HF dimmerunit SCH 1210N
Inhoud 1
Veiligheids voorschriften
2
Installatie voorschriften
3
Voeding en afgaande bekabeling
4
HF fluorescentie dimaansluitingen
5
Netwerk- en stuurstroom aansluitingen
6
Specificaties SCH 1210N unit
7
ASCII codes
8
ASCII codes
Lees voor het installeren eerst dit document
-0-
WAARSCHUWING: GEVAARLIJKE SPANNING VOEDING EERST UITSCHAKELEN VOORDAT HET DEKSEL VERWIJDERD WORDT In deze unit zitten geen bedieningsonderdelen Service: alleen door gekwalificeerd personeel uit te voeren
Voorkom aanraking met vocht en vuil zodat de kans op brand of een elektrische schok wordt uitgesloten. Schakel de unit niet in, voordat het deksel is aangebracht. Deze unit dient te worden geaard. Installatie, programmeren en onderhoud dient door gekwalificeerd personeel te worden uitgevoerd. iLight Limited accepteert geen verantwoording voor reparaties of modificaties die niet volgens fabrieksspecificaties zijn uitgevoerd.
Alle dimmerunits, schakelunits en interfaces voldoen aan alle relevante voorgestelde en huidige Nationale, Europese en Internationale technische en veiligheidsstandaarden voor elektrische en elektronische dimmersystemen. Deze standaarden voldoen aan de Electro Magnetic Compliance (EMC) richtlijnen EN50 081-1 en EN50 082-1, laagspanningsrichtlijn EN60 950 en de RFI- onderdrukkingsrichtlijn EN50 014, waarmee volledig aan de CE keuringseisen wordt voldaan.
-1-
Installatie voorschriften De locatie
Dimmerunits kunnen direct onder een kabelgoot gemonteerd worden als de diepte van deze goot niet meer dan 50mm bedraagt, zoals hieronder staat afgebeeld.
Dimmer- en schakelunits dienen in een droge, geventileerde ruimte gemonteerd te worden waar de temperatuur niet onder of boven de gestelde waarden uit mag komen. Bij het kiezen van de juiste locatie dient het volgende in acht te worden genomen: Afhankelijk van het aangesloten vermogen op een dimmerunit ontstaat er warmte in de ruimte. Om deze warmte af te voeren dient er een adequate ventilatie in deze ruimte te worden aangebracht, zodat de omgevingstemperatuur niet boven de maximaal gestelde waarde uitkomt. Zorg voor voldoende ruimte rondom de units zodat, in het geval van onderhoud en service, de onderdelen goed bereikbaar zijn. Monteer geen units in ruimten die later niet of nauwelijks meer te bereiken zijn. De dimmer- en schakelunits zijn uitsluitend ontworpen voor verticale wandmontage. Afhankelijk van het type dimmerunit en het aangesloten vermogen kan er in de unit een brommend geluid ontstaan. Dit geluid wordt veroorzaakt door de interne componenten voor de storingsonderdrukking. Als dit brommende geluid overlast veroorzaakt dient de dimmerunit op een andere locatie gemonteerd te worden.
luchtstroom
50mm maximaal
luchtstroom Voorbeeld van een dimmerunit, gemonteerd tussen kabelgoten met een maximale diepte van 50mm. De dimmerunit is direct onder de kabelgoot gemonteerd.
Alle dimmerunits hebben ventilatie nodig en zijn speciaal hiervoor rondom voorzien van ventilatiesleuven, zodat de units door middel van convectie gekoeld worden. Om deze reden is het belangrijk dat de units rondom vrij zijn opgehangen met voldoende afstand tot naastliggende kasten of oppervlakken. Houd minimaal 100mm afstand aan weerszijden van de dimmerunit tot de naastliggende units.
