Inkomen verklaard? Het inkomen van werknemers en zelfstandigen nader bekeken
Linda Moonen Centraal Bureau voor de Statistiek
[email protected]
Samenvatting In dit artikel is onderzocht welke factoren van invloed zijn op de hoogte van het inkomen uit betaald werk. De resultaten tonen aan dat het inkomen van werknemers voor bijna 75 procent kan worden verklaard door de in het model opgenomen factoren. De wekelijkse arbeidsduur en op enige afstand het beroepsniveau leveren verreweg de grootste bijdrage aan de verklaring van het inkomen. Er bestaat een zeer sterke samenhang tussen beroeps- en opleidingsniveau. Omdat het beroepsniveau vanuit causaal perspectief deels te beschouwen is als een resultante van de genoten opleiding, speelt opleiding via deze indirecte weg eveneens een belangrijke rol in de verklaring van inkomen. De analyses voor de groep zelfstandigen geven een ander beeld: de totale verklaarde variantie bedraagt slechts 15 procent. Hiermee is de verklarende kracht van het regressiemodel voor zelfstandigen zeer beperkt, zeker in vergelijking met het model toegepast op werknemers. Ook voor zelfstandigen dragen de wekelijkse arbeidsduur en het beroepsniveau het meeste bij aan de verklaring van de hoogte van het inkomen.
1
1. Inleiding In dit artikel wordt de samenhang onderzocht tussen het inkomen van personen en verschillende kenmerken van de persoon. Uit eerder onderzoek blijken zowel demografische als sociaaleconomische kenmerken samen te hangen met de hoogte van het inkomen (Berends-Ballast, 1986). Vanuit de Inkomensstatistiek van het CBS zijn echter weinig gegevens beschikbaar die in dit opzicht relevant kunnen zijn. Zo zijn er geen gegevens beschikbaar over het hoogst behaalde opleidingsniveau, of over de positie op de arbeidsmarkt. Ook belangrijke baankenmerken, zoals de wekelijkse arbeidsduur, ontbreken in de Inkomensstatistiek. Door een koppeling van gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking en de Inkomensstatistiek kunnen gegevens over opleidingsniveau en arbeidspositie wel gecombineerd worden met inkomensgegevens. Hierdoor is het mogelijk om de samenhang tussen het inkomen van personen en verschillende persoons- en arbeidskenmerken te onderzoeken. Het artikel is als volgt opgebouwd. In paragraaf 2 wordt de gehanteerde onderzoeksmethode toegelicht. Ook wordt ingegaan op de data die gebruikt is voor het onderzoek. Omwille van de grote verschillen tussen werknemers en zelfstandigen zijn voor beide groepen aparte analyses uitgevoerd. Paragrafen 3 en 4 beschrijven de resultaten afzonderlijk voor werknemers (§3) en zelfstandigen (§4). Paragraaf 5 bevat de conclusies van het onderzoek.
2. Onderzoeksmethode 2.1 Data Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB), verrijkt met gegevens uit de Inkomensstatistiek. De doelpopulatie omvat personen van 15 tot 65 jaar die betaald werk hebben van minimaal één uur per week en die een eigen inkomen hebben. In de EBB worden steekproefpersonen op vijf verschillende momenten geïnterviewd: een eerste, uitgebreide peiling en vier kortere vervolgpeilingen. In elke vervolgpeiling worden onder andere vragen gesteld over eventuele veranderingen in de arbeidssituatie die hebben plaatsgevonden. De in dit onderzoek uitgevoerde regressieanalyses beperken zich tot het gebruik van gegevens uit de eerste peiling (de unieke cases). Voor de overige analyses zijn de gegevens uit alle peilingen gebruikt. 2.2 Onderzoeksmethode Om de relatie tussen het inkomen en verschillende verklarende factoren te onderzoeken wordt gebruik gemaakt van multipele lineaire regressieanalyse. Omdat er over het algemeen geen lineair verband
2
bestaat tussen het inkomen en de verklarende factoren, wordt doorgaans een logaritmische transformatie op het inkomen toegepast. In dit onderzoek is de natuurlijke logaritme van het inkomen de te verklaren variabele. De verklarende variabelen (zie paragraaf 2.3) zijn allemaal als categoriale variabelen ingedeeld en worden als dummyvariabelen in het regressiemodel opgenomen. De regressievergelijking is dan gelijk aan
ln(Y ) = met
+ 1 D1 + K + k Dk +
ln(Y)
(1)
de natuurlijke logaritme van het inkomen Y, de constante,
1
…
k
D1 … Dk
de regressiecoëfficiënten, de dummyvariabelen, de storingsterm.
Het inkomen kan vervolgens bepaald worden met behulp van de formule
Y = e * e 1 D1 * K * e Hierin is e
k Dk
*e .
