? Prinses Máxima. Ze woont als Argentijnse nu ruim 10 jaar in Nederland, ik woon als Nederlander sinds kort in Argentinië. Genoeg om over te praten, lijkt me.
11. Wat is uw sleutelwoord voor de toekomst? Het is beter vrolijk te zijn, dan Vrolijk te heten.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
12
Doel: versterken buitenlandse positie agrofoodsector
Frankrijk: nieuw ambitieus exportplan De economische gezondheid van het Franse bedrijfsleven en de krimpende Franse exportpositie op de wereldmarkt hebben grote aandacht van de Franse overheid. Het recente (kritische) rapport-Gallois bevat aanbevelingen voor versterking van de concurrentiekracht van het Franse bedrijfsleven. Maar ook een nieuw ambitieus exportplan voor de agrofoodsector is aangekondigd. De Franse voedingsmiddelenindustrie draagt, evenals de Franse vliegtuigbouw, de defensieindustrie en de luxegoederenindustrie, positief bij aan de handelsbalans. In 2011 was dit een positief saldo van € 11 miljard (+23% ten opzichte van 2010), na de forse terugval in 2009-2010. In 2012 tot en met de maand augustus bedroeg deze bijdrage aan de handelsbalans al € 12,6 miljard! De tendens is echter dat het positieve handelssaldo met de overige landen van de Europese Unie krimpt, terwijl het positief saldo met derde landen juist toeneemt. Dit saldo is vooral te danken aan (slechts) twee sterke sectoren: wijnen/gedistilleerd en zuivelproducten. De andere sectoren zijn minder solide. Een aantal sectoren heeft zelfs (structureel) een negatief handelssaldo, zoals de sectoren vis en visproducten, oliën en vetten en verwerkte groente en fruit. De concurrentie is groot. Het zijn vooral de kleinere ondernemingen met een gemiddelde omzet van € 1 à 2 miljoen die als gevolg van fusies of overnames verdwijnen. De helft van de Franse levensmiddelenindustrie bestaat uit coöperatieve ondernemingen. Deze zijn vooral in bepaalde sectoren en ook in bepaalde regio’s dominant, zoals de wijnbouw, diervoeders, kaasproductie en – in mindere mate – granen, zaaizaden en de groothandel. Het coöperatiewezen is georganiseerd in de belangenorganisatie COOP de France. Alleen InVivo behoort tot het ‘Europese topteam’ van coöperaties (met een zesde plaats). Zorg over exportpositie Een zorgpunt, dat door zowel de sector als de overheid wordt gedeeld, is de Franse concurrentiepositie in de context van toenemende mondialisering. De export- en importwaarden van verwerkte producten waren in 2011 respectievelijk € 41 en 34 miljard. Van de Franse export gaat 72% naar EU-lidstaten. 76% van de Franse import komt uit de EU. Nederland is de voornaamste leverancier, gevolgd door Spanje, België, Duitsland, Italië en het Verenigd Koninkrijk. Van buiten de EU is Brazilië de grootste leverancier. Tijdens de laatste SIAL hebben de ministers van Agro-Industrie (Garot) en Buitenlandse Handel (Bricq) een ambitieus steunplan voor de foodsector aangekondigd. Met als speciale focus de internationalisering van de Franse voedingsmiddelenindustrie en als logo France Bon Appétit. Doelstelling is het op weg helpen van Franse ondernemingen op internationale markten. 80% van de bedrijven in de Franse voedingsmiddelenindustrie exporteert niet. Partners in het exportplan zijn: Ubifrance, Sopexa, Adepta (ressorterend onder het ministerie van Landbouw en verantwoordelijk voor de promotie van machines en apparatuur voor agro & food in derde landen) en FranceAgriMer (uitvoerende instantie van het ministerie van Landbouw).
