Jaarverslag 2012
Colofon/ Identificatie Dit is een uitgave van Stimulus Programmamanagement namens de Beheersautoriteit provincie Noord-Brabant. Copyright 2013 Mede mogelijk gemaakt door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Redactie: Stimulus Programmamanagement Foto’s: Verhoeven Timmerfabriek Nederland BV, Thomas Regout International BV, Stichting het Limburg Landschap, Dinalog, .Ft Innovations BV, Stichting Het Zeeuwse Landschap, Gemeente Venlo, Prins Autogassystemen BV, Gemeente Breda. Vormgeving en realisatie: Phasis Communication Works BV Eindhoven Aan deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Beheersautoriteit Provincie Noord-Brabant
Jaarlijks verslag over de uitvoering
Subsidiabel gebied: Provincie Noord-Brabant, Provincie Limburg, Provincie Zeeland Programmeringsperiode: 2007-2013 Programmanummer (CCI-nr.): CCI 2007 NL 16 2 PO 003 Titel van het programma: Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 Verslagjaar: 2012 Datum van goedkeuring van het jaarverslag door het Comité van Toezicht: 12 juni 2013.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Inhoudsopgave Jaarverslag OP-Zuid 2012 Voorwoord.........................................................4 Verantwoording.................................................5 Inleiding..............................................................6 Woord vooraf.....................................................4 1 Verantwoording en leeswijzer. .......................5 Sociaal-economische ontwikkelingen in relatie tot OP-Zuid............................................8 Inleiding..............................................................6 1.1 Algemeen............................................................8 1.2 Demografische ontwikkelingen.....................9 11.3 Sociaal-economische Landschap, milieu en ontwikkelingen duurzaamheid.........10 in relatie tot OP-Zuid..ontwikkeling .....................................8 1.4 Sociaal-economische 1.1 Algemeen............................................................8 in Nederland....................................................10 1.2 ontwikkelingen.....................9 1.5 Demografische Sociaal-economische ontwikkeling 1.3 Landschap, milieu duurzaamheid...........9 in Zuid-Nederland.en .........................................12 1.4 Sociaal-economische ontwikkeling Nederland....................................................10 2 in Algemene voortgang van de uitvoering 1.5 Sociaal-economische ontwikkeling van het OP-Zuid..............................................18 in Zuid-Nederland. . ........................................11 2.1 Resultaten en voortgangsanalyse................18
2.1.1 Materiële voortgang van het 2 Algemene voortgang van de uitvoering Operationeel Programma.............................22 van het OP-Zuid. . ............................................16 2.1.2 Financiële informatie.....................................28 2.1 en voortgangsanalyse................16 2.1.3 Resultaten N+2....................................................................28 2.1.1 Materiële voortgang van het Operationeel 2.1.4 Informatie over de uitsplitsing van het Programma. . .....................................................20 gebruik van de fondsen..................................31 2.1.2 informatie.....................................23 2.1.5 Financiële Bijstand per doelgroep...................................32 2.1.3 N+2....................................................................24 2.1.6 Terugbetaalde of opnieuw gebruikte 2.1.4 Informatie over de uitsplitsing van het bijstand..............................................................32 gebruik van de fondsen. .................................25 2.2 Informatie over de inachtneming 2.1.5 Bijstand per doelgroep. . .................................25 van de communautaire wetgeving..............32 2.1.6 Terugbetaalde opnieuw gebruikte 2.3 Geconstateerdeofuitvoeringsproblemen bijstand..............................................................25 en gekozen oplossingsmaatregelen.............32 2.2 Informatie de inachtneming van 2.4 Wijzigingenover in verband met de uitvoering de communautaire wetgeving. . ....................25 van het Operationeel Programma..............33 2.3 uitvoeringsproblemen 2.5 Geconstateerde Belangrijke wijziging als bedoeld in en gekozen oplossingsmaatregelen.............25 artikel 57 (EG) Nr. 1083/2006......................34 2.4 in verband de uitvoering 2.6 Wijzigingen Complementariteit met met andere van het Operationeel Programma..............26 instrumenten....................................................34 2.5 wijziging als bedoeld in 2.7 Belangrijke Toezichtregelingen.........................................34 artikel 57 (EG) Nr. 1083/2006......................26 2.6 met andere 3 Complementariteit Uitvoering naar prioriteit. .............................36 instrumenten. . ..................................................26 3.1 Prioriteit 1 ‘Kenniseconomie, 2.7 Toezichtregelingen.........................................26 ondernemerschap en innovatie’..................37
3.1.1 V oortgangsanalyse en verwezenlijking van de doelstellingen......................................37 3.1.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en gekozen oplossingsmaatregelen...................48 33.2 Uitvoering prioriteit. .............................28 Prioriteit 2 naar ‘Attractieve regio’s’.....................48 3.1 Prioriteit 1 ‘Kenniseconomie, 3.2.1 Verwezenlijking van de doelstellingen ondernemerschap en innovatie’..................28 en voortgangsanalyse.....................................49 3.1.1 Voortgangsanalyse en verwezenlijking en 3.2.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen van de doelstellingen. .....................................30 gekozen oplossingsmaatregelen. ..................51 3.1.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en 3.3 Prioriteit 3 ‘Stedelijke dimensie’..................52 gekozen oplossingsmaatregelen. . .................32 3.3.1 Verwezenlijking van de doelstellingen 3.2 Prioriteit 2 ‘Attractieve regio’s’.....................32 en voortgangsanalyse.....................................52 3.2.1 Verwezenlijking van de doelstellingen en 3.3.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en voortgangsanalyse.....................................34 gekozen oplossingsmaatregelen...................54 3.2.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en gekozen oplossingsmaatregelen.............34 4 EFRO/CF-programma’s: 3.3 Prioriteit 3 ‘Stedelijke dimensie’..................35 grote projecten................................................56 3.3.1 Verwezenlijking van de doelstellingen en voortgangsanalyse.....................................35 5 Technische Bijstand........................................58 3.3.2 Geconstateerde 5.1 Automatisering..uitvoeringsproblemen ..............................................60 en gekozen oplossingsmaatregelen.............36 6 Voorlichting en Publiciteit............................62 46.1 EFRO-/CF-programma’s: Externe communicatie...................................63 6.1.1 Communicatievoorwaarden........................63 grote projecten................................................38 6.1.2 Website OP-Zuid............................................63 56.1.3 Technische Bijstand. ......................................40 Website Europa om .de hoek.........................63 5.1 Automatisering. . ..............................................41 6.1.4 Regiostars..........................................................64
6.1.5 Europa Kijkdagen ...........................................64 66.1.6 Voorlichting en Publiciteit. ...........................42 Stimulus on the Road.....................................65 6.1 Externe communicatie. . .................................42 6.1.7 Webportal.........................................................65 6.2 communicatie...................................47 6.1.8 Interne Deelname bijeenkomsten..............................65 6.1.9 Nieuwsbrief......................................................66 6.1.10 Perscontacten...................................................66 6.1.11 Promotiemateriaal..........................................66 6.2 Interne communicatie...................................66 6.2.1 Teambuilding...................................................66 6.2.2 Communicatie ROM’s/Syntens...................66 6.2.3 Netwerkactiviteiten........................................66 6.2.4 Inform................................................................66 6.2.5 Communicatie Comité van Toezicht.........66 6.3 Doelstellingen en prioriteiten 2013............67 6.3.1 Speerpunten.....................................................67
Bijlagen Bijlage 1 Categorisering van de bijstand uit het Operationeel Programma Zuid-Nederland (EFRO) voor de periode 2007-2013 deel A conform art. 11 (EG) nr. 1828-2006.......................................... 51 71 Bijlage 2 Cumulatieve uitsplitsing toewijzingen communautaire bijdrage categorie splitsing vanvan toewijzingen vanvan de de communautaire bijdrage perper categorie in het in het jaarlijks het eindverslag de uitvoering.............................................................. jaarlijks verslagverslag en het en eindverslag over deover uitvoering. ......................................................................... 57 77 Bijlage 3 Overzicht projecten 2009 OP-Zuid........................................................................................ 65 Financiële beschikte tabellen OP-Zuid. ....................................................................................................................... 83 Bijlage 4 Organisatie van goedgekeurde het Operationeel Programma Zuid-Nederland........................................................ 69 Totaaloverzicht projecten en begunstigden................................................................. 85 Bijlage 5 Organisatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland........................................................ 91
Voorwoord Hierbij bied ik u namens de provincie Noord-Brabant, de beheersautoriteit van het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 (OP-Zuid), het jaarverslag 2012 aan. In 2012 zijn de voorbereidingen voor de nieuwe programmaperiode volop van start gegaan, zowel nationaal als regionaal. Eind 2012 heeft Zuid-Nederland de Smart Specialisation Strategy (S3) gepresenteerd. Deze dient als belangrijke basis voor de inzet van de Europese, nationale en regionale middelen in de periode 2014-2020. Zuid-Nederland heeft in deze S3 de keuzes voor de toekomst uiteengezet. Ook vooruitlopend op de komende programmaperiode is afgelopen jaar een tendersysteem ontwikkeld door Stimulus Programmamanagement en goedgekeurd in het Comité van Toezicht. Met dit tendersysteem gaan we voor de vrijvallende middelen binnen het OP-Zuid kwalitatief de beste projecten selecteren. Projecten moeten scoren op een aantal criteria, waarbij het project dat het hoogst scoort in aanmerking komt voor ondersteuning. De totale omvang van het programma zal groter gaan worden dan bij aanvang werd geraamd. De begrote investeringsimpuls van 462 miljoen euro in Zuid-Nederland zal naar verwachting 40% hoger uitvallen en uitkomen op 660 miljoen euro. Dit is vooral te danken aan het feit dat lokale overheden en private partijen flink aan het programma bijdragen. Op dit moment is het programma helemaal uitgeput. Er is eind 2012 een vrijval van middelen van ongeveer 7 miljoen euro. Deze middelen worden via de genoemde tender ingezet in het voorjaar van 2013. Voor 2013 blijft de grote uitdaging om de kosten binnen het OP-Zuid goed te verantwoorden. In 2012 werd het OP-Zuid geconfronteerd met een betaalonderbreking vanuit de Europese Commissie (EC) als gevolg van het overschrijden van het maximale foutpercentage van 2% in 2010. Door een gedegen verbeterplan op te stellen dat door de Auditautoriteit en Europese Commissie is omarmd, zijn de risico’s op herhaling teruggedrongen. Het percentage over 2011 is onder de 2% gebleven. Met vriendelijke groet,
Prof. Dr. W.B.H.J. van de Donk Voorzitter Comité van Toezicht Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
4
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Verantwoording Onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit, de provincie Noord-Brabant, wordt jaarlijks verslag gedaan van de inhoudelijke en financiële voortgang en de werkzaamheden in het kader van het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 (CCI 2007 NL 16 2 PO 003). Het jaarverslag wordt opgesteld conform de vereisten van de Europese Commissie, zoals neergelegd in artikel 67 van (EG) Nr. 1083/2006 en de Uitvoeringsverordening (EG) Nr. 1828/2006. Het jaarverslag is een basisdocument in het kader van het beheer van het Operationeel Programma: • Het geeft inzage in de uitvoering van het Operationeel Programma en het proces dat zich tussen Europese Commissie en beheersautoriteit afspeelt. • Het is een discussiedocument voor het Comité van Toezicht op basis waarvan het lijnen kan uitzetten voor de komende jaren. • Het is de hoofdbron van informatie over het Operationeel Programma en als zodanig een discussiestuk voor het Comité van Toezicht en de jaarlijkse vergadering met de Europese Commissie, de beheersautoriteit en de lidstaat. • Het is een voorwaarde voor tussentijdse betalingen van de Europese Commissie. Het jaarverslag OP-Zuid 2012 is op 12 juni 2013 door het Comité van Toezicht te ‘s-Hertogenbosch goedgekeurd en conform artikel 67 van (EG) Nr. 1083/2006 aan de Europese Commissie aangeboden. Het jaarverslag wordt elektronisch verstuurd naar de Europese Commissie via het SFC 2007 (System for Fund Management in the European Community).
Hoofdstuk 1 schetst het sociaal-economisch kader in het verslagjaar 2012. Daarbij wordt gekeken naar Nederland als geheel en Zuid-Nederland in het bijzonder. In Hoofdstuk 2 wordt de voortgang van de uitvoering van het OP-Zuid beschreven. In dit hoofdstuk wordt een voorgeschreven indeling gehandhaafd, waarbij wordt gekeken naar de resultaten tot nu toe. Hierbij wordt ingegaan op een analyse van de voortgang, informatie over de inachtneming van de communautaire wetgeving, eventuele uitvoeringsproblemen en de daarbij gehanteerde gekozen oplossingen, wijzigingen, complementariteit met ander EU-instrumenten en tot slot toezichtregelingen. Hoofdstuk 3 licht de uitvoering toe van de in het OP-Zuid benoemde prioriteiten. In dit hoofdstuk wordt informatie gegeven over de verwezenlijking van de doelstellingen en de materiële en financiële voortgang per prioriteit. In Hoofdstuk 4 worden grote projecten (indien van toepassing) uitgelicht. Hoofdstuk 5 is gewijd aan prioriteit 4 ‘Technische Bijstand’ in het verslagjaar 2012. Hoofdstuk 6 verschaft informatie over het communicatieplan en de uitvoering ervan in het verslagjaar 2012, de uitgevoerde publiciteits- en voorlichtingsmaatregelen en de gebruikte communicatiemiddelen.
Leeswijzer
In de inleiding wordt een beschrijving gegeven van de doelstellingen en achtergronden van het programma. Meer informatie over de organisatie van het OP-Zuid is te vinden in Bijlage 5: Organisatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland.
5
0 Titel Hoofdstuk Inleiding
Met dit jaarverslag presenteren de provincies Limburg, Noord-Brabant en Zeeland tezamen met de GSB-steden1 de voortgang van het Operationeel Programma ZuidNederland 2007-2013 (OP-Zuid) in 2012. Hierin vindt u de meest recente informatie met betrekking tot het OP in Zuid-Nederland. Zoals in het vorige jaarverslag reeds vermeld, was het programma al zo goed als gecommitteerd eind 2011. In 2012 is het programma daadwerkelijk volledig gecommitteerd. Echter, door de vrijval van middelen uit vastgestelde projecten zijn er eind 2012 nog middelen beschikbaar. Deze zullen middels een tender in 2013 beschikbaar worden gesteld. In het algemeen kan gesteld worden dat de voortgang van het programma goed verloopt. Dit wordt ondersteund door de N+2 die eind 2012 nog steeds een surplus laat zien. Maar er zijn aandachtspunten. Binnen prioriteit 2 en 3 blijft de realisatie van de projecten nog steeds achter bij de planning die door de projecten is opgegeven. Daarnaast heeft het OP-Zuid in 2012 een betaalonderbreking opgelegd gekregen van de Europese Commissie. Deze betaalonderbreking was het gevolg van een te hoge foutfractie in de voorgaande jaren. Om dit in de toekomst te voorkomen, zijn passende maatregelen genomen.
De hoofddoelstelling van het OP-Zuid luidt dan ook: ‘Zuid-Nederland kenmerkt zich op Europees niveau op het vlak van innovatie en economische dynamiek door het stimuleren van een kennisintensieve en duurzame groei, waarbij de regio een koploperspositie binnen Nederland ambieert. Een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat is daarvoor een randvoorwaarde.’ Het OP-Zuid richt zich dus op economische innovatie en met name de economische innovatie binnen het MKB dat aanwezig is in de regio.
In maart 2000 stelden de Europese leiders zich ten doel van de Europese Unie in 2010 de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld te maken. Deze strategie moet zorgen voor een duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang en zal daarbij het leefmilieu respecteren. Deze doelstellingen samen worden de ‘Lissabon- en Göteborg-doelen’ genoemd. Afgeleid van de Lissabon-strategie is het OP-Zuid opgesteld.
Voor de financiering van de organisatie van het programma, het administratief beheer en communicatie activiteiten, is hieraan als vierde prioriteit ‘Technische Bijstand’ toegevoegd. Het Operationeel Programma Zuid-Nederland is door de Europese Commissie bij beschikking van 13 juni 2007 goedgekeurd (CCI 2007 NL 16 2 PO 003). De looptijd van het programma beslaat de periode 2007 tot en met 2015. De formele startdatum van het programma is 1 januari 2007.
Het OP-Zuid is ingericht naar drie inhoudelijke prioriteiten: 1. Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie. 2. Attractieve regio’s. 3. Stedelijke dimensie. Door het beschikbaar stellen van de MKB-subsidies (bedrijfsgerichte regelingen) binnen prioriteit 1 draagt OP-Zuid in rechtstreekse zin bij aan de innovatiekracht van MKB’ers. Dit is van groot belang in verband met het economische herstel na de economische crisis. OP-Zuid biedt MKB’ers de mogelijkheid om te blijven innoveren.
1 GSB
6
steden zijn: Breda, Eindhoven, Helmond, ’s-Hertogenbosch,
Tilburg, Venlo, Heerlen, Maastricht en Sittard-Geleen.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
rken met bedrijven We zijn gaan samenwe etaal en kunststof). uit andere branches (m dere scope en Dit zorgt voor een bre uit deze branches. gebruik van technieken ik van Tevens maken we gebru de regio. productiefaciliteiten uit Peter Verhoeven, k BV Verhoeven Timmerfabrie
Alternatieve materialen voor betonmallen Prioriteit: 1, MKB-subsidie Innovatieprojecten Projectaanvrager: Verhoeven Timmerfabriek Nederland BV Beschrijving van het project: Verhoeven Timmerfabriek is als leverancier van houten betonmallen op zoek gegaan naar een nieuwe manier van produceren. Daarbij was het motto ‘van ambacht naar industrie. Ze hebben een materiaal ontwikkeld (kunststof polyool) dat
Regio: Limburg Subsidie EFRO: € 33.687 Totale projectkosten: € 192.500
ze middels een CAD-CAM‘-methode 3-D kunnen tekenen, produceren en bewerken. Hierdoor kan Verhoeven goedkoper, nauwkeuriger en sneller haar markt bedienen.
1 1 Sociaal-economische ontwikkelingen in relatie tot OP-Zuid
Hoofdstuk 1 schetst het sociaal-economisch kader in het verslagjaar 2012. Daarbij wordt gekeken naar Nederland als geheel en Zuid-Nederland in het bijzonder. In het jaar 2012 is de eurocrisis verder verdiept, de economische groei in de eurozone is een krimp geworden. Daarnaast zijn de problemen in de Zuid-Europese landen alleen maar groter geworden, wat ook zijn weerslag heeft gehad in Nederland. Voor Nederland zien de economische voorspellingen er nog steeds niet goed uit. Pas in de tweede helft van 2013 wordt een opleving verwacht.
Fig. 1.1
8
1.1 Algemeen Het OP-Zuid heeft betrekking op de drie zuidelijke provincies van Nederland: Noord-Brabant, Limburg en Zeeland. Deze drie provincies, met een gezamenlijke oppervlakte van 8.861 km2, beslaan tezamen ca. 26% van de totale oppervlakte van Nederland. Zuid-Nederland kent een sterke internationale oriëntatie en belangrijke delen van het achterland bevinden zich in België en Duitsland. De regio onderhoudt van oudsher historische en culturele banden met de omliggende regio’s. De landsgrenzen vervagen en in dit licht biedt de ligging van Zuid-Nederland belangrijke kansen voor de regio. Van oudsher hebben de Zuid-Nederlandse provincies sterke banden met de buurlanden. Zuid-Nederland ligt in het hart van Europa. Daardoor heeft Zuid-Nederland de nadelen van een perifere ligging in nationaal verband kunnen omzetten in de voordelen van een gunstige positie ten opzichte van zijn Europese omgeving. De website van de provincie Limburg spreekt over Limburg als ’De hand die Nederland uitstrekt naar Europa’.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
die door Stationskwartier, ijk w e w eu ni bied e D van het stationsge g lin ke ik w nt ro de he ationaal krijgt een intern t ontsloten wordt, w gde aarde heef oe ev eg to n ee at karakter, w de regio gio. De stad en re le he e d or um de vo euwe zakencentr kings ni t he r oo d en krijg enwer internationale sam mogelijkheid om gaan. verbanden aan te
1.2 Demografische ontwikkelingen Nederland telde aan het eind van 2012 16,7 miljoen inwoners, waarvan 3,9 miljoen (23,7%) in Zuid-Nederland. Wat de bevolkingsopbouw betreft, valt op te merken dat de provincies Limburg en Zeeland beide een relatief hoge vergrijzing kennen. In Limburg is 19,2% van de bevolking ouder dan 65 jaar en in Zeeland 19,8%. Noord-Brabant ligt met 16,7% iets hoger dan het gemiddelde van Nederland als geheel (16,2%1). In vergelijking met het jaar 2000 valt op dat de bevolking in de zuidelijke provincies ook steeds verder vergrijst. Gemeenten waar het inwonertal naar verwachting afneemt, liggen met name in het zuiden van Limburg, het noordoosten van Groningen en het oosten van Gelderland2. Overigens is de totale bevolking voor de provincie Limburg en Noord-Brabant toegenomen in 2012. Tegelijkertijd zien we het aandeel ouderen ook verder toenemen. Fig. 1.2 Bevolkingsgroei 2010-2020 (per gemeente) Percentage afname 0 - 5 5 - 10 10 - 20 20 - 38 toename 0 - 5 5 - 10 10 - 20 20 - 38
––– provincies
Bron: Atlas Nederlandse gemeenten 2011
Om in te spelen op deze zogenaamde ‘Silver Economy’, heeft de provincie Limburg als een van de speerpunt sectoren het cluster ‘Health, Care en Cure’ opgenomen in haar beleidsvisie. Hiermee springt de provincie in op een steeds groter wordende vraag op dit gebied. Binnen OP-Zuid zijn hier al voorbeeldprojecten van beschikt, bijvoorbeeld ‘De kennisinfrastructuur van het Cardiovasculair Centrum’ in Maastricht, ‘Brains Unlimited’ (faciliteren en stimuleren van neuroweten schappelijk toegepast onderzoek, het valoriseren van kennis en het samenbrengen van onderzoek en bedrijvigheid) en ‘Pilotfase RRR’ (pilotonderzoek op het gebied van integratie van behandeling van reuma met daarbij aandacht voor re-integratie en revalidatie). Daarnaast probeert de provincie Limburg met behulp van een campagne ook mensen naar Limburg toe te krijgen om de krimp tegen te gaan. Met de campagne ‘Zuid-Limburg: je zal er maar wonen’ heeft de provincie 1
CBS: Demografische kerncijfers per gemeente 2012
2
Atlas Nederlandse gemeenten 2011
Danielle Dictus, gemeente Breda
Limburg hier de afgelopen jaren in geïnvesteerd. Aan deze campagne heeft OP-Zuid ook een bijdrage geleverd in het kader van het project ‘Regiobranding Zuid-Limburg’. In de provincie Zeeland is in mei 2010 het plan van aanpak gepubliceerd: ‘Hoe om te gaan met bevolkingskrimp: Het routepad!’. Hierin wordt per beleidsthema een nieuw uitgangspunt benoemd en wordt beschreven welke acties de provincie Zeeland oppakt met haar partners. Maar ook acties en projecten waarbij de provincie niet direct betrokken is, worden hierin genoemd. Op economisch gebied zijn de speerpunten innovatie en een beter aansluitende arbeidsmarkt, met daarbij extra aandacht voor zorg. Als een van de initiatieven op dit gebied is in 2011 het project ‘MVP: Realisatie kennis-, innovatie- en leer-werkomgeving’ beschikt. Hierin is in samenwerking met de onderwijsinstellingen van Zeeland een leerwerkomgeving ingericht om jonge mensen perspectief te bieden in de provincie Zeeland. In de periode tussen 1990 en 2040 zal de bevolking in Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen met respectievelijk 10 en 13,9% dalen3. De Nederlandse bevolking als geheel zal tot 2040 blijven toenemen. Na 2040 zal volgens de nationale bevolkingsprognose de totale Nederlandse bevolking afnemen. Echter, verwacht wordt dat in Zuid-Limburg en Zeeuws-Vlaanderen rond 2025 het aandeel jongeren juist weer zal toenemen. Dit zal in Zuid-Limburg uiteindelijk leiden tot een daling van het aandeel 65-plussers. De provincie Noord-Brabant kent de bovenstaande problematiek veel minder. Er is geen sprake van een krimpende bevolking. Echter, om de economie te accommoderen is het wel belangrijk dat Noord-Brabant gekwalificeerde beroepsbevolking behoudt. Het beleid is dan ook veelal hierop gericht. Zie hiervoor bijvoorbeeld 3
CBS: Delfzijl en omstreken krimpen het snelst
9
1 het beleidsplan van Brainport 2020 waarin voor de Brainport4-regio de economische perspectieven en beleidskeuzes worden geschetst.
1.3 Landschap, milieu en duurzaamheid Zuid-Nederland is rijk aan afwisselende en waardevolle landschappen, variërend van de Zeeuwse kust, het Brabantse Groene Woud tot het Limburgse Heuvelland. Zeven van de twintig nationale parken en vier van de twintig nationale landschappen liggen (gedeeltelijk) in Zuid-Nederland. Niet alleen de bevolking van ZuidNederland waardeert het natuurschoon: maar liefst 31% van de toeristische overnachtingen in Nederland vindt plaats in Zuid-Nederland. Hierdoor is de recreatiedruk in deze provincies relatief hoog. Binnen het programma bestaat voor met name de provincie Zeeland de mogelijk heid om projecten in te dienen in de sterke toeristische sector. Eerder al zijn binnen OP-Zuid enkele projecten gehonoreerd, zoals ‘Entree Brouwersdam Zuid’ en de ‘Online fietsrouteplanner Zuid-Nederland’, ‘Brouwersdam Hotspot for Active Leisure’ en ‘Reconstructie Oude haven Hulst’. In 2011 is hier het project ‘Waterpoort naar Waterdunen’ aan toegevoegd, een ambitieus gebieds ontwikkelingsproject in Zeeuws-Vlaanderen. Het gemiddeld aantal bos- en natuurgebieden per inwoner wijkt in Zuid-Nederland niet veel af van het Nederlands gemiddelde. Wel zijn er regionaal grote verschillen in de recreatiemogelijkheden in en om de stad. Met name rond de grote steden zijn de mogelijkheden om te recreëren in het groen beperkt. De landschappelijke kwaliteiten staan onder druk. Het beleid is gericht op de balans tussen aandacht voor het leefklimaat en het werkklimaat, tussen ruimte, milieu, natuur en economische ontwikkeling en groei. De milieubelasting is vooral in Noord-Brabant en (Zuid-)Limburg hoog, vergeleken met nationale cijfers. Dit hangt samen met de ontwikkeling van de mainports Rotterdam en Antwerpen, de daarmee samenhangende infrastructuur en de sterke (proces) industrie. Een deel van de milieudruk op Zuid-Nederland is afkomstig uit de omliggende landen. Bij het opstellen en uitvoeren van het OP-Zuidprogramma zijn naast economische en sociale aspecten ook ecologische aspecten van belang. In de drie zuidelijke provincies speelt de duurzaamheidsdriehoek (‘People, Planet, Profit’) een belangrijke rol in de beleidsafwegingen. In de beoordeling heeft dit zijn beslag gekregen in de zogenaamde duurzaamheidsmatrix, aangevuld met de PPP-scan van Telos, een instrument dat in 2009 geïntroduceerd is. Deze scan biedt een diepere analyse van het duurzaamheidsaspect, waarvan de leden van de Stuurgroep hebben aangegeven dat dit instrument 4
10
Economische regio Zuidoost-Nederland
bruikbaar is. Een aantal projecten draagt in directe zin bij aan duurzaamheid. Met name het aandeel van duurzame energieprojecten is evident. Zo zijn er projecten gericht op de ontwikkeling van getijdenenergie, zonne-energie en bio-based. In 2011 is het project ‘Getijdenenregie uit de Oosterschelde Stormvloedkering’ beschikt. Dit project is een vervolg op een eerder project in OP-Zuid en heeft als doel het verder ontwikkelen van de mogelijkheden voor getijdenenergie.
1.4 Sociaal-economische ontwikkeling in Nederland Eind 2011 was de verwachting dat in de tweede helft van 2012 de economie enig herstel zou vertonen. Echter, de schuldencrisis werpt haar schaduw op het economisch herstel. Dit werd het afgelopen jaar duidelijk, toen de Nederlandse economie voor de tweede maal in drie jaar in een recessie terecht kwam. De Nederlandse economie komt maar langzaam uit het dal. En van een herstel is nog geen sprake. De voorzichtige opleving in de eerste helft van 2012 was vooral te danken aan de groei van de export. De afhankelijkheid van de buitenlandse vraag markeert het belang voor Nederland van groei in het eurogebied. Maar ook het eurogebied kampt met haperend herstel en ziet zijn economie krimpen. De Macro Economische Verkenning laat zien dat de binnenlandse consumptie en de bedrijfsinvesteringen vooralsnog blijven kwakkelen5. Tabel 1.1 Macrocijfers Nederland 2012* Bruto Binnenlands Product Relevante wereldhandel
-0,90 0,25
Bruto investeringen bedrijven
-2,75
Productie
-1,25
Overheidsbestedingen
-0,75
Consumptie huishoudens
-1,00
Koopkracht
-1,75
Arbeidsproductiviteit
-1,25
Bron: CBS * mutaties per jaar in %
Wereldwijd vertraagt de economische groei en met name in de eurozone. Door de oplaaiende eurocrisis in landen als Spanje en Griekenland is de groei in de eurozone geheel tot stilstand gekomen. De wereldhandelsgroei is in de eerste helft van dit jaar teruggelopen. De tegenvallende wereldhandelsgroei is vooral het gevolg van de scherpe daling van de invoer van het eurogebied. Daar is de groeivertraging het sterkst. Maar ook in opkomende 5
CPB: Macro economische verkenning 2013
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
economieën, zoals China, India en Brazilië, vertraagt de groei van de productie door een terugvallende uitvoer en lagere binnenlandse bestedingen. Voor de Verenigde Staten wordt verwacht dat de groei iets toeneemt ten opzichte van 2011. Door de conjuncturele neergang dalen ook dit jaar de bedrijfsinvesteringen. Pas als volgend jaar de wereldhandel en productie aantrekken, zullen de investeringen weer toenemen. Het MKB zal door de focus op de binnenlandse markt pas vertraagd reageren op de internationale markt. Door de lastenverzwaring van de overheid zal 2013 een zwaar jaar worden. Daarnaast is in 2012 een record aan faillissementen uitgesproken (11.235), waarvan de meesten in de sectoren handel en bouw6. Sinds medio 2011 neemt de werkloosheid toe, voornamelijk als gevolg van een toenemend arbeids aanbod. De terugvallende groei in 2012 werkt echter met vertraging door op de arbeidsmarkt. De vooruitzichten zijn op de arbeidmarkt niet goed, omdat de terugvallende productie zich ook zal vertalen in een dalende arbeidsvraag. Zowel in de marktsector als bij de overheid krimpt de werkgelegenheid. Het aantal vacatures neemt af en ondernemers verwachten ook een afname in de nabije toekomst. Het aantal faillissementen stijgt, evenals het aantal ontslagaanvragen. De gematigde economische groei die wordt voorzien, zal onvoldoende zijn voor een snel herstel van de arbeidsmarkt. De toename van de werkloosheid wordt beperkt doordat de groei van het arbeidsaanbod afneemt, omdat de perspectieven op een baan verslechteren, het zogenoemde ‘discouraged worker’- effect7. In december is het aantal werklozen met 19.000 gestegen tot 571.000 personen. Dat komt overeen met 7,2% van de beroepsbevolking8. Voor dit soort percentages moeten we terug naar medio jaren negentig. Een nieuwe baan vinden is niet makkelijk nu het aantal vacatures op het laagste punt staat sinds 2003. De verwachtingen van ondernemers wijzen daarnaast op een verdere daling. Een op de drie werklozen is meer dan een jaar werkloos. Door langdurige werkloosheid gaan vaardigheden verloren, waardoor het steeds lastiger wordt een baan te vinden. Langdurige werkloosheid komt ongeveer even vaak voor onder mannelijke (35%), vrouwelijke (31%), autochtone (32%) en niet-westerse allochtone (34%) werklozen. Opleiding doet ertoe (laagopgeleiden: 38%), maar vooral leeftijd speelt een rol. Bij 45-55-jarige werklozen gaat het om 44% van de werklozen, bij 55-65-jarigen om 54%9.
6
www.cbs.nl: Recordaantal faillisementen in 2012
7 CPB:
Macro economische verkenning 2013
8 www.cbs.nl:
arbeidsmarkt in vogelvlucht
Fig. 1.3 Ontwikkeling arbeidsmarkt 600 550 500 450 400 350 300 250 200
x 1000
x min
8,1 8,0 7,9 7,8 7,7 7,6 7,5
I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV I II III IV
7,4
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2006 Banen (rechter-as) Werkloze beroepsbevolking (linker-as)
Bron: CBS
Met de voorgenomen stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd zal het aantal 65-plussers in de potentiële beroepsbevolking oplopen naar 0,8 miljoen in 2040. Dit blijkt uit de nieuwe bevolkingsprognose van het CBS. De totale potentiële beroepsbevolking, afgebakend als alle inwoners tussen de 20 jaar en de AOW-leeftijd, zal dan uit 10,1 miljoen personen bestaan. Dat is evenveel als begin 2012. Nederland telt in 2040 naar verwachting 17,8 miljoen inwoners, een miljoen meer dan begin 201210. Op korte termijn zal de potentiële beroeps bevolking nog dalen, maar daarna volgt weer een groei. Deze ontwikkeling, naast de stijging van de arbeidsmarkt, zorgt ervoor dat de arbeidsmarkt ruim is. Dit zorgt ervoor dat werkgevers het voor het kiezen krijgen. Naast de economische zware tijden is in april 2012 het Kabinet-Rutte I gestruikeld over een nieuw pakket bezuinigingen. Enkele dagen later presenteerde een aantal partijen het zogenaamde lenteakkoord, waardoor de begroting 2013 alsnog sluitend gepresenteerd kon worden. Na een snelle formatie trad op 5 november het Kabinet-Rutte II aan. Het ligt niet in de Nederlandse aard om economische problemen voor ons uit te schuiven. Wij houden ervan snel schoon schip te maken. Dat heeft ons land veel goeds gebracht. Maar het nieuwe kabinet kondigde nieuwe ombuigingen aan, waardoor het consumentenvertrouwen eind 2012 nog verder daalde. Snel schoon schip maken wordt echter niet nood zakelijkerwijs bereikt met louter ombuigingen. Nu besluiten over een tijdpad voor structurele hervormingen draagt waarschijnlijk meer bij. Economisch gezien was 2012 een zwaar jaar. Alle economische signalen laten een daling zien en het vertrouwen in de economie staat op een historisch laag punt. Ondanks deze feiten scoort ons land in het ‘Global competiveness Report 2013’11 van het World Economic Forum wel een vijfde plaats. Hiermee laat Nederland bijvoorbeeld Duitsland achter zich. Het World Economic Forum baseert zijn score hierbij op de sterke basis die 9 ING:
maandbericht Economie, oktober 2012
10 www.cbs.nl: 11 World
potentiele beroepsbevolking blijft op peil dankzij 65 plussers
Economic Forum: Global competiveness report 2013
11
1 de Nederlandse economie kent. Eens te meer een onderbouwing om goed te kijken naar structurele maatregelen. Hiermee worden scores meegenomen over de toestand van de institutionele omgeving, infrastructuur, gezondheidszorg, onderwijs etc. Naast deze bemoedigende vijfde plaats laten veel welzijnsindicatoren een stabiel beeld zien. Gevoelens van onveiligheid en misdaadcijfers nemen niet toe en dalen zelfs. Ten slotte hebben de meeste Nederlanders een sociaal netwerk waarover ze nog altijd zeer tevreden zijn12.
