Het reglement van 18361 Bepalingen op het innemen en ontslag van kinderen, in het Gereformeerd Burger-Weeshuis der Stad Utrecht. Artikel 1: De kinderen zullen moeten zijn geboren uit een wettig huwelijk, en gedoopt in de gereformeerde kerk, en zedert dien tijd, nimmer belijdenis des geloofs bij een ander kerkgenootschap hebben afgelegd. Een van beiden van derzelver ouders behoord lidmaat van het thans gevestigd gereformeerd kerkgenootschap geweest te zijn, en hetzelfde niet te hebben verlaten. Artikel 2: Er moet blijken van het burgerregt der ouderen of voor-ouderen, zonder hetzelve door uitwoning verloren te hebben, ten aanzien van kinderen, welke geboren zijn vóór het ophouden van het uitgifte der actens van burgerregt op den 1 Januarij 1829, en met betrekking tot de kinderen, geboren na het ophouden, of van het voorschreve burgerregt, of van de inwoning der ouderen te dezer stede, gedurende de laatste twintig jaren; benevens van de uitoefening van zoodanig ambacht, eerlijk beroep of bedrijf, waardoor zij geacht worden tot de gezeten burgers der stad behoord te hebben; zullende de kinderen van ouders, welke eene onteerende straf ondergaan, of een openbaar schandelijk leven geleid hebben, in geen geval, kunnen worden toegelaten. Artikel 3: De aanvraag tot het innemen van kinderen zal, binnen twee maanden, na het overlijden van derzelver ouders, moeten geschied zijn. Artikel 4: De intenemen kinderen zullen niet ouder dan zestien jaren mogen zijn; - bij het gezond gebruik hunner verstandelijke vermogens; - vrij van ligchaamsgebreken of zoodanige ongeneeslijke zeeren, die hen ongeschikt zoude maken, om eenmaal in de maatschappij voor zich zelven den kost te verdienen. Zoodanige in het gesticht niet opgenomen kinderen, zullen ook niet voor rekening van het Weeshuis elders mogen worden besteed of opgevoed; welke besteding alleen zal mogen plaats hebben, ten opzigte van die genen, welke bij hunne admissie te jong zijn om in het gesticht te worden verpleegd en opgevoed, of die gedurende hunne opvoeding in hetzelve, door zoodanige ziels of ligchaams gebreken werden aangetast, welke hun verder verblijf doelloos zouden maken. De kinderen zullen voorts, de natuurlijke kinderziekte niet gehad hebbende, moeten zijn gevaccineerd, of zal zulks vóór derzelver inneming in het gesticht moeten plaats hebben.
1
Het Utrechts Archief, 725 Gereformeerd Burgerweeshuis, 718. Reglementen op het opnemen en het ontslag van kinderen in het Gereformeerd Burgerweeshuis te Utrecht, 1836, 1845, 1869 en 1878
Artikel 5: Bij voorraad zal het getal der kinderen in het gesticht, of ten kosten van hetzelve verpleegd wordende, niet grooter dan honderd twintig wezen; zullende de vaststelling hiervan, aan eene jaarlijksche herziening worden onderworpen. Artikel 6: De opvoeding der kinderen in het gesticht zal gerekend worden voltooid te zijn, wanneer de weesjongens den ouderdom van drie en twintig jaren, en de weesmeisjes die van een en twintig jaren zullen hebben bereikt, als wanneer zij mitsdien met den eersten Mei eerstkomende, uit hetzelve zullen worden ontslagen; ten ware er bijzondere redenen voor een langer verblijf mogten bestaan, in welk geval zulks door hen, ten minste drie maanden vóór den tijd van het onslag bepaald, door tusschenkomst van den Binnen-Vader aan heeren Huismeesteren zal moeten worden aangevraagd; die zulks met het praedvies van de commissie der Bank aan de Broederschap ter beschikking zullen voorgedragen. Zij zullen vóór hun vertrek uit het Weeshuis belijdenis des geloofs moeten hebben afgelegd, zonder het welk zij van alle verdere voorregten dezes Huizes verstoken zullen wezen. Artikel 7: De voorschreven bepalingen zullen worden in acht genomen ten opzichte van de aanvragen, welke tot het innemen van kinderen in het gesticht, van af den eersten September 1800 zes en dertig, zullen worden gedaan. Aldus vastgesteld bij heeren Regenten van het Gereformeerde Burger Weeshuis der Stad Utrecht, in hunne vergaderingen van den 20e Mei, 27e Mei en 19e Juli 1836. (Onderstond) Huismeesteren en Regenten voornoemd (geteekend) P. Ras, 1e huisr. (Lagerstond) Op last van dezelve (geteekend) H.M. Beeckman, Rentme. en Secrets