Alexandra Feekes, Bureau Landbouwraad Parijs
Ubifrance kent drie afdelingen: machines en technologie; wijnen, gedistilleerd en dranken; en agro & food. 80 vestigingen in 60 landen; 1400 medewerkers, van wie 1000 in het buitenland, waaronder 163 marktspecialisten. Begroting € 100 miljoen, waarvan 30% uit eigen inkomsten. Samenwerkingsakkoorden met Air France, Accor, SDV, Société Générale en HSBC.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
13
Actiepunten uit het exportplan • Oprichting van een investeringsbank; • Vereenvoudiging van administratieve (export)documenten; • Cursussen exportkennis voor voedingsmiddelenfabrikanten; • Het definiëren van prioritaire afzetmarkten. 87% van de Franse agrofoodexport gaat naar 31 landen. Hiervan zijn de voornaamste landen in de EU: Duitsland, Verenigd Koninkrijk, België en Italië. Buiten de EU zijn dat: Verenigde Staten, China, Zwitserland en Japan; • Eén logo voor het Franse foodproduct wereldwijd: France Bon Appétit. Dit logo bestond al sinds 2008 en wordt door zowel Ubifrance als Sopexa gehanteerd; • Het optimaal mobiliseren van alle overheidsdiensten voor het aanpakken van en anticiperen op bestaande handelsbarrières wereldwijd (monitoring systeem voor 49 ‘gevoelige’ exportproducten); • Efficiency-monitoring van de activiteiten van Ubifrance door het onderzoeksbureau IPSOS; • Inzet op een gelijk speelveld, onder andere juridische bescherming wereldwijd van geografische aanduidingen; • Voortzetting van het programma France Export, in de vorm van 1000 collectieve exportactiviteiten wereldwijd in samenwerking met vooraf geselecteerde ondernemingen; • Uitbreiding van het postennetwerk van Ubifrance. Opening van tien nieuwe kantoren; • Dienstverlening wordt meer individueel afgestemd op grootte van bedrijf met speciale aandacht voor het mkb; • Uitbreiding van het aantal stages van 7000 naar 15.000.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
14
Uit onverwachte hoek Nu nóg groener piepschuim Piepschuim is al een milieuvriendelijk product omdat het voornamelijk uit lucht bestaat en als isolatiemateriaal energiebesparend is. Synbra Technology maakt piepschuim dat nóg groener is: BioFoam. Niet dat het bedrijf Synbra Technology niet duurzaam was voordat het in 2006 begon met de productie van biologisch piepschuim. “Milieuvriendelijk zijn we altijd geweest”, zegt directeur Jan Noordegraaf. “Per kilo isolatiemateriaal van regulier EPS (expanded polystyrene)-piepschuim bespaar je tweehonderd liter aardolie. Met een levensduur van veertig jaar kun je dus nagaan hoeveel minder CO 2 -uitstoot dat is.” Maar het kan altijd nóg schoner, en daarom ontwikkelde Synbra in samenwerking met Wageningen UR een piepschuim op basis van polylactic acid (PLA), ofwel melkzuur, in plaats van aardolie om de polymeren te maken voor piepschuim. Dat melkzuur wordt gewonnen uit gefermenteerde suikers uit zetmeel of suikerriet. Het gas in de piepschuimkorrels is gezuiverd CO 2 uit de schoorstenen van een olieraffinaderij in Pernis, dat dus niet in de atmosfeer terechtkomt maar wordt hergebruikt. Het resultaat is BioFoam, een volledig afbreekbaar product dat kan worden gebruikt voor compost. “Maar daar zijn we nog niet tevreden mee”, zegt Noordegraaf. “We willen een volledig recyclebaar product, waar je na vermaling weer nieuw piepschuim van kunt maken, of dat je kunt omsmelten tot plastic granulaat voor biologisch plastic.” In 2010 werd Synbra voor deze duurzame vinding beloond met een gouden medaille voor het meest innovatieve product in de MKB Innovatie Top 100 van Syntens. Het jaar daarvoor kreeg Synbra al prijzen van de Federatie Nederlandse Rubber– en Kunststofindustrie en het marketingonderzoeksbureau Frost & Sullivan. Synbra is een relatief kleine speler op de Europese markt, met een productie van 60.000 ton regulier piepschuim, vijf procent van de totale Europese productie per jaar. “BioFoam maakt daar slechts een fractie van uit, het is nog heel pril”, aldus Noordegraaf. Wanneer de productie groter wordt wil Synbra andere methodes gebruiken om milieuvriendelijk piepschuim te produceren. Daarom wordt de mogelijkheid onderzocht om polymeren te winnen uit oud papier, rioolslib en plantenresten. ”BioFoam wordt voornamelijk in Nederland gebruikt”, vertelt Noordegraaf. “In Engeland en Frankrijk wordt het mondjesmaat gebruikt. Er is ook belangstelling vanuit Japan, China en Australië, maar we zijn een klein bedrijf en we hebben de middelen niet om nu al wereldwijd de boer op te gaan. We gaan de BioFoam eerst maar eens in Nederland en Europa tot wasdom brengen. Daarna zien we verder.”