1.5 Sociaal-economische ontwikkeling in Zuid-Nederland Als geen enkel ander landsdeel herbergt Zuid-Nederland een innovatieve, op kennis gebaseerde dynamische economie en een goed leefklimaat. De regio beschikt over een brede industriële basis, researchcapaciteit en een uniek netwerk van makers en ontwerpers. Het gaat om grote ondernemingen en om MKB (inclusief start-ups), maar ook om onderzoeks-, kennis- en opleidingsinstituten. Op basis van deze sterktes kan OP-Zuid een grote bijdrage leveren aan de realisatie van de Europese doelen. De Zuid-Nederlandse economie heeft een waarde van ongeveer 20% in het BNP. Nog meer dan elders in Nederland sloeg de economische recessie in 2009 hard toe in Zuid-Nederland. De regio is echter ook weer opgekrabbeld uit die recessie en toonde tot 2012 weer groeicijfers. Echter, onder het juk van de eurocrisis en de haperende wereldhandel zal de regio een vertragende groei laten zien. Met name de dominant aanwezige industrie zal een temperende werking hebben op de economische groei. De verwachting is dat de economische groei voor 2012 negatief zal zijn.
Zoals de economische groei in 2011 in Zuid-Nederland nog boven het landelijk niveau ligt, zo is de verwachting dat door de verdiepende eurocrisis de economische groei in 2012 harder krimpt dan landelijk. Oorzaak ligt hierbij in de economische motor van Zuid-Nederland, namelijk Zuidoost-Brabant. Sterker dan elders in Nederland ondervindt de regio hinder van de afnemende bestedingen van het bedrijfsleven. De sterk export georiënteerde regio wordt bovendien geraakt door de tegenvallende wereldhandel en de sterke stijging van de invoer in de eurozone. De afhankelijkheid van de wereldhandel en de sterke vertegenwoordiging van de industrie zorgt voor een sterkere krimp dan landelijk. Voor de overige regio’s in Zuid-Nederland geldt ook een verwachte krimp in 2012. Deze zal echter meer in lijn zijn met het landelijk gemiddelde. De verwachtingen voor 2013 zijn positiever. Als de wereldhandel aantrekt, dan biedt dit juist mogelijkheden voor Zuid-Nederland. Het economisch klimaat in Zuid-Nederland is heel goed en met Zuidoost-Brabant in het bijzonder is Zuid-Nederland een van de belangrijkste kennisregio’s in Europa.
Arbeidsmarkt
De werkloosheid is in 2012 gestegen ten opzichte van 2011 als gevolg van de krimp in de economie. De drie provincies laten in 2012 lagere werkloosheidpercentages zien dan het landelijk gemiddelde. Voor Zeeland geldt zelfs het laagste percentage van heel Nederland. Maar ook in de drie zuidelijke provincies stijgen de werkloosheidspercentages ten opzichte van 2011. In Limburg en Noord-Brabant is er een stijging van respectievelijk 0,4 en 1%. In Zeeland was er ook een stijging van 0,4%. Landelijk was de stijging 1%. Fig. 1.4 Werkloosheidspercentage 2012 7 6 5 4
De wijze van samenwe rking in de regio Eindhoven tussen het bedrijfsleven, kennisinstellingen en ov erheid is een voorbeeld voor andere regio’s. Ge bruikmakend van de samenwerking krijgen gevestigde bedrijven toegang tot netwerke n, instellingen (TU/e, Brainport Development , Holst Centre, etc) en bedrijven (ASML, NXP, Philips, FEI, etc.) Jean-Paul van Oijen, Brainport Development NV
3 2 1 0 Nederland
Zeeland
Noord-Brabant
Limburg
Bron: CBS
Binnen Zuidoost-Brabant vormt de toenemende werk loosheid onder ouderen een uitdaging. De verwachting is dat de werkgelegenheid in de industrie zal afnemen. Zo kan het relatief hoge percentage nww (niet-werkende werkzoekenden) de komende tijd verder toenemen. In Zuidoost-Brabant is het aandeel 45-plus werklozen met een percentage van 55 hoger dan in de rest van Nederland. Vergeleken met jongeren bestaat er onder ouderen minder 12 www.cbs.nl: de Nederlandse samenleving 2012: weerslag van
12
crisis op de maatschappij
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Balancebox Prioriteit: 1, MKB-subsidie Innovatieprojecten Projectaanvrager: Thomas Regout International BV Beschrijving van het project: Het project heeft geleid tot de ontwikkeling van de Balancebox. De Balancebox is een mechanisch veersysteem dat Interactieve Whiteboarden en Touch screen displays tot 180 kg balanceert. Door gebruik te maken van de Balancebox kunnen leerlingen en leerkrachten, op de voor hen ideale hoogte, met Interactieve Whiteboarden en Touch
Regio: Limburg Subsidie EFRO: € 60.531 Totale projectkosten: € 345.893
screen panels werken. Door de toegepaste veer/ loopbaanconstructie die het geheel ‘energieneutraal’ maakt, kan men het bord zonder fysieke inspanning op en neer bewegen en blijft het in elke stand hangen. De gebruikte technologie is zeer innovatief en wereldwijd gepatenteerd.
1 dynamiek in de in- en uitstroom op de arbeidsmarkt. Dat betekent enerzijds dat ouderen minder snel hun baan verliezen. Anderzijds blijven ouderen langer werkloos en vinden zij bij werkloosheid minder gemakkelijk een baan. Aangezien de regionale bevolking de komende tijd verder zal vergrijzen, vormt de achterblijvende arbeidsparticipatie van ouderen een uitdaging. Het aantrekken en opleiden van voldoende capabel personeel en management vormt een belangrijke uitdaging voor de industriesector in de regio.13 Door innovatiegedreven groei zal de vraag naar hoger opgeleiden sterker toenemen dan de vraag naar lager opgeleiden. Niet alleen voor R&D, ook de mechanisering van de productie vereist personeel dat niet alleen beschikt over vakkennis, maar ook voldoende gekwalificeerd is om met steeds complexere robots en andere machines te werken. In Limburg is eenzelfde probleem gesignaleerd als in Zuidoost-Brabant, namelijk een mismatch op de arbeidsmarkt. De crisis heeft een rookgordijn gelegd over een snel groeiend probleem. Wanneer de economie aantrekt, ontstaat in Limburg – vooral door demografische ontwikkelingen – een groot tekort aan werknemers. Niet alleen zullen er meer banen zijn dan mensen, maar ook hebben de beschikbare mensen niet de vereiste opleidingen en/of competenties. De reeds bestaande werkloosheidsverschillen tussen de verschillende Limburgse regio’s kunnen hierdoor toenemen. Binnen het OP-Zuid is een tweetal projecten gehonoreerd dat rechtstreeks een bijdrage levert aan deze arbeidsmarkt problematiek in met name Zuid–Limburg, namelijk ‘Leven Lang Leren’ en ‘Strategische personeelsplanning’.
Ook het Technocollege in Sittard-Geleen gaat zich met steun vanuit OP-Zuid meer nog dan in het verleden toeleggen op bedrijfsgerichte scholing voor de diverse innovatieve clusters, zoals de reeds genoemde Chemelot Campus. In Zeeland is vooral de zorgsector de banenmotor. In tien jaar tijd groeide deze sector met maar liefst 6.420 banen, genoeg om de volledige teruggang in de landbouw, visserij, agribusiness en industrie op te vangen. Ook hier spelen demografische ontwikkelingen en vergrijzing een grote rol. Aangezien de Zeeuwse bevolking verder zal vergrijzen, vormt de achterblijvende arbeidsparticipatie van ouderen een uitdaging. Op de provincie Limburg na kent Zeeland immers nu al het hoogste aandeel 45-plussers. Met name in Zeeuws-Vlaanderen, waar de bevolking voor meer dan de helft uit 45-plussers bestaat, kan dit een rol spelen. Dit kan worden versterkt doordat de pensioengerechtigde leeftijd op termijn zal opschuiven. Toch blijft de werkloosheid in Zeeland het laagste van heel Nederland.
Fig. 1.5
Bron: SER Brabant; slim verbinden
14
13 Economische
kwartaalberichten ING, Innovatieve clusters vormen
groeimotor van Zuidoost-Brabant; nov 2011
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Toekomstige ontwikkelingen
Het regionaal economisch beleid heeft de afgelopen jaren een krachtige impuls gekregen door het landelijk beleid van de sleutelgebiedenaanpak (Pieken in de Delta). Kenmerkend voor dat beleid is inzetten op waar je als regio goed in bent, met name in internationaal opzicht. Ook in de nieuwe beleidsagenda’s (Europe 2020, Topsectorenbeleid en Brainport 2020) naar 2020 toe zien we deze tendens terug. De drie provincies spelen in hun beleidskeuzes hier nadrukkelijk op in. Voor Zuid-Nederland heerst met name in ZuidoostBrabant (internationaal) een uitstekend innovatieklimaat. Deze regio maakt samen met Limburg deel uit van Brainport: een samenwerkingsverband van bedrijven, kennisinstellingen en overheden. In 2011 is Brainport uit een groep van 300 gebieden verkozen tot Intelligent Community of the Year. In Brainport zijn vijf van de tien meest in R&D investerende bedrijven gevestigd (Philips, ASML, DSM, NXP en Océ). Een belangrijk aansluitend initiatief vormt Brainport Industries, waarbinnen toeleveranciers van bedrijven als Philips, ASML en Canon zijn verbonden en gezamenlijk op zoek gaan naar verdere groei en nieuwe afzetmarkten. In vergelijking met andere regio’s behoort het opleidings niveau, het aantal kenniswerkers en creatieve banen in bijvoorbeeld de reclame, televisie en telecommunicatie in de Brainport tot de hoogste categorie. Naast de aanwezigheid van de topbedrijven zijn er in het gebied drie universiteiten, een academisch ziekenhuis, een medisch centrum en diverse toegepaste, hoger- en middelbaarberoepsonderwijsinstellingen. Dit pakket werkt samen met de overheid, met open innovatie als gezamenlijk doel. Vanwege de sterk industrieeltechnologische achtergrond kan deze regio zich onderscheiden op de thema’s die van belang zijn in Europe 2020 en het Topsectorenbeleid.
celerator is mede te De impact van Logistics Ac scope van het OPdanken aan de schaal en rijke ondersteuning Zuid. Het biedt een belang chalige projecten. in de realisatie van groots Twan van Lankveld, ced Logistics Dutch Institute for Advan (DINALOG)
Naast de genoemde potentie in Zuidoost-Nederland zorgt de gunstige ligging – tussen de wereldhavens van Rotterdam en Antwerpen – ervoor dat bedrijven in de Zuidwest-regio een belangrijke rol kunnen spelen in internationale handelsstromen. Vooral West-Brabant, dat rijk is aan industrie en handelsorganisaties, kan profiteren van de gestegen buitenlandse vraag. Daar heeft ook de transportsector baat bij. De vestiging van het Dutch Institute for Advanced Logistics (Dinalog) in Breda kan, mede ondersteund door OP-Zuid, de werkgelegenheid en de internationale uitstraling van de regio vergroten. Op lange termijn kunnen ook de Brabantse logistieke bedrijven de vruchten plukken van Dinalog. De samenwerking tussen universiteiten en bedrijven kan spin-offs creëren. Daarnaast zoekt deze logistieke bron ook de samenwerking in Zeeland en rondom de omgeving van Venlo. Verder zijn er toepassingen van de automotive-industrie in ZuidoostBrabant die een kruisbestuiving tussen de sectoren kunnen bewerkstelligen. In de provincie Zeeland is het innovatieklimaat een stuk minder gunstig dan in de andere provincies. Dit komt door een grotere nadruk op de primaire sector en het toerisme. Echter, het cluster rondom chemieconcern DOW Chemicals en de maintenancesector bestaat in Zeeland uit sectoren met innovatiepotentie. Zoals eerder genoemd, zijn hier het afgelopen jaar investeringen gedaan om te komen tot een campus met open innovatie. Deze sectoren hebben uiteindelijk ook een verbinding met de Chemelot Campus in Limburg en de maintenance-ontwikkelingen in Noord-Brabant. Hierbij speelt het door OP-Zuid ondersteunde Dutch Institute World Class Maintenance een verbindende rol. Zuid-Nederland is de hotspot in Nederland op het gebied van innovatie. 45% van de private R&D-investeringen wordt gedaan in Zuid-Nederland, bijna 3,5 miljard euro jaarlijks. Vier van de vijf mondiale R&D-spelers in Nederland zijn in Zuid-Nederland gevestigd. Voor Zuid-Nederland zijn vooral de topsectoren high tech, chemie en agrofood van groot belang. Deze drie zijn in Nederland verantwoordelijk voor 68% van de private R&D-uitgaven en dragen gezamenlijk bijna de helft van de Nederlandse export, de motor van de economische groei. Deze sectoren zijn sterk in Zuid-Nederland vertegenwoordigd en representeren een aanzienlijke werkgelegenheid en een grote bijdrage aan de R&D-inspanningen, export en toegevoegde waarde. De topsectoren logistiek en life sciences & health zijn in verhouding in aanzienlijke mate vertegenwoordigd in de regio. Wanneer we kijken naar de presentie van topsectoren in Zuid-Nederland zien we het volgende beeld van hun relatieve zwaarte in Nederland14. In het huidige OP-Zuid zie je de focus op deze economische sectoren sterk terug. De projecten binnen prioriteit 1 14 Smart
Specialisation Strategy RIS3 Zuid: De kunst van het combineren.
15
1 vallen voor ongeveer 60% binnen deze sectoren of zijn daar sterk aan verwant. Voor de MKB-subsidies geldt dat 95% van de ondersteunde MKB’ers in deze sectoren valt. De Europese Commissie ziet het genereren en vermarkten van kennis als belangrijkste pijler voor het behoud en de ontwikkeling van de economische positie van Europa. Onder de titel ‘Europe 2020’ presenteerde de Commissie in maart 2010 haar strategische plannen voor de komende tien jaar. Zoals hierboven geschetst, kunnen de ontwikkelingen in Zuid-Nederland een plaats krijgen op de agenda van de Europese Commissie. Samenvattend kan gesteld worden dat 2012 voor Zuid-Nederland (alsook voor Nederland en Europa) in economische zin een moeilijk jaar is geweest. De economische onzekerheid leeft nog steeds, maar de vooruitzichten voor met name de tweede helft van 2013 zijn positief. Als de economie weer aantrekt, is ZuidNederland er zeker klaar voor, gezien de potentie die de regio heeft op het gebied van kennis en innovatie. De verschillen in Zuid-Nederland mogen dan weliswaar aanwezig zijn, als regio biedt het aanknopingspunten en complementariteit voor de toekomst.
16
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Het project heeft loc ale en regionale samenwerking gestimu leerd. Zo heeft het Nationaal Park De M aasduinen diverse gastheren opgeleid. Di t zijn recreatie ondernemers die als ambassadeur voor he t nationaal park hun to eristen enthousiasmer en. Samen met deze ga stheren zijn er diverse arrangementen opgeste ld. Lia Oosterwijk, Stichting het Limbur gs Landschap
Realisatie bezoekerscentrum Nationaal Park Maasduinen Prioriteit: 2 Projectaanvrager: Stichting het Limburgs Landschap
Regio: Limburg Subsidie EFRO: € 417.000 Totale projectkosten: € 2.260.743
Beschrijving van het project: Met behulp van de subsidie heeft Stichting Het Limburgs Landschap samen met diverse betrokken partijen Bezoekerscentrum De Maasduinen kunnen realiseren. Het was een langgekoesterde wens om een centraal Bezoekerscentrum te krijgen voor Nationaal
Park De Maasduinen. Dankzij de projectgelden is er een prachtig duurzaam gebouw gerealiseerd met een speelse, educatieve inrichting. Vooral de locatie van het gebouw is uniek. Het bezoekerscentrum is namelijk gebouwd in een buiten werking gesteld sluizencomplex.
17
2 Algemene voortgang van de uitvoering van het OP-Zuid
In dit hoofdstuk wordt de uitvoering van het verslagjaar 2012 van het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 beschreven. Hierbij wordt een voorgeschreven indeling gehandhaafd, waarbij wordt gekeken naar de resultaten tot nu toe binnen OP-Zuid op programma niveau. Er wordt ingegaan op een analyse van de voortgang, informatie over de inachtneming van de communautaire wetgeving, eventuele uitvoerings problemen en de daarbij gehanteerde gekozen oplossingen, wijzigingen, complementariteit met andere EUinstrumenten en tot slot toezichtregelingen. In het volgende hoofdstuk zullen de inhoudelijke prioriteiten afzonderlijk worden besproken.
vrijval ontstaan, met name in de vrije ruimte. Deze bedraagt eind 2012 3.722.721 euro EFRO. De vrijval wordt enerzijds veroorzaakt door het lager bijstellen van twee projecten en anderzijds het lager vaststellen van projecten. Middels een tendersysteem zullen de vrijgevallen middelen in het voorjaar van 2013 worden vrijgegeven. Er zijn eind 2012 nog negen projecten in behandeling die in januari 2013 beschikt zullen worden. De betreffende projecten zijn in december 2012 door de deskundigencommissie of Stuurgroep behandeld. Tabel. 2.1 Financieel overzicht (werkelijk) gecommitteerde bedragen OP-Zuid 2012 (in €) TSK
2.1 Resultaten en voortgangsanalyse Eind 2010 was het programma OP-Zuid al zo goed als beschikt. Daarom heeft het verslagjaar 2011, maar ook 2012, met name in het teken gestaan van het beheer en vaststellen van de projecten. Eind 2012 zijn bijna alle subsidieplafonds in zijn geheel uitgeput. Alleen voor de innovatieprojecten in de provincie Zeeland zijn nog middelen beschikbaar. Het gaat hierbij nog om een bedrag van ongeveer 800.000 euro. In februari 2013 staat nog een deskundigencommissie gepland, waarbij de verwachting is dat deze middelen beschikt kunnen worden. In prioriteit 1 zien we eind 2012 een behoorlijke
18
EFRO Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Begroot t/m 2012
Prioriteit 1 Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie
346.613.091
90.632.361
77.822.093
Prioriteit 2 Attractieve regio’s
174.169.478
42.814.117
36.416.906
Prioriteit 3 Attractieve steden
114.222.830
38.428.914
33.217.000
14.873.000
7.436.000
6.144.000
649.878.398
179.311.392
153.899.999
Prioriteit 4 Techn. Bijstand Totaal
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Eind 2012 is voor 649 miljoen euro aan totale committeringen gedaan binnen het programma van OP-Zuid. Het oorspronkelijke doel, zoals beschreven in het programmadocument, was 462 miljoen euro. Dat betekent dat eind 2012 voor 40% meer is gecommitteerd dan oorspronkelijk werd verwacht. Het interventiepercentage EFRO-middelen (inclusief Technische Bijstand) is eind 2012 27,59%.
Tabel 2.2 Totaal beschikte en vastgestelde projecten OP-Zuid 2012 (in €) Totale Subsidiabele Kosten
Tabel 2.1 geeft de werkelijk gecommitteerde bedragen in OP-Zuid weer. Dit zijn de oorspronkelijke committeringen, gecorrigeerd voor de vastgestelde bedragen. In de eerste tabel van bijlage 1 zijn de bedragen opgenomen zoals de projecten bij aanvraag zijn beschikt. De tweede tabel laat de vaststellingen per eind 2012 zien. De tabellen laten duidelijk zien dat de EFRO-middelen beduidend sneller worden gecommitteerd dan vooraf is begroot. Het beeld van de afgelopen jaren zet zich dus door, met dien verstande dat in 2012 minder beschikkingen zijn uitgegaan dan in voorgaande jaren. Voor prioriteit 1 en 2 geldt dat de middelen al zo goed als gecommitteerd zijn, alleen voor prioriteit 3 zijn nog middelen beschikbaar. In 2012 is er een punt geweest dat de gehele EFRO was belegd in projecten. Door de vaststellingen die in de tweede helft 2012 zijn gedaan, zijn er echter weer EFRO-middelen aanwezig. Dit geldt overigens ook voor de rijksmiddelen die bij Stimulus worden beheerd. Tabel 2.2 toont dat in 2012 voor 6,4 miljoen euro EFRO-middelen is beschikt met een totaal aan investeringen van ruim 19 miljoen euro. Dit is lager dan in andere jaren. Dit is ingegeven doordat de resterende EFRO-middelen nog maar beperkt aanwezig waren. Voor de vastgestelde bedragen is in 2012 hetzelfde bedrag aan totale subsidiabele kosten vastgesteld als in 2011, maar het EFRO-bedrag ligt 1,5 miljoen euro hoger. In hoofdstuk 3 zal verder worden ingegaan op de voortgang per prioriteit.
Rijk
EFRO
Beschikt
19.366.735
6.396.647
Vastgesteld
24.393.646
5.979.006
In tabel 2.1 zijn naast de gecommitteerde EFRO-middelen tevens de overige financiers van OP-Zuid opgenomen. Per (co)financier is aangegeven wat gecommitteerd is eind 2011 en de voorziene doelstelling voor de totale programmaperiode. In figuur 2.1 en 2.2 is hiervan ook schematisch een overzicht weergegeven. Voor bijna alle financiers geldt dat ze meer investeren dan vooraf was voorzien. In het programmadocument is als doelstelling voor de rijkscofinanciering 48.800.000 euro opgenomen. Het rijk heeft voor prioriteit 1 45.947.000 euro beschikbaar gesteld. Dit bedrag is bijna volledig gecommitteerd. Het restant zal in de tenderregeling in 2012 worden gepubliceerd. Om de doelstelling te halen, zou naast de 45.947.000 euro nog aanvullend 2,9 miljoen euro moeten worden bijgedragen. Hiervan is inmiddels 1,1 miljoen euro gecommitteerd. Voor prioriteit 3 geldt, dat de doelstelling voor de rijkscofinanciering 10 miljoen euro is. Hiervan is inmiddels 5 miljoen euro aan rijksmiddelen gecommitteerd. De achterblijvende rijksbijdrage wordt ruimschoots gecompenseerd door de publieke bijdragen uit de regio. Deze worden voor een groot deel gepleegd door de provincies, maar ook gemeenten en kennisinstellingen leveren hun bijdrage in de projecten van OP-Zuid. Concluderend kan worden gesteld dat de verwachting is dat de cofinanciering van de provincies, overige overheid en de private partners flink hoger is dan voorzien. Onder de categorie overige overheid vallen gemeenten, regionale ontwikkelingsmaatschappijen, kennisinstellingen, Syntens, stichtingen etc. Als deze categorie nader wordt bekeken, dan blijkt dat het leeuwendeel wordt gecofinancierd door de gemeenten in het programma,
Provincies
Overig overheid
Privaat
Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programmaperiode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programmaperiode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programmaperiode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
94.355.082
42.230.377
48.800.000
28.394.694
20.854.000
62.320.844
0
123.034.815
69.710.000
43.906.918
8.309.475
8.133.000
76.674.018
60.415.000
31.889.952
2.324.000
14.481.915
0
40.202.000
5.402.825
10.580.000
2.262.576
11.673.000
67.840.019
36.598.000
288.496
0
7.436.000
0
0
5.875.000
5.875.000
1.562.000
1.562.000
0
0
185.900.000
55.942.677
67.513.000
113.206.288
98.817.000
163.612.815
40.484.000
137.805.226
69.710.000
Doelstelling totale programmaperiode
19
2 namelijk 92.465.347 euro (56,5%), dit is 14,2% van het totale programma. De gemeenten hebben OP-Zuid gevonden als financier voor het bereiken van regionale/lokale doelen op economisch gebied. De aard van deze projecten is veelal terug te voeren op het verbeteren van het ondernemings klimaat en het ondersteunen van MKB en startende ondernemers. Ook kan worden gesteld dat programma breed het aantal incubators, bedrijfsverzamelgebouwen en ondernemingshuizen behoorlijk is. De steden investeren in de infrastructuur om te ondernemen, waarbij iedere gemeente zijn eigen doelgroep kiest. Naast de hogere bijdrage van de overige overheden is ook de private bijdrage hoger dan voorzien bij de start van het programma. De verklaring hiervoor is te vinden binnen de MKB-subsidies, die vallen onder prioriteit 1. De MKB subsidies (zie Hoofdstuk 3) bestaan grotendeels uit de eigen bijdragen van de aanvragers, namelijk private partijen. De eigen bijdrage is per regeling verschillend, maar de private bijdrage is minimaal 50% van de totale subsidiabele kosten. Het is opvallend en goed om te zien dat in Zuid-Nederland de private projecten steeds meer initiatief nemen om projecten te ontplooien. Ook binnen prioriteit 2 is een hoge bijdrage van de private sector gegenereerd. Deze bijdrage bestaat voornamelijk uit de cofinanciering van publieke initiatieven. Ook hier is opvallend en goed om te zien dat de private sector de handschoen opneemt om een bijdrage te leveren aan de regionale ontwikkeling. Gesteld kan worden dat de investeringen van deze private cofinanciers investeringen in de R&D-ontwikkelingen in de regio zijn. Het totale aandeel van de private cofinanciering is 21,2%. Daarmee is OP-Zuid succesvol in het betrekken van privaat kapitaal bij de projecten. De aanvragers en samenwerkingspartners blijken dus tijdens de uitvoering van het programma diverser van aard en zijn in staat en bereid om financieel bij te dragen aan (openbare) projecten in de regio. Meer dan oorspronkelijk was verwacht bij de start van het programma.
mt zich nu Naast de Balancebox vor folio waarmee een complete productport dwijd kan de educatieve markt werel worden bediend. Bart Vierhout, al BV Thomas Regout Internation
Fig. 2.1 Begrote co-financiering (€) EFRO
67,5 mln
Provincies
98,8 mln
Overig Publiek
40,4 mln
Privaat
69,7 mln
EFRO
181,1 mln
Fig. 2.2 Beschikte co-financiering (€)
Rijk Provincies
56,8 mln 114,1 mln
Overig Publiek 162,7 mln Privaat
137,1 mln
EFRO
31,3 mln
Fig. 2.3 Vastgestelde co-financiering (€)
Rijk
10,2 mln
Provincies
13,4 mln
Overig Publiek
16,5 mln
Privaat
65,0 mln
Er zijn in 2012 weer meer projecten vastgesteld dan in de voorgaande jaren. Tabel 2.2 geeft een overzicht van het aantal vaststellingen in 2012. Ter vergelijk: in 2011 was voor 4,3 miljoen euro EFRO vastgesteld. Tot op heden zijn er vooral projecten vastgesteld in de MKB-subsidies (zie Hoofdstuk 3). Eind 2012 waren er 297 projecten vastgesteld, waarvan 23 uit de vrije ruimte1. Uit figuur 2.3 blijkt dat in de vastgestelde projecten de relatieve bijdrage van ‘private financiers’ veruit het grootste is (57%). Dit geeft een vertekend beeld, omdat de vastgesteld projecten met name de projecten uit de MKB-subsidies zijn. Deze hebben een relatief hoge private bijdrage. De reden hierachter is dat de projecten in de MKBsubsidies korter van duur zijn en dat de MKB‘ers snel hun product willen en kunnen ontwikkelen. Daarnaast kan een achterliggende reden zijn dat MKB’ers sneller geneigd zijn realisaties op te voeren, zodat de subsidie ook sneller ontvangen kan worden. Met de ontvangen subsidiegelden kunnen ze dan weer nieuwe investeringen doen. De projecten in de vrije ruimte lopen daarentegen trager en vaak ook achter op de planning. Deze projecten, vaak geïnitieerd door publieke partijen, komen trager op gang, waardoor de realisaties achterblijven en de eindrapportages vaak later worden ingediend. Bij deze projecten worden dan ook vaak verlengingsverzoeken gehonoreerd. De meeste projecten maken een positievere inschatting van de voortgang ervan. In werkelijkheid valt op dat de realisaties door opstartproblemen achterlopen. Oorzaak is dat projecten pas starten nadat de beschikking is ontvangen, waardoor er al meteen een vertraging in het 1 Zie
20
185,9 mln
Rijk
Hoofdstuk 3
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
project plaatsvindt. Door externe oorzaken en besluit vormingsprocessen lopen de projecten daarna ook vaak nog meer vertraging op. Dit is duidelijk zichtbaar bij de grote (infrastructurele) projecten binnen het programma. Deze projecten lopen vaak achter op de planning, daarentegen zijn deze projecten weer makkelijker te verantwoorden en te volgen. Als de aanbestedingen dan wel besluitvorming is doorlopen, zijn deze projecten makkelijk te monitoren en te controleren. In figuur 2.5 is bovenstaande voortgang ook goed zichtbaar. De realisaties vertonen een minder snel stijgende lijn dan de beschikkingen en zelfs de begroting. Dit betekent dat de voortgang langzamer gaat. De lijn wordt vanaf dit jaar wel steiler, dus kan ook de conclusie getrokken worden dat er een inhaalslag gaande is. Zoals in 2011 al is aangegeven, heeft een aantal van de grotere bouwprojecten dan ook de aandacht van Stimulus Programmamanagement. De looptijd van het programma vordert en de voortgang van dergelijke projecten moet goed gemonitord worden, zodat de eventuele vrijval van middelen opnieuw kan worden ingezet. Als de projecten nader worden bekeken, valt op dat de meeste projecten het gecommitteerde bedrag ook daadwerkelijk halen. Er is weinig sprake van onderbesteding van projecten. Dit bleek ook al uit de lagere vrijval van middelen. Figuur 2.4 laat zien dat zowel de totale subsidiabele kosten als de gecommitteerde EFRO-bedragen worden uitgegeven. Er is dus op dit moment nog weinig sprake van vrijval binnen het programma. Wel moet hierbij de nuancering gemaakt worden dat de vaststellingen hier met name de projecten uit de MKB-subsidies betreffen. Deze laten een gemiddeld bestedingspercentage van 96 zien. Bij de vastgestelde projecten zijn nog relatief weinig grote projecten uit de vrije ruimte. Deze laten eerder een overbesteding zien van de projectkosten dan een onderuitputting. Dat betekent dat de totale subsidiabele kosten hoger zijn dan oorspronkelijk beschikt. In figuur 2.4 is te zien dat het bestedingspercentage van de totale kosten een fractie hoger is dan dat van EFRO, dit komt door de genoemde overbesteding. De projecten die vrijval vertonen, zijn projecten die niet van de grond zijn gekomen. De grootste vrijval wordt niet veroorzaakt door eindafrekeningen, maar door twee projecten die halverwege de looptijd lagere totale subsidiabele kosten hebben aangevraagd, omdat ze de begrote kosten niet zouden halen.
Fig. 2.4 Committeringen, vaststellingen, vrijval (x mln) in € 160 140 120 100 80 60 40 Beschikt
20
Vastgesteld
0 Totale kosten
EFRO
In 2012 zijn er twee rondes voortgangsrapportages geweest. Hiervan zijn de realisaties opgenomen in figuur 2.5. Uit de figuur is, zoals eerder aangegeven, duidelijk op te maken dat de realisaties achterlopen bij het tempo waarin de projecten zijn gecommitteerd, maar ook achterlopen bij de begrote kosten. Voor de realisaties moet dus nog een inhaalslag gemaakt worden. Zoals hierboven gezegd, hebben de meeste projecten een positievere inschatting van de voortgang gemaakt. In werkelijkheid lopen de realisaties door opstart problemen achter. Voor Stimulus Programmamanagement is dit geen reden voor paniek, want de N+2 wordt ruimschoots gehaald. Maar Stimulus Programma management heeft in 2012 de planningen van de projecten nader geanalyseerd en de risico’s in kaart gebracht. De projecten die een grote vertraging laten zien, kunnen hierdoor beter worden gemonitord. Op dit moment valt op dat de grootste vertraging wordt veroorzaakt door aanbestedingsprocedures. Deze vergen meer tijd dan verwacht, omdat het niet altijd in een keer goed gaat. Daarnaast vallen voor een klein gedeelte van de projecten de besluitvormingsprocessen tegen, waardoor ze nog niet kunnen starten. Al met al nog geen grote zorg, maar wel reden voor een goede monitoring door middel van voortgangsrapportages. Stimulus Programmamanagement heeft de projecten met vertraging in beeld en er is ook regelmatig contact met subsidieontvangers om de vinger aan de pols te houden. Veel van de vertraagde projecten gaan in 2013 een eindverslag indienen en zullen naar verwachting weinig onderrealisatie hebben. In het vorige jaarverslag was de verwachting dat in 2012 een aantal grote projecten zou afrekenen, maar juist deze projecten hebben uitstel gevraagd. Het is de verwachting dat deze het eerste half jaar van 2013 een eindrapportage in zullen dienen. Concluderend kan worden gesteld dat er al 91.936.162 euro (49,5%) aan EFRO-middelen is gerealiseerd, van de totale beschikte subsidiabele kosten is inmiddels 52,7% gerealiseerd.
21
2 Fig. 2.5 Verdeling budget over jaren (x mln) in € 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
Begroot Commiteringen Realisaties
2.1.1 Materiële voortgang van het Operationeel Programma
Zoals in het vorige jaarverslag gemeld, heeft in 2011 een herijking van de indicatoren plaatsgevonden. De Europese Commissie heeft in maart 2009 in een zogenaamd ‘Working Document’ de definities nader geconcretiseerd. Geconstateerd werd dat OP-Zuid op twee indicatoren definities hanteerde die inmiddels door de Europese Commissie waren aangepast. Een aantal indicatoren in prioriteit 1 is beoordeeld conform definities uit het verleden. Het betreft hier de indicatoren ‘Aantal R&D-projecten’ en ‘Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/ researchinstellingen’. In het verleden zijn hier de absolute waarden genomen, maar nu blijkt bij de herziene definities dat hier enkel een 0 of 1 mogelijk is. Dus als er binnen een project sprake is van meerdere R&D– projecten, dan blijft de score 1. Dit geldt ook voor de indicator ‘Samenwerkingsverbanden’. Echter, de definitie doet veel projecten tekort.
Binnen OP-Zuid is een aantal projecten gefinancierd dat juist rechtstreeks innovatieprojecten initieert. Hierbij valt te denken aan projecten als ‘Maintenance Valuepark’, ‘Logistics Accelerator’, ‘Helixer’, ‘De Wijk van Morgen’ etc. Conform de definitie kan dit maar als 1 geteld worden. De doelwaarden zijn echter wel bepaald met in het achterhoofd dat er binnen een project meerdere innovatietrajecten ondersteund kunnen worden of meerdere samenwerkingsverbanden mogelijk zijn. Dit blijkt niet zo te zijn, waardoor doelwaarden en uitvoering niet meer met elkaar stroken. Dit geldt tevens voor de beoordeling van de projecten van de MKB-subsidies. Ook hiervoor is de beoordeling met andere definities gedaan dan de definities die in 2009 zijn vastgesteld en pas later door de werkgroep zijn geïmplementeerd in Nederland. Toen de definities definitief waren, was het programma al voor 80% beschikt. Er is voor gekozen om deze omissie via de eindrapportages op te lossen. Bij de adviezen over de eindrapportages zullen voor de indicatoren, zoals hierboven benoemd, dan ook de waardes worden opgenomen conform de definities van de Europese Commissie. Daarna zullen in de vaststellingsbeschikking de aangepaste indicatoren worden doorgevoerd. Op basis van de verleende beschikkingen, inclusief de correcties zoals hierboven beschreven, is in de tabellen 2.3, 2.4 en 2.5 de voortgang op de indicatoren weergegeven. Wellicht ten overvloede: het betreft hier de aantallen zoals gecommitteerd in verleningsbeschikkingen. De realisatie op basis van voortgangs- en eindrapportages zullen in Hoofdstuk 3 nader worden toegelicht onder ‘Voortgang per prioriteit’.
Wij willen versterking van innovatie en ondernemerschap geënt op de unieke kansen en uitdagingen van Zeeland : de ligging in de Delta, de problematiek van kustontwikkeling, benutting van zoutwater, bes cherming van het kustlandschap en de zilte natuur, en bevordering van het toerism e. Deze komen samen in het OP-Zuid-p roject. Marten Hemminga, Stichting Het Zeeuwse La ndschap
22
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Logistics Accelerator Prioriteit: 1 Projectaanvrager: Dinalog Dutch Institute for Advanced Logistics
Regio: Zeeland en Noord-Brabant Subsidie EFRO: € 1.902.935 Totale projectkosten: € 4.759.720
Beschrijving van het project: Logistics Accelerator is een innovatieprogramma voor logistiek en supply chains in NoordBrabant en Zeeland. Het project beoogt enerzijds om een sterk regionaal logistiek platform te ontwikkelen (het regionale KennisDC ZeelandBrabant) en anderzijds om een aantal innovatieve demoprojecten te ontwikkelen en uit te voeren, o.a. op het gebied van servicelogistiek, duurzame
logistiek, regionale distributie en de ondersteuning van LogiXperience. Deze demonstratieprojecten bestaan allemaal uit samenwerkingsverbanden van kennisinstellingen en logistieke bedrijven. Dinalog voert het OP-Zuid-project uit in samenwerking met regionale partners als BOM, EIZ, REWIN, NHTV, UvT, Syntens, AiDC Consultants en Groenewout.