Het reglement van 18452 Bepalingen op het innemen en het ontslag van kinderen, in het Gereformeerd Burger Weeshuis te Utrecht Art. 1 De kinderen zullen moeten geboren zijn uit een wettig huwelijk, en gedoopt, en sedert dien tijd nimmer eenige belijdenis des geloofs, ten ware het bij het Hervormde Kerkgenootschap, hebben afgelegd, of door hunne opleiding tot eenig ander Kerkgenootschap zijn bestemd geworden. Een van beiden van derzelver ouders behoort lidmaat van het thans gevestigde Hervormde Kerkgenootschap geweest te zijn, en hetzelve niet te hebben verlaten. Art. 2 Er moet blijken of van het burgerrecht der ouders of voorouders, zonder hetzelve door uitwoning verloren te hebben, of van de inwoning der ouders dezer stede, gedurende de laatste tien jaren, benevens van de uitoefening van zoodanig ambacht, eerlijk beroep of bedrijf, wardoor zij geacht worden tot de gezetene burgers der stad behoord te hebben; zullende de kinderen wier ouders, of een derzelven, volgens het Burgerlijk Strafwetboek eene onteerende straf, hebben of heeft ondergaan, of een openbaar schandelijk leven geleid hebben, in geen geval, kunnen worden toegelaten. Art. 3 De aanvrage tot het innemen van kinderen zal binnen twee maanden na het overlijden van den langstlevende der ouders, door dengene, die zich na het overlijden der ouders, de zorg over de weezen had aangetrokken, moeten geschiedenis. Op dezen laatsten zijn ook toepasselijk de bepalingen van het laatste gedeelte van artikel 2, opzigtelijk de onteerende straffen en het leiden van een openbaar schandelijk leven. Art. 4 De intenemene kinderen zullen niet ouder dan 16 jaren mogen zijn. – Zij zullen bij het gezonde gebruik hunner verstandelijke vermogens, vrij van ligchaams gebreken moeten zijn, en van zoodanige ongeneeslijke zeeren, die hen ongeschikt zouden maken, om eenmaal in de Maatschappij voor zichzelven den kost te verdienen. Zoodanige in het gesticht niet opgenomen kinderen, zullen ook niet voor rekening van hetzelve elders worden besteed en opgevoed; welke besteding alleenlijk zal plaats hebben, ten opzigte van degenen, die bij hunne admissie te jong zijn, om in het gesticht te worden verpleegd en opgevoed, of die gedurende hunne opvoeding in hetzelve, door zoodanige ziels- of ligchaams-gebreken worden aangetast, welke hun verder verblijf in hetzelve doelloos zouden maken. De kinderen zullen voorts, de natuurlijke kinderziekte niet gehad hebbende, moeten zijn gevaccineerd, of zal zulks vóór derzelver inneming in het gesticht, moeten plaats hebben.
2
Archief Gereformeerd Burgerweeshuis, 718. Reglementen op het opnemen en ontslag
Art. 5 Bij voorraad zal het getal der kinderen in het gesticht, of ten koste van hetzelve verpleegd worden, niet grooter dan honderd twintig wezen; zullende de vaststelling hiervan, aan eene jaarlijksche herziening worden onderworpen. Art. 6 De opvoeding der kinderen in het gesticht zal gerekend worden voltooid te zijn, wanneer de weesjongens den ouderdom van 23 jaren en de weesmeisjes dien van 21 jaren, beiden op den 1 Januarij van ieder jaar, zullen hebben bereikt, als wanneer zij op den 1 Mei daaraanvolgende uit hetzelve zullen worden ontslagen, ten ware er bijzondere redenen voor een langer verblijf bestaan, in welk geval zulks door hen ten minste drie maanden vóór den tijd van het ontslag bepaald, door tusschenkomst van den Binnenvader aan Heeren Huismeesteren zal moeten worden aangevraagd, die zulks met het praeadvies van de Commissie der Bank, aan de Broederschap zullen voordragen. Zij zullen vóór hun vertrek uit het Weeshuis belijdenis des geloofs moeten hebben afgelegd, zonder hetwelk zij van alle verdere voorregten dezes Huizes verstoken zullen wezen. Art. 7 De voorgeschrevene bepalingen zullen gerekend worden met den 1en Januarij 1845 in werking te zijn gekomen. Aldus vastgesteld bij Heeren Regenten van het Gereformeerd Burger-Weeshuis der stad Utrecht, in hunne Vergaderingen van den 27 December 1844 en 28 Februarij 1845. (Onderstond) Huismeesteren en Regenten voornoemd (geteekend) J.C. de Joncheere, 1e Huismr. (Lagerstond) Op last van dezelve (geteekend) H.M. Beeckman, Rentmr. & Secret.
