Inhoud Beleidskaders
pag. 2
Innoveren op de kennisas Leuven-Hasselt-Maastricht
Samenwerkingsovereenkomst samenwerking
pag. 6
Ondertekening
pag. 12
pag. 4
Doelstelling
pag. 5
Basis van de
Prioriteiten voor de samenwerking Bijlage: De projecten
pag. 11
pag. 16
.
Beleidskaders 1. Nederland
Het Nederlandse economische beleid is vertaald in een regionale agenda onder de naam ‘Pieken in de Delta’. Voor Zuidoost-Nederland zijn (grensoverschrijdende) topsectoren benoemd en in kaart gebracht. Deze rijksambities zijn doorvertaald naar het provinciale innovatiebeleid. In Limburg wordt dit regionale economische beleid verder uitgewerkt in de ‘Versnellingsagenda’ en het ‘Coalitieprogramma Innoveren in Limburg’ en worden extra stimulansen en krachten aan het rijksbeleid toegevoegd. Met name de grensoverschrijdende verbindingen worden steeds scherper in beeld gebracht. Uitgaande van de vier ‘clusters van kracht’ (Health care; Greenport; Energy, Materials & Systems; Leisure) worden verbindingen gelegd met de omliggende regio’s, zodat win-win-combinaties kunnen worden blootgelegd. De internationale SWOT-analyse van ‘Pieken in de Delta’ biedt met name een goed overzicht van de uitdagingen en verbindingsmogelijkheden.
2. Vlaanderen
In het Vlaamse regeerakkoord 2004-2009 worden wetenschap en innovatie beschouwd als hefbomen voor maatschappelijke en economische vooruitgang. De Vlaamse regering is het engagement aangegaan om een gunstig klimaat te creëren waarin onderzoekers, universiteiten, hogescholen en onderzoeksinstellingen maximale kansen krijgen om kennis en innovatie te ontwikkelen in internationale samenwerkingsverbanden. De Vlaamse overheid engageerde zich in 2008 om een faciliterende rol op zich te nemen inzake grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van wetenschap en innovatie en om de mogelijkheden voor innovatiesamenwerking tussen Vlaanderen en Nederland verder te verkennen. In het belang van de economische ontwikkeling van de provincie Limburg wordt in de legislatuurnota 2007-2012 de grensoverschrijdende samenwerking tussen de instituten en economische sectoren in een breder verband vooropgesteld. In het Streekpact Limburg van 2008 speelt daarom internationale samenwerking op het gebied van innovatie en kennisontwikkeling een primordiale rol. Samen met de betrokkenheid van beide Limburgen bij de ontwikkeling van de kennisdriehoek Eindhoven-Leuven-Aken (ELAt) vormen deze de hefbomen om te komen tot versterking van het economisch weefsel. De Strategische Agenda van de provincie Vlaams-Brabant – met de universiteitsstad Leuven – wordt gekenmerkt door een netwerk van kennisinstellingen en bedrijven. In het Leuvense bestaan 7 technologieclusters: feed-food-health, life sciences, telematica en communicatie, e-security, mechanotronica, nanotechnologie en materiaalkunde, met spin-offs die deel uitmaken van internationale innovatienetwerken zoals het ELAt-netwerk. Vlaams-Brabant ziet haar toekomst als Technologische Top Regio (TTR) in de samenwerking met sterke Nederlandse spelers.
.
3. G rensoverschrijdende ambities
Op basis van de grensoverschrijdende ambities in het Nederlandse en Vlaamse innovatiebeleid is tussen Nederland en Vlaanderen een Letter of Intent (LOI) afgesloten. Op 17 april 2008 is deze in Maastricht hernieuwd. Op basis van verbindingen tussen elkaars innovatiebeleid willen de lidstaten komen tot meer strategische samenwerking. Dat betekent o.a. dat er meer en ook duurzamere verbindingen tussen de 3 O’s (Overheid, Onderzoek en Ondernemers – de zogenaamde triple helix) tot stand moeten komen over de grens heen, en dus ook dat er meer Kennis en Kunde wordt gevaloriseerd in Kassa. Intussen hebben de provincies Belgisch-Limburg, Vlaams-Brabant en Nederlands-Limburg samen met de provincies Noord-Brabant, Luik en de deelstaat Nordrhein-Westfalen (NRW) het startschot gegeven om de krachten van een grensoverschrijdende TTR in kaart te brengen, en om te onderzoeken hoe deze provincies samen als functionele regio met een aantal gemeenschappelijke clusters kunnen optreden in Europa en de wereld. In een functionele regio zijn gemeenschappelijke inhoudelijke kenmerken en partnerschap de bindende factoren. Het is de steeds verdergaande globalisering die deze krachtenbundeling noodzakelijk maakt. Binnen deze TTR is nu al sprake van een aantal samenhangende technologische ontwikkelingen. Binnen een functionele regio is uiteraard een groot aantal natuurlijke verbindingen voorhanden, maar door de gemeenschappelijkheden in kaart te brengen is een nog groter potentieel te verwachten. De speerpunten in de TTR zijn onderzoek, technologie en innovatie. Een van de reeds bestaande verbindingen binnen de TTR is de samenwerking in het project EindhovenLeuven-Aken (ELAt). Daarnaast is er een samenwerkingsovereenkomst tussen de provincie NederlandsLimburg, RWTH Aken en IHK Aken met een gezamenlijk innovatieprogramma én een dynamische uitvoeringsagenda van 20 concrete projecten. Ook de samenwerking in het kader van de transnationale Universiteit Limburg (tUL) is een uniek voorbeeld van samen werken aan meer innovatie in de TTR. De volgende stap in de uitbouw van technologische verbindingen is de verdere ontwikkeling van de kennisas Leuven-Hasselt-Maastricht. Deze as ligt in het verlengde van de as Maastricht-Aken en bundelt de krachten van overheden en onderwijsinstellingen. De voorliggende samenwerkingsovereenkomst is het resultaat van de agendavorming tussen de overheden en kennisinstellingen uit deze drie provincies. Projecten waarin onderzoek en innovatie vooropstaan en de weg naar ‘kassa’ openligt, staan centraal. Ook deze samenwerking past binnen de LOI Vlaanderen-Nederland, het rijkseconomisch beleid en de diverse provinciale innovatiebeleidskaders, en is een bouwsteen voor verbindingen binnen de TTR. De Vlaamse en Nederlandse ministers die verantwoordelijk zijn voor innovatie, verlenen daarom hun steun aan deze overeenkomst.
.
Innoveren op de kennisas Leuven-Hasselt-Maastricht Samenwerkingsovereenkomst De vertegenwoordigers van:
de provincie Limburg (NL), vertegenwoordigd door gedeputeerde Economische Zaken Herman Vrehen;
de provincie Limburg (B), vertegenwoordigd door provinciegouverneur Steve Stevaert, gedeputeerde Economie Marc Vandeput en provinciegriffier Renata Camps;
de provincie Vlaams-Brabant, vertegenwoordigd door gedeputeerde Economie Jean-Pol Olbrechts;
de Universiteit Maastricht, vertegenwoordigd door de voorzitter van het College van Bestuur, Jo Ritzen;
De samenwerkingsovereenkomst vertegenwoordigt de afspraak om de komende jaren structureel samen te werken om het concurrentievermogen van de regio’s Nederlands-Limburg, Vlaams-Brabant en Belgisch-Limburg te versterken langs drie actielijnen: 1. Technologie en kennistransfer met als hoofdthema’s: Health care (Life Sciences en Food & Nutrition), Materialen en Cleantech. Ook onderwerpen als start-ups, ondernemerschap en aandacht voor het MKB/KMO zijn hieronder terug te vinden; 2. Onderwijs, Beta-techniek en ‘Kenniswerkers’; 3. Lobby. De overeenkomst bevat een bijlage met een lijst van 20 gezamenlijke projecten in de genoemde gebieden. De lijst is samengesteld in samenwerking met diverse actoren en instellingen uit NederlandsLimburg, Vlaams-Brabant en Belgisch-Limburg in de kennisregio Eindhoven-Aken-Leuven. Deze lijst is dynamisch en zal voortdurend worden geactualiseerd en uitgebreid. Het is de intentie van de 7 partners om de uitvoering van deze projecten prioritair te stimuleren, opdat een kennisas Leuven-HasseltMaastricht daadwerkelijk kan worden waargemaakt. De overeenkomst heeft tevens de steun van de Nederlandse Minister van Economische Zaken, mevrouw Maria van der Hoeven, en de Vlaamse Minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, mevrouw Patricia Ceysens. De samenwerkingsovereenkomst past namelijk in het kader van de Letter of Intent tussen Nederland en Vlaanderen inzake innovatie, technologie en wetenschap, die op 17 april 2008 te Maastricht is herbevestigd.
het Maastricht Universitair Medisch Centrum+, vertegenwoordigd door de voorzitter van de Raad van Bestuur, Guy Peeters;
de Universiteit Hasselt, vertegenwoordigd door rector Luc De Schepper en voorzitter Theo Kelchtermans; en
de Katholieke Universiteit Leuven, vertegenwoordigd door rector Marc Vervenne;
gaan met elkaar een samenwerkingsovereenkomst inzake innovatie aan. Hiermee wensen zij hun intentie tot nauwere onderlinge samenwerking op het vlak van wetenschap, innovatie en technologie te onderstrepen.
.
Doelstelling
De partners willen hun potentieel gezamenlijk inzetten ten behoeve van wederzijdse versterking. Tegen de achtergrond van de groeiende internationale concurrentie tussen de regio’s is het doel om de economische regio’s Limburg (NL), Limburg (B) en Vlaams-Brabant (B) samen met hun partners te integreren tot een Europees georiënteerde Technologische Top Regio (TTR) in de zin van de Lissabonstrategie van de Europese Commissie. Deze doelstelling heeft impact op de Euregio Maas-Rijn+ (inclusief Eindhoven en Leuven), de technologieregio Aken-Leuven-Eindhoven én in het bijzonder daarbinnen de grensoverschrijdende kennisas Leuven-Hasselt/Maastricht-Aken.
.