Indien de kabelgoot dieper dan 50mm is dient er een minimale ruimte van 50mm tussen dimmerunit en de kabelgoot te zijn. De kabels worden dan door middel van individuele pijpen van de dimmerunit naar de kabelgoot geleid, zoals hieronder is afgebeeld.
luchtstroom
> 50mm
50mm
100mm
100mm
Houdt 100mm vrije ruimte aan beide zijden van de units, muren, etc. i.v.m. ventilatie
pijpverbindingen
luchtstroom
BELANGRIJK Als de dimmerunits niet in de juiste positie worden opgehangen en zonder voldoende ventilatie, kan dit tot oververhitting leiden.
Voorbeeld van een dimmerunit, gemonteerd tussen kabelgoten met een diepte van meer dan 50mm. Tussen de dimmerunit en de kabelgoot zijn pijpen gemonteerd.
-2-
Voeding: 415/230V - 50-60Hz, 40Amp maximaal per fase
Voedingskabel
Uitbreekpoorten voor de voeding en afgaande groepen
Fase (L1): L1 op de doorverbindingskam Fase (L2): L2 op de doorverbindingskam Fase (L3): L3 op de doorverbindingskam Nul (N): aan de blauwe nulklem Aarde (E) : op de bodemplaat Afgaande groepen: Deze worden op de klemmenstrook links in de dimmerunit aangesloten met de volgende aanduidingen: Relais 1:
Relais 2:
Relais 3:
Relais 4:
Relais 5:
Relais 6:
Relais 7:
Relais 8:
Relais 9: Relais 10:
Relais 11:
Relais 12:
R1 E N R2 E N R3 E N R4 E N R5 E N R6 E N R7 E N R8 E N R9 E N R10 E N R11 E N R12 E N
geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting geschakelde fase aarde nul aansluiting
Voeding en Aardaansluitingen
Installatieautomaten
Aansluiting voor decentrale noodverlichting
Afgaande schakelgroepen
1-10Vdc / DSI aansluitingen (losneembare connector)
Processor print “Option” doorverbinding
RJ12 iCANnet ingangsconnector
1-10Vdc / DSI aansluitingen rechts onderaan de print zitten de 1-10Vdc aansluitingen met de volgende aanduidingen:
1-10Vdc / DSI aansluitingen
0V DIM1
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM7
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM2
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM8
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM3
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM9
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM4
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM10
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM5
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM11
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM6
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM12
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
-3-
Aansluitingen stuurstroomkabels voor HoogFrequent dimbare voorschakel-apparaten Alle HF dimbare voorschakelapparaten in een installatie worden met behulp van een stuurstroomkabel (bijvoorbeeld een wandkabel 2x0,8mm) op de regelingang met elkaar verbonden en vervolgens op de HF fluorescentie dimmerunit aangesloten. In de SCH 1210N zijn twee 12-polige (afneembare) connectoren opgenomen waarop de desbetreffende kabels op de juiste polen aangesloten kunnen worden. Deze connectoren bevindt zich rechts onder op de printplaat met de aanduiding: 0V DIM1
: :
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM2
: :
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
0V DIM3
: :
0V aansluiting stuurstroom + aansluiting stuurstroom
Enz.