(2)
gelijk aan het zogenaamde referentie-inkomen en de termen e
i Di
zijn de
vermenigvuldigingsfactoren ten opzichte van het referentie-inkomen. Aan de hand van de uitkomsten van de regressieanalyse kan worden bepaald welke factoren een significante samenhang met het inkomen hebben1. Om na te gaan welke factor de grootste bijdrage heeft aan de totale verklaarde variantie is gekozen voor het uitvoeren van forward stepwise regressieanalyses. 2.3 Verklarende variabelen In de analyses worden zowel persoons- als arbeidsgerelateerde achtergrondkenmerken meegenomen. Bij persoonskenmerken gaat het om de kenmerken geslacht, leeftijd, burgerlijke staat, positie in het huishouden, de aanwezigheid van minderjarige kinderen in het huishouden, etniciteit en opleidingsniveau. Tabel 1 geeft een overzicht van deze kenmerken en de gehanteerde klasseindelingen.
1
Eventuele interacties tussen de opgenomen factoren zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
3
Tabel 1. Verklarende factoren en klasse-indelingen: persoonskenmerken ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Geslacht
Mannen Vrouwen
Leeftijd
15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
Burgerlijke staat
Ongehuwd Gewhuwd / partnerschap Gescheiden Verweduwd
Positie in het huishouden
Alleenstaande Alleenstaande ouder Lid van ouderpaar Lid van paar (geen ouder) Overig lid van het huishouden
Minderjarige kinderen in het huishouden
Geen minderjarige kinderen in het huishouden Wel minderjairge kinderen in het huishouden
Etniciteit
Autochtoon Westerse allochtoon, eerste generatie Westerse allochtoon, tweede generatie Niet-westerse allochtoon, eerste generatie Niet-westerse allochtoon, tweede generatie
Opleidingsniveau
Basisonderwijs Vmbo, mbo1, avo onderbouw Havo, vwo, mbo Hbo, wo bachelor Wo master, doctor -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De arbeidsgerelateerde kenmerken die in de modellen zijn opgenomen zijn de wekelijkse arbeidsduur in uren, het beroepsniveau, de bedrijfssector, de grootteklasse van het bedrijf en het aantal jaren ervaring in de huidige baan. De gehanteerde klasse-indelingen zijn voor sommige van deze factoren verschillend voor werknemers en zelfstandigen. Omdat de groep zelfstandigen beduidend kleiner is dan de groep werknemers, kunnen niet alle kenmerken even gedetailleerd worden opgenomen in de analyses voor zelfstandigen. Zo is er voor de indeling naar bedrijfssector bij werknemers een 10-deling gebruikt, tegenover een 4-deling bij zelfstandigen. De grootteklasse van het bedrijf is bij de analyses van zelfstandigen volledig buiten beschouwing gelaten omwille van de celvulling.
4
Bij de analyses voor werknemers is tevens een variabele opgenomen die aangeeft of de werknemer een vast of een flexibel dienstverband heeft2 en een variabele die aangeeft of iemand al dan niet aanvullende werkzaamheden als zelfstandige heeft. Bij de analyses voor zelfstandigen is een variabele opgenomen die aangeeft tot welke categorie de zelfstandige behoort: zelfstandig ondernemer, meewerkende partner of overige zelfstandige. Onder deze laatste categorie vallen met name freelancers. Ook is er een variabele opgenomen die aangeeft of iemand naast het inkomen uit onderneming ook looninkomsten heeft. Deze laatste factor is opgenomen omdat personen die een eigen zaak beginnen daarnaast steeds vaker in loondienst blijven om bijvoorbeeld de financiële risico’s van het opstarten van een onderneming te beperken (Folkeringa, 2008). Tabel 2 geeft een overzicht van alle arbeidsgerelateerde factoren en de bijbehorende klasse-indelingen. Tabel 2. Verklarende factoren en klasse-indelingen: arbeidskenmerken -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Arbeidskenmerken opgenomen bij analyses werknemers en zelfstandigen Beroepsniveau
Elementaire beroepen Werkervaring Minder dan 1 jaar Lagere beroepen 1-5 jaar Middelbare beroepen 5-10 jaar Hogere beroepen 10-20 jaar Wetenschappelijke beroepen 20 jaar of langer --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Arbeidskenmerken opgenomen bij analyses werknemers
Arbeidskenmerken opgenomen bij analyses zelfstandigen
Arbeidsduur werknemers
1-12 uur per week 12-20 uur per week 20-35 uur per week 35 uur of meer per week
Arbeidsduur zelfstandigen
Bedrijfssector (SBI 2008)
Landbouw, bosbouw en visserij Nijverheid (geen bouw) en energie Bouw Handel, vervoer en horeca Informatie en communicatie Financiële en verzekeringsactiviteiten Onroerendgoed activiteiten Zakelijke dienstverlening Overheid Cultuur, recreatie, overige diensten
1-12 uur per week 12-20 uur per week 20-35 uur per week 35-50 uur per week 50-65 uur per week 65 uur per week of meer
Bedrijfssector (SBI 2008)
Landbouw, bosbouw en visserij Nijverheid Commerciële dienstverlening Niet-commerciële dienstverlening
Soort zelfstandige
Zelfstandige Meewerkende partner Overige zelfstandige
Looninkomsten
Persoon heeft geen looninkomsten Persoon heeft ook looninkomsten
Grootteklasse bedrijf
1-10 werknemers 10-100 werknemers 100 werknemers of meer
Soort dienstverband
Vast dienstverband Flexibel dienstverband
Werkzaam als zelfstandige
Persoon is niet werkzaam als zelfstandige Persoon is ook werkzaam als zelfstandige --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
2
Er is sprake van een flexibel dienstverband indien het arbeidscontract van beperkte duur is en/of de werknemer
is niet voor een vast overeengekomen aantal uren in dienst. Hierbij kan onder andere gedacht worden aan uitzendkrachten, oproepkrachten of invalkrachten.