Basis van de samenwerking
Als basis voor productieve, succesvolle samenwerking, gebaseerd op wederzijds vertrouwen, komen de partijen overeen dat:
Provincie Limburg (NL) - via haar ‘Versnellingsagenda’ economische innovatie en groei bevordert en via de inzet van majeure projecten de aanpak en de operationele effectieve rol van samenwerking tussen overheid, onderzoeksinstellingen en ondernemingen onderstreept; - een excellente basis biedt voor grensoverschrijdende samenwerking in haar clusters ‘Health care’, ‘Greenport’ en ‘Energy, Materials & Systems’; - in combinatie met grote bedrijven zoals DSM, Océ en Sabic, academische instellingen zoals UM, Maastricht UMC+, Hogeschool Zuyd en Open Universiteit, de ‘open innovatie campussen’ (Chemelot, Randwyck) en de uitgebreide MKB-sector voldoende potentieel biedt voor succesvolle R&Dactiviteiten; - zich in het hart van de Europese Technologische Top Regio (Eindhoven-Leuven-Luik-Aken) bevindt en ernaar streeft om gezamenlijk aan R&D-ontwikkeling te doen en het innovatiepotentieel te vergroten teneinde een sterk, toekomstgericht economisch gebied op de kaart te kunnen zetten;
Provincie Vlaams-Brabant - niet voorbij kan gaan aan de noden van de kennismaatschappij. Naast kredieten in de begroting voor de ondersteuning van innovatieve projecten van bedrijven en kennisinstellingen, kan deze samenwerkingsovereenkomst een belangrijke stap voorwaarts zijn in de verdere uitbouw van de regio tot Technologische Top Regio bij uitstek; - vele van de thema’s waaraan in deze samenwerkingsovereenkomst grensoverschrijdend wordt gewerkt, ook als preferente thema’s in Vlaams-Brabant teruggevonden worden; - met het cluster ‘life sciences’, waar de wetenschappers verbonden aan de K.U. Leuven veel biomedische successen boeken en waar spin-offs voortbouwen op het onderzoek dat in dit cluster wordt verricht, vooroploopt in dit vakgebied. Bewijzen hiervan zijn bedrijven zoals Thromb-X, 4 AZA Bioscience en Tigenix; - met het cluster micro-elektronica en nanotechnologie, waar IMEC wereldwijd bekendstaat als topinstituut voor onderzoek op dit gebied en waar spin-offs als Icos Vision Systems, CoWare en AnSem het doorgedreven onderzoek in praktijk brengen, een extra troef levert voor de overeenkomst; - met het cluster feed-food-health, dat traditioneel gekenmerkt wordt door een sterke voedingsindustrie, een rijke voedingsbodem voor doorgedreven onderzoek heeft gevonden die nu tot uitdrukking komt in het onderzoekscentrum LFoRCe (Leuven Food Science and Nutrition Research Centre), dat een stroomversnelling in de creatie van nieuwe bedrijven teweeg wil brengen en een belangrijke rol speelt in een van de projecten van deze overeenkomst;
.
- impulsen geeft aan slimme logistiek in de regio via het initiatief Flanders Smart Hub (FLASH), dat een synergie tot stand wil brengen tussen de kenniseconomie en de logistiek in de regio. In de bedrijven rond de K.U. Leuven is flink wat vernieuwing aanwezig. Die moet gekoppeld worden aan de behoeften van het bedrijfsleven in de luchthavenregio. Door de verschillende actoren de krachten te laten bundelen, kan de provincie de ruime regio op de kaart zetten als ‘slimme regio’ en kan zij ook gericht en duurzaam buitenlandse bedrijven aantrekken die dit imago nog gaan versterken;
Provincie Limburg (B) - van mening is dat innovatie een belangrijke hefboom is voor duurzame economische groei en maatschappelijke ontwikkeling. De samenwerkingsovereenkomst is een belangrijke aanzet tot het realiseren van de ambities van de provincie Limburg; - wil doorgroeien naar een kenniseconomie. Limburg kent een hoge aanwezigheid van de maakeconomie; de samenwerking op het gebied van innovatie versterkt het eigen potentieel en de eigen expertise en verruimt de eigen technologieportfolio op het gebied van innovatieondersteuning van ondernemingen, in het bijzonder van kleinere ondernemingen; - tot een sterkere basis wenst te komen voor de uitbouw van de Limburgse speerpuntsectoren, te weten life sciences, logistiek, cleantech en automotive; - een sterke kennisinfrastructuur wenst te ontwikkelen in het kader van de associatie UHasselt/XIOS-PHL en de associatie KULeuven/KHLIM, waarbinnen diverse kennisinstellingen functioneren: Expertisecentrum Digitale Media, Instituut voor Materiaalonderzoek, Centrum voor Milieukunde, het Biomedisch Onderzoeksinstituut, het Instituut voor Mobiliteit, Logistiek en ICT, Revalidatie van neurodegeneratieve aandoeningen, Centrum voor Nucleaire Technologie, Onderzoekscel Automatisering Productieprocessen, de Cel Kunststoffen, onderzoeksgroep Decentrale energieproductie en ‑beheer, enz.; - de ontwikkeling en aantrekking van kennisgerelateerde bedrijven wil stimuleren via het aanbieden van vestigingslocaties op wetenschapsparken in Hasselt-Diepenbeek en Genk, gecombineerd met de aanwezigheid van een sterke technologieportfolio; - de regio door middel van maatschappelijke innovatie wenst te profileren als een regio op mensenmaat met een hoge leefkwaliteit; - de ambitie heeft om te komen tot een strategische profilering van een Technologische Top Regio in Europa; - de ambitie heeft om uit te groeien tot een Europese kwaliteitszone van de hoogste kwaliteit;
.
Universiteit Hasselt - de grootste opleidingsinstelling in Belgisch-Limburg is, een van de vijf universiteiten in Vlaanderen is, en gelegen is in het hart van de Europese Technologische Top Regio en binnen de driehoek EindhovenLeuven-Aken (ELAt); - bijna 400 onderzoekers in dienst heeft bij 9 researchinstituten van de Universiteit Hasselt en de tUL (Transnationale Universiteit Limburg); - unieke kansen biedt aan studenten en onderzoekers om grensoverschrijdend samen te werken in een internationale onderzoeksomgeving, bijvoorbeeld binnen de tUL (Transnationale Universiteit Limburg), waarbij het gaat om deelname aan interregionale, Europese en internationale onderzoeksprogramma’s; - een hoge onderzoeksvalorisatie-output heeft wat betreft networking, contract research, IP protection en creatie van spin-off, door een gericht beleid dat prioriteit geeft aan de vertaling van onderzoeksresultaten naar industriële toepassingen en de maatschappij; - een sterke brug gebouwd heeft tussen de lokale industrie en onderzoek via een charter met het Innovatiecentrum Limburg, dat samenwerking met lokale KMO’s stimuleert en een belangrijke bijdrage levert aan de groei van kennisintensieve bedrijven in de regio; - gelijkgezinde onderzoekers en professionals samenbrengt in clusters zoals Life Sciences Limburg.be en – meer recent – het project CleanTech Limburg, via een groot netwerk van innovatie- en kenniswerkers; - ondernemerschap stimuleert op het gebied van onderzoek en het creëren van universitaire spin-offs, gesteund door en samen met voorkeursfinanciering van LRM (investeringsmaatschappij). Dit creëert een economisch en innovatief klimaat dat nationale en internationale hightech-bedrijven aantrekt en voldoende potentieel biedt voor succesvolle R&D-activiteiten tussen research en industrie; - gezamenlijk R&D‑ en innovatiepotentieel wenst te ontwikkelen om een sterk, toekomstgericht economisch gebied te kunnen worden;
Katholieke Universiteit Leuven - een van de oudste universiteiten in Europa is (gesticht in 1425) en meer dan 30.000 studenten en bijna 8000 werknemers telt, waarmee zij een van de grootste universiteiten in Vlaanderen is; - binnen de K.U. Leuven Associatie, die verder twaalf hogescholen telt, een waaier aan disciplines en opleidingen op het vlak van humane, biomedische en exacte wetenschappen aanbiedt; - drie missies heeft: (1) academische opleidingen, (2) wetenschappelijk onderzoek, en (3) dienstverlening aan de maatschappij / technologietransfer; - in 1972 Leuven Research & Development (LRD) heeft opgericht. Dit was een van de eerste centra voor technologietransfer in Europa, met de specifieke doelstelling om de transfer- en onderzoeksresultaten vanuit de universiteit naar het bedrijfsleven te bevorderen door middel van contract & collaborative research, IPR management, licensing en creatie van spin-off. LRD houdt zich tevens bezig met networking, clustering & regionale ontwikkeling;
.
- v ia LRD een actieve promotor is van interregionale samenwerking zoals bijvoorbeeld in de driehoek Eindhoven-Leuven-Aken (ELAt); - met LRD recentelijk de IPTEC Tech Transfer Award gekregen heeft voor zijn internationale recordaantal technologietransfers. LRD heeft samen met Fortis Private Equity en KBC Private Equity een eigen durfkapitaalfonds opgezet: het Gemma Frisius Fund K.U. Leuven, dat investeert in spin-off-bedrijven; - in de Universitaire Ziekenhuizen circa 8200 werknemers telt en hoogwaardige gezondheidszorg biedt met 2000 bedden en ruim 500.000 patiëntendagen per jaar; - verscheidene wetenschapsparken heeft, zoals Arenberg en het Researchpark Haasrode (136 hectare), die samen meer dan 100.000 m² ruimte bieden voor het bedrijfsleven, bijv. hightech-bedrijven. Verder verhuren zij state-of-the-art infrastructuur aan topbedrijven, vooral op het gebied van ICT, biotechnologie en nieuwe materialen. Een moderne bio-incubator is sedert 2007 operationeel en huisvest verscheidene hightech life science bedrijven met een groot groeipotentieel; - deelneemt aan verscheidene innovatieve netwerken. K.U. Leuven is bijvoorbeeld het coördinatiecentrum van het LERU, een samenwerkingsverband van 12 Europese topuniversiteiten. Het Leuven Innovation Networking Circle (Leuven.Inc) is een horizontaal netwerk dat als platform fungeert voor technologieondernemers en dat contacten stimuleert tussen de universiteit, hightech-starters, innovatieactoren, adviesbureaus en durfkapitalisten. Verticale netwerken, die georganiseerd zijn om specifieke belanghebbenden rond een bepaalde technologie bijeen te brengen, zijn bijvoorbeeld DSPValley en L-SEC. Om de samenwerking tussen de onderzoeksgroepen aan de K.U. Leuven en de Ziekenhuizen te faciliteren, zijn er diverse thematische centra opgezet, zoals het Centre for Drug Design and Discovery (CD3), het Leuven Materials Research Centre (L-MRC), het Leuven Medical Technology Centre (L‑MTC) en PharmAbs, het K.U. Leuven Antibody Centre.