Geadviseerd wordt om, voordat de stuurstroomkabels op de HF fluorescentie dimmerunit worden aangesloten, eerst te testen of er geen netspanning op deze kabels aanwezig is. Om dit te controleren dienen de afgaande 230V leidingen reeds aangesloten te zijn, waarna de HF fluorescentie dimmerunit wordt aangezet (de stuurstroomkabels zijn dan nog niet aangesloten) en de onderste installatieautomaat wordt ingeschakeld. Meet vervolgens tussen iedere ader van de stuurstroomkabels en de aardaansluiting met een voltmeter op het 250Vac bereik. Wanneer er onverhoopt toch 230Vac op één van de stuurstroomkabels staat mag deze niet worden aangesloten en dient eerst de oorzaak weggenomen te worden. De aanwezigheid van de netspanning op een of meerdere stuurstroomkabels kan zeer schadelijke gevolgen hebben voor de dimmerunit, waarmee tegelijk ook de fabrieksgarantie op deze unit vervalt. Stuurstroomsignalen voor HF dimbare voorschakelapparaten iLight HF-dimunits kunnen voor het gebruik met zowel het analoge stuursignaal (1-10Vdc, EN60929), als het digitale DSI stuursignaal (Manchester Code) worden toegepast. Standaard staan de units ingesteld voor het gebruik met voorschakelapparaten die voorzien zijn van een analoge 1-10Vdc signaalingang. Kanalen kunnen individueel ingesteld worden voor het gebruik met analoge of digitale HF dimbare voorschakelapparaten. Deze instellingen kunnen met behulp van het iCANsoft softwarepakket aangepast worden. Neem hiervoor contact op met uw iLIGHT dealer. Het is ook mogelijk om op een andere manier over te schakelen (alle kanalen tegelijk) van analoge stuursignalen naar digitale stuursignalen (DSI) door het aanbrengen van een doorverbinding op de 2-polige “option”-connector op de print. Nadat deze verbinding is aangebracht dient de dimmerunit eerst uitgeschakeld en daarna weer ingeschakeld te worden waardoor de instellingen geactiveerd worden. Met behulp van het iCAN softwarepakket kan een mix van analoge en digitale uitgangssignalen geconfigureerd worden. Hierbij dient de eventueel aangebrachte doorverbinding op de processorprint voor de digitale sturing, verwijderd te worden.
Netwerk en stuurstroom aansluitingen Alle netwerkkabels en stuurstroomkabels worden in het speciaal afgeschermde gedeelte onder in de dimmerunit ingevoerd. De voedingskabels en afgaande kabels dienen volledig gescheiden ten opzichte van de datakabels te worden aangelegd vanwege veiligheid en immuniteit. Stuurstroomkabels worden in aparte leidingen of in gescheiden metalen kabelgoten aangelegd. Daar waar datakabels en spanningskabels buiten metalen goten worden aangelegd is een onderlinge afstand van 300mm noodzakelijk en mogen elkaar uitsluitend onder een hoek van 90° kruisen. Alle connectors voor data- en RS485 signalen in de dimmeren schakelunits zijn in twee delen te splitsen en kunnen van de print losgetrokken worden om de verbindingen buiten de units te kunnen maken. Daarna kan de connector met de bedrading op de print gestoken worden. De SCH 1210N dimmerunit kan verbonden worden met andere componenten, bedieningspanelen, dimmer- of schakelunits, audiovisuele systemen of interfaces via het iCAN netwerk of een RS485 data verbinding. De RS485 data verbinding is primair ontworpen voor communicatie met externe systemen, maar biedt niet de volledige functionaliteit dat door het iCAN netwerk geboden kan worden. Alle overige iLIGHT producten communiceren met elkaar door middel van het iCAN netwerk. In geen geval mogen de RS485 verbindingen en het iCAN netwerk met elkaar verbonden worden. NOOT: Met netwerkkabels worden niet de 1-10Vdc of DSI kabels bedoeld, die met de dimbare VSA’s verbonden zijn. De stuurstroomkabels naar de VSA’s worden aangemerkt als spanningskabels en dienen gescheiden van het iCAN netwerk en de RS485 datakabels te worden aangelegd. Meggeren: Dimmerunits die zijn aangesloten op een groepenkast moeten worden afgeschakeld zodra de installatie “gemeggerd” wordt. Dit houdt verband met het feit dat de interne processor geen hoge piekspanningen kan verdragen. Het gaat er in dit geval om dat deze meggerpulsen niet via de voeding van de dimmerunit op de processor terecht mogen komen. De oplossing om dit te voorkomen is het uitschakelen van de voedingsautomaat of hoofdschakelaar die bestemd is voor de desbetreffende dimunit. Aansluitingen voor noodverlichting Dimbare noodverlichtingsarmaturen met ingebouwde accuset kunnen ook achter de dimmerunit worden aangesloten. Deze armaturen worden met in totaal 4 draden aangesloten: Geschakelde spanning Vaste spanning voor het opladen van de accu en de indicatie van de aanwezige netspanning Nul Aarde De vaste spanningsaansluiting voor het opladen van de accuset wordt direct op de zekeringautomaat (aan de beveiligde zijde) van de bijbehorende dimmergroep aangesloten. Het is belangrijk dat de vaste spanningsaansluiting en de gedimde spanning via één en dezelfde automaat worden beveiligd en niet met andere dimgroepen worden verwisseld.
