Preek over zondag 21. Ik geloof … wat geloof jij van de kerk? Vanmiddag gaat het over de kerk. En de kerk, daar vindt iedereen wel iets van. Want de kerk is, in tegenstelling tot veel andere dingen die we geloven, zichtbaar en tastbaar. Bijvoorbeeld zondag 20 over de Heilige Geest. De kerk is dichtbij. De kerk is het kerkgebouw. Herkenbaar in de buurt. Een hoop stenen voor de één. Een godshuis voor de ander. De kerk, dat zijn de mensen. Oud, jong, mooi of lelijk, handig, slim of onhandig. Gevoelig, of minder gevoelig. De kerk, dat is de liturgie. Hoe we het doen in de kerk. Afspraken en regels (geschreven en ongeschreven), structuren, commissies en vergaderingen. De kerk, daar zijn we blij mee. We zijn er verontrust over. We voelen ons er thuis. Of steeds minder. De kerk. Je kunt er eindeloos over praten. Dat wilde ik vanmiddag maar niet doen. maar we gaan het er wel over hebben. Wat ik ga zeggen, doe ik aan de hand van de volgende drie punten (stellingen) [dia 1]: 1. De kerk is niet de Kruiskerk 2. De Kruiskerk is wel een kerk 3. De Kruiskerk bestaat niet
De kerk is niet de Kruiskerk Er wordt veel gepraat over de kerk maar als we dat meer zouden doen a.d.h.v. wat onze kerk belijdt over de kerk zouden veel gesprekken denk ik anders gaan. We bespreken in deze serie middagdiensten de apostolische geloofsbelijdenis. Daarin staat [dia 2]: “Ik geloof één heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen.” Ik geloof – Dat betekent: dé kerk kan je niet zien. Die is een zaak van geloof. Het is vaak ook een geloof tegen de klippen op. Ik zie veel niet-kerk, ook in de kerk. Maar ik geloof dat er een kerk is, echt. […] – er staat ook een belangrijk woordje níet. Er staat namelijk niet: ‘ik geloof in de kerk.’ Christenen geloven in God. Dat betekent: vertrouwen op God. We geloven niet in en vertrouwen niet op de kerk, maar in en op God. Dat is een belangrijk verschil.
Eén heilige algemene – christenen geloven dat er één kerk is. Niet meerdere kerken. De kerk is wereldwijd en van alle tijden. Hier beneden én daar boven. We zien heel veel kerken maar er ís maar één kerk: algemeen of katholiek, dat is hetzelfde. Wereldwijd en van alle tijden. Heilig, dat is: geheiligd. Apart gezet van de wereld, toegewijd aan God. Christelijke kerk – soms staat er: apostolische kerk. Dat is hetzelfde. De kerk is de gemeenschap waar het christelijk geloof beleden en geleefd wordt. Het geloof dat door de apostelen is overgeleverd, doorgegeven (daar komt het woord traditie vandaan). Daarom houden wij ons ook in deze kerk aan de apostolische traditie, de overlevering van de apostelen die je kunt lezen in de Bijbel. De gemeenschap der heiligen – kerk is dus niet allereerst: gebouw, liturgie, afspraken en gewoonten maar een gemeenschap van (niet: heilige) maar geheiligde mensen. De kerk is niet de Kruiskerk, snap je? De kerk van onze belijdenis dat is de éne, wereldwijde gemeenschap van alle tijden van mensen die geheiligd zijn. [voorbeeld bos bloemen I]. [dia 3 – leeg scherm] We hebben net gelezen hoe de Heidelbergse catechismus de apostolische belijdenis uitlegt. Dat hoef ik nu niet meer uit te leggen. De Nederlandse geloofsbelijdenis wijdt drie artikelen aan de vraag wat wij geloven van de kerk en zet precies zo in (art. 27): Wij geloven en belijden één katholieke of algemene kerk. Zij is een heilige vergadering van de ware gelovigen, die al hun heil verwachten van Jezus Christus, gewassen zijn door zijn bloed, geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest. Deze kerk is er geweest vanaf het begin van de wereld en zal er zijn tot het einde toe. Want Christus is een eeuwig Koning, die niet zonder onderdanen kan zijn. Deze heilige kerk wordt door God staande gehouden tegen het woeden van de hele wereld, hoewel zij soms een tijdlang zeer klein en ogenschijnlijk verdwenen is. […] Ook is deze heilige kerk niet gevestigd in, gebonden aan, of beperkt tot een bepaalde plaats, of gebonden aan bepaalde personen, maar zij is verbreid en verstrooid over heel de wereld. Toch is zij met hart en wil samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest, door de kracht van het geloof.