2 Tabel 2.3 Voortgang op indicatoren prioriteit 1 Prioriteit 1 Cumulatief t/m 31-12-2012
Indicator Gecommitteerd Aantal R&D-projecten (in euro’s)
403
Doel* Gecommitteerd
n.v.t. 167.539.409
Doel*
100.000.000
Uitgangssituatie Gecommitteerd R&D-investeringen publiek (in euro’s)
n.v.t. 43.999.912
Doel*
20.000.000
Uitgangssituatie Gecommitteerd
Aantal ondersteunde startende bedrijven en kleine bedrijven < 5 jaar
Doel*
Aantal ondersteunde MKB- bedrijven
Doel*
n.v.t. 2.777 250
Uitgangssituatie Gecommitteerd
n.v.t. 3.981 1200
Uitgangssituatie Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/researchinstellingen
Gecommitteerd
n.v.t. 266
Doel*
275
Uitgangssituatie Gecommitteerd
Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)
350
Uitgangssituatie R&D-investeringen privaat (in euro’s)
Totaal
Doel*
n.v.t. 6.129 510
Uitgangssituatie
n.v.t.
*De doelen zijn niet per jaar vastgelegd
Bij de beoordeling van de projectaanvraag wordt in overleg met de aanvrager gekeken in hoeverre de begrote inschatting realistisch is. Voor een aantal indicatoren is dit lastig te beoordelen en wordt dit mede bepaald door externe factoren. Op een aantal indicatoren van prioriteit 1 komen de resultaten op basis van de beschikkingen hoger uit dan bij het opstellen van het programma was voorzien. Alleen de indicator ‘Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/researchinstellingen’ blijft door de nieuwe telling van deze indicator achter. Hieronder volgt een nadere analyse per indicator: 1) Aantal R&D-projecten Deze indicator wordt ruimschoots gehaald. Het aantal gecommitteerde R&D-projecten ligt boven de doelstelling. De werkelijke hoeveelheid ligt nog een veelvoud hoger, aangezien een R&D-project kan bestaan uit meerdere R&D-projecten. Projecten als ‘Helixer’, ‘Maintenance Value Park’, ‘World Class Maintenance Management’, ‘Logistics Accelerator’ etc. voorzien in een business development programma, waarbij met MKB‘ers en starters in de sectoren water en maintenance R&Dprojecten worden opgestart. Daarnaast zijn in deze projecten kosten opgenomen voor de clustervorming en ontwikkeling van de sector in Zuid-Nederland. Het werkelijk aantal R&D-projecten ligt op ongeveer 650.
24
2) R&D-investeringen privaat De private R&D-investeringen overtreffen ruimschoots de verwachtingen van het programma. Dit wordt met name veroorzaakt door de hoge participatie van private partijen binnen OP-Zuid. Met deze indicator wordt de hoogte van de private bijdrage in de dekking van de totale kosten in een R&D-project bedoeld. Hiertoe kan dus de eigen bijdrage van een ondernemer gerekend worden. Maar ook de projecten die innovatie ontlokken, zoals eerder genoemde projecten ‘Helixer’, ‘Logistics Accelerator’, ‘World Class Maintenance’, ‘Innomotive’ etc. Hier worden bedrijven uitgedaagd om R&Dprojecten op te starten. Deze projecten maken integraal onderdeel uit van het totale project. 3) R&D-investeringen publiek Deze indicator wordt gedefinieerd als het bedrag dat de publieke bijdraagt in de dekking van de totale kosten van een R&D-project. Deze indicator wordt in de committeringen ruimschoots overschreden. De multiplier is zelfs ruim 2. Dit wordt met name veroorzaakt door de participatie van de kennis instellingen in vele projecten, zoals ‘Brains Unlimited’, ‘Cardiovasculair Centrum Maastricht’, ‘Logistics Accelerator’ etc. Hierbij zijn kennisinstellingen en overige publieke partijen betrokken die graag willen
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
investeren in de R&D-projecten binnen deze projecten. Het gaat hierbij om directe investeringen in de kennisinfrastructuur, maar ook om actieve bijdrage in R&D-projecten. 4) Aantal ondersteunde startende bedrijven en kleine bedrijven < 5 jaar Bij deze indicator gaat het om het daadwerkelijk ondersteunde startende en kleine bedrijven jonger dan 5 jaar. Hierbij geeft de indicator bij de committering een tienvoud aan van de doelstelling. Dit moet genuanceerd worden, omdat de ondersteuning vele manieren kent. Er is een aantal projecten, zoals ‘Actieplan Groei’, ‘Starterslift’, ‘Ondernemershuis Westelijke Mijnstreek’ en ‘Creatief Ondernemerschap’, dat verwacht in totaal 1.750 bedrijven te ondersteunen. De steun bestaat dan uit het voorzien van startende ondernemers van een uitgebreid aanbod aan informatie over het starten van een onder neming. Daarnaast is er binnen OP-Zuid een aantal incubatorinitiatieven dat zich ook op deze doelgroep richt, zoals ‘Catalyst’, ‘Connex’ en ‘Incubator Zeeland’. Naast deze algemene voorlichting zijn er binnen de MKB-subsidies ongeveer 248 startende bedrijven die rechtstreeks met subsidie worden ondersteund om hun idee ten uitvoer te brengen. 5) Aantal ondersteunde MKB-bedrijven Ook op deze indicator is een forse overschrijding zichtbaar. Hier moet dezelfde nuancering worden gemaakt als hierboven. Misschien nog wel sterker dan bij startende ondernemers is de mate van ondersteuning die hierbij wordt gegeven divers van aard. Het project ‘Naar meer Participatie in Innovatie (De Toekomstbedrijven)’ van Syntens heeft in haar projectplan opgegeven dat het 2.000 bedrijven gaat ondersteunen. Dit project laat in de realisatie ook zien dat deze aantallen worden gehaald. Echter, de intensiteit van de ondersteuning die Syntens biedt, verschilt per bedrijf. Bij het ene bedrijf is enkel telefonisch contact en bij het andere bedrijf is sprake van een traject dat leidt tot een innovatieproject. Ook bij andere projecten, zoals ‘Ondernemershuis Westelijke Mijnstreek’, de incubators en ‘Precisietechnologie’, worden MKB-ondernemers ondersteund met advies. Een andere groep projecten, zoals ‘Helixer’, ‘ Logistics Accelerator’, ‘Maintenance Value Park’ en ‘Pilot Innovatieve Aanpak Revitalisering Verblijfsrecreatie Zeeland’ gaat daadwerkelijk met ondernemers samen projecten doen, waarbij innovatie de drijfveer is. Binnen de MKB-regelingen worden 832 MKBbedrijven rechtstreeks ondersteund met middelen om daadwerkelijk innovatie te doen.
6) Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/researchinstellingen Dit is de enige indicator binnen prioriteit 1 die op dit moment nog niet de doelstelling behaalt. Hierin speelt de definitiewijziging uit 2009 een belangrijke rol. Bekeken vanuit het oorspronkelijk uitgangspunt van het daadwerkelijk aantal samenwerkingsverbanden dat is ontstaan binnen OP-Zuid staat de teller op 769. Echter, er wordt nu uitgegaan van het aantal projecten dat een samenwerkingscomponent in zich heeft. Op dit moment zijn 266 van dergelijke samenwerkings projecten gecommitteerd. Dit aantal zou nog op kunnen lopen, wanneer vrijval van middelen opnieuw wordt beschikt. De verwachting is echter dat de doelstelling net niet gehaald zal worden. 7) Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte) Dit is de meest lastig te beoordelen indicator. Het betreft hier rechtstreeks aan een project toe te rekenen nieuwe arbeidsplaatsen. Ervaring leert dat aanvragers deze aantallen op voorhand hoger inschatten dan dat zij werkelijk realiseren. In de realisatie blijkt dit vaak ook. Daarnaast is deze indicator gevoelig voor de stand van de conjunctuur. De beoordeling van deze indicator vindt plaats op basis van de rekentool van het ministerie van EL&I. Deze tool berekent het aantal arbeidsplaatsen in een project op basis van de investeringen en de aard van het project. De tool baseert zich hierbij op werkelijke gegevens van projecten in voorgaande programmaperioden. Bij de beoordeling passen we daarom ook de waarden aan die zijn opgegeven door de begunstigden. Opvallend is dat de waarde, zoals gecommitteerd eind 2012, een factor 10 hoger is dan verwacht aan het begin van het programma. Daarom zal tijdens de vaststelling van de projecten bijzondere aandacht worden besteed aan deze indicator om een realistisch beeld te kunnen geven. Hierboven staan de indicatoren beschreven zoals die in de projecten van prioriteit 1 zijn opgegeven. Tevens dient vermeld te worden dat in prioriteit 2 (tabel 2.4) en 3 (tabel 2.5) een aantal projecten is beschikt waarop een aantal van bovenstaande indicatoren ook van toepassing is. Te denken valt aan de projecten ‘World Class Maintenance Management’, ‘Financiële Zelfredzaamheid MKB’, ‘Cultuurfabriek’ en ‘Human Capital in de Wijk’. In Hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de realisatie en vastgestelde waarden van de indicatoren binnen prioriteit 1.
25
2 Tabel 2.4 Voortgang op indicatoren prioriteit 2 Prioriteit 2 Indicator Aantal projecten gericht op verbetering van natuur, landschap of cultureel erfgoed
Cumulatief t/m 31-12-2012 Gecommitteerd
16
Doel*
30
Uitgangssituatie Gecommitteerd
Aantal toeristische/recreatieve projecten
n.v.t. 12
Doel*
40
Uitgangssituatie Gecommitteerd Aantal projecten gericht op verbetering bereikbaarheid
n.v.t. 13
Doel*
20
Uitgangssituatie Gecommitteerd Aantal hectare bedrijfsterreinen gemoderniseerd
n.v.t. 735
Doel* Gecommitteerd
n.v.t. 10
Doel*
10
Uitgangssituatie Gecommitteerd
Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)
0 600
Uitgangssituatie Aantal projecten gericht op milieu (incl. externe veiligheid en luchtkwaliteit)
Totaal
Doel*
n.v.t. 1.090 250
Uitgangssituatie
n.v.t.
* De doelen zijn niet per jaar vastgelegd
In prioriteit 2 zijn de indicatoren beter in te schatten, omdat het hier indicatoren betreft waarvan de waarde 0 of 1 is. Ter illustratie: een project heeft als doelstelling verbetering van cultuur, natuur of landschap of niet. Dit geeft een objectiever beeld van de inschattingen van de aanvragers. Daarnaast is het eenvoudig te beoordelen en zal bij de realisaties weinig discussie ontstaan. Wat opvalt, is dat de committeringen achterblijven bij de doelstellingen. Het aantal dat nu is gecommitteerd en de hoeveelheid middelen die nog over zijn, zorgen ervoor
opgewaardeerd, Het Beatrixkanaal wordt aakt voor grotere dit betekent geschikt gem het vestigings schepen. Hierdoor verbetert en , wordt innovatie klimaat voor onderneming ragen aan regionale bevorderd en wordt bijged zorgingsgebied modal shift gezien het ver rijven in de en actieradius van de bed Beatrixhaven. Jos Westveer, gemeente Eindhoven
26
dat het niet realistisch is te veronderstellen dat de doelstellingen worden gehaald. De projecten zijn qua omvang ook veel groter dan vooraf ingeschat, waardoor het niet mogelijk is om alle indicatoren te halen. De gemiddelde projectomvang is 6,4 miljoen euro met gemiddeld ongeveer 1,1 miljoen euro EFRO. Sommige projecten hebben echter grote impact die niet in indicatoren is te vatten, zoals ontwikkelingen rondom de Brouwersdam. Hier wordt met ondersteuning van OP-Zuid een gebied ontwikkeld dat een bijdrage moet leveren aan een toeristisch en recreatief gebied voor Nederland. Het zijn drie projecten binnen OP-Zuid, waarvan twee op het gebied van toerisme en recreatie. Deze projecten kunnen een veelvoud aan toeristische en recreatieve projecten genereren. OP-Zuid zorgt hier voor een voedingsbodem waarop men kan voortborduren. Daarnaast heeft de impact van de projecten vooral invloed ter ondersteuning van de doelstellingen van prioriteit 1. De projecten rondom World Class Maintenance hebben grote invloed op de kenniseconomie van West-Brabant en Zeeland. Dit komt niet naar voren in de indicatoren van prioriteit 2, terwijl het hier wel gaat om substantiële projecten die zorgen voor een gunstig ondernemings klimaat voor bedrijven in de maintenancesector. Ook zijn er diverse projecten gericht op de ‘zachte’ kant van het ondernemingsklimaat, zoals ‘Regiobranding ZuidLimburg’, ‘Realisatie Bezoekerscentrum Maasduinen’, ‘het Muziekgebouw van de toekomst’ etc.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Wat opvalt in positieve zin is het aantal projecten gericht op milieu. Dit zit wel al aan de streefwaarde. Met name in de uitvoering van deze projecten worden de aspecten van duurzaamheid (planet) expliciet meegenomen in de planvorming. De intentie van publieke partijen om hierop toe te zien, is opvallend. In de uitwerking van de projecten nemen de partijen milieucompensatie maatregelen op als uitgangspunt. Hierbij geldt tevens dat binnen prioriteit 1 een aantal projecten is beschikt dat toepassingen en innovaties op het gebied van milieu heeft. Deze projecten zijn in de realisatie op deze indicator niet opgenomen. Dit zijn projecten als ‘C-energy’, ‘Getijdenenergie uit de Oosterschelde Stormvloedkering’ en de ontwikkelingen in de automotivesector. De indicator ‘Gemoderniseerd aantal ha’ overtreft de doelstelling, zoals omschreven in het programmadocument. Binnen prioriteit 2 zijn zeven projecten opgenomen die gericht zijn op het moderniseren en ontsluiten van bedrijventerreinen. Bij de indicator ‘Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen’ is sprake van een verschil in interpretatie. Deze indicator wordt in het algemeen ambitieus ingeschat. Hierbij hanteren wij hetzelfde beoordelingssysteem als bij prioriteit 1. Ter illustratie: in het project ‘Ontsluiting Venlo Greenpark’ gaf de begunstigde de verwachting aan 6.000 fte te genereren. Door de Stuurgroep is geconcludeerd dat deze niet rechtstreeks aan het project zijn toe te schrijven. Dit is illustratief voor de lastige beoordeling van deze specifieke indicator. Ondanks deze aanpassingen in projecten is de indicator ruimschoots gehaald. Voor prioriteit 3 geldt hetzelfde als voor prioriteit 2. De indicatoren zijn ‘tastbaar’ en goed te controleren en vast te stellen. In deze prioriteit is inmiddels duidelijk dat
Binnen het project is regionaal en interregionaal samengewerkt aan het vinden van unieke oplossingen. Het is mogelijk gebleken om voor alle betrokken partijen toegevoegde waarde te bepalen in de innovaties zodat de sam enwerking voor iedereen een positieve bijd rage heeft gehad. Hans Slijp, I-Cane Social Technology BV
het moeilijk wordt om alle doelstellingen te realiseren. Net als bij prioriteit 2 zijn de individuele projecten groter dan voorzien en scoren door de definitie van de indicatoren minder hierop. Wel hebben de projecten een relatief grotere impact dan de indicatoren duiden. De indicator ‘Ondernemerschap en wijkeconomie’ is van toepassing op projecten die gericht zijn op kleinschalig ondernemerschap in achterstandswijken, waardoor ondernemerschap in deze wijken wordt gerevitaliseerd. Een aantal van deze projecten zou echter niet misstaan in prioriteit 1, omdat ze ook een bijdrage leveren aan de kenniseconomie in Zuid-Nederland. Een voorbeeld hiervan is het project ‘Opstart Fhealinc’ in ‘s-Hertogenbosch. De hoofdmoot van de projecten in prioriteit 3 heeft als hoofddoelstelling het leefbaarder maken van de binnenstad. Thema’s die hierbij een rol spelen, zijn het ondersteunen van ondernemerschap en het verhogen van veiligheid door investeringen in de publieke ruimte met bijvoorbeeld verlichting en straatmeubilair.
Tabel 2.5 Voortgang op indicatoren prioriteit 3 Prioriteit 3 Indicator Aantal projecten gericht op ondernemerschap, stads-/wijkeconomie Aantal projecten gericht op participatie leefbaarheid of sociale activering
Cumulatief t/m 31-12-2012 Gecommitteerd
50
Uitgangssituatie
n.v.t. 17
Doel*
40
Uitgangssituatie Gecommitteerd
Aantal hectare bedrijfslocatie gemoderniseerd
23
Doel* Gecommitteerd
n.v.t. 16
Doel*
36
Uitgangssituatie Gecommitteerd Aantal gerenoveerde of nieuwe stedelijke voorzieningen
n.v.t. 35
Doel*
48
Uitgangssituatie Gecommitteerd Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)
Doel* Uitgangssituatie
Totaal
n.v.t. 571 220 n.v.t.
* De doelen zijn niet per jaar vastgelegd
27
2
Brains Unlimited is de bel angrijkste onderzoekinnovatie van de Universiteit Maastricht in haar jonge bestaan. Het leidt tot een wereldwijd gekend centrum voor onderzoek met geavan ceerde MRI scanners en tot grensverlegg end hersenonderzoek. Willem Mattens, Universiteit van Maastrich t
gecommitteerde waardes aangeven. In het volgende hoofdstuk zal dieper ingegaan worden op de concrete realisaties van de bovenstaande indicatoren.
2.1.2 Financiële informatie
Daarnaast krijgen delen van de binnenstad een opknap beurt. Naast deze projecten is er ook een aantal projecten waarbij de cultuurhistorische elementen worden aangepakt. Een aantal projecten binnen prioriteit 3 scoort dus ook makkelijk op indicatoren binnen prioriteit 2 en andersom scoort een aantal projecten binnen prioriteit 2 op indicatoren in prioriteit 3. Als je deze elementen bij elkaar op zou tellen, worden de streefwaarden benaderd of zelfs gehaald. Dit wordt mede veroorzaakt doordat steden projecten hebben ingediend in prioriteit 2. Dit is door het Comité van Toezicht in november 2008 toegestaan. In deze prioriteit komt alleen de indicator ‘Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)’ naar verwachting uit boven het gestelde doel. Het beeld is dat veel projecten binnen prioriteit 3 gericht zijn op de omgevingsfactoren voor economische bedrijvigheid en niet zozeer op economische bedrijvigheid in binnenstedelijke gebieden zelf. Oorzaak kan liggen in het feit dat de gemeenten indiener zijn van projecten binnen deze prioriteit. Dit is niet het orgaan dat zorgt voor economische bedrijvigheid als core business, maar voor de rand voorwaarden waarin ondernemers, bewoners en bezoekers zich kunnen ontplooien. Eigenlijk kan pas bij de eindrapportage goed worden beoordeeld of de diverse indicatoren zijn gerealiseerd. De realisatie zou bij vaststelling van de projecten flink lager kunnen uitvallen dan het beeld dat de
Er zijn in 2012 voor 25.164.833 euro aan uitgaven verricht. Het grootste deel van deze uitgaven is verricht voor projecten uit prioriteit 1. Dit is niet verrassend, gezien het grote aantal beschikte projecten in deze prioriteit. Ook is de looptijd van deze projecten korter en zitten de uitgaven direct in het begin van de projectperiode. In het kader van crisisbestrijding is door de Europese Commissie in april 2009 een extra voorschot van 4.647.500 euro verstrekt als werkkapitaal. Hiermee kon aan begunstigden een voorschot worden verstrekt, zodat de projecten voortgang konden blijven maken en minder in de problemen zouden komen door de crisis. In 2012 is geen voorschot ontvangen als gevolg van de betaalstop. Het totaal aan ontvangen voorschotten van de Europese Commissie is daarmee 95.082.764 euro gebleven. Er zijn tot op heden geen onregelmatigheden gemeld bij de Europese Commissie, aangezien de verrichte correcties door administratieve controles reeds hebben plaatsgevonden voordat de gerealiseerde kosten waren opgenomen in de betaalaanvraag.
2.1.3 N+2
Een van de eisen van de Europese Commissie ten aanzien van de voortgang van het Operationeel Programma Zuid is de N+2-regel. Deze regel geeft de verhouding weer tussen de gewenste vastlegging van het programma door middel van jaartranches en de besteding van de EFROmiddelen door ingediende betalingscertificaten bij de Europese Commissie. Wordt de N+2 niet gehaald, dan gaat de Commissie over tot automatische decommittering van dat deel van de EFRO-middelen dat niet via uitgaven is verantwoord. Dit betekent dat gelden die ter beschikking worden gesteld binnen twee jaar dienen te worden uitgegeven. Ieder operationeel programma dient te rapporteren over het feit of de N+2-regel ook daadwerkelijk wordt gehaald. Dit geldt ook voor OP-Zuid. Daartoe is tabel 2.6 opgesteld.
Tabel 2.6 N+2-overzicht OP-Zuid (€) Jaren
28
Tranche (A)
N+2 (B)
Betaalaanvragen per 1-9-2011 (C)
2007
-
-
2008
26.166.667
-
2009
26.566.667
-
7.349.725
21.292.225
2010
27.066.667
26.166.667
30.783.263
44.725.763
2011
34.766.667
52.733.334
81.363.343
95.305.843
42.572.509
2012
35.366.666
79.800.001
85.974.493
99.916.993
20.116.992
2013
35.966.666
114.566.668
2014
-
149.933.334
2015
-
185.900.000
5% voorschot (D)
2,5% extra voorschot (E)
Totale realisatie (F)
9.295.000
4.647.500
13.942.500
Saldo (G)
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Tijdens het ontwikkelingsproces van het heupimplantaat hebben wij samen werkingsverbanden gerealiseerd met orthopedische instituten, onze fabrikant, leveranciers in België en wetenschappelijke instituten zoals het Erasmus Medisch Centrum en De Radboud Universiteit. Peter Leerkamp, Ft Innovations
Implants for Life Prioriteit: 1, MKB-subsidie Innovatieprojecten Projectaanvrager: Ft Innovations BV
Regio: Noord-Brabant Subsidie EFRO: € 156.023 Totale projectkosten: € 624.096
Beschrijving van het project: Ft Innovations uit Boxmeer heeft in samenwerking met LKL Staal in Uden en Erasmus Medisch Centrum in Rotterdam in het kader van het project ‘Implants for Life’ een innovatief heupimplantaat ontwikkeld dat grote voordelen heeft voor de patiënt. Dit jaar nog worden klinische studies
uitgevoerd met proefpatiënten in ziekenhuizen in België en Zuid-Korea. Na verkrijging van het zogenaamde FDA approval, een wereldwijd keurmerk voor medische hulpmiddelen, is de nieuwe kunstheup klaar voor de markt.
2 Toelichting
In de eerste kolom van de tabel (kolom A) staat welke bedragen er per jaar door de EU beschikbaar worden gesteld. Deze wijken af van de oorspronkelijke beschikking, omdat door de crisis het eerste uitvoeringsjaar (2007) is verspreid over de totale looptijd van het programma. In kolom B staan deze bedragen cumulatief en volgens N+2 weergegeven. Dit zijn dus de bedragen waaraan getoetst moet worden. In kolom C staat vermeld welke betaalaanvragen tot nu toe tot stand zijn gebracht. Het betreft hier de cumulatieve staat tot en met betaalaanvraag 7. Dit bedrag is berekend door de totale subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met het interventiepercentage. Ook deze bedragen zijn cumulatief. De kolommen D en E geven de voorschotten weer die éénmalig door de Europese Commissie zijn verstrekt. Kolom F tenslotte toont de totale cumulatieve realisatie. Deze kolom dient te worden getoetst aan kolom B.
Het resultaat van deze toetsing is weergegeven in kolom G. Hieruit blijkt dat OP-Zuid ook in 2012 ruimschoots heeft voldaan aan de N+2-norm, omdat er nu al sprake is van een positief saldo van 20.116.992 euro. Door de betaalstop is er in 2012 slechts één betaalaanvraag ingediend. Dit betrof een geringe betaalaanvraag in december 2012, waardoor het positieve saldo ten opzichte van 2011 wat is afgenomen. Waarschijnlijk zal in maart 2013 een nieuwe betaalaanvraag ter certificering aan de CA worden voorgelegd. De verwachting is dat met deze betaalaanvraag de N+2-norm voor 2013 behaald wordt. Door in 2013 nog een aantal betaalaanvragen (minimaal twee) in te dienen, zal het positieve saldo naar verwachting weer behoorlijk toenemen. Tabel 2.7 toont de gecertificeerde uitgaven van OP-Zuid tot eind 2012. De van de Commissie ontvangen betalingen zijn hetzelfde als in 2011. Immers, door de betaalstop zijn in 2012 geen betalingen ontvangen.
Tabel 2.7 Gecertificeerde uitgaven EFRO (€) Gecertificeerde uitgaven EFRO Uitgaven die door begunstigden zijn betaald en zijn opgenomen in aan de Beheersautoriteit toegezonden betalingsaanvragen (TK)
Overeenkomstige overheidsbijdrage (TO)
Prioritaire as 1
122.755.141,79
67.810.835,77
49.201.216,54
54.943.805,99
83.003.205,53
0
Prioritaire as 2
50.275.600,31
40.508.553,23
19.595.853,47
9.767.047,08
23.675.959,50
0
Prioritaire as 3
31.093.975,06
30.470.683,79
12.612.357,70
623.791,97
10.948.132,50
0
9.130.130,58
9.130.129,92
4.565.065,29
213.254.847,74
147.920.202,71
85.974.493,00
0
0
0 0
Prioritaire as 4 TB Totaal-generaal Totaal in overgangs regio’s in het totaal-generaal1 Totaal in nietovergangsregio’s in het totaal-generaal Uitgaven van het ESF-type in het totaal-generaal als het Operationeel Programma wordt medegefinancierd door het EFRO
1
30
EFRO
Private uitgaven
Uitgaven door de instantie die verantwoordelijk is voor betalingen aan de begunstigden
Totaal van de Commissie ontvangen betalingen
12.605.408,00
0
65.334.645,04
130.232.705,53
95.305.843,00
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Voor het OP-Zuid geldt dat het ESF fonds en ESF type financieringen niet van toepassing zijn. Ook is het OP-Zuid geen overgangsregio. Bovenstaande tabel betreft enkel uitgaven in het kader van het EFRO.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
2.1.4 Informatie over de uitsplitsing van het gebruik van de fondsen
Zoals in artikel 11 van (EG) Nr. 1828/2006 staat vermeld, dient in het jaarverslag een indicatieve uitsplitsing te worden opgenomen naar prioritair thema, financierings vorm, gebied, economische activiteit en plaats van uitvoering. Voor wat betreft het laatste, plaats van uitvoering, blijkt de te hanteren codering niet altijd werkbaar. Vele projecten hebben niet een specifieke plaats van uitvoering, maar een werkingssfeer die heel Zuid-Nederland bestrijkt. De uitsplitsingen zijn opgenomen in bijlage 1 en 2. • Tabel 1 Prioritair thema Op grond van de algemene verordening voor de structuurfondsen moet het OP-Zuid bijdragen aan het bereiken van de EU-prioriteiten van de hernieuwde Lissabon-strategie: het versterken van het concurrentie vermogen en het scheppen van meer banen. In de algemene verordening voor de structuurfondsen (art. 8) is als doelstelling vastgelegd dat ten minste 75% van de middelen van doelstelling 2 moet worden ingezet voor activiteiten die hieraan bijdragen. In Nederland is 90% van de ESF-middelen geoormerkt aan de Lissabondoelen. Binnen het EFRO moet ten minste 60% hieraan bijdragen. Binnen OP-Zuid is 66% van de middelen geoormerkt in de categorieën die bijdrage aan de Lissabon-doelen. In bijlage 6 van het OP-Zuid programmadocument zijn de bedragen genoemd. De stand van zaken eind 2012 is dat 64,5% van de middelen wordt besteed aan de Lissabon-doelen. Dit ligt dus 1,5% onder de interventie die aan het begin van het programma was gekozen. Het percentage wordt niet gehaald door de investering in gebieds ontwikkelingsprojecten (cat. 61). Er is echter wel een verbetering zichtbaar ten opzichte van vorig jaar. De verwachting is dat de 66% gehaald zal worden gezien het voornemen om de vrijvallende middelen middels een tender opnieuw uit te zetten. Een van de criteria waarop gescoord kan worden is ‘Bijdrage aan Lissabondoelstellingen’. Opvallend is de grote bijdrage in de projecten op het gebied van ‘research and technological development, innovation and entrepreneurship’. Op dit moment is ruim 40% van de middelen in deze categorieën besteed. In bijna alle categorieën is er een overbesteding. Dat deze categorieën zo goed scoren, is te danken aan de investeringen van MKB‘ers binnen de MKB-subsidies. Dit betekent wel dat in de overige categorieën een onderbesteding is. De geoormerkte categorieën op het gebied van ‘information society’ blijven allemaal achter. Binnen OP-Zuid zijn er weinig projecten met investeringen in de ‘information society’. Dit kan liggen aan de stand van de techniek in Nederland op dit vlak
of aan de aanwezigheid van bedrijven die hierin zijn gespecialiseerd. In de categorieën op het gebied van ‘energy’ valt op dat er met name wordt geïnvesteerd in drie technieken, namelijk zon, biomassa en getijden. Met name de twee projecten op het gebied van getijden energie in Zeeland zijn vooraanstaand. De techniek die hier wordt ontwikkeld is uniek in de wereld. In het project, dat in 2011 is beschikt (‘Getijdenenergie uit de Oosterschelde Stormvloedkering’), wordt de techniek die in het project ‘C-energy’ is getest, grootschaliger aangepakt. Dit project moet ervoor zorgen dat de techniek rendabel kan worden ingezet in de toekomst. Ten slotte valt op dat categorie 68 bijna twee keer zo hoog is als voorzien. De reden hiervan ligt in een aantal incubators en ondernemershuizen dat wordt uitgevoerd binnen het OP-Zuid. Ook vallen de zogenaamde ‘aanjaagprojecten’ hieronder. Dit zijn projecten met als doel het ondersteunen en stimuleren van MKBondernemers om te innoveren. • Tabel 2 Financieringsvorm Alle projecten in het OP-Zuid zijn conform ‘non repayable aid’ aan financiering beschikt. Het programma voorzag ook in het uitgeven van ‘venture capital’. Hiervoor is in de uitvoering van het programma niet gekozen. Het programma heeft zoals bekend wel een aantal MKB-subsidies. Maar ook deze bestaan in zijn geheel uit het verlenen van subsidies. Binnen het programma wordt geen gebruik gemaakt van financieringsinstrumenten, zoals vermeld in art. 67 uit de (EC) No. 1083/2006 verordening. Daarom is in de bijlagen van dit jaarverslag, het Excel-bestand (zoals genoemd in het amendement op artikel 67) niet opgenomen in het Jaarverslag 2012 van OP-Zuid. abel 3 Gebied •T Het OP-Zuid-gebied is over het algemeen stedelijk van aard. Daarom zijn de meeste projecten ook in deze gebieden beschikt. Binnen de rurale gebieden zijn er bijna geen projecten uitgevoerd. Door de nadruk op innovatie en ondernemerschap is het ook vanzelfsprekend dat de projecten in stedelijke gebieden worden uitgevoerd. Het programma voorzag een groter deel van de uitgaven in de rurale gebieden, maar dit is echter niet uitgekomen. De projecten die worden uitgevoerd in de rurale gebieden zijn over het algemeen de projecten gericht op toerisme in Zeeland. abel 4 Economische activiteit •T Uit tabel 4 blijkt dat het lastig is om de projecten toe te wijzen aan de economische activiteit. Er is wel een spreiding, maar dat is met name zichtbaar in de restcategorieën. Die scoren het hoogst. Veel van de projecten zijn namelijk niet op dit niveau in te delen. Daarnaast zijn de projecten met betrekking tot gebieds
31
2 ontwikkeling gecategoriseerd onder categorie 22. De projecten binnen de MKB-subsidies zijn vaak geplaatst onder categorie 06, omdat ze niet onder een specifieke activiteit te plaatsen zijn. abel 5 Plaats van uitvoering •T De meeste investeringen in het OP-Zuid worden gedaan in de provincie Noord-Brabant En dan met name in Zuidoost-Brabant (regio Eindhoven). De tweede regio waarin veel wordt geïnvesteerd is Zuid-Limburg. De projecten die het gehele OP-gebied bestrijken, zijn de aanjaagprojecten van de regionale ontwikkelings maatschappijen en Syntens. Denk hierbij aan projecten als ‘Innovatie Zuid’ en ‘Naar meer Participatie in Innovatie (De Toekomstbedrijven)’. Zeeland is de provincie waarin het minst aantal projecten wordt uitgevoerd. Dit was echter al voor het programma voorzien. De cofinanciering van de drie provincies is namelijk afgestemd op de besteding van EFRO in de provincie.
2.1.5 Bijstand per doelgroep
In het Operationeel Programma Zuid zijn geen specifieke doelgroepen benoemd. De uitvoering van het programma richt zich op alle economische sectoren, met uitzondering van een aantal sectoren waaraan steunverlening is uitgesloten. Deze zijn terug te vinden in het programma document van het Operationeel Programma ZuidNederland.
2.1.6 Terugbetaalde of opnieuw gebruikte bijstand
Het onderwerp terugbetaalde of opnieuw gebruikte bijstand is niet van toepassing op het verslagjaar 2012 van het Operationeel Programma Zuid-Nederland.
2.2 Informatie over de inachtneming van de communautaire wetgeving Er zijn gedurende het jaar 2012 geen (belangrijke) problemen geconstateerd die verband hielden met de inachtneming van de communautaire wetgeving bij de uitvoering van het Operationeel Programma Zuid-Nederland.