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
15
Column Philip den Ouden Directeur Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) ‘Waar de landbouwattaché is, is de nering’ Een verbastering van het gezegde ‘waar het volk is, is de nering’, wat zoveel betekent als: waar mensen zijn, kan men ook handel drijven. Niks nieuws. Al eeuwenlang weten we wij Nederlanders als geen ander dat we dichtbij, maar ook ver van huis handel kunnen drijven. Sterker nog, door onze eigen beperkte afzetmogelijkheden is een sterke handelspositie voor ons economisch bezien cruciaal. Helaas hebben onze concurrerende landen het handelen ook goed in de vingers en daarom moet Nederland extra zwaar inzetten op exportmogelijkheden, commerciële diplomatie en nation branding . Als het gaat om export in verwerkte voedingsmiddelen (jaarlijkse exportwaarde € 30 miljard), is met name het mkb en mkb+ zeer geholpen bij enige informatievoorziening en ondersteuning in de handelsmissie. Bijvoorbeeld: advies over handelspartners en specifieke sectorgerichte marktinformatie (de voedselvoorkeur is immers onderhevig aan lokale smaken en gewoonten, denkt u aan drop of haring), maar ook handelsbemiddeling, nation branding en het wegnemen van handelsbelemmeringen (vooral veterinair en fytosanitair). Al deze taken behoren momenteel tot de dienstverlening van de landbouwattachés bij de Nederlandse ambassades. Een zegen voor de exporterende mkb-er. Desondanks heeft het kabinet Rutte-II aangekondigd vanaf 2015 fors te gaan bezuinigen op de economische diplomatie.
Penny wise , maar pound foolish . Des te meer, omdat onze concurrerende landen binnen en buiten Europa hun activiteiten in het buitenland juist intensiveren. Nederland is nu nog de op één na grootste landbouwexporteur ter wereld, mede te danken aan de succesvolle ondersteuning door het landbouwnetwerk overal ter wereld. Maar de concurrentie ligt op de loer. Efficiëntere samenwerking tussen Europese lidstaten in de buitenlandse diplomatie wordt als een kansrijke optie geschetst, maar niet vergeten mag worden dat de lidstaten zowel binnen als buiten Europa veelal directe concurrenten zijn waar het gaat om het ontsluiten van buitenlandse markten. De landbouwattachés leveren Nederland dusdanig veel op, dat het kabinet Rutte-II er goed aan zou doen de bezuinigingen nog eens tegen het licht te houden. Er zijn kansen: op 14 maart zal de Tweede Kamer met Minister Ploumen spreken over de mogelijkheden om via handelsmissies en exportbevordering ‘de nering naar het volk te brengen’.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
16
Fytosanitair, voedselveiligheid en gewasbescherming
Nieuwe wetgeving Vietnam Het Vietnamese ministerie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (MARD) werkt momenteel aan nieuwe wetgeving op het terrein van fytosanitaire zaken, voedselveiligheid en gewasbescherming. Eind november bezocht een officiële delegatie uit Vietnam ons land om kennis en ervaring uit te wisselen op bovengenoemde terreinen. Het werkbezoek had als doel uitwisseling van knowhow over fytosanitaire zaken, voedselveiligheid en gewasbescherming. Na afloop gaf het hoofd van de Vietnamese delegatie aan dat zijn land als gevolg van de opgedane kennis in haar nieuwe wetgeving meer rekening zal houden met internationale en Europese wet- en regelgeving. Voor de import van nieuwe producten zal in de toekomst, overeenkomstig het beleid van vele landen, eerst een Pest Risk Analysis (PRA) dienen te worden uitgevoerd. Op basis van deze analyse wordt bepaald aan welke fytosanitaire eisen de ingevoerde producten moeten voldoen, opdat ze toegelaten worden in het land. Transitieland Vietnam behoort tot de groep van economisch snelst groeiende landen in de wereld. Met een omvang zo groot als Duitsland en een markt van ruim 87 miljoen consumenten heeft het land een enorm potentieel als leverancier van grondstoffen en als afzetmarkt voor landen tuinbouwproducten. Bovendien is Vietnam in 2007 lid geworden van de WTO en staat het land nu meer open voor regels en procedures die zijn opgenomen in internationale conventies en verdragen. Vietnam is dan ook niet voor niets één van de zogenoemde transitielanden van het ministerie van Economische Zaken (zie kader). Nederland en Vietnam werken inmiddels met programma’s en projecten al nauw met elkaar samen. Programma Het Derde Landenteam voor Markttoegang Fytosanitair van het ministerie van Economische Zaken had in nauwe