Handleiding werkend leren voor de duale opleiding Installatietechniek AD
Academie voor Engineering Haagse Hogeschool
Delft Augustus 2011 W.R.(Wim) Hoogland M.N.M. (Maurice) Kras
Colofon
Titel:
Handleiding Werkend Leren
Ondertitel:
Voor de duale opleiding ADI
Versie, datum: Referentie: Contact:
Versie 0.09 augustus 2011 Handleiding 009.pdf De Haagse Hogeschool, Academie voor Engineering drs. W.R.(Wim) Hoogland Mmc E-mail:
[email protected]
© De Haagse Hogeschool, 2011 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande toestemming van de Haagse Hogeschool. No part of this publication may be reproduced in any form bij print, photo print, microfilm or any other means without written permission by the De Haagse Hogeschool De Haagse Hogeschool
- -
1
Vooraf Deze handleiding is samengesteld om studenten, bedrijfsmentoren en docenten te ondersteunen bij het werkend leren. Omdat de tekst voornamelijk bedoeld is voor de student, is de ‘jij’-vorm gebruikt. Waar hij staat wordt uiteraard ook zij bedoeld. Wij vragen de overige lezers om begrip daarvoor. Voor vragen, kritiek of suggesties kun je mailen naar
[email protected] Rotterdam, 18 februari 2011. Wim Hoogland, Maurice Kras
- -
2
Inhoudsopgave
1 Inleiding
1
2 Werkend leren
2
3 Begeleiding 6
4 Het afronden van een leercontract en de beoordeling
5 Competenties en complexiteitsniveaus 6 Het afstuderen
7
9
14
Bijlagen A. B. C. D. E. F. G.
Instructie voor het maken van een Contextbeschrijving Instructie voor het maken van een Opleidingsplan (POP) Instructie voor het maken van een leercontract Instructie voor het maken van een voortgangsverslag Instructie voor het afronden van een leercontract Opleveringsdeadlines Werkend Leren producten Competenties
- -
0
1 Inleiding Het unieke aan een duaal studieprogramma is dat je studiepunten krijgt door enerzijds op school onderwijs te volgen en anderzijds in een bedrijf te werken. Werkend leren is studiepunten verdienen met het werk dat je doet. Daarom moet je je werkzaamheden verantwoorden bij de opleiding. Doel van deze handleiding is je te informeren welke werkwijze je daarbij moet volgen. Daarnaast geeft de handleiding een overzicht van de begeleiding die je krijgt. Uiteraard krijg je les in vakken van vakdocenten. Daarnaast word je op het werk en op school begeleid. Op je werk door een leidinggevende (bedrijfsmentor), op school door een docent die expert is in het werkveld (schoolmentor) en een Studie Loopbaan Begeleider (SLB'er) die deskundig is op het gebied van leerprocessen en de proceskant van organisaties. De twee coaches van school bezoeken je op de werkplek en komen na raadpleging van de bedrijfsmentor tot een beoordeling van de competenties die je in je dagelijkse werk moet verwerven en die je moet verwerken in een digitaal portfolio. In het hoofdstuk over begeleiding kun je lezen wat je kunt verwachten. Tijdens het traject werkend leren (de competentieleerlijn) ga je verworven kennis en vaardigheden toepassen en verdiepen. Om het werkend leren in goede banen te leiden wordt de studie in leercontractperiodes opgedeeld. Aan het begin van een leercontractperiode maak je plannen over de te behalen competenties. Deze stem je af met je opleiding en met het bedrijf. Als het werk is uitgevoerd laat je zien wat de kwaliteit is van je werk en wat je hebt geleerd, kortom of je je plannen hebt waargemaakt. In hoofdstuk 4 kun je lezen over de werkwijze die je daarbij hanteert. De wijze van beoordelen is beschreven in het vierde hoofdstuk, in het vijfde hoofdstuk worden de competenties en de complexiteitsniveaus van de te verwerven competenties toegelicht. In de bijlagen wordt uitleg gegeven over het maken van de verschillende documenten. Tijdens het werkend leren volg je ook onderwijs op school. Een deel van het onderwijs geeft verdieping aan het werk, een ander deel is verbredend en behandelt onderwerpen die buiten je werkveld vallen. De lessen worden gegeven door ervaren vakdocenten en specialisten uit het werkveld. Meer informatie over het onderwijs is opgenomen in deel II van het studentenstatuut van je opleiding. Je krijgt op de schooldagen ruimte om aan het aanvullend onderwijs te werken. Je moet naast school- en werktijd nog ongeveer 3 tot 8 uur per week aan je opleiding besteden. De totale werk- en schoolbelasting is gebaseerd op 40 weken per jaar.