5
2.4 Inkomens van werknemers en zelfstandigen Omdat de inkomensverdelingen van werknemers en zelfstandigen erg van elkaar verschillen, worden voor deze groepen aparte analyses gedaan3. Bij zelfstandigen kunnen zeer lage en zelfs negatieve inkomens voorkomen (verlies uit onderneming), maar ook uitschieters naar boven komen onder zelfstandigen veel vaker voor dan bij werknemers. Er is dus een veel grotere spreiding van de inkomens van zelfstandigen in vergelijking met de inkomens van werknemers. Naast de verschillen in inkomensverdeling tussen werknemers en zelfstandigen zijn ook de gehanteerde inkomensbegrippen voor beide groepen niet goed vergelijkbaar. Voor werknemers zijn de jaarlijkse inkomsten uit arbeid gebruikt; voor zelfstandigen wordt uitgegaan van de jaarlijkse inkomsten uit eigen onderneming. Het arbeidsinkomen van werknemers is een bruto-inkomen; het bestaat niet alleen uit loon of salaris, maar omvat ook de werkgevers- en werknemersbijdragen voor inkomensverzekeringen. Zelfstandig ondernemers zijn zelf verantwoordelijk om zich al dan niet tegen inkomensverlies te verzekeren, en een deel van hen bezuinigt hierop om een hoger besteedbaar inkomen te vergaren of meer in de onderneming te kunnen investeren (Leufkens, Lok en Otten, 2011; Van der Linden, Vroonhof en Folkeringa, 2009). Een ander verschil tussen de inkomens van werknemers en zelfstandigen is dat verwervingskosten4 niet van het inkomen van werknemers worden afgetrokken. Dit in tegenstelling tot bij het inkomen van zelfstandigen: hierbij gaat het wel om het inkomen minus gemaakte kosten.
3. Inkomen van werknemers Werknemers verdienden in 2009 gemiddeld ruim 39 duizend euro per jaar. Er bestaan grote verschillen in gemiddeld inkomen wanneer gekeken wordt naar verschillende demografische en sociaaleconomische achtergrondkenmerken. De wekelijkse arbeidsduur speelt hierbij uiteraard een grote rol: hoe hoger het gewerkte aantal uren, hoe hoger ook het gemiddelde inkomen. Maar ook andere factoren spelen een rol bij de hoogte van het inkomen. Zo verdienen mannen gemiddeld bijna 50 duizend euro per jaar, terwijl het inkomen van vrouwen met bijna 28 duizend euro aanzienlijk lager ligt. Ook de indeling naar beroepsniveau laat forse verschillen zien: werknemers met een elementair beroep hebben een gemiddeld inkomen van nog geen 17 duizend euro, tegenover een gemiddeld
3
In dit artikel zijn werknemers gedefinieerd als personen die in de EBB aangeven werknemer te zijn én die
volgens de Inkomensstatistiek inkomen uit arbeid hebben. Zelfstandigen zijn gedefinieerd als personen die in de EBB aangeven zelfstandige te zijn én die volgens de Inkomensstatistiek inkomen uit eigen onderneming hebben. 4
Verwervingskosten zijn kosten die specifiek en onvermijdelijk voor het verwerven van inkomen gemaakt
moeten worden. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan kosten die worden gemaakt voor het woonwerkverkeer, of kosten voor kinderopvang.