samenwerking met de Landbouwraad Hanoi en andere collega’s van EZ, NVWA, keuringsdiensten en CTGB een gedegen programma voor de Vietnamese delegatie opgesteld. De presentaties richtten zich vooral op het internationale, Europese en nationale kader van fytosanitair-, voedselveiligheids- en gewasbeschermingsbeleid en de uitvoering, handhaving en de controle ervan. Zo werd de Vietnamese delegatie onder andere geïnformeerd over de rol van International Plant Protection Convention (IPPC), het besluitvormingsproces van de Europese Unie, de herziening van de Europese fytosanitaire richtlijn en het Nederlandse fytosanitaire systeem. Bij het thema voedselveiligheid lag de nadruk vooral op de Maximum Residue Levels (MRL’s) en bij gewasbescherming op de toelating en registratie en het zorgvuldig gebruik van bestrijdingsmiddelen. Verder werden de Rotterdamse havens en een aantal bedrijven in de regio bezocht en woonden de delegatieleden een exportinspectie bij van de keuringsdienst Kwaliteits Controle Bureau (KCB) op een bloemenveiling in Aalsmeer. Markttoegang Het Derde Landenteam voor Markttoegang Fytosanitair van het ministerie ontving de afgelopen periode signalen vanuit de sector dat Vietnam door de nieuwe fytosanitaire wetgeving mogelijk per 1 januari 2013 de toegang van planten en plantaardige producten tot haar markt zou tegenhouden dan wel beperken. Eén van de delegatieleden liet echter weten dat deze zorgen van Nederlandse bedrijven ongegrond zijn. Allereerst is de verwachting dat de nieuwe wet pas eind 2014 in werking treedt. Verder zou de Nederlandse handel in al eerder naar Vietnam geëxporteerde producten gewoon doorgang vinden, aldus de Vietnamese vertegenwoordiger van het ministerie. Wel is het zaak dat Nederland binnenkort met een overzicht van traditionele handelsstromen komt,
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
17
waardoor ook de vergunningen in principe kunnen worden afgegeven. Voor de invoer van geheel nieuwe producten, zal een PRA worden vereist, zoals gezegd. Vervolg in 2013 Tijdens het formele overleg werd afgesproken om de samenwerking tussen Nederland en Vietnam in 2013 op genoemde terreinen voort te zetten. Besloten werd dat Nederlandse en Vietnamese experts volgend jaar gezamenlijk optrekken met als doel elkaar te informeren en trainen op het gebied van het opstellen van pest risk analyses en op risico gebaseerde inspectiemethoden (fytosanitair en voedselveiligheid). Bovendien stond er voor deze maand, in het kader van bilaterale landbouwsamenwerking, een officieel bezoek van DG AGRO aan Vietnam gepland.
Meeuwes Brouwer, namens Derde Landenteam Markttoegang Fytosanitair, ministerie van Economische Zaken
Transitiefaciliteit: financieringsinstrument voor het mkb De Transitiefaciliteit is een nieuwe werkwijze gericht op Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika. De transitielanden Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika worden gerekend tot de landen die internationaal als veelbelovend worden gezien, vanwege een relatief goed investeringsklimaat, adequaat economisch beleid en ontwikkelde financiële sector, een snel groeiende middenklasse, relatief jonge bevolking en de stabiele politieke situatie (Colombia, Indonesië, Vietnam, Egypte, Turkije en Zuid-Afrika). Dit zijn belangrijke ingrediënten voor duurzame economische groei en daarmee een interessante afzetmarkt voor de Nederlandse export. De Nederlandse overheid werkt op het gebied van ontwikkelingssamenwerking intensief samen met vijftien partnerlanden. Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika maakten daar ook deel van uit en zijn nu uitverkozen tot transitieland. Transitielanden zijn middeninkomen-landen of landen die deze status bijna bereikt hebben. Deze landen zijn vanwege de sterke economische groei steeds minder afhankelijk van ontwikkelingssamenwerking en daarnaast bieden deze landen steeds meer mogelijkheden voor een duurzame economische relatie met Nederland. De overgang van een ontwikkelingsrelatie naar een economische relatie kan niet zonder het Nederlandse bedrijfsleven. Bij de uitvoering van de transitiefaciliteit zal daarom zoveel mogelijk tegemoet worden gekomen aan de wensen van het Nederlands bedrijfsleven: zij weten immers wat nodig is om een positie te krijgen op de markten van de transitielanden. Een op maat gemaakte aanpak met de kennis en instrumenten van zowel het ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) als