- -
1
2 Werkend leren Om het werkend leren in goede banen te leiden is het opleidingsprogramma in leercontractperiodes ingedeeld. Aan het begin van een leercontractperiode maak je plannen over de te behalen competenties. Deze stem je af met je opleiding en met het bedrijf. Als het werk is uitgevoerd laat je zien wat de kwaliteit is van je werk en wat je hebt geleerd, kortom, of je je plannen hebt waargemaakt. De schoolmentor en de SLB'er keuren het leercontract en ontvangen de stukken waaruit de voortgang van het contract blijkt. Zij toetsen ook de begeleiding vanuit het bedrijf. De volgende stukken worden overlegd: een leercontract bij aanvang van de werkend leren periode, een voortgangsverslag, aan het einde van de periode, beoordelingsformulieren en het digitale portfolio. Naast het beoordelen van de stukken hebben de schoolcoaches regelmatig overleg met je over de ontwikkeling van je loopbaan.
2.1 Werkend leren in het kort Contextbeschrijving Als je begint met werken (en iedere keer dat je begint op een nieuwe werkplek) moet je je oriënteren op wat de taken van de afdeling / groep zijn waar je op dat moment werkt, wie zeggenschap heeft over welke zaken, wie aan wie rapporteert en wat jij moet doen. Elke oriëntatie leg je vast in een contextbeschrijving. (zie bijlage A) Persoonlijk OpleidingsPlan (POP) De gehele werkend leren periode werk je toe naar het behalen van je diploma en naar een functie in het werkveld. Aan het begin van je studie maak je het eerste persoonlijke opleidingsplan(POP). Daarin kijk je vooruit en je beschrijft welk soort werkzaamheden je wilt gaan verrichten, bijvoorbeeld kosten calculeren. Je gebruikt daarbij onder andere de competenties zoals ze in bijlage F zijn beschreven. Het opleidingsplan is jouw taakstelling voor de periode van een jaar en langer. Met behulp van het opleidingsplan maak je duidelijk wat jij komend jaar wilt doen. Als jouw leidinggevende je opleidingsplan tekent, dan geeft hij daarmee aan dat hij je plannen haalbaar vindt en dat hij je zal ondersteunen bij de realisatie ervan. (zie bijlage B) Persoonlijk ActiviteitenPlan (PAP) Dit plan is je leercontract per half jaar. Hierin geef je precies aan hoe je aan het verwerven van de competenties gaat werken en op welk niveau je die competenties wilt verwerven, bijvoorbeeld in een uitvoerende of in een leidinggevende rol. Het is een specifiek en concreet plan van aanpak. Zonder dit contract wordt er niet gesproken van werkend leren. (zie bijlage C) Voortgangsverslag Halverwege en aan het einde van de halfjaarlijkse leercontractperiode stel je een voortgangsverslag op. In het voortgangsverslag geef je aan of de competenties zijn verworven en hoe dat is gebeurd. Je onderbouwt dit met specifieke en concrete voorbeelden. Ook beschrijf je de afwijkingen ten opzichte van de geplande activiteiten uit het leercontract en je geeft aan waarom er afwijkingen zijn en wat de aanleidingen en oorzaken waren. Eventueel beschrijf je wat je doet om, ondanks de afwijkingen, de leercontractperiode met voldoende resultaat af te sluiten; in het uiterste geval geef je aan dat je een herzien leercontract gaat opstellen. (Zie bijlage D)
- -
2
Beoordelingsformulier Zowel de bedrijfsmentor als de student vult een beoordelingsformulier in. De student levert de formulieren aan de docent. Tijdens een bezoek van de schoolmentor en de SLB'er aan de werkplek worden deze formulieren in een ‘loopbaangesprek’ besproken. Het formulier is opgenomen in de bijlagen. Digitaal portfolio Bij wijze van procesverslag maakt de student in een persoonlijk digitaal visi tekaartje duidelijk waar hij aan gewerkt heeft en met welke resultaten. Alle documenten worden ook in het portfolio verwerkt. Voorbeelden van digitale portfolio's: http://www.eduweb.hhs.nl/~07083165 http://www.eduweb.hhs.nl/~07056079 Zie ook: www.digitaal-portfolio.nl Competenties Overzicht van de te behalen en reeds behaalde competenties (zie bijlage F). De verworven competenties worden ook in het digitaal portfolio zichtbaar gemaakt en onderbouwd.