6
inkomen van ruim 72 duizend euro bij werknemers met een wetenschappelijk beroep. In Tabel 3 zijn de gemiddelde inkomens van werknemers naar verschillende achtergrondkenmerken opgenomen. Tabel 3. Gemiddeld inkomen uit arbeid van werknemers naar achtergrondkenmerken, 2009* -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal werknemers Voltijd werknemers met vast dienstverband Werknemers; werkzame beroepsbevolking -------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------------------Gemiddeld inkomen Gemiddeld inkomen Gemiddeld inkomen Standaardfout Standaardfout Aantal Standaardfout Aantal Aantal uit arbeid uit arbeid uit arbeid ------------ ------------------------------------------------- ------------ ------------------------------------------------- ------------------ ------------------------------------------------x 1 000 x 1 000 x 1 000 x 1 000 euro x 1 000 euro x 1 000 euro Totaal
6 879
39,3
0,1
6 219
42,9
0,1
3 419
55,8
0,1
Geslacht Mannen Vrouwen
3 621 3 258
49,8 27,6
0,1 0,1
3 382 2 837
52,9 30,9
0,1 0,1
2 694 725
58,3 46,8
0,1 0,2
Leeftijd 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
1 133 1 499 1 757 1 627 863
12,9 38,0 46,0 48,3 45,4
0,1 0,1 0,2 0,2 0,2
716 1 458 1 695 1 564 788
18,3 38,8 47,4 50,0 49,0
0,1 0,1 0,2 0,2 0,3
277 901 932 884 424
27,7 46,3 61,1 64,9 63,9
0,1 0,1 0,2 0,3 0,4
Opleidingsniveau Basisonderwijs Vmbo, mbo1, avo onderbouw Havo, vwo, mbo Hbo, wo bachelor Wo master, doctor Opleidingsniveau onbekend
354 1 395 2 971 1 390 721 48
24,0 24,8 34,3 51,5 71,9 37,6
0,2 0,1 0,1 0,2 0,4 1,0
286 1 139 2 702 1 342 705 46
28,9 29,5 37,1 53,0 73,2 38,8
0,2 0,1 0,1 0,2 0,4 1,1
156 591 1 424 770 450 28
38,7 40,7 48,9 65,8 87,2 47,8
0,2 0,1 0,1 0,2 0,6 1,6
Arbeidsduur 1-12 uur per week 12-20 uur per week 20-35 uur per week 35 uur per week of meer
636 643 1 968 3 608
5,3 13,6 31,2 54,4
0,0 0,1 0,1 0,1
643 1 968 3 608
13,6 31,2 54,4
0,1 0,1 0,1
3 419
55,8
0,1
Beroepsniveau Elementaire beroepen 688 16,8 0,1 474 22,6 0,1 194 34,8 0,2 Lagere beroepen 1 793 24,1 0,1 1 496 27,9 0,1 711 39,4 0,1 Middelbare beroepen 2 393 39,3 0,1 2 293 40,7 0,1 1 291 50,9 0,1 Hogere beroepen 1 334 56,6 0,2 1 302 57,7 0,2 793 69,9 0,3 Wetenschappelijke beroepen 571 72,8 0,4 562 73,8 0,4 374 84,7 0,5 Beroepsniveau onbekend 100 45,1 0,7 92 48,0 0,7 57 58,5 1,0 -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------* Voorlopige cijfers
Door de mogelijke samenhang tussen de demografische en sociaaleconomische achtergrondkenmerken kunnen geen eenduidige conclusies uit de gemiddelde inkomens worden getrokken. Duidelijk is wel dat bijvoorbeeld mannen een hoger gemiddeld inkomen hebben dan vrouwen, maar de uitkomsten geven geen inzicht in de oorzaken van dit verschil. Het is bekend dat het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen voor een deel wordt veroorzaakt door het verschil in arbeidsduur. Vrouwen werken veel vaker dan mannen in deeltijd, waardoor het inkomen van vrouwen lager ligt (Moonen, Otten en Pleijers, 2011). Echter, wanneer alleen voltijd werknemers met een vast dienstverband worden beschouwd, zien we dat het inkomensverschil tussen mannen en vrouwen weliswaar kleiner is geworden, maar toch nog ruim 11 duizend euro op jaarbasis bedraagt. Een deel van het verschil in inkomen tussen mannen en vrouwen hangt dus samen met de arbeidsduur, maar ook andere factoren spelen een rol. Vrouwen werken bijvoorbeeld vaker in lager betaalde sectoren en hebben daarom vaker lager betaalde functies dan mannen (SCP/CBS, 2011). Om een beter beeld te krijgen van de factoren die van invloed zijn op de hoogte van het inkomen zijn verschillende regressieanalyses uitgevoerd zoals beschreven in paragraaf 2.