-4-
ICAN Netwerk Voor het verbinden van de iCAN netwerkkabels zijn, in de dimmer- en schakelunits, twee aparte connectors opgenomen. De beide iCAN aansluitingen op de processorprint zijn parallel met elkaar doorverbonden.
RS485 aansluitingen De RS485 aansluiting bevindt zich naast de iCAN netwerk connectoren. De aansluitingen die hiervoor worden gebruikt zijn als volgt aangegeven: RS485 – O RS485 + O 0V O AL
De aanbevolen datakabel voor het iCAN netwerk is: FTP 4x2xAWG24 (CAT5) met een folie afscherming. Op de processorprint zijn de iCAN netwerkaansluitingen parallel met elkaar doorverbonden en de bijbehorende kleuren van de aderparen in de CAT5 kabel staan op de print vermeld: Oranje paar Groene paar Blauw/Wit Blauw Bruine paar
+12Vdc 0V CAN-H CAN-L folie afscherming
O
Zie ook de ASCII stuurcodes vermeld op pagina 7. RJ12 connector Iedere dimmer- en schakelunit is voorzien van een RJ12 socket waarop een PC of een portable programmeerapparaat kan worden aangesloten.
CAN-H +12V Fabriek
De structuur van een iCAN netwerk is in de onderstaande tekening afgebeeld.
CAN-L 0V Fabriek
* * Er mogen geen aansluitingen op de fabriekspolen gemaakt worden. *Geeft aan waar een afsluitweerstand noodzakelijk is. Alle units, verbonden met het iCAN netwerk, worden op deze manier aangesloten. Aftakkingen van dit netwerk zijn niet toegestaan en zullen communicatieproblemen opleveren. De units kunnen in een willekeurige volgorde met het netwerk verbonden worden.
Alarm ingang Een alarm ingang, bestemd voor de aansluiting aan een brandmeldsysteem, bevindt zich direct naast de RS485 connector. De aansluitingen die hiervoor worden gebruikt zijn als volgt aangegeven: 0V AL
O O
De alarmingang mag alleen met een potentiaalvrij contact worden aangestuurd en de stuurkabel naar dit contact mag maximaal 50mtr lang zijn. De stuurstroomkabel dient volledig gescheiden van eventuele voedingskabels te worden aangelegd. Onjuiste methode van aansluiten Aan beide uiteinden van een iCAN netwerk is een afsluitweerstand noodzakelijk: in bovenstaande tekening aangegeven met een *. Deze afsluitweerstanden mogen op geen enkele andere plaats in het netwerk gemonteerd worden als aan de beide uiteinden. Een maximum van 2 afsluitweerstanden is nodig voor een netwerk. Iedere dimmer- of schakelunit is van standaard voorzien van een afsluitweerstand en gemonteerd op de 5-polige iCANnet connector. De weerstand is 120 Ohm, ¼Watt. Verwijder de weerstand van de connector wanneer deze niet nodig is. De weerstand is gemonteerd tussen de aansluitingen CAN H en CAN L. Monteer de weerstand niet aan één van de andere polen op de connector.