2.2 Procedure leercontractperiode We gaan er vanuit dat je op het werk de ruimte krijgt om aan de bovengenoemde stukken en activiteiten te werken. Gesprekken met de begeleidende docenten worden bij voorkeur gehouden op de schooldagen. De procedure per leercontractperiode van een half jaar ziet er als volgt uit:
Activiteit Leercontract opstellen en laten keuren.
Halverwege de periode het voortgangsverslag opleveren aan de docent.
Aan het eind van de leercontract-periode documentatie (eigen beoordeling, beoordeling bedrijfsmentor, portfolio, leercontract) opleveren aan de docent. Eindbespreking / evaluatie leercontractperiode (presentatie, bespreking, feedback op de werkplek). Wenselijk is om direct ook een aanvang te nemen met de bespreking van het nieuwe leercontract.
Opmerking Je stelt samen met de bedrijfsmentor het leercontract op. Je schoolmentor en je SLB’er keuren het leercontract Je geeft aan hoe de uitvoering zich verhoudt tot de planning en geeft indien van toepassing aan hoe je eventuele problemen in deze hebt opgelost / denkt op te lossen. Producten bespreken met je schoolmentor en de SLB’er.
Dit gesprek bereid je goed voor! Aan dit gesprek nemen alle betrokkenen deel.
- -
3
De duur van het leercontract is twee periodes(blokken) en loopt dus over 20 (= 2 X 10) weken. Een studiejaar is opgebouwd uit 4 perioden van 10 weken. De (nominale) plaats in de opleiding ziet er als volgt uit:
Propedeuse 1e jaar
Hoofdfase 2e jaar
Leercontract 1
Leercontract 3
Leercontract 2
Etc.
1e periode 2e periode 3e periode e
4 periode
2.3 Het opstellen van een leercontract Je stelt samen met de bedrijfsmentor het leercontract op. De schoolmentor keurt het leercontract. Een leercontract bestaat uit een voorblad, met algemene gegevens, en een lijst van overeengekomen activiteiten en beoogde resultaten. De te behalen competenties worden aan de activiteiten gekoppeld. Voorblad (zie blz 25) Vul de velden in en controleer bij ieder nieuw leercontract of alle gegevens (vooral ook telefoonnummers en emailadressen) nog juist zijn. Overeengekomen activiteiten en resultaten Beschrijf, voor zo ver bekend, de activiteiten die je tijdens de komende contractperiode denkt te gaan uitvoeren. Elke activiteit krijgt een nummer. Als je activiteit bestaat uit verschillende onderdelen (wat veelal het geval zal zijn) kun je dat ook in de nummering aangeven. (nr 1 activiteit; nr 1.1 sub-taak; nr 1.2 ……..). De activiteiten worden specifiek beschreven, zodanig dat ook voor de docent duidelijk is om wat voor soort activiteit het gaat en hij zich aldus mede een goed beeld kan vormen omtrent zaken als complexiteit, diepgang, e.d.. Indien nodig geef je in een addendum een nadere beschrijving van je activiteiten om deze duidelijkheid alsnog te bereiken. Onder product/resultaat beschrijf je hoe je denkt te bewijzen dat je de activiteit naar behoren hebt uitgevoerd. Als je een cursus volgt en je krijgt aan het eind van de cursus een certificaat dan is het product het certificaat; Heb je een ontwerpklus, dan beschrijf je bijvoorbeeld hoe je het ontwerp van bijvoorbeeld een installatie maakt. In feite leg je bij product/resultaat vast welk product, gedrag of welke beschrijving je in je portfolio opneemt om te bewijzen dat je de activiteitsoort beheerst. Bij planning geef je aan in welke periode de activiteit uitgevoerd zal worden en wanneer je verwacht dat hij zal zijn afgerond.
- -
4
Competenties In het leercontract worden de activiteiten (taken) die je binnen het bedrijf uitvoert verbonden aan competenties en complexiteitsniveaus (zie hfdst. 5) uit je opleiding (bv. competenties die behaald dienen te worden in het overeenkomende blok / onderwijs). De competenties en de complexiteitsniveaus worden geregistreerd in het leercontract in de daarvoor gereserveerde kolommen! Je draagt er zorg voor dat je de te behalen competenties inpast in het Werkend Leren traject, mede afhankelijk van je POP, de fase in je studie, de mogelij kheden op je werkplek, etc.