7
Alvorens de factoren in beeld te brengen die de hoogte van het inkomen deels kunnen verklaren, is naar de onderlinge samenhang van deze factoren gekeken. De sterkste samenhang zien we tussen het opleidingsniveau en het beroepsniveau: de correlatiecoëfficiënt
bedraagt bijna 0,7. Personen met een
hoog opleidingsniveau werken vaak ook in de hogere beroepen en vice versa5. Daarnaast heeft leeftijd een sterke samenhang met het aantal jaren werkervaring. De onderlinge samenhang tussen de factoren geven echter geen aanleiding om de factoren niet gelijktijdig in de regressieanalyses op te nemen. Ook de testen voor multicollineariteit wezen niet op problemen. In Tabel 4 worden de resultaten van de regressieanalyses voor werknemers gegeven. In een eerste analyse is de volledige groep werknemers bekeken. Daarnaast zijn ook analyses gedaan voor werknemers die deel uitmaken van de werkzame beroepsbevolking6 en voor voltijd werknemers met een vast dienstverband. Tabel 4. Resultaten regressieanalyse voor werknemers, 2009* ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Werknemers; werkzame beroepsbevolking Voltijd werknemers met vast dienstverband2) Totaal werknemers1) ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Aantal waarnemingen
41 834
38 363
21 163
R2
0,744
0,653
0,474
Toename R 2 Opgenomen variabele Toename R 2 Opgenomen variabele Toename R 2 Opgenomen variabele --------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------Stap 1 Arbeidsduur 0,554 Arbeidsduur 0,346 Beroepsniveau 0,249 Stap 2 Beroepsniveau 0,102 Beroepsniveau 0,163 Leeftijd 0,115 Stap 3 Leeftijd 0,044 Leeftijd 0,065 Opleidingsniveau 0,034 Stap 4 Soort dienstverband 0,020 Soort dienstverband 0,032 Geslacht 0,027 Stap 5 Opleidingsniveau 0,010 Opleidingsniveau 0,013 Grootteklasse bedrijf 0,015 Stap 6 Grootteklasse bedrijf 0,005 Werkervaring 0,012 Werkervaring 0,011 Stap 7 Geslacht 0,003 Geslacht 0,007 Minderjarige kinderen 0,011 Stap 8 Burgerlijke staat 0,003 Grootteklasse bedrijf 0,007 Bedrijfssector 0,003 Stap 9 Positie in het huishouden 0,002 Minderjarige kinderen 0,003 Burgerlijke staat 0,002 Stap 10 Ook werkzaam als zelfstandige 0,001 Ook werkzaam als zelfstandige 0,001 Etniciteit 0,002 Stap 11 Etniciteit 0,000 Burgerlijke staat 0,001 Positie in het huishouden 0,002 Stap 12 Minderjarige kinderen 0,000 Positie in het huishouden 0,002 Ook werkzaam als zelfstandige 0,002 Stap 13 Bedrijfssector 0,000 Etniciteit 0,001 Stap 14 Bedrijfssector 0,000 ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------* Voorlopige cijfers 1)
In het model met alle werknemers is de variabele werkervaring niet meegenomen, omdat deze alleen bekend is voor de werkzame beroepsbevolking.
2)
In het model met de voltijd werknemers met een vast dienstverband zijn de variabelen arbeidsduur en soort dienstverband niet meegenomen.
Uit de resultaten voor de volledige groep werknemers blijkt dat met behulp van de in het model opgenomen factoren bijna 75 procent van het inkomen kan worden verklaard (R2 = 0,744). De arbeidsgerelateerde kenmerken dragen beduidend meer bij aan de verklaring van het inkomen dan de persoonskenmerken. De wekelijkse arbeidsduur heeft verreweg de grootste bijdrage aan de verklaring van de hoogte van het inkomen: meer dan de helft van de verklaarde variantie is toe te schrijven aan de 5
De hoge correlatie tussen het opleidings- en het beroepsniveau hangt onder meer samen met het feit dat het
beroepsniveau deels gebaseerd is op het opleidingsniveau. 6
De werkzame beroepsbevolking bestaat uit personen van 15 tot 65 jaar die betaald werk hebben van twaalf uur
of meer per week.
8
wekelijkse arbeidsduur. Daarnaast levert ook het beroepsniveau een grote bijdrage: door toevoeging van deze factor aan het model stijgt de verklaarde variantie van 55 procent naar 65 procent. De leeftijd, het soort dienstverband en het opleidingsniveau hebben slechts een beperkt effect (een toename van de verklaarde variantie van minder dan 5 procent). Hierbij moet wel worden opgemerkt dat er een hoge correlatie bestaat tussen het opleidingsniveau en het beroepsniveau. Een deel van het effect van beroep vindt dan ook zijn oorsprong in onderliggende opleidingsverschillen. In de causale keten gaat het onderwijs immers vooraf aan het latere te bereiken beroepsniveau. Het effect van de overige factoren is minimaal, hoewel ze wel een significante bijdrage leveren aan de verklaring van het inkomen. De uitkomsten van de analyse voor de werkzame beroepsbevolking geeft hetzelfde beeld als bij de totale groep werknemers. Wederom speelt de wekelijkse arbeidsduur de grootste rol bij de verklaring van de hoogte van het inkomen. Ook het beroepsniveau, de leeftijd, het soort dienstverband en het opleidingsniveau spelen, net als bij de vorige analyse, een rol. Het aantal jaren werkervaring levert ook een (beperkte) bijdrage aan de verklaring van de hoogte van het inkomen. De bijdrage van de overige factoren is minimaal (maar wel significant). De totale verklaarde variantie ligt bij de groep werknemers binnen de werkzame beroepsbevolking lager dan bij de volledige groep werknemers (R2 = 0,653). Omdat bij beide voorgaande analyses de arbeidsduur en het soort dienstverband een grote rol bleken te spelen bij de verklaring van het inkomen, is de analyse een derde keer uitgevoerd voor de groep voltijd werknemers met een vast dienstverband. Voltijd werknemers zijn hier afgebakend als werknemers die betaald werk hebben voor 35 uur per week of meer. De verklarende kracht van het model is voor deze groep beduidend kleiner: nog niet de helft van de variantie kan worden verklaard door de resterende factoren (R2 = 0,474). Het beroepsniveau en de leeftijd verklaren het grootste deel van de variantie. Daarnaast spelen ook het opleidingsniveau, het geslacht, de grootteklasse van het bedrijf, de werkervaring en de aanwezigheid van minderjarige kinderen in het huishouden een bescheiden rol. Ook hier hebben alle factoren een significante bijdrage, toch levert de toevoeging van de factoren bedrijfssector, burgerlijke staat, etniciteit, positie in het huishouden en het al dan niet werkzaam zijn als zelfstandige weinig bij aan de additioneel verklaarde variantie.