De Kruiskerk is wel een kerk Volgende stelling. Wat ik net gezegd heb is nog niet zo concreet. En daarom is het ook te vaag. Ik kan moeilijk christelijke gemeenschap hebben met een christen uit Azië die ik zelf nog nooit heb gezien en ook nooit zal ontmoeten. Het is ook te prettig. Ik kan me ook moeilijk irriteren aan een christen die mij is voorgegaan en met wie ik het dus niet in het concrete leven van vandaag hoef uit te houden. Daarom pakken we de draad van de NGB weer even op, artikel 28 (het eerste deel): Wij geloven dat niemand, welke positie hij ook heeft, zich van deze heilige vergadering afzijdig mag houden, om op zichzelf te blijven staan. In deze vergadering komen immers bijeen degenen die behouden worden, en buiten haar is er geen heil. Daarom moet ieder zich bij haar voegen en zich met haar verenigen. Zo wordt de eenheid van de kerk bewaard; men onderwerpt zich aan haar onderwijzing en tucht, buigt de hals onder het juk van Jezus Christus en dient de opbouw van de broeders overeenkomstig de gaven die God aan allen verleend heeft, als leden van eenzelfde lichaam. Precies wat we ook gelezen hebben in de catechismus over de verplichting van iedereen om zijn of haar gaven te gebruiken tot nut en heil van de andere leden. Want zo wordt kerk-zijn concreet. De één dit, de ander dat. Dat gaat over de inzet van tijd, geld, talenten, tekorten (dat hoort er ook bij). De één geeft, de ander ontvangt. Alles en iedereen gewillig en met vreugde. Als je nog een lijfspreuk zoekt voor 2012: gewillig en met vreugde. Dus geen gemopper. Dat schort er nog wel eens aan. En dat vind ik zelf ook wel eens moeilijk. Persoonlijk beschouw ik het als een opdracht om de concrete kerk als een genadegave van God te zien. En dat is soms best een uitdaging moet ik eerlijk zeggen. Misschien heb jij ook wel eens gezegd dat je het moeilijk vindt om het geloof concreet te maken. Nou, kijk om je heen. Werk genoeg, zou ik zeggen. Want concreet, dat is het. Maar genade? Ik heb in de voorgaande weken het voorbeeld genoemd van Augustinus, die o.a. tot geloof kwam door het voorbeeld van iemand waar hij erg tegenop keek: de filosoof Victorinus. Voor deze intellectueel was het lang genoeg te geloven in een God en was de kerk voor simpele zielen die dat niet alleen konden. Totdat hij inzag dat het echte christelijke leven – genade – alleen samen met anderen geleefd kan worden. Daarom liet hij zich dopen.