2.3 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en gekozen oplossingsmaatregelen Op grond van artikel 91 van Verordening (EG) Nr. 1083/2006 heeft de Europese Commissie op 2 mei 2012 betaling aan het programma OP-Zuid, op basis van betaalaanvragen, uitgesteld. In het spraakgebruik is dit ‘betalingsonderbreking’ gaan heten. De betalings
32
onderbreking is opgelegd op een moment dat de gegevens die bekend waren bij de Europese Commissie wezen op een foutfractie in de betalingen OP-Zuid gedurende twee jaar (2009 en 2010) die hoger was dan 2%. Het percentage van de foutfractie voor 2009 was gebaseerd op rapporten van projectcontroles welke het proces van hoor- en wederhoor nog niet geheel hadden doorlopen. Inmiddels is er meer inzicht in de werkelijke foutfractie 2009. Dit komt uit op een percentage dat lager ligt dan 2, zo heeft de auditautoriteit bevestigd. Na terugtrekking van het project De Karosseer uit het programma is ook de foutfractie 2010 beneden de 2% uitgekomen. Binnen OP-Zuid is actie ondernomen om te komen tot verbeteringen. Ook is er een reactie gegeven aan de Europese Commissie. Binnen de door de Europese Commissie gestelde deadline is op 1 oktober jl. de reactie namens de lidstaat Nederland aan de Europese Commissie ingestuurd. Er is een verbeterplan gepresenteerd dat na beoordeling met enthousiasme is ontvangen door de Nationale Auditautoriteit (AA) en de Europese Commissie. Dit verbeterplan is uitgewerkt en geconcretiseerd in verschillende implementatiemaatregelen. De kern van deze maatregelen is gelegen in de omgang met betaalaanvragen richting de Europese Commissie. Het percentage daadwerkelijk, door middel van onderliggende bescheiden, gecontroleerde kosten in de betaalaanvraag moet worden verhoogd om meer zekerheid over de kosten te verkrijgen. Projecten die in een betaalaanvraag worden opgenomen, kunnen worden onderscheiden in vastgestelde projecten en lopende projecten. Door meer zekerheid te krijgen over de kosten die worden meegenomen uit voortgangs rapportages in de betaalaanvraag, wordt de kans op fouten verkleind. Dit geschiedt door: • Enkel risicovolle projecten mee te nemen in de betaalaanvraag, waarbij een controle ter plaatse heeft plaatsgevonden. • Enkel lopende projecten mee te nemen in de betaalaanvraag, waarvan het risicoprofiel laag is. Bij lopende projecten, welke worden opgenomen in de betaalaanvraag, wordt een extra checklist ingevuld, waarin expliciet de relatie tussen de uitgevoerde controles en het risicoprofiel wordt aangegeven. Tevens wordt weergegeven welk deel van de kosten onderbouwd is door middel van onderliggende brondocumenten. Op basis hiervan wordt besloten of het project al dan niet wordt opgenomen in de betaalaanvraag. B • ij elke betaalaanvraag een verslag op te stellen van de afdeling Interne Audit. In dit verslag wordt een percentage aangegeven van de kosten die daadwerkelijk zijn gecontroleerd met onderliggende brondocumenten.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bij vastgestelde projecten wordt een ander proces van controle doorlopen dan bij lopende projecten. Bij vast gestelde projecten vindt een integrale controle van de kosten plaats door een financieel adviseur. Tevens vindt een tweedelijncontrole plaats door de afdeling Control. Hierdoor wordt de kans op fouten afgedekt. Het nemen van de maatregelen is in 2012 gestart. Ook heeft de beheersautoriteit een voorziening voor voldoende werkkapitaal verstrekt, ter voorkoming van eventuele liquiditeitsknelpunten bij Stimulus Programma management. Stimulus heeft hier echter nog geen gebruik van hoeven maken. Tot op heden zijn betalingen aan begunstigden in de projectuitvoering niet in het gedrag gekomen. Het ongedaan maken van de betaalonderbreking is in goede samenspraak tussen de betrokken instanties gebeurd: Stimulus Programmamanagement als uitvoerings organisatie, provincie Noord-Brabant als beheersautoriteit, het ministerie van EZ, de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit. Ook is nauw samengewerkt met SNN, als beheersautoriteit van het programma OP-NoordNederland, waar eveneens een betalingsonderbreking was opgelegd. Op 19 oktober heeft het zogenaamde ‘Onderbrekingscomité’ van de Europese Commissie besloten de betalingsonderbreking op te heffen. De brief waarin dit besluit wordt bevestigd, is verstuurd op 26 oktober 2012. Met de opheffing van de betalings onderbreking is het Stimulus weer toegestaan betaalaanvragen bij de Europese Commissie in te dienen. In september jl. is reeds een volledige betaalaanvraag voorbereid, inclusief de certificering daarop. Deze betaalaanvraag is in december 2012 ingediend. De betaalstop die de Europese Commissie in augustus 2012 aan OP-Zuid oplegde, was het gevolg van het hoge foutpercentage van het omvangrijke project ‘De Karosseer’ over het jaar 2010. Het ging hierbij om een interpretatie kwestie met betrekking tot de startdatum. Het hoge foutpercentage heeft geleid tot aanvullende audits door de rijks- en Europese auditoren. Deze audits, in combinatie met de publiciteit over de verplaatsings kosten, hebben de gemeente Maastricht uiteindelijk doen besluiten tot het terugtrekken van project ‘De Karosseer’. Als gevolg van deze intrekking door begunstigde maakt het project definitief geen onderdeel meer uit van het OP-Zuid-programma.
2.4 Wijzigingen in verband met de uitvoering van het Operationeel Programma Op 24 januari 2012 is de derde wijzigingsregeling Subsidieregeling Operationeel Programma ZuidNederland gepubliceerd. Het betreft een wijziging van de subsidieplafonds. Door uitputting van een aantal plafonds worden deze op 0 gezet. Op 17 september 2012 is de vierde wijzigingsregeling Subsidieregeling Operationeel Programma ZuidNederland gepubliceerd. Het betrof hier een wijziging met betrekking tot de subsidieplafonds. De subsidieplafonds van de MKB-subsidie Innovatieprojecten voor de regio Zeeland en Limburg zijn verhoogd. De MKB-subsidies Innovatieadvies, Sociale Innovatieadvies en Innovatie medewerker zijn met hetzelfde bedrag verlaagd. De reden hiervan is dat de desbetreffende regelingen naar verwachting niet uitgeput zouden worden. Daarentegen was voor de regeling Innovatieprojecten nog genoeg animo. Dit is ook gebleken, gezien de snelle besteding in de beide regio’s van het aanvullende budget. In 2012 heeft het Comité van Toezicht ingestemd met het ontwikkelen van een beoordelingssysteem op basis van een tendersysteem. Deze beoordelingssystematiek moet gaan gelden voor de inzet van de vrijvallende middelen. Door het Comité van Toezicht is op 29 februari 2012 besloten een voorstel uit te werken om op basis van criteria subsidieaanvragen te beoordelen en te rangschikken. Op 25 juni 2012 heeft het Comité van Toezicht ingestemd met de beoordelingscriteria en de nieuwe behandelsystematiek. In het najaar van 2012 heeft Stimulus de wijziging van de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland en de systematiek verder uitgewerkt. De verwachting is dat de wijziging van de Subsidieregeling in het voorjaar van 2013 zal plaatsvinden en dat de eerste tender in het eerste half jaar van 2013 zal worden opengesteld. De tender zal op basis van de omvang van de vrijval per prioriteit worden opengesteld. Bij voldoende vrijval zal gepubliceerd worden. Voorlopig wordt alleen voorzien in voldoende vrijval in prioriteit 1. Daarnaast zal er geen sprake meer zijn van de verschillende regionale subsidie plafonds. Voor de vrijvallende middelen zal per prioriteit nog maar een subsidieplafond voor Zuid-Nederland gelden.
33
2 2.5 Belangrijke wijziging als bedoeld in artikel 57 (EG) Nr. 1083/2006 In het verslagjaar 2012 zijn geen gevallen ontdekt waar belangrijke wijzigingen hebben plaatsgevonden inzake de in artikel 57 (EG) Nr. 1083/2006 geëxpliciteerde duurzaamheideis.
2.6 Complementariteit met andere instrumenten Naast het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 voor Doelstelling 2 van het EFRO zijn er verschillende andere Europese programma’s die raakvlakken hebben met het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 en die ook van toepassing zijn voor Zuid-Nederland. Het gaat onder meer om het Europees Sociaal Fonds (Doelstelling 2 ESF), het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) en Europees Territoriale Samenwerking (Doelstelling 3). Deze programma’s kunnen elkaar versterken door complementaire activiteiten te ondersteunen. Daarbij is het van belang te voorkomen dat zij elkaar overlappen. Daarom is een duidelijke afbakening aangebracht tussen de activiteiten die het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 ondersteunt en die van de verschillende andere programma’s. Bij ieder projectidee worden reeds in de oriëntatiefase onderkende raakvlakken met (mogelijke) andere Europese programma’s besproken en toegelicht, en wordt de afbakening ten opzichte van het Operationeel Programma Zuid-Nederland 20072013 neergezet. Indien er raakvlakken zijn, dan zal Stimulus Programmamanagement de subsidieaanvrager op deze raakvlakken wijzen. Verder zal Stimulus Programmamanagement in voorkomende gevallen aanvragen ter toetsing voorleggen aan het secretariaat van andere mainstreamprogramma’s en het antwoord vastleggen in het projectdossier. In het verslagjaar 2012 is er geen overleg geweest met de overige programma’s. In het verslagjaar 2012 is dit niet noodzakelijk gebleken. Er hebben zich geen voorkomende gevallen voorgedaan waarvoor overleg nodig was.
34
2.7 Toezichtregelingen Voor het verslagjaar 2012 zijn door de beheersautoriteit of het Comité van Toezicht geen toezicht- en evaluatie maatregelen genomen. Met de voornoemde maatregelen worden onder andere regelingen voor het verzamelen van gegevens inzake ondervonden moeilijkheden en maatregelen om deze op te lossen bedoeld.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
n van et scheppe t h p o t g li e s Onze focu ucten en diensten m richte d ge t o r k r p a nieuwe e door m erzoek, rd a a w e h d c n pelen o economis g. We kop ijs aan creativiteit in k r e w n e sam rw ende g en onde ontwikkelin erschap van deelnem ctoren. se em en ondern totaal verschillende e w it u u ie n n bedrijve is ontstaan uct- en u h d e o r b en prod Met het hele gsvormen in k r e w nen de ge n in e b s sam ie t a v ningsinno dienstverle ctor. rse aquacultuu ap emminga Marten H t Zeeuwse Landsch e Stichting H
TechNet HiRes Tracking Kustlaboratorium en Coöperatief Broedhuis Prioriteit: 1, Innovatieregeling Prioriteit: 1 samenwerkingsmodule Projectaanvrager: Zeeuwse Projectaanvrager:Stichting TechNet Het Business Landschap Development Group
Regio: Zuidoost Regio: Zeeland Subsidie EFRO: € 232.650 Subsidie EFRO: € 1.266.112 Totale projectkosten: € 930.602 Totale projectkosten: € 3.165.280
Beschrijving van het project: Verzilting wordt niet langer als bedreiging gezien, maar als kans: in kustgebieden is het zoute water gecontroleerd welkom. Binnendijkse duurzame productie van zagers, zeetong, schelpdieren en zilte gewassen biedt een economisch rendabel alternatief voor zoete landbouw. Stichting Het Zeeuwse Landschap wil door slimme landschappelijke vormgeving zorgen dat economische bedrijvigheid,
landschappelijke en ecologische kwaliteit op duurzame wijze hand in hand kunnen gaan. Door op deze manier te werken, kan aquacultuur ook in nieuwe vormen van kustverdediging een rol spelen: in plaats van te vechten tegen zeespiegelstijging kunnen binnendijkse drassige gebieden worden ingezet voor voedselproductie.
30 Titel Hoofdstuk Uitvoering naar prioriteit
Dit hoofdstuk is gewijd aan de uitvoering van de in het OP-Zuid benoemde prioriteiten. In dit hoofdstuk zal informatie worden gegeven over de verwezenlijking van de doelstellingen en de materiële en financiële voortgang per prioriteit. Ook zal per prioriteit verder worden ingegaan op de doelstellingen die zijn behaald in 2012. Daarnaast wordt bekeken of deze doelstellingen overeenkomen met de beoogde doelstellingen van het programma. In het voorgaande hoofdstuk is te lezen dat het programma op schema loopt voor wat betreft de indicatoren die met dit programma worden beoogd. Hierna zal een kwalitatieve analyse gegeven worden van de beschikte projecten per prioriteit en zal worden aangegeven in hoeverre deze projecten bijdragen aan de doelstellingen van de prioriteit.
Door de OP-Zuid subsid ie is het mogelijk geworden een eerste labora torium model verder te ontwikkelen tot een tes tbaar prototype. Hans Slijp, I-Cane Social Technology BV
Tabel 3.1 Financieel overzicht prioriteit 1 Aantal projecten
TSK (€)
EFRO (€) Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Prioriteit 1 Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie, w.v.
Provincies (€)
Begroot t/m 2012
Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programma periode
77.822.093
94.355.082
42.230.377
48.800.000
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
451
346.613.091
90.632.361
Vrije ruimte*
47
196.865.763
61.306.217
25.244.949
19.971.649
Innovatieadvies
74
5.612.036
1.568.048
473.937
220.418
Innovatiemedewerker
38
4.821.963
2.007.805
309.966
154.983
220
135.376.052
23.759.393
15.856.122
7.903.310
72
3.937.278
1.990.899
345.404
144.334
Innovatieprojecten Sociale Innovatieadvies
36
Rijk (€)
* Vrije ruimte: dit zijn de projecten buiten de MKB-subsidies
28.394.694
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
3.1 Prioriteit 1 ‘Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie’
3.1.1 Voortgangsanalyse en verwezenlijking van de doelstellingen
Prioriteit 1 ‘Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie’ richt zich op het versterken van de innovativiteit van de Zuid-Nederlandse economie in brede zin en het verder versterken en uitbouwen van de positie van Zuid-Nederland als toptechnologische regio. Binnen deze prioriteit ligt het accent op onderzoek en ontwikkeling (R&D), creativiteit en ondernemerschap, omdat deze zaken dé voedingsbodem voor innovatie zijn. Onder innovatie wordt hier verstaan het scheppen van nieuwe producten en diensten met economische waarde. De activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen in deze prioriteit zijn onder meer: • Het stimuleren van marktgerichte samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen om zo het innovatieproces te intensiveren. • Het organiseren van clusters van bedrijven en kennisinstellingen rondom combinaties van product, markt en technologie (PMT). • Het intensiveren van de R&D-capaciteit, en met name het stimuleren van publieke investeringen in R&D, het vergroten van de innovatiekracht van het MKB en het betrekken van het MKB bij onderzoek en ontwikkeling. • Het ondersteunen van starters (tot vijf jaar na oprichting) en (snel) groeiende bedrijven. • Bedrijfsgerichte activiteiten voor de aansluiting van arbeidsaanbod op arbeidsvraag.1 Binnen deze prioriteit zijn ook vier MKB-subsidies beschikbaar. Deze vier subsidieregelingen zijn alleen toegankelijk voor innovatieve projecten in het MKB. De vier MKB-subsidies zijn: • Innovatieprojecten • Innovatieadvies • Sociale Innovatieadvies • Innovatiemedewerker Overig overheid (€)
Privaat (€)
Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
20.854.000
62.320.844
61.982.516
Doelstelling totale programma periode 0
123.034.815
28.360.432 3.349.633 2.349.209
338.328
87.518.899 1.456.642
Doelstelling totale programma periode 69.710.000
Zoals hierboven beschreven, gaat binnen prioriteit 1 veel aandacht uit naar innovatie en ondernemerschap. Dit moet bijdragen aan het verder versterken van de kenniseconomie in Zuid-Nederland. Eind 2012 kan over het algemeen gesteld worden dat de doelstellingen binnen prioriteit 1 goed gehaald worden, zowel de inhoudelijke doelstellingen als de financiële uitputting van het programma. Het aantal projecten is ruim boven verwachting en het saldo van de gecommitteerde projecten overschrijdt ruimschoots de beoogde omvang. De overrealisatie van het programma ten opzichte van de oorspronkelijke begroting komt met name door de MKB-subsidies in prioriteit 1. Het gemiddelde interventiepercentage in prioriteit 1 ligt dan ook fors lager dan de beoogde 40%. Op dit moment is het interventiepercentage EFRO in prioriteit 1 26,14%. Verdeling investeringen Zoals in Hoofdstuk 2 al geconstateerd, is ook in prioriteit 1 de private financiering fors hoger dan vooraf ingeschat. Dit komt vooral door het succes van de MKB-subsidies. De MKB‘ers in Zuid-Nederland hebben veel gebruik gemaakt van de subsidies en de plafonds waren dan ook snel bereikt. In Zuidoost-Brabant was zelfs sprake van een overcommittering. Maar ook de rol van de financiersgroep ‘Overig overheid’ is van groter belang dan vooraf ingeschat. Deze groep bestaat voornamelijk uit lagere overheden (gemeenten) en kennisinstellingen. Deze groep is met name in de vrije ruimte nadrukkelijk financier van projecten. Voor kennisinstellingen is dit minder opvallend. Zij spelen immers een vooraanstaande rol als aanjager van innovatie in de kenniseconomie in de regio. Echter, ook de GSBgemeenten hebben voor een belangrijk deel gebruik gemaakt van prioriteit 1 om hun ambities te realiseren. Dit is opvallend, omdat deze gemeenten een eigen prioriteit tot hun beschikking hebben, namelijk prioriteit 3. Vaak zijn de gemeenten niet zelfstandig aanvrager, maar fungeren zij als belangrijke cofinancier in deze projecten. Maar in een aantal grote projecten zijn zij tevens aanvrager en sluit prioriteit 1 dus op een natuurlijke wijze aan bij de ambities van de stad. Hierbij gaat het met name om projecten in de sfeer van het creëren van kennisinfrastructuur, zoals een incubator of diensten ter bevordering van de kennisinfrastructuur. Deze facetten liggen veelal op publiek terrein. Hiermee proberen de steden een aantrekkelijk klimaat voor innovatie te creëren in de stad. Kijkend naar de aard van de projecten is duidelijk dat prioriteit 1 beter aansluit bij de economische ambities van de steden dan prioriteit 3. Opvallend is wel dat er weinig ‘kleine’ gemeenten als cofinancier of aanvrager optreden. Gesteld kan worden dat de ‘Vrije ruimte-projecten’ met name worden 1 Deze
activiteiten zijn aanvullend op de activiteiten die uit het
ESF worden gefinancierd.
37
3 aangevraagd vanuit de publieke markt en dat hier relatief minder private inbreng is, terwijl in bij MKB-subsidies de private inbreng van groot maar ook cruciaal belang is. Diversiteit Naast de financiering van de projecten valt ook op dat het OP-Zuid een grote diversiteit van projecten kent. Cijfermatig gezien zouden de gedachten zich kunnen beperken dat de projecten een gemiddelde omvang van ongeveer 850.000 euro hebben. Echter, de kleine projecten binnen het Sociale Innovatieadvies hebben een omvang van nog geen 40.000 euro, terwijl er in de vrije ruimte een aantal projecten is van boven de 10 miljoen euro. Met andere woorden, er zijn projecten waarbij een MKB’er wordt geholpen bij het herinrichten van zijn personeelsbeleid tot aan een bijdrage voor het inrichten van scantechnologie in het Academisch Ziekenhuis in Maastricht. Dit zou echter de feitelijke spreiding van projecten ook onderbelichten, waarbij het niet alleen gaat om de spreiding naar omvang, maar ook naar kwaliteit, inhoud en doelstellingen van projecten. De diversiteit van projecten vergt ook in de beoordeling van de projecten een zekere mate van specialisme. Er is binnen Stimulus een apart team ingericht voor de beoordeling van de MKB-subsidies. Echter, het laatste jaar valt op dat de beoordeling toch steeds meer naar elkaar toe trekt. Belangrijkste verschil is misschien nog wel dat er bij de MKB-subsidies nauwelijks sprake is van bijvoorbeeld aanbesteding en/of staatssteun. Deze facetten zijn bij de vrije ruimte-projecten belangrijke aandachtspunten. Bij de MKB-subsidies daarentegen worden de projecten uitgevoerd door ondernemers die minder oog hebben voor de administratieve verantwoording, omdat ze vooral bezig zijn met ondernemen. De financieel administratieve begeleiding van MKB‘ers vergt de nodige aandacht en energie. Zo heeft elk project zijn eigen dynamiek. Fig. 3.1 Verdeling financiers prioriteit 1 (€) EFRO
92,3 mln
Rijk
43,1 mln
Provincies
29,2 mln
Overig Publiek Privaat
62,4 mln 123,5 mln
Voortgang en realisatie In 2012 zijn 66 projecten in prioriteit 1 beschikt voor een bedrag van bijna 828.898 euro. Dit zijn alleen projecten in de MKB-subsidies. Het saldo van 2012 voor prioriteit 1 als geheel is zelfs negatief, omdat twee projecten (‘Innovatie Zuid’ en ‘Helixer’) lager zijn herbeschikt. Deze twee projecten hebben gedurende de looptijd een
38
wijziging ingediend met daarbij lagere totale kosten. Het gaat om een bedrag van in totaal is 1.927.755 euro EFRO. Binnen prioriteit 1 is eind 2012 nog ongeveer 828.000 euro beschikbaar voor de MKB-subsidies. Deze zijn toegerekend aan de provincie Zeeland en de verwachting is dat de middelen in het eerste kwartaal van 2013 besteed zullen zijn. Dat betekent dat dan de middelen ook voor een eerste keer helemaal zijn uitgezet. Echter, door de lagere herbeschikkingen en vaststellingen binnen deze prioriteit kunnen middelen medio voorjaar 2013 opnieuw ingezet worden. Inmiddels is in prioriteit 1 ook meer dan de helft van de gecommitteerde kosten gerealiseerd (zie figuur 3.2). Daarnaast is voor ruim 15 miljoen euro EFRO vastgesteld (zie bijlage 3 en figuur 3.2). De realisatie van de kosten loopt iets achter op de planning. Dit komt met name door de grotere projecten binnen de vrije ruimte. Binnen de MKB-subsidies lopen de projecten gemiddeld sneller of conform planning. Ook in 2012 blijven de vaststellingen van projecten in de vrije ruimte achter bij de planning. Bij Stimulus Programmamanagement worden de projecten daarom goed gemonitord om vertraging tijdig te constateren. Ook bij het aanvragen van een ontheffingsverzoek wordt goed gekeken naar de voortgang in het project en de risico’s die een ontheffing met zich meebrengt. Tot op heden geldt voor prioriteit 1 over het algemeen nog geen verhoogd risico dat de kosten niet gerealiseerd zullen worden. De voortvarende realisatie wijst hier ook op (zie Hoofdstuk 2). De verwachting is dat in het eerste half jaar van 2013 een groot deel van de projecten vastgesteld zal worden. Per 31 december 2012 heeft een aantal projecten een eindrapportage ingediend dat op dit moment in behandeling is en nog niet opgenomen in de analyse. De vrijval binnen de vastgestelde projecten is eind 2012 niet groot, maar wel substantieel genoeg om begin 2013 een tenderronde te openen om deze middelen opnieuw in te zetten. De grootste vrijval wordt geboekt bij de twee projecten die lager zijn herbeschikt. Eind 2012 is 1.653.149 euro aan vrijval van EFRO-middelen geboekt, doordat projecten lager zijn vastgesteld dan verwacht. Dit komt neer op 10% aan vrijval binnen het EFRO-aandeel. Echter, de vrijval op de totale subsidiabele kosten is slechts 4,5%. Dit verschil wordt verklaard door het feit dat er ook een flink aantal projecten wordt vastgesteld met een overrealisatie. Voor 2013 is de verwachting dat binnen prioriteit 1 in de vrije ruimte zestien projecten zullen worden vastgesteld. Daarnaast zullen de MKB-subsidies voor 95% vastgesteld zijn. In 2013 kunnen voor prioriteit 1 de vrijgevallen middelen weer ingezet worden. In 2012 is een voorstel aangenomen door het Comité van Toezicht, op welke manier de managementautoriteit deze vrijval wil inzetten. De belangrijkste wijziging betreft een verandering in de beoordelingssystematiek.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
In plaats van behandeling op volgorde van binnenkomst is besloten om gebruik te gaan maken van een tender systeem, waarbij de behandelvolgorde wordt bepaald op basis van een score op een aantal kwaliteitscriteria.
De verwachting is dat de doelstellingen binnen prioriteit 1 behaald zullen worden (zie figuur 3.3). De indicatoren zijn op basis van gecommitteerde waarde allemaal licht gestegen.
Fig. 3.2 Totaal gecommitteerd, gerealiseerd en vastgesteld (x mln)
Tabel 3.2 Voortgang gecommitteerde indicatoren 2012 t.o.v. 2011 Indicator
100
Cumulatief t/m 31-12-2011
Cumulatief t/m 31-12-2012
375
403
R&D-investeringen privaat (€)
160.184.892
167.539.409
R&D-investeringen publiek (€)
42.961.127
43.999.912
Aantal ondersteunde startende bedrijven en kleine bedrijven < 5 jaar
2.756
2.777
Aantal ondersteunde MKB-bedrijven
3.887
3.981
154
266
5.932
6.129
Aantal R&D-projecten
75 50 25 0 Gecommiteerd
Gerealiseerd
Vastgesteld
Indicatoren In Hoofdstuk 2 wordt uitvoerig stilgestaan bij de stand van zaken van de indicatoren op 31 december 2012. Hieruit blijkt dat de doelstellingen, zoals beschreven in het programma, voor een groot gedeelte al gehaald zijn. Wat daarbij opvalt, is dat de herijking van de indicatoren gevolgen heeft in cijfermatig opzicht. Dat de indicatoren ‘Aantal R&D-projecten’ en ‘Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/researchinstellingen’ zijn gedaald, is niet vreemd, aangezien deze indicatoren op een geheel andere wijze worden bekeken. Echter, de realisaties zullen nog moeten aantonen of de ingeschatte waarden realistisch zijn. Zoals eerder vermeld, gebruiken we bij de beoordeling de rekentool van het ministerie van Economische Zaken. De betrouwbaarheid is hiermee toegenomen.
Aantal samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/ researchinstellingen Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)
In figuur 3.3 zijn de realisaties op basis van voortgangs rapportages inzichtelijk gemaakt voor prioriteit 1. De realisatie van het programma wordt vooral bepaald door de voortgang bij prioriteit 1. De projecten hebben een directe impact op het bedrijfsleven en tonen direct resultaat bij de voortgangsrapportages. De indicatoren bij prioriteit 2 en 3 zijn veelal gebaseerd op fysieke realisaties, die dan ook per definitie pas op het eind van het project gerealiseerd worden. De voortgang van deze prioriteiten kan beter beoordeeld worden aan de hand van financiële realisaties, de gemaakte kosten. Hierover zal in de volgende paragrafen meer worden uitgewijd.
Fig. 3.3 Realisaties indicatoren 40 30 20 Realisatie 2010 Realisatie 2011
10
Realisatie 2012 Doel
0 R&D projecten (x 100)
R&D Investeringen privaat (10 mln)
Ondersteunde startende/kleine bedrijven (x 100)
Ondersteunde MKB-bedrijven (x 100)
R&D investering publiek (mln)
Samenwerkingsverbanden (x 100)
Gecreëerde arbeidsplaatsen (x 100)
39
3 Op basis van de opgaven in de voortgangsrapportages zijn vijf indicatoren reeds gehaald. Hierbij moet gesteld worden dat voor het merendeel van de projecten de indicatoren nog niet definitief zijn vastgesteld. Tijdens elke voortgangsrapportage worden de indicatoren wel getoetst en worden de realisaties ingeboekt. Het verslag jaar 2012 laat een gestage positieve ontwikkeling van de indicatoren zien. Niet alleen de kosten worden gerealiseerd, maar ook de indicatoren. Als je de gerealiseerde indicatoren afzet tegen de gecommitteerde indicatoren, dan valt wel op dat er nog veel werk verzet moet worden. De twee indicatoren die nog niet zijn gehaald, hebben nog geruime tijd om hier iets aan te doen. Echter, voor de twee indicatoren die zijn aangepast door een verandering van definities, zal dit lastig worden. In de committeringen worden de doelstellingen van het aantal R&D-projecten wel behaald, maar de indicator ‘Samenwerkingsverbanden’ wordt niet gehaald. Echter, wordt er gekeken naar de oorspronkelijke definities van deze indicatoren, dan worden de beide indicatoren ruimschoots gehaald. Ter illustratie, eind 2012 waren er 482 R&D-projecten uitgevoerd en waren er 470 samenwerkingsverbanden aangegaan tussen bedrijven en kennis-/researchinstellingen. Prioriteit 1 exclusief MKB-subsidies (vrije ruimte) In 2012 zijn er in de vrije ruimte geen projecten bijgekomen en zijn vier projecten vastgesteld. Daarnaast zijn voor tien projecten de eindrapportages in behandeling bij Stimulus Programmamanagement. In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de beschikte projecten in de vrije ruimte in prioriteit 1, tot 31 december 2012. De middelen in de vrije ruimte in prioriteit 1 waren geheel belegd, maar door de vrijval van middelen is er weer budget beschikbaar gekomen. Hiervoor wordt, zoals eerder gememoreerd, het programma weer opengesteld in 2013. De heropening zal alleen de vrije ruimte betreffen, omdat de vrijval met name in dit onderdeel is gemaakt. De voortgang van de projecten vordert ook gestaag. Op dit moment is ongeveer 50% van de kosten gerealiseerd. Echter, de realisatie blijft achter bij de planning die de projecten zelf opgeven. Zoals eerder gezegd volgt Stimulus Programmamanagement de voortgang nauwlettend en zal zij waar nodig passende maatregelen treffen om het programma optimaal te kunnen benutten. Op dit moment zijn er echter nog geen onoverkomelijke problemen geconstateerd. De projecten die achterlopen op de planning zijn met name complexe projecten in de vrije ruimte, waarbij juridische procedures veel tijd kunnen vergen. Om een goed overzicht te houden neemt Stimulus Programmamanagement regelmatig contact op met de desbetreffende projecten. Met een aantal projecten
40
zijn afspraken gemaakt met daarin deadlines voor beslismomenten inzake het doorgaan of stoppen. Deze maatregel is genomen als sturingsmiddel om de EFRO-middelen tijdig weg te kunnen zetten. Figuur 3.4 Stand van zaken vrije ruimte prioriteit 1 70 60 50 40 30 20 10 0 Gecommiteerd
Gerealiseerd
Vastgesteld
Nationaal beleid topsectoren Nu de vrije ruimte in prioriteit 1 nagenoeg beschikt is, kan gesteld worden dat de beschikte projecten goed passen binnen de doelstellingen van het OP-Zuid. De projecten leveren een grote bijdrage aan de beoogde resultaten van de Lissabon-doelstellingen in de categoriseringstabel. Daarnaast leveren zij een bijdrage aan de regionale innovatieagenda’s. Binnen Zeeland zijn projecten beschikt die aansluiting vinden binnen de prioriteitssectoren maintenance, (duurzame) energie en toerisme. Voor Noord-Brabant geldt dat de projecten binnen de prioriteitssectoren maintenance, logistiek, automotive, high tech systems en life science vallen. De projecten in Limburg zijn met name binnen de sector life science gecommitteerd. In 2011 is een analyse gemaakt in hoeverre de projecten van OP-Zuid aansluiten bij het nationale topsectoren beleid van het ministerie van EZ. De aansluiting is gemaakt met de projecten van de vrije ruimte die rechtsreeks vallen onder het topsectorenbeleid. Het betreft hier dertig projecten met een totaal aan subsidiabele kosten van 180.509.345 euro en een EFRO-bijdrage van 47.785.147 euro. De analyse hierboven is beperkt tot de vrije ruimte. Als er nader wordt gekeken naar de MKB-subsidies kan gesteld worden dat 95% van de projecten in een van de topsectoren valt (24.486.902 euro). Het gaat hierbij om alle sectoren, behalve water en tuinbouw. De meeste projecten zijn beschikt aan activiteiten binnen high tech systems. Een meerderheid van de overige middelen in prioriteit 1 is beschikt in algemene projecten die ondernemerschap bevorderen en randvoorwaarden creëren voor de topsectoren. Hierbij valt te denken aan het oprichten van incubators, begeleidingstrajecten voor starters en ondersteuning bij de innovatievraag bij bedrijven.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bij het opstellen van de nieuwe beoordelingssystematiek is ook rekening gehouden met de inhoudelijke doelstellingen van het programma en de partners. Een aantal criteria dat is gekozen refereert hieraan. Zo zijn bijvoorbeeld de criteria ‘Bijdrage aan Lissabondoelstellingen’, ‘Bijdrage aan topsectoren’ etc. gekozen. De verdeling over de regio’s binnen Zuid-Nederland is overigens conform afspraak die is gemaakt bij de start van het programma. Als nuancering kan nog gezegd worden dat twee projecten, genoemd onder de Stuurgroep Zuidoost, een uitwerking heeft in geheel Zuid-Nederland. Er zijn voor deze projecten ook middelen in de regio Zuidwest gereserveerd. Het gaat hierbij om een totaal van 16.687.308 euro totale subsidiabele kosten en voor 6.674.923 euro aan EFRO. Hiervoor komt ongeveer 1.468.802 euro aan EFRO ten laste van de regio Zuidwest. Het betreft hier de twee projecten ‘Innovatie Zuid’ en ‘Naar meer participatie in innovatie (De Toekomstbedrijven)’. Dit zijn aanjaagprojecten voor innovatie in Zuid-Nederland met uitvoering over het gehele gebied van OP-Zuid. Tabel 3.3 Verdeling Zuidoost/Zuidwest ‘vrije ruimte’ prioriteit 1 Aantal projecten
TSK (€)
EFRO (€) gecommit teerd t/m 31-12-2012
Zuidoost
31
139.050.105
42.117.643
Zuidwest
16
58.594.967
19.513.405
Er zijn inmiddels tien projecten vastgesteld en eind 2012 zijn er nog eens tien eindrapportages in behandeling. Volgens planning zouden er in 2013 zestien projecten een eindrapportage moeten indienen. De vastgestelde projecten hebben een hoge realisatiegraad (86%). Bij slechts één project is tot op heden sprake geweest van een grote onderrealisatie. Dit project kon helaas niet aan de verwachtingen en ambities voldoen en is daarom fors lager vastgesteld. Een tweede project heeft ook een aanzienlijke onderrealisatie, maar heeft inhoudelijk behoorlijk zijn doelstellingen gehaald. De overige projecten halen een realisatie van gemiddeld 90%. Tot op dit moment zijn er geen problemen geweest bij het vaststellen van de projecten in de vrije ruimte. Wel blijkt de afhandeling van de projecten relatief veel tijd in beslag te nemen. Stimulus Programmamanagement wil hier maatregelen voor treffen door de controles ter plaatse goed in te plannen, zodat hier bij eindrapportages op gesteund kan worden. Daarnaast is bij de nieuwe subsidieregeling ingesteld dat de begunstigden een controleverklaring meesturen, waardoor het project via een relatief makkelijke deskcontrole kan worden vastgesteld. Op dit moment kan nog geen prognose gegeven worden van de realisatie van de overige projecten. Afgaande op de voortgangsrapportages
kan gesteld worden dat het gemiddelde percentage van rond de 90% realisatie wel gehaald zal worden. Fig. 3.5 Realisatie vastgestelde projecten vrije ruimte (x mln) 7 6 5 4 3 2 1
Beschikt Vastgesteld
0 Totale kosten
EFRO
MKB-subsidies Binnen deze prioriteit is het stimuleren van innovatie en ondernemerschap onder andere vormgegeven door het inrichten van vier MKB-subsidies. Deze MKB-subsidies bieden kleine en middelgrote bedrijven de mogelijkheid om op een snelle wijze maximaal 35 tot 50% subsidie te verkrijgen voor nauwkeurig omschreven innovatiegerichte activiteiten. Begin 2008 zijn de eerste drie regelingen voor wat betreft de staatssteunmeldingen formeel geaccordeerd en goedgekeurd door het Comité van Toezicht. Begin 2009 is de vierde regeling (Sociale Innovatieadvies) opengesteld, na formele accordering.
De OP-Zuid subsidie heeft de realisatie van het project mogelijk gemaak t en heeft gewerkt als aanjager voor andere stakeholders. Willem Mattens, Universiteit van Maastrich t
41
3 De MKB-subsidies bestaan uit: Innovatieadvies: MKB‘ers die externe kosten maken • in het kader van innovatie voor bijvoorbeeld haalbaarheidsstudies, prototyping, octrooiering en certificering, kunnen maximaal 35% subsidie verkrijgen. Het maximale subsidiebedrag is 25.000 euro. De innovatie moet gericht zijn op het versterken van de positie op bestaande markten, dan wel de entree in nieuwe combinaties van product-markttechnologie. • Innovatiemedewerker: door MKB‘ers kan subsidie verkregen worden op de loonkosten van een kenniswerker die moet fungeren als aanjager voor innovatie. De subsidie is erop gericht het aanvragende bedrijf te laten beschikken over extra kennis, een versnelde ‘time to market’ te bewerkstelligen of de kennisinfrastructuur te versterken. Op de subsidiabele kosten wordt maximaal een subsidie van 35% verstrekt. De subsidie bedraagt maximaal 30.000 euro. Na de heropening in mei 2010 heeft deze regeling een andere insteek gekregen en zijn de mogelijkheden hiervoor minder breed geworden. De nieuwe subsidieregeling laat enkel en alleen gedetacheerde kenniswerkers, afkomstig van een ketenpartij of OEM, toe. Binnen de oude Innovation Officer Regeling was ook de mogelijkheid om pas afgestudeerden aan te nemen. • Innovatieprojecten (individueel): deze regeling vergoedt een deel van risicovolle ontwikkelings
•
•
projecten die gericht zijn op een betere concurrentie positie, versterking van het innovatiepotentieel en een structurele toename van de bedrijfsactiviteit. Met de projecten worden breed te vermarkten producten en diensten beoogd, waardoor extra werkgelegenheid in de regio ontstaat. Op de subsidiabele kosten wordt een subsidie van maximaal 35% verstrekt, tot een maximaal bedrag van 250.000 euro. Innovatieprojecten (samenwerkingsmodule): als een MKB-bedrijf in samenwerking met één of meer andere partijen een dergelijk ontwikkelingsproject onderneemt, kan subsidie tot maximaal 50% worden toegekend, tot een maximaal subsidiebedrag van 1 miljoen euro. MKB-bedrijven kunnen binnen deze module samenwerken met andere MKB-bedrijven, maar ook met kennisinstellingen en niet-MKBbedrijven. Sociale Innovatieadvies: deze regeling vergoedt het inhuren van externe deskundigheid (kwaliteit) voor innovaties op het gebied van personeelszaken of organisatieadvies. Er moet wel sprake zijn van een vernieuwing voor dat specifieke bedrijf. Subsidie kan worden verstrekt voor innovaties op het gebied van slimmer werken (organisatie van werkprocessen en flexibilisering), talentontplooiing en employability, participerende aansturing (zelfsturende teams, dynamisch managen). Op de subsidiabele kosten wordt een subsidie van maximaal 50% verstrekt, tot een maximaal subsidiebedrag van 20.000 euro.