het ministerie van Economische Zaken (EZ) helpt om de economische relatie vorm te geven. Beide ministeries financieren dit instrument. Het idee van deze nieuwe aanpak is om, met behulp en inzet van Nederlandse kennis en kunde, het ondernemersklimaat in het transitieland te verbeteren en de belemmeringen voor het Nederlandse bedrijfsleven weg te nemen. Doelstellingen voor Vietnam zijn: verbetering van het ondernemingsklimaat; vergroting van de omvang van de (duurzame) handel, investeringen en diensten door Nederlandse bedrijven met het transitieland. De Transitiefaciliteit is gericht op het Nederlandse (mkb-)bedrijfsleven. Uitvoering ervan ligt bij de Nederlandse ambassades en de consulaten-generaal in de betreffende landen evenals bij Agentschap NL. Voor meer informatie over export naar / zakendoen in Vietnam, zie www.agentschap.nl.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
18
Exportise Trilobes maakt sinaasappelen groen In het Friese Joure werkt Trilobes hard aan het verduurzamen van de productieproces van sap. En met succes. Het twaalf man tellende bedrijf is inmiddels een belangrijke speler op de internationale markt. Er worden wereldwijd grote hoeveelheden voedsel van het ene naar het andere werelddeel getransporteerd. Dat kost veel geld en energie, er komt CO 2 bij vrij, het is kostbaar en vervuilend. Maar ja, iedereen wil wel graag een lekker glaasje sinaasappelsap op z’n tijd en sinaasappelen moeten van ver komen. Verder dan Spanje, dat bij lange na niet zoveel sap produceert als in Nederland wordt geïmporteerd. “Wij importeren in Europa twintig keer zoveel sap uit Brazilië als Spanje produceert”, aldus Diederik Brasser van Trilobes. “Sinaasappelen groeien nou eenmaal het best in Brazilië, net zoals Mercedessen in Duitsland”, grapt hij. Trilobes betekent ‘drielob’, drie cirkels die in elkaar grijpen. Het bedrijf is zo genoemd omdat het is opgericht door drie partners: naast Brasser zelf ook Eric van der Zalm en Gert Jan Vossnack. Zij hebben zich erop toegelegd die gigantische hoeveelheden sinaasappelsap, die Brazilië produceert, zo kosteneffectief én duurzaam als mogelijk naar Europa te krijgen. Daarvoor ontwerpen ze complete toeleveringsketens voor ‘liquid foods’, vloeibare voedingsmiddelen. Van opslagtanks en terminals tot de schepen waarmee de sappen de hele wereld over gaan. “Eenmaal in Europa –alle grote sapterminals staan in de Benelux- moeten de sappen nog naar de verschillende Europese bestemmingen worden vervoerd”, aldus Brasser. “Per vrachtwagen is dat ook weer relatief duur en vervuilend, bovendien is er risico op kwaliteitsverlies. Dus hebben we ook een infrastructuur ontworpen om de sappen met schepen hetzij langs de kust, hetzij via de binnenvaart te distribueren.” De duurzaamheid van Trilobes zit ‘m ook in de ontwikkeling van agrofoodsectoren in bijvoorbeeld Amerikaanse en Afrikaanse landen. Zo is Trilobes bezig met het opzetten van een toeleveringsketen voor een grote corporatie van kleine sinaasappelboeren in een Latijns-Amerikaans land in samenwerking met de overheid. “Op die manier dragen we een steentje bij aan de economische ontwikkeling van dat land, denken we dan als Trilobes niet zonder trots”. Zelf vertrekt hij binnenkort naar een Noord-Afrikaans land om daar te vertellen over de projecten die Trilobes kan leveren voor sinaasappelboeren en sapproducenten aldaar. “We zijn maar een klein bedrijf”, zegt Brasser. “Toch zijn we bekend over de hele wereld vanwege onze technische knowhow en omdat we complete systemen op maat ontwerpen, waarvan we de bouw uitbesteden.” De drie oprichters vullen elkaar perfect aan. Brasser heeft een economische achtergrond, Vossnack komt uit een familie van scheepsarchitecten en Van der Zalm is zowel technische als commerciële man, die bovendien vloeiend Portugees spreekt. “We zijn een supergespecialiseerd team met twintig jaar ervaring”, aldus Brasser.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
19
En dankzij die geconcentreerde kennis van Trilobes wordt de ‘carbon footprint’, de totale hoeveelheid broeikasgas die vrijkomt bij de productie en verspreiding van het sap, aanzienlijk verkleind. “Making orange greener”, besluit Brasser. De exportise van: Diederik Brasser Functie: directeur/mede-eigenaar Bedrijf: Trilobes Sector: logistiek
www.trilobes.com
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
20