Het reglement van 18693 Reglement op het opnemen en het ontslag van kinderen in het Gereformeerd Burger-Weeshuis te Utrecht Art. 1 De kinderen zullen moeten zijn geboren uit een wettig huwelijk, gedoopt in de Nederlandsche hervormde kerk, en niet door opleiding tot eenig ander kerkgenootschap zijn bestemd. Een der ouders behoort lidmaat van die kerk te zijn geweest en daarin tot zijn dood te zijn verbleven. Art. 2 De ouders (of de langstlevende hunner) moeten gedurende de laatste tien jaren binnen de gemeente Utrecht hunne vaste woonplaats hebben gehad en zoodanig ambacht, eerlijk beroep of bedrijf hebben uitgeoefend, als waardoor zij geacht kunnen worden tot de gezeten burgers dezer gemeente behoord te hebben. De kinderen, wier ouders (of een hunner) tot eene onteerende straf, of wegens diefstal, oplichting of misbruik van vertrouwen zijn veroordeeld geweest, een bekend slecht levensgedrag hebben geleid, of bedeeling van eenig armbestuur hebben gehad, worden niet toegelaten. Art. 3 De op te nemen kinderen zullen niet ouder dan zestien jaren mogen zijn; zij zullen bij het gezonde gebruik van hunne verstandelijke vermogens overeenkomstig hunnen leeftijd ontwikkeld en vrij van lichaamsgebreken moeten zijn, welke hen ondergeschikt zouden maken om eenmaal in de maatschappij in hun levensonderhoud te voorzien. Zij moeten, in geval zij de natuurlijke kinderziekte niet hebben gehad, voor hunne opneming behoorlijk zijn gevaccineerd. Art. 4 De aanvrage tot het opnemen van kinderen behoort gedaan te worden binnen twee maanden na het overlijden van den langstlevende der ouders door dengene die de voogdij over hen bekleedt, of, in geval ze zonder voogdij zijn, door dengene die zich de zorg over de weezen heeft aangetrokken. Art. 5 De kinderen zullen in het gesticht worden verpleegd en opgevoed, met uitzonering van dengenen die bij hunne toelating daarvoor te jong zijn, of die gedurende hunne opvoeding in het Gesticht door zoodanige ziekten of gebreken worden aangetast, welke hun verder verblijf aldaar onraadzaam zouden maken. Zij die in een dezer gevallen verkeeren worden, voor rekening van het Gesticht, op doelmatige wijze elders verpleegd. Art. 6 Jaarlijks in de eerste vergadering na den 28sten November wordt het getal der te verplegen weezen bepaald.
3
Archief Gereformeerd Burgerweeshuis, 718. Reglementen op het opnemen en ontslag
Art. 7 De opvoeding der kinderen wordt gerekend voltooid te zijn, wanneer zij den ouderdom van één en twintig jaren hebben bereikt. Met den eersten Mei van ieder jaar worden uit het Gesticht ontslagen zij die vóór den eersten Januari bevorens in dit geval verkeeren, ten ware er bijzondere redenen voor een langer verblijf bestaan, als wanneer op voordracht van den Huismeester door de Broederschap daartoe kan worden besloten. Art. 8 De kinderen zullen voor hun vertrek uit het Weeshuis belijdenis des geloofs moeten hebben afgelegd, zonder hetwelk zij van alle verdere voorrechten van dit Huis verstoken zullen wezen. Van gemelde voorrechten zijn mede verstoken: 1.
Zij die vóór het verstrijken van den in art. 8 vermelden termijn het Gesticht zonder vergunning der Broederschap hebben verlaten;
2.
Zij die wegens wangedrag bij besluit der Broederschap uit het Gesticht zijn ontslagen.