Zodra de alarmingang wordt kortgesloten zullen alle afgaande groepen direct op 100% inschakelen. Deze toestand blijft actief, onafhankelijk van eventuele andere schakelcommando’s, totdat het contact tussen de 0V en de AL aansluitingen weer wordt verbroken. De lichtinstellingen in de dimmerunits kunnen alleen gewijzigd worden als de alarmingang niet is kortgesloten. Op het gehele iCAN netwerk hoeft slechts één brandalarm ingang te worden aangesloten. De fabrieksinstelling voor het aansturen van de afgaande groepen bij een geactiveerde alarmingang kan, met behulp van het iCAN softwarepakket, gewijzigd worden. Informeer bij uw dealer voor verdere vragen.
-5-
Specificaties dimmerunit SCH 1210N 12 kanalen dimmerunit voor Hoogfrequent dimbare fluorescentie verlichting Algemene kenmerken 12x10Amp, schakeluitgangen 12x Dimsignalen: 1-10Vdc en/of DSI stuursignalen Veroorzaakt nauwelijks geluid Geheugen voor 128 lichtinstellingen Veiligheidsdeur voor de zekeringautomaten “Fail to full” veiligheidsvoorziening, schakelt de unit op 100% in wanneer de elektronica defect raakt iCAN™ netwerk ingang (waarop 10.000 units aangesloten kunnen worden) Audiovisuele ingang (RS485) Paniek / brandalarm ingang CE keurmerk, voldoet aan alle relevante standaarden Voorbereid op toekomstige wijzigingen met “Flash” geheugen Ontworpen en geproduceerd volgens ISO9000 standaard Mechanische eigenschappen Gewicht: 7,5kg Afmetingen: 550(H) x 220(B) x 155(D)mm Uitbreekpoorten voor bekabeling: 12 x PG16 en 1 x PG29 Uitbreekpoorten voor stuurstroom kabels: 1 x PG16 Klimaatbereik Temperatuur: -20° tot +40°C Vochtigheid: +5 tot 95% geen condens Stuurstroom ingangen Twee meerpolige connectors voor de aansluiting op het iCANnet™ netwerk en bestemd voor de CAT5 FTP kabel RJ12 connector voor het programmeren van het iCANnet™ netwerk Aansluiting voor de Audiovisuele ingang, RS485 Aansluiting voor paniek / brandalarm ingang Elektrische eigenschappen Maximale belasting: drie fasen 40Amp, bij 40°C Maximale stroom per kanaal: 10Amp Voeding: 415/230Vac +/- 10% 50/60Hz Beveiliging: 12 x 10Amp zekeringautomaten met C-karakteristiek, 6kA kortsluitstroom Type belastingen / stuursignalen 1-10Vdc stuursignaal voor maximaal 50 stuks hoogfrequent dimbare voorschakelapparaten per kanaal Tridonic DSI stuursignaal voor maximaal 100 stuks hoogfrequente, digitaal dimbare, VSA’s per kanaal 0-10Vdc stuursignaal (universeel voor ingangen met 20KΩ ingangsweerstand) 1-10Vdc multi-load transformatoren, maximaal 1000 stuks Gedimde uitgangen 12x 1-10Vdc stuursignaal, maximaal 0,1Amp per kanaal 12x Tridonic DSI uitgangen (de voorschakelapparaten worden via dit signaal gedimd en aan- en uitgeschakeld) Geschakelde uitgangen 12 x 230Vac, 10Amp. (inductieve of resistieve belastingen) maximaal 1000Watt HF dimbare PL- en TL verlichting per uitgang Kabelaansluitingen Voedingsaansluiting, maximale aderdoorsnede: 10mm² Afgaande groepen, maximale aderdoorsnede: 1 x 4mm² of 2 x 2,5mm² per aansluiting iCAN netwerk kabel: 5 x 1mm² Audiovisuele ingang RS485: 2 x 1mm² Paniek / brandalarm ingang: 2 x 1mm² Geheugen FLASH geheugen, voorbereid op toekomstige wijzigingen EEPROM geheugen voor 128 lichtinstellingen Fade tijden Instelbaar tussen 0,1 seconde en 60 minuten
-6-
1 ASCII Control Messages ASCII Control Messages provide a simple method of control for AV systems. This is done by sending a string of ASCII characters via the inbuilt RS485 serial port in the Source Controllers. The command is not case sensitive. Data structure No parity, 8 data bits, 1 start bit, 1 stop bit. Baud rate 9600 1.1 Message Syntax The general form of the message is: 1.1.1 Start Character Each message starts with the @ character The command is started receiving the @ character. If a command is incomplete when a new @ is received, the old command is discarded. 1.1.2 Command The start character is followed by a two character command. Example: SS (select scene) 1.1.3 Parameters After the command characters several characters define the parameters, such as the scene number, area number, and fade time. A colon delimits the values. If a colon is received after only 1 digit then a single digit value is assumed.