Naoogst Dutch Dairy Centre gestart Het Dutch Dairy Centre (DDC) heeft als doel het versterken van het imago van Nederland als zuivelland in het buitenland, het optimaliseren van de exportkansen, het uitwisselen van kennis met de Dairy Campus en de sector onder de aandacht houden in Den Haag. Op 29 november 2012 is het DDC officieel van start gegaan, op de Dairy Campus bij Leeuwarden. Nederland staat wereldwijd bekend als zuivelland en neemt een stevige positie in als het gaat om export. De sector draagt bovendien substantieel bij aan de Nederlandse economie. Uiteraard gaat dat niet vanzelf en de concurrentie vanuit andere exporterende landen is groot. Het voorlopige bestuur van het DDC bestaat uit: R. Liet van Trioliet, W. Beukema van Deltra instruments, H.J. van der Beek (voorzitter) van UNIFORM-Agri en adviseur S. van der Zwaag van The Friesian. Het belang van de netwerkfunctie bij de exporterende bedrijven en de aantrekkingskracht van de Dairy Campus zijn belangrijke elementen bij het verwezenlijken van de doelstellingen. Meer informatie over het Dutch Dairy Centre via voorzitter Harm Jan van der Beek, 06 – 53 29 52 05. Direct aanmelden voor een lidmaatschap kan ook bij:
[email protected] .
The Friesian doet zaken in Azerbeidzjan Begin december 2012 vond het laatste transport plaats van drachtige vaarzen naar Azerbeidzjan. In elf dagen reisden de 220 vaarzen in eerste klas langeafstandswagens naar Bakoe. De reis is voor de dieren goed verlopen. Al eerder in 2012 werden er 440 vaarzen naar Bakoe getransporteerd door The Friesian. In opdracht van een privéonderneming levert het bedrijf een grootschalig turnkey project op. Vorig jaar begon men met de teelt van maïs en gras, zodat de voervoorziening in orde zou zijn voordat de eerste dieren arriveerden. Het maïs en gras wordt gemengd met krachtvoer en de kwaliteit van het voer wordt onderzocht door het vorig jaar geopende laboratorium van BLGG in Rusland. Het project behelst verder gebouwen met een complete stalinrichting, managementsoftware en zelfs een kleine productielijn voor kaas. Bij het afkalven in het voorjaar zal een Nederlandse dierenarts aanwezig zijn. Ook de invoer van data in het softwarepakket wordt onder begeleiding uitgevoerd. En als de software draait, kan de boerderij op afstand door The Friesian begeleid worden. Het consortium WUR/The Friesian ondertekende op 13 september 2012 een intentieverklaring met de Ganja Landbouwuniversiteit van Azerbeidzjan, over het opzetten van een internationaal erkende (AGRIMBA) MBA-cursus. Deze cursus op het gebied van landbouw en het opzetten van een kleinschalige melkveehouderij (50 koeien) is bedoeld om de kennis op het gebied van familiebedrijven te verbeteren. Ook wil men studenten opleiden om in de toekomst werkzaam te zijn voor grootschalige bedrijven. Met deze activiteiten wordt een stap gezet in de ontwikkeling van de melkveehouderijsector in Azerbeidzjan.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
21
Tuinbouw samen naar China Elf bedrijven en organisaties uit de Nederlandse agrosector hebben op 13 december 2012 een overeenkomst getekend voor een meerjarige, gezamenlijke benadering van de Chinese tuinbouwsector. De overeenkomst onder de noemer PIB Horti China betreft drie belangrijke regio’s: Shanghai, Peking en de provincie Shandong. Ondertekenaars zijn onder meer Grodan, WUR, Philips, Ludvig Svenson, Greenport Holland International en NL EVD Internationaal. Het programma Partners for International Business (PIB) faciliteert, veelal gekoppeld aan het topsectorenbeleid, Nederlandse bedrijven die hun krachten bundelen in een samenwerkingsverband om geselecteerde kansrijke markten te bewerken en marktbelemmeringen weg te nemen. De inbreng van de rijksoverheid concentreert zich met name op economische diplomatie, kennisuitwisseling, promotie en matchmaking. Financieel commitment van het bedrijfsleven is essentieel onderdeel van de PIB. Doelstelling van PIB Horti China is te komen tot een succesvol verdienmodel voor exporteurs naar China van groenten en fruit, sierteeltproducten en inputs voor de tuinbouwsector. Daarmee zal een bijdrage worden geleverd aan de ontwikkeling van duurzame en moderne ketens in de Chinese tuinbouw en de beschikbaarheid van voldoende veilig voedsel en producten van goede kwaliteit in de Chinese steden. De overeenkomst kent drie modules, gericht op betaalde kennisoverdracht en advisering, marketing en relatiemanagement, en verbetering van de toegang tot de beschermde (en ondoorzichtige) Chinese markt.