Art. 9 De inkomsten van de bezittingen der weezen worden gedurende den tijd hunner verpleging genoten door het Bestuur van dit Gesticht, doch niet verder dan tot het beloop der verplegingskosten, welke voorloopig voor iederen wees op de som van f 150.- per jaar zijn bepaald. In geval de jaarlijksche inkomsten van een verpleegde dit bedrag te boven gaan, blijft het meerdere te zijnen voordeele. Art. 10 Op de nalatenschap van hen, die gedurende hunne verpleging overlijden, worden de kosten der begrafenis alsmede die der verpleging over vijf laatste jaren verhaald, voor zoover die niet reeds door de toepassing van art. 10 zijn vergoed. Art. 11 De bepalingen van dit Reglement treden in werking den 1 Februari 1869. Aldus vastgesteld bij Heeren Regenten van het Gereformeerd Burger-Weeshuis te Utrecht in hunne vergadering van den 22 Januari 1869. Huismeesteren en Regenten voornoemd, W.J. Roijaards van den Ham, 1e Huismeester. F.M. Roijaards, Rentmeester.
Het reglement van 18784 Reglement op het opnemen en het ontslag van kinderen in het Gereformeerd Burger-Weeshuis te Utrecht Artikel 1: De kinderen zullen moeten zijn geboren uit een wettig huwelijk, gedoopt in de Nederlandsche Hervormde kerk, en niet door opleiding tot eenig ander kerkgenootschap zijn bestemd. Een der ouders behoort lidmaat van die kerk te zijn geweest en daarin tot zijn dood te zijn verbleven. Artikel 2: De ouders (of de langstlevende hunner) moeten gedurende de laatste tien jaren binnen de gemeente Utrecht hunne vaste woonplaats hebben gehad, en zoodanig ambacht, eerlijk beroep of bedrijf hebben uitgeoefend, als waardoor zij geacht kunnen worden tot de gezeten burgers dezer gemeente behoord te hebben. De kinderen, wier ouders (of een hunner) een bekend slecht levensgedrag hebben geleid, of bedeeling van eenig armbestuur hebben gehad, worden niet toegelaten. Artikel 3: De op te nemen kinderen zullen niet ouder dan veertien jaren mogen zijn; zij zullen bij het gezonde gebruik van hunne verstandelijke vermogens overeenkomstig hunnen leeftijd ontwikkeld en vrij van lichaamsgebreken moeten zijn, welke hen ondergeschikt zouden maken om eenmaal in de maatschappij in hun levensonderhoud te voorzien. Zij moeten, in het geval zij de natuurlijke kinderziekte niet hebben gehad, voor hunne opneming behoorlijk zijn gevaccineerd. Artikel 4: De aanvrage tot het opnemen van kinderen behoort gedaan te worden binnen twee maanden na het overlijden van den langstlevende der ouders door dengene die de voogdij over hen bekleedt, of, in geval ze zonder voogdij zijn, door dengene die zich de zorg over de weezen heeft aangetrokken. Artikel 5: Indien er bijzondere redenen bestaan om van een of meer der vorenstaande bepalingen af te wijken, zal daartoe, op voordracht van de Broederschaps-Commissie, door de Broederschap besloten kunnen worden, mits drie vierde van het getal der aanwezige leden hierin toestemt. Artikel 6: De kinderen zullen in het gesticht worden verpleegd en opgevoed, met uitzondering van hen, die bij hunne toelating daarvoor te jong zijn, of die gedurende hunne opvoeding in het Gesticht door zoodanige ziekten of gebreken worden aangetast, welke hun verder verblijf aldaar onraadzaam zouden maken. Zij die in een dezer gevallen verkeeren, worden voor rekening van het Gesticht, op doelmatige wijze elders verpleegd.
4
Archief Gereformeerd Burgerweeshuis, 718. Reglementen op het opnemen en ontslag
Artikel 7: Jaarlijks in de eerste vergadering na den 28sten November wordt het getal der te verplegen weezen bepaald. Artikel 8: De opvoeding der kinderen die na de in werkingtreding van dit Reglement zijn opgenomen of op dat oogenblik den 14-jarigen leeftijd nog niet hebben bereikt, wordt gerekend voltooid te zijn voor jongens wanneer zij den ouderdom van negentien, en voor meisjes van twintig jaren hebben bereikt. Met den eersten Mei van ieder jaar worden uit het Gesticht ontslagen zij die op den dertigsten April bevorens in dit geval verkeeren, ten ware er bijzondere redenen voor een langer verblijf bestaan, als wanneer op voordracht van den Huismeester door de Broederschap daartoe kan worden besloten. Artikel 9: De kinderen zullen voor hun vertrek uit het Weeshuis belijdenis des geloofs moeten hebben afgelegd, zonder hetwelk zij van alle verdere voorrechten van dit Huis verstoken zullen wezen. Van gemelde voorrechten zijn mede verstoken: 1.