Universiteit Maastricht - De Universiteit Maastricht een internationaal georiënteerde universiteit is die kiest voor: 1. een onderscheidend onderwijsaanbod van Europese topkwaliteit 2. hoogstaand onderzoek rond geselecteerde thema’s 3. actieve samenwerking met bedrijven en instellingen 4. bijdrage aan de ontwikkeling van de (Eu)regio, waarvan Limburg deel uitmaakt - De jongste en meest internationale universiteit in Nederland is met 12.000 studenten waarvan 40% afkomstig uit het buitenland, met 3.000 medewerkers en verbonden met het academisch Ziekenhuis Maastricht in het Maastrichts Universitair Medisch Centrum, - Sinds haar ontstaan bekend is vanwege het innovatieve onderwijsconcept en “leading in learning” wil zijn op basis van uitgebouwde research, - Hoewel sterk internationaal georiënteerd, hecht de UM ook aan een sterke (Eu)regionale band. Initiatieven, zoals de programma’s van de transnationale Universiteit Limburg, van de ondernemingen onder de UM Holding, van Studium Generale en van de UM-dependance te Venlo, getuigen van deze verbondenheid. .
-O p sociaal en economisch vlak een motorfunctie in de regio heeft. De UM participeert vanuit de primaire taken in de regionale centra voor open innovatie in Venlo (Greenport) Sittard-Geleen (R&B Campus Chemelot), Parkstad (grensoverschrijdend bedrijventerrein Avantis) en Maastricht (Health Campus Randwijck). - In de wetenschap dat problemen en vraagstukken niet tot het domein van één wetenschappelijke discipline behoren, werkt de UM met multidisciplinair onderzoek; inzichten uit verschillende disciplines worden samengebracht ten behoeve van internationale, maatschappelijk relevante thema’s. Daarbij ligt het zwaartepunt bij onderwerpen op het gebied van Life Sciences, Innovatie en Governance. - Grote waarde hecht aan de valorisatie van het onderzoek en aan het naar de markt brengen van de academische kennis door het stimuleren van nieuw ondernemerschap, patenting & licensing en het faciliteren van hoogwaardig technologisch ondernemerschap zoals in het BioPartner Centrum Maastricht. - In denken en doen grensoverschrijdend bezig is en van nature geneigd is om met partners over de grens vruchtbare samenwerkingen aan te gaan
Maastricht Universitair Medisch Centrum + - op 7 januari 2008 door het academisch ziekenhuis Maastricht en de Faculty of Health, Medicine and Life Sciences van de Universiteit Maastricht gezamenlijk werd gevormd; - als universitair medisch centrum topklinische en topreferente functies verzorgt voor een belangrijk deel van Zuid-Nederland en de Euregio Maas-Rijn en wetenschappelijk geneeskundig onderzoek en onderwijs uitvoert; - met meer dan 5.000 medewerkers, 30 specialismen, 715 bedden, meer dan 26.000 opnames en meer dan 400.000 poliklinische patiënten per jaar een belangrijke speler in de Euregionale gezondheidszorg is en aan bijna 4.000 studenten een hoog gewaardeerde opleiding op het gebied van de gezondheidszorg en life sciences biedt; - gekozen heeft voor vijf speerpunten: hart- en vaatziekten, oncologie, chronische ziekten, geestelijke gezondheidszorg en public health/primary care. Deze speerpunten zijn vertaald naar de structuur van patiëntenzorg en onderzoek. Vijf reserach-schools, ‘School for vascular Diseases’: CARIM, ‘School for Mental Health and Neurosciences’: Hersenen en Gedrag, ‘School for Oncology and Developmental Biology: GROW, ‘School for Nutrition, Toxicology and Metabolism: NUTRIM en ‘School for Public Health and Primary Care: CAPHRI, zijn door middel van vier ‘ketens voor zorg, onderwijs/opleiding en onderzoek aan de academische patiëntenzorg gekoppeld. Deze vier ketens corresponderen met de vier eerstenoemde speerpunten; - participeert in de Technologische Topinstituten DPI (Dutch Polymer Institute), TIFN (Top Institute Food and Nutrition), TI Pharma (Top Institut Pharma), CTMM (Center for Translational Molecular Medicine), BMM (BioMedical Materials) en Netherlands Toxicogenomics Centre (NTC). In het kader
10.
-
-
van de Technologische Topinstituten werken bedrijven en kennisinstellingen binnen een langdurige en strategische public-private partnership samen, om sneller nieuwe innovatieve processen en producten tot stand te brengen. naar verdergaande uitbouw en profilering streeft voor topklinische en topreferente zorg, onderzoek, opleiding en onderwijs, en deze ambitie wil waarmaken in samenwerking met partners. als kern van zijn strategische visie internationale oriëntatie en ambitie gedefinieerd heeft. zich al vele jaren inzet voor grensoverschrijdende samenwerking en patiëntenmobiliteit in de Euregio Maas-Rijn (D, NL, B) en ook structureel samenwerkt met Belgische ziekenhuizen, zoals Tongeren en Montgodinne; in 2004 een alliantieovereenkomst heeft getekend met het Universitätsklinikum Aachen. Deze samenwerking biedt uitzonderlijke perspectieven voor topreferente zorg en onderzoek op diverse gebieden. Een recent afgerond onderzoek naar de haalbaarheid van een vergaande samenwerking als ‘Europees Universitair Medisch Centrum’ geeft aan, dat deze ambitie juridisch en economisch haalbaar is. Beide partners hebben de intentie uitgesproken om te komen tot een internationaal cardiovasculair topcentrum.
Prioriteiten voor de samenwerking
1. Technologie en kennistransfer met als hoofdthema’s: - Logistiek - Health care (Life Sciences en Food & Nutrition) - Materialen en Automotive - Verbindende onderwerpen als aanmoedigen van start-ups, ondernemerschap en MKB/KMO - Extra aandacht voor projecten waarbij bedrijven tot kassa komen met behulp van innovatieonderzoek - Bewustmaking: wat zijn de goede voorbeelden - Incentives: What’s in it for me? 2. Onderwijs, Beta-techniek en ‘Kenniswerkers’;
3. Lobby - Coördinatie van een gemeenschappelijke communicatiestrategie om te komen tot een gemeenschappelijke lobby voor de Europese Technologische Top Regio (Den Haag en Brussel) - Gezamenlijke maatregelen om de voorwaarden voor investeringen in R&D te optimaliseren - Gebruik maken van R&D-subsidies (vooral die welke door de EU ter beschikking gesteld worden) door gezamenlijke projecten te ontwikkelen.
11.
Door deze overeenkomst te ondertekenen, bevestigen de samenwerkingspartners dat zij alles zullen doen wat binnen hun mogelijkheden ligt om de doelstellingen van de Innovatie Samenwerkingsovereenkomst te behalen.
Steve Stevaert Provinciegouveneur Provincie Limburg (B)
Marc Vandeput Gedeputeerde Provincie Limburg (B)
Jo Ritzen Voorzitter College van Bestuur Universiteit Maastricht
Guy Peeters Voorzitter Raad van Bestuur Maastricht UMC+
Theo Kelchtermans Voorzitter Universiteit Hasselt
Luc De Schepper Rector Universiteit Hasselt
Renata Camps Provinciegriffier Provincie Limburg (B)
Te Hasselt op 3 oktober 2008:
Herman Vrehen Gedeputeerde Provincie Limburg (NL)
12.
Jean-Pol Olbrechts Gedeputeerde Provincie Vlaams-Brabant
Marc Vervenne Rector K.U. Leuven
13.
In het kader van de bestaande samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen, zoals uitgedrukt in de gemeenschappelijke ‘Letter of Intent on strengthening the strategic cooperation in the sectors of science and research, technology and innovation’ die op 17 april 2008 is herbevestigd te Maastricht, heeft deze Samenwerkingsovereenkomst inzake Innovatie de steun van:
Maria J.A. van der Hoeven Minister van Economische Zaken Nederland
14.
Patricia Ceysens Minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel Vlaanderen 15.
Bijlage: De projecten Groep 1: Bewustmaking TTR 1. Tech Transfer 4 Innovation 2. Strategische alliantie innovatie- en managementinstituten 3. Samen op weg naar een TTR
pag. 18 pag. 19 pag. 20
Groep 2: Health care 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Tissue engineering van hartkleppen Revalidatierobotica bij MS en CVA - Biotech Business Cluster (BBC) - OUDEREN EN KANKER: Een prospectieve COHORTSTUDIE Euroregional Platform for for Advacing Cancer Treatment (EuroPact II) Een Euregionaal GRID-netwerk voor ‘Computer Assisted Theragnostics’ (euroCAT) Euron/MHeNS Moleculaire Levenswetenschappen (MLW)
pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag.
21 22 23 24 26 27 29 30
Groep 3: Materialen 12. New Nanomaterials4coatings
pag. 31
Groep 4: Cleantech 13. CO2-reductie
pag. 33
Groep 5: Generieke projecten 14. Strategische samenwerking hoogwaardige bedrijventerreinen/science parks (Open innovatie) 15. 16. 17. 18. 19. 20.
16.
Kenniscorridor Beter! Logistiek/Supply Chain Management – Feed-Food connected with Greenport Venlo – Kennismakelaar – Samenwerking VWO (NL) – Universiteit Hasselt –
pag. pag. pag. pag. pag. pag. pag.
34 35 36 37 38 39 40
17.
Groep 1: Bewustmaking TTR 1. Tech Transfer 4 Innovation
2. Strategische alliantie innovatie- en managementinstituten
Contactpersonen: Universiteit Hasselt: A.-P. Bijnens
Contactpersonen: Universiteit Maastricht: L. Soete
Universiteit Maastricht: H. van de Voort, E. Daniëls K.U. Leuven: P. Raeymaekers, I. Huys i.s.m. ULg, TUE, AGIT en RWTH
Universiteit Hasselt: R. Sluismans K.U. Leuven: K. Debackere
Achtergrond: Dit project is ook gelinkt aan het project Kenniscorridor.
Achtergrond: De economische groei van ontwikkelde landen wordt steeds meer bepaald door hun innovatievermogen. Het is daarom van essentieel belang de wisselwerking tussen universiteiten en bedrijven te optimaliseren, zodat nieuwe vindingen optimaal benut worden. Waar universiteiten hun expertise verder ontwikkelen vanuit een technologiegedreven invalshoek, hebben bedrijven eerder een marktgedreven aanpak. De match tussen beide benaderingen is echter tot op heden onvoldoende gevonden. Om de drempel voor samenwerking en kennistransfer te verlagen, zal dit project zich enerzijds richten op het inventariseren en promoten van de top-expertise in universiteiten en bedrijven in de Euregio (topic 1 en 2), maar anderzijds ook een aantal belemmeringen wegnemen om de exploitatie van kennis te optimaliseren (topics 3 t/m 6).