Nederlandse knowhow voor Indiase vleesverwerkende industrie Het was in juni 2011 dat het Productschap Vee en Vlees een intentieverklaring met de Indiase NMPPB (National Meat and Poultry Processing Board) ondertekende over het beschikbaar stellen van Nederlandse kennis en ervaring voor de vleesverwerkende industrie van India. Doelen: het verbeteren van de hygiënische omstandigheden, het standaardiseren van productieprocessen, het verminderen van afvalstromen, en het zetten van een eerste stap richting traceerbaarheid. Van 10-13 december 2012 vond het officiële startsein plaats van dit project, Train the Trainer genaamd. Dit onder toeziend oog van een aantal hoogwaardigheidsbekleders waaronder de Nederlandse ambassadeur in India en Rakesh Kackar, staatssecretaris van het ministerie van Voedselverwerkende Industrieën (MoFPI). Arie Veldhuizen, Landbouwraad voor India en Sri Lanka, coördineert het project. “De gedachte achter dit programma is dat we kunnen laten zien hoe we in Nederland vlees verwerken. En onze visie reikt verder dan alleen dit trainingsprogramma. Ook op de langere termijn zien wij mogelijkheden voor samenwerking met India. Zo is overeengekomen met de Indiase overheid om een kennisinstituut ‘Centre of Meat Excellence’ op te zetten in de deelstaat Uttar Pradesh. Dat kennisinstituut zal gericht zijn op educatie en er komt een hypermodern slachthuis vlakbij het instituut. Op deze manier geven Nederland en India concreet invulling aan dit samenwerkingsverband.”
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
22
Grensverleggers Indigo Solutions spreekt de taal van de klant Indigo Solutions zorgt voor automatisering van tuinbouwbedrijven. Het bedrijf ontwikkelt en levert Enterprise Resource Planning (ERP) voor de tuinbouw, gebaseerd op het standaardpakket Microsoft Dynamics NAV. Bijna alles is geautomatiseerd in het bedrijfsleven, maar enige samenhang tussen alle geautomatiseerde processen ontbreekt vaak. Neem orchideeënveredelaar Peerdeman Orchid Concepts. Die had een plantprogramma voor de voorraadbeheer, Excel voor de planning en Flynth voor de financiële administratie. Integratie tussen de disciplines ontbrak, waardoor er te weinig inzicht was in de samenhang van de organisatie en dus te weinig sturingsmogelijkheid. De oplossing is een ERP-pakket, dat alle geautomatiseerde processen stuurt. Peerdeman ging er naar op zoek, maar ontdekte dat zoiets voor de tuinbouwsector niet bestond. Gelukkig vond hij het bedrijf Indigo Solutions. “Wij leveren een ERP-oplossing speciaal voor de tuinbouw, op basis van het standaard ERP-product Microsoft Dynamics NAV”, zegt Annelies Michels, van de marketing- en communicatieafdeling van Indigo Solutions. “Het innovatieve zit ‘m in de role tailored interface.” De kern van deze interface is het ‘rol-gebaseerde’ karakter. In een scherm met internetbrowser-achtige trekken worden stapeltjes getoond van werkzaamheden die de medewerker dient te verrichten. Die zijn gebaseerd op een specifieke reeks van taken voor de desbetreffende medewerker.” Het bedrijf is in 2006 opgericht, en in relatief korte tijd uitgegroeid tot een belangrijke speler op de markt. Er zijn meer dan 250 gebruikers actief, niet alleen in Nederland maar ook in de VS, Canada, Australië en België. “En we gaan nog internationaler omdat we bezig zijn met het ontwikkelen van een nieuw concept; Repeatability”, aldus Michels. “Met dit cloudconcept maakt de klant eenvoudiger gebruik van de meest moderne soft- en