Zij die vóór het verstrijken van den in art. 8 vermelden termijn het Gesticht zonder vergunning der Broederschap hebben verlaten;
2.
Zij die wegens wangedrag bij besluit der Broederschap uit het Gesticht zijn ontslagen.
Artikel 10: De inkomsten van de bezittingen der weezen worden gedurende den tijd hunner verpleging genoten door het Bestuur van dit Gesticht, doch niet verder dan tot het beloop der verplegingskosten, welke voorloopig voor iederen wees op de som van f 150.- (*) per jaar zijn bepaald. In geval de jaarlijksche inkomsten van een verpleegde dit bedrag te boven gaan, blijft het meerdere te zijnen voordeele. (*) Bij Besluit van 10 November 1884, ingaande 1 Januari 1885, bepaald op f 300,-. Artikel 11: Op de nalatenschap van hen, die gedurende hunne verpleging overlijden, worden de kosten der begrafenis alsmede die der verpleging over de vijf laatste jaren verhaald, voor zover die niet reeds door de toepassing van art. 10 zijn vergoed. Artikel 12: De bepalingen van dit Reglement treden in werking den 14den Junij 1878. Aldus vastgesteld bij Heeren Regenten van het Gereformeerd Burger-Weeshuis te Utrecht in hunne vergadering van den 14den Junij 1878. Huismeesteren en Regenten voornoemd, F.A.R.A. van Ittersum, 1ste huismeester. F.M. Roijaards, Rentmeester.
Aantal wezen in het Gereformeerd Burgerweeshuis te Utrecht5 Gegevens die zijn ingevoerd voor het maken van grafiek 1 in de paper:
5
Jaar
Totaal aantal wezen
1800 1801 1802 1803 1804 1805 1806 1807 1808 1809 1810 1811 1812 1813 1814 1815 1816 1817 1818 1819 1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826 1827 1828 1829 1830 1831 1832 1833 1834 1835 1836 1837 1838 1839 1840 1841 1842 1843 1844 1845 1846 1847 1848 1849 1850 1851 1852 1853 1854
118 106 106 102 117 105 106 105 106 94 108 103 105 117 112 119 121 123 123 111 118 122 119 112 109 105 102 102 107 111 110 90 110 114 113 95 90 85 79 78 89 91 98 88 97 108 110 111 116 153 157 152 146 129 134
Jaar
Totaal aantal wezen
1855 1856 1857 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875 1876 1877 1878 1879 1880 1881 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894 1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906
132 126 136 138 140 129 125 122 117 119 116 116 106 105 100 94 89 88 90 80 75 73 78 71 66 65 69 77 74 72 63 69 60 65 61 66 56 48 46 51 46 43 45 42 59 64 71 73 70 77 65 57
Jaar 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915 1916 1917 1918 1919 1920 1921 1922 1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1938 1939 1940 1941 1942 1943 1944 1945 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955
Totaal aantal wezen 50 47 37 34 29 29 27 31 24 24 25 20 20 28 24 21 20 15 14 15 14 12 8 8 7 14 17 18 22 20 15 19 15 15 16 20 17 14 13 16 14 16 14 11 11 14 18 25 25
J.J. Dankers, Wezenzorg en liefdadigheid: Van Utrechts Gereformeerd Burgerweeshuis tot stichting Het Evert Zoudenbalch Huis, 1813-1991 (Utrecht, 1991), 395-391
Foto’s van archiefstukken Hierbij enkele foto’s van de gebruikte archiefstukken, een grotere selectie is te vinden op het VKC. Fragment uit het jaarverslag van 18786:
6
Het Utrechts Archief, 725 Gereformeerd Burgerweeshuis, 55-2. Jaarverslagen, uitgebracht door de huismeester,
1877/1878, 1887/1887
Fragment uit het concept nieuwe bepalingen van 19 april 18367:
7
Het Utrechts Archief, 725 Gereformeerd Burgerweeshuis, 717. Stukken betreffende de voorwaarden en bepalingen verbonden aan opneming en ontslag van weeskinderen, 1580-1849
Fragment uit het gedrukte reglement van 18788:
8
Archief Gereformeerd Burgerweeshuis, 718. Reglementen op het opnemen en ontslag
Fragment uit een verzoekschrift van 18369:
9
Het Utrechts Archief, 725 Gereformeerd Burgerweeshuis, 721. Requesten en andere stukken betreffende de opneming van kinderen in het weeshuis, 1590-1948. 721-22. 1836-1837