4. Inkomen van zelfstandigen In 2009 bedroeg de winst uit onderneming van zelfstandigen gemiddeld 32 duizend euro. Ook hier zijn er aanzienlijke verschillen in gemiddelde winst wanneer wordt gekeken naar verschillende demografische en sociaaleconomische achtergrondkenmerken. Het inkomen van mannelijke
9
ondernemers ligt hoger dan dat van vrouwelijke ondernemers (36 duizend euro tegenover 24 duizend euro). Ook de verschillen in inkomen tussen de diverse beroepsniveaus is groot: zelfstandigen met een elementair beroepsniveau maken gemiddeld 26 duizend euro winst, terwijl zelfstandigen met een wetenschappelijk beroepsniveau bijna 70 duizend euro winst maken (zie Tabel 5). Merk op dat, door de kleinere groepen enerzijds en grotere spreiding van de inkomens anderzijds, de standaardfouten bij de gemiddelde inkomens van zelfstandigen groter zijn dan bij die van werknemers.
Tabel 5. Gemiddeld inkomen uit onderneming van zelfstandigen naar kenmerken, 2009* -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Totaal zelfstandigen Voltijd zelfstandig ondernemers -------------------------------------------------------------------- -------------------------------------------------------------------Gemiddeld inkomen Gemiddeld inkomen Standaardfout Standaardfout Aantal Aantal uit onderneming uit onderneming ------------------ ------------------------------------------------- ------------------ ------------------------------------------------x 1 000 x 1 000 x 1 000 euro x 1 000 euro Totaal
748
32,0
0,3
543
36,2
0,4
Geslacht Mannen Vrouwen
500 248
36,0 24,0
0,4 0,4
429 115
37,8 29,9
0,4 0,7
Leeftijd 15 tot 25 jaar 25 tot 35 jaar 35 tot 45 jaar 45 tot 55 jaar 55 tot 65 jaar
14 107 239 228 160
. 29,3 33,4 34,7 29,1
. 0,6 0,5 0,5 0,7
10 84 179 165 106
. 31,3 37,2 39,1 35,0
. 0,7 0,7 0,7 0,9
Opleidingsniveau Basisonderwijs Vmbo, mbo1, avo onderbouw Havo, vwo, mbo Hbo, wo bachelor Wo master, doctor Opleidingsniveau onbekend
33 122 327 148 115 3
25,1 28,2 26,4 34,7 50,6 .
0,9 0,6 0,4 0,6 1,1 .
26 92 246 99 78 2
27,5 31,1 30,0 39,9 59,8 .
1,1 0,7 0,4 0,8 1,5 .
Arbeidsduur 1-12 uur per week 12-20 uur per week 20-35 uur per week 35-50 uur per week 50-65 uur per week 65 uur per week of meer
23 23 143 247 221 88
12,0 13,0 22,3 35,2 39,0 32,0
1,4 1,3 0,5 0,5 0,6 1,1
240 217 87
35,3 38,7 32,2
0,5 0,6 1,1
Beroepsniveau Elementaire beroepen 20 26,0 0,9 15 . . Lagere beroepen 126 27,8 0,4 95 31,3 0,5 Middelbare beroepen 342 26,1 0,4 259 29,1 0,4 Hogere beroepen 188 32,0 0,5 125 37,0 0,7 Wetenschappelijke beroepen 71 69,4 1,6 48 83,3 2,1 Beroepsniveau onbekend 2 . . 1 . . -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------* Voorlopige cijfers
Uiteraard hangen ook hier de verschillende persoons- en werkgerelateerde kenmerken met elkaar samen. Evenals bij de groep werknemers is ook hier de correlatie tussen het opleidingsniveau en het beroepsniveau met
= 0,65 verreweg het hoogst. Ook is er een sterke samenhang tussen de leeftijd en
het aantal jaren werkervaring ( = 0,49).