Voor kennis geldt de wet van het afnemend grensnut niet (deze wet houdt in dat hoe meer je van iets hebt, hoe minder het waard wordt). Integendeel, hoe meer kennis je hebt en hoe meer je die deelt, hoe waardevoller deze wordt. In de TTR bevindt zich een aantal kenniscentra op het terrein van onderzoek en innovatie. Dit zijn onder andere: Eindhoven Centre for Innovation Studies, UNU-Merit Maastricht, Vlerick/ K.U. Leuven, Kenniscentrum voor Ondernemerschap en Innovatie. Men kan zich de vraag stellen: stel dat deze centra, elk met behoud van hun eigen identiteit, een strategisch samenwerkingsverband aan zouden gaan, hoe zou hun Europese concurrentiepositie zich dan verbeteren? De vraag stellen is in feite hem beantwoorden. Niet alleen worden de individuele centra sterker door de onderlinge samenwerking en kennisuitwisseling, maar ook kunnen zij op het Europese toneel als gemeenschappelijk conglomeraat optreden, hetgeen voor ieder afzonderlijk maar ook voor de organisaties samen positief is.
Doelstelling: Doelstellingen: Het project kent zes topics: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Portfolio samenstellen van de top-expertise in de universiteiten in de Euregio Extern communicatienetwerk ontwikkelen om het beeld van ‘region of knowledge’ te verspreiden Ondersteuning bieden voor het opzetten van publiek-private partnerschappen Meer en beter gebruik maken van uitvindingen in de Euregio Ondernemerschap bij onderzoekers stimuleren In kaart brengen van bottlenecks voor de implementatie van extern ontwikkelde kennis in bedrijven
Tijdskader: 2008-2011
Het aangaan van een strategische alliantie tussen de aan de universiteiten van Maastricht, Hasselt, Leuven en Eindhoven gevestigde onderzoeksinstellingen op het terrein van innovatie. Doel is individueel sterker worden, gezamenlijk contractonderzoek verrichten en bijdragen aan een sterke TTR-branding t.o.v. andere regio’s in Europa en de wereld.
Toespitsing: -
analyseren van doelstellingen en activiteiten van de diverse universitaire instellingen organiseren van verschillende onderlinge werkbezoeken participeren in elkaars activiteiten, congressen en onderzoeken traceren van gemeenschappelijkheid definiëren van gemeenschappelijk producten- en dienstenpalet opstellen van gemeenschappelijke strategie op korte en middellange termijn uitvoeren van gemeenschappelijk programma definiëren van en bijdragen aan gemeenschappelijke branding
Tijdskader: 2009-2011
18.
19.
Groep 2: Health care 3. Samen op weg naar een TTR
4. Tissue engineering van hartkleppen
Contactpersonen: Provincie Limburg (NL): D. Plees
Contactpersonen: K.U. Leuven: Prof. Flameng
Provincie Vlaams-Brabant: G. Denhaen POM Limburg: F. Quanten
Universiteit Hasselt: P. Stinissen en T. Kleij Universiteit Maastricht: M. Borgers
Achtergrond:
Achtergrond:
Op 10 april 2008 heeft te Maaseik een succesvolle internationale bestuursconferentie plaatsgevonden. Hier werd het startschot gegeven voor de gezamenlijke uitbouw van een echte grensoverschrijdende Technologische Top Regio (TTR) in het grensgebied Duitsland-Nederland-België. De betrokken partners zijn akkoord gegaan met de eerste gemeenschappelijke stappen die moeten leiden tot een gezamenlijke agendavorming voor een TTR.
Het basisonderzoek en de dierproeven werden uitgevoerd in Flamengs laboratorium voor Experimentele Cardiale Heelkunde (dr. G. De Visscher). De verdere ontwikkeling van dit project heeft geleid tot een samenwerking met de groepen Biomed en Material Sciences van de Universiteit Hasselt. Er bestaat reeds 20 jaar een goede samenwerking met het CARIM te Maastricht op het vlak van projecten over myocardischemie, protectie en hibernatie (prof. dr. R. Reneman, dr. G. Van De Vussche en prof. M. Borgers).
De bestuurlijke partners waren het snel eens over het feit dat zij gezamenlijk inderdaad veel meer kunnen bereiken dan wanneer iedere regio er alleen voor staat. Zij hebben het gevoel dat zij op enkele inhoudelijke technologische thema’s gezamenlijk voorop kunnen lopen in de wereld. De bestuurders onderkenden de meerwaarde van de overheden in het verbinden van de spelers uit de Triple Helix: Ondernemers, Onderzoeksinstellingen en Overheid. Dit moet binnen de regio’s van de TTR meer en vaker op praktijkniveau gaan gebeuren, zodat er nieuwe verbindingen en nog meer kennis, kunde en kassa kunnen ontstaan. Deze aanpak is in feite een grensoverschrijdende regionale uitwerking van de Lissabondoelstellingen.
Doelstelling: Het project behelst de ontwikkeling van een technologie waarbij biologische hartklepprothesen een coating krijgen van homing-proteïnen voor het in vivo aantrekken van circulerende stam-/progenitorcellen.
Toespitsing: Toespitsing: In een functionele regio kijk je vanuit de inhoud naar je gemeenschappelijke kenmerken en naar je partnerschap. Samenhangende relaties en interacties tussen stakeholders in een regio zorgen voor natuurlijke verbindingen binnen een functionele regio. Een functionele regio valt niet vanzelfsprekend samen met bestaande grenzen. In de TTR gaan we uit van onderzoek, technologie en innovatie als gemeenschappelijke motor.
Doelstelling: Visievorming en inventarisatie Het uitwerken van de functionele regio gebeurt aan de hand van de conclusies van een benchmark (foto) die de economische sterktes van de TTR in beeld zal brengen. De focus zal aan de hand van internationale standaards en trends gericht zijn op top-branches, waarmee de TTR ook Europees in een communicatietraject op de kaart gezet zal worden. In dat verband zal BAK Basel Economics een rol spelen. BAK zal op empirische wijze inzicht geven in de sterktes en de zwaktes van de TTR, ook in vergelijking met een internationaal level playing field. Daaruit zal BAK tevens kunnen afleiden wat de potentiële ontwikkelingssectoren voor de TTR zijn. Er wordt vooral gekeken naar branches (clusters) die toptechnologisch van aard zijn. Deze benchmark zal als basis kunnen dienen om volgende stappen te zetten in een gezamenlijke agenda- en visievorming voor de toekomst van de TTR. Parallel aan het traject van de visievorming zal een praktische inventarisatie van grensoverschrijdende ‘vuurtorenprojecten’ plaatsvinden.
Het project is gestart met de studie van de ‘Foreign Body Reaction’ op cellulair en moleculair gebied na implantatie van een biologische, gecrosslinkte matrix of scaffold in de peritoneale ruimte bij ratten. Hierbij werd in de vroege fase na implantatie homing van progenitor- of circulerende stamcellen vastgesteld en werden de homing-factoren geïdentificeerd. In een tweede fase werd bij schapen de matrix van een hartklep intraperitoneaal geïmplanteerd en na cellularisatie met stamcellen werd er een hartklep mee gevormd en in het hart geïmplanteerd. Dit resulteerde na 5 maanden in een goed functionerende, levende hartklep, die echter niet de ideale celfenotypes bevatte. In een laatste fase werd een bestaande biologische hartklep gecoat met de stamcel-homing-factoren en geïmplanteerd bij schapen. Deze volledig gecellulariseerde kleppen vertonen wel de fenotypes die zeer sterk lijken op die van natieve hartkleppen. Het volgende deel van het project spitst zich toe op dezelfde problematiek maar dan bij bloedvaten. Dit deel van het project loopt nog.
Tijdskader: 2008-2010
Tijdskader: 2008-2011
20.
21.
5. Revalidatierobotica bij MS en CVA Contactpersonen: Universiteit Hasselt: K. Coninx en C. Raymaekers Universiteit Maastricht: H. Savelberg en K. Meijer K.U. Leuven: K. Desloovere en H. Feys i.s.m. Revalidatiecentrum Blixembosch, Revalidatie & MS Centrum Overpelt, REVAL-PHL en Revalidatiecentrum Hoensbroek
Achtergrond: Centraal-neurologische aandoeningen, zoals Multiple Sclerosis (MS) en cerebrovasculaire accidenten (CVA), komen frequent voor, zowel bij een jonge (bijv. MS) als bij een ouder wordende populatie (bijv. CVA). Gelet op het belang van de beenfunctie bij transfers van bijvoorbeeld bed naar (rol)stoel en bij het stappen, hebben de klinische revalidatie en onderzoeksactiviteiten zich bij deze patiënten tot op heden voornamelijk gericht op het herstel van de onderste ledematen. Hierdoor, gecombineerd met besparingsmaatregelen in de gezondheidszorg, werd doorgaans minder tijd besteed aan de revalidatie van de arm. Het gebruik van hand en arm is echter cruciaal voor zelfstandigheid bij heel wat activiteiten van het dagelijkse leven, en bepaalt in grote mate de levenskwaliteit van de patiënt. Tot op heden heeft slechts een zeer beperkt aantal projecten deze materie bestudeerd. Om na te gaan of een aantal recente technologische ontwikkelingen zoals revalidatierobotica (inclusief virtuele leeromgevingen) en ambulante bewegingsmonitoring (activiteiten en/of bewegingsregistratie) toepasbaar zijn en/of interessant zijn om de intensiteit van oefening voor het bovenste lidmaat te vergroten, werken vier (REVAL-PHL, EDM-UHasselt, BewegingswetenschappenUMaastricht, Revalidatie & MS Centrum Overpelt; zie hieronder) van de zeven voorgestelde partners van deze aanvraag momenteel een pilot (9 maanden doorlooptijd) voor een INTERREG III-project uit (project # 4-BMG-II-1=84, 01/09/2007 – 31/05/2008, Euregio Benelux Middengebied), aangevuld met een TRANSCEND-project (01/02/2008 – 31/05/2008, Euregio Maas-Rijn). Hierbij wordt de bruikbaarheid van revalidatierobotica (PHANToM haptic master) en ambulante bewegingsregistratie/monitoring (PASAQ Maastricht Instruments) bij personen met MS nagegaan.