Werkwijze MKB-subsidies De oriëntatiefase wordt verzorgd door de regionale ontwikkelingmaatschappijen (ROM’s) en Syntens. De ROM’s en Syntens ondersteunen bij het ontwikkelen en completeren van de aanvraag en het projectplan. Als de aanvraag gereed en volledig is, dient de aanvrager zelf bij Stimulus Programmamanagement de aanvraag in. Stimulus Programmamanagement toetst vervolgens of de aanvraag volledig is en past binnen het vigerend subsidieplafond. Indien dit het geval is, verstuurt Stimulus Programmamanagement een brief dat de aanvraag volledig is en in behandeling wordt genomen. Tegelijkertijd wordt de aanvraag doorgestuurd naar de betreffende ontwikkelingsmaatschappij of Syntens om, indien nodig, het projectplan definitief te maken. Na de volledigheidstoets volgt een gedetailleerde financieeltechnische toets door Stimulus Programmamanagement, waarbij vooral de subsidiabiliteit van de kosten wordt getoetst. Na een positieve afronding van de financieel technische toets en een eventuele bijstelling van de
42
begroting, is een aanvraag gereed om te worden voorgelegd aan de Deskundigencommissie. Nadat een project is voorgelegd aan de Deskundigencommissie en voorzien van een advies, worden de aanvragers door de ROM’s en Syntens mondeling geïnformeerd over de beoordeling door de Deskundigencommissie. De uitkomst wordt ook medegedeeld aan Stimulus Programmamanagement. De beoordeling en het advies van de Deskundigencommissie worden daarnaast ook vastgelegd in een verslag. Na het advies van de Deskundigencommissie en de afronding van de financieel technische toets door Stimulus Programmamanagement, verstuurt Stimulus Programmamanagement de beschikkingen. Indien de Deskundigencommissie een negatief advies afgeeft over de inhoudelijke kant van het project, volgt een negatieve beschikking. Als de Deskundigencommissie een positief advies afgeeft, dan wordt een positieve beschikking verzonden.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Voor de uitvoering van de MKB-subsidies wordt intensief samengewerkt met de regionale ontwikkelings maatschappijen (Industriebank LIOF voor Limburg, Economische Impuls Zeeland voor Zeeland, de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) voor Noord-Brabant, REWIN specifiek voor West-Brabant, en N.V. Rede specifiek voor regio Eindhoven) en Syntens. In 2012 zijn de laatste beschikbare middelen binnen de MKB-subsidies bijna allemaal gecommitteerd. Enkel voor de provincie Zeeland waren eind 2012 nog middelen beschikbaar. Tabel 3.4 geeft het aantal projecten weer dat dit jaar is gecommitteerd binnen de MKB-subsidies. Hierbij valt op dat er meer projecten zijn beschikt dan in 2011. Dit heeft een aantal oorzaken. De Sociale Innovatieadviessubsidie liep eind 2011 af, waardoor er op het laatst nog een relatief grote hoeveel heid aan aanvragen zijn ingediend. Deze zijn allemaal in 2012 gecommitteerd. Daarnaast heeft er in augustus een overheveling plaatsgevonden van middelen van de subsidies ‘Innovatieadvies’ en ‘Innovatiemedewerker’ naar de ‘Innovatieprojecten’ in Zeeland en Limburg. In september is dit subsidieplafond gepubliceerd en buiten een restbudget in Zeeland is het gehele subsidie plafond beschikt in nieuwe projecten. Ondanks het feit dat er meer projecten zijn beschikt in 2012, lag de nadruk van de activiteiten op het beheer en het vaststellen van de projecten binnen de MKB-subsidies. Gezien de realisaties en vaststellingen is het de verwachting dat eind 2013 95% van de projecten is afgerond. Tabel 3.1 geeft de cumulatieve stand van zaken weer wat betreft de MKB-subsidies. Sinds de start van de MKB-subsidies zijn er 404 projecten beschikt binnen de vier MKBsubsidies. Gesteld kan worden dat deze MKB-subsidies een groot succes zijn. Met name naar de MKB-subsidie ‘Innovatieprojecten’ is de vraag vanuit de markt hoog. Veel MKB‘ers hebben de weg naar deze subsidieonderdelen gevonden. Deze MKB-subsidies zijn een goed voorbeeld van directe steun qua R&D aan een MKB‘er. Tevens biedt het mogelijkheden voor MKB‘ers om samenwerking aan te gaan met grote bedrijven en kennisinstellingen. Tabel 3.4 Aantal beschikte projecten MKB-subsidies 2012 MKB-subsidie
Aantal positieve beschikkingen
Aantal negatieve beschikkingen
Innovatieprojecten individueel
8
3
Innovatieprojecten, module samenwerking
2
2
15
2
Innovatieadvies Innovatiemedewerker
2
Sociale Innovatie
14
17
Totaal
41
24
Dankzij de subsidie hebbe n we verschillende onderzoeksinstellingen kunne n inzetten. Peter Verhoeven, Verhoeven Timmerfabriek BV
Bij aanvang van de MKB-subsidies was de verwachting dat 50% van de projecten afkomstig zou zijn uit de provincie Noord-Brabant, 33,3% van de projecten uit de provincie Limburg en 16% van de projecten uit de provincie Zeeland. Dit is ook de verdeling van de budgetten binnen de MKB-subsidies. In bijlage 3 wordt een nadere uitsplitsing van de budgetten van de MKB-subsidies per provincie weergegeven. De verdeling van budgetten blijkt volgens plan geconcretiseerd. Te zien is dat de provincie Noord-Brabant voor de Innovatieprojecten, module samenwerking meer projecten beschikt heeft dan op voorhand was ingeschat. Dit heeft er mede voor gezorgd dat, na heropening in mei 2010, voor de overige, kleinere, MKB-subsidies geen budget meer beschikbaar is in Oost-Brabant door een overheveling van de kleinere MKB-subsidies naar de Innovatieprojectensubsidie. In de zomer van 2012 is echter ook voor de provincies Limburg en Zeeland een overheveling gepleegd van de kleine MKB-subsidie regelingen naar de subsidieregeling Innovatieprojecten. Echter, het betrof hier relatief gezien een klein bedrag. Voor Zeeland ging het om een bedrag van 1.845.500 euro en voor de provincie Limburg om 309.805 euro. De Innovatiemedewerkersubsidie is vooral van toepassing gebleken in de provincie Limburg. Voorafgaand aan het OP-Zuid was in de provincie Limburg een soortgelijke regeling van kracht, wat er waarschijnlijk voor heeft gezorgd dat bedrijven uit Limburg beter op de hoogte waren van de mogelijkheden binnen deze regeling. De provincie Limburg (en Oost-Brabant) hebben in het verleden eerder werknemers uitgewisseld, ten tijde van economische schommelingen, maar ook door wijzigingen in de aard van werkzaamheden.
43
3 Fig. 3.6 A Stand van zaken MKB-subsidies prioriteit 1 (x mln €) 2,5 2,0 1,5 1,0 Gecommiteerd
0,5
Gerealiseerd Vastgesteld
0 AR
IO
SI
Fig. 3.6 B Stand van zaken MKB-subsidies prioriteit 1 (x mln €) 14 12 10 8 6 4
Gecommiteerd
2
Gerealiseerd
0
Vastgesteld
IR-CLU
IR-IND
hebben wat we ontwikkeld Het DLM-systeem al er en bb ovatief. We he is op vele fronten inn de or gewonnen, zowel vo diverse awards mee heid als voor de duurzaam k nie ch te e iev at ov inn zijn er minimaal twee van het systeem. Ook omen. octrooien uit voortgek Bas ten Broeke, n Prins Autogassysteme
44
Voortgang en realisatie Eind 2012 zijn 277 projecten vastgesteld, hiervan zijn er 65 in 2012 vastgesteld. Hieruit maken we op dat de vele bedrijven druk bezig zijn met de uitvoering van de goedgekeurde projecten. Uit de vaststellingen tot nu toe voor de Innovatieprojecten kan geconcludeerd worden dat de realisatie op de kosten hoog is. Begrotingen uit de aanvraagfase blijken goed te zijn ingeschat. Bij vaststellingen zien we dat bedrijven vooral uren ter beschikking hebben om de risicovolle, innovatieve projectdoelstellingen te realiseren. Doordat sprake is van minder omzet en minder opdrachten binnen de bedrijven, zijn bedrijven in staat om voldoende tijd te steken in de innovatieve, niet-reguliere projecten. Bedrijven proberen zuinig om te gaan met het inhuren van expertise en zo veel mogelijk onderzoek zelf te doen, bijvoorbeeld door het gehele prototype in huis te maken. Omdat de Innovatieprojecten trajecten zijn waarbij een deel van het traject bij aanvang grotendeels afhankelijk was van de uitkomsten van onderzoek en testen, zien we vaak dat meer tijd wordt besteed dan begroot. Dit zorgt voor een grotere private bijdrage, in termen van behaalde indicatoren. Bedrijven leveren zelf een eigen bijdrage van gemiddeld 50 tot 65%. Natuurlijk zien we ook bij bedrijven het omgekeerde: door mindere tijden worden alle zeilen bijgezet en krijgt het risicovolle innovatieproject minder aandacht. Dit is terug te zien in het aantal wijzigingsverzoeken in 2012. Bedrijven waarbij het niet-reguliere innovatieproject op een lager pitje is komen te staan, vragen vaak verlenging voor de uitvoering van het OP-Zuid-project aan. Als dit voldoende kan worden onderbouwd, gaat Stimulus Programmamanagement hiermee akkoord. De nadruk bij de uitvoering van de MKB-subsidies heeft in 2012 gelegen bij de vaststellingen en de voortgangsrapportages.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
De nadruk zal ook in 2013 voor Stimulus Programma management vooral gericht zijn op vaststellingen, in samenwerking met de ontwikkelingsmaatschappijen en Syntens, die meer aandacht zullen besteden aan evaluatie en nazorg dan tijd te besteden aan het aan de voorkant begeleiden van aanvragen. Dit is in lijn met het ingediende projectplan voor het project Innovatie Zuid. Hiertoe is in 2012 een wijzigingsverzoek goedgekeurd in lijn met voornoemde werkzaamheden. Fig. 3.7 Realisatie vaststellingen MKB-subsidies (x mln) 90 80 70 60 50 40 30 20 10
Beschikt Vastgesteld
0 TSK
EFRO
Inhoudelijke resultaten Inhoudelijk gezien zijn binnen de Innovatieprojecten en de Innovatieadviesprojecten duidelijk verschillen te zien tussen de regio’s. Zoals verwacht, worden binnen de provincies verschillende accenten gelegd. De Innovatie(advies)projecten onderschrijven deze aanname, want in Limburg ligt bijvoorbeeld het accent van de aanvragen op de medische technologie en food en nutrition. Een voorbeeld is het project ‘Commerciële haalbaarheidsstudie CMV Serum Diagnostiek Testen’ van MUbio Products BV, verleend binnen de Innovatieadviessubsidie. In Zuidoost-Brabant is te zien dat de bedrijven zich vooral richten op high tech en ICT. Een voorbeeld is het project ‘TriNano, 3D Nanometrologie voor het MKB’ van Xpress Precision Engineering BV, verleend binnen de Innovatieprojectensubsidie, module samenwerking. In Zuidwest-Brabant ligt de nadruk meer op industrial design en apparaten en materialen. Een voorbeeld hiervan is het project ‘Ontwikkeling meerpersoonsduikboot’ van U-boat Worx BV, verleend binnen de individuele Innovatieprojectensubsidie. In Zeeland ten slotte is te zien dat bedrijven zich met name richten op technische, agrarische innovatie en nieuwe energie.
Het project ‘Efficiënte ammoniakstripping ten behoeve van mestverwerking en hergebruik van de gevormde ammoniumzouten’ van Adviesbureau voor Milieutechniek Colsen BV, verleend binnen de Innovatieprojecten, module samenwerking is hiervan een voorbeeld. Dit onderscheid in regio en de aard van de innovaties komen grotendeels overeen met de speerpuntsectoren, zoals in de beleidsdoelstellingen van de provincies zijn opgenomen. De regio heeft middels een regionale strategie keuzes gemaakt voor investeringen in de sterkste sectoren/ clusters en/of sectordoorsnijdende thema’s. Hierbij gaat het om een focus van beleidsmiddelen op sleutelprioriteiten en een stimulerende match met (private) investeringen. Daarbij wordt ook gekeken naar aansluiting met andere O,O&I-middelen. Het gaat hierbij om het creëren van massa om het verschil te maken. Hierbij wordt uitgegaan van nauwe samenspraak van de ‘triple helix’. Dit is ook belangrijk in het kader van de nieuwe programmaperiode, waarin de middelen via een Smart Specialisation Strategy (S3) ingezet gaan worden. Binnen de MKB-subsidies zie je dat Zuid-Nederland goed in staat is om zich hierop te richten. Het maakt daarbij tevens gebruik van speerpunten die cross-over gebieden van diverse sectoren bedienen. Zo worden innovaties in de high tech systems ingezet in een sector als life science, zoals het voorbeeld van de medische technologie aangeeft. Daarnaast is een aandachtsgebied als logistiek een enabler van de agrofoodsector, waardoor deze sector zich kan onderscheiden. De projecten binnen de Innovatiemedewerkersubsidie zijn vooral gericht op innovatie binnen de eigen organisatie. Een voorbeeld hiervan is het project ‘Metabole gezondheidsbevorderaar voor mensen’ van Imedia Pharma BV, verleend in het kader van de Innovatiemedewerkersubsidie. De organisaties zelf zijn geografisch verdeeld naar sectoren waar het gebied om bekend staat, zoals ook te zien is bij de Innovatieprojecten. De inhoudelijke kant van de Innovatiemedewerkers richt zich echter op de interne organisatie en minder op de sector zelf. Ook de sociale adviessubsidie is gericht op het interne proces van een MKB-bedrijf. Op de volgende pagina wordt een samenvatting gegeven van de inmiddels afgeronde Sociale Innovatieadviessubsidie. Voor meer informatie wordt verwezen naar het opgeleverde rapport ’Samen de lat hoger leggen’. Dit rapport is verschenen naar aanleiding van dit subsidieprogramma en geeft een samenvatting van de resultaten en een aantal aanbevelingen voor de toekomst.
45
3 Sociale Innovatieregeling: “Samen de lat hoger leggen’’ De Sociale Innovatieadviesregeling is een 3-jarige regeling, opgezet speciaal voor het MKB, die in het kader van OP-Zuid in de drie zuidelijke regio’s (Noord-Brabant, Limburg en Zeeland) is uitgevoerd. In de periode 2009-2011 hebben 113 bedrijven een beroep gedaan op de SIA. Van deze aanvragen zijn er 70 goedgekeurd. In 2012 zijn de laatste aanvragen hiervoor gehonoreerd. Vervolgens is door PSW een evaluatieonderzoek (Samen de lat hoger leggen) uitge voerd. Hieronder volgt daarvan een korte samenvatting. Bedrijven uit 14 verschillende sectoren hebben een beroep gedaan op de regeling. Het overgrote deel komt uit industriële bedrijven met de nadruk op de metaal- en technologische industrie. Met name MKB-bedrijven met 1-50 medewerkers hebben gebruik gemaakt van de regeling. De bedrijven met 11 tot 50 medewerkers waren in de meerderheid. Bedrijven maken zowel om actieve als reactieve redenen gebruik van de regeling. Genoemde actieve redenen zijn bijvoorbeeld een groeistrategie, schaalvergroting of een gewenste cultuurverandering. De noodzaak om te kunnen blijven concurreren of om bedrijfsprocessen efficiënter in te richten waren de meest genoemde reactieve redenen. Het aanboren van het aanwezige potentieel bij medewerkers zien zij als kans bij deze regeling. De sociale innovatie projecten sloten aan bij één of meerdere van de volgende thema’s: • Organisatie van Werkprocessen & Flexibilisering. • Talentonplooiing & Employability. • Participerende aansturing. 53% van de goedgekeurde aanvragen heeft betrekking op de Organisatie van Werkprocessen &Flexibilisering. Binnen deze pijler ligt het accent bijna altijd op het efficiënter inrichten van de arbeidsorganisatie. De medewerkers krijgen hierbij een belangrijke rol, bijvoorbeeld binnen de verbeterteams. Projecten die onder één pijler van de regeling werden ingediend, beogen ook effect op de andere pijlers. Zo leidt de analyse van werkprocessen tot gezamenlijk analyseren en leren (Talentontplooiing & Employability) en passen medewerkers in onderling overleg de taak- en werkverdeling aan (Participerende aansturing). Overigens richten de meeste projectaanvragen zich op meer dan één thema. Binnen elk van de drie pijlers van de regeling, wordt een vergelijkbare aanpak gehanteerd. Het startpunt daarbij is, afhankelijk van het thema, een inventarisatie in
46
samenspraak met het management en de medewerkers. Bij de pijler Organisatie van Werkprocessen & Flexibilisering ligt de nadruk op een inventarisatie van knelpunten in het werkproces. Bij Talentontplooiing & Employability gaat het om een inventarisatie van aanwezige competenties. Een organisatiediagnose vormt bij Participerende aansturing het vertrekpunt. Bij de Uitvoering & implementatie en Evaluatie & borging hebben medewerkers ook een belangrijke rol. Medewerkers adviseren onder meer over vereenvoudigingen in het werkproces, marktbewerking of opleidingsplannen en stellen werkinstructies op voor de borging van veranderingen. In een aantal projecten binnen de pijler Participerende aansturing, vormt een klanttevredenheidsanalyse onderdeel van het proces. Medewerkers zijn veelal inhoudelijk betrokken bij het sociale innovatie proces. Met behulp van nieuwe methoden analyseren zij knelpunten en formuleren samen met collega’s verbetervoorstellen. Zo doen zij nieuwe kennis op en leren zij nieuwe vaardigheden. Door het voeren van deze inhoudelijke gesprekken met elkaar draagt deze werkwijze ook bij aan een betere samenwerking en teamvorming. Een verandering in de management- en leiderschapsstijl is daarbij voorwaardenscheppend. Deze leiderschapsstijl is gericht op meer verantwoordelijkheden bij uitvoerende medewerkers en een andere rol voor het (dagelijks) management en de directie. Deze vormen van leiderschap zijn van grote invloed op de cultuur en de communicatie in de organisatie. Medewerkers voelen meer ruimte om zich te uiten en hebben het gevoel dat er naar hen geluisterd wordt. Tevens worden ze uitgedaagd om nieuwe vraagstukken aan te pakken en te leren. Uit gesprekken met medewerkers blijkt dat een betere structurering van werkprocessen, ‘meer structuur, minder ad hoc, alles op z’n plek’, heeft bijgedragen aan de kwaliteit van het werk. De medewerkers zijn beter op de hoogte. Ze weten waar ze aan toe zijn, kunnen zelf ingrijpen wanneer er zaken misgaan en hebben meer overzicht. Medewerkers zijn enthousiaster geworden door de ontstane variatie in hun werk en ze voelen zich meer verbonden met het eindproduct. Door reacties als “We worden serieus genomen, we krijgen een actieve rol” lijkt bij sommige bedrijven zelfs een extra dimensie toegevoegd te worden. Medewerkers bij die bedrijven stellen het op prijs dat ze meer verantwoordelijkheden en vertrouwen krijgen. Dit heeft ook zijn weerslag op de cultuur van deze bedrijven namelijk meer openheid en meer plezier in het werk. Bedrijven benoemen zowel kwantitatieve als kwalitatieve resultaten van het sociale innovatie traject. Kwantitatieve resultaten hebben te
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
maken met productiviteit, doorlooptijd, faalkosten en leverbetrouwbaarheid, maar ook met de daling van het ziekteverzuim en de stijging van de medewerkers tevredenheid. Kwalitatieve resultaten vertalen zich in een beter perspectief voor het bedrijf en een aantal voorwaardelijke zaken als de organisatie van het werk, de arbeidsver houdingen, de arbeidsomstandigheden en de rol van directie en management. Hierdoor ontstaat voor de directie meer ruimte voor strategie en het lange termijn denken.
De Sociale Innovatieadviesregeling heeft een belangrijke rol gespeeld voor bedrijven om hetzij met sociale innovatie aan de gang te gaan, hetzij sociale innovatie een meer prominente plek te geven bij de aanpak van veranderings processen (door o.a. ‘bottom-up veranderen’ en ‘talentontplooiing’). Een ruime meerderheid van de bedrijven is lovend over het traject met een externe adviseur. Door het inzetten van een externe adviseur wordt het voor MKB-ondernemers (en hun medewerkers) ‘serieus’. De externe adviseur herinnert het bedrijf en de medewerkers aan de gemaakte projectafspraken en houdt ze een spiegel voor.
De MKB-subsidies scoren goed op de realisatie van de indicatoren. Dit zal zeker te maken hebben met het feit dat de publieke investeringen die worden besteed via het OP-Zuid samenhangen met de private investeringen van de bedrijven zelf. Omdat de verleende subsidie tussen de 35 en 50% van de totale kosten ligt, liggen de private bijdragen automatisch tussen de 50 en 65% van de totale subsidiabele kosten. Daarnaast zijn de projecten direct gericht op R&D, want het project is immer een R&Dproject. Hierdoor scoren de regelingen ook op deze indicator goed. De regelingen zijn specifiek gericht op MKB’ers, wat ervoor zorgt dat ook op de indicator ‘Aantal ondersteunde (startende bedrijven en kleine bedrijven jonger dan 5 jaar) MKB’ers’ goed wordt gescoord. De MKB-subsidies richten zich op nieuwe markten, op nieuwe product-marktcombinaties. Als de risicovolle projecten slagen in het behalen van de doelstellingen, dan is het traject richting markt kort en zullen op korte termijn extra bruto arbeidsplaatsen worden gecreëerd. In onderstaande tabel is te zien dat de indicator bruto gecreëerde arbeidsplaatsen achterblijft bij de gerealiseerde kosten. Dit komt doordat de arbeids
plaatsen voornamelijk pas zullen worden gerealiseerd als het risicovolle traject geslaagd is en het product in de markt wordt gezet. Samenvattend kan worden gesteld dat de MKB-subsidies zeer goed scoren op de indicatoren, omdat zij precies scoren op alle relevante indicatoren die zijn gesteld door de Europese Unie. Concluderend kan gesteld worden dat de voortgang in prioriteit 1 uitstekend is. Zowel de voortgang in de committeringen als in de realisaties gaat sneller dan oorspronkelijk gepland. Enig aandachtspunt blijft de voortgang op een aantal grote projecten binnen de vrije ruimte. Echter, hiervan is goed in beeld welke risico’s er spelen. De indicatoren vallen hoger uit dan begroot. De realisaties hiervan op basis van voortgangsrapportages is uitstekend te noemen en de doelen, zoals gesteld in het programmadocument, worden naar verwachting dan ook behaald. Evident is dat de MKB-subsidies heel goed scoren op de indicatoren, omdat deze zodanig zijn ingericht dat ze passen binnen de vooraf gestelde doelen van het programma, namelijk het stimuleren van R&D binnen het MKB en ook het uitlokken van private R&D-investeringen door het MKB.
Tabel 3.5 Indicatoren MKB-subsidies
Aantal (nieuwe) samenwerkingsverbanden tussen bedrijven en kennis-/researchinstellingen Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)
Committeringen
Realisatie
Doelstelling
225
99
275
2.874
905
510
Aantal ondersteunde MKB-bedrijven
718
570
1.200
Aantal ondersteunde startende bedrijven en kleine bedrijven < 5 jaar
232
185
250
Aantal R&D-projecten
386
272
350
130.740.190
91.225.323
100.000.000
29.296.387
20.778.956
20.000.000
Private R&D–investeringen (€) Publieke R&D–investeringen (€)
47
3 3.1.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en gekozen oplossingsmaatregelen
Er hebben zich in het verslagjaar geen uitvoeringsproblemen in deze prioriteit voorgedaan. Dit zorgde ervoor dat er door het Comité van Toezicht ook geen oplossingsmaatregelen zijn genomen om de prioriteit bij te stellen.
3.2 Prioriteit 2 ‘Attractieve regio’s’
Het budget voor deze prioriteit is voor circa 90% gericht op projecten in de economische kerngebieden en stedelijke netwerken, als ook toerisme in Zeeland. Het Operationeel Programma Zuid-Nederland voorziet in deze prioriteit een grote (financiële) bijdrage van de provincies en intergemeentelijke samenwerkingsver banden. De belangrijkste (communicatie)doelgroepen die binnen deze prioriteit voor (EFRO-)subsidie in aanmerking komen, zijn de lokale en regionale (semi-)overheden.
Hoofddoelstelling van prioriteit 2 ‘Attractieve regio’s’ is het versterken van het vestigingsklimaat van ZuidNederland op onderdelen die een versterkend karakter hebben, aansluitend op de strategische lijnen uit de regionale innovatieagenda’s. Gedacht kan worden aan bereikbaarheid van personen en goederen, de kwaliteit van bedrijfshuisvesting, de kwaliteit van woon- en leefklimaat en de externe veiligheid. Activiteiten die binnen deze prioriteit gesubsidieerd kunnen worden, dragen direct of indirect bij aan een veilig en aantrekkelijk woon- en vestigingsklimaat. Voorbeelden zijn: • Het verbeteren van de kwaliteit van bestaande bedrijventerreinen door hetgeen wat reeds aanwezig is anders, beter en innovatief aan te wenden. • Het ontwikkelen van topmilieus en broedplaatsen voor de ‘creative class’ buiten de GSB-steden. • Het investeren in groen, cultuur en natuur, als dat de attractiviteit van de regio verhoogt en zo een impuls geeft aan toeristische ontwikkeling of een aantrekkelijk vestigingsklimaat. • Activiteiten ter verbetering van de milieukwaliteit, in het bijzonder ter verbetering van de luchtkwaliteit. • Het ontwikkelen en implementeren van innovatieve vervoersconcepten voor passagiers en goederen. • Het implementeren van innovatieve ICT-concepten ten behoeve van de bereikbaarheid, aantrekkelijke woon- en werklocaties, en het toerisme. • Het ontwikkelen en uitvoeren van instrumenten die de fysieke uitbreiding van toeristische bedrijvigheid mogelijk maken. • Regiopromotie en branding, zowel toeristisch als gericht op bedrijfsvestiging.
de Hurk e haven op d et omisch m l aa an Het k io zowel econ e g re e d op ling l bij d heeft uitstra speelt een ro it D . k lij pe ap nnovatie als landsch (Brainport I rt op C I B n va scheepvaa ontwikkeling randert de ve s ng n ve Te . s) 55 meter la Campu . ca n va en en chep het kanaal. S wd naar koppelverbanden . ebou twikkeld worden omg en verder on op d or w en or transport zuinige mot is o.a. minder t aa lt su re Het de weg. r, Jos Westvee oven dh gemeente Ein
Tabel 3.6 Financieel overzicht prioriteit 2 Aantal projecten
Prioriteit 2 Attractieve regio’s
48
27
TSK (€)
174.169.478
EFRO (€)
Rijk (€)
Provincies (€)
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Begroot t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programma periode
42.814.117
36.416.906
43.906.918
8.309.475
8.133.000
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
76.674.018
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
3.2.1 Verwezenlijking van de doelstellingen en voortgangsanalyse
In prioriteit 2 is in 2012 weinig activiteit ontplooid. Er is geen enkel project beschikt en er zijn twee projecten vastgesteld, namelijk ‘Portaal van Vlaanderen’ en ‘Entree Brouwersdam’. Wat opvalt, is dat de totale subsidiabele kosten fors zijn afgenomen. Vorig jaar was de stand hiervan nog 188.064.432 euro en eind 2012 is deze stand met bijna 14 miljoen euro gedaald. De oorzaak hiervan betreft de lagere totale subsidiabele kosten van het project de ‘Cultuurfabriek’. Voor dit project is een wijzigingsverzoek ingediend in de Stuurgroep Zuidoost op 20 juni. Het wijzigingsverzoek was met name ingegeven door de beleidsveranderingen in Nederland ten aanzien van cultuur en daarbij passende ambities. Hieruit bleek dat het project tot een herbezinning is gekomen en een bijgesteld plan heeft ingediend. De Stuurgroep heeft hierover een positief advies afgegeven en vervolgens is er een herbeschikking opgesteld. De EFRO-bijdrage is hetzelfde gebleven, maar de cofinanciering is wel veranderd. De wijziging heeft de grootste invloed gehad op de bijdrage ‘Overige overheid’. Een tweede project dat gedurende de looptijd lager is herbeschikt is de ‘Fietsrouteplanner’. Dit project wordt tegen lagere kosten gerealiseerd. Hiervan is de bijstelling van de financiering evenredig gebeurd. Verdeling investeringen Binnen prioriteit 2 was nog 916.867 euro beschikbaar. Hiervoor is eind 2012 een project door de Stuurgroep van een positief advies is voorzien. Het betreft het project ‘Veelzijdig Veere’. Doelstelling van het project is om de aantrekkelijkheid van de historische binnenstad van Veere te verhogen. In januari 2013 zal de positieve beschikking voor dit project worden verstuurd en dan zijn alle middelen van prioriteit 2 gecommitteerd. De verwachting was dat de projecten in deze prioriteit voornamelijk fysiek van aard zouden zijn en gericht op het verbeteren van bedrijventerreinen of andere bedrijfslocaties. Echter, binnen prioriteit 2 is een gelijkmatige verdeling te zien tussen enerzijds het verbeteren van bedrijventerreinen en bedrijfslocaties en anderzijds voor regiopromotie en -branding, en voor investeringen in groen, cultuur en natuur (zie bijlage 3). Het interventiepercentage in prioriteit 2 is 24,18%, terwijl 39% was voorzien. Dat betekent dat elke euro Overig overheid (€) Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
60.415.000
31.889.952
EFRO ongeveer 4 euro regionaal oplevert. In tabel 3.5 is dit goed terug te zien. Alle financiers overtreffen de verwachtingen. Met name de financiers ‘Overige overheid’ en ‘Privaat’ zijn groter dan verwacht. Zoals beschreven, zijn de projecten in prioriteit 2 ondersteunend aan de kenniseconomie. Als de projecten gescoord moeten worden naar de categorieën in activiteiten en oormerking, dan valt op dat het merendeel van de projecten ingedeeld wordt in categorie 61 ‘Integrated projects to urban and rural regeneration’. Deze categorie past het beste bij de projecten, maar doet de projecten niet altijd recht. In deze prioriteit zijn ook veel projecten beschikt die zijn in te delen onder het kopje toerisme en cultuur. Met name de projecten die in Zeeland zijn beschikt, hebben een link met het toerisme. Daarnaast zien we een aantal projecten dat betrekking heeft op het opknappen en revitaliseren van cultuurhistorische gebouwen. Deze zouden dus in andere categorieën beter passen, maar deze zijn echter niet geoormerkt binnen het OP-Zuid. Figuur 3.8 Verdeling financiering prioriteit 2 EFRO Rijk
42,8 mln 8,3 mln
Provincies
76,7 mln
Overig Publiek
31,9 mln
Privaat
14,5 mln
Privaat (€)
Doelstelling totale programma periode 2.324.000
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
14.481.915
Doelstelling totale programma periode 0
49
3 Diversiteit Opvallend is ook dat een groot deel van de projecten in prioriteit 2 plaatsvindt in de grote steden van Zuid-Nederland, terwijl hiervoor eigenlijk prioriteit 3 bedoeld is. Vooraf was bepaald dat indiening in prioriteit 2 alleen mogelijk was als het project een regio-overstijgend karakter had. Door het besluit van het Comité van Toezicht van november 2008 is deze mogelijkheid verruimd met als gevolg dat er veel ‘stedelijke’ projecten zijn ingediend. Voorbeelden hiervan zijn ‘Het muziekgebouw van de toekomst’ en ‘Restauratie en transformatie Brabanthallen’. Voortgang en realisatie De realisatie van de projecten blijft behoorlijk achter. Veel projecten die gericht zijn op de fysieke infrastructuur lopen trager dan verwacht. Dit is een groot aandachts punt binnen OP-Zuid. Binnen prioriteit 2 is dezelfde trend zichtbaar als binnen prioriteit 1, met name grootschalige publieke investeringsprojecten komen trager van de grond dan vooraf was aangenomen. Doordat het aandeel van deze projecten in prioriteit 2 groter is, is de impact op de voortgang ook groter. Zoals eerder gememoreerd, heeft Stimulus Programmamanagement de risico’s in kaart gebracht. De dialoog met de projecten loopt en op dit moment zijn er weinig aandachtspunten. Er zijn twee projecten die op dit moment een behoorlijke vertraging kennen vanwege procedures. Eind 2012 is er nog geen acuut probleem ten aanzien van de planning. Tijdens de voortgangsrapportages in 2013 zal de planning van de projecten nauwgezet gevolgd gaan worden. Eind 2012 zijn inmiddels zes projecten vastgesteld, waarvan twee in 2012. In totaal is voor 8.010.304 euro EFRO vastgesteld. Deze zes projecten zijn afgerekend conform begroting, dus de vrijval is minimaal (67.140 euro). Gezien het geringe aantal projecten dat is vastgesteld, zegt dit nog niets over de overige projecten. De twee projecten die zijn vastgesteld zijn twee projecten uit de provincie Zeeland, namelijk ‘Portaal van Vlaanderen’ en ‘Entree Brouwersdam’. Deze zijn vooral gericht zijn op het versterken van de toeristische sector. Figuur 3.9 Voortgang prioriteit 2 EFRO (x mln)
Figuur 3.10 Realisatie vastgestelde projecten prioriteit 2 (x mln €) 35 30 25 20 15 10 5
Beschikt
0
Vastgesteld Kosten
Bij een aantal projecten in prioriteit 2 zal sprake zijn van een overrealisatie, waardoor de totale kosten vastgesteld hoger uitvallen dan de beschikte kosten. De EFRO-bijdrage wordt in dit geval maximaal afgetopt. Projecten ontvangen niet meer EFRO dan dat ze bij aanvraag hebben aangevraagd. Door de overrealisatie wordt de bijdrage vanuit Europa relatief minder. De verdeling van het aantal projecten tussen Zuidoost en Zuidwest is bijna gelijk in prioriteit 2. De projecten in Zuidoost zijn echter grootschaliger en van een grotere omvang dan in de regio Zuidwest-Nederland. Met name de projecten in de provincie Zeeland zijn klein en vooral gericht op toerisme en imagoverbetering. De projecten in Noord-Brabant en Limburg vinden over het algemeen in de steden plaats. Bovendien zijn de projecten in Zuidoost meer divers qua activiteiten. Zo zijn er projecten gericht op het ondersteunen van ondernemers, het opknappen van cultuurhistorische gebouwen, maar ook het verbeteren van bedrijventerreinen. In Zuidoost is het gemiddelde interventiepercentage EFRO lager dan in Zuidwest (22% tegen 31%). Dit komt mede door grotere projecten die in Zuidoost zijn beschikt, waarbij de begunstigden een lager EFRO-percentage hanteren, omdat de ‘value for money’ voor de EFRO-middelen dan hoger is. Een goed voorbeeld hiervan is ‘Venlo Greenpark’, dat beschikt is met een interventiepercentage van maar 17%. Tabel 3.7 Verdeling Zuidoost/ Zuidwest prioriteit 2 Aantal projecten
40 30 20 10 0 Beschikt
50
EFRO
Realisatie
Vastgesteld
TSK (€)
EFRO (€) gecommit teerd t/m 31-12-2011
Zuidoost
13
130.403.622
28.979.131
Zuidwest
14
43.765.856
13.834.986
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Indicatoren In tabel 3.8 zijn de realisaties op het gebied van indicatoren opgenomen. De voortgang is goed te noemen, want van de gecommitteerde indicatoren is een behoorlijk deel reeds gerealiseerd. Maar de indicatoren zullen niet gehaald worden, zoals in Hoofdstuk 2 is beschreven. De beschikte projecten zijn gemiddeld groter dan verwacht, waardoor het beoogde aantal projecten niet haalbaar is binnen het huidige budget. De indicatoren gericht op fysieke projecten lopen achter. Dit is te verklaren door het feit dat de realisatie van de indicator samenvalt met de realisatie van het project. Hier is dus sprake van een vertragend effect. Dit vertragende effect is ook van toepassing op de indicator ‘Aantal hectare bedrijfsterreinen gemoderniseerd’. Wat verder opvalt, is dat het doel van het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen is gerealiseerd. De scores van een aantal indicatoren verdienen enige nuance. Door de definitie kan er per projecten maar ‘1’ gescoord worden. Typerend zijn de projecten rondom de Brouwersdam. Dit zijn drie projecten binnen het OP-Zuid. Echter, binnen deze projecten scoren de indicatoren ‘Aantal projecten gericht op verbetering van natuur, landschap of cultureel erfgoed’ , ‘Aantal toeristische/recreatieve projecten’ en ‘Aantal projecten gericht op verbetering bereikbaarheid’ nog een veelvoud aan projecten. Als de projecten allemaal geteld zouden mogen worden, dan scoort de indicator ‘Aantal toeristische/recreatieve projecten’ bijvoorbeeld 28 projecten gecommitteerd en elf gerealiseerd. De cijfers voor de overige projecten vallen dan ook hoger uit.
