BELEIDSREGEL VERHAAL PARTICIPATIEWET 2016 Het bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein (het bestuur), Overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen om bijstand te verhalen in het kader van de Participatiewet; Overwegende dat de (financiële) zelfredzaamheid van de bijstandsgerechtigde wordt bevorderd door zelf alimentatie te eisen, ook als hij of zij geen recht meer heeft op een bijstandsuitkering; Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht; Gelet op artikel 55 en artikel 61 van de Participatiewet, Besluit vast te stellen de beleidsregel: Verhaal Participatiewet Gemeenschappelijke regeling Het Plein 2016 Artikel 1: Begripsbepalingen In deze beleidsregel wordt verstaan onder: a. Bijstandsgerechtigde: de persoon die bijstand heeft aangevraagd of aan wie (mede) bijstand is toegekend op grond van de Participatiewet; b. Bestuur: Het bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein c. Ex-echtgenoot: de gewezen echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner; d. Huwelijk: het huwelijk of geregistreerd partnerschap; e. Jong meerderjarige: persoon van 18 jaar of ouder maar jonger 21 jaar; f. LBIO: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen; g. Onderhoudsplichtige: degene die een financiële bijdrage in de kosten van het levensonderhoud aan de bijstandsgerechtigde en/of de ten laste komende kinderen dient te voldoen op grond van boek 1 van het Burgerlijk Wetboek of een rechtelijke uitspraak; Rv: wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering; Artikel 2: Verplichting van de bijstandsgerechtigde tot het (op)eisen van alimentatie 1. a. Als er sprake is van een onderhoudsplicht betreffende een bijstandsgerechtigde en/of zijn ten laste komende kind(eren) wordt bij de aanvang van het verlenen van bijstand onderzocht of er een alimentatiebeschikking of echtscheidingsconvenant voorhanden is. b. Als dit niet het geval is dan wordt de bijstandsgerechtigde op grond van artikel 55 van de Participatiewet verplicht tot het indienen van een verzoek van alimentatie, een voorlopige voorziening en/of onderhoudsplicht in huwelijk bij de daarvoor aangewezen rechterlijke instantie, mits dit verzoek kan worden gecombineerd met de procedure die wordt ingezet tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed. c. In deze verplichting dient te worden opgenomen dat de alimentatie dient te worden vastgesteld op grond van een draagkrachtberekening. Gedurende de periode waarin het betreffende verzoek niet wordt geëffectueerd, wordt er geen korting toegepast op de uitkering wegens recht op een onderhoudsbijdrage. Op grond van artikel 58 lid 4 van de Participatiewet is het bestuur bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand. Op grond van artikel 58 lid 2 van de Participatiewet is het bestuur bevoegd tot terugvordering van de kosten van bijstand. 2. Wordt een door een rechterlijke instantie vastgestelde alimentatieverplichting, op grond van draagkracht, niet of niet volledig nagekomen dan wordt de bijstandsgerechtigde verplicht op grond van artikel 55 van de Participatiewet de opgelegde alimentatieverplichting te gelde te maken door middel van inschakeling van het LBIO. Gedurende de periode waarin de 1
vastgestelde alimentatieverplichting niet of niet volledig wordt nagekomen wordt bij de berekening van de uitkering slechts rekening gehouden met de feitelijke ontvangen alimentatie. Op grond van artikel 58 lid 4 van de Participatiewet is het bestuur bevoegd tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand. Op grond van artikel 58 lid 2 van de Participatiewet is het bestuur bevoegd tot terugvordering van de kosten van bijstand. 3. In bijzondere gevallen als in redelijkheid niet van de bijstandsgerechtigde gevergd kan worden deze verplichtingen van lid 1 en lid 2 na te komen, wordt er afgezien van het opleggen van een verplichting (op grond van artikel 55 van de Participatiewet) tot indienen van een alimentatieverzoek of de verplichting tot het inschakelen van het LBIO. Het bestuur maakt vervolgens gebruik van zijn bevoegdheden zoals vastgelegd in artikel 62 en artikel 62b van de Participatiewet. Onder bijzondere gevallen wordt in ieder geval verstaan een traumatische ervaring en/of risico van fysiek geweld. 4. Buiten de gevallen van lid 1 en lid 2 wordt in beginsel verhaald op de onderhoudsplichtige. Artikel 3: Verhaal van kosten van bijstand Het bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand in overeenstemming met artikel 61 van de Participatiewet: 1. Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt; 2. Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, op degene die zijn onderhoudsverplichting na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt; 3. Op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend. 4. Op degene aan wie de personen die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag met de geschonken middelenrekening zou zijn gehouden als de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is geworden dat de schenker op het moment van de schenking de noodzaak tot het verkrijgen van bijstand redelijkerwijze niet heeft kunnen voorzien; 5. Op de nalatenschap van de personen indien: a. Aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering/invordering heeft plaats gevonden; b. Bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of voortvloeiend uit de gestelde borgtocht. Artikel 4: Beperking 1. Behalve in de gevallen als bedoeld in artikel 3 lid 5, onder b, van dit beleid, worden kosten van bijstand die meer dan vijf jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot verhaal zijn gemaakt, niet verhaald. 2. Buiten de gevallen aangegeven in artikel 3 vindt geen verhaal plaats.
2
Artikel 5: Herzien van verhaal Het bestuur kan op grond van een herzieningsverzoek van de onderhoudsplichtige en als gevolg van diens gewijzigde omstandigheden, waaronder een aanzienlijke verhoging van de woonlasten, een terugval van inkomen buiten de schuld om van de onderhoudsplichtige en een wijziging in de gezinssituatie, de opgelegde onderhoudsbijdrage geheel of ten dele herzien. Artikel 6: Afzien van verhaal Het bestuur ziet af van het nemen van een verhaalbesluit indien: 1. Geen causaal verband bestaat tussen de bijstandsbehoeftigheid en de echtscheiding/beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de verlating; 2. Het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan €50,- per maand of €600,- op jaarbasis; 3. Daarvoor gelet op de omstandigheden van degenen op wie verhaald wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn. Artikel 7: Afzien van verhaal wegens schuldproblematiek In afwijking van artikel 3 kan het bestuur, op verzoek van degene op wie verhaald wordt, besluiten (gedeeltelijk) af te zien van verhaal van kosten van bijstand voor zover het verschuldigde verhaalbijdragen betreft die op het moment van het besluit opeisbaar zijn, indien: a. Redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden voortvloeiend uit het huwelijk of geregistreerd partnerschap, of b. Redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zou komen en de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vordering van de schuldeisers van gelijke rang. Artikel 8: Intrekken van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek Het besluit tot het (gedeeltelijk) afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van de onderhoudsplichtige gewijzigd indien: a. Niet binnen negen maanden nadat dat besluit bekend is gemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen zoals bedoeld in artikel 7; b. De onderhoudsplichtige zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet, of onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste en/of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid. Artikel 9: Maatstaven verhaalsbedrag Bij de maatstaven bedoeld in artikel 62a van de Participatiewet wordt door het bestuur gebruik gemaakt van het Rapport alimentatienormen van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak oftewel Tremanormen. Artikel 10: Ingangsdatum verhaal De ingangsdatum van het verhaalsbedrag wordt bepaald op de eerstvolgende maand na de datum van de eerste aanschrijving, tenzij individuele omstandigheden een andere ingangsdatum aanvaardbaar maken. Dit om te voorkomen dat de onderhoudsplichtige al begint met een schuld inzake verhaal. Artikel 11: Wijziging door de rechter vastgesteld verhaalsbedrag Indien sprake is van gewijzigde omstandigheden bij de bijstandsgerechtigde en/of de onderhoudsplichtige kan het bestuur verzoeken het door de rechter vastgestelde verhaalsbedrag te wijzigen. Het bestuur verzoekt de rechter het verhaalsbedrag in afwijking van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud verschuldigd krachtens boek 1 van het Burgerlijk Wetboek vast te stellen, indien de rechter: 3
a. Deze uitspraak zou kunnen wijzigen op de grond genoemd in artikel 157 en 401 van het Burgerlijk Wetboek; b. Geen rekening heeft kunnen houden met alle voor de betrokken beslissing in aanmerking komende gegevens en omstandigheden betreffende beide partijen. Artikel 12: Verhaal in rechte Indien de onderhoudsplichtige niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan de gemeente te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling daarvan overgaat, besluit het bestuur tot verhaal in rechte. 1. Verhaal in rechte conform artikel 62h van de Participatiewet vindt alleen plaats als naar verwachting het te verhalen bedrag de door de rechtbank te maken kosten ingevolge de procedure die geldt voor personen “verdwenen onbekend waarheen” (VOW) niet te boven gaat. Artikel 13: Executie verhaalbijdrage 1. Indien de onderhoudsplichtige niet bereid is de vastgestelde verhaalbijdrage voor levensonderhoud dan wel zijn achterstand te voldoen, wordt de rechterlijke beschikking met een executoriale titel ten uitvoer gelegd door middel van beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e tweede afdeling A van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering. 2. Er wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van vereenvoudigd derdenbeslag. 3. Het maandelijks te betalen bedrag wordt vastgesteld op het voor beslagvatbare bedrag. 4. Op grond van bijzondere omstandigheden van de onderhoudsplichtige kan de betalingsverplichting tijdelijk lager worden vastgesteld. Artikel 14: Kosten Indien moet worden overgegaan tot beslaglegging als bedoeld in artikel 13, dan wordt de vordering verhoogd met incassokosten en de wettelijke rente. Artikel 15: Periodieke herbeoordeling 1. Ten minste een keer per 3 jaar verricht het bestuur onderzoek naar de draagkracht voor het voldoen van een verhaalbijdrage. Indien gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek de betalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. 2. Er wordt niet overgegaan tot het gewijzigd vaststellen van een betalingsverplichting indien de draagkracht ten opzichte van het vorig onderzoek niet blijkt te zijn vermeerderd of verminderd met meer dan €25,- per maand of €300,- op jaarbasis. 3. Van de genoemde termijnen kan worden afgeweken als tussentijds bekend wordt dat zich wijzigingen in de financiële situatie hebben voorgedaan of zullen gaan voordoen. Artikel 16: Indexering De door de rechter vastgestelde onderhoudsbijdragen worden jaarlijks met ingang van 1 januari van rechtswege gewijzigd met het ingevolge artikel 1:402a BW vast te stellen percentage. Artikel 17: Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie en werken terug tot 1 januari 2016.
4
Artikel 18: Citeertitel Deze beleidsregel wordt aangehaald als ‘Beleidsregel verhaal Participatiewet 2016’
Aldus vastgesteld door het Dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Het Plein d.d. 1 juni 2016, Voorzitter,
Secretaris,
A. de Jonge,
H. Noppen,
5
TOELICHTING BELEIDSREGEL VERHAAL PARTICIPATIEWET 2016 Eigen verantwoordelijkheid staat binnen de Participatiewet centraal. Inwoners van de gemeente Zutphen en Lochem die een bijstandsaanvraag indienen, krijgen een aanvullende verplichting opgelegd op grond van artikel 55 van de Participatiewet om zelf alimentatie, een voorlopige voorziening en/of onderhoudsplicht in huwelijk te eisen. Een bijstandsgerechtigde met alimentatie stroomt sneller uit de bijstand. Een bijstandsgerechtigde die alimentatie ontvangt, heeft minder overige inkomsten nodig om niet (meer) afhankelijk te zijn van een bijstandsuitkering. Dit omdat het bedrag dat de gemeente aan verhaalbijdrage oplegt voor de gemeente is. Zodra belanghebbende zou uitstromen heeft belanghebbende geen recht op dit vastgestelde bedrag en is de onderhoudsplichtige niet meer verplicht dit bedrag te betalen. Het voordeel van de aanvullende verplichting om zelf alimentatie te eisen is dat belanghebbende sneller kan uitstromen, en dat indien belanghebbende uitstroomt diegene recht blijft hebben op de vastgestelde alimentatie als er een gerechtelijke alimentatie uitspraak is. Indien de onderhoudsplichtige niet zou betalen kan belanghebbende het LBIO inschakelen ter effectuering van betalingen. De reden dat belanghebbende vaak het nut niet inziet van het aanvragen van alimentatie is omdat het toch wordt gekort op de uitkering. De voordelen bij uitstroom zijn vaak niet duidelijk. Het is aan Het Plein om de voordelen tijdens de aanvraag te bespreken. Artikel 61 van de Participatiewet bepaalt dat het bestuur kosten van bijstand kan verhalen in de gevallen en naar de regels aangegeven in paragraaf 6.5 van de Participatiewet. Het verhalen van kosten van bijstand is een bevoegdheid van het bestuur. Artikel 62 en artikel 62f Participatiewet bepalen op wie kosten van bijstand kunnen worden verhaald. In andere gevallen dan in de wet aangegeven is het bestuur niet bevoegd om bijstand te verhalen. Bij samenloop van de mogelijkheid de bijstand van de bijstandsgerechtigde terug te vorderen en de mogelijkheid tot verhaal, is het aan het bestuur om te kiezen. Verhaal heeft dus geen voorrang boven terugvordering Artikel 1: Begripsbepalingen Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 2: Verplichting van de bijstandsgerechtigde tot het (op)eisen van alimentatie Met dit artikel maakt het bestuur gebruik van de mogelijkheid om de bijstandsgerechtigde de verplichting (op grond van artikel 55 van de Participatiewet) op te leggen om de onderhoudsbijdrage van de onderhoudsplichtige op te eisen. De onderhoudsverplichting wordt door het bestuur beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de Participatiewet, een voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende aanspraak kan maken dan wel een beroep op kan doen. Voordat deze verplichting wordt opgelegd zal eerst een globaal onderzoek verricht worden naar de mogelijk beschikbare draagkracht van de onderhoudsplichtige. Dit gebeurt aan de hand van de uit Suwinet beschikbare informatie met betrekking tot het inkomen van onderhoudsplichtige en informatie van onderhoudsgerechtigde, bijvoorbeeld als hij of zij beschikt over een alimentatievonnis. Als uit dit onderzoek blijkt dat onderhoudsplichtige geen draagkracht zal hebben, bijvoorbeeld als laatstgenoemde zelf ook een bijstandsuitkering heeft, dan zal deze verplichting niet worden opgelegd. In de verplichting dient te worden opgenomen dat de alimentatie dient te worden vastgesteld op grond van een draagkrachtberekening. Ingeval belanghebbende al een alimentatievonnis heeft maar onderhoudsgerechtigde weigert om alimentatie te betalen, dan wordt aan belanghebbende de verplichting opgelegd tot invordering over te gaan bij voorkeur door inschakeling van het LBIO. Hieraan zijn namelijk geen kosten verbonden voor belanghebbende in tegenstelling tot het inschakelen van een deurwaarder. Het staat belanghebbende echter vrij om hiervoor een deurwaarder in te schakelen. Gedurende de periode waarin onderhoudsgerechtigde de procedure heeft gestart om de verschuldigde alimentatie te ontvangen maar hierover nog niet kan beschikken, wordt deze niet in mindering gebracht 6
op de bijstandsuitkering. Korting van alimentatie op de bijstandsuitkering vindt plaats vanaf het moment dat onderhoudsgerechtigde deze ook daadwerkelijk ontvangt. Daarnaast wordt de ontvangen alimentatie toegerekend naar de periode waarop deze betrekking heeft. Indien de bijstandsgerechtigde met terugwerkende kracht de alimentatie ontvangt is het bestuur bevoegd op grond van artikel 58 lid 4 van de Participatiewet tot verrekening van in de voorafgaande zes maanden ontvangen middelen met de algemene bijstand. Op grond van artikel 58 lid 2 van de Participatiewet is het bestuur tevens bevoegd tot terugvordering van de kosten van bijstand. Indien de bijstandsgerechtigde deze verplichtingen van lid 1 en lid 2 niet nakomt dan kan het bestuur op grond van artikel 14 lid c van de maatregelenverordening een maatregel opleggen. Als er sprake is van recidive wordt artikel 16 van de maatregelenverordening toegepast. Artikel 3: Verhaal van kosten van bijstand Het bestuur maakt gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen van kosten van bijstand in overeenstemming met artikel 61 van de Participatiewet. Het verhalen van verleende bijstand is een gemeentelijke bevoegdheid en is mogelijk in de volgende situaties: - Op degene die zijn onderhoudsplicht jegens (ex-) echtgenoot of minderjarig kind niet behoorlijk nakomt (art. 62 en 62b van de Participatiewet); - Op degene aan wie de belanghebbende die bijstand ontvangt een schenking heeft gedaan, voor zover met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden als de schenking niet zou hebben plaatsgevonden (artikel 62f onderdeel a van de Participatiewet); - Op de nalatenschap van een overleden bijstandsgerechtigde, voor zover er nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden (artikel 62f onderdeel b van de Participatiewet). Daarnaast kan er verhaal worden ingesteld op de ouder of ouders van een jongmeerderjarige, voor zover periodieke bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud is verstrekt. Uitgangspunt is om gebruik te maken van de in de Participatiewet genoemde mogelijkheden om kosten van bijstand te verhalen. Het bestuur maakt gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregel. In artikel 62 van de Participatiewet worden de verhaalsmogelijkheden beschreven t.a.v. de onderhoudsplicht van de (ex)echtgenoot en/of minderjarige kinderen. Ten aanzien van de echtgenoten is niet van belang of een echtscheiding al dan niet heeft plaatsgevonden. Tijdens het huwelijk is altijd sprake van onderlinge onderhoudsplicht, dus ook gedurende de echtscheiding. Wanneer de echtscheiding heeft plaatsgevonden, dat wil zeggen de echtscheiding is ingeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand, dan wordt verder verhaald op grond van artikel 62 aanhef en onderdeel b van de Participatiewet. Deze beide bepalingen zijn eveneens van toepassing op verhaal ten behoeve van minderjarige kinderen in het gezin van de bijstandsgerechtigde. De te verhalen bijstand betreft hierbij uitsluitend de (bruto) algemene bijstand en de bijzondere bijstand. Leenbijstand wordt dus niet op de onderhoudsplichtige verhaald. De duur van de onderhoudsplicht naar de ex-echtgenoot is wettelijk gelimiteerd tot 12 jaar vanaf de datum van inschrijving van de echtscheiding in de Registers van de Burgerlijke Stand. De limitering geldt voor echtscheidingen, die ná 1 juli 1994 zijn ingeschreven. In bijzondere, en vrij zeldzame gevallen kan de rechtbank, op verzoek deze duur verlengen. Oudere echtscheidingen zijn nog onderworpen aan het oude Burgerlijk Wetboek, waarbij de onderhoudsplicht niet is gelimiteerd. In dergelijke gevallen behoort de onderhoudsplichtige, in het algemeen 15 jaar na de echtscheiding, de rechtbank om beëindiging van zijn onderhoudsverplichtingen verzoeken.
7
Overigens geeft het Burgerlijk Wetboek nog een limitering aan, in gevallen waarbij het huwelijk korter dan 5 jaar heeft geduurd én er geen kinderen uit dit huwelijk zijn voortgekomen. In deze gevallen is de duur van de onderhoudsverplichtingen jegens de gewezen echtgenoot van rechtswege beperkt tot de duur van het huwelijk. Artikel 4: Beperking Dit artikel behoeft geen toelichting Artikel 5: Herzien van verhaal De verhaalbijdrage is (naast een eventuele alimentatie) gebaseerd op draagkracht. Indien de onderhoudsplichtige zich willens en wetens in een ongunstiger inkomenspositie brengt, dan is dat geheel en al voor zijn rekening en risico. Indien de onderhoudsplichtige geheel en al buiten zijn schuld een significante terugval maakt in inkomen, dan zou hij (zuiver genomen) voor de lopende alimentatie herziening moeten vragen aan de rechter. Dat is immers een rechtelijke beschikking en die kan niet door een bestuursorgaan op verzoek/ambtshalve worden gewijzigd. Dat is een bevoegdheid die alleen aan de rechter toekomt. Dat is echter kostbaar en tijdrovend. Het ligt dan meer voor de hand om een eventuele (aanvullende) verhaalbijdrage (op verzoek) te herzien. Het bestuur verstaat onder een significante terugval, een terugval van indicatief 10%. Artikel 6: Afzien van verhaal Indien, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan geheel of gedeeltelijk van verhaal worden afgezien. Dringende redenen kunnen nimmer alleen financiële redenen zijn. Dringende redenen zijn bewust niet nader omschreven. De vraag wat dringende redenen in het kader van verhaal zijn dient te worden beantwoord aan de hand van de in loop der tijd ontwikkelde jurisprudentie. Dikwijls zijn dit gedragingen van de zijde van de onderhoudsgerechtigde welke dusdanig ingrijpend zijn dat daardoor van een onderhoudsplichtige redelijkerwijs niet verwacht mag worden dat deze nog bijdraagt in het levensonderhoud van de ex-partner. Ook kan het gedrag van de onderhoudsplichtige aanleiding zijn om (desnoods tijdelijk) af te zien van het instellen van verhaal. Daarbij kan gedacht worden aan situaties waarbij een verhaalsactie van de gemeente verstrekkende gevolgen zou kunnen hebben voor de onderhoudsgerechtigde (bedreiging en mishandeling). Artikel 7: Afzien van verhaal wegens schuldproblematiek Voor dit artikel geldt in het bijzonder, dat het hierbij gaat om verhaalbijdragen, die op het moment van het besluit tot kwijtschelding opeisbaar zijn. Daarbij behoort er tevens sprake te zijn van een schuldregeling. Er wordt expliciet gesproken van verhaalbijdragen, en niet van onderhoudsbijdragen. Dit betekent, dat alleen die verhaalbijdragen bij de regeling kunnen worden betrokken, waarvoor een executoriale titel voorhanden is, met andere woorden, bijdragen die al in rechte zijn vastgesteld op grond van artikel 62b Participatiewet. Artikel 8: Intrekken van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek Voor dit artikel geldt dat nadrukkelijk moet worden bedacht, dat de onderhoudsverplichting, dus de betalingsverplichting van in rechte gestelde onderhoudsbijdragen, ook ná het besluit tot kwijtschelding blijft voortduren. Daarom is het van groot belang, dat daarmee rekening wordt gehouden bij een voortduring van de onderhoudsverplichting. Dit leidt ertoe, dat de schuldhulpverlener bij de draagkracht van de onderhoudsplichtige ten behoeve van zijn schuldregeling rekening moet houden met de lopende verplichting. Dit moet nadrukkelijk in de brief aan de onderhoudsplichtige of de schuldhulpverlener worden vermeld. De voorwaarde dat alleen de opeisbare bijdragen in de schuldregeling kunnen worden betrokken, impliceert dat bijdragen, die (nog) niet in rechte zijn vastgesteld, niet kunnen worden kwijtgescholden. Tegelijkertijd zijn deze niet (via een dwangmaatregel) invorderbaar.
8
In beginsel zal worden ingestemd met de aangeboden regeling. Het oorspronkelijke verhaalbesluit blijft gehandhaafd, echter de (invordering) zal achterwege blijven zolang de onderhoudsplichtige naar behoren meewerkt aan de schuldregeling. Gedurende de schuldregeling zal periodiek in een heronderzoek worden nagegaan, of de onderhoudsplichtige nog naar behoren meewerkt. Mocht blijken dat dit niet (meer) het geval is, dan zal het verhaalbesluit alsnog geëffectueerd worden, wat inhoudt dat de nog niet geboekte verhaalbijdragen alsnog worden geboekt en bij de onderhoudsplichtige worden geïncasseerd. In individuele gevallen kan verhaal in rechte worden ingesteld. Na afloop van de schuldregeling zal een nieuw verhaalonderzoek worden uitgevoerd, omdat immers dan de onderhoudsplichtige geacht wordt schuldenvrij te zijn. Artikel 9: Maatstaven verhaalsbedrag Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Tremanormen, volgens het Rapport alimentatienormen van de NVvR (Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak). Deze normen worden door de rechtbanken gehanteerd bij de vaststelling van de alimentatie en voorzien in zowel een zogenaamde netto- als een bruto berekening. Artikel 10: Ingangsdatum verhaal Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 11: Wijziging door de rechter vastgesteld verhaalsbedrag Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 12: Verhaal in rechte Indien onderhoudsplichtige niet bereid is uit eigen beweging de opgelegde onderhoudsbijdrage te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling overgaat, is verhaal in rechte de enige weg om tot dwanginvordering te kunnen komen. Indien de verstrekking van bijstand aan de onderhoudsgerechtigde is beëindigd, dan wel de onderhoudsplicht is beëindigd en verhaal daarmee eindigt, wordt van verhaal in rechte afgezien. Daarnaast is opgenomen dat verhaal in rechte achterwege blijft als het te verhalen bedrag lager is dan de door de rechtbank te maken kosten in geval er verhaald wordt op een persoon met een onbekende woon- of verblijfplaats. De kosten van de procedure wegen in die gevallen niet op tegen de eventuele opbrengst. Artikel 13: Executie verhaalbijdrage In rechte vastgestelde verhaalbijdrage is bevoorrecht op grond van artikel 62i van de Participatiewet. Tevens kan met een executoriale verhaalbeschikking een vereenvoudigd executoriaal beslag worden gelegd. Dit geldt dus voor verhaalsvorderingen die door de rechter zijn vastgesteld, maar is ook voor verhaalsvorderingen ingevolge artikel 62 onder b (vereenvoudigd beslag). Artikel 14: Kosten Dit artikel behoeft geen toelichting Artikel 15: Periodieke herbeoordeling Aan de hand van de zogenaamde trema normen wordt bekeken of het vastgestelde verhaalsbedrag los van de indexering moet worden aangepast. Artikel 16: Indexering Dit artikel behoeft geen toelichting Artikel 17: Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen toelichting Artikel 18: Citeertitel 9
Dit artikel behoeft geen toelichting
10
11