Doelstelling: Pijler A van het voorliggende project wil de aangeboden robotica-interventies bij personen met MS optimaliseren in functie van de meest gunstige revalidatieresultaten (kennistransfer) en vergelijken met klassiekere revalidatiemethoden. Verder zal in deze fase ook nagegaan worden of de oefenmogelijkheden van de revalidatierobotica uitgebreid kunnen worden naar handtraining en bimanuele activiteiten. Hiernaast zullen innovaties op het gebied van ambulante bewegingsregistratie/monitoring uitgewerkt worden om de effecten van de verschillende interventies tijdens activiteiten van het dagelijks leven (ADL) te evalueren. Pijler B van het voorliggende project wil op basis van vroegere ervaringen en bij uitbreiding op basis van de ervaringen opgedaan in pijler A van het voorliggende project, verkennen in welke mate andere, en heel frequent voorkomende centraal-neurologische aandoeningen zoals cerebrovasculair accident (CVA), baat kunnen hebben bij het gebruik van revalidatierobotica en ambulante bewegingsregistratie van de bovenste ledematen.
6. B iotech Business Cluster (BBC) – Versterking van de Human Life Sciences Triangle tussen Aken, Maastricht en Leuven Contactpersonen: Universiteit Maastricht: J. Cobbenhagen, Patrick Machiels (BioPartner, Centre for Entrepreneurship) K.U. Leuven R&D: M. Hinoul Universiteit Hasselt: D. Dumont en A.-P. Bijnens i.s.m. BioPartner, RWTH Aken en Vlerick Leuven-Gent Management School
Achtergrond: In de afgelopen drie jaar hebben Leuven, Hasselt, Maastricht en Aken de kern gevormd van het EFRO-project Biosmile (aflopend in 2008). Hierin is gebleken dat vooral de samenwerking tussen de business developers van de life science-gerichte organisaties een toegevoegde waarde heeft: er zijn verschillende koppelingen tot stand gebracht tussen bedrijven onderling, tussen bedrijven en kennisinstellingen en rond durfkapitaal. In elk van de life science centra zijn startersinitiatieven gaande. Tussen de docenten en mentoren van deze ondernemersopleidingen is een netwerk groeiende. In het algemeen hebben de ondernemersopleidingen een sterke nationale en zelfs regionale insteek. De life sciences zijn echter bij uitstek een sector die internationaal, zelfs wereldwijd is gestructureerd. De internationale dimensie van de startersondersteuning is dan ook noodzakelijk.
Doelstelling: Doelstelling van dit project is het verspreiden van grensoverschrijdende kennis en ervaring op het gebied van het opleiden, begeleiden en doen starten van ondernemers in de life sciences. Ten dele kan het worden gezien als een voortzetting van een best practice die in Biosmile is ontdekt. Daarnaast is er de toegevoegde waarde van de grensoverschrijdende uitwisseling en networking voor jonge ondernemingen. De activiteiten bestaan uit: het voortzetten en intensiveren van de samenwerking en de uitwisseling van kennis, ervaring en cases door business developers van Leuven, Hasselt, Maastricht en Aken het inventariseren en ontsluiten van verschillen in markt en regelgeving voor starters in de life sciences het organiseren van grensoverschrijdende seminars voor jonge ondernemers het uitwisselen van kennis en ervaring door docenten en mentoren van de startersinitiatieven het uitwisselen van onderwijsmateriaal, cases, docenten en deskundigen van de verschillende startersprogramma’s
Tijdskader: 2008-2011
Tijdskader: 2008-2011
22.
23.
7. OUDEREN EN KANKER: Een prospectieve COHORTSTUDIE Contactpersonen: MUMC+: H. Schouten en A. Knottnerus
Methode
K.U. Leuven: F. Buntinx Universiteit Hasselt: P. Stinissen i.s.m. Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL), Limburgse Kankerstichting (LIKAS) (B), Limburgs Oncologisch Centrum (LOC) (B), Academisch Centrum voor Huisartsgeneeskunde - Katholieke Universiteit Leuven (ACHG) (B), Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) (NL), Vakgroep huisartsgeneeskunde Onderzoeksinstituut Caphri, Maastricht University, NL)
Deze cohortstudie zal een groep van oudere (≥70jaar) kankerpatiënten en twee controlegroepen volgen: één groep van personen tussen 50 en 69 jaar met kanker en één groep ouder dan 70, waarbij geen kanker werd vastgesteld. Omdat de interesse vooral uitgaat naar de generieke aspecten van de problematiek, wordt de studie niet beperkt tot één of enkele kankertypes Het onderzoek verloopt parallel in Belgisch en Nederlands Limburg. Jaarlijks zullen in elk van beide regio’s 200 nieuw gediagnosticeerde oudere kankerpatiënten geïncludeerd worden, samen met 100 jongere kankerpatiënten en 100 ouderen zonder kanker. De kankerpatiënten worden gerekruteerd via de ziekenhuizen in de onderzoeksregio, en de nietkankerpatiënten via huisartsen. Bij alle deelnemers zal na informed consent een vragenlijst worden afgenomen, relevante medische informatie geregistreerd en lichaamsmateriaal afgenomen. De vragenlijst omvat een baseline screening en indien nodig verder onderzoek met betrekking tot frailty (er loopt momenteel een pilot onderzoek waarin verschillende screeningsinstrumenten vergeleken worden). Data worden verzameld bij inclusie, na 6 maanden, en vervolgens jaarlijks. De belangrijkste uitkomstmaten zijn mortaliteit, remissie, recidief, kwaliteit van leven, psychosociale status (met bijzondere aandacht voor depressie, angst en cognitie), somatische klachten (met bijzondere aandacht voor bijwerkingen van behandeling) en levensomstandigheden. Binnen het opgebouwde cohort zal zo snel mogelijk gestart worden met kleinschalige gerichte interventiestudies. Daarbij wordt in eerste instantie gedacht aan innovatieve vormen van monitoring en ketenzorg. De unieke opzet van de studie, waarbij gebruik gemaakt wordt van twee verschillende controlegroepen, maakt het mogelijk onderscheid te maken tussen de impact van veroudering en de gevolgen van de kankerdiagnose en kankerbehandeling.
Achtergrond: Zowel in absolute als in relatieve aantallen en zowel wat betreft nieuwe als prevalente gevallen neemt het aantal oudere patiënten (hier gedefinieerd als 70 jaar en ouder) met kanker zeer sterk toe. Oudere patiënten verschillen bovendien vaak sterk van jongere patiënten: er is sprake van belangrijke co-morbiditeit, een hogere algemene kwetsbaarheid (frailty), een lagere functionele status, en ook de psychosociale leefomstandigheden zijn bij het klimmen der jaren veranderd. De prognose en betekenis van kanker en de behandeling daarvan kunnen voor ouderen zeer specifieke kenmerken hebben, in medische zin, maar ook in de belevingswereld en wat betreft de praktische consequenties (bijv. transportproblemen, kleiner sociaal netwerk, moeilijker omgaan met wisselende omstandigheden). De gevoeligheid van kanker voor behandeling lijkt te verschillen tussen oudere en jongere patiënten, maar is er ook sprake van grote heterogeniteit binnen de groep van ouderen. Het blijkt moeilijk te voorspellen welke patiënten goed of slecht zullen reageren op bepaalde behandelingen. Tenslotte is de zorg voor deze steeds toenemende groep patiënten een belangrijke belasting voor het zorgsysteem. Zo is de thans gebruikelijke medische follow-up na behandeling wellicht niet vol te houden. Over al deze aspecten is onze kennis veel te beperkt, terwijl oudere patiënten juist ondervertegenwoordigd zijn in wetenschappelijk onderzoek. De kwalitatief beste en op den duur meest efficiënte wijze om meer kennis te verzamelen over de factoren die het verloop van kanker bij ouderen bepalen is prospectief onderzoek van een groot cohort van oudere kankerpatiënten en daarbij een vergelijking te maken met jongere kankerpatiënten en oudere patiënten zonder kanker.
Doelstelling: Het in kaart brengen van de specifieke kenmerken, consequenties en prognose van kanker bij ouderen en van de factoren die daarop van invloed zijn. Het ontwikkelen en evalueren van interventies om de zorg voor oudere kankerpatiënten te verbeteren.
Tijdskader: 2008-2010
24.
25.
8. Euroregional Platform for for Advacing Cancer Treatment
(EuroPact II)
Contactpersonen: Maastricht UMC+: C. Reutelingsperger K.U. Leuven: L. Mortelmans i.s.m Universiteit Antwerpen, Universiteit Gent, Universitätsklinikum Aachen en Helmholtz Institute for Biomedical Engineering
Achtergrond: Kanker is een complexe ziekte die patiënt en familie veel leed bezorgt en de gezondheidszorg zwaar belast. De huidige anti-kanker therapieën hebben vaak veel ongewenste en vervelende bijwerkingen terwijl hun genezende werking veel te wensen overlaat. Anti-kanker therapieën zijn erop gericht om kankercellen te doden. Dit kan door celdodende stoffen (cytostatica en toxinen) in het lichaam van de patiënt te brengen. De celdodende stoffen zijn echter onvoldoende selectief en doden ook gezonde cellen waardoor ongewenste bijwerkingen ontstaan. Er is een grote behoefte aan anti-kanker geneesmiddelen met verbeterde genezende werking en verminderde bijwerkingen.
Doelstelling: De doelstelling van het Euregional PACT II is het opzetten van een Euro-regionaal Virtueel Researchlaboratorium dat met hoogwaardige technologieën innovatieve anti-kanker geneesmiddelen ontwikkelt. Kennis, expertise en resultaten van Euregional PACT II worden gedissimineerd naar netwerken en biotechnologische bedrijven zodat zij sneller gebruik kunnen maken van nieuwe kennis en nieuwe technologieën voor eigen innovatie en productontwikkeling. Euregional PACT II focuseert op een nieuwe generatie anti-kanker geneesmiddelen die bestaan uit targeting-, therapeutische en diagnostische functies in 1 molecuul. De rationale van het ontwerp van dergelijke geneesmiddelen is gebaseerd op de behoefte aan anti-kanker geneesmiddelen met hogere therapeutische effectiviteit en minder bijwerkingen. De targeting functie van het molecuul zorgt ervoor dat het therapeutische deel voornamelijk naar de tumor wordt gedirigeerd zodat de andere organen er minder last van hebben (minder bijwerkingen). De moleculaire imaging functie maakt het mogelijk om per patiënt te bepalen hoeveel geneesmiddel er in de tumor terecht komt. Dit maakt het mogelijk om de optimale dosis geneesmiddel voor elke patiënt te bepalen waardoor onder- of overdosering voor die patiënt voorkomen kan worden. Door kennis en expertise in de grensoverschrijdende regio te bundelen kan een Euro-Regionaal Virtueel Researchlaboratorium opgebouwd worden waarbinnen dergelijke innovatieve geneesmiddelen om kanker te behandelen ontwikkeld kunnen worden.