Uit tabel 3.6 blijkt dat prioriteit 2 bijna is benut, maar dat de realisaties binnen prioriteit 2 nog altijd achterblijven. Eind 2012 zijn er van de 27 projecten slechts zes projecten vastgesteld. De risico’s hierbij zijn in kaart gebracht en waar nodig zullen hiervoor maatregelen genomen worden. Daarnaast zullen de indicatoren de doelwaarden niet halen, omdat de projecten groter zijn dan verwacht en de definities een hogere score uitsluiten. Wel kan geconcludeerd worden dat de totale investeringen in prioriteit 2 groter zijn dan oorspronkelijk begroot. In tegenstelling tot het verwachte interventiepercentage van 39 is dit percentage slechts 24.
3.2.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en gekozen oplossingsmaatregelen
Er hebben zich in het verslagjaar geen uitvoeringsproblemen in deze prioriteit voorgedaan. Dit zorgde ervoor dat er door het Comité van Toezicht ook geen oplossingsmaatregelen zijn genomen om de prioriteit bij te stellen.
Na afronding is de Meer enakk Beemdstraat getransformeer erweg/ d van een voorheen doodlopende weg naar een van de belangrijkste toegangswegen van de sta d Eindhoven. Irmo Kaal, gemeente Eindhoven
Tabel 3.8 Realisaties indicatoren prioriteit 2 Indicator
Realisatie
Doel programma
Aantal projecten gericht op verbetering van natuur, landschap of cultureel erfgoed
7
30
Aantal toeristische/ recreatieve projecten
9
40
Aantal projecten gericht op verbetering bereikbaarheid
5
20
183
600
3
10
672
250
Aantal hectare bedrijfsterreinen gemoderniseerd Aantal projecten gericht op milieu (incl. externe veiligheid en luchtkwaliteit) Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen
51
3 • Het vergroten van participatie van burgers door nieuwe woon-zorgconcepten en ICT-concepten die de interactie tussen burgers onderling en tussen burger en overheid vergroten, ontwikkeling van het wijk-/stad-/regiogevoel door educatie- en informatieprojecten. • Het investeren in de transformatie van binnenstedelijke gebieden met een economische meerwaarde. • Het verbeteren van de attractiviteit en/of veiligheid van de openbare ruimte door fysieke maatregelen (in ruimte en/of groen) en een gezamenlijke ontwikkeling van methoden voor de aanpak van stedelijke problemen. • Het ontwikkelen en implementeren van stedelijke vervoerssystemen voor passagiers en goederen (bijvoorbeeld stadsdistributie, light-rail).
asboulevard, Door de realisatie van de ma ofdstad” van kan Venlo haar status als “ho io daadwerkelijk Noord-Limburg en de eurreg vormgeven. Serge van Dellen, gemeente Venlo
3.3.1 Verwezenlijking van de doelstellingen en voortgangsanalyse
3.3 Prioriteit 3 ‘Stedelijke dimensie’ Hoofddoelstelling van prioriteit 3 is het leveren van een bijdrage aan een veilige en aantrekkelijke woon- en werkomgeving voor alle bewoners van de GSB-steden2 in Zuid-Nederland. Deze prioriteit richt zich, naast het vergroten van de participatie van en leefbaarheid voor de stedelijke bewoners, ook op het stimuleren van economische activiteiten binnen wijken en steden. Activiteiten die binnen deze prioriteit kunnen worden gehonoreerd, zijn onder meer:
In 2012 is in prioriteit 3 de meeste activiteit geweest als het gaat om het beschikken van projecten. Begin 2012 was prioriteit 3 de prioriteit waar nog de meeste middelen beschikbaar waren. Het aantal beschikte projecten eind 2012 is 31 en er is nog een klein bedrag EFRO niet gecommitteerd. Voor de resterende middelen zijn inmiddels drie projecten door de Stuurgroep van een positief advies voorzien. De verwachting is dat deze projecten in het eerste kwartaal van 2013 beschikt zullen worden. Hiermee zijn alle middelen binnen prioriteit 3 gecommitteerd.
• Het stimuleren van de combinatie wonen en werken in wijken door bijvoorbeeld de ontwikkeling van ICT-concepten, nieuwe vormen van huisvesting en broedplaatsmilieus. • Het creëren van stedelijke topmilieus door de ontwikkeling van kennisinfrastructuur, (cultuur) historische ‘eigenheid’ van de stad en uitbouw van het pakket culturele voorzieningen. • Het verbeteren van de kwaliteit van werklocaties door herontwikkeling van bedrijfsgebouwen, bijdragen aan het opzetten van parkmanagement en investeringen in de openbare ruimte. Tabel 3.9 Financieel overzicht prioriteit 3 Aantal projecten
Prioriteit 3 Attractieve steden 2 Steden
52
31
TSK (€)
EFRO (€)
Rijk (€)
Provincies (€)
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Begroot t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Doelstelling totale programma periode
38.428.914
33.217.000
40.202.000
5.402.825
10.580.000
114.222.830
binnen prioriteit 3 zijn: Breda, Tilburg, ’s-Hertogenbosch,
Eindhoven, Helmond, Venlo, Sittard-Geleen, Maastricht, Heerlen
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
2.262.576
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Diversiteit In de verdeling van de financiering in prioriteit 3 is opvallend dat de ‘Overige overheid’ bijna twee keer zoveel investeert als vooraf voorzien. De overige cofinanciers lopen hierbij achter. Dit is met name ingegeven door het type projecten binnen deze prioriteit. In de uitvoering is gebleken dat de projecten vooral gericht zijn op de binnenstedelijke problematiek. De projecten typeren zich vooral door het revitaliseren en restaureren van binnensteden en het stimuleren van ondernemerschap op wijkniveau. In drie projecten is ook een private bijdrage gerealiseerd, terwijl dit niet was verwacht. Het interventiepercentage in prioriteit 3 is 33,64%, hetgeen onder de beoogde 40% ligt, maar is wel hoger dan in de andere prioriteiten.
Deze zeven projecten zijn ook conform begroting vastgesteld. Het vastgestelde bedrag is 7.061.167 euro, de vrijval is minimaal, namelijk 52.046 euro. Ook hier zegt dit niet zoveel, gezien het geringe aantal projecten dat is vastgesteld. Een voorbeeld van een vastgesteld project is ‘Buurteconomie Heuvel’ van de gemeente Breda. Dit is tevens het enige project dat vrijval laat zien. De verwachting is dat de vrijval binnen deze prioriteit minimaal zal zijn. Dit komt enerzijds door de aard van de projecten en anderzijds door de systematiek van de prioriteit. Immers, de steden hebben vooraf de middelen toebedeeld aan een aantal projecten. Deze projecten worden sowieso gerealiseerd en laten zelfs een overrealisatie zien. De EFRO-financiering maakt hierbij onderdeel uit van een grotere gebiedsontwikkeling in het binnenstedelijk milieu.
Figuur 3.11 Verdeling financiers prioriteit 3 Figuur 3.12 Voortgang prioriteit 3 EFRO (x mln) EFRO
38,4 mln
Rijk
5,4 mln
Provincies
2,3 mln
Overig Publiek Privaat
67,8 mln 0,3 mln
40 30 40
Verdeling investeringen De EFRO-financiering is in prioriteit 3 via een convenant verdeeld. Hierdoor hebben de steden ieder een eigen deel EFRO-middelen ter beschikking. De EFRO-bijdrage is ook middels deze verdeling ingezet. Elke stad heeft zijn eigen projecten. In prioriteit 3 heerst hetzelfde beeld als in prioriteit 2. De realisaties van de projecten lopen achter bij de projectplanningen. Binnen prioriteit 3 is dit zelfs 44,71% en daarmee hoger dan bij de andere prioriteiten. Oorzaak is dat binnen deze prioriteit de doorlooptijd van projecten gemiddeld langer is (overigens niet exclusief voor prioriteit 3, ook voor prioriteit 2, maar minder frequent). Dit betekent dat projecten doorlopen tot eind 2013 of nog langer. Bij vertraging van deze projecten zou mogelijke vrijval niet meer ingezet kunnen worden voor nieuwe projecten. Stimulus probeert de projecten zo goed mogelijk te monitoren, waardoor mogelijke problemen vroegtijdig worden gesignaleerd. Eind 2012 zijn zeven projecten binnen prioriteit 3 vastgesteld. Overig overheid (€)
Privaat (€)
Doelstelling totale programma periode
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
Gecommitteerd t/m 31-12-2012
11.673.000
67.840.019
Doelstelling totale programma periode 36.598.000
288.496
Doelstelling totale programma periode 0
10 0 Beschikt
Gerealiseerd
Vastgesteld
Voortgang en realisatie Net als in prioriteit 2 lopen de realisaties van de projecten in prioriteit 3 achter bij de projectplanningen. Wat verder opvalt binnen deze prioriteit is de doorlooptijd van projecten. De doorlooptijd is gemiddeld lang (overigens niet exclusief voor prioriteit 3, ook voor prioriteit 2, maar minder frequent). Dat betekent dat projecten doorlopen tot eind 2013 of nog langer. Bij vertraging van deze projecten zou mogelijke vrijval niet meer ingezet kunnen worden voor nieuwe projecten. Stimulus probeert de projecten zo goed mogelijk te monitoren, waardoor mogelijke problemen vroegtijdig worden gesignaleerd. Eind 2011 is ongeveer 37,5% gerealiseerd. Dit blijft, net als bij prioriteit 2, een aandachtspunt voor Stimulus Programmamanagement. De verwachting is wel dat in 2013 twaalf projecten een eindrapportage zullen indienen, waarvan acht projecten met als einddatum 31 december 2013. Op dit moment zijn er geen projecten met een eindrapportage in behandeling. De uitputting loopt sneller dan bij de start van OP-Zuid werd verwacht, maar minder snel dan bijvoorbeeld in prioriteit 1. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat steden projecten van meer innovatieve aard eerder
53
3 indienen onder prioriteit 1 of projecten voor verbetering van bedrijventerreinen of bedrijfslocaties indienen binnen prioriteit 2. Deze projecten hadden ook in prioriteit 3 ingediend kunnen worden, maar daar is niet voor gekozen. Zoals gesteld, toont figuur 3.13 aan dat de projecten afrekenen conform begroting. Figuur 3.13 Realisaties indicatoren prioriteit 3 (x mln) 25 20 15 10 5
Tabel 3.10 Realisaties indicatoren prioriteit 3 Indicator
Doel programma 6
50
Aantal projecten gericht op participatie leefbaarheid of sociale activering
7
40
Aantal hectare bedrijfslocatie gemoderniseerd
-
36
Aantal gerenoveerde of nieuwe stedelijke voorzieningen
12
48
Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)
135
220
Beschikt Vastgesteld
0 Kosten
EFRO
Indicatoren Binnen prioriteit 3 is de economische focus van de activiteiten kleiner. De projecten in prioriteit 3 zijn vooral gericht op het aanpakken van binnenstedelijke probleemgebieden en het activeren van mensen in stedelijke gebieden. Dit is ook terug te zien in de indicatoren, waarbij de indicator ‘Aantal bruto gecreëerde arbeidsplaatsen (in fte)’ het beste loopt. Deze indicator is als enige al gehaald. De overige indicatoren zijn licht gestegen ten opzichte van 2011. Wat betreft de realisaties blijven de indicatoren in prioriteit 3 achter. Ook de committeringen zijn wat dat betreft niet hoog. De verwachting is dat de uiteindelijke doelstellingen in deze prioriteit niet gehaald zullen worden. Dit heeft enerzijds te maken met de definities van de indicatoren en anderzijds met de omvang van de projecten. Immers, de projecten kunnen op de meeste indicatoren maar 1 of 0 scoren en de aantallen die hierbij voorzien zijn, zijn met de budgetten niet haalbaar. De kwantitatief te scoren indicatoren zullen wel gehaald worden.
Uit het bovenstaande blijkt dat de voortgang van prioriteit 3 wat betreft de financiële committering verloopt conform planning, maar ook in deze prioriteit lopen de realisaties achter. De resultaten binnen prioriteit 3 tonen gelijkenis met de resultaten van prioriteit 2.
3.3.2 Geconstateerde uitvoeringsproblemen en gekozen oplossingsmaatregelen
In deze prioriteit zijn bij het project ‘De Karosseer’ vragen gesteld vanuit de Europese Commissie. In Hoofdstuk 2 wordt hierop al een toelichtinggegeven. Eind 2012 is de oplossing voor dit probleem nog niet gegeven en heeft het Comité van Toezicht nog geen oplossingsmaatregelen hoeven nemen om de prioriteit bij te stellen. De verwachting is dat in het eerste kwartaal van 2013 een oplossing komt voor deze casus. Eind 2012 heeft de beheersautoriteit als voorzorgsmaatregel het project buiten de betaalaanvraag gelaten.
Zonder deze financiering zouden we de gewenste openbare ruimte niet tot stand kunnen brengen. Danielle Dictus, gemeente Breda
54
Realisatie
Aantal projecten gericht op ondernemerschap, stads-/ wijkeconomie
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Maasboulevard: publieke ruimte Prioriteit: 3 Projectaanvrager: Gemeente Venlo Beschrijving van het project: Het project Maasboulevard is de belangrijkste stadvernieuwingsoperatie geweest in Venlo van de afgelopen decennia. Wezenlijk onderdeel van dit project is de herinrichting van de openbare ruimte. Alhoewel herinrichting niet echt de lading dekt; eerder is sprake van een volledig nieuwe visie op het functioneren van het openbaar gebied, in het bijzonder in relatie tot de Maas. Middels realisatie van de Maasboulevard is er sprake van
Regio: Limburg Subsidie EFRO: € 3.847.331 Totale projectkosten: € 10.654.276 de start van een geheel nieuw Maasfront voor Venlo. De impact van het project – en dat is reeds in 2012 zo ervaren – is een totaal nieuwe belevingswaarde van de openbare ruimte in een gebied dat enerzijds bij de binnenstad behoort en anderzijds onderdeel is van het Maasfront. Dat betekent nieuwe bezoekersstromen op het gebied van winkelen, recreëren, flaneren en theaterbezoek.
40 Titel Hoofdstuk EFRO/CF-programma’s: grote projecten
In het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 zijn in het verslagjaar 2012 geen grote projecten beschikt en/of gestart.
56
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
benen maar We staan uiteraard op eigen ect zijn we als gevolg van dit subsidieproj op basis van diverse projecten aangegaan zowel met het nieuwe DLM-systeem M-klanten de aftermarket als met OE in de wereldwijd. Inmiddels is er Europe A ZD samenwerking met MA raagd. een Eurostars subsidie aangev Bas ten Broeke, Prins Autogassystemen
TechNet HiRes Tracking
Prins Autogassysteem Prioriteit: 1, MKB-subsidie Innovatieprojecten Projectaanvrager: Prins Autogassystemen BV Beschrijving van het project: De ontwikkeling van een systeem dat de toepassing van LPG in directe injectiemotoren mogelijk maakt. Dit betekent een grote doorbraak en plaatst
Regio: Noord-Brabant Subsidie EFRO: € 498.649 Totale projectkosten: € 2.141.043
de huidige stand van de LPG-techniek op een aanzienlijk hoger plan.
50 Titel Hoofdstuk Technische Bijstand
Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op het gebruik van ‘Technische Bijstand’ in het verslagjaar 2012. De werkzaamheden in 2012 zijn zeer divers en intensief geweest. De laatste projecten zijn gecommitteerd, maar daarnaast moesten de vele projecten die inmiddels gecommitteerd waren beheerd worden. Dit betekent dat voor die projecten administratieve controles en controles ter plaatse verricht dienden te worden. Daarnaast is een groot gedeelte van de capaciteit nodig geweest voor het begeleiden en opvolgen van de eigen controles en de controles van de auditautoriteit. Hierdoor zijn de administratieve lasten duidelijk gestegen ten opzichte van de programmaperiode 2000-2006. In de context van verzwaarde financiële controle op programma en projecten, is het project Technische Bijstand in 2011 aangepast. De aanpassing is ingrijpend, mede gegeven het feit dat naast de nieuwe taken, voortvloeiend uit de verzwaarde controlesystematiek, de totale omvang van het programma (totale subsidiabele kosten) 44% hoger zullen uitvallen dan bij aanvang was geraamd (660 miljoen euro in plaats van 457 miljoen euro exclusief Technische Bijstand). De hoofddoelstelling van prioriteit 4 ‘Technische Bijstand’ is een succesvolle en adequate implementatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland
58
De aanvraag, behandeling en ook de afhandeling van de Europese subsidie is via OP-Zuid laagdrempelig en voorspoed ig verlopen. Bart Vierhout, Thomas Regout Internation al BV
2007-2013. Technische Bijstand valt als afzonderlijk project onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit, zijnde de provincie Noord-Brabant. Het dagelijkse management van het programma wordt uitgevoerd door Stimulus Programmamanagement. In aanvulling op het programmamanagement zijn er in de drie provincies van Zuid-Nederland provinciale steunpunten ingesteld. Deze steunpunten geven mede
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
uitvoering aan het programma. Daarbij brengen ze specifieke regionale kennis in en zorgen zij ervoor dat potentiële deelnemers aan het programma een contactpunt hebben in hun directe nabijheid. Stimulus Programmamanagement legt verantwoording af aan de beheersautoriteit. Uit de Technische Bijstand wordt de organisatiestructuur van het programma gefinancierd. Ook de activiteiten op het gebied van communicatie, toezicht en evaluatie maken deel uit van de Technische Bijstand. In lijn met artikel 46, lid 1a, van Verordening (EG) Nr. 1083/2006 is 4%, dat wil zeggen circa 14,8 miljoen euro, van het totale budget van dit programma gereserveerd voor de prioriteit Technische Bijstand. Technische Bijstand betreft de gehele programmaperiode 2007-2013, met een uitloop van twee jaar voor uitvoering en afwikkeling. Daarmee is de totale periode waarop Technische Bijstand betrekking heeft van 2007 tot 2015 in totaal negen jaar. Per jaar is gemiddeld 1,6 miljoen euro beschikbaar. De activiteiten in het kader van deze prioriteit staan in dienst van de implementatie van het OP-Zuid. In de eerste plaats gaat het daarbij om de personele bezetting van het programma, namelijk: • Bemensing van Stimulus Programmamanagement, als uitvoeringsorgaan namens de beheersautoriteit van het programma. • Bemensing van de provinciale steunpunten die in samenspraak met Stimulus Programmamanagement in de provincies de uitvoering van het programma versterken. • Eventuele inschakeling van specialistische externe expertise of ondersteuning. In hoofdlijnen vallen de volgende aspecten van de uitvoering en organisatie van het programma onder deze prioriteit: • Ondersteuning van de beheersautoriteit, de Stuurgroepen en het Comité van Toezicht. • Activiteiten gericht op projectontwikkeling. • Activiteiten op het gebied van marketing en communicatie. • Financieel beheer en administratie van het programmabudget. • Controle en toezicht op de projecten. • Monitoring en evaluatie van de voortgang en realisatie van het programma. In voorgaande jaren was reeds geconcludeerd dat Stimulus Programmamanagement als uitvoerder van de Technische Bijstand in toenemende mate capaciteitskrapte blijkt te hebben betreffende expertise
op het gebied van financiële en rechtmatigheidscontrole. Dit als gevolg van het steeds zwaardere accent op deze aspecten in het kader van regelgeving. De capaciteit is inmiddels uitgebreid. Echter, deze capaciteit wordt grotendeels ingezet voor de begeleiding van de verplichte controles van de auditautoriteit en veel minder voor de uitvoering van de kerntaak van Stimulus Programmamanagement, te weten het adviseren, controleren en beoordelen van projectaanvragen en lopende projecten op rechtmatigheidsaspecten teneinde een doeltreffend en succesvol programma te realiseren. Waar de nadruk veel op rechtmatigheid ligt, is de verhouding tussen rechtmatigheid, doelmatigheid, doeltreffendheid en aanvaardbaarheid uit balans geraakt. Dit vertaalt zichin de gerealiseerde kosten die ten laste komen van Technische Bijstand. De uiteindelijke programmaomvang OP-Zuid (raming totale subsidiabele kosten) zal op basis van de huidige stand van beschikkingen 44% hoger uitvallen, namelijk op een niveau van 660 miljoen euro in plaats van 457 miljoen euro (exclusief Technische Bijstand). Dit resultaat, met een te verwachten extra grote hefboomfunctie, mag uiteraard als een groot succes worden gezien. De beheerstaak is evenwel ook groter. De omvang Technische Bijstand moet derhalve worden aangepast. Begroot wordt een uiteindelijk benodigd budget Technische Bijstand van 21,17 miljoen euro. De overhead zal daarmee 3,4% van de uiteindelijke programmaomvang bedragen, praktisch gelijk aan het oorspronkelijke overheadpercentage en ruim onder de maximaal toegestane EFRO-limiet van 4%. Het aantal projectbeschikkingen OP-Zuid is fors vooruitgelopen op de prognoses. Het programma was eind 2009 al voor de helft en inmiddels eind 2012 voor 99% gerealiseerd. De personeelssamenstelling Technische Bijstand (Stimulus) dient mee te bewegen met de fases van het programma. De ontwikkelingsfase is veel vroeger dan verwacht omgeslagen naar de fases van voortgangs- en eindcontrole. Het accent in de personeelsbezetting op programmamanagement is daarom al vanaf 2008/2009 geleidelijk verlegd naar financieel beheer. De arbeidsintensieve beheerstaak projectcontroles ter plaatse dient in de begroting Technische Bijstand te worden meegenomen. Begroot is de controle van 437 projecten (de projecten in het kader van de MKB-subsidies worden gezien hun geringe omvang anders gecontroleerd). In 2009 en 2010 hebben de werkzaamheden als gevolg van de tijdelijke sluiting en daaropvolgende heropening van het OP-Zuid extra capaciteit Technische Bijstand gekost. Ook dit effect dient in de meerjarenbegroting Technische Bijstand te worden verwerkt. In 2011 is een
59
5 aangepaste begroting en voorstel voor het project ‘Technische Bijstand’ aan het Comité van ‘Toezicht’ voorgelegd en goedgekeurd. In de eerste plaats worden maatregelen getroffen ter verbetering van de efficiency. Een deel van de toename in omvang van de beheerstaak wordt opgevangen door verschuiving van een deel van de capaciteit programmamanagement naar financiële advisering en beheer. In 2007 is begonnen met 5,5 fte programmamanagement. Eind 2010 was nog sprake van 3,8 fte programmamanagement. Deze capaciteit moet in 2014 afgenomen zijn tot 2. De vrijvallende formatie wordt ingezet voor financiële advisering. Hierdoor behoeft voor de uitvoering van extra taken in het kader van de financiële controle en voor het beheer van een groter programmavolume minder extra externe inhuur plaats te vinden. In 2012 heeft de door de Europese Commissie opgelegde betaalstop (zie paragraaf 2.3) veel tijd gekost. Verder kenmerkte het jaar 2012 zich met name in uitvoeringstaken op het gebied van het begeleiden van de auditautoriteit controles om zodoende het materialiteits percentage onder de 2 te houden. Daarnaast zijn er, zoals in Hoofdstuk 2 al geconcludeerd, relatief meer eind controles geweest dan in voorgaande jaren. In 2012 is er ook een afname geweest van de capaciteit van Stimulus Programmamangement zoals voorzien in het voorstel Technische Bijstand 2011.
erg tevreden met Over het algemeen zijn we ovaties en maken OP-Zuid. Zij stimuleren inn mogelijk die anders kansen voor de MKB-er nnen komen. Als enige nooit tot stand zouden ku OP-Zuid erg streng opmerking vinden wij dat les omgaat. met rapportages en contro Peter Leerkamp, Ft Innovations
5.1 Automatisering De beheersautoriteit c.q. Stimulus Programma management is verantwoordelijk voor het bouwen van een beheersysteem voor het programma. Het uitgangspunt van het beheersysteem is een ‘zo veel mogelijk’ papierloos programma. Dit geldt voor zowel aanvragers als voor Stimulus Programmamanagement. De aanvragers/subsidieontvangers hebben direct toegang tot het beheersysteem via een webportal. Het digitaal beheersysteem van OP-Zuid levert alle benodigde projectgegevens aan in het centrale monitoringsysteem, tezamen met de drie andere EFRO-programma’s in Nederland, voor een centrale doorlevering aan de Europese Commissie. In 2009 is het beheersysteem operationeel geworden, inclusief de webportal. Aangezien het een ERP-pakket is, wordt zowel de projectadministratie als de financiële administratie via dit systeem gevoerd. Dit houdt in dat de voortgangsrapportages digitaal worden ingelezen in het beheersysteem en na controle doorgezonden worden naar de financiële administratie en de MSF (Monitor Structuurfondsen). Tevens worden alle onregelmatigheden en correcties in het systeem bijgehouden. In 2011 is het systeem geëvalueerd en is Stimulus Programmamanagement gestart met het aanbrengen van verbeteringen. Het systeem is in zijn geheel aan een make-over onderworpen. Hiervoor is door een interne werkgroep input geleverd en zijn de aanpassingen door middel van externe expertise doorgevoerd. Daarnaast is ook de webportal verbeterd. Het is de bedoeling dat uiteindelijk alle aanvragen, wijzigingsverzoeken en overige correspondentie met de aanvragers via de webportal gaan verlopen. Begin 2012 is het gewijzigde systeem operationeel geworden. De eerste aanpassing van de webkoppeling betekent dat vanaf 2012 de wijzigingsverzoeken via de webkoppeling kunnen worden ingediend, alsmede dat bijlagen bij de voortgangsrapportages kunnen worden geüpload. De doelstelling van de aanpassingen van het systeem is het efficiënter en klantvriendelijker te maken. Het systeem moet immers robuust en toekomstvast zijn. In 2012 blijkt dat het via de webportal indienen van de voortgangsrapportages goed werkt. Door middel van het beheersysteem zijn in 2012 de betaalaanvragen verzonden naar de MSF. Deze zijn goedgekeurd door de certificeringsautoriteit en via SFC (SFC2007=Systeem voor het beheer van fondsen in de Europese Gemeenschap 2007-2013) ingediend bij de Europese Commissie.
60
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Herontwikkeling TechNet HiRes Tracking en inrichting stationsgebied Breda-Noord Prioriteit: Prioriteit: 31, Innovatieregeling Projectaanvrager: samenwerkingsmodule Gemeente Breda Projectaanvrager: TechNet Business Development Group
Beschrijving van het project: Herinrichten van infrastructuur nabij het nieuwe station Breda ter bevordering van de bereikbaarheid en een aantrekkelijke openbare ruimte. Hiermee wordt het een gebied waar je kunt wonen, werken, ondernemen, shoppen, loungen en ontmoeten. Het projectgebied is als geheel innovatief door de combinatie van nieuwe openbaar vervoersvormen waarin bovengenoemde functies geïntegreerd worden, de ontwikkeling van een
Regio: Noord-Brabant Zuidoost Subsidie EFRO: € 1.500.000 232.650 930.602 Totale projectkosten: € 8.741.200 uniek binnenstedelijk groen spoorlandschap en de inzet op een grensoverschrijdend netwerk met internationaal karakter. Daarom zijn hoge kwaliteit, allure en duurzaamheid vanzelfsprekend. Het resultaat is een nieuw, maar authentiek gemengd stedelijk gebied gericht op het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid, nieuwe woonvormen, innovatieve culturele activiteiten, leisure-ondernemingen en kennisinstellingen.
60 Titel Hoofdstuk Voorlichting en publiciteit
In 2012 is gewerkt aan communicatieactiviteiten die zijn afgeleid uit het communicatieplan OP-Zuid. Dat plan is conform artikel 2, lid 1 (EG) Nr. 1828/2006 in 2007 opgesteld door de beheersautoriteit, de provincie Noord-Brabant. Het plan beschrijft op hoofdlijnen het communicatiebeleid rond het OP-Zuid voor de gehele programmaperiode. Om dit beleid te concretiseren tot uitvoeringswerkzaamheden wordt jaarlijks een plan opgesteld met de communicatieactiviteiten voor dat jaar. In dat jaarplan wordt onderscheid gemaakt tussen externe en interne communicatie. Ook voor 2012 is zo’n plan gemaakt. Aan het eind van het jaar zijn de uitgevoerde communicatieactiviteiten geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie zijn meegenomen in de opzet van het jaarplan voor 2013. Conform artikel 4 (EG) Nr. 1828/2006 verschaft dit hoofdstuk informatie over het communicatieplan en de stand van de uitvoering ervan in het verslagjaar 2012, de uitgevoerde publiciteits- en voorlichtingsmaatregelen, en de gebruikte communicatiemiddelen. In 2012 werd communicatie ingezet voor het verspreiden van informatie over het programma en de projectadministratie en het presenteren van projecten en resultaten.
62
Door het OP-Zuid progra mma heeft het project een grote stap voo rwaarts kunnen zetten. Hierdoor krijgen we opnieuw financiële ondersteuning vanuit de sec tor van blinden en slechtzienden en is bij and ere (potentiële) financiers, overheden en ver zekeringsmaatschappijen ook het vertrouwen toegen omen in de positieve toekomst van het I-Cane systeem. Hans Slijp, I-Cane Social Technology BV
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
6.1 Externe communicatie 6.1.1 Communicatievoorwaarden
Algemeen Aan de Dag van Europa is aandacht besteed door de Europese vlag uit te hangen in de week van 9 mei en door het plaatsen van een nieuwsbericht op de website van OP-Zuid, waarbij de week van Europa werd gekoppeld aan de Europa Kijkdagen (zie paragraaf 6.1.5). Projectuitvoerders Bij aanvang van een project worden aan project uitvoerders instructies toegestuurd over het gebruik van logo’s en de communicatie over de toekenning van EFRO-middelen. Deze instructies zijn, net als de benodigde logo’s, te downloaden van de website van OP-Zuid. Verder worden ook tijdens voortgangs gesprekken de communicatie-uitingen rondom een project besproken. Projectuitvoerders/begunstigden worden bovendien zowel telefonisch als per e-mail begeleid bij het nakomen van de communicatie voorwaarden.
6.1.2 Website OP-Zuid
Informatie op de website www.op-zuid.nl wordt voortdurend geactualiseerd. In een totaaloverzicht worden de begunstigden, de namen van de projecten en de daarvoor uitgetrokken bedragen aan overheidsgelden vermeld. Zie hiervoor http://www.op-zuid.nl/images/stories/totaaloverzicht_ goedgekeurde_projecten.pdf.
ect rijgt een proj k n eu st e es e op Door de Eur rmee intern en op ander aa w us at extra st aangeboord iële bronnen nc na fi , en k ek pl en. kunnen word ijk, Lia Oosterw imburgs Landschap L et h Stichting
In 2012 bezochten per maand gemiddeld 3.380 bezoekers de site, dat is een stijging van 21% ten opzichte van 2011. Pagina’s die veel werden bezocht waren de homepage, de contactinformatie, de downloads en de nieuwsberichten.
6.1.3 Website Europa om de hoek
De website www.europaomdehoek.nl is het resultaat van een nauwe samenwerking tussen de Vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Nederland, de uitvoerings organisaties van de EFRO-programma’s in Nederland, het ministerie van EZ en het Agentschap SZW. Het doel van de website is de transparantie en de kennis over de besteding van Europees geld te vergroten, om zowel mensen die beroepsmatig met Europa bezig zijn als het grote publiek een beter inzicht te geven in het concrete nut van de EU voor Nederland. De doelgroep bestaat uit (potentiële) projectuitvoerders, journalisten, betrokken ambtenaren en bestuurders, en het brede publiek. Bestuurders en politici kunnen de website gebruiken om te rapporteren waar zij Europees en Nederlands belastinggeld aan hebben besteed. Ondernemers vinden op de website voorbeeldprojecten in hun zoektocht naar subsidies, scholen treffen er de informatie aan die zij zoeken voor bijvoorbeeld een excursie, en kritische burgers zien de concrete gevolgen van Europese samenwerking. Op de site wordt op laagdrempelige wijze informatie over projecten gegeven. De projecten worden gepresenteerd op een kaart van Nederland, waarbij gebruik wordt gemaakt van de technologie van Google Maps. Voor het actualiseren van de informatie over projecten is een koppeling gemaakt met het MSF-systeem. Regelmatig vindt overleg plaats tussen de betrokken partijen over updates en verbeteringen van de website. OP-Zuid zorgt ervoor dat de informatie over projecten in Zuid-Nederland actueel is en dat nieuwsberichten uit de regio op de website worden geplaatst. Over promotie van de website hebben de betrokken partijen afspraken gemaakt. OP-Zuid heeft een link naar www.europaomdehoek.nl geplaatst op de homepage van de website van OP-Zuid en verwijst daarnaast waar mogelijk naar de website in andere communicatieuitingen. De website is in 2012 ingezet als centraal communicatie kanaal voor de Europa Kijkdagen (zie paragraaf 6.1.5).
63
6 6.1.4 Regiostars
In 2012 nam OP-Zuid deel aan de verkiezingen voor de Regiostars Award 2013. De Europese Commissie organiseert elk jaar deze verkiezingen voor de meest innovatieve regionale projecten. OP-Zuid diende in vier categorieën een project in: • Smart growth: Catalyst Technology & Business Incubator • Sustainable growth: The durable brush • Inclusive growth: Social Innovation Scheme for SME’s • Citystar: Maankwartier Heerlen Helaas behaalden deze projecten niet de finale.