Vandaag is het net zo weinig vanzelfsprekend om lid te zijn of te blijven van een concrete, plaatselijke kerk als in de tijd van Augustinus. Ik las hierover een bekende uitspraak: van Jezus houd ik maar zijn dienaren vind ik knap irritant. Ik denk dat het belangrijk is om hier nog iets concreter te worden op een andere manier. Want het ligt niet altijd aan de mensen, dat de kerk een verzoeking is. Het moeilijke zit ‘m voor veel (kerk)mensen ook in het instituut, in de vormen van de kerk. Een uitstapje. Een stukje geschiedenis om onszelf beter te leren begrijpen. Voor gereformeerd vrijgemaakte mensen is en was de kerk (en dan vooral het kerkverband) altijd erg belangrijk.1 Met kerkverband bedoelen we de samenwerking tussen lokale kerken. Daar werden en worden allerlei afspraken gemaakt over zaken waarvan mensen in onze kerken vinden dat die ons gezamenlijk aangaan. Bijvoorbeeld over zending, opleiding van predikanten, rechtspraak, kerkdiensten. Het is denk ik goed om te beseffen dat dit – in tegenstelling tot wat je vandaag misschien geneigd bent om te denken – een uitingsvorm is van een hoogontwikkelde kerk-cultuur. Wat bedoel ik daarmee? Nou dit, onze kerken zijn geen primitieve groepjes individuele gelovigen. Wat in het Nieuwe Testament door één persoon (Paulus) georganiseerd moest worden (zending, gemeentestichting, collecte voor Jeruzalem) is nu echt een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Zending, ver weg en dichtbij (bijv. in A’dam) is niet iets dat vloekt met waar onze kerk voor staat. Het ligt juist in het verlengde ervan. Dat is winst, een stukje volwassenheid. We hebben daaraan bijvoorbeeld te danken: een serieuze, tot over de grenzen gerespecteerde theologische opleiding; zending & evangelisatie op álle continenten en een wereldwijd netwerk van kerken die elkaar helpen en ondersteunen op allerlei manieren. Allemaal dankzij de samenwerking tussen verschillende kerken. Maar er zijn ook schaduwzijden. Ik noem er twee. Doordat we zo nauw op elkaar betrokken waren als kerken was er weinig ruimte voor verschillen over minder belangrijke zaken. Dat is één. Twee is dit. Gereformeerd vrijgemaakten hadden van meet af aan behoefte aan een sterke, herkenbare kerk. Dat komt o.a. doordat prof. Schilder al vroeg inzag dat de christelijke cultuur in ons land zou verdwijnen. Die sterke, herkenbare, relevante kerk hebben de mensen toen vorm gegeven, niet alleen door die dingen samen te organiseren die ik net noemde. Maar óók door het opzetten van allerlei organisaties náást de kerk: politiek (GPV), sociaal (vakbond),
1
Prof. Schilder, een belangrijk voorman in de tijd van de vrijmaking heeft zelfs eens gezegd dat Christus’ bloed ook vloeide voor het kerkverband. Een citaat dat overigens graag uit zijn verband wordt losgemaakt, maar dat terzijde.
zorg, onderwijs. Doorgaande reformatie, noemden ze dat. Ik ga zo uitleggen waarom ik dit zonet een schaduwzijde noemde.
Dit uitstapje had ik even nodig als opmaat voor de derde stelling. Over de Kruiskerk zou je dus kunnen zeggen: hoewel wij niet dé kerk zijn, zijn we wel een kerk. [voorbeeld bos bloemen II] Het kan dus ook anders en het gebeurt ook anders maar is onze verantwoordelijkheid om vorm te geven aan dat hele grote begrip ‘kerk’ in onze tijd en op onze plaats met de mogelijkheden die God ons gegeven heeft: in het omzien naar elkaar, de invulling van onze kerkdiensten, het bijdragen aan kerken en projecten dichtbij en ver weg.