Tijdskader: 2008-2011
26.
9. E en Euregionaal GRID-netwerk voor ‘Computer Assisted Theragnostics’ (euroCAT) Contactpersonen: MUMC-MAASTRO: P. Lambin Universiteit Hasselt - Limburgs Oncologisch Centrum Genk-Hasselt : P. Bulens K.U. Leuven: K. Haustermans i.s.m. Universitätsklinikum Aachen, Hôpital Universitaire de Liège, Catharina Ziekenhuis Eindhoven, MAASTRO Innovations BV en Siemens AG.
Achtergrond: De gezondheidszorg zal Europa het komende decennium voor grote uitdagingen stellen. Tegelijkertijd is er sprake van een explosieve toename van de hoeveelheid nieuwe patiëntengegevens waarover clinici kunnen beschikken, met daaraan gekoppeld ook een explosieve toename van nieuwe biologische kennis. Door de vergrijzing zullen bovendien de kosten van de gezondheidszorg in Europa aanzienlijk stijgen. Wij presenteren een IT-oplossing die het mogelijk maakt om deze problemen het hoofd te bieden en tevens betaalbare zorg op maat te leveren. Het project ‘Euregional Computer Assisted Theragnostics’ (euroCAT) maakt gebruik van allerlei data uit diverse, onderling gekoppelde databases van de klinische centra van onze beoogde partners. Op basis hiervan worden patiëntgebonden voorspellingsmodellen ontwikkeld en gevalideerd en wordt het klinisch onderzoek gefaciliteerd.
Hypothese: De hypothese van het euroCAT-project is dat deze modellen zullen leiden tot gepersonaliseerde zorg en efficiënter klinisch onderzoek. Het euroCAT-project wil dit bereiken door innovatieve IT-technologie te ontwikkelen en toe te passen.
Aanpak: Op vier innovatieve gebieden zal IT-technologie worden ontwikkeld. Ten eerste zal privacybeschermende technologie worden ontwikkeld om bestaande gegevens uit allerlei verschillende bronnen en landen te kunnen gebruiken. Ten tweede zullen deze gegevens, met behulp van innovatieve technieken op het gebied van ‘machine learning’ en ‘image-based learning’, worden gebruikt voor gepersonaliseerde voorspellingsmodellen. Ten derde zullen deze modellen in de vorm van een beslissingsondersteunend systeem beschikbaar worden gemaakt voor de clinicus en de patiënt. Tot slot zal een nieuw IT-platform worden opgezet, waarmee de diverse ziekenhuizen ‘online’ met elkaar verbonden zijn en alle voorzieningen kunnen delen.
27.
10. Euron/MHeNS Uitkomst:
Contactpersonen: MUMC+: H. Steinbusch
De resultaten van het project zullen onmiddellijk worden toegepast en gevalideerd. Het euroCAT-project wil de data van alle kankerpatiënten gebruiken, zodat het niet alleen mogelijk wordt uiteenlopende behandelingen en/of diagnostische methoden te analyseren, maar ook om de resultaten op uiteenlopende patiënten toe te passen. Een andere toepassing ligt op het gebied van klinisch onderzoek. Daar zullen de voorspellingsmodellen worden gebruikt om de omvang en dus de kosten van het onderzoek te beperken, namelijk door het vinden van de juiste patiënten voor de juiste trials en het hergebruiken (data mining) van informatie over patiënten uit eerdere trials. De laatste toepassing is gericht op kosteneffectiviteit, waarbij analytische kostenmodellen in het beslissingsproces zullen worden geïntegreerd.
UM: N. Senden
Doelstellingen: Het project zal onderzoek en ontwikkeling in de gezondheidszorg bevorderen door: a) een unieke multicentrische IT-infrastructuur op te zetten die snel klinisch onderzoek mogelijk maakt en daarmee bedrijven zal aantrekken; b) unieke IT-tools te ontwikkelen die in een later stadium op de markt kunnen worden gebracht; en c) mee te werken aan de totstandkoming van een Euregionaal Particle Therapy Centre.
Looptijd: 2008-2012
Achtergrond: Euron (European Graduate School of Neuroscience) is een internationaal samenwerkingsverband tussen 11 universiteiten in België, Duitsland en Nederland. De belangrijkste doelen van Euron zijn 1) onderwijs organiseren en aanbieden in de vorm van specialistische cursussen en workshops aan Euron PhD studenten; 2) uniformiteit nastreven in PhD degrees; 3) mobiliteit bevorderen van PhD studenten en senior scientists tussen Euron universiteiten; 4) onderzoekssamenwerking bevorderen tussen Euron universteiten. MHeNS ( School for Mental Health and Neuroscience) is een van de vijf Schools binnen de Faculteit Health, Medicine and Life Sciences, Maastricht University and is de coördinator van Euron.
Doelstelling: Onderwijs: Ontwikkelen van een Europese (Euregionale) Masteropleiding Euron met een opleidingsduur van 2 jaar en joint degree. Het ontwikkelen van een Europese Masteropleiding en het creeren van grensoverschrijdende studentenmobiliteit in de Euregio is van belang om beter gebruik te maken van kwalitatief hoogwaardige opleidingsmogelijkheden in de Euregio en is daarmee een belangrijke stap om te komen tot een hoogwaardigere en euregionale arbeidsmarkt die ook aantrekkelijk zal zijn voor andere Europese studenten. Betrokken partners: 4 Euron universiteiten in de grensregio, te weten Maastricht University, Universiteit Hasselt, Université de Liège en RWTH Aachen University. Tal van obstakels dienen overwonnen te worden. Wederzijdse accreditatie-erkenning door de partnerlanden is een belangrijke factor in deze. Door het ontbreken hiervan ontbreekt ook de mogelijkheid van een joint-degree. Verder is ook de financiering van nationale overheden van een gemeenschappelijke ontwikkelde opleiding een hindernis te overwinnen. Vervolgens is de Euregionale studenten-mobiliteit door verschillen in studiefinanciering en hoogte van collegegeld een aandachtspunt. Maar ook de grensoverschrijdend detacheren/aanstellen van docenten en onderzoekers en daaraan verbonden fiscale aspecten werken niet bevorderend. Het ontwikkelings traject van deze Europese Master wordt ondersteund door De Provincie Limburg (NL) en het Ministerie van Binnenlandse zaken in het kader van de Euregio Maas-Rijn proefregio voor structurele grensoverschrijdende samenwerking.
Onderzoek: samenwerkingsverbanden intensiveren van reeds gestarte en nog geplande projecten 1. Partners: Maastricht University, Université de Liège, RWTH Aachen en Eupen (Profinteg); “Ecologische validiteit van instrumenten voor cognitieve stoornissen” 2. Partners: Maastricht University, KU Leuven; “Animal models for Alzheimer’s Disease” 3. Partners: Maastricht University, Hasselt University; “Synaptic and extra-synaptic ligand-gated ion channels in the hippocampus. Putative pathophysiological implication in excitability disorders” 4. Partners: Maastricht University, KU Leuven; “Validation of glutamergic signaling pathways in memory processes” 5. Partners: Maastricht University, Hasselt University; “Neuroinflammation in MS” 6. Partners: Maastricht University, Hasselt University; “ Proteomics in muscle” 7. Partners: Maastricht University, KU Leuven; “An ecogenetic study linking cannabinoid receptor availability to THC-induced psychosis”
Tijdskader: 2008-2010 28.
29.
Groep 3: Materialen 11. Moleculaire Levenswetenschappen
(MLW)
12. New Nanomaterials4coatings
Contactpersonen: Maastricht UMC+: G. van Merode
Contactpersonen:
Universiteit Hasselt: P. Stinissen
NanoHouse: B. van den Berg IMEC Leuven: H. Van den Rul Universiteit Hasselt: M. Van Bael i.s.m. de volgende bedrijven: Kriya Materials (E. Currie), Zweko (R. Hegge) en ALL Chemie Belgium (M. Swinnen) en i.s.m. Universiteit Wageningen
Achtergrond: Sinds 2002 bieden de Universiteiten van Maastricht en Hasselt de studie Moleculaire Levenswetenschappen aan. De opleiding is geaccrediteerd tot 2013 en komt tegemoet aan de interesses van veel jonge mensen uit binnen- en buitenland die een moderne natuurwetenschappelijke studie willen volgen om daarmee een keuze te kunnen maken uit de vele vervolgmogelijkheden die er momenteel zijn. Daarnaast komt hij tegemoet aan de sterk toenemende vraag naar mensen met een life sciences opleiding. Dit hangt nauw samen met het groeiende maatschappelijke belang van de levenswetenschappen. Mede daardoor neemt de life sciences bedrijvigheid toe. Er is dan ook steeds meer vraag naar afgestudeerden vanuit universiteiten en voor laboratoriumfuncties in ziekenhuizen en andere gezondheidszorginstellingen. Maar er is ook steeds meer behoefte in het bedrijfsleven om afgestudeerden aan te stellen en eventueel intern verder op te leiden. Na een gestage groei stromen nu jaarlijks meer dan 200 Bachelorstudenten in; daarmee is het de grootste opleiding in zijn soort in de Benelux. De instroom van Masterstudenten c.q. doorstroom van Bachelors naar de Masteropleiding begint op gang te komen. Om deze studenten hoogwaardige stageplaatsen te kunnen bieden, zijn financiële injecties gedaan in de onderzoeksprogramma’s, voor de ontwikkeling van onderzoeksprojecten die passen binnen het profiel van de Moleculaire Levenswetenschappen, maar tegelijkertijd ook in de bestaande onderzoeksprogramma’s . Daardoor is er een keur aan projecten waarbij studenten zich als stagiaires kunnen aansluiten. Door de te verwachten groei van het aantal masterstudenten en het aflopen van de eerste financieringen, is er een groeiende behoefte aan stageplaatsen.
Achtergrond: MKB ondernemers uit België en Nederland hebben in de achterliggende periode de mogelijkheden verkend voor het verbeteren van hun bestaande producten. Uit de inventarisatie blijkt dat nanotechnologie nieuwe functionaliteiten kan realiseren. Op basis van de MKB-vragen en ‑inventarisatie is het project ‘New nanomaterials4coatings’ vormgegeven, met als bedoeling nanomaterialen toe te passen in verschillende coatings.
Doelstelling: Het bundelen van de expertises van de partners kan leiden tot de ontwikkeling van innovatieve coatings voor verscheidene dagelijkse en hoogtechnologische toepassingen. De uitdaging is om extra functionaliteiten toe te voegen aan de bestaande coatings en binnen het bestaande productieproces. De samenwerking tussen verschillende partners, met (complementaire) expertises die het gehele traject omvatten, vanaf de synthese van de nanodeeltjes tot de finale toepassing, is binnen de regio (en daarbuiten) uniek en maakt nanotechnologie ook toegankelijk voor KMO’s.
Doelstelling: Uitbreiding en intensivering van de MLW-gerelateerde onderzoeksprogramma’s, waardoor de mogelijkheden voor stage-plaatsen voor masterstudenten worden vergroot. Door hierbij het bedrijfsleven te betrekken (zowel groot als MKB) zal dit een stimulans vormen voor het regionale bedrijfsleven en ook de uitbreiding van bedrijvigheid bevorderen.
Tijdskader: 2008-2013
Concreet worden in een eerste project de volgende activiteiten beoogd: - Studie en ontwikkeling van syntheseprocessen voor keramische nanodeeltjes - Functionalisering van keramische nanodeeltjes - Ontwikkeling van keramische nanodeeltjes die als additief voor het functionaliseren van coatings kunnen worden gebruikt - Ontwikkeling van coatings voor verscheidene concrete toepassingen Het project ‘New Nanomaterials4coatings’ biedt verschillende voordelen. Allereerst hebben we een volledige keten, van academische groepen via coating-ontwikkelaars tot eindgebruikers. Hiermee kan snel en effectief een nieuw prototype worden ontwikkeld dat aansluit bij bestaande marktvragen. Daarnaast geeft het de MKB ondernemers de mogelijkheid om ervaring en kennis op te doen met betrekking tot het ontwikkelen van coatings met diverse nanodeeltjes. Tevens wordt een stap gezet in het valoriseren van de wetenschappelijke kennis van de kennisinstelling.
Looptijd: 2008-2011
30.
31.
Groep 4: Cleantech 13. CO²-reductie Contactpersonen: POM Limburg: G. Sillen POM Vlaams-Brabant: Industriebank LIOF NV:
i.s.m. POM-Antwerpen, POM-West-Vlaanderen Achtergrond: In de Europese Unie wordt steeds meer aandacht besteed aan de klimaatproblematiek. Het nieuwe klimaatplan voorziet voor 2020 een daling van de uitstoot van broeikasgassen met 20%, een daling van het energieverbruik met 20% en een energieverbruik uit hernieuwbare energie van 20%, terwijl het brandstofgebruik van de transportsector dan voor 10% uit biobrandstoffen dient te bestaan. Bij de aanpak van deze problematiek moet ook het bedrijfsleven een rol spelen. Voor ontwikkelaars en beheerders van bedrijventerreinen vormt het een belangrijke uitdaging om deze doelstellingen te vertalen in effectieve acties die leiden tot concrete resultaten in de bedrijvenzones.
Doelstellingen: Het project heeft tot doel om een bijdrage te leveren aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen, en daarnaast om het gebruik en de productie van groene stroom op de bedrijventerreinen te stimuleren. Hiertoe zal een tweeledige aanpak ontwikkeld worden: 1. d e uitbouw van een expertisecentrum waarin alle partners participeren. Bedoeling is op die manier kennis op te bouwen waardoor de regio’s kunnen functioneren als aanspreekpunten inzake de aanpak van de problematiek op de bedrijventerreinen. In het kader van het expertisecentrum zullen onder andere de volgende activiteiten ontwikkeld worden: - het inventariseren van de situatie op bestaande terreinen en van mogelijkheden bij nieuwe terreinen - het opstellen van actieplannen - het opstellen van een handboek dat op o.a. organisatorisch, juridisch, technisch en economisch vlak een leidraad vormt voor projectontwikkelingen op het gebied van CO²-reductie, energieverbruik en hernieuwbare energie - het ontwikkelen van meetinstrumenten voor het opvolgen van CO²-uitstoot - het uitbouwen van een databank 2. de realisatie van acht concrete projecten, zowel op bestaande bedrijventerreinen als op nieuw te ontwikkelen terreinen.
Tijdskader: 2008-2011
32.
33.
Groep 5: Generieke projecten 14. Strategische samenwerking hoogwaardige bedrijventerreinen/science parks
(Open Innovatie)
15. Kenniscorridor
Contactpersonen: Universiteit Maastricht: J. Cobbenhagen
Contactpersonen:
K.U. Leuven-LRD: M. Hinoul Universiteit Hasselt: L. Ercken i.s.m. RWTH-Aken, BOM, High Tech Campus Eindhoven en DSM (H. Rutten)
Syntens: M. Peutz Innovatiecentrum Limburg: B. Krekels VLAO-Vlaams-Brabant Dit project heeft een relatie met Tech Transfer 4 Innovation.
Doelstelling: Kennis uitwisselen, rolmodellen ontwikkelen en samenwerkingsstructuren aftasten tussen de beheersautoriteiten van de verschillende industrial sites binnen de kenniscorridor Limburg-Leuven m.b.t. beleid, inrichting, beheer, filosofie en de operationele praktijk van bedrijventerreinen waar grotere bedrijven gevestigd zijn die zich als gevolg van de open-innovatie-gedachte gesteld zien voor veranderingen en aanpassingen.
Doelstelling:
Achtergrond:
Achtergrond:
Gedurende de afgelopen jaren heeft zich een soort stille revolutie voltrokken rond het concept van open innovatie. Dit verschijnsel is vooral goed waarneembaar rond het handelingspatroon van grotere (multinationale) ondernemingen in Nederland maar ook daarbuiten. Voorbeelden in onze regio zijn de open-innovatie-concepten van Philips, DSM, Scheuten Glas, Océ en anderen. Kern is de constatering dat ontwikkelingen niet meer uitsluitend op eigen kracht gerealiseerd kunnen worden maar bij voorkeur samen met anderen. Dit heeft consequenties voor het beleid m.b.t. de eigen industriële sites. Meer en meer worden concullega’s, co-makers en andere bedrijven uitgenodigd om zich op de terreinen van grotere bedrijven te vestigen. Dit heeft consequenties voor de eigendoms-, beheers- en managementstructuur van die terreinen.
Verschillen in innovativiteit tussen buurlanden. Volgens bedrijven moet de overheid kennisnetwerken stimuleren… maar alleen toegang tot netwerken en clustering is niet genoeg. Netwerken genereren vaak meer opbrengst in R&D, maar niet noodzakelijkerwijs meer nieuwe producten of business opportunities.
Toespitsing: -
Het Het Het Het Het Het Het Het
inventariseren van de huidige situatie van de ‘doelgroep’ (bestandsopname) inventariseren van de verschillende toekomstscenario’s van de terreinen organiseren van een of meerdere workshops met als doel kennisuitwisseling organiseren van onderlinge bedrijfs-/site-bezoeken inventariseren van verschillen en overeenkomsten organiseren van internationale benchmarks bepalen van good practices en eventueel gemeenschappelijk optreden en belangenbehartiging traceren van uitbreiding van het werkingsgebied van het project naar andere delen van TTR
Tijdskader: 2008-2010
Het verknopen van bestaande en nieuw te vormen netwerken over de grens heen, gebruik makend van het ‘smart voucher’-instrument zoals ontwikkeld in Nederland. Het uiteindelijke doel is het entameren van grensoverschrijdende R&D-projecten en kennisintensieve clusters voor het MKB.
Toespitsing: Het project kent drie delen: 1. in kaart brengen van kansrijke kennisgebieden voor MKB-bedrijven in de grensregio’s 2. inventariseren van de potentieel erbij te betrekken kennisinstellingen 3. entameren van research-trajecten en (business) clusters Ad 1: De Syntens-adviezen vormen een bron van informatie waaruit actuele thema’s voor MKB-bedrijven kunnen worden gehaald. De vraaggestuurde kant van de kennisgebieden kan zo worden vastgesteld. Daarnaast kan vanuit de aanbodzijde, in combinatie met actuele ontwikkelingen (economie, politiek, techniek), worden bepaald welke kennisgebieden interessant zijn. Ad 2: Via desk- en veldresearch wordt een overzicht gemaakt van de beschikbare kennisinstellingen en de kennisgebieden waarop ze actief zijn. Hierbij wordt actief samengewerkt met de partners VLAO en VOKA. Veel informatie zal via internet gevonden kunnen worden. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van de informatie uit projecten als BMG-Vouchers en Kennismakelaar. Vervolgens zal via bezoeken aan de kennisinstellingen worden vastgesteld wat zij daadwerkelijk in huis hebben en kunnen bieden. Ad 3: Uit het kennismakelaarproject is gebleken dat vraag en aanbod niet zomaar bij elkaar komen. Een MKB-bedrijf moet ervaren wat een kennisinstelling kan betekenen. Dit kan o.a. bereikt worden door bijeenkomsten waar kennisinstellingen zich presenteren en door (groeps)bezoeken aan kennisinstellingen waarbij de betrokken faciliteiten worden getoond. Dit kan leiden tot aansluiting van bedrijven alsook tot de vorming van clusters. De individuele matching van bedrijven behoeft vanwege het grensoverschrijdende karakter meer aandacht en tijd, maar profiteert van de opgebouwde grensoverschrijdende infrastructuur – een structuur die is gebaseerd op wederzijds vertrouwen en inzicht.
Tijdskader: 2008-2013 34.
35.
16. Beter!
17. Logistiek/supply chain management
Contactpersonen: European Centre for Digital Communication: J. Bierhoff
Contactpersonen:
Namahn: J. Vandermeulen Pantopicon: N. Baerten
DSM Research: R. van Wissen, G. Lardinois en G. Pluijm Universiteit Hasselt: G. Wets
Doelstelling:
Doelstelling:
Het doel van Beter! is om innovatie waarbij ICT een belangrijke rol speelt, bij het MKB/KMO te stimuleren en te ondersteunen. Dit zal niet gebeuren door geïsoleerde innovatieve producten en diensten te ontwikkelen, maar door aandacht te besteden aan het gehele traject van innovatieontwikkeling: het ontwikkelen van (langetermijngerichte) ICT-strategieën, het ontwerp en de ontwikkeling van ICT-innovaties, en de inbedding van de oplossingen in de organisaties. Hierbij zal gebruik gemaakt worden van een gebruikersgerichte ontwikkelmethode waarbij niet het product of de dienst maar juist de gebruiker/klant centraal staat. Beter! richt zich op twee hoofdactiviteiten: - het begeleiden en uitvoeren van 12 deelprojecten rond innovatieontwikkeling waarbij ICT een belangrijke rol speelt; - het verspreiden van kennis over ICT-innovatietrajecten d.m.v. de inrichting en exploitatie van een demonstratiecentrum waarin bedrijven bij elkaar gebracht worden. Het zal een laagdrempelige en grensoverschrijdende toegang verzorgen tot ICT-kennis en -ervaringen. Daarnaast zullen er jaarlijks 8 kleine en 4 grotere seminars en workshops georganiseerd worden om innovatie bij bedrijven te stimuleren en om samenwerkingsverbanden op te zetten. Beter! richt zich met name op het bereiken en bedienen van clusterorganisaties en clusters van bedrijven die vergelijkbare problemen of ICTvraagstukken ervaren. Bij clusters van gelijksoortige bedrijven zal het te begeleiden innovatietraject een preconcurrentieel karakter hebben. Bij clusters die gekenmerkt worden door ketensamenwerking, kunnen de grenzen van het preconcurrentieel handelen overschreden worden. Elk van de te ontwikkelen 12 deelprojecten zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de financierende instanties.
Bij grote bedrijven maar ook bij universiteiten is er veel belangstelling voor het optimaliseren van de goederenstroom in bedrijven, om daarmee de voorraden te minimaliseren en de EBIT (Earnings Before Interest and Tax) te maximaliseren zonder dat de bedrijfsvoering nadelig wordt beïnvloed.
Achtergrond: Het Midden- en Kleinbedrijf (MKBNL) en Kleine of Middelgrote Ondernemingen (KMOB) hebben veelal moeite met het uitvoeren van innovatietrajecten, vooral met innovatie waarbij ICT een belangrijke rol speelt. Een grote groep bedrijven uit het MKB/KMO weet niet geheel op eigen kracht te komen tot dit soort innovaties. Belangrijke oorzaken daarvan zijn het gebrek aan eigen R&D-faciliteiten en eigen innovatieteams. Dit heeft niet alleen tot gevolg dat procesinnovatie in veel gevallen tot onvoldoende productiviteits- en efficiëntieverhoging leidt, maar dat daarnaast het – voor de kenniseconomie ook zeer belangrijke – gebied van product- en diensteninnovatie onvoldoende tot ontplooiing komt. Vaak blijkt ook dat ontwikkelde innovatieve ICT-producten en -diensten slechts moeizaam in de bestaande organisaties in te bedden zijn of dat de gebruiker/klant slechts met moeite over te halen is om ook gebruik te maken van het product. De reden hiervan is meestal dat de gebruiker van het nieuwe product of de nieuwe dienst niet als uitgangspunt wordt genomen bij het innovatieproces, maar eerder als eindstation wordt gezien.
Achtergrond: Logistiek en met name supply chain management kan worden benaderd met tools uit de operations research-methoden. Leveranciers, logistiek en transport zorgen ervoor dat de grondstoffen worden afgeleverd bij de magazijnen, waarna de goederen via warehousing, het productieproces en de packaging worden verwerkt tot eindproduct dat wordt opgeslagen. Het transport vanuit de eindproductopslag, het logistieke proces, zorgt ervoor dat de producten bij de afnemers worden afgeleverd. In het supply chain-proces kan met tools zoals ExtendSim, een dynamisch rekenmodel, worden nagegaan hoe de supply chain kan worden geoptimaliseerd. Bij deze modellen worden ook koppelingen gemaakt met ERP (Enterprise Resource Planning) systemen, zoals SAP. Door de koppelingen met SAP is real time-optimalisatie mogelijk.
Toespitsing: Op dit moment is er een samenwerking met de Universiteit Maastricht op het gebied van supply chain management. De contacten verlopen daar via Marten Wessels. In de eenjarige mastersopleiding werken op dit moment zes groepen aan real-life-cases. Hiervoor wordt vanuit de participerende bedrijven budget beschikbaar gesteld. Er wordt o.a. samengewerkt met Sabic, DSM, Rabobank en Vodafone. Er is nog geen retailorganisatie betrokken bij deze samenwerking. Er wordt ook gestreefd naar aansluiting bij de universiteiten van Leuven en Hasselt.
Tijdskader: 2008-2010
Tijdskader: 2008-2012
36.
37.
18. Feed-Food connected with Greenport Venlo
19. Kennismakelaar
(verkenningsproject)
Contactpersonen: Leuven Food Science and Nutrition Research Centre: J. Delcour
Contactpersonen: Syntens: M. Peutz
ICGV: L. Marchal Knowhouse: R. Van der Waart i.s.m. NV Biogenerator (L. Janssens)
Innovatiecentrum Limburg: B. Krekels K.U. Leuven R&D: M. Hinoul
Doelstelling: Doelstelling:
De kennis die onderzoeksinstellingen uit Hasselt en Leuven kunnen leveren aan Limburgs bedrijfsleven zijn redelijk onbekend. Omgekeerd geldt dit eveneens. Dit project wil de kennistransfer tussen de universiteiten en het bedrijfsleven versterken.
Kennismakingsproject waarbij de innovatoren die zijn gespecialiseerd in de agri- en food-business, elkaar beter leren kennen over de landsgrenzen heen. Bedoeling is om de corridor Leuven-Tienen-Hasselt-Maastricht-Venlo op de kaart te zetten.
Toespitsing: Achtergrond:
In een eerste fase zal de kennis van een aantal onderzoeksinstellingen in kaart gebracht worden. Daarna kan het MKB/KMO met specifieke bedrijfseigen problemen met behulp van kennis uit de universiteiten de knelpunten om tot innovatie te komen aanpakken. Syntens treedt hierbij als kennismakelaar op en zorgt voor de matching tussen de ondernemers en het juiste onderzoeksinstituut. De ondernemer krijgt 70 procent subsidie voor de oplossing van zijn probleem.
De bio-ingenieursfaculteit in Leuven breidt zijn domein, dat zich traditioneel toespitste op plantaardige en dierlijke voeding, uit naar de humane voeding in het algemeen en gezondheidsbevorderende voeding in het bijzonder. Alle facetten van de voedselketen – van landbouwer tot gebruiker – komen aan bod. Alle aspecten van handel, verwerking, bewaring, verpakking en traceerbaarheid maken deel uit van de scope. Het voedingsgerichte onderzoek binnen de K.U. Leuven wordt gebundeld in het Leuven Food Science and Nutrition Research Centre (afgekort LFoRCe). Dit is een interdisciplinair netwerk van bio-ingenieurs, voedingsspecialisten en artsen binnen de Associatie K.U. Leuven. Het is een netwerk van meer dan 200 onderzoekers. Het Innovatiecentrum Gezonde Voeding (ICGV) in Venlo zorgt o.a. voor de cofinanciering van onderzoeksprojecten, assisteert bij de opzet en ontwikkeling van precompetitieve programma’s en projecten voor de sector van agro-food en treedt ook zelf op als projectmanager. Het wil landen tuinbouwproducten vernieuwen, differentiëren en diversifiëren in voeding zonder toevoegingen, die van nature een hoog gehalte aan vitamines, mineralen, antioxidanten of anticarcinogenen bevat. Knowhouse van zijn kant wil meer halen uit de innovatie-inspanningen van ondernemers. Zij laten de co-innovatoren die zijn gespecialiseerd in de agri- en foodbusiness, fungeren als intermediair tussen ondernemers met innovatievraagstukken en kennisleveranciers.
Tijdskader: 2008-2011
Toespitsing: -
analyseren van doelstellingen en activiteiten van de verschillende betrokken actoren; organiseren van verschillende onderlinge werkbezoeken; participeren in elkaars activiteiten, congressen en onderzoeken; traceren van gemeenschappelijkheid; definiëren van gemeenschappelijk producten- en dienstenpalet; opstellen van gemeenschappelijke strategie op korte en middellange termijn; uitvoeren van een gemeenschappelijk programma; definiëren van en bijdragen aan gemeenschappelijke branding.
colofon
Dit is een uitgave van de provincie Limburg, afd. Economische Zaken, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht, www.limburg.nl
contactpersoon Dirk Plees,
[email protected], (043) 389 76 64
Tijdskader: 2008-2010 38.
ontwerp maasvdhomberg.nl
druk Drukkerij Walters oplage 400 stuks. Aan deze brochure kunnen geen rechten worden ontleend.
39.
20. Samenwerking VWO
(NL)
– Universiteit Hasselt
Contactpersonen: Stichting SVO/PL: J. Bijsmans Universiteit Hasselt: A.-P. Bijnens
Doelstelling: In algemene zin: de Universiteit Hasselt een plaats te geven in het Voorbereidend Wetenschappelijke Onderwijs van het zuidelijke deel van Limburg, in het kader van het Deltaplan Bèta en Techniek.
Achtergrond: Bèta Techniek Zuid-Limburg is een beleids- en activiteitenprogramma, waarin Zuid-Limburgse scholen en schoolbesturen voor voortgezet onderwijs en het Technocentrum Zuid-Limburg samenwerken, met als doel het aantal leerlingen en studenten in het technisch en bètaonderwijs te laten toenemen. Tevens worden verbindingen gelegd met verschillende regionale, provinciale en landelijke programma’s, zoals de Technologische TopRegio Zuid-Limburg’ (TTR), Versnellingsagenda en het landelijke Platform Bèta Techniek. Zo wordt binnen de International Clause, die door Limburg met Aken is afgesloten, een project uitgevoerd waarin de Limburgse VWO-scholen (leraren en leerlingen) op verschillende manieren kennismaken met de RWTH Aken.
Toespitsing Dit project is vergelijkbaar met het project “Samenwerking VWO (NL) – RWTH Aken”, wat momenteel wordt uitgevoerd. Er wordt een activiteitenplan ontwikkeld dat zodanig is opgezet dat er in elk schooljaar voor geïnteresseerde VWO-leerlingen aandacht is voor de studiemogelijkheden aan de Universiteit Hasselt (m.n. in de Bèta-richtingen). Hierbij zal zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande voorlichtingsactiviteiten van de UHasselt. Het gaat concreet om ondermeer de volgende activiteiten: -
onderbouw: bezoeken van de infodag 3e klas: deelname aan Manifestatie “Middag van de Wetenschap” 4e klas: bezoek van één dag aan drietal laboratoria UHasselt 5e klas: Masterclasses door UHasselt-prfessoren 6e klas: Profielwerkstukken begeleid door medewerkers UHasselt Daarnaast: Decanendag om de schooldecanen te informeren over de mogelijkheden die de UHasselt biedt.
Tijdskader: schooljaar 2008/2009 – schooljaar 2011/2012
40.