6.1.5 Europa Kijkdagen
Op 11 en 12 mei organiseerde OP-Zuid de Europa Kijkdagen. Deze open dagen bij projecten die Europese subsidie ontvangen, vonden plaats in dezelfde week dat de oprichting van de Europese Unie op 9 mei 1950 werd gevierd. Het thema van de Europa Kijkdagen was ‘Europa om de hoek’. De Kijkdagen zijn inmiddels uitgegroeid tot een landelijk evenement. In heel Nederland stelden Europees gefinancierde projecten hun deuren open voor het publiek. Daarmee verschaften de projecten bezoekers een beeld van hoe de EU samenwerkt met de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen aan de versterking van de economie. In totaal hebben 114 projecten deelgenomen aan de Europa Kijkdagen, verspreid over het land. In 2011 waren dat er nog 96. Dit jaar is het Europees Visserij Fonds voor het eerst aangehaakt bij de Kijkdagen. Het Interregprogramma Euregio Maas-Rijn daarentegen had geen deelnemende projecten dit jaar. In totaal trokken de projecten 11.740 bezoekers, tegen 11.620 bezoekers vorig jaar. 26 OP-Zuid projecten, verdeeld over Zuid-Nederland, openden hun deuren. Enthousiaste medewerking van de projecten, een groot aantal bezoekers en een uitgebreide publiciteitscampagne maakten de dag tot een succes. In totaal hebben zo’n 1.300 mensen de projecten bezocht. Bij alle deelnemende projecten wapperde de Europese vlag. Daarnaast werd als promotiemateriaal gebruik gemaakt van posters en flyers over de Europa Kijkdagen. Voor kinderen waren Europese ‘paspoortjes’ beschikbaar met laagdrempelige informatie over de EU-landen. Veel projecten organiseerden een speciaal programma voor de Kijkdagen. De website www.europaomdehoek.nl kreeg een speciale landingspagina, waar meer informatie over de Kijkdagen en de deelnemende projecten te vinden was. Een banner en een widget zorgden ervoor dat deelnemers, partnerorganisaties, VVV’s, provincies,
64
gemeenten etc. op hun eigen website konden verwijzen naar het evenement. Op Google kregen de Europa Kijkdagen 30.800 hits. Dat is ruim het dubbele van het aantal hits van vorig jaar (15.000 in 2011). De website www.europaomdehoek.nl zelf telde in de periode voorafgaand aan de Kijkdagen maar liefst 13.543 unieke bezoekers. In 2011 waren dit er 10.500. Duidelijk is dus dat de website aanmerkelijk beter werd gevonden dan vorig jaar. De bottom-up aanpak van de communicatie bleek succesvol. Projecten benaderden hun eigen netwerk via websites, nieuwsbrieven, social media etc. Uit de evaluatie blijkt dat, net als vorig jaar, die projecten die zelf een programma hebben georganiseerd en actief hun netwerken hebben benaderd het meest succesvol waren. De bezoekersaantallen liepen sterk uiteen per project. Er waren projecten met slechts twee bezoekers en ook projecten die meer dan 1.000 bezoekers trokken. Laagdrempelige projecten met een ‘toeristische waarde’ bleken de grotere publiekstrekkers te zijn. Het waren de projecten waar echt iets te zien of te doen was. Een voorbeeld daarvan is het Natuurmuseum Brabant dat tijdens de Kijkdagen gratis toegankelijk was. Het feit dat sommige projecten erg weinig bezoekers trokken, is terug te voeren op twee redenen. De eerste is dat sommige van deze projecten te specialistisch waren en daardoor niet vanzelf door een groter publiek werden gevonden. De tweede reden is dat sommige projecten te weinig moeite hebben gedaan hun eigen netwerk te interesseren. Projecten die van zichzelf geen ‘toeristische waarde’ hebben, moeten meer moeite doen om publiek te trekken. Als het project deze inspanningen pleegde, bleek dit direct invloed te hebben op de bezoekersaantallen. Om het innovatieve karakter van de projecten naar voren te brengen, is de projecten in de voorbereiding expliciet gevraagd hier aandacht aan te besteden. Dit hebben de meeste projecten ook gedaan. De puur innovatieve projecten moesten meer moeite doen om bezoekers te trekken. Zij werden niet als vanzelf gevonden, zoals laagdrempelige projecten als een museum of winkelstraat. Opvallend is dat in het weekend van de Kijkdagen de ‘Europese Kijkdagen’ vaak zijn genoemd in de media. Er zijn in totaal 28 krantenartikelen gepubliceerd, twee daarvan in een landelijke krant (Volkskrant & Telegraaf ) en de rest in regionale dagbladen. In vergelijking met de zestien berichten waarin vorig jaar aandacht werd besteed aan de Kijkdagen is dit een flinke toename. Dit jaar was het voor het eerst dat de Kijkdagen landelijke kranten haalden. Dat het persbericht
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
door het ANP is opgepakt, heeft de persaandacht een flinke boost gegeven. Verder zijn er 95 online nieuwsberichten verschenen. Op sociale netwerken, zoals facebook, werd er wat minder over ‘gepraat’: 39 berichten. Via twitter zijn er 227 tweets verstuurd. De Europa Kijkdagen werden georganiseerd door het coördinatiepunt Structuurfondsen van EZ, de Nederlandse vertegenwoordiging van de Europese Commissie, OP-Zuid, Kansen voor West, Go OostNederland, SNN, Interreg Twee Zeeën, Interreg Vlaanderen Nederland, Interreg Duitsland-Nederland en het Europees Visserijfonds. In 2013 zullen de Europa Kijkdagen opnieuw worden georganiseerd, waarbij wordt gestreefd naar een uitbreiding van het aantal deelnemende Europese subsidieprogramma’s.
6.1.6 Stimulus on the road
In november 2010 organiseerde Stimulus Programma management voor het eerst ‘Stimulus on the road’bijeenkomsten met als doel het informeren van begunstigden over de vereisten voor de OP-Zuid-subsidie en het versterken van het imago van Stimulus, met name op het gebied van klantvriendelijkheid. De bijeenkomsten waren succesvol en resulteerden in een FAQ-lijst op de OP-Zuid-website. Sindsdien worden jaarlijks ‘Stimulus on the road-bijeenkomsten’ georganiseerd. In het voorjaar van 2012 vonden drie bijeenkomsten plaats in Limburg, Zeeland en Oost-Brabant. In totaal meldden zich hiervoor 80 projectbegunstigden aan. Een vierde bijeenkomst in West-Brabant werd gecancelled omdat daar slechts zes aanmeldingen voor waren. Omdat bij steeds meer projecten het einde van de looptijd in zicht is, zijn in het najaar van 2012 nog twee extra ‘Stimulus on the road’-bijeenkomsten georganiseerd in Limburg en West-Brabant over het thema ‘Eindafrekening’. Hiervoor zijn specifiek projectbegunstigden uitgenodigd die binnen zes maanden hun eindafrekening moesten indienen. Voor deze bijeenkomsten meldden zich in totaal 74 projectbegunstigden aan.
6.1.7 Webportal
In 2012 heeft Stimulus Programmamanagement de nieuwe webportal verder ontwikkeld. Dit is het digitale loket voor aanvragers. Doelstelling is begunstigden beter te faciliteren bij het indienen en monitoren van hun voortgangsrapportages. In de vernieuwde webportal bestaat de mogelijkheid om digitaal documenten te uploaden, zodat deze niet meer separaat per e-mail of post verzonden hoeven te worden. Ook kunnen projectwijzigingen digitaal ingediend worden. Daarnaast is het voor begunstigden mogelijk om real-time informatie over ingediende en gecorrigeerde rapportages te monitoren. De vernieuwde webportal is een verdere stap in het digitaliseren van gegevensuitwisseling met en door begunstigden. Het doel is het verminderen van administratieve lasten en faciliteren bij projectuitvoering van begunstigden. Gelet op het belang van het e-cohesion-beleid, zal hieraan ook in de komende jaren blijvend aandacht besteed worden.
6.1.8 Deelname bijeenkomsten
Om de bekendheid met het OP-Zuid bij verschillende doelgroepen te vergroten, heeft Stimulus Programmamanagement deelgenomen aan relevante bijeenkomsten in Zuid-Nederland.
OP-Zuid heeft on s als MKB’er er g goed geholpen met fin ancië communicatieadviez le ondersteuning en en. Peter Leerkamp, Ft Innovations
65
6 6.1.9 Nieuwsbrief
OP-Zuid heeft een eigen digitale nieuwsbrief. De doelgroepen zijn ondernemers, intermediairs en bestuurlijke organisaties. In de nieuwsbrief ligt het accent op korte, informatieve berichten over projecten en relevante programma-informatie. In 2012 is de nieuwsbrief twee keer verschenen.
6.1.10 Perscontacten
Nadat projecten zijn beschikt, worden persberichten opgesteld met projectinformatie en een toelichting op het programma. Deze persberichten worden als nieuwsbericht op de website van OP-Zuid geplaatst en per e-mail verstuurd naar programmabetrokkenen en regionale media. Daarnaast wordt de pers uitgenodigd bij belangrijke nieuwswaardige activiteiten, zoals de Europa Kijkdagen. Van artikelen die over OP-Zuid in de media verschijnen, wordt een knipselkrant bijgehouden. Het officiële woordvoerderschap over OP-Zuid is belegd bij de beheersautoriteit.
6.1.11 Promotiemateriaal
Ter ondersteuning van de presentatie van OP-Zuid bij bijeenkomsten en beurzen worden naast de eerder ontwikkelde banner, brochure en overige schriftelijke informatie ook de EU-vlag en de standaard PowerPointpresentatie gebruikt. Op verzoek van programmapartners en project uitvoerders levert OP-Zuid promotiemateriaal voor bijeenkomsten die zij organiseren.
6.2 Interne communicatie 6.2.1 Teambuilding
Om teambuilding en samenwerking te bevorderen, heeft Stimulus in 2012 een teamdag georganiseerd voor haar medewerkers en de OP-Zuid-steunpunten bij de provincies.
6.2.2 Communicatie ROM’s/Syntens
Met de Regionale Ontwikkelings Maatschappijen (ROM’s) in het OP-Zuid-gebied (BOM, REWIN, LIOF en EIZ) en met Syntens zijn afspraken gemaakt over communicatie. Alle communicatie over het OP-Zuid-programma en de regelingen wordt door Stimulus Programmamanagement geïnitieerd. Communicatie-instrumenten worden door Stimulus ontwikkeld en vervolgens ter beschikking gesteld aan de ROM’s en Syntens.
66
Programmapartners, zoals de ROM’s en Syntens, maar ook de deelnemende provincies en steden, worden steeds als eerste geïnformeerd over ontwikkelingen met betrekking tot het programma.
6.2.3 Netwerkactiviteiten
Om kennis en ervaringen op het gebied van voorlichting en publiciteit met andere Europese structuurfonds programmasecretariaten uit te wisselen, heeft Stimulus Programmamanagement in 2012 deelgenomen aan het Communicatienetwerk Structuurfondsen. Initiatiefnemer en voorzitter is het coördinatiepunt Structuurfondsen van het ministerie van EZ. Deelnemers zijn vertegenwoordigers van het coördinatiepunt Structuurfondsen van EZ, de Nederlandse vertegen woordiging van de Europese Commissie, OP-Zuid, Kansen voor West, Go Oost-Nederland, SNN, Interreg Twee Zeeën, Interreg Vlaanderen Nederland, Interreg Duitsland-Nederland, Interreg Euregio Maas-Rijn, Ministerie IenM/Programma Noordzee, Ministerie IenM/Programma Noordwest-Europa, Ministerie IenM/Programma Interregionale Samenwerking, het Europees Visserijfonds en het Plattelands ontwikkelingprogramma. Behalve de mogelijkheid om kennis te delen en communicatiebeleid onderling af te stemmen, biedt het communicatienetwerk ook mogelijkheden voor samenwerking, bijvoorbeeld bij de totstandkoming van de website www.europaomdehoek.nl en de Europa Kijkdagen.
6.2.4 Inform
OP-Zuid is vertegenwoordigd in het Informatie & Communicatie Platform Inform. Het Inform Netwerk vormt een ontmoetingsplaats voor communicatie adviseurs, projectmanagers en anderen die betrokken zijn bij communiceren en informeren over het cohesiebeleid en het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Alle Europese lidstaten zijn vertegenwoordigd in het overleg, waarin onder andere wordt gesproken over huidige en toekomstige verordeningen op het gebied van communicatie.
6.2.5 Communicatie Comité van Toezicht
Voor elke vergadering van het Comité van Toezicht wordt een update gemaakt over communicatie om de leden van het comité te informeren over wat er gebeurt op het gebied van zowel interne als externe communicatie.
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
6.3 Doelstellingen en prioriteiten 2013 Aangezien het operationeel programma in 2013 in een vergevorderd stadium is, ligt de focus van de communicatie vooral op:
• De doelgroepen laten zien wat er met Europees geld in Zuid-Nederland gebeurt en wat de resultaten en effecten daarvan zijn. • Bij de doelgroepen een positief gevoel over Europa en meer betrokkenheid bij het programma bewerkstelligen. • Bij de doelgroepen de bereidheid laten ontstaan ook in de toekomst gebruik te maken van Europese subsidie. Daarnaast zal de communicatie zich in 2013 richten op het informeren van potentiële begunstigden over de gang van zaken met betrekking tot de heropening en de nieuwe tenderregeling.
6.3.1. Speerpunten
Voor 2013 is een aantal speerpunten bepaald voor de communicatie: • Innovatie. • Samenwerken. • Programmaperiode 2014-2020.
67
6
68
2 Bijlagen
69
Bijlage 1
Categorisering van de bijstand uit het Operationeel Programma Zuid-Nederland (EFRv
B1
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bijlage 1 Categorisering van de bijstand uit het Operationeel Programma Zuid-Nederland (EFRO) voor de periode 2007-2013 deel A conform art. 11 (EG) nr. 1828-2006 Table 1
Codes for the priority theme dimension
Code
Priority theme
Target OP-Zuid 1 (€)
Committed OP-Zuid 2012 (€)
Research and technological development (R&TD), innovation and entrepreneurship 1
R&TD activities in research centres
9.295.000
10.219.870
2
R&TD infrastructure
3.718.000
4.000.000 10.403.465
3
Technology transfer
9.295.000
4
Assistance to R&TD, particularly in SMEs
9.295.000
5.550.135
5
Advanced support services for firms and groups of firms
9.295.000
10.880.812
6
Assistance to SMEs for the promotion of environmentally-friendly
3.718.000
6.484.557
7
Investment in firms directly linked to research and innovation
9.295.000
9.754.677
8
Other investment in firms
3.718.000
8.381.013
9
Other measures in SMEs
3.718.000
7.964.956
-
-
Information society 10
Telephone infrastructures (including broadband networks)
11
Information and communication technologies
5.577.000
1.462.558
12
Information and communication technologies (TEN-ICT)
3.718.000
343.311
13
Services and applications for the citizen (e-learning, e-inclusion, etc.)
3.718.000
1.323.274
14
Services and applications for SMEs (e-commerce, etc.)
5.577.000
1.375.579
15
Other measures for use of ICT by SMEs
5.577.000
1.002.124
Transport 16
Railways
-
-
17
Railways (TEN-T)
-
-
18
Mobile rail assets
-
-
19
Mobile rail assets (TEN-T)
-
-
20
Motorways
-
-
21
Motorways (TEN-T)
-
-
22
National roads
-
-
23
Regional/local roads
-
-
24
Cycle tracks
-
-
25
Urban transport
-
-
26
Multimodal transport
-
-
27
Multimodal transport (TEN-T)
-
-
28
Intelligent transport systems
-
-
29
Airports
-
-
30
Ports
-
-
31
Inland waterways (regional and local)
-
-
32
Inland waterways (TEN-T)
-
-
Energy
1
33
Electricity
-
-
34
Electricity (TEN-E)
-
-
35
Natural gas
-
-
36
Natural gas (TEN-E)
-
-
37
Petroleum products
-
-
38
Petroleum products (TEN-E)
-
-
39
Renewable energy: wind
930.000
63.519
In het Operationeel Programma Zuid-Nederland zijn de earmarkings geselecteerd die voorzien zijn van een streefwaarde.
71
B1
Bijlage 1 Categorisering van de bijstand uit het Operationeel Programma Zuid-Nederland (EFRO) voor de periode 2007-2013 deel A conform art. 11 (EG) nr. 1828-2006 40
Renewable energy: solar
930.000
2.393.901
41
Renewable energy: biomass
929.000
1.052.719
42
Renewable energy: hydroelectric, geothermal and other
929.000
5.066.814
43
Energy efficiency, co-generation, energy management
5.577.000
550.889
Environmental protection and risk prevention 44
Management of household and industrial waste
-
-
45
Management and distribution of water (drink water)
-
-
46
Water treatment (waste water)
-
-
47
Air quality
-
-
48
Integrated prevention and pollution control
-
-
49
Mitigation and adaptation to climate change
-
-
50
Rehabilitation of industrial sites and contaminated land
-
-
51
Promotion of biodiversity and nature protection (including Natura 2000)
-
-
52
Promotion of clean urban transport
7.436.000
3.000.000
53
Risk prevention (prevent and manage natural and technological risks)
-
-
54
Other measures to preserve the environment and prevent risks
-
-
Tourism 55
Promotion of natural assets
-
-
56
Protection and development of natural heritage
-
-
57
Other assistance to improve tourist services
-
-
Culture 58
Protection and preservation of the cultural heritage
-
-
59
Development of cultural infrastructure
-
-
60
Other assistance to improve cultural services
-
-
55.770.000
63.609.399
Urban and rural regeneration 61
Integrated projects for urban and rural regeneration Increasing the adaptability of workers and firms, enterprises and entrepreneurs
62
Development of life-long learning systems and strategies in firms
-
-
63
Design and dissemination of innovative and more productive ways of organising work
-
-
64
Development of specific services for employment, training and support in connection with restructuring of sectors and firms and development of systems for anticipating economic changes and future requirements in terms of jobs and skills
-
-
Improving access to employment and sustainability
72
65
Modernisation and strengthening labour market institutions
-
-
66
Implementing active and preventive measures on the labour market
-
-
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
67
Measures encouraging active ageing and prolonging working lives
5.577.000
1.909.222
68
Support for self-employment and business start-up
5.577.000
9.512.925
69
Measures to improve access to employment
-
-
70
Specific action to increase migrants' participation in employment and thereby strengthen their social integration
-
-
3.718.000
-
Improving the social inclusion of less-favoured persons 71
Pathways to integration and re-entry into employment for disadvantaged people; combating discrimination in accessing and progressing in the labour market and promoting acceptance of diversity at the workplace Improving human capital
72
Design, introduction and implementation of reforms in education and training systems in order to develop employability, improving the labour market relevance of initial and vocational education and training, updating skills of training personnel with a view to innovation and a knowledge based economy
-
-
73
Measures to increase participation in education and training throughout the life-cycle, including through action to achieve a reduction in early school leaving, gender-based segregation of subjects and increased access to and quality of initial vocational and tertiary education and training
-
-
74
Developing human potential in the field of research and innovation, in particular through post-graduate studies and training of researchers, and networking activities between universities, research centres and businesses
5.577.000
5.569.674
Investment in social infrastructure 75
Education infrastructure
-
-
76
Health infrastructure
-
-
77
Childcare infrastructure
-
-
78
Housing infrastructures
-
-
79
Other social infrastructure
-
-
-
-
-
-
-
-
Mobilisation for reforms in the fields of employment and inclusion 80
Promoting partnerships, pacts and initiatives through the networking of relevant stakeholders Strengthening institutional capacity at national, regional and local level
81
Mechanisms for improving good policy and programme design, monitoring and evaluation at national, regional and local level, capacity building in the delivery of policies and programmes. Reduction of additional costs hindering the outermost regions development
82
Compensation of any additional costs due to Accessibility deficit and territorial fragmentation
73
B1
Bijlage 1 Categorisering van de bijstand uit het Operationeel Programma Zuid-Nederland (EFRO) voor de periode 2007-2013 deel A conform art. 11 (EG) nr. 1828-2006 83
Specific action addressed to compensate additional costs due to size market factors
-
-
84
Support to compensate additional costs due to climate conditions and relief difficulties
-
-
7.036.000
7.036.000
400.000
400.000
185.900.000
179.311.392
122.694.000
115.701.991
66%
64,5%
Technical assistance 85
Preparation, implementation, monitoring and inspection
86
Evaluation and studies; information and communication
Total
TOTAL EARMARKING: Percentage
Table 2
Codes for the form of finance dimension
Code
Form of finance
1
Non-repayable aid
2
Aid (loan, interest subsidy, guarantees)
3
Venture capital (participation, venture-capital fund)
4
Other forms of finance
Total
Committed OP-Zuid 2012 (€)
171.700.000
179.311.392
-
-
14.200.000
0
-
-
185.900.000
179.311.392
Target OP-Zuid (€)
Committed OP-Zuid 2012 (€)
Table 3
Codes for the territorial dimension
Code
Territory type
1
Urban
125.900.000
167.539.931
2
Mountains
-
-
3
Islands
-
-
4
Sparsely and very sparsely populated areas
-
-
5
Rural areas (other than mountains, islands or sparsely and very sparsely populated areas)
60.000.000
11.771.461
6
Former EU external borders (after 30.04.2004)
-
-
7
Outermost region
-
-
8
Cross-border cooperation area
-
-
9
Transnational cooperation area
-
-
10
Inter-regional cooperation area
-
-
0
Not applicable
-
-
185.900.000
179.311.392
Total
74
Target OP-Zuid (€)
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Table 4
Codes for the economic activity
Code
Economic activity
Committed OP-Zuid 2012 (€)
01
Agriculture, hunting and forestry
-
02
Fishing
-
03
Manufacture of food products and beverages
04
Manufacture of textiles and textile products
2.345.611
05
Manufacture of transport equipment
5.574.525 32.188.040
94.570
06
Unspecified manufacturing industries
07
Mining and quarrying of energy producing materials
08
Electricity, gas, steam and hot water supply
09
Collection, purification and distribution of water
10
Post and telecommunications
11
Transport
4.121.172 1.353.818
3.336.662 149.997 421.209
12
Construction
13
Wholesale and retail trade
1.320.701
14
Hotels and restaurants
1.841.910
15
Financial intermediation
16
Real estate, renting and business activities
5.656.585
17
Public administration
13.403.573
18
Education
10.322.240 11.722.545
19
Human health activities
20
Social work, community, social and personal services
3.061.757
21
Activities linked to the environment
5.143.413
22
Other unspecified services
60.810.940
00
Not applicable
16.442.123
Total
179.311.392
Table 5
Codes for the location dimension
Code
Territory type COROP / NUTS 3
NL 34
Zeeland
2.010.932
NL 341
Zeeuws-Vlaanderen
6.396.634
NL 342
Overig Zeeland
9.060.363
NL 4
Zuid-Nederland
23.540.520
NL 41
Noord-Brabant
NL 411
West-Noord-Brabant
19.788.639
NL 412
Midden-Noord-Brabant
12.239.107
NL 413
Noordoost-Noord-Brabant
16.229.080
NL 414
Zuidoost-Noord-Brabant
33.409.009
NL 42
Limburg (Nederland)
NL 421
Noord-Limburg
NL 422
Midden-Limburg
NL 423
Zuid-Limburg
Total
Committed OP-Zuid 2012 (€)
463.159
8.156.826 12.439.783 3.721.170 31.856.170 179.311.392
75
76
Cumulatieve splitsing van toewijzingen van de communautaire bijdrage per categorie in het jaarlijks verslag en het eindverslag over de uitvoering
Bijlage 2
B2
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bijlage 2 Cumulatieve splitsing van toewijzingen van de communautaire bijdrage per categorie in het jaarlijks verslag en het eindverslag over de uitvoering Combinatie van de codes voor de dimensies 1 tot en met 5 Code
Code
Code
Code
Code
Dimensie1
Dimensie 2
Dimensie 3
Dimensie 4
Dimensie 5
Prioritair thema
Financieringsvorm
Grondgebied
Economische activiteit
Plaats van uitvoering
Bedrag in € Toegewezen communautaire bijdrage
01
01
01
00
NL42
50.723
01
01
01
06
NL414
12.500
01
01
01
12
NL423
1.317.530
01
01
01
17
NL423
1.063.605 5.870.000
01
01
01
19
NL423
01
01
01
22
NL412
639.400
01
01
04
22
NL342
1.266.112
02
01
01
19
NL423
4.000.000
03
01
01
03
NL414
1.923.264 1.536.052
03
01
01
05
NL414
03
01
01
17
NL414
116.352
03
01
01
18
NL42
1.668.287 544.011
03
01
01
19
NL413
03
01
01
19
NL42
15.000
03
01
01
22
NL4
2.488.680
03
01
01
22
NL411
1.272.496
03
01
01
22
NL412
839.323
04
01
01
03
NL342
2.155
04
01
01
03
NL412
5.162
04
01
01
06
NL341
5.600
04
01
01
06
NL342
6.362
04
01
01
06
NL411
11.130
04
01
01
06
NL412
15.000
04
01
01
06
NL414
19.931
04
01
01
06
NL421
12.500
04
01
01
06
NL422
25.000
04
01
01
11
NL414
12.500
04
01
01
13
NL413
11.725
04
01
01
13
NL414
18.118
04
01
01
22
NL341
3.938
04
01
01
22
NL4
1.902.935
04
01
01
22
NL411
217.333
04
01
01
22
NL414
2.000.000
04
01
01
22
NL422
547.600
04
01
01
22
NL423
139.761
04
01
05
06
NL341
593.386
05
01
01
06
NL4
4.186.243 213.042
05
01
01
06
NL413
05
01
01
06
NL422
77.293
05
01
01
22
NL34
125.679
05
01
01
22
NL4
3.609.029
05
01
01
22
NL411
1.627.500
05
01
01
22
NL422
600.000
05
01
05
06
NL411
442.026
06
01
01
03
NL412
13.903
06
01
01
03
NL42
27.370
06
01
01
03
NL421
45.394
06
01
01
03
NL423
229.989
77
B2
Bijlage 2 Cumulatieve splitsing van toewijzingen van de communautaire bijdrage per categorie in het jaarlijks verslag en het eindverslag over de uitvoering Combinatie van de codes voor de dimensies 1 tot en met 5
78
Code
Code
Code
Code
Code
Dimensie1
Dimensie 2
Dimensie 3
Dimensie 4
Dimensie 5
Prioritair thema
Financieringsvorm
Grondgebied
Economische activiteit
Plaats van uitvoering
Bedrag in € Toegewezen communautaire bijdrage
06
01
01
04
NL411
36.162
06
01
01
04
NL421
15.000
06
01
01
06
NL34
391.199
06
01
01
06
NL341
949.403 105.141
06
01
01
06
NL342
06
01
01
06
NL41
27.826
06
01
01
06
NL411
763.125
06
01
01
06
NL412
365.775
06
01
01
06
NL413
244.892 1.402.609
06
01
01
06
NL414
06
01
01
06
NL42
125.000
06
01
01
06
NL421
325.574
06
01
01
06
NL422
91.688
06
01
01
06
NL423
75.133 125.000
06
01
01
11
NL414
06
01
01
13
NL411
20.265
06
01
01
14
NL414
41.910
06
01
01
21
NL414
12.500
06
01
01
21
NL421
49.700 1.000.000
06
01
05
21
NL342
07
01
01
03
NL341
9.013
07
01
01
03
NL411
26.250
07
01
01
03
NL423
11.240
07
01
01
04
NL42
12.500
07
01
01
04
NL421
30.909
07
01
01
05
NL34
43.473
07
01
01
06
NL34
56.692
07
01
01
06
NL341
92.234
07
01
01
06
NL342
444.043
07
01
01
06
NL41
332.738
07
01
01
06
NL411
510.875
07
01
01
06
NL412
335.123
07
01
01
06
NL413
1.090.720
07
01
01
06
NL414
2.775.227
07
01
01
06
NL42
67.500
07
01
01
06
NL421
364.223
07
01
01
06
NL422
311.812
07
01
01
06
NL423
434.119 101.370
07
01
01
09
NL41
07
01
01
10
NL411
99.808
07
01
01
10
NL42
25.000 125.000
07
01
01
11
NL34
07
01
01
11
NL414
9.041
07
01
01
11
NL42
9.750
07
01
01
11
NL421
30.710
07
01
01
12
NL42
36.288
07
01
01
13
NL411
10.000
07
01
01
13
NL42
32.500
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Combinatie van de codes voor de dimensies 1 tot en met 5 Code
Code
Code
Code
Code
Dimensie1
Dimensie 2
Dimensie 3
Dimensie 4
Dimensie 5
Prioritair thema
Financieringsvorm
Grondgebied
Economische activiteit
Plaats van uitvoering
Bedrag in € Toegewezen communautaire bijdrage
07
01
01
16
NL413
32.676
07
01
01
16
NL421
17.845 861.120
07
01
01
17
NL421
07
01
01
19
NL34
8.680
07
01
01
19
NL413
420.141
07
01
01
19
NL414
24.056
07
01
01
19
NL42
24.785 577.664
07
01
01
19
NL423
07
01
01
20
NL42
10.000
07
01
01
21
NL412
12.500 39.060
07
01
01
22
NL411
07
01
01
22
NL414
7.784
07
01
01
22
NL421
29.918
07
01
01
22
NL423
165.879
07
01
05
06
NL34
94.412
08
01
01
03
NL414
3.745
08
01
01
05
NL423
3.995.000
08
01
01
06
NL414
187.241
08
01
01
22
NL342
648.354 3.532.341
08
01
01
22
NL413
08
01
01
22
NL423
14.331
09
01
00
00
NL4
3.872.800
09
01
01
03
NL34
22.500
09
01
01
03
NL411
10.000
09
01
01
03
NL412
6.325
09
01
01
06
NL34
310.878
09
01
01
06
NL341
31.283
09
01
01
06
NL342
29.204
09
01
01
06
NL41
1.225
09
01
01
06
NL411
474.045 108.412
09
01
01
06
NL412
09
01
01
06
NL413
90.354
09
01
01
06
NL414
1.271.327
09
01
01
06
NL42
182.192
09
01
01
06
NL421
164.083
09
01
01
06
NL422
247.023
09
01
01
06
NL423
576.800
09
01
01
08
NL34
55.509
09
01
01
09
NL34
48.627
09
01
01
19
NL414
920
09
01
01
19
NL42
99.904
09
01
01
22
NL341
7.500
09
01
01
22
NL411
2.846 93.805
09
01
01
22
NL412
09
01
01
22
NL413
5.533
09
01
01
22
NL414
163.646
09
01
01
22
NL421
74.196
09
01
01
22
NL423
14.020
11
01
01
06
NL411
66.595
79
B2
Bijlage 2 Cumulatieve splitsing van toewijzingen van de communautaire bijdrage per categorie in het jaarlijks verslag en het eindverslag over de uitvoering Combinatie van de codes voor de dimensies 1 tot en met 5
80
Code
Code
Code
Code
Code
Dimensie1
Dimensie 2
Dimensie 3
Dimensie 4
Dimensie 5
Bedrag in €
Prioritair thema
Financieringsvorm
Grondgebied
Economische activiteit
Plaats van uitvoering
Toegewezen communautaire bijdrage
11
01
01
06
NL412
378.523
11
01
01
06
NL414
45.445
11
01
01
06
NL422
7.967
11
01
01
06
NL423
339.028
11
01
01
10
NL411
125.000
11
01
01
16
NL414
250.000
11
01
01
22
NL411
125.000
11
01
01
22
NL414
125.000
12
01
01
06
NL413
125.000
12
01
01
06
NL414
218.311
13
01
01
06
NL411
125.000
13
01
01
06
NL412
125.000
13
01
01
06
NL413
125.000
13
01
01
06
NL414
234.424 204.139
13
01
01
06
NL423
13
01
01
10
NL411
59.552
13
01
01
11
NL4
44.833
13
01
01
16
NL414
92.973
13
01
01
18
NL423
82.600 125.000
13
01
01
19
NL411
13
01
01
19
NL423
12.385
13
01
01
22
NL414
92.369
14
01
01
06
NL412
199.033
14
01
01
06
NL414
156.344 435.539
14
01
01
06
NL423
14
01
01
18
NL414
11.658
14
01
01
22
NL342
50.280
14
01
01
22
NL411
402.571
14
01
01
22
NL414
114.728
14
01
01
22
NL423
5.425
15
01
01
03
NL34
9.300
15
01
01
06
NL413
12.500
15
01
01
06
NL414
451.610
15
01
01
06
NL421
13.343
15
01
01
06
NL423
60.000
15
01
01
10
NL412
96.849
15
01
01
10
NL423
15.000
15
01
01
11
NL414
41.669
15
01
01
22
NL413
290.848
15
01
01
22
NL423
11.005
39
01
01
06
NL414
63.519
40
01
01
06
NL414
932.280
40
01
01
06
NL421
115.412
40
01
01
21
NL414
1.325.000
40
01
01
21
NL42
15.000
40
01
01
22
NL414
6.209
41
01
01
06
NL341
991
41
01
01
06
NL342
279.966
41
01
01
06
NL411
125.000
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Combinatie van de codes voor de dimensies 1 tot en met 5 Code
Code
Code
Code
Code
Dimensie1
Dimensie 2
Dimensie 3
Dimensie 4
Dimensie 5
Prioritair thema
Financieringsvorm
Grondgebied
Economische activiteit
Plaats van uitvoering
Bedrag in € Toegewezen communautaire bijdrage
41
01
01
06
NL413
54.316
41
01
01
06
NL414
326.985 265.461
41
01
01
21
NL411
42
01
01
06
NL342
12.215
42
01
01
06
NL414
959.688 121.110
42
01
01
06
NL423
42
01
01
16
NL411
69.128
42
01
01
22
NL34
102.018 3.256.403
42
01
05
08
NL342
42
01
05
21
NL342
546.252
43
01
01
06
NL411
125.000 153.499
43
01
01
06
NL414
43
01
01
06
NL421
12.852
43
01
01
06
NL422
234.788
43
01
01
08
NL42
24.750
52
01
01
22
NL411
3.000.000 3.840.000
61
01
01
00
NL412
61
01
01
06
NL411
487.756
61
01
01
11
NL414
2.500.000
61
01
01
11
NL421
747.911
61
01
01
13
NL414
1.228.093 1.000.000
61
01
01
16
NL413
61
01
01
17
NL34
616.964
61
01
01
17
NL411
1.686.201
61
01
01
17
NL42
4.500.000
61
01
01
17
NL421
3.847.331
61
01
01
17
NL423
512.000
61
01
01
18
NL411
120.300 1.578.000
61
01
01
18
NL422
61
01
01
20
NL412
622.608
61
01
01
20
NL413
755.000
61
01
01
20
NL414
1.674.149
61
01
01
21
NL411
1.500.000
61
01
01
21
NL421
417.000
61
01
01
22
NL341
1.702.350
61
01
01
22
NL411
1.272.641
61
01
01
22
NL413
3.100.000
61
01
01
22
NL414
9.555.651
61
01
01
22
NL421
5.200.000 10.637.336
61
01
01
22
NL423
61
01
05
00
NL341
976.365
61
01
05
11
NL341
224.573
61
01
05
11
NL342
250.185
61
01
05
14
NL341
1.800.000
61
01
05
17
NL342
200.000
61
01
05
22
NL411
1.056.985
67
01
01
06
NL42
10.000
67
01
01
18
NL423
673.960
81
Combinatie van de codes voor de dimensies 1 tot en met 5 Code
Code
Code
Code
Code
Dimensie1
Dimensie 2
Dimensie 3
Dimensie 4
Dimensie 5
Prioritair thema
Financieringsvorm
Grondgebied
Economische activiteit
Plaats van uitvoering
Total
82
Bedrag in € Toegewezen communautaire bijdrage
67
01
01
22
NL342
963.690
67
01
01
22
NL423
261.572
68
01
01
00
NL411
106.235
68
01
01
00
NL414
160.000
68
01
01
06
NL412
331.645
68
01
01
16
NL413
4.193.963 4.000.055
68
01
01
18
NL412
68
01
01
22
NL412
210.665
68
01
01
22
NL413
387.018
68
01
01
22
NL42
58.581
68
01
05
06
NL421
64.763
74
01
01
06
NL411
3.382.294
74
01
01
18
NL414
1.025.683
74
01
01
18
NL42
1.161.697
85
01
00
00
NL4
7.436.000 179.311.392
Financiële tabellen OP-Zuid
Bijlage 3
14.873.000
Prioriteit 4 Techn. Bijstand
181.107.593
7.436.000
38.480.961
42.881.257
92.309.375
153.899.999
6.144.000
33.217.000
36.416.906
77.822.093
Begroot t/m 2012
185.900.000
7.436.000
40.202.000
43.906.918
94.355.082
Doelstelling tot. progr. periode
Totaal
136.512.184
0
19.688.562
Prioriteit 3 Attractieve steden
Prioriteit 4 Techn. Bijstand
28.955.464
87.868.156
31.316.118
0
7.061.167
8.010.304
16.244.646
Vastgesteld t/m 31-12-2012
Vastgesteld t/m 31-12-2012
Prioriteit 2 Attractieve regio’s
Prioriteit 1 Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie
EFRO (€)
TSK (€)
185.900.000
7.436.000
40.202.000
43.906.918
94.355.082
Doelstelling tot. progr. periode
67.513.000
10.206.010
0
0
0
10.206.010
0
10.580.000
8.133.000
48.800.000
Doelstelling tot. progr. periode
67.513.000
0
10.580.000
8.133.000
48.800.000
Vastgesteld t/m Doelstelling 31-12-2012 tot. progr. periode
Rijk (€)
56.854.916
0
5.402.825
8.309.475
43.142.616
Beschikt t/m 31-12-2012
Rijk (€)
2 Financieel overzicht Vastgestelde bedragen OP-Zuid 2012
651.856.875
113.301.552
Prioriteit 3 Attractieve steden
Totaal
173.137.626
350.544.697
Beschikt t/m 31-12-2012
Beschikt t/m 31-12-2012
Prioriteit 2 Attractieve regio’s
Prioriteit 1 Kenniseconomie, ondernemerschap en innovatie
EFRO (€)
TSK (€)
1 Financieel overzicht beschikte bedragen OP-Zuid 2012
98.817.000
5.875.000
11.673.000
60.415.000
20.854.000
Doelstelling tot. progr. periode
13.392.637
0
520.000
7.420.324
5.452.313
98.817.000
5.875.000
11.673.000
60.415.000
20.854.000
Vastgesteld t/m Doelstelling 31-12-2012 tot. progr. periode
Provincies (€)
114.083.872
5.875.000
2.262.576
76.767.202
29.179.094
Beschikt t/m 31-12-2012
Provincies (€)
16.529.998
0
11.982.247
3.569.650
40.484.000
1.562.000
36.598.000
2.324.000
0
40.484.000
1.562.000
36.598.000
Vastgesteld t/m Doelstelling 31-12-2012 tot. progr. periode
978.101
0
2.324.000
Doelstelling tot. progr. periode
Overig overheid (€)
162.718.380
1.562.000
66.871.719
31.877.057
62.407.604
Beschikt t/m 31-12-2012
Overig overheid (€)
69.710.000
65.067.421
0
125.149
9.955.186
54.987.086
0
0
0
69.710.000
Doelstelling tot. progr. periode
69.710.000
0
0
0
69.710.000
Vastgesteld t/m Doelstelling 31-12-2012 tot. progr. periode
Privaat (€)
137.092.114
0
283.471
13.302.635
123.506.008
Beschikt t/m 31-12-2012
Privaat (€)
B3 Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bijlage 3 Financiële tabellen OP-Zuid
83
B3
Bijlage 3 Financiële tabellen 2011 OP-Zuid 3 V erleende bedragen Innovatieadvies (€) Totale subsidie
EFRO
Rijk
Limburg
Zeeland Noord-Brabant
Limburg
803.118
403.642
269.093
130.382
0
Zeeland
153.161
83.988
55.994
0
13.179
0
Noord-Brabant
498.276
298.965
199.310
0
0
91.322
0
4 V erleende bedragen Innovatiemedewerker (€) Totale subsidie
EFRO
Rijk
Limburg
Limburg
547.264
273.631
182.422
91.211
0
Zeeland
30.000
15.000
10.000
0
5.000
0
395.821
237.492
158.329.18
0
0
69.164
Noord-Brabant
Zeeland Noord-Brabant 0
5 Verleende bedragen Sociale Innovatieadvies (€) Totale subsidie
EFRO
Rijk
Limburg
Zeeland Noord-Brabant
Limburg
355.761
180.379
120.256
55.125
0
Zeeland
218.375
109.187
72.792
0
36.395
0
Noord-Brabant
444.192
266.511
177.681.73
0
0
62.232
0
6 Verleende bedragen Innovatieprojecten module samenwerking (€) Totale subsidie
EFRO
Rijk
Limburg
Zeeland Noord-Brabant
Limburg
3.687.906
1.878.533
1.252.357
557.015
0
Zeeland
2.460.491
1.240.657
827.106
0
392.727
0
12.571.120
7.542.667
5.028.452.64
0
0
2.322.987
Noord-Brabant
0
7 Verleende bedragen Innovatieprojecten Individueel (€) Totale subsidie
EFRO
Rijk
Limburg
Limburg
8.128.959
4.089.220
2.693.158
1.346.579
0
Zeeland
1.731.177
895.902
597.270
0
238.003
0
15.524.588
9.289.744
6.193.177
0
0
2.982.276
Noord-Brabant
84
Zeeland Noord-Brabant 0
Kustlaboratorium en coöperatief broedhuis
Technocollege/de Werelden
Getijdenenergie uit de Oosterschelde Stormvloedkering
De Wijk van Morgen
Incubator Zeeland – DOK 41
De Zoute Delta
Connex
World Class Aviation Academy. a center of excellence in maintenance
Voorbereiding Maintenance Valuepark
Logistics Accelerator
Brains Unlimited
Pilotfase RRR
Ithaka Science Center
Kennisinfrastructuur CVC
Strategische personeelsplanning
Veemarktkwartier
TakeOver
CADCAM werkkplaats
Catalyst
Brainport Industries
Innoleren
Tilburg Innovation Center (TIC)