De Kruiskerk bestaat niet Ik had het net over een stukje geschiedenis. Over een hoogontwikkelde kerk-cultuur. Maar het probleem met culturen is dat ze ook te gronde kunnen gaan. Denk aan het oude Rome in de tijd van Augustinus. Geplunderd door de barbaren. Denk aan 9/11: het grote New York door een handjevol terroristen. Denk aan onze eigen, hoogontwikkelde westerse samenleving. We kunnen alles bedenken, maken en uitvinden. Maar je kunt eenzaam sterven 3-hoog achter. Het probleem met de manier waarop wij vrijgemaakten de kerk – ik zeg het even oneerbiedig – opgetuigd hebben is niet de motivatie erachter. Onze voorgangers wilden echt een zichtbare, robuuste en relevante kerk. Maar het werd een kerk waarin mensen deels leerden vertrouwen op de verkeerde dingen. Niet op gemeenschap met Christus, maar op een stukje christelijke (in dit geval vrijgemaakte) cultuur. De kerk werd steeds minder: de wereldwijde kerk van alle tijden. En steeds meer het Een symptoom hiervan is een recente onttrekkingsbrief waarin gemeenteleden zich onttrokken aan het gereformeerd vrijgemaakte kerkverband. Zoiets kan natuurlijk niet. Je bent geen lid van een kerkverband maar van een kerk. En die kerk is lid van een kerkverband. Maar ik begrijp het wel. Het zit in onze genen om zo te denken. De kerk werd steeds meer [voorbeeld bos bloemen III]: gereformeerde politiek, scholen, krant, orgel, vakbond, enz. En één voor één vielen veel van die dingen weg. Het bleek lang niet altijd haalbaar. Of wenselijk. Wat is het gevolg? Voor het gevoel van veel mensen (van een bepaalde generatie, de jongeren en gasten zitten nu al 10 min. te denken: waar heeft de ds. het over?) verarmde de kerk daarmee. Maar is dat terecht? Toegepast op de Kruiskerk: veel dingen zijn niet meer zoals vroeger. Is dat winst, of verlies? Wat is de Kruiskerk? Voor de derde keer de NGB, nu art. 29:
Zij die bij de kerk horen, zijn te kennen aan de kenmerken van de christenen, namelijk aan het geloof en hieraan dat zij, na de enige Heiland Christus aangenomen te hebben, de zonde ontvluchten en de gerechtigheid najagen, de ware God en hun naaste liefhebben, niet naar rechts of naar links afwijken en hun oude mens met zijn werken kruisigen. Dat wil echter niet zeggen dat er geen grote zwakheid meer in hen zou zijn, maar door de Geest strijden zij daar elke dag tegen, hun leven lang. Zij nemen voortdurend hun toevlucht tot het bloed, de dood, het lijden en de gehoorzaamheid van de Heer Jezus, in wie zij vergeving van hun zonden hebben door het geloof in Hem. De kerk, dat zijn de mensen. Het kapitaal van de kerk zit ‘m zoals bij elke organisatie in de mensen van de kerk. Jij en ik dus. [voorbeeld, bos bloemen IV]. Aan wat voor mensen herken je de kerk? Aan mensen die zichzelf kennen. Daar niet hoog van opgeven. Aan mensen die de gerechtigheid najagen – gastvrij zijn, royaal. Zich inzetten voor een ander, dichtbij en ver weg. Mensen die God en hun naaste liefhebben. Daarin standvastig zijn. Mensen die, dat is het laatste, leven van vergeving. Mooie keuze van de opstellers van de Heidelbergse catechismus om v/a 56 in dezelfde zondag onder te brengen als v/a 54-55. De kerk is de plek waar je mag leren leven van vergeving. Waar vergeving ook concreet, echt wordt doordat je anderen mag vergeven en vergeven worden. Een heilige gemeenschap, dat klinkt groots en meeslepend. Maar het is een groep gewone mensen die geheiligd wordt en zo mag leren leven. De Kruiskerk bestaat dus toch, maar het zijn de mensen aan wie je de Kruiskerk kunt zien. Als het goed is. Als je íets van de kerk wilt zien moet je goed opletten als we straks ons geloof belijden met de woorden van de apostolische geloofsbelijdenis terwijl we rond te avondmaalstafel staan. Zichtbaarder dan dat wordt de kerk voorlopig niet. [amen]