10
Om de relatie tussen de verschillende persoons- en arbeidsgerelateerde kenmerken en het inkomen van zelfstandigen te onderzoeken zijn inkomenscijfers van 2008 en 2009 samengevoegd. Hiervoor zijn twee belangrijke redenen. Allereerst is de dynamiek onder zelfstandigen groter dan onder werknemers, waardoor de inkomens van zelfstandigen meer fluctueren. Door het samenvoegen van inkomensgegevens van meerdere jaren, worden de incidentele ondernemers buiten de analyses gelaten en worden de fluctuaties van het inkomen beperkt. Ten tweede zijn er momenteel nog geen definitieve inkomenscijfers over 2009 beschikbaar. Voor de groep zelfstandigen is het bekend dat de verschillen tussen voorlopige en definitieve cijfers doorgaans groter zijn dan voor werknemers, omdat zelfstandigen over het algemeen later belastingaangifte doen. Daardoor ligt het aandeel geschatte gegevens bij de voorlopige inkomenscijfers van zelfstandigen relatief hoog, waardoor het lastig is om hier gedetailleerde analyses op te doen. Voor het huidige onderzoek is het van minder groot belang om recente cijfers te gebruiken (de samenhang tussen het inkomen en de onderliggende factoren zullen naar alle waarschijnlijkheid niet veel verschillen van jaar op jaar), maar het is juist belangrijk om kwalitatief goede cijfers te gebruiken. Om het belang van de verschillende factoren afzonderlijk te onderzoeken zijn ook voor de zelfstandigen regressieanalyses uitgevoerd. Doordat er een logaritmische transformatie op de inkomens is uitgevoerd, zijn de negatieve inkomens bij deze analyses buiten beschouwing gelaten. Er zijn twee analyses gedaan: voor de totale groep zelfstandigen en voor voltijd werkende zelfstandig ondernemers (exclusief meewerkende gezinsleden en overige zelfstandigen zoals freelancers). Ook hier wordt voltijds gedefinieerd als een gemiddelde werkweek van 35 uur of meer. Naar deze laatste groep wordt gerefereerd als ‘voltijd zelfstandig ondernemers’. Tabel 6 geeft de resultaten van de regressieanalyses. Tabel 6. Resultaten regressieanalyse voor zelfstandigen, 2008-2009* ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Aantal waarnemingen
Totaal zelfstandigen1) Voltijd zelfstandig ondernemers2) ----------------------------------------------------------------------------------------------------------3 419 2 552
R2
0,151
0,097 2
2
Toename R Toename R Opgenomen variabele Opgenomen variabele ----------------------------------------------------- ----------------------------------------------------Stap 1 Arbeidsduur 0,061 Beroepsniveau 0,036 Stap 2 Beroepsniveau 0,035 Geslacht 0,024 Stap 3 Ook looninkomsten 0,024 Ook looninkomsten 0,022 Stap 4 Geslacht 0,013 Opleidingsniveau 0,007 Stap 5 Minderjarige kinderen 0,011 Minderjarige kinderen 0,007 Stap 6 Opleidingsniveau 0,006 ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------* De cijfers over 2009 zijn voorlopige cijfers 1)
In het model met alle zelfstandigen is de variabele werkervaring niet meegenomen, omdat deze alleen bekend is voor
2)
In het model met de voltijd zelfstandig ondernemers zijn de variabelen arbeidsduur en soort zelfstandige niet meegenomen.
de werkzame beroepsbevolking.
11
Slechts 15 procent van het inkomen van zelfstandigen kan verklaard worden door de in het model opgenomen factoren (R2 = 0,151). Wanneer gekeken wordt naar de voltijd zelfstandig ondernemers presteert het model nog minder goed: minder dan 10 procent van het inkomen kan worden verklaard. Hiermee is de verklarende kracht van het regressiemodel voor zelfstandigen zeer beperkt, zeker in vergelijking met het model toegepast op werknemers. Voor de groep met alle zelfstandigen dragen de wekelijkse arbeidsduur en het beroepsniveau het meeste bij aan de verklaring van de hoogte van het inkomen. Ook speelt het een rol of iemand naast zijn of haar werkzaamheden als zelfstandige ook looninkomsten heeft. Daarnaast spelen ook het geslacht, de aanwezigheid van minderjarige kinderen in het huishouden en het opleidingsniveau een (beperkte) rol. De factoren leeftijd, burgerlijke staat, positie in het huishouden, etniciteit, bedrijfssector en het soort zelfstandige hebben geen invloed op de hoogte van het inkomen. Voor de groep voltijd zelfstandig ondernemers blijken dezelfde factoren een rol te spelen bij de hoogte van het inkomen. Het beroepsniveau levert ook hier de belangrijkste bijdrage, gevolgd door het geslacht en het al dan niet hebben van arbeidsinkomsten. Ook het opleidingsniveau en de aanwezigheid van minderjarige kinderen in het huishouden spelen een kleine rol.
5. Conclusies In dit artikel is onderzocht welke factoren van invloed zijn op de hoogte van het inkomen uit betaald werk. Hierbij zijn zowel demografische als sociaaleconomische factoren bekeken. Door de grote verschillen in inkomens tussen werknemers en zelfstandigen zijn voor deze groepen aparte analyses uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat het inkomen van werknemers voor bijna 75 procent kan worden verklaard door de in het model opgenomen factoren. De wekelijkse arbeidsduur levert verreweg de grootste bijdrage aan de verklaring van het inkomen. Ook het beroepsniveau, de leeftijd, het soort dienstverband (vast of flexibel) en het opleidingsniveau spelen een beperkte rol. De invloed van de factoren grootteklasse van het bedrijf, geslacht, burgerlijke staat, positie in het huishouden, ook werkzaam als zelfstandige, etniciteit, de aanwezigheid van minderjarige kinderen in het huishouden en de bedrijfssector leveren een minimale (maar wel significante) bijdrage aan de verklaring van de hoogte van het inkomen. De analyses voor de groep zelfstandigen geven een ander beeld: de totale verklaarde variantie bedraagt slechts 15 procent. Ook hier dragen de wekelijkse arbeidsduur en het beroepsniveau het meeste bij aan de verklaring van de hoogte van het inkomen. Daarnaast spelen het hebben van andere arbeidsinkomsten, het geslacht, de aanwezigheid van minderjarige kinderen in het huishouden en het
12
opleidingsniveau een beperkte rol. De factoren leeftijd, burgerlijke staat, positie in het huishouden, etniciteit, bedrijfssector en het soort zelfstandige spelen geen rol bij het verklaren van de hoogte van het inkomen. Deze uitkomsten tonen aan dat er bij het verklaren van de hoogte van het inkomen van zelfstandigen andere factoren van belang zijn die niet in het model zijn opgenomen. Zo is bekend dat de inkomens van zelfstandigen veel meer fluctueren door ontwikkelingen op de markt, zoals conjuncturele ontwikkelingen en de opkomst van concurrenten (Van der Linden, Vroonhof en Folkeringa, 2009). Hierbij moet overigens wel worden opgemerkt dat de zelfstandigen met verlies uit onderneming buiten beschouwing zijn gebleven, wat tot een vertekening van de resultaten kan leiden. Het is echter niet waarschijnlijk dat dit de kleine verklarende kracht van het model veroorzaakt. De wekelijkse arbeidsduur blijkt de grootste determinant van het inkomen te zijn. Dat is zowel het geval bij werknemers als bij zelfstandigen. Des te hoger het aantal gewerkte uren, des te hoger ligt ook het inkomen. Om in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien is een kleine deeltijdbaan vaak niet voldoende. Om ervoor te zorgen dat mensen zichzelf kunnen onderhouden, is het streven van de overheid naar een hoge arbeidsparticipatie alleen niet voldoende. Mensen moeten niet alleen actief zijn op de arbeidsmarkt, ze moeten ook een volwaardige baan hebben om zichzelf te kunnen onderhouden. Naast de wekelijkse arbeidsduur blijkt ook het beroepsniveau een grote rol te spelen. Uit alle analyses blijkt de rol van het beroepsniveau van groter belang dan het opleidingsniveau. Echter, de correlatie tussen deze factoren is hoog: een hoog opleidingsniveau ligt over het algemeen ten grondslag aan een hoog beroepsniveau. Bij het streven van de overheid naar het verwerven van een eigen inkomen en het daarmee kunnen voorzien in het eigen levensonderhoud, is de investering in kwalitatief goed en toegankelijk onderwijs dus zeker niet onbelangrijk.
13
Literatuur Berends-Ballast, H. (1986). Inkomensverschillen, een micro-data analyse. Supplement bij de sociaaleconomische maandstatistiek, vol. 1, 1986. Folkeringa, M. (2008). Inkomens van zelfstandigen en directeuren-grootaandeelhouders. EIM rapport M 200806, Zoetermeer, juli 2008. Leufkens, K., R. Lok en F. Otten (2011). Het inkomen van flexwerkers en zelfstandigen zonder personeel. In: Sociaaleconomische trends, 2011(1). Moonen, L., F. Otten en A. Pleijers (2011). Inkomens en positie op de arbeidsmarkt. In: Sociaaleconomische trends, 2011(1). SCP/CBS (2011). Emancipatiemonitor 2010. SCP/CBS, Den Haag. Van der Linden, B., P. Vroonhof en M. Folkeringa (2009). Review inkomens van ondernemers. EIM rapport M200902, Zoetermeer, januari 2009.
14