Leven lang leren servicecentrum EVC en E portfolio
Ondernemershuis Westelijke Mijnstreek
1 Stichting Het Zeeuwse Landschap
1 Stichting DaCapo college
1 Ecofys Netherlands BV
1 Hogeschool Zuyd
1 NV Economische Impuls Zeeland
1 Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen
1 WINC BV
1 World Class Aviation Academy B.V.
1 Valuepark Terneuzen
1 Dinalog Dutch Institute for advanced logistics
1 Stichting Life Science Incubator Maastricht (SLIM)
1 Stichting Reumacentrum Reintegratie/Revalidatie
1 Stichting Ithaka Science Center
1 Universiteit Maastricht
1 Stichting Empower Limburg
1 Gemeente Tilburg
1 Syntens
1 Europees Keramisch WerkCentrum
1 Twice Eindhoven
1 Brainport Operations
1 NHTV
1 Stichting Tilburg Innovation Center
1 Hogeschool Zuyd
1 Gemeente Sittard-Geleen
Projectnaam
MVP: Realisatie kennis-. innovatie en Leer- werkomgeving
Begunstigde
1 Valuepark Terneuzen
Prio
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2010
2010
2010
2010
2010
2010
2010
2010
2010
2010
2010
2011
2011
2011
Jaar toekenning
2012
2012
Jaar afrekening
600.000
673.960
839.323
210.946
188.863
2.000.000
290.848
68.264
4.000.055
261.572
5.000.000
1.668.287
870.000
4.000.000
1.902.935
593.386
3.381.500
1.627.500
1.000.000
648.354
1.317.530
3.256.403
1.161.697
1.266.112
949.403
EFRO
400.000
368.500
640.374
126.567
188.863
1.093.000
19.416
20.480
1.500.000
66.667
2.000.000
704.087
462.000
1.666.667
970.000
150.904
350.000
290.442
695.902
1.750.000
1.179.623
664.709
50.000
Rijk
200.000
181.500
320.187
84.378
546.000
9.708
10.086
3.000.000
33.333
1.000.000
402.044
231.000
833.333
110.000
50.000
1.627.500
1.600.000
162.089
500.000
150.000
641.454
Provincies
300.000
251.528
298.424
357.837
566.589
7.100
71.830
6.062.642
8.000.000
790.000
40.000
1.500.000
974.581
40.000
8.586.461
358.000
310.000
7.058.680
Overige overheden
Toegekend bedrag (€)
58.581
261.572
EFRO
17.575
66.667
Rijk
8.655
33.333
Provincies
61.641
Overige overheden
Afgerekend bedrag (€)
B4 Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bijlage 4 Totaaloverzicht goedgekeurde projecten en begunstigden
85
Totaaloverzicht goedgekeurde projecten en begunstigden
Bijlage 4
86
Masterplan C2C
Brabant Center of Entrepreneurship
Reststroomkoppeling Zuidwest Delta
Automotive House
Uitvoering Adviesregeling
Uitvoering regeling Sociale Innovatie
Uitvoering regeling Innovation Officer
C-Energy
Starterslift Creatief
De Gruyter Fabriek
HeliXer
High Med Campus
Hoogstarters Maastricht Gazellentraject
De Uitvinders
Aanjaagproject Innovatie Zuid
Actieplan Groei
Precisietechnologie 2008-2009
Connect 2008-2011
Innomotive
De ToekomstBedrijven (Naar meer Participatie in Innovatie)
Inherent veiliger produceren
Maastricht Forensic Institute
Creatief ondernemerschap. een impuls voor innovatie
Uitvoering Innovatieregeling (verzamelproject)
Veelzijdig Veere
Cultuurfabriek Maastricht
1 Gemeente Venlo
1 TUE/Innovation Lab
1 BOM
1 Gemeente Helmond
1 Provincie Noord-Brabant/Stimulus
1 Provincie Noord-Brabant/Stimulus
1 Provincie Noord-Brabant/Stimulus
1 Ecofys Netherlands
1 Stichting Starterslift
1 NV BIM
1 Stichting HeliXer
1 Stichting Brainport
1 Universiteit Maastricht
1 Consortium De Uitvinders
1 BOM
1 BOM
1 Stichting Syntens
1 Stichting Connect
1 Automotive Techn. Centre Eindhoven
1 Stichting Syntens
1 Provincie Zeeland
1 Universiteit Maastricht
1 KvK Limburg
1 Provincie Noord-Brabant. Stimulus
2 Gemeente Veere
2 Gemeente Maastricht
Projectnaam
Innovatieve paardenembryo’s door mondiale marktgerichte samenwerking
Begunstigde
1 Equine Fertility Centre BV
Prio
2011
2013
2007
2007
2007
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2008
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
Jaar toekenning
2011
2011
2011
2011
2012
2012
2011
2012
2010
Jaar afrekening
2.500.000
950.494
15.000.000
861.120
1.063.605
53.000
2.488.680
628.053
236.671
100.760
2.109.600
5.988.005
685.393
241.664
116.352
2.035.084
4.193.963
1.272.496
546.252
6.042.857
3.192.800
3.357.143
908.000
306.662
1.923.264
52.812
547.600
EFRO
10.000.000
2.488.680
178.551
987.600
3.785.472
471.064
20.117
731.685
333.406
3.000.000
1.146.667
1.666.667
454.000
165.791
589.931
20.125
81.600
Rijk
5.000.000
645.840
294.000
80.000
1.244.340
357.102
355.007
80.050
493.800
1.329.522
235.532
120.832
10.059
2.000.000
365.843
1.500.000
573.333
833.334
227.000
82.894
294.965
10.063
40.800
Provincies
23.265.706
1.486.670
640.000
775.000
92.400
1.507.000
3.867.013
150.000
126.901
68.623
873.525
4.467.337
880.540
16.800
681.000
97.300
2.000.000
34.421
Overige overheden
Toegekend bedrag (€)
50.280
628.053
64.763
77.293
685.393
139.761
546.252
264.775
50.722
EFRO
178.551
471.064
338.932
143.145
19.329
Rijk
75.894
357.102
97.145
61.448
235.532
69.880
71.572
9.665
Provincies
6.873
150.000
73.389
19.563
144.152
33.060
Overige overheden
Afgerekend bedrag (€)
B4
Bijlage 4 Totaaloverzicht goedgekeurde projecten en begunstigden
Revitalisering Emer-Noord – Hintelaken
Onthaal naar Deltawater
Transformatie Meerenakkerweg
Programmabureau World Class Maintenance
2 Gemeente Schouwen Duiveland
2 Gemeente Eindhoven
2 BOM
2008
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2009
2 Gemeente Breda
2009
Restauratie en transformatie Brabanthallen – veemarkthal
Portaal van Vlaanderen
2 Gemeente Terneuzen
2009
2009
Het muziekgebouw van de toekomst
Zuidwest-Nederland als aantrekkelijk vestigingsgebied voor Aziatische bedrijven
2 Economische Impuls Zeeland
2 NV MEI
Veghelse bedrijventerreinen future proof
2 Gemeente Veghel
2009
2009
2 Muziekgebouw Eindhoven
Ontsluiting Venlo Greenpark
2 Bedrijvenschap Venlo Greenpark
Regiobranding Zuid-Limburg
Opwaardering De Gender
2 Gemeente Veldhoven
2010
2 Stichting Regiobranding Zuid-Limburg
Aanpassing aansluiting Avantis
2 Provincie Limburg
2010
Online fietsrouteplanner Zuid-Nederland
Structuurversterking bedrijventerrein Dombosch
2 Gemeente Geertruidenberg
2010
2010
2 Provincies Limburg. Zeeland en Noord-Brabant
HOV-lijn Oosterhout – Breda Etten-Leur
2 Gemeente Breda
2009
Reconstructie Oude haven Hulst
2 Gemeente Hulst
2010
Entree Brouwersdam-Zuid
World Class Maintenance Management
2 BOM
2010
2 Natuur- en Recreatieschap De Grevelingen
Brouwersdam Hotspot for Active Leisure
2 Natuur- & Recreatieschap De Grevelingen
2010
2011
2009
Waterpoort naar Waterdunen
2 Provincie Zeeland
2011
Jaar toekenning
2 Stichting Bevordering Internationaal Internationale School Onderwijs in Zuidwest-Nederland Zuidwest-Nederland
Ontsluitingsweg Haven Wanssum
2 Gemeente Venray
Projectnaam
Realisatie bezoekerscentrum nationaal park Maasduinen
Begunstigde
2 Stichting het Limburgs Landschap
Prio
2011
2011
2011
2012
2012
2012
Jaar afrekening
497.984
3.040.310
963.690
1.272.641
3.532.341
2.835.000
1.297.336
120.000
250.185
120.300
235.755
125.679
2.500.000
5.200.000
1.325.000
4.900.000
1.056.985
3.000.000
1.702.350
1.700.192
200.000
1.800.000
747.911
417.000
EFRO
509.475
Rijk
778.897
2.000.000
987.310
545.418
5.319.930
1.165.000
320.750
78.400
119.300
10.000
3.044.150
1.000.000
5.400.000
5.057.619
551.000
491.873
Provincies
10.256.520
520.000
1.812.071
2.000.000
240.000
27.000
57.500
160.000
186.576
2.760.583
33.113.556
2.854.850
10.565.016
1.259.093
7.006.014
1.662.650
625.000
445.564
350.935
Overige overheden
Toegekend bedrag (€)
442.025
3.532.341
2.835.000
250.185
120.300
224.572
EFRO
Rijk
691.372
5.319.930
1.165.000
320.750
78.400
113.668
Provincies
1.925.000
27.000
57.500
215.481
Overige overheden
Afgerekend bedrag (€)
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
87
88
Additionele meerjarige imago- en acquisitiecampagne BrabantStad
Doorontwikkeling Campus Food & Health ‘s-Hertogenbosch
Stimuleren financiele zelfredzaamheid MKB
Ontsluiting Internationale School Eindhoven (ISE) op het regionale wegennet
Masterplan Openbare Ruimte Binnenstad Sittard
Het Bruisend Waterplein
Kwaliteitsimpuls II Centrum Helmond
Stimuleren van creatieve broedplaatsen in Maastricht
Toeristisch Leer-Werk-Food centrum Bolwerk Sint Jan
Herinrichting Kruisstraat en Woenselse Markt
Human Capital in de Wijk
Support aan ondernemers bij (micro) financiering
Verbeteren ontsluiting Piushaven Tilburg
Opstart Fhealinc - food & health innovation challenge
Visioen van de Stad
Maankwartier Heerlen/De Plaat
Opwaardering Beatrixkanaal
Herontwikkeling en inrichting stationsgebied Breda-Noord
Maasboulevard publieke ruimte
Kwaliteitsimpuls Traverse Helmond
2 BOM
3 Gemeente ‘s-Hertogenbosch
3 Gemeente Tilburg
3 Gemeente Eindhoven
3 Gemeente Sittard-Geleen
3 Gemeente Breda
3 Gemeente Helmond
3 Gemeente Maastricht
3 Gemeente ‘s-Hertogenbosch
3 Gemeente Eindhoven
3 Gemeente Breda
3 Gemeente Tilburg
3 Gemeente Tilburg
3 Gemeente ‘s-Hertogenbosch
3 Gemeente ‘s-Hertogenbosch
3 Gemeente Heerlen
3 Gemeente Eindhoven
3 Gemeente Breda
3 Gemeente Venlo
3 Gemeente Helmond
Projectnaam
Het onderwaterleven van Breskens
Begunstigde
2 Gemeente Sluis
Prio
2008
2009
2010
2010
2010
2011
2011
2011
2011
2011
2011
2011
2011
2011
2011
2012
2012
2013
2013
2007
2008
Jaar toekenning
2012
2012
2011
Jaar afrekening
1.200.000
3.847.331
1.500.000
2.500.000
4.500.000
755.000
544.011
1.600.000
331.645
402.571
1.459.870
1.000.000
387.018
1.242.093
1.686.201
1.578.000
340.290
210.665
1.097.000
639.400
976.365
EFRO
5.141.900
68.000
120.000
Rijk
60.000
225.000
402.571
130.380
Provincies
1.800.000
6.806.945
2.099.300
5.131.150
12.262.500
1.073.000
190.000
4.006.978
427.467
201.287
2.189.804
1.980.000
1.046.729
1.863.139
2.529.303
2.720.000
510.435
654.014
250.000
1.000.000
1.396.755
Overige overheden
Toegekend bedrag (€)
1.200.000
3.337.712
976.365
EFRO
Rijk
130.380
Provincies
2.174.237
5.905.294
1.417.239
Overige overheden
Afgerekend bedrag (€)
B4
Bijlage 4 Totaaloverzicht goedgekeurde projecten en begunstigden
Brabant in de Ban van Buiten - OOzone
Heuvel Tilburg Groen Stadspodium
Buurteconomie Heuvel
Werkdonken Breda
Inrichting Openbare Ruimte 18 Septemberplein
Kwaliteitsimpuls Historisch Openlucht Museum Eindhoven
Inrichting publieke ruimte Kloosterkwartier Sittard
Openbare ruimte Zitterd Revisited fase 1
Wijkeconomie
Bastionder ’s-Hertogenbosch
3 Natuurmuseum Brabant
3 Gemeente Tilburg
3 Gemeente Breda
3 Gemeente Breda
3 Gemeente Eindhoven
3 St. Hist. Openlucht Museum Eindhoven
3 Gemeente Sittard-Geleen
3 Gemeente Sittard-Geleen
3 Gemeente Eindhoven
3 Gemeente ’s-Hertogenbosch
Projectnaam
Inrichting openbare ruimte stationsomgeving Helmond
Begunstigde
3 Gemeente Helmond
Prio
2007
2008
2008
2008
2008
2008
2009
2009
2009
2009
2009
Jaar toekenning
2011
2012
2012
2011
2011
Jaar afrekening
600.000
160.000
1.440.000
500.000
296.749
1.020.471
487.756
158.282
2.240.000
622.608
1.377.400
EFRO
Rijk
1.005.005
Provincies
905.522
240.000
2.171.185
830.000
325.000
1.530.707
731.634
237.423
2.859.822
2.066.100
Overige overheden
Toegekend bedrag (€)
600.000
500.000
296.749
1.020.471
106.235
EFRO
Rijk
520.000
Provincies
1.226.969
328.959
325.000
1.862.432
159.352
Overige overheden
Afgerekend bedrag (€)
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
89
90
Organisatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland
Bijlage 5
B5
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Bijlage 5 Organisatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland In deze bijlage wordt de organisatie- en managementstructuur van OP-Zuid geschetst. Hierin worden conform de bepalingen in de Algemene Verordening de verantwoordelijke autoriteiten genoemd, respectievelijk de beheersautoriteit, de certificeringsautoriteit en de auditautoriteit, inclusief hun verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Binnen het programma Zuid-Nederland zijn drie Stuurgroepen in het leven geroepen die zijn belast met de taak van de inhoudelijke beoordeling van projectvoorstellen en het adviseren over de financiële bijdragen uit het programmabudget. Deze Stuurgroepen opereren onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit en het Comité van Toezicht. Het Comité van Toezicht besluit over de algemene strategie en het beleid van het programma en is verantwoordelijk voor het globale toezicht op de uitvoering van het programma.
Beheersautoriteit De provincie Noord-Brabant treedt, conform (EG) Nr. 1080/2006, op als beheersautoriteit van het Operationeel Programma Zuid-Nederland. Taken van de beheers autoriteit zijn onder meer: • Erop toezien dat de selectie van projecten gebeurt volgens de criteria van het programma en dat projecten voldoen aan de geldende Europese en nationale regels. • De beschikkingen afgeven. • Verifiëren dat gecofinancierde producten en diensten zijn geleverd en of uitgaven van projecten zijn gedaan volgens de geldende Europese en nationale regels. • Ervoor zorgen dat er een digitaal registratiesysteem is voor boekhoudkundige gegevens van alle projecten en dat de gegevens worden verzameld en bewaard die nodig zijn voor het financiële beheer en het toezicht. • Ervoor zorgen dat de begunstigden en andere instanties die bij de projecten betrokken zijn een afzonderlijk boekhoudsysteem gebruiken. • Erop toezien dat de vereiste evaluaties van het operationele programma tijdig plaatsvinden en voldoen aan de kwaliteitsnormen. • Procedures instellen om te garanderen dat alle documenten worden bijgehouden die nodig zijn voor een toereikend controlespoor. • Erop toezien dat de certificeringautoriteit alle noodzakelijke informatie ontvangt over uitgaven, procedures en audits. • Ondersteuning, voorbereiding en documentatie van het Comité van Toezicht (laten) verzorgen. • Jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering van het programma opstellen en indienen. • Erop toezien dat de regels inzake voorlichting en publiciteit worden nageleefd.
• De Europese Commissie informatie verstrekken aan de hand waarvan zij (grote) projecten kan beoordelen. • Voorstellen tot wijziging van het programma doen aan de Europese Commissie op basis van besluiten van het Comité van Toezicht. De beheersautoriteit fungeert ook als de instantie die bevoegd is voor het verrichten van de betalingen aan de begunstigden binnen het Operationeel Programma Zuid-Nederland.
Certificeringsautoriteit De certificeringsautoriteit voor het Operationeel Programma Zuid-Nederland is de Dienst Regelingen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De certificeringsautoriteit is verantwoordelijk voor het verifiëren van de juistheid en compleetheid van betalingsverzoeken en uitgavenstaten die de beheersautoriteit van het Operationeel Programma Zuid-Nederland indient bij de Europese Commissie. Ook is het de verantwoordelijkheid van de certificeringsautoriteit een boekhouding bij te houden van te innen bedragen en van de bedragen die worden geschrapt naar aanleiding van volledige of gedeeltelijke intrekking van de bijdrage voor een concrete actie.
Auditautoriteit Als centrale auditautoriteit voor de Nederlandse EFRO Doelstelling 2 programma’s treedt de Audit Dienst van het ministerie van Financiën op. De auditautoriteit beoordeelt voorafgaand aan de eerste betaalaanvraag de opzet en het bestaan van de AO/IC en ziet er vervolgens op toe dat het beheers- en controlesysteem van het Operationeel Programma goed functioneert.
Comité van Toezicht Het Comité van Toezicht ziet toe op de effectiviteit en de kwaliteit van de uitvoering van het Operationeel Programma. Het Comité van Toezicht besluit over de algemene strategie en het beleid van het programma en is verantwoordelijk voor het globale toezicht op de uitvoering van het programma. Het Comité van Toezicht heeft de volgende taken en verantwoordelijkheden: • Vaststellen en zo nodig herzien van de selectiecriteria voor projecten. • Toezicht houden op het bereiken van de programmadoelen.
91
B5
Bijlage 5 Organisatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland
•B eoordelen van de resultaten van het programma en toetsing daarvan aan de prioriteiten van het programma. • Beoordelen en vaststellen van de jaarrapportages en het eindrapport van het programma. • Het Comité van Toezicht op de hoogte stellen van het jaarlijks controlerapport betreffende het programma en de reactie van de Europese Commissie daarop. •V oorstellen doen aan de beheersautoriteit over herziening van het Operationeel Programma. •V oorstellen doen voor eventuele wijzigingen in de beschikking van de Commissie over de verdeling van de bijdrage uit het EFRO. In 2007 heeft de oprichtingsvergadering van het Comité van Toezicht plaatsgevonden. Door het Comité van Toezicht is het Operationeel Programma ZuidNederland aangenomen en is het Reglement van Orde van het Comité van Toezicht Operationeel Programma Zuid, conform het bepaalde in artikel 63, lid 2 van (EG) Nr. 1083/2006, vastgesteld. Verder heeft het Comité van Toezicht de samenstelling van de drie stuurgroepen bepaald en het communicatieplan en het toetsingskader Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013 vastgesteld. In het programmajaar 2012 is het Comité van Toezicht drie keer bijeengekomen in vergaderingen. Daarnaast is er een schriftelijk ronde geweest waarbij het jaarverslag van commentaar is voorzien. In de vergaderingen is telkens stilgestaan bij de inhoudelijke en financiële voortgang van het programma aan de hand van standaardrapportages. In 2012 is met name stilgestaan bij de betalingsonderbreking, de aanpak van de vrijvallende middelen, en de aanpak van de geconstateerde problemen met betrekking tot het project de ‘Karosseer’ (zie Hoofdstuk 2) Leden van het Comité van Toezicht OP-Zuid 2012
92
Stuurgroepen Binnen het Operationeel Programma Zuid-Nederland zijn drie Stuurgroepen ingesteld. De Stuurgroepen zijn belast met de taak van de inhoudelijke beoordeling van projectvoorstellen en het toekennen van financiële bijdragen uit het programmabudget. Deze Stuurgroepen opereren onder verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit en het Comité van Toezicht. De drie afzonderlijke Stuurgroepen zijn ingesteld voor respectievelijk de deelgebieden Zuidwest-Nederland, Zuidoost-Nederland en de Zuid-Nederlandse steden (Eindhoven, Helmond, Tilburg, ‘s-Hertogenbosch, Breda, Venlo, Sittard-Geleen, Heerlen en Maastricht). De Stuurgroepen geven een zwaarwegend advies aan de beheersautoriteit over de toekenning van bijdragen aan projecten. De taken en verantwoordelijkheden van de Stuurgroepen omvatten: • Beoordelen van projectvoorstellen aan de hand van vooraf door het Comité van Toezicht vastgestelde criteria. • Besluiten over de toekenning van de subsidie op advies van het programmasecretariaat. • Adviseren inzake beschikkingen. • Rapporteren omtrent de voortgang van de uitvoering van het programma aan het Comité van Toezicht. • Kennis nemen van de voortgangsrapportages, jaarverslagen en tussentijdse evaluaties. • Voorstellen doen met betrekking tot de besteding van programmamiddelen voor promotie, publiciteit en onderzoek. • Adviseren aan het Comité van Toezicht inzake eventuele programmawijzigingen of wijzigingen in de opzet van het programmabeheer.
Naam
Organisatie
Dhr. prof.dr. W.B.H.J. van de Donk
Provincie Noord-Brabant (voorzitter)
Dhr. A.M.G. Beurskens
Voorzitter Stuurgroep Zuidoost (vice-voorzitter, vanaf 27 november 2012)
Dhr. drs. M.L. Verheijen
Voorzitter Stuurgroep Zuidoost (vice-voorzitter, tot 27 november 2012)
Dhr. drs. B.J. de Reu
Voorzitter Stuurgroep Zuidwest
Dhr. L.W.L. Pauli
Voorzitter Stuurgroep Steden
Dhr. drs. C. Kortleve
Vertegenwoordiger ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie
Dhr. dr.ir. A.J.H.M. Peels
Vertegenwoordiger kennisinstellingen
Dhr. J. Bos
Vertegenwoordiger gemeenten Zuid-Nederland
Dhr. R. van Gijzel
Vertegenwoordiger BrabantStad
Dhr. P.F.G. Depla
Vertegenwoordiger Tripool
Dhr. ir. J.H. Heijnen
Vertegenwoordiger milieuorganisaties
Dhr. drs. E. van Dijk
Vertegenwoordiger werkgevers
Dhr. W.H.M. Brouwers
Vertegenwoordiger werknemers (tot 27 november 2012)
Dhr. S. Koetloe
Vertegenwoordiger werknemers (vanaf 27 november 2012)
Dhr. K. Van der Eecken
Vertegenwoordiger Europese Commissie (raadgevend)
Dhr. K. Magnus
Vertegenwoordiger Europese Commissie (raadgevend)
Jaarverslag 2012 Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013
Evenals bij de samenstelling van het Comité van Toezicht, is ook bij de Stuurgroepen sprake van een brede samenstelling met alle relevante overheden en sociaal-economische partners (inclusief milieuorganisaties).
Stuurgroep Zuidoost In het verslag jaar 2012 is de Stuurgroep Zuidoost tweemaal bijeengekomen voor een vergadering, tweemaal heeft een schriftelijke ronde plaatsgevonden.
Leden Stuurgroep Zuidoost 2012 Naam
Organisatie
Dhr. A.M.G. Beurskens
Voorzitter Stuugroep Zuidoost (vanaf 5 december 2012)
Dhr. drs. M.L. Verheijen
Voorzitter Stuurgroep Zuidoost (tot 5 december 2012)
Dhr. L.W.L. Pauli
Vice-voorzitter Stuurgroep
Dhr. P.A.C. Apeldoorn
Vertegenwoordiger Noord-Brabant (ambtelijk)
Dhr. dr.ir. R.W.M. Ramakers
Vertegenwoordiger Limburg (ambtelijk)
Mw. drs. M.J.H. de Haas
Vertegenwoordiger ministerie van Economische Zaken
Dhr. drs. A. Postema
Vertegenwoordiger kennisinstellingen Limburg
Dhr. dr.ir. A.J.H.M. Peels
Vertegenwoordiger kennisinstellingen Noord-Brabant
Dhr. drs. A.A.M. Jacobs
Vertegenwoordiger BrabantStad (tot 5 december 2012)
Mw. P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
Vertegenwoordiger BrabantStad (vanaf 5 december)
Dhr. O. Hoes
Vertegenwoordiger Tripool/Venlo
Dhr. drs. H.A.G. Hellegers
Vertegenwoordiger gemeenten Oost-Brabant
Dhr. drs. H.M.F. Bruls
Vertegenwoordiger gemeenten Limburg (tot 5 december 2012)
Dhr. A.S. Scholten
Vertegenwoordiger gemeenten Limburg (vanaf 5 december 2012)
Dhr. ir. J.H. Heijnen
Vertegenwoordiger milieuorganisaties
Dhr. ir. H. Walravens
Vertegenwoordiger werknemers
Dhr. J.L.J.M. Schneiders
Vertegenwoordiger werkgevers
Dhr. H.W.G. Straatman
Vertegenwoordiger werkgevers MKB-bedrijven
Stuurgroep Zuidwest De Stuurgroep Zuidwest is in 2012 eenmaal in vergadering bijeen geweest; er hebben drie schriftelijke rondes plaatsgevonden. Leden Stuurgroep Zuidwest 2012 Naam
Organisatie
Dhr. drs. B.J. de Reu
Voorzitter Stuurgroep
Dhr. L.W.L. Pauli
Vice-voorzitter Stuurgroep
Dhr. ir. H.W.W. Bijsterbosch
Vertegenwoordiger Noord-Brabant
Dhr. mr. P.J. Filius
Vertegenwoordiger Zeeland
Dhr. drs. G. Arnoldus
Vertegenwoordiger ministerie van Economische Zaken
Dhr. ir. A.P. de Buck
Vertegenwoordiger kennisinstellingen Zeeland
Dhr. J.G. Uijterwijk
Vertegenwoordiger kennisinstellingen Noord-Brabant
Dhr. W. de Jong
Vertegenwoordiger gemeenten West-Brabant
Dhr. W. Willems
Vertegenwoordiger BrabantStad (tot 12 december 2012)
Dhr. A.L.E. Arbouw
Vertegenwoordiger BrabantStad (vanaf 12 december 2012)
Mw. Meeuwisse
Vertegenwoordiger grote gemeenten Zeeland
Dhr. C.J. Almekinders
Vertegenwoordiger kleine gemeenten Zeeland
Dhr. T. van Mierlo
Vertegenwoordiger milieuorganisaties
Dhr. W. Dorenbos
Vertegenwoordiger werknemers
Dhr. R. Adriaansens
Vertegenwoordiger werkgevers grote bedrijven
Dhr. P. Eijke
Vertegenwoordiger werkgevers MKB-bedrijven (tot 19 september 2012)
Dhr. H. Goovers
Vertegenwoordiger werkgevers MKB-bedrijven (vanaf 19 september 2012)
93
B5
Bijlage 5 Organisatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland
Stuurgroep Steden In 2012 is de Stuurgroep Steden tweemaal bijeengekomen in vergaderingen. Er heeft tweemaal een schriftelijke ronde plaatsgevonden. Leden Stuurgroep Steden 2012 Naam
Organisatie
Dhr. L.W.L. Pauli
Voorzitter Stuurgroep
Dhr. A.M.G. Beurskens
Vice-voorzitter Stuurgroep (vanaf 19 december 2012)
Dhr. drs. M.L. Verheijen
Vice-voorzitter Stuurgroep (tot 19 december 2012)
Mw. E. Beimers-Jürgens
Vertegenwoordiger ministerie van BZK/EZ
Mw. F. Wieland-Heutink
Vertegenwoordiger ministerie van BZK/EZ
Mw. mr. L. de Bruin
Vertegenwoordiger kennisinstellingen Noord-Brabant
Mw. drs. M.P.W. Lamberti
Vertegenwoordiger kennisinstellingen Limburg
Dhr. J.W.F Hoskam
Vertegenwoordiger BrabantStad (vanaf 19 december 2012)
Dhr. mr. W.J. Willems
Vertegenwoordiger BrabantStad (tot 19 december 2012)
Dhr. P.M. Meekels
Vertegenwoordiger TriPool/Venlo
Dhr. G. Verstegen
Vertegenwoordiger milieuorganisaties
Dhr. J. Krol
Vertegenwoordiger werknemers
Dhr. J.P. Bikker
Vertegenwoordiger werkgevers grote bedrijven
Mw. N. Verbugt
Vertegenwoordiger werkgevers MKB-bedrijven
Deskundigencommissies/klankbordgroep Om het (MKB-)bedrijfsleven een extra impuls te geven, zijn binnen prioriteit 1 vier regelingen voor subsidieverlening aan het MKB in het leven geroepen. In januari 2008 zijn drie regelingen door het Comité van Toezicht goedgekeurd. De Sociale Innovatie Regeling is pas in december 2008 door de Stuurgroep vastgesteld en begin 2009 in werking getreden. Met betrekking tot de uitvoering van de regelingen is gekozen voor een model waarin regionale ontwikkelingsmaatschappijen en Syntens nadrukkelijk een rol is toebedeeld. De ingediende aanvragen worden op hun innovativiteit beoordeeld door twee deskundigencommissies (Zuidwest en Zuidoost) en een Klankbordgroep, die vanaf april 2008 voortvarend zijn gestart met hun werkzaamheden. Na de heropening van het programma in mei 2010 worden de projecten niet meer voorgelegd aan de Stuurgroep. Dit om de procedure omtrent de aanvraagprocedure te verkorten. De Deskundigen commissie voor de Adviesregeling, Innovation Officer regeling en Innovatieregeling en de Klankbordgroep voor de Sociale Innovatieregeling zijn de adviesorganen voor de beoordeling van de regelingen. Met deze wijziging worden de Deskundigencommissies en de Klankbordgroep gelijkgesteld met de Stuurgroep. Bij de heropening zijn ook de namen van de bedrijfsgerichte regelingen gewijzigd: De term ‘bedrijfsgerichte regelingen’ is vervangen door ‘MKB-subsidies’. 94
De afzonderlijke regelingen zijn als volgt gewijzigd: Adviesregeling > Innovatieadvies Innovation Officer > Innovatiemedewerker Innovatieregeling > Innovatieprojecten Sociale Innovatieregeling > Sociale Innovatieadvies In 2012 zijn er van de deskundigencommissies vier bijeenkomsten geweest in Oost en twee bijeenkomsten in West. Aangezien de MKB-subsidie Sociale Innovatieadvies is gestopt per 31 december is er nog één klankbordgroepvergadering geweest om de laatste projectvoorstellen te behandelen.
Technische Bijstand / Programmamanagement Stimulus De hoofddoelstelling van ‘Technische Bijstand’ is een succesvolle en adequate implementatie van het Operationeel Programma Zuid-Nederland 2007-2013. ‘Technische Bijstand’ valt onder de verantwoordelijkheid van de beheersautoriteit, de provincie Noord-Brabant. Daarbij wordt ‘Technische Bijstand’ gezien als een project. Het dagelijkse management van het programma wordt uitgevoerd door Stimulus Programma management met een tweetal steunpunten in de bij het OP-Zuid betrokken provincies Limburg en Zeeland. Stimulus Programmamanagement legt verantwoording af aan de beheersautoriteit.
Dit project is mede mogelijk gemaakt met steun uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling.