Wet- en regelgeving mr. drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman* In deze rubriek wordt ingegaan op belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving in Europa en Nederland alsmede op ontwikkelingen die naar verwachting op korte termijn tot dergelijke wijzigingen zullen leiden.
Europa Klimaat- en energiepakket Europese Commissie
Na een aantal maanden van intensief onderhandelen heeft de Europese Raad op 11 en 12 december 2008 overeenstemming bereikt over het voorstel van de Europese Commissie van 23 januari 2008 voor een klimaat- en energiepakket. Voor een samenvatting van de inhoud van het klimaat- en energiepakket wordt verwezen naar NTE 2008-1 en NTE 2008-2. Vervolgens heeft het Europees Parlement op 17 december 2008 ook haar goedkeuring verleend aan het klimaat- en energiepakket. Hiermee is onder de medebeslissingsprocedure het klimaat- en energiepakket in eerste lezing aangenomen. Met het akkoord blijven de doelstellingen van de Europese Commissie in stand (IP/08/1998). Deze doelstellingen houden op hoofdlijnen in dat in 2020 in de EU ten minste 20% minder broeikasgassen moeten worden uitgestoten vergeleken met 1990. Daarnaast moet in de EU in 2020 het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik ten minste 20% bedragen en moet 20% energiebesparing zijn bereikt ten opzichte van 1990. De onderhandelingen die aan het akkoord voorafgingen concentreerden zich met name op het emissiehandelssysteem (ETS), de verdeling van inspanningen ter vermindering van de CO2-uitstoot over lidstaten en het wettelijk kader voor het opvangen en opslaan van CO2. De volgende stap is de formele vaststelling van de tekst van het klimaat- en energiepakket met inachtneming van het akkoord. Vervolgens moet de Europese Commissie bezien of aanpassingen van het klimaat- en energiepakket nodig zullen zijn in verband met de klimaattop in december 2009 in Kopenhagen. Bij het aannemen van 354
het klimaat- en energiepakket heeft het Europees Parlement de Europese Commissie verzocht om hernieuwde voorlegging van het klimaat- en energiepakket indien de Europese Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in het pakket aan te brengen of dit pakket door een nieuwe tekst te vervangen. Tweede strategische toetsing van het energiebeleid: een EU-actieplan inzake energiezekerheid en -solidariteit
Op 13 november 2008 heeft de Europese Commissie in een overkoepelende mededeling (COM(2008) 781 def.) de ‘Tweede strategische toetsing van het energiebeleid’ (Second Strategic Energy Review, hierna de ‘SER2’) aangekondigd en ter uitwerking daarvan een uitgebreid pakket maatregelen voorgesteld dat een nieuwe impuls moet geven aan de energiezekerheid in Europa, ter ondersteuning van de doelstellingen van het klimaat- en energiepakket (zie hiervoor) en van het derde pakket wetgevingsvoorstellen voor de energiemarkt (zie hierna). Daartoe stelt de Europese Commissie een nieuw ‘EU-actieplan voor energiezekerheid en -solidariteit’ (het ‘EU-actieplan’) voor. Het EU-actieplan bestaat uit vijf hoofdonderwerpen, waaronder de door de Europese Commissie gepresenteerde acties, maatregelen en concrete wet- en regelgeving zijn gerangschikt. Het gaat om de volgende vijf hoofdonderwerpen: (i) vereiste infrastructuur en diversificatie; (ii) externe energierelaties; (iii) olie- en gasvoorraden; (iv) energie-efficiëntie; en (v) optimaal gebruik van eigen EUenergiebronnen. Met betrekking tot het eerste onderwerp, ‘vereiste infrastructuur en diversificatie’, stelt de Europese Commissie voor om een aantal grote infrastructurele projecten tot gemeenschapsprioriteit te bestempelen, te weten: (i) een Baltic Interconnection Plan; (ii) een zuidelijke gascorridor voor toevoer van gas uit de Kaspische regio en het MiddenOosten naar Europa; (iii) een LNG-actieplan; (iv) een Mediterrane energiering; (v) een grensoverschrijdende netconfiguratie op de Noordzee; en (vi) Noord-Zuidverbindingen in centraal
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
en zuidoost Europa. Voor elk van deze projecten zal de Europese Commissie in 2009 en 2010 mededelingen of actieplannen uitbrengen, waarin onder andere de kosten en de mogelijke financiering nader wordt uitgewerkt. Verder gaat de Europese Commissie in een separaat rapport (COM(2008) 770 def.) en in het tegelijkertijd met de SER2 uitgebrachte Groenboek ‘Naar een Europees Energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening’ (COM(2008) 782 def.) nader in op het instrument van een trans-Europees energienetwerk en op hoe dit instrument zou kunnen worden vervangen door een nieuw EUinstrument voor energievoorzieningszekerheid en infrastructuur. Met betrekking tot het tweede onderwerp van het EU-actieplan, ‘externe energierelaties’, bepleit de Europese Commissie meer aandacht voor energie in de internationale betrekkingen van de EU. Het opbouwen van relaties met producerende landen, doorvoerlanden en verbruikende landen zal volgens de Europese Commissie helpen om de doelstellingen van het energiebeleid van de EU te verwezenlijken en om de invloed van de EU op internationale energieontwikkelingen te versterken. Met betrekking tot het derde onderwerp van het EU-actieplan ‘Olie- en gasvoorraden’, komt de Europese Commissie met het ‘Voorstel voor een richtlijn van de Raad houdende de verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden’ (COM(2008) 775 def.). Dit voorstel introduceert een wekelijkse rapportage van commerciële voorraden ruwe olie in de EU met het doel de transparantie op de oliemarkt te vergroten. Verder heeft de Europese Commissie een ‘Mededeling inzake Richtlijn 2004/67/EG van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening’ (COM(2008) 769 def.)
*
Jan Erik Janssen, Mabel Pigmans en Martha Brinkman zijn advocaat bij Stek te Amsterdam. Nr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving gepubliceerd, waarin de Europese Commissie conclusies trekt uit een recente evaluatie van Richtlijn 2004/67/ EG. Zo concludeert de Europese Commissie dat standaarden op het gebied van voorzieningszekerheid van gas verder geharmoniseerd moeten worden en dat er betere afspraken op regionaal en Europees niveau nodig zijn omtrent wederzijdse bijstand ten tijde van ernstige verstoringen in de gasvoorziening. Met betrekking tot het vierde onderwerp van het EU-actieplan, ‘energie-efficiëntie’, komt de Europese Commissie met een heel separaat pakket maatregelen, dat hierna apart wordt behandeld. Met betrekking tot de vijfde en laatste pijler van het EU-actieplan, ‘optimaal gebruik van eigen EU-energiebronnen’, presenteert de Europese Commissie voorstellen om beter gebruik te maken van de eigen energiebronnen in Europa, zowel hernieuwbare energiebronnen als fossiele energiebronnen. In dit kader publiceert de Europese Commissie de ‘Mededeling van de Europese Commissie over Wind op Zee: benodigde maatregelen voor de realisatie van de Duurzame Energie doelstellingen voor 2020 en daarna’ (COM(2008) 768 def.). Volgens de Europese Commissie draagt ook kernenergie bij aan de voorzieningszekerheid in Europa. In de ‘Mededeling actualisering van het programma van indicatieve aard inzake kernenergie in de context van de Tweede strategische toetsing van de energiesituatie’ (COM(2008) 776 def.) gaat de Europese Commissie nader op dit onderwerp in. Naast bovengenoemde onderwerpen kijkt de Europese Commissie in de SER2 ook naar de uitdagingen waarmee Europa tussen 2020 en 2050 zal worden geconfronteerd. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft bij brief van 22 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 22 112, nr. 754) een samenvatting van de SER2 aan de Tweede Kamer gezonden. Daarin bericht de staatssecretaris dat het EU-actieplan uit de SER2 in het voorjaar van 2009 aan de Europese Raad zal worden voorgelegd. Alle stukken en documenten met betrekking tot de SER2 zijn in te zien op http:// ec.europa.eu/energy/strategies/2008/ 2008_11_ser2_en.htm.
Nr. 6 – november/december 2008
Energie-efficiëntiepakket
Op 13 november 2008, tegelijkertijd en in nauwe samenhang met de SER2 (zie hiervoor), heeft de Europese Commissie een pakket maatregelen gepresenteerd op het gebied van energie-efficiëntie. Dit energie-efficiëntiepakket bestaat uit: (i) een voorstel voor een herschikking van Richtlijn 2002/91/ EG betreffende de energieprestatie van gebouwen (COM(2008) 780 def.) (dat wil zeggen een hercodificatie van deze richtlijn naar aanleiding van de veelvuldige wijzigingen daarvan); (ii) een voorstel voor een herziening van Richtlijn 92/75/EEG betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard productinformatie van huishoudelijke apparaten en tot intrekking van Richtlijn 79/530/EEG (COM(2008) 778 def.); (iii) een voorstel voor een nieuwe richtlijn inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters (COM(2008) 779 def.); (iv) een besluit van de Europese Commissie tot vaststelling van richtsnoeren ter verduidelijking van de berekening van de hoeveelheid door warmtekrachtkoppeling opgewekte energie (C(2008) 7294); en (v) een mededeling over warmtekrachtkoppeling (COM(2008) 771 def.). De Europese Commissie licht het energie-efficiëntiepakket uitgebreid toe in haar overkoepelende mededeling ‘Energie-efficiëntie: verwezenlijking van de 20%-doelstelling’ (COM(2008) 772 def.). Het energieefficiëntiepakket is in te zien op http:// ec.europa.eu/energy/strategies/2008/ 2008_11_ser2_en.htm. Richtlijn 2008/92/EG betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van gas en elektriciteit voor industriële eindverbruikers
Op 7 november 2008 is bovengenoemde richtlijn van 22 oktober 2008 in het Publicatieblad van de Europese Unie geplaatst (PbEU 2008, L 289/9). Het betreft een herschikking van Richtlijn 90/377/EEG van 29 juni 1990 betreffende een communautaire procedure inzake de doorzichtigheid van de prijzen van elektriciteit en gas voor industriële eindverbruikers (dat wil zeggen een hercodificatie van deze Nederlands Tijdschrift voor
richtlijn naar aanleiding van de veelvuldige wijzigingen daarvan). Bovengenoemde richtlijn voorziet daarbij in de intrekking van Richtlijn 90/377/EEG, onverminderd de verplichtingen van lidstaten om de wijzigingen daarvan binnen de daarvoor geldende termijnen om te zetten in nationaal recht. Richtlijn 2008/92/EG is op 27 november 2008 in werking getreden. Derde pakket wetgevingsvoorstellen
Nadat de Europese Raad in oktober 2008 politieke overeenstemming had bereikt over het derde pakket wetgevingsvoorstellen voor de energiemarkt, heeft de Europese Commissie op 8 en 12 januari 2009 voor ieder voorstel dat onderdeel uitmaakt van het derde pakket, het door de Europese Raad aangenomen gezamenlijke standpunt vastgesteld en aan het Europees Parlement medegedeeld voor een tweede lezing (COM(2008) 904, 906, 907, 908 en 911 def.). Voor een samenvatting van de standpunten van de Europese Raad met betrekking tot het derde pakket wordt verwezen naar NTE 2008-4/5. Het Europees Parlement had zich na eerste lezing al in juni en juli 2008 over het derde pakket uitgesproken (zie hierover NTE 2008-3). De toen door het Europees Parlement aangenomen amendementen zijn nog niet in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt. Onderhandelingen in dat verband zullen tijdens de tweede lezing plaatsvinden. Naar verwachting wordt het derde pakket in de eerste helft van 2009 door het Europees Parlement behandeld. De gemeenschappelijke standpunten zijn tevens in te zien op http:// ec.europa.eu/energy/gas_electricity/ third_legislative_package_en.htm. Voor een beschrijving van de inhoud van het derde pakket wordt verwezen naar NTE 2007-4, NTE 2008-3, NTE 2008-4/5 en B.J. Drijber en J.A. Hendriks, ‘Het derde pakket: Brussel bouwt verder aan een Europese energiemarkt’, NTE 2007-5/6.
ENERGIERECHT
355
Wet- en regelgeving
Nederland Wetgeving
Verdragen inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten
Nadat de Minister van Buitenlandse Zaken bij brief van 9 september 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 712, nrs. A en 1) het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Italië inzake het wederzijds aanhouden van voorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten van 31 maart 2008 ter goedkeuring had voorgelegd aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (zie NTE 2008, 4/5), heeft de Staten-Generaal op 18 oktober 2008 aan dit verdrag haar goedkeuring verleend. Het verdrag is vervolgens op 1 december 2008 in werking getreden (Trb. 2008, 215). Eerder ondertekende Nederland al met onder meer Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland, de Republiek Slovenië, NieuwZeeland en de Republiek Cyprus vergelijkbare verdragen (zie respectievelijk NTE 2006-2/3, NTE 2006-5, NTE 2006-6, NTE 2007-3, NTE 2008-1, NTE 2008-3 en NTE 2008-4/5). Evaluatie van de Mijnbouwwet (Kamerstukken II 2008/09, 31 349)
Onder bovengenoemd kamerstuknummer – onder welk nummer de Minister van Economische Zaken (de ‘Minister’) begin vorig jaar verslag heeft gedaan van de evaluatie van de Mijnbouwwet (zie NTE 2008-1) – heeft de Minister de Tweede Kamer bij brief van 16 december 2008 (nr. 5) bericht over de voorgenomen invoering van een financiële maatregel in de Mijnbouwwet die tijdige opsporing en winning van aardgas in specifieke marginale velden offshore stimuleert en substantieel extra aardgaswinning en baten op moet leveren. Deze maatregel is één van de middelen die de Minister wil inzetten om mijnbouwactiviteiten in kleine velden te stimuleren. In haar brief van 16 december 2008 geeft de Minister aan bepalingen op te willen nemen in de Mijnbouwwet op grond waarvan mijnbouwbedrijven in het jaar waarin zij in bedrijfsmiddelen voor exploratie en exploitatie van marginale gasvelden offshore (zoals putten, plat356
forms en pijpleidingen) investeren, eenmalig naast hun normale afschrijving een extra bedrag van 25% van de kapitaalkosten van hun investering in mindering mogen brengen op het bedrijfsresultaat waarover zij een winstaandeel verschuldigd zijn. Wat precies onder ‘marginale velden’ wordt verstaan moet nog nader worden omschreven. Hiervoor zullen criteria worden opgesteld op basis van de verwachte omvang van het gasvoorkomen van het veld, de verwachte productiviteit van het veld en de afstand van het veld tot de infrastructuur. De Minister geeft aan te verwachten dat met behulp van deze maatregel in de periode tot 2020 circa 30 gasvoorkomens onder de Noordzee in gebruik zullen worden genomen, goed voor de winning van circa 20 miljard m3 aardgas. De financiële stimuleringsmaatregel zal door de Minister spoedig worden uitgewerkt in een nota van wijziging van het wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het stimuleren van een actief gebruik van vergunningen voor opsporing, winning en opslag (Kamerstukken II 2007/08, 31 479) en worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel beoogt te bevorderen dat uit hoofde van de Mijnbouwwet verleende vergunningen door vergunninghouders actief worden benut voor opsporing, winning en opslag, dan wel worden teruggegeven of overgedragen (voor een samenvatting van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008-2). In de toelichting bij de aangekondigde nota van wijziging zal de Minister nader ingaan op de inhoud en effecten van de financiële stimuleringsmaatregel voor gasvolume en gasbaten. Voorzienings- en leveringszekerheid (Kamerstukken II 2008/09, 29 023)
Nadat de Minister bij brief van 2 oktober 2008 (nr. 63) in het kader van het aanpakken van de problemen rondom het aansluiten van nieuw productievermogen op de hoogspanningsnetten had aangekondigd een regeling te zullen publiceren die een betere benutting van de transportcapaciteit van het elektriciteitsnet mogelijk zal maken (zie NTE 2008-4/5 en zie hierover tevens NTE 2008-1 en NTE 2008-2), heeft de Minister bij brief van 7 november 2008 (nr. 64) een ministeriële regeling strek-
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
kende tot wijziging van de ‘Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit’ (Stcrt. 2005, nr. 9, p. 11) bij de Eerste en Tweede Kamer voorgehangen. Deze concept-regeling voorziet niet in een volledig systeem van congestiemanagement, maar beoogt eerder het instrumentarium van de netbeheerders te versterken zodat zij beter en actueler inzicht krijgen in de te verwachten netbelasting. Daartoe wordt aan de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit een nieuw artikel 18a toegevoegd dat de netbeheerders verplicht de procedure rondom het aanwijzen van een congestiegebied en een aantal aspecten van transportprognoses – zoals kwaliteit en wijze van aanlevering – vast te leggen en nader uit te werken in de technische codes als bedoeld in artikel 31 Elektriciteitswet 1998 (de ‘E-wet’). De Minister geeft in haar brief van 2 oktober 2008 aan dat een definitief systeem van congestiemanagement zal worden uitgewerkt in het nog in te dienen wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam. In de brief van 7 november 2008 heeft de Minister voorts bericht dat zij de concept-regeling direct na afloop van de voorhangperiode van vier weken in werking wilde laten treden om zo duidelijkheid te geven aan marktpartijen en netbeheerders. Op 3 december 2008 heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken de Minister echter verzocht de voorhang van de concept-regeling te stuiten en om geen onomkeerbare stappen te zetten voordat de concept-regeling in samenhang met het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam is besproken. In reactie op dit verzoek heeft de Minister bij brief van 16 december 2008 (nr. 65) de aard, de strekking en het karakter van de concept-regeling en de positie van de concept-regeling in het totale aansluitbeleid uiteengezet en nader toegelicht. In de brief van 16 december 2008 heeft de Minister met betrekking tot het aansluitbeleid allereerst uiteengezet dat zij – om de knelpunten op te lossen – een ‘meersporenbeleid’ hanteert. Daarbij is het uitgangspunt dat door netbeheerders tijdig en voldoende wordt geïnvesteerd in transportcapaciteit. De instrumenten om dit te realiseren zijn onder andere het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (Kamerstukken II 2007/08, 31 410) (zie hierover NTE 2008-2), de Wet van Nr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving 25 september 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Mijnbouwwet en de Gaswet in verband met de toepassing van de rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten (Stb. 2008, 416) (voor een samenvatting van deze wet wordt verwezen naar NTE 2008-1) en het nog in te dienen wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam. Daarnaast kan reeds aanwezige aansluit- en transportcapaciteit beter worden benut. Daartoe strekt onder andere de voorgehangen concept-regeling. Verder wordt een verfijnd congestiemanagementsysteem neergelegd in het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam en ten slotte worden, voor de periode totdat een nieuw systeem in werking is, maatwerkoplossingen voor congestiemanagement ontwikkeld. Verder is de Minister nader ingegaan op de betere benutting van de aansluit- en transportcapaciteit en de daartoe strekkende voorgehangen concept-regeling. Daarbij heeft de Minister opgemerkt dat de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (de ‘Raad’) heeft geoordeeld dat de concept-regeling uitvoerbaar en handhaafbaar is. Dit blijkt uit de aan de brief van 16 december 2008 gehechte brief van de Raad van 3 december 2008. De concept-regeling heeft een tijdelijk karakter en is bedoeld om transportproblemen die kunnen ontstaan vanaf medio 2009 tot het moment van implementatie van het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam zo goed mogelijk op te lossen. Na het van kracht worden van het wetsvoorstel zal deze regeling worden vervangen door een nieuwe ministeriële regeling op basis waarvan eventuele congestie beter kan worden beheerst en waarbij duurzaam geproduceerde elektriciteit voorrang krijgt op het net. Volgens de Minister is het pas bij de behandeling van het wetsvoorstel bespreken van de nu voorgehangen conceptregeling daarom niet zinvol. Bovendien heeft de Minister benadrukt dat het niet in werking laten treden van de voorgehangen concept-regeling tot gevolg heeft dat tot het moment van implementatie van het wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam de reeds aanwezige transportcapaciteit niet optimaal benut kan worden. Daarbij leidt niet spoedige inwerkingtreding van de voorgehangen concept-regeling naar het oordeel van de Minister die zich Nr. 6 – november/december 2008
daarbij baseert op informatie die zij van TenneT heeft ontvangen, tot een aantal negatieve gevolgen, waaronder de beperkte mogelijkheid om nieuwe producenten op de Maasvlakte aan te sluiten op het hoogspanningsnet, beperkte aansluitmogelijkheden voor kleine producenten van elektriciteit en congestie. Bij brief van 19 januari 2009 (nr. 66) heeft de Minister gevolg gegeven aan het verzoek van kamerlid Ten Hoopen (CDA) van 23 oktober 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 700-XIII, nr. 24) om de gasmarkt nader te analyseren en om voorstellen te doen om de werking van de gasmarkt te verbeteren. In haar brief van 19 januari 2009 geeft de Minister een analyse van de gasmarkt en gaat zij daarbij in op: (i) de gasprijs in historisch perspectief; (ii) de ontwikkelingen op de nationale handelsplaats (de Title Transfer Facility of TTF); (iii) de ontwikkeling van de gasprijs op de TTF; (iv) de relatie van de gasprijs op de TTF met de olieprijs; en (v) gasprijzen en prijsconcepten voor de kleinverbruiker. Wat betreft de voorstellen om de gasmarkt te verbeteren verwijst de Minister naar het nog in te dienen wetsvoorstel Voorrang voor Duurzaam. In dit wetsvoorstel worden ook maatregelen voorgesteld om de werking van de gasmarkt te verbeteren. Bij brief van 30 januari 2009 (nr. 67) heeft de Minister het ‘Visiedocument Transportschaarste’ van de Raad aan de Tweede Kamer gezonden. Met dit document wil de Raad zoveel mogelijk duidelijkheid verschaffen over zijn algemene visie ten aanzien van de capaciteitsschaarste op het hoogspanningsnet. In het visiedocument gaat de Raad ook in op de hiervoor omschreven conceptregeling tot wijziging van de ‘Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit’. De Raad ondersteunt het beleid van de Minister om capaciteitsschaarste aan te pakken. De Raad staat ook achter de concept-regeling. In de brief van 30 januari 2009 heeft de Minister daarom aangegeven dat zij hoopt, mede gezien het standpunt van de Raad, dat spoedig een besluit kan worden genomen over de voorgehangen concept-regeling. Ten slotte heeft de Staatssecretaris van Financiën op 30 januari 2009 een brief aan de Tweede Kamer gezonden (nr. 68) over facturering en btw-afwikkeling door de leverancier namens de netNederlands Tijdschrift voor
beheerder. De Staatssecretaris van Financiën heeft deze brief gestuurd naar aanleiding van de motie van 25 oktober 2006, (Kamerstukken II 2006/07, 30 804, nr. 24). In deze motie is de regering verzocht toe te staan dat binnen de energiesector de leverancier verantwoordelijkheid neemt voor de btwafwikkeling voor zowel de transportals de leveringskosten en om deze wijze van facturering en btw-afwikkeling ter goedkeuring voor te leggen aan de Europese Commissie. Op basis van deze motie heeft de Staatssecretaris van Financiën deze wijze van facturering en btw-afwikkeling tot nader order toegestaan. Ondertussen heeft hij de facturerings- en afwikkelingsmethode ter beoordeling voorgelegd aan de Europese Commissie en het btw-comité. Zij hebben de voorgelegde wijze van facturering en btw-afwikkeling afgekeurd. De Staatssecretaris van Financiën bericht daarom dat een einde moet komen aan het de praktijk waarbij de leverancier de btw-afwikkeling namens de netbeheerder verricht. Nog onduidelijk is hoe zich deze uitspraak van de Staatssecretaris van Financiën verhoudt met de invoering (naar verwachting op korte termijn) van het leveranciersmodel op grond van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hierna), op grond waarvan de leverancier op de kleinverbruikersmarkt namens de netbeheerder de facturering voor aansluiten transportkosten verricht. Stimulering duurzame energieproductie (Kamerstukken II 2008/09, 31 239)
Bij brief van 24 oktober 2008 (nr. 41) heeft de Minister het ontwerpbesluit houdende wijziging van het ‘Besluit stimulering duurzame energieproductie’ (het ‘Besluit SDE’) aan de Tweede Kamer gezonden. Het Besluit SDE dateert van 16 oktober 2007 (zie NTE 2007-5/6). In het afgelopen jaar heeft de Minister met de Tweede Kamer een aantal afspraken gemaakt over aanpassing van het Besluit SDE. Voornoemd ontwerpbesluit strekt daartoe. Bovendien maakt de Minister van de gelegenheid gebruik om het Besluit SDE ook op een aantal andere punten te wijzigen. Het ontwerpbesluit wijzigt het Besluit SDE op de volgende punten: (i) er wordt mogelijk gemaakt dat bij zonnestroomsystemen met terugwerkende
ENERGIERECHT
357
Wet- en regelgeving kracht vanaf 1 april 2008 ook de productie die voor eigen verbruik wordt gebruikt, subsidiabel wordt: (ii) een aantal ‘stabiele’ elementen dat thans is opgenomen in de op het Besluit SDE gebaseerde ministeriële regelingen en dat geen jaarlijkse wijziging behoeft wordt verplaatst naar het Besluit SDE; (iii) om zeker te stellen dat een gesubsidieerd project daadwerkelijk wordt gerealiseerd wordt de mogelijkheid opgenomen dat een uitvoeringsovereenkomst verplicht kan worden gesteld; (iv) voor de verdeling van subsidie voor energie uit wind op zee wordt een nieuwe factor ‘afstand uit de kust’ opgenomen; en (v) er wordt mogelijk gemaakt dat voor energie uit wind op zee een additionele subsidie voor de toepassing van innovatieve technieken kan worden verleend. Ook wordt het Besluit SDE op een aantal kleine punten verbeterd. De Minister heeft in de brief van 24 oktober 2008 aangegeven voornemens te zijn het ontwerpbesluit één maand na toezending aan de Tweede Kamer voor advies aan de Raad van State te zenden. Ten slotte heeft de Minister in de brief van 24 oktober 2008 – conform haar toezegging tijdens het Algemeen Overleg van 1 juli 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 31 209, nr. 38) (NTE 2008-3) – een aangepaste indicatieve SDE-kasreeks voor windenergie op zee opgenomen waarbij andere uitgangspunten worden gehanteerd dan waarvan de Minister in januari 2008 is uitgegaan. Specifiek gaat het om langere voorbereidings- en bouwtijden voor projectontwikkelaars en een afwijkende timing van afgifte van de subsidiebeschikkingen voor wind op zee projecten. Op 22 oktober 2008 heeft de Minister de regeling tot wijziging van de ‘Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit’ (Stcrt. 2003, nr. 242, p. 18) in verband met het facultatief maken van het installeren van een meetinrichting voor het meten van de hoeveelheid duurzame elektriciteit die wordt ingevoed op het net vastgesteld en op 2 november 2008 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 430). Deze wijziging maakt het mogelijk dat kleine producenten van hernieuwbare elektriciteit uit zonlicht die een productie-installatie hebben met een aansluitwaarde kleiner of gelijk aan 3*80 ampères niet langer verplicht zijn 358
hun analoge draaistroommeter te vervangen door een digitale meter. Op grond van het Besluit SDE in samenhang met de ‘Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008’ (Stcrt. 2008, nr. 44, p. 8) bestaat de mogelijkheid om voor de productie van elektriciteit uit zonlicht subsidie aan te vragen. Voor het verkrijgen van subsidie moet de producent vervolgens op grond van de ‘Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit’ zijn analoge meter vervangen door een digitale meter, waarop de netbeheerder meetwaarden kan aflezen die de basis vormen van door de garantiebeheerinstantie af te geven garanties van oorsprong. De huidige meters worden echter bij kleinverbruikers op relatief korte termijn vervangen door zogenoemde ‘slimme meters’. Het lijkt daarom onredelijk om producenten te verplichten hun analoge meter te vervangen door een digitale, en kort daarna weer door een nieuwe slimme meter. Op grond van voornoemde wijzigingsregeling is het installeren van een digitale meter daarom niet langer verplicht. Deze wijzigingsregeling is op 5 november 2008 in werking getreden. Op 31 oktober 2008 heeft de Minister de ‘Regeling vaststelling correcties voorschotverlening duurzame energieproductie 2009’ vastgesteld en op 3 november 2008 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 437). Deze ministeriële regeling is een nadere uitwerking van het Besluit SDE. In deze regeling staan voor de verschillende categorieën productie-installaties voor hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbaar gas de correctiebedragen ten behoeve van de bevoorschotting voor 2009. De jaarlijks vast te stellen correctiebedragen zijn van belang voor de berekening van de jaarlijkse subsidietarieven voor de verschillende categorieën productie-installaties. Deze regeling is op 1 januari 2009 in werking getreden. Op 12 december 2008 heeft de Minister de ‘Wijziging Regeling vaststelling correcties voorschotverlening duurzame energieproductie 2009’ vastgesteld. Deze wijzigingsregeling is op 29 december 2008 gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 2569). Het betreft een correctie van de hiervoor omschreven ‘Regeling vaststelling correcties voorschotverlening duurzame energieproductie 2009’. Daarin
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
waren abusievelijk de correctiebedragen voor de categorie ‘hernieuwbaar gas met gebruik van biogas uit co-vergisting van dierlijke mest of met gebruik van vergisting van groente-, fruit-, en tuinafval’ niet opgenomen. Deze correctiebedragen zijn in de wijzigingsregeling alsnog vastgesteld. De wijzigingsregeling is op 1 januari 2009 in werking getreden. Ten slotte heeft de Minister bij brief van 15 januari 2009 (nr. 42) de Tweede Kamer bericht over de realisatie van de SDE in het jaar 2008. In de brief is een overzicht opgenomen van de realisatie op basis van de meest recente gegevens van de uitvoerder van de SDE, SenterNovem. Toekomst van de Vamil, EIA en MIA (Stb. 2008, 493)
Eerder hebben wij bericht dat de willekeurige afschrijving milieu-bedrijfsmiddelen (Vamil), de energie-investeringsaftrek (EIA) en de milieu-investeringsaftrek (MIA) wegens budgetoverschrijdingen (zie NTE 2007-5/6) voor een gedeelte van 2007 buiten toepassing zijn gesteld bij de ministeriële regeling ‘Buitentoepassingstelling willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen, energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek voor een gedeelte van 2007’ van 23 november 2007 (Stcrt. 2007, nr. 230, p. 9) (zie NTE 2008-1). Op 25 februari 2008 had de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel tot goedkeuring van deze ministeriële regeling, het wetsvoorstel inhoudende ‘Goedkeuring van de regeling van de staatssecretaris van Financiën van 23 november 2007, nr. DB2007/00637 (Stcrt. 230) tot buitentoepassingstelling voor een gedeelte van 2007 van de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen, de energie-investeringsaftrek en de milieuinvesteringsaftrek’ (Kamerstukken II 2007/08, 31 361) aan de Tweede Kamer gestuurd (zie hierover NTE 2008-1 en NTE 2008-2). Op 9 oktober 2008 heeft de Tweede Kamer dit wetsvoorstel zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. Vervolgens heeft het onderzoek van dit wetsvoorstel voor de Vaste Commissie voor Financiën geen aanleiding gegeven tot het maken van opmerkingen. De Vaste Commissie voor Financiën heeft daarom op 28 oktober 2008 het eindNr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving verslag (nr. A) vastgesteld. Het wetsvoorstel is vervolgens op 4 november 2008 door de Eerste Kamer zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen. Het wetsvoorstel is op 4 december 2008 in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2008, 493) en op 5 december 2008 in werking getreden. Tariefregulering netwerkbedrijven (Kamerstukken II 2008/09, 31 730)
Bij brief van 13 november 2008 (nr. 2) hebben de president en secretaris van de Algemene Rekenkamer gereageerd op het verzoek van de Tweede Kamer op initiatief van de Vaste Commissie voor Economische Zaken om een onderzoek in te stellen naar de tariefregulering van netwerkbedrijven (bedoeld is netbeheerders) (zie hierover NTE 2008-4/5). In deze brief geven de president en de secretaris aan dat de Algemene Rekenkamer graag aan dit verzoek tegemoetkomt, maar dat zij een aantal van de voorgelegde vragen slechts gedeeltelijk kan beantwoorden vanwege de rapportagetermijn en omdat haar bevoegdheden begrensd zijn. De Algemene Rekenkamer streeft ernaar vóór 1 april 2009 over het onderzoek te rapporteren. Wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers) (Kamerstukken I 2008/09, 31 374)
Nadat de Minister op 7 november 2008 de memorie van antwoord (nr. F) had vastgesteld (zie NTE 2008-4/5), heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken op 25 november 2008 het nader voorlopig verslag (nr. G) vastgesteld. In dit verslag heeft de vaste commissie aan de Minister nog enkele nadere vragen voorgelegd met betrekking tot onder andere: (i) privacy-aspecten van slimme meters; (ii) de baten en lasten van het wetsvoorstel; en (iii) het capaciteitstarief. Deze vragen heeft de Minister op 5 december 2008 beantwoord in de nadere memorie van antwoord (nr. H). Daarbij heeft de Minister onder andere een uitvoerige reactie gegeven op het onderzoek en rapport van de Universiteit Tilburg en de conclusies van de Consumentenbond met betrekking tot privacy-aspecten Nr. 6 – november/december 2008
van de invoering van slimme meters. Op grond van dit rapport en deze conclusies stelde de Vaste Commissie voor Economische Zaken de volgende vragen: (i) in hoeverre volgt de verplichting voor de installatie van slimme meters uit Europese regelgeving; en (ii) in hoeverre wordt op basis van door de slimme meter geregistreerde verbruiksdata inbreuk gemaakt op privacy? In haar reactie stelt de Minister dat de verplichte installatie van slimme meters dwingend wordt voorgeschreven door Richtlijn 2006/32/EG betreffende energie-efficiëntie en dat verplichte installatie bovendien de noodzakelijkheidstoets van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) doorstaat. In relatie tot de privacy-aspecten stelt de Minister dat in het wetsvoorstel de nodige zorgvuldigheid is betracht en dat het wetsvoorstel op dit onderwerp zelfs is aangescherpt. Naar aanleiding van de nadere memorie van antwoord heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken de Minister in het verslag (nr. I) van 2 januari 2009 nog een aantal aanvullende vragen gesteld met betrekking tot het wetsvoorstel. De vragen zien op eventuele tariefstijgingen voor eindverbruikers en op de invoering van het capaciteitstarief. De Minister heeft deze vragen op 20 januari 2009 beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag (nr. J). Daarbij is de Minister onder andere uitvoerig ingegaan op de redenen voor invoering van het capaciteitstarief per 1 januari 2009. De Minister heeft daarbij benadrukt dat het capaciteitstarief twee doelen dient: (i) vereenvoudiging van administratieve processen (op de korte termijn); en (ii) het mogelijk maken van energietransitie (op de langere termijn). Verder heeft de Minister verduidelijkt dat de invoering van het capaciteitstarief per 1 januari 2009 niet berust op bepalingen uit het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers of uit het Wetsvoorstel voor de Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie (zie hierna), maar mogelijk wordt gemaakt door de wijziging bij ministeriële regeling van twee bestaande ministeriële regelingen (de ‘Regeling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit’ (Stcrt. 1999, nr. 126, p. 8) en de ‘Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit’ (Stcrt. 2005, Nederlands Tijdschrift voor
nr. 9, p. 8)). Deze wijzigingen zijn reeds op 4 juli 2008 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2008, nr. 127, p. 10) en op 1 januari 2009 in werking getreden (zie hierover NTE 2008-3). De keuze om het capaciteitstarief per 1 januari 2009 in te voeren hangt bovendien samen met de noodzaak om dit aan het begin van een kalenderjaar te doen en ruim voor de inwerkingtreding van de bepalingen van bovengenoemd wetsvoorstel inzake het leveranciersmodel (nu voorzien voor medio 2010). Invoering van het leveranciersmodel zou sterk bemoeilijkt worden indien het capaciteitstarief nog niet zou zijn ingevoerd. Naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag van 20 januari 2009 heeft de SP nadere vragen gesteld, welke de Vaste Commissie voor Economische Zaken bij brief van 27 januari 2009 (opgenomen in het verslag van een schriftelijk overleg van 16 februari 2009, nr. L) heeft doorgeleid aan de Minister. Omdat de invoering van het capaciteitstarief niet op thans bij de Eerste Kamer aanhangige wetsvoorstellen berust, en omdat de Eerste Kamer daarom geen invloed kan uitoefenen op de invoering daarvan, wordt de Minister verzocht te bezien of het mogelijk is een overgangsregeling in te voeren die terug zal werken tot 1 januari 2009 voor aangeslotenen die op korte termijn substantiële nadelen ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief. Bij brief van 4 februari 2009 (nr. K) heeft de Minister bericht dat zij de Eerste Kamer zal informeren over de mogelijkheden voor een overgangsregeling. Bij brief van 11 maart 2008 (nr. 35 en nr. N) heeft de Minister de Tweede Kamer en de Eerste Kamer geïnformeerd over deze overgangsregeling en over een aantal andere aspecten van het capaciteitstarief. Het wetsvoorstel is op 24 maart 2009 tijdens een plenaire behandeling besproken in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer stemt op 31 maart 2009 over het wetsvoorstel. Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2009) (Stb. 2008, 566)
Omdat de invoering van het capaciteitstarief per 1 januari 2009 kleinverbruikers (zie hiervoor en zie ook hierna) voor individuele afnemers na-
ENERGIERECHT
359
Wet- en regelgeving delig kan uitpakken ten opzichte van het tarief dat zij moesten betalen in 2008, heeft de Minister in overleg met het ministerie van Financiën een ‘budgettair neutrale compensatieregeling’ opgenomen in artikel VIII van de Overige fiscale maatregelen 2009 (Stb. 2008, 566), welk artikel de energiebelasting in de Wet belastingen op milieugrondslag wijzigt per 1 januari 2009. De compensatieregeling bestaat uit een verhoging van de eerste en tweede schijf van het energiebelastingtarief voor elektriciteit en een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting. Informatie over de compensatieregeling is beschikbaar op www.minfin.nl. De compensatieregeling is op 1 januari 2009 in werking getreden. Regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten) (Kamerstukken I 2008/09, 30 475)
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten voorziet in een regime voor de uitwisseling van informatie over ondergrondse netten tussen degenen die graafwerkzaamheden voorbereiden of (laten) verrichten, en de beheerders van de netten die zich op de graaflocatie bevinden, opdat de graafwerkzaamheden zorgvuldig kunnen geschieden. Bovengenoemde wet is reeds op 7 februari 2008 in het Staatsblad geplaatst (Stb. 2008, 120) en vanaf 1 juli 2008 gefaseerd in werking getreden (Stb. 2008, 232) (zie hierover NTE 2008-2 en NTE 2008-3). De Vaste Commissie voor Economische Zaken heeft op 3 november 2008 verslag uitgebracht (nrs. G en G Herdruk) van het schriftelijk overleg dat over bovengenoemde wet heeft plaatsgevonden tussen de vaste commissie en de Minister. Dit schriftelijk overleg bestond uit: (i) een brief van 30 september 2008 van de Vaste Commissie voor Economische Zaken aan de Minister, waarin de vaste commissie de Minister vragen heeft gesteld aangaande de informatievoorziening door de Minister en de cijfers en rapporten waarop de Minister zich heeft beroepen tijdens de behandeling van het toenmalige wetsvoorstel voor bovengenoemde wet; en (ii) de brief van de Minister van 29 oktober 2008 in reactie daarop. De brief van de 360
Minister van 29 oktober 2008 is op 18 november 2008 door de Vaste Commissie voor Economische Zaken besproken en heeft aanleiding gegeven tot aanvullende vragen van de SP-fractie bij brief van 25 november 2008. Bij brief van 21 januari 2009 heeft de Minister de vragen van de SP-fractie beantwoord. Van deze brieven van 24 november 2008 en 21 januari 2009 heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken op 27 januari 2009 schriftelijk verslag (nr. H) uitgebracht. Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten in verband met de uitsluiting van huisaansluitingen (Kamerstukken II 2008/09, 31 540)
Nadat de Minister bovengenoemd wetsvoorstel op 15 juli 2008 aan de Tweede Kamer heeft gezonden (zie NTE 2008-4/5), heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken voorbereidend onderzoek gedaan naar bovengenoemd wetsvoorstel en op 20 november 2008 verslag (nr. 4) uitgebracht. Onder het voorbehoud dat de regering de (twee) vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de vaste commissie de openbare behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel voldoende voorbereid. Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008-4/5. Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkvoorziening (Drinkwaterwet) (Kamerstukken I 2008/09, 30 895)
Nadat de Vaste Commissie voor VROM en Wonen, Wijken en Integratie van de Eerste Kamer op 21 oktober 2008 met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel het voorlopig verslag (nr. C) had uitgebracht (NTE 2008-4/5) heeft de Minister van VROM op 16 januari 2009 een brief aan de Tweede Kamer gezonden (nr. 52). Met deze brief informeert de Minister van VROM de Tweede Kamer over de uitvoering van de op 1 juli 2008 ingediende motie (nr. 42), waarbij de regering is verzocht om in overleg met de drinkwaterbedrijven concrete voorstellen uit te werken, waarmee de deskundigheid, kennis en erva-
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
ring van de tien Nederlandse drinkwaterbedrijven nog meer benut kunnen worden ter bevordering van een goede drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden (zie NTE 20083). In haar brief van 16 januari 2009 bericht de Minister van VROM dat verschillende initiatieven op het gebied van drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden reeds genomen zijn. Daarnaast vat de Minister van VROM samen welke aanvullende maatregelen zij op dit gebied zal nemen. Zo is zij onder andere voornemens in de toelichting bij het in voorbereiding zijnde ‘Drinkwaterbesluit’ op grond van de Drinkwaterwet een verwijzing op te nemen naar de activiteiten van de Nederlandse drinkwaterbedrijven ter bevordering van drinkwatervoorziening in ontwikkelingslanden. Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2007-4, NTE 2007-5/6, NTE 2008-2 en NTE 2008-3. Voorstel van wet tot het stellen van regels omtrent de levering van warmte aan kleinverbruikers (Warmtewet) (Kamerstukken I 2008/ 09, 29 048)
De indieners van bovengenoemd wetsvoorstel hebben op 6 november 2008 de memorie van antwoord (nr. C) aan de Eerste Kamer gezonden. Daarin hebben de indieners een groot aantal vragen van de Vaste Commissie voor Economische Zaken uit het voorlopig verslag (nr. B) (zie NTE 2008-4/5) beantwoord. Daarbij zijn de indieners allereerst ingegaan op de berekening van een redelijke prijs en maximumprijs voor warmte. De indieners stellen dat deze prijzen het beste per project – niet per bedrijf of concern – berekend kunnen worden. Daarnaast schetsen de indieners welke handhavingsinstrumenten beschikbaar zijn om er op toe te zien dat de warmteprijs op het juiste niveau wordt vastgesteld en lichten zij toe waarom de maximumprijs wél in een apart AMvB geregeld wordt, en de redelijke prijs niet. Met betrekking tot dit laatste stellen de indieners dat de NMa goed in staat is om zelfstandig toezicht te houden op de hoogte van de warmtetarieven. In de memorie van antwoord gaan de indieners voorts in op een groot aantal onderwerpen, waaronder: (i) het zogenoemde ‘nietNr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving meer-dan-anders-beginsel’; (ii) bescherming van afnemers die niet onder de reikwijdte van de Warmtewet vallen tegen monopolieposities van warmtebedrijven; (iii) de verhouding tussen de bepalingen in de Warmtewet en bepalingen in het Burgerlijk Wetboek, in het bijzonder met betrekking tot (verval van) betalingsvorderingen van warmteleveranciers en het hanteren van redelijke voorwaarden door warmteleveranciers; (iv) stimulering van investeringen in stadsverwarming; (v) criteria voor betaalbare en betrouwbare warmtevoorziening; (vi) de mogelijkheid van ‘pooling’ van winsten; en (vii) de positie en taken van de NMa. Omdat het voorlopig verslag niet alleen vragen aan de indieners van bovengenoemd wetsvoorstel maar ook aan de Minister bevatte, heeft de Minister bij brief van 6 november 2008 (nr. D) vragen beantwoord over: (i) de berekening van de redelijke prijs en maximumprijs; (ii) de uitvoerbaarheid en terugwerkende kracht van het wetsvoorstel; (iii) de regulering van de markt; (iv) de positie en rol van de NMa; (v) duurzame energiesystemen; en (vi) de aansluitplicht voor gas. Interessant is dat de Minister met betrekking tot dit laatste onderwerp opmerkt dat er geen aansluitplicht voor gas geldt voor netbeheerders, maar dat een wetsvoorstel in voorbereiding is dat wel voorziet in een aansluitplicht voor gas. Bij deze aansluitplicht wordt een uitzondering gemaakt voor afnemers die zijn of worden aangesloten op een warmtenet als bedoeld in bovengenoemd wetsvoorstel. Naar aanleiding van de memorie van antwoord heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken op 2 december 2008 aanvullende vragen gesteld aan de indieners van het wetsvoorstel in het nader voorlopig verslag (nr. E). Daarin vraagt de vaste commissie de indieners onder andere waarom zij, gezien de hiervoor omschreven toelichting op dit onderwerp van de Minister, in de vijfde nota van wijziging (nr. 20) (zie NTE 2007-3) hebben betoogd dat een aansluitplicht voor gas voortvloeit uit de Gasrichtlijn en dat daarom in de Warmtewet een aansluitplicht voor gas zou moeten worden opgenomen. De indieners hebben de vragen van de vaste commissie op 8 december 2008 beantwoord in de nadere memorie van antwoord (nr. F). Met betrekking tot Nr. 6 – november/december 2008
de aansluitplicht voor gas merken de indieners op dat de vermeende aansluitplicht voor gas in de Warmtewet voor veel onduidelijkheid heeft gezorgd. De indieners hebben de betreffende bepalingen daarom bij zesde nota van wijziging (nr. 22) (zie NTE 20082) weer uit het wetsvoorstel geschrapt. De Vaste Commissie voor Economische Zaken heeft op 16 december 2008 het eindverslag vastgesteld (nr. G). Daarin stelt de vaste commissie dat zij de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid acht. Het wetsvoorstel is op 10 februari 2009 in de Eerste Kamer zonder stemming aangenomen. Regels omtrent energie-efficiëntie (Wet implementatie EG-richtlijnen energie-efficiëntie) (Kamerstukken I 2008/09, 31 320)
Bovengenoemd wetsvoorstel wordt gezamenlijk met het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers behandeld (zie hiervoor). De ontwikkelingen in de parlementaire behandeling van bovengenoemd wetsvoorstel zijn derhalve gelijk: nadat de Minister op 7 november 2008 de memorie van antwoord (nr. F) had vastgesteld (zie NTE 2008-4/5), heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken op 25 november 2008 het nader voorlopig verslag (nrs. G en G herdruk) vastgesteld. De vragen uit het nader voorlopig verslag heeft de Minister op 5 december 2008 beantwoord in de nadere memorie van antwoord (nr. H). Naar aanleiding van de nadere memorie van antwoord heeft de Vaste Commissie voor Economische Zaken de Minister in het verslag (nr. I) nog een aantal aanvullende vragen gesteld met betrekking tot het wetsvoorstel. De Minister heeft deze vragen op 20 januari 2009 beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag (nr. J). Naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag van 20 januari 2009 heeft de SP nadere vragen gesteld. Deze vragen zijn door de Vaste Commissie voor Economische Zaken bij brief van 27 januari 2009 doorgeleid aan de Minister. Het wetsvoorstel is op 24 maart 2009 tijdens een plenaire behandeling besproken in de Eerste Kamer. De Eerste Kamer stemt op 31 maart 2009 over het wetsvoorstel.
Nederlands Tijdschrift voor
Wetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter invoering van regels inzake ondernemingen die deel uitmaken van een publiekrechtelijke rechtspersoon of die hiermee zijn verbonden (aanpassing Mededingingswet ter invoering van gedragsregels voor de overheid) (Kamerstukken II 2008/09, 31 354)
Nadat de Minister op 12 augustus 2008 de nota naar aanleiding van het verslag (nr. 6) had gepubliceerd met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel dat regels stelt aan het gedrag van overheden op de markt (zie NTE 2008-4/5), is tussen 25 november 2008 en 17 maart 2009 een groot aantal amendementen (met nrs. 7 tot en met 26) ingediend. Over de amendementen en het wetsvoorstel is op 17 maart 2009 in de Tweede Kamer gedebatteerd. Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008-1. Wetsvoorstel Aanpassingswet vierde tranche Awb (Kamerstukken II 2007/ 08, 31 124)
Bovengenoemd wetsvoorstel strekt tot de aanpassing van een groot aantal wetten aan de vierde tranche Awb, waaronder de E-wet 1998 en de Gaswet. De Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben op 17 april 2008 de nota van wijziging (nr. 8) en op 8 september 2008 de tweede nota van wijziging (nr. 9) vastgesteld. De hierin opgenomen wijzigingen vloeien deels voort uit de noodzakelijke afstemming op lopende wetsvoorstellen en deels uit gesignaleerde onvolledigheden en inconsistenties. Voor een samenvatting van bovengenoemd wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2007-5/6. Regelgeving
Elektriciteit: publicatie berekening vaststelling x-factor-, q-factor-, en rekenvoluminabesluiten regionale netbeheerders elektriciteit vierde reguleringsperiode
Nadat de Raad bij besluit van 29 augustus 2008 de x-factor, q-factor en rekenvoluminabesluiten voor de regionale netbeheerders elektriciteit vierde reguleringsperiode had vastgesteld (Stcrt. 2008, nr. 167, p. 33) (zie hier-
ENERGIERECHT
361
Wet- en regelgeving over NTE 2008-4/5), heeft de Raad op 7 oktober 2008 besloten naast de x-factor, q-factor en rekenvoluminabesluiten ook de berekening van de x-factor, q-factor en de rekenvolumina voor de regionale netbeheerders elektriciteit te publiceren op zijn website (besluiten met kenmerk 102612) (zie www. energiekamer.nl). Hierbij heeft de Raad mogelijke benadeling van de netbeheerders door het openbaar maken van gedetailleerde informatie afgewogen tegen het belang van het vergroten van de transparantie van de regulering. Op grond van deze afweging heeft de Raad besloten slechts een gedeelte van de gegevens met betrekking tot de berekening te publiceren. Elektriciteit: Regeling meettarieven elektriciteit 2009 en vaststelling maximum meettarieven elektriciteit 2009
De Minister heeft op 22 oktober 2008 de ‘Regeling meettarieven elektriciteit 2009’ vastgesteld en op 12 november 2008 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2008, nr. 579). Deze regeling heeft betrekking op de berekening van de tarieven voor meting van elektriciteit als bedoeld in artikel 30a E-wet, zoals dat door de Wet onafhankelijk netbeheer (Stb. 2006, 614) is aangepast. Door de Wet onafhankelijk netbeheer is artikel 30a E-wet, dat betrekking heeft op de tarieven voor de meting van elektriciteit, aangevuld met een bepaling die inhoudt dat ook het gebruik van de ter beschikking gestelde meter onderdeel uitmaakt van de tarieven voor meting. Daarmee bepaalt artikel 30a E-wet dat de tarieven voor de meting van elektriciteit bij kleinverbruikers betrekking hebben op de vaststelling van de van het net afgenomen en verbruikte elektriciteit, de vaststelling van de op het net ingevoede elektriciteit, het meedelen van de gegevens aan de desbetreffende afnemer en aan de netbeheerder op wiens net de afnemer is aangesloten en – sinds de Wet onafhankelijk netbeheer ook – het gebruik van de ter beschikking gestelde meter. Op grond van artikel 40a E-wet worden nadere regels gesteld voor de wijze van berekening van de meettarieven van elektriciteitsnetbeheerders. De Regeling meettarieven elektriciteit 2009 strekt daartoe en stelt regels voor de berekening van de tarieven voor het 362
jaar 2009. Aan de regeling liggen dezelfde overwegingen ten grondslag als aan de Regeling meettarieven elektriciteit 2008 (Stcrt. 2007, nr. 248, p. 57) (zie hierover NTE 2007-3). Verder berust ook de berekening van de tarieven voor meting voor het jaar 2009 op dezelfde berekeningswijze als die in 2008 werd voorgeschreven. Dit betekent dat de tarieven zoals die door de Raad zijn vastgesteld voor het jaar 2008 (zie NTE 2007-4) op grond van de Regeling meettarieven elektriciteit 2008 uitsluitend voor inflatie voor het jaar 2009 dienen te worden gecorrigeerd om de meettarieven voor het jaar 2009 te berekenen. Met toepassing van deze berekeningsmethode heeft de Raad op 16 december 2008 de maximummeettarieven elektriciteit voor het jaar 2009 vastgesteld (besluit met kenmerk 102897_3/44). Hiervan is op 15 januari 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 650). Deze maximummeettarieven gelden vanaf 1 januari 2009 voor elektriciteitsmeters van kleinverbruikers die worden beheerd door de regionale netbeheerders elektriciteit. Blijkens de toelichting bij de Regeling meettarieven elektriciteit 2009 bedraagt de periode voor vaststelling van de meettarieven – net zoals in 2008 – één jaar, omdat sprake is van een overgangsperiode. Het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor) voorziet in 2010 in de invoering van het leveranciersmodel en de omkering van de meetketen. Vanaf dat moment zullen de meettarieven deels op andere diensten betrekking hebben, waardoor aanpassing van de wijze van berekening van de tarieven nodig zal zijn. Tevens zorgen de grootschalige investeringen die gepaard gaan met de introductie van de zogenoemde ‘slimme meter’ ervoor dat een stabiele situatie ten aanzien van de kostenstructuur van de meter voorlopig ontbreekt. Daardoor kan vooralsnog geen goed meerjarig tarief vastgesteld worden en zal hierin pas in een later stadium worden voorzien. Elektriciteit: maximumtarieven TenneT voor 2009
Nadat de Raad op 7 november 2008 in de Staatscourant mededeling had gedaan van de ontvangst van het voorstel van TenneT voor de transporttarieven voor 2009 (Stcrt. 2008, nr. 502), heeft
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
de Raad op 31 december 2008 het besluit genomen tot vaststelling van de maximumtarieven voor TenneT voor het jaar 2009 voor het transport op het extra hoogspanningsnet (met een spanningsniveau van 220/380 kV), voor het transport op het hoogspanningsnet (met een spanningsniveau van 110/150 kV) en voor het verrichten van systeemdiensten, alsmede tot wijziging van de rekenvolumina (besluit met kenmerk 103064/24). Het besluit is in te zien op www.energiekamer.nl. Met dit besluit heeft de Raad invulling gegeven aan het methodebesluit van 26 september 2008 (besluit met kenmerk 102615/122) en het x-factor en rekenvolumina-besluit van 26 september 2008 (besluit met kenmerk 102616/8) voor TenneT voor de vierde reguleringsperiode (NTE 2008-4/5). Het tariefbesluit is op 1 januari 2009 in werking getreden. Elektriciteit: codewijziging betreffende de impliciete veiling van NorNedcapaciteit (wijziging NetCode Elektriciteit)
De Raad heeft op 22 december 2008 een voorstel ontvangen van de gezamenlijke netbeheerders tot wijziging van de NetCode Elektriciteit. Op 14 januari 2009 hebben de gezamenlijke netbeheerders bij de Raad een rectificatie op dit voorstel ingediend. Van de terinzagelegging van het wijzigingsvoorstel en de rectificatie daarop is op 16 januari 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 716). Het wijzigingsvoorstel heeft betrekking op de introductie van impliciete veiling van de transportcapaciteit op de landsgrensoverschrijdende verbinding tussen Nederland en Noorwegen (de NorNed-kabel) door middel van wijziging van paragraaf 5.6 van de NetCode Elektriciteit. Thans wordt de transportcapaciteit op de NorNed-kabel door middel van expliciete veiling aan de markt beschikbaar gesteld. Bij zijn goedkeuring van de investering van TenneT in de NorNed-kabel had de Raad echter een sterke voorkeur uitgesproken voor de totstandkoming van marktkoppeling, waarvoor de realisatie van impliciete veiling een noodzakelijke voorwaarde is. Het was echter niet mogelijk om marktkoppeling te realiseren voordat de NorNed-kabel in gebruik werd genomen. Bij besluit van 14 Nr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving november 2007 (besluit met kenmerk 102746-47) (Stcrt. 2007, nr. 221, p. 12) is de Raad daarom akkoord gegaan met de invoering van expliciete veiling van transportcapaciteit als tijdelijke maatregel, op de voorwaarde dat uiterlijk in 2009 zou worden overgestapt op impliciete veiling (zie hierover NTE 2007-5/6). Het onderhavige voorstel voorziet hierin. Daartoe bevat het voorstel onder andere de volgende elementen: (i) alle artikelen die verband houden met expliciete veiling op de NorNed-kabel worden geschrapt; (ii) bepaald wordt dat de Nederlandse elektriciteitsbeurs, de APX, een separate spotmarkt onderhoudt ten behoeve van impliciete veiling op de NorNed-kabel; en (iii) de NetCode Elektriciteit wordt zodanig gewijzigd dat het doel, de opzet en de procedure van de impliciete veiling zoals die tussen Nederland, België en Frankrijk bestaat ook gelden voor de impliciete veiling van capaciteit op de NorNed-kabel. Het voorstel is tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Op 13 februari 2009 heeft een hoorzitting over het voorstel plaatsgevonden. Partijen konden tot 27 februari 2009 hun schriftelijke zienswijze naar voren brengen. Elektriciteit: codewijziging betreffende de veiling van jaar- en maandcapaciteit (wijziging NetCode Elektriciteit)
De Raad heeft op 22 december 2008 een voorstel ontvangen van de gezamenlijke netbeheerders tot wijziging van de NetCode Elektriciteit. Van de terinzagelegging van het wijzigingsvoorstel is op 16 januari 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 722). Het voorstel heeft betrekking op de veiling van de jaar- en maandcapaciteit op de landsoverschrijdende verbindingen. Het voorstel omvat wijzigingen van de artikelen in paragraaf 5.6 van de NetCode Elektriciteit met als doel een juridische basis te creëren voor de invoering van nieuwe gemeenschappelijke veilingregels, zoals die zijn opgesteld en overeengekomen tussen de beheerders van de landelijke hoogspanningsnetten (Transmission System Operators, of TSO’s) van Frankrijk, België, Duitsland en Nederland. Deze TSO’s werken samen aan de integratie van de nationale groothandelsmarkten voor elektriciteit tot één regioNr. 6 – november/december 2008
nale groothandelsmarkt. Eén van de gezamenlijke projecten die bijdragen aan dat doel betreft de verbetering, integratie en harmonisatie van de veiling van landsoverschrijdende transportcapaciteit op de lange en middellange termijn (jaar- en maandveilingen). Daartoe wordt gewerkt aan onder andere een gemeenschappelijk veilingsbureau, één gemeenschappelijk veilinginstrument, en gezamenlijke veilingregels. Het onderhavige wijzigingsvoorstel ziet op laatstgenoemd aspect en beoogt een juridische basis in de NetCode Elektriciteit te creëren voor de invoering van de gezamenlijke veilingregels. Het voorstel is tevens in te zien op www.energie kamer.nl. Op 13 februari 2009 heeft een hoorzitting over het voorstel plaatsgevonden. Partijen konden tot 27 februari 2009 hun schriftelijke zienswijze naar voren brengen. Elektriciteit: wijziging met betrekking tot de invoering van een blindenergietarief voor aangeslotenen die elektriciteit op het net invoeden (wijziging NetCode Elektriciteit, MeetCode Elektriciteit, en TarievenCode Elektriciteit)
Nadat de Raad op 7 augustus 2008 het ontwerpbesluit daartoe ter inzage had gelegd (zie hierover NTE 2008-4/5), heeft de Raad op 3 februari 2009 het besluit genomen tot wijziging van de NetCode Elektriciteit, de MeetCode Elektriciteit en de TarievenCode Elektriciteit inzake de verrekening van de uitwisseling van blindenergie (besluit met kenmerk 102867/23). Van de vaststelling van het besluit is op 5 februari 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 1802). Het besluit is tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Voor een samenvatting van het doel en de inhoud van de wijzigingen wordt verwezen naar NTE 2008-4/5. De wijzigingen zijn op 7 februari 2009 in werking getreden. Gas: beslissing op bezwaar in verband met contracteren van capaciteit op de OV-exitpunten (wijziging Transportvoorwaarden Gas-LNB)
De Raad heeft op 15 oktober 2008 beslist op de bezwaren tegen het besluit van 19 november 2007 (besluit met kenmerk 102673-17) tot wijziging van de TarievenCode Gas, de BegrippenNederlands Tijdschrift voor
lijst Gas, de Transportvoorwaarden Gas-LNB, de Wettelijke taken LNB van algemeen belang en de Informatiecode Elektriciteit en Gas in verband met de contractering van capaciteit op de exitpunten tussen het landelijk gastransportnet en de regionale gasdistributienetten, de zogenoemde OVexitpunten (besluiten met kenmerk 102907_1/20; 102907_2/18; 102907_3/19 en 102907_4/19). Van de beslissing op bezwaar is op 4 november 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 450). Het besluit van 19 november 2007 strekte tot wijziging van de procedures rond de toewijzing van transportcapaciteit op het landelijk gastransportnet ten behoeve van afnemers die zijn aangesloten op een regionaal net (zie NTE 2008-1). Tegen het besluit van 19 november 2007 zijn bezwaren ingediend door Gas Transport Services B.V. (GTS), Gaz de France Supply Trading & Marketing The Netherlands B.V., Netbeheer Nederland en EnergieNed. Uit deze bezwaren bleek dat het systeem van contractering zoals bij het besluit van 19 november 2007 was vastgesteld, het risico met zich mee bracht van ondercontractering van capaciteit door grootverbruikers die ‘achter’ de OV-exitpunten zijn aangesloten op het regionale net. De Raad heeft daarom bij de beslissing op bezwaar het besluit van 19 november 2007 in zoverre herroepen dat artikel 2.1.2b Transportvoorwaarden Gas-LNB gewijzigd wordt, zodat grootverbruikers op het regionale net voor wat betreft de exittarieven worden afgerekend op grond van de technische capaciteit van hun aansluiting. Voor het overige heeft de Raad het besluit van 19 november 2007 in stand gelaten. Oorspronkelijk zou de wijziging van artikel 2.1.2b Transportvoorwaarden Gas-LNB in werking treden op 1 januari 2009. Op 16 december 2008 heeft de Raad echter besloten de inwerkingtreding van de wijziging uit te stellen tot 1 juli 2009 (besluiten met kenmerk 102907_1/27; 102907_2/27; 102907_3/27 en 102907_4/19). Hiervan is op 19 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 2416). De Minister heeft op 2 februari 2009 de Tweede Kamer geïnformeerd over bovengenoemde ontwikkelingen met betrekking tot contractering op de OV-
ENERGIERECHT
363
Wet- en regelgeving exitpunten bij de beantwoording van op 15 december 2008 ingezonden kamervragen (Handelingen II 2008/09, nr. 1367, aanhangsel). Bovengenoemde besluiten zijn tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Gas: codewijziging inzake de wijziging van de grens tussen klein- en grootverbruikers (wijziging Aansluiten Transportvoorwaarden Gas-RNB, Allocatievoorwaarden Gas, Meetvoorwaarden Gas-RNB en de Informatiecode Elektriciteit en Gas)
De Raad heeft op 20 oktober 2008 een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders ontvangen tot wijziging van de Aansluit- en Transportvoorwaarden Gas-RNB, Allocatievoorwaarden Gas, Meetvoorwaarden Gas-RNB en de Informatiecode Elektriciteit en Gas. Van de terinzagelegging is op 10 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 1637). Op grond van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor) wordt de grens in artikel 43 Gaswet tussen klein- en grootverbruikers gewijzigd: de verbruiksgrens van 170 000 m3 gas per jaar wordt gewijzigd in een capaciteitsgrens van 40 m3 gas per uur (zie ook hierna). Het wijzigingsvoorstel beoogt deze wijziging te verwerken in de Aansluit- en Transportvoorwaarden Gas-RNB, Allocatievoorwaarden Gas, Meetvoorwaarden Gas-RNB en de Informatiecode Elektriciteit en Gas. De aanpassingen die als gevolg van de grenswijziging nodig zijn in de TarievenCode Elektriciteit en de TarievenCode Gas zijn in een apart codewijzigingsvoorstel opgenomen (zie hierna). Op 6 januari 2009 heeft een hoorzitting over het voorstel plaatsgevonden. Partijen konden hun schriftelijke zienswijze tot en met 20 januari 2009 naar voren brengen. Het voorstel is tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Gas: vaststelling van het tarief voor flexibiliteitsdiensten GTS voor 2009
Nadat de Raad op 28 augustus 2008 het voorstel van GTS had ontvangen als bedoeld in artikel 82, derde lid, Gaswet voor de tarieven voor flexibiliteitsdiensten in het jaar 2009, heeft de Raad op 30 oktober 2008 dit voorstel ter inzage gelegd. Van de terinzagelegging is op 30 oktober 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 364
2008, nr. 386). Belanghebbenden konden tot 14 november 2008 hun zienswijze indienen bij de Raad. Op grond van het tarievenvoorstel en met inachtneming van het methodebesluit van 25 augustus 2008 voor flexibiliteitsdiensten (besluit met kenmerk 102651/ 103) (Stcrt. 2008, nr. 164, p. 8) (zie hierover NTE 2008-4/5) heeft de Raad vervolgens op 15 december 2008 de tarieven voor flexibiliteitsdiensten voor 2009 vastgesteld (besluit met kenmerk 103072/6). Van de vaststelling is op 30 december 2008 mededeling in de Staatscourant gedaan (Stcrt. 2008, nr. 2675). Het tariefbesluit is op 1 januari 2009 in werking getreden. Het besluit is tevens in te zien op www.energie kamer.nl. Gas: Besluit uitoefening taken ex artikel 52a van de Gaswet
Bij besluit van 11 december 2008 (besluit met kenmerk ET/EM/8194913) heeft de Minister de beheerder van het landelijk gastransportnet – GTS – met ingang van 1 januari 2009 belast met de uitoefening van de taak bedoeld in artikel 52a Gaswet. Van het besluit is op 29 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 2575). Op grond van artikel 52a Gaswet heeft de Minister tot taak om inlichtingen en gegevens te verzamelen, te analyseren en systematisch te bewerken met betrekking tot de leverings- en voorzieningszekerheid van gas, deze jaarlijks te publiceren en een verslag daarvan te zenden aan de Europese Commissie. Daarbij maakt de Minister voor een groot deel gebruik van gegevens die de Minister ontvangt van GTS. Omdat de Minister van mening is dat GTS beschikt over de relevante expertise en met het oog op de totstandkoming van een goed en samenhangend rapport, heeft de Minister op grond van artikel 10a, eerste lid, onderdeel f, Gaswet GTS belast met de taak als bedoeld in artikel 52a Gaswet. Daarbij moet GTS op grond van bovengenoemd besluit jaarlijks uiterlijk op 1 juni een rapport aan de Minister uitbrengen over de uitvoering van deze taak. Gas: vaststelling methode regulering van een aantal taken van GTS
Nadat de Raad drie ontwerp-methodebesluiten ter inzage had gelegd (Stcrt.
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
2008, nr. 138, p. 20) (zie hierover NTE 2008-4/5) heeft de Raad op 16 december 2008 drie methodebesluiten vastgesteld die betrekking hebben op de methode van regulering van de taken van GTS in de periode 2009-2011 (besluiten met kenmerk 102752/401, 102752/402 en 102752/403). Van de vaststelling is op 17 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 2043). Deze methodebesluiten hebben betrekking op (i) de transport(gerelateerde) taken genoemd in artikel 10 Gaswet; (ii) de balanceringstaak van GTS als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub b, Gaswet; en (iii) de taak kwaliteitsconversie als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, sub c, Gaswet. Per taak wordt in deze methodebesluiten vastgesteld hoe de doelmatigheidskorting (x-factor) zal worden berekend. De methodebesluiten zijn tevens in te zien op www.energie kamer.nl. Nu de methodebesluiten zijn vastgesteld moet de Raad de tarieven en de doelmatigheidskortingen voor de periode vanaf 1 januari 2009 vaststellen bij respectievelijk tariefbesluiten en xfactorbesluiten. In het persbericht van 15 oktober 2008 en het persbericht van 17 december 2008 (www.energie kamer.nl) heeft de Raad aangegeven dat de vaststelling hiervan vertraging heeft opgelopen. Naar verwachting vindt de vaststelling in het tweede kwartaal van 2009 plaats. Tot die tijd blijven de huidige tarieven van kracht. Gas: beslissing op bezwaar tegen wijziging Transportvoorwaarden GasLNB en TarievenCode Gas
De Raad heeft op 16 december 2008 beslist op de bezwaren van GTS tegen het besluit van 20 februari 2008 (besluit met kenmerk 102411/31.B1010), zoals gewijzigd bij besluit van 26 juni 2008 (besluit met kenmerk 102411/ 43.B1064), tot wijziging van de TarievenCode Gas, Transportvoorwaarden Gas-LNB en Meetvoorwaarden GasLNB (besluit met kenmerk 102960_1/ 10). Van de beslissing op bezwaar is op 18 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 2135). Het besluit van 20 februari 2008 voorzag onder meer in aanpassing van de TarievenCode Gas en de Transportvoorwaarden Gas-LNB met betrekking tot allocatie van transportcapaciteit aan shippers (zie NTE 2008-1 Nr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving en NTE 2008-3). Op grond van de bezwaren van GTS ziet de Raad aanleiding de artikelen 2.1.2, 2.1.3 en 2.1.5 van de Transportvoorwaarden GasLNB aan te passen, artikel 2.1.12 te laten vervallen en de artikelen 3.2.1.5, 3.2.2.6, 3.2.4.4, 3.2.6.3, 3.2.5.5 en 3.5.2.5 TarievenCode Gas aan te passen. De wijzigingen zijn op 19 december 2008 in werking getreden. De wijzigingen van de artikelen 2.1.2, 2.1.3 en 2.1.5 van de Transportvoorwaarden Gas-LNB treden echter pas op 1 oktober 2009 in werking. De beslissing op bezwaar is tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Gas: wijziging inzake kwaliteitsconversie (wijziging TarievenCode Gas en Transportvoorwaarden Gas-LNB)
Nadat de Raad op 18 september 2008 het voorstel daartoe had ontvangen van de gezamenlijke netbeheerders (zie NTE 2008-4/5), en de gezamenlijke netbeheerders op 16 oktober 2008 een gewijzigd voorstel hadden ingediend, heeft de Raad op 17 december 2008 een besluit genomen tot wijziging van de TarievenCode Gas en de Transportvoorwaarden Gas (besluit met kenmerk 102646/17). Hiervan is op 22 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 2274). Het besluit strekt ertoe om van kwaliteitsconversie een systeemdienst te maken. Aanleiding daartoe was een brief van de Minister van 18 februari 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 29 023, nr. 48) waarbij de Minister heeft aangegeven één geïntegreerde gasmarkt te willen bewerkstelligen, ongeacht de kwaliteit van het gas. Naar aanleiding van deze brief heeft GTS de mogelijkheid onderzocht om van kwaliteitsconversie een systeemdienst te maken. Kenmerk van een systeemdienst is dat GTS zorg draagt voor voldoende beschikbaarheid van de dienst en dat deze niet vooraf gecontracteerd hoeft te worden. De Minister heeft GTS opgedragen zowel conversie van hoog- naar laagcalorisch gas (gewone kwaliteitsconversie) als van laag- naar hoogcalorisch gas (omgekeerde kwaliteitsconversie) aan te bieden. Om dit mogelijk te maken worden de TarievenCode Gas en de Transportvoorwaarden Gas gewijzigd. De wijzigingen zullen gefaseerd in werking treden op bij separaat besluit van de Nr. 6 – november/december 2008
Raad te bepalen data. De wijzigingen van de Transportvoorwaarden GasLNB zullen tegelijkertijd plaatsvinden met de inwerkingtreding van het door de Raad nog vast te stellen tariefbesluit als bedoeld in artikel 82, vierde lid, Gaswet voor het jaar 2009. De inwerkingtreding van de wijzigingen van de TarievenCode Gas zal daar enkele weken aan vooraf gaan. Het wijzigingsbesluit is tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Elektriciteit en Gas: aankondiging wijziging Besluit financieel beheer netbeheerder
In het kader van de behandeling van het Energierapport 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 510) (zie hierover NTE 2008-3) is op 17 november 2008 door het lid Hessels tijdens een notaoverleg in de Tweede Kamer een motie ingediend (Kamerstukken II 2008/09, 31 510, nr. 6) die ertoe heeft geleid dat de Minister een wijziging van bovengenoemd besluit heeft aangekondigd. Deze motie schrijft voor dat de netwerkbedrijven in de startbalans na afsplitsing van het productie- en leveringsbedrijf dienen te beschikken over een eigen vermogen dat minimaal 50% uitmaakt van het totale vermogen. Om dit mogelijk te maken verzoekt de motie de regering het ‘Besluit financieel beheer netbeheerder’ (Stb. 2008, 330) aan te passen of om zo nodig andere maatregelen te nemen. Voor een samenvatting van het Besluit financieel beheer netbeheerder wordt verwezen naar NTE 2008-4/5. De motie is op 25 november 2008 tijdens stemmingen in de Tweede Kamer aangenomen. Bij brief van 12 december 2008 (Kamerstukken II 2008/09, 31 510, nr. 30) heeft de Minister de Tweede Kamer bericht over hoe zij de motie zal uitvoeren. De Minister stelt daarbij dat zij twee mogelijkheden ziet om de motie uit te voeren. Ten eerste zou het mogelijk zijn het Besluit financieel beheer netbeheerder zo aan te passen dat daarin de verplichting wordt opgenomen voor de netbeheerder om minimaal 50% eigen vermogen op de startbalans aan te houden. Ten tweede is het mogelijk om het Besluit financieel beheer netbeheerders aan te scherpen in die zin dat de openingsbalans van de netbeheerder na splitsing niet een minimumpercentage van 50% maar 40% Nederlands Tijdschrift voor
eigen vermogen dient te bevatten. Daarnaast moeten echter aanvullende afspraken met bedrijven en aandeelhouders worden gemaakt. Daarbij valt te denken aan aanvullende zekerheidstelling door de aandeelhouders. De Minister heeft benadrukt dat de eerste methode mogelijk nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de waardering van het afgesplitste productie- en leveringsbedrijf. De Minister geeft dan ook de voorkeur aan de tweede mogelijkheid en geeft aan dat zij een overeenkomstige wijziging van het Besluit financieel beheer netbeheerder zal voorbereiden. Dit compromis van de Minister lijkt door de Tweede Kamer te zijn omarmd. Elektriciteit en Gas: capaciteitstarief voor kleinverbruikers (wijziging TarievenCode Elektriciteit, TarievenCode Gas en Begrippenlijst Gas)
Nadat de Raad op 20 augustus 2008 de ontwerpbesluiten daartoe ter inzage had gelegd (zie hierover NTE 2008-4/ 5), heeft de Raad op 10 december 2008 de besluiten genomen tot wijziging van de TarievenCode Elektriciteit (besluit met kenmerk 102490/23) en tot wijziging van de TarievenCode Gas (besluit met kenmerk 102490/24). Het besluit tot wijziging van de TarievenCode Gas wijzigt tevens de Begrippenlijst Gas. Van de vaststelling van deze besluiten is op 10 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 1647). De wijzigingsbesluiten strekken tot invoering per 1 januari 2009 van het capaciteitstarief voor kleinverbruikers in voorbereiding op de invoering van het leveranciersmodel op grond van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor, en zie hierover tevens NTE 2008-1, NTE 2008-2, NTE 2008-3 en NTE 2008-4/ 5). Het besluit tot wijziging van de TarievenCode Elektriciteit wijkt slechts op een aantal redactionele punten af van het ontwerpbesluit. Voor een samenvatting van de inhoud van het ontwerpbesluit wordt verwezen naar NTE 2008-4/5. Het besluit tot wijziging van de TarievenCode Gas en de Begrippenlijst Gas bevat enkele wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbesluit. Het betreft hoofdzakelijk wijzigingen van de aan de Begrippenlijst Gas nieuw toegevoegde begrippen ‘profielgrootver-
ENERGIERECHT
365
Wet- en regelgeving bruiker’ en ‘telemetriegrootverbruiker’ en een aantal wijzigingen in de terminologie. De begrippen ‘profielgrootverbruiker’ en ‘telemetriegrootverbruiker’ worden aan de Begrippenlijst Gas toegevoegd als gevolg van de wijziging van de kleinverbruikersgrens in artikel 43 Gaswet op grond van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers. Deze grens wordt gebaseerd op capaciteit en niet op verbruik: de verbruiksgrens van 170 000 m3 gas per jaar wordt gewijzigd in een capaciteitsgrens van 40 m3 gas per uur. Als gevolg hiervan zal een groep kleinverbruikers veranderen in grootverbruikers. Deze categorie grootverbruikers zal worden aangeduid als ‘profielgrootverbruikers’. Bestaande grootverbruikers, met een op afstand uitleesbare meetinrichting, worden aangeduid als ‘telemetriegrootverbruikers’. In het ontwerpbesluit werden ‘profielgrootverbruikers’ gedefinieerd als verbruikers met een aansluitcapaciteit groter dan 40 m3 gas per uur, maar met een jaarverbruik van minder dan 170 000 m3 gas. Naar aanleiding van de door Netbeheer Nederland ingediende zienswijze heeft de Raad echter besloten in de definitie niet langer de bovengrens op basis van jaarverbruik te hanteren. De Raad acht een bovengrens in de definitie onnodig omdat een grootverbruiker, als hij meer dan 170 000 m3 gas per jaar verbruikt, op grond van de Meetvoorwaarden GasRNB verplicht is een op afstand uitleesbare meetinrichting te hebben, waardoor hij kwalificeert als een ‘telemetriegrootverbruiker’. De wijzigingen in de terminologie in het wijzigingsbesluit hangen samen met het feit dat het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers nog niet door de Eerste Kamer is aangenomen en derhalve ook nog niet in werking is getreden (zie hiervoor). Voor het overige wordt voor een samenvatting van de inhoud van het wijzigingsbesluit verwezen naar NTE 2008-4/5. De wijzigingsbesluiten zijn op 1 januari 2009 in werking getreden en zijn tevens in te zien op www.energiekamer.nl.