(13 dec). The # character can also be used. 1.3 Virtual Control Messages Virtual control messages are used to control the system, and not individual devices. The message is transmitted across the iCANnet network to all other devices. 1.3.1 Command SS Select Scene This message selects a scene in an area. The syntax is: @SSxx:Axx:Fxx SSxx defines the scene number, where xx is valid from 00 to 99. Scene 00 is OFF. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. Fxx defines the Fade Time , valid for 00 to 99 for seconds. 1.3.2 Command SA Save Scene This message saves the current levels to a scene in an area. The syntax is: @SAxx:Axx SAxx defines the scene number, where xx is valid from 00 to 99. Scene 00 saves to the current scene. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. 1.3.3 Command RS Request Current Scene This message requests the current scene number in an area. The syntax is: @RSxx RSxx defines the Area Number, valid for 01 to 99. 1.3.4 Command RE Report Current Scene This message reports the current scene number in an area. The syntax is: @RExx:Axx RExx defines the Scene Number, valid for 01 to 99. Axx defines the Area Number, valid for 01 to 99.
-7-
1.3.5 Command SC Set Channel Level This message sets the level of a channel in an area. The syntax is: @SCxx:Axx:Lxx:Fxx SCxx defines the channel number, where xx is valid from 00 to 99. Channel 00 affect ALL channels in an area. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. Lxx defines the Level, valid for 00 to 99 in %, and FF for FULL (100%) Fxx defines the Fade Time , valid for 00 to 99 for seconds. 1.3.6 Command RC Request Channel Level This message request the level of a channel in an area. The syntax is: @RCxx:Axx RCxx defines the channel number, where xx is valid from 00 to 99. Channel 00 requests ALL channels in an area. (use with caution). Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. 1.3.7 Command RL Report Channel Level This message reports the current level of a channel in an area. The syntax is: @RLxx:Axx:Lxx RLxx defines the Channel Number, valid for 01 to 99. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. Lxx defines the Level, valid for 00 to 99 in %, and FF for FULL (100%) 1.3.8 Command CR Raise This message increments the area by 1% level The syntax is: @CRxx:Axx CRxx defines the channel number, where xx is valid from 00 to 99. Channel 00 affect ALL channels in an area. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. 1.3.9 Command CL Lower This message decrements the area by 1% level The syntax is: @CLxx:Axx CLxx defines the channel number, where xx is valid from 00 to 99. Channel 00 affect ALL channels in an area. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. 1.3.10 Command SF Stop Fade This message stops fading in an area The syntax is: @SFxx:Axx SFxx defines the channel number, where xx is valid from 00 to 99. Channel 00 affect ALL channels in an area. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. 1.3.11 Command TC Toggle Channel This message toggles a channel state. The syntax is: @TCxx:Axx:Lxx:Fxx TCxx defines the channel number, where xx is valid from 00 to 99. Channel 00 affect ALL channels in an area. Axx defines the Area Number, valid for 00 to 99. Lxx defines the Level, valid for 00 to 99 in %, and FF for FULL (100%) Fxx defines the Fade Time, valid for 00 to 99 for seconds.
-8-