hardware. De hardware, zoals een goede server, is geen zorg meer voor de kweker aangezien alles bij een externe leverancier, de hoster, wordt ondergebracht.” Het concept bestaat uit een intensieve begeleiding bij het gereedmaken van de eigen organisatie voor het gebruik van ERP. “Onze medewerkers zijn een mix van mensen met een tuinbouwachtergrond en ICT-mensen”, aldus Michels. “Mensen met de juiste kennis, knowhow en inlevingsvermogen. Hierdoor is onze taal de juiste, namelijk die van onze klant”. Indigo heeft twee standaard softwarepakketten: IS Agriware, voor een optimaal inzicht in de logistieke en financiële processen, en ISAL voor de aansturing, visualisatie en communicatie van en met diverse mechanische systemen. De getuigschriften van de diverse tevreden cliënten van Indigo liegen er niet om. ‘Onze processen zijn transparanter geworden, de organisatie is beter stuurbaar geworden en we hebben meer grip’, aldus Van Zanten Plants. ‘Indigo kon zich snel verplaatsen in wat er bij ons gebeurt’, zegt Van Geest plantenkwekerij. ‘Ik zou de oplossing zeker aanbevelen bij collega kwekers’, aldus Kalanchoë-kweker Slijkerman. “Onze kracht zit in de samenwerking met de klant”, legt Michels uit. “De software wordt samen met onze klanten verder doorontwikkeld, dat is een verrijking van onze tuinbouwoplossing. Hierdoor kunnen we onze klanten steeds meer standaard functionaliteit bieden die voldoet aan de wensen van de markt.”
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
23
Activiteitenkalender 2013 Onderstaande activiteiten zijn op alfabetische volgorde gerangschikt per regio en per land AFRIKA
OVERIG EUROPA
Zuid-Afrika 3-8 maart Collectieve beursdeelname en handelsmissie tuinbouwsector
Oekraïne 12-14 februari Holland Paviljoen tijdens InterAgro (landbouwbrede vakbeurs)
Inlichtingen uitvoering NL EVD Internatonaal •
[email protected] Inlichtingen markt Landbouwraad •
[email protected]
Inlichtingen uitvoering Ministerie van EZ Inlichtingen markt Landbouwraad •
[email protected]
AZIË/OCEANIË Vietnam 10-14 maart Uitgaande missie AGF-sector (productie en verwerking) naar Ho Chi Minh-stad en Dalat
Inlichtingen uitvoering NVCC / NCH •
[email protected] Inlichtingen markt Landbouwraad •
[email protected]
Rusland 16-29 november Holland Paviljoen tijdens YugAgro 2013 (landbouwbrede vakbeurs)
Inlichtingen uitvoering NCH •
[email protected] Inlichtingen markt Landbouwraad •
[email protected]
EUROPESE UNIE Verenigd Koninkrijk 18-20 maart Oriëntatiereis / handelscontactreis Britse voedingsmiddelenmarkt
Inlichtingen uitvoering NBCC •
[email protected] Inlichtingen markt Landbouwraad •
[email protected]
Nieuwe website online: TOP Horticulture Onlangs is de Engelstalige website ‘Dutch Horticulture: a TOP industry’ online gegaan op www.tophorticulture.com . Deze etaleert de veelzijdigheid van en best practices uit de Nederlandse tuinbouwsector door middel van interviews met alle winnaars van de Tuinbouw Ondernemers Prijs (TOP), sinds het instellen daarvan in 1987. Doel is het delen van deze informatie met buitenlandse partijen in agro-bedrijfsleven, -overheid en -wetenschap. De TOP wordt ondersteund door een aantal organisaties in en om de tuinbouwsector. Een vakjury met een representatieve dwarsdoorsnede van de kennis en ervaring die de sector rijk is, kiest de winnaar. In 2012 was dit Enza Zaden. De website is gerealiseerd op initiatief van het ministerie van Economische Zaken.
Berichten Buitenland, nummer 12, december 2012/januari 2013
24