gelegging van de voorstellen daartoe, heeft de Raad op 12 december 2008 op grond van artikel 41c E-wet en artikel 81c Gaswet de gereguleerde maximum aansluit-, transport- en systeemdienstentarieven elektriciteit en de maximumtransporttarieven gas vastgesteld per 1 januari 2009, alsmede op grond van artikel 41a E-wet en 81a Gaswet de rekenvolumina elektriciteit en gas gewijzigd voor de regionale netbeheerders elektriciteit en gas. De Raad heeft hiervan op 12 december 2008 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2008, nr. 1829). De aanleiding voor de wijziging van de rekenvolumina elektriciteit en gas, zoals de Raad eerder in respectievelijk augustus en april 2008 had vastgesteld (zie hierover NTE 2008-4/5 en NTE 2008-2), is de wijziging van de TarievenCode Elektriciteit en de TarievenCode Gas bij besluiten van 10 december 2008 (besluiten met kenmerk 102490/23 en 102490/24) op grond waarvan de tariefstructuren van de transporttarieven zijn gewijzigd in verband met de invoering per 1 januari 2009 van het capaciteitstarief (zie hiervoor). De tariefbesluiten geven uitvoering aan de invoering van het capaciteitstarief. De tariefbesluiten zijn op 1 januari 2009 in werking getreden en zijn tevens in te zien op www.energie kamer.nl.
Elektriciteit en Gas: vaststelling tarieven 2009 en wijziging rekenvolumina regionale netbeheerders elektriciteit en gas
De Minister heeft op 21 januari 2009 de ‘Beleidsregels betreffende het verlenen van een ontheffing op grond van artikel 15, tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998 en artikel 2a, eerste lid, van de Gaswet van de verplichting een
Nadat de Raad op 10 oktober 2008 mededeling had gedaan van de terinza366
Elektriciteit en Gas: update TarievenCode Elektriciteit en TarievenCode Gas
De Energiekamer heeft na de wijziging van de TarievenCode Elektriciteit en de TarievenCode Gas bij besluiten van 10 december 2008 (besluiten met kenmerk 102 490/23 en 102 490/24, zie hiervoor) in december 2008 nieuwe versies van de TarievenCode Elektriciteit en de TarievenCode Gas op haar website (www.energiekamer.nl) geplaatst. Het betreft nieuwe versies van deze regelingen per 1 januari 2009. Elektriciteit en Gas: Beleidsregels betreffende het verlenen van een ontheffing van de verplichting een netbeheerder aan te wijzen
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
netbeheerder aan te wijzen’ (hierna de ‘Beleidsregels ontheffing aanwijzing netbeheerder’) in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 921). Op grond van artikel 10, derde lid, E-wet en artikel 2, eerste lid, Gaswet is degene aan wie een ander net dan een hoogspanningsnet toebehoort verplicht een netbeheerder voor het beheer van dat net aan te wijzen. Op grond van artikel 15, tweede lid, E-wet en artikel 2a, eerste lid, Gaswet kan de Minister op de in deze artikelen genoemde gronden een ontheffing verlenen van de verplichting een netbeheerder aan te wijzen. In de praktijk is gebleken dat een toenemend aantal ontheffingen wordt aangevraagd op grond van artikel 15, tweede lid, aanhef en onderdeel b, Ewet respectievelijk artikel 2a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Gaswet. Op grond van deze artikelen kan een ontheffing worden verleend voor zover het een net betreft dat bestemd is om een aantal samenwerkende natuurlijke personen of rechtspersonen te voorzien van elektriciteit of gas. De samenwerking van deze personen moet een betrouwbaar, duurzaam, doelmatig en milieuhygiënisch verantwoord functionerende energiehuishouding in hun vestigingen ten doel hebben (de ‘bgrond’). De Minister heeft echter aangegeven dat de wetgever heeft beoogd slechts in een beperkt aantal bijzondere situaties en onder stringente voorwaarden ontheffing mogelijk te maken. Dit standpunt onderschrijft ook de Raad, die in zijn recentere beschikkingspraktijk een restrictieve uitleg heeft gegeven aan de ontheffingsmogelijkheid op de b-grond. In de artikelen 2 tot en met 5 van de Beleidsregels ontheffing aanwijzing netbeheerder wordt daarom aangegeven hoe enkele elementen van de b-grond bij de beslissing op de aanvraag om ontheffing worden uitgelegd en geïnterpreteerd. Deze artikelen, die een wetsinterpreterend karakter hebben, lijken daarbij de lijn te volgen die de Raad heeft uitgezet in de eerder genoemde restrictieve beschikkingspraktijk. Verder wordt in de Beleidsregels ontheffing aanwijzing netbeheerder nader invulling gegeven aan de voorwaarden die aan een ontheffing worden verbonden in verband met de toegang tot de netten, naar aanleiding van het arrest-Citiworks (zaak C-439/06) van 22 mei 2008 (zie hierover NTE 2008Nr. 6 – november/december 2008
Wet- en regelgeving 2). In dit arrest heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen overwogen dat ook kleine particuliere netten distributienetten zijn in de zin van de Tweede Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2003/54/EG) en dus in beginsel moeten voldoen aan alle verplichtingen die op basis van voornoemde richtlijn gelden voor netten, met inbegrip van de verplichting op grond van artikel 20 van deze richtlijn om derden toegang tot het net te verlenen. Een uitzondering is slechts mogelijk indien de richtlijn daarin voorziet. Blijkens de toelichting bij de Beleidsregels ontheffing aanwijzing netbeheerder heeft de Minister na analyse van dit arrest geconcludeerd dat de ontheffingsregeling op grond van artikel 15 E-wet en artikel 2a Gaswet en de toepassing daarvan in de praktijk kan worden voortgezet, met dien verstande dat bijzondere aandacht besteed moet worden aan derdentoegang tot de netten waar een ontheffing voor is verleend. Artikel 6 van de Beleidsregels ontheffing aanwijzing netbeheerder bepaalt daarom onder andere dat middels de aan de ontheffing te verbinden voorschriften aan de ontheffinghouder de verplichting wordt opgelegd te voorzien in een systeem van derdentoegang. Daartoe kan in de voorschriften worden bepaald dat delen van, onder meer de Informatiecode, de NetCode en de MeetCode van overeenkomstige toepassing zullen zijn op de ontheffinghouder. De Beleidsregels ontheffing aanwijzing netbeheerder zijn op 23 januari 2009 in werking getreden. Elektriciteit en Gas: wijzigingen in verband met marktproces einde levering (wijziging Informatiecode Elektriciteit en Gas, Begrippenlijst Elektriciteit en de Begrippenlijst Gas)
7 augustus 2007 ter inzage gelegd (Stcrt. 2007, nr. 150, p. 13) (zie hierover NTE 2007-3). Op zijn verzoek heeft de Raad vervolgens op 20 oktober 2008 een gewijzigd codewijzigingsvoorstel ontvangen van de gezamenlijke netbeheerders. Op grond daarvan heeft de Raad het wijzigingsbesluit genomen waarmee een nieuwe paragraaf 2.9 ‘Beëindiging van de levering op een aansluiting’ in de Informatiecode Elektriciteit en Gas wordt opgenomen waarin het proces einde levering is vastgelegd. Het proces einde levering vangt aan met een ‘eindeleveringsmelding’ door de leverancier aan de netbeheerder en eindigt met het afsluiten van een kleinverbruiker door een netbeheerder ‘in geval op de aansluiting van de kleinverbruiker geen vergunninghouder bekend is’ (in de zin van artikel 2, onderdeel d, van de Regeling afsluiten elektriciteit en gas van kleinverbruikers (Stcrt. 2006, nr. 235, p. 8, zoals gewijzigd bij Stcrt. 2007, 47, p. 8 en bij Stcrt. 2007, nr. 207, p. 8)). Tegelijk met de afsluiting neemt de netbeheerder de meterstand(en) op die betrekking hebben op de eindeleveringsdatum. De voorgestelde codewijziging is grotendeels een codificatie van hetgeen nu reeds geldt op grond van afspraken in de sector. Verder komen in de Begrippenlijst Elektriciteit en de Begrippenlijst Gas de begrippen ‘in-switch’ en ‘uit-switch’ te vervallen. Deze begrippen waren per abuis nog daarin opgenomen, terwijl inmiddels al de nieuwe begrippen ‘inhuizing’ en ‘uithuizing’ waren opgenomen ter vervanging. De wijzigingen zijn op 13 februari 2009 in werking getreden.
De Raad heeft op 3 februari 2009 het besluit vastgesteld tot wijziging van de InformatieCode Elektriciteit en Gas in verband met het opnemen daarin van het in de sector bestaande proces van ‘einde levering’ (besluit met kenmerk 102706/14.BT170). Het besluit wijzigt tevens de Begrippenlijst Elektriciteit en de Begrippenlijst Gas. Van het wijzigingsbesluit is op 11 februari 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 2160). De Raad had het codewijzigingsvoorstel hiertoe van de gezamenlijke netbeheerders reeds op Nr. 6 – november/december 2008
Nederlands Tijdschrift voor
ENERGIERECHT
367