- -
5
3 Begeleiding Tijdens het hele traject word je voor het competentiedeel van de opleiding op het werk en op school begeleid. Op je werk door een bedrijfsmentor, op school door een schoolmentor en een SLB’ er.
3.1 Begeleiding op de werkplek Vanuit het bedrijf word je begeleid door je bedrijfsmentor. Deze ervaren collega ziet toe op de voortgang van je leer- en werkproces en geeft feedback. De bedrijfsmentor is zelf in staat te werken op minimaal niveau 3 van de 9 competenties (het afstudeerniveau). De bedrijfsmentor verzorgt de vakmatige en procesmatige ondersteuning tijdens het werk. beoordeelt je werk aan de hand van de normen die in het bedrijfsonderdeel of de afdeling gelden. bespreekt minimaal eens per twee weken met jou samen de voortgang van je werkzaamheden. vult aan het eind van de contractperiode onafhankelijk van jou een beoordelingsformulier in. verifieert alle, ten behoeve van de beoordeling van de leercontractperiode opgestelde, documenten voordat je ze aan je school stuurt. geeft in het afrondende beoordelingsgesprek aan het eind van een leercontractperiode een toelichting op zijn beoordeling aan de begeleidend docent. De afsluitende beoordeling vanuit het bedrijf van een leercontractperiode wordt in alle gevallen door de bedrijfsmentor gedaan. Naast je bedrijfsmentor heb je ook overleg met je leidinggevende (wellicht is deze persoon ook je bedrijfsmentor): Met je leidinggevende overleg je bij het opstellen van leercontracten. Je leidinggevende voert periodiek een functioneringsgesprek met je.
3.2 Begeleiding vanuit school Vanuit school word je begeleid door een schoolmentor en een SLB’ er. Deze coaches hebben ervaring met praktijkbegeleiding en begeleiden en beoordelen je werk tot aan je afstuderen. De schoolbegeleider beoordeelt leercontracten (o.a. of deze binnen het opleidingsprofiel dan wel het POP passen) en dient vooraf goedkeuring vanuit school te verlenen voordat de leercontractperiode een aanvang kan nemen. kent de studiepunten toe aan leercontracten op basis van de daarvoor vastgestelde procedures. helpt je bij het maken van keuzen voor je beroepsmatige ontwikkeling, voorzover dat nodig is ter ondersteuning richting SLB. heeft regelmatig overleg met je over de ontwikkeling van je loopbaan (mede t.a.v. het POP). bezoekt, bij het aflopen van een leercontract, het bedrijf voor een beoordeling. Aan het einde van een leercontractperiode heeft de docent aansluitend een beoordelingsgesprek met jou en je bedrijfsmentor (driegesprek). Dit gesprek wordt door jou voorbereid (bv. middels een presentatie aangaande de af te sluiten periode); formulieren hiervoor zijn opgenomen in deze handleiding.
- -
6
4 Het afronden van een leercontract en de beoordeling Aan het eind van een leercontractperiode verantwoord je hoe je te werk bent gegaan bij de in het leercontract beschreven activiteiten. Het procesverslag en het portfolio samen moeten een duidelijk beeld geven van de aard en omvang van de uitgevoerde werkzaamheden en van de problemen en knelpunten die zich tijdens de rit hebben voorgedaan. Met de opgeleverde stukken, in combinatie met de beoordelingen van de student en de bedrijfsmentor, vormt de docent zich een beeld van hoe de werkzaamheden verlopen zijn en van wat de sterke en zwakke kanten zijn van de student. Met alle opgeleverde stukken en na een gesprek met de student en de bedrijfsmentor is de docent in staat te bepalen of de student recht heeft op de studiepunten die aan een leercontract gekoppeld zijn. De docent zorgt er kort na dat driegesprek voor dat de studiepunten door de administratie van de opleiding worden verwerkt. Eventuele negatieve resultaten worden ook verwerkt.
4.1 Afronding De twee coaches van school bezoeken je op de werkplek en komen na raadpleging van de bedrijfsmentor tot een beoordeling van de competenties die je in je dagelijkse werk moet verwerven en die je moet verwerken in een digitaal portfolio Beoordeling door student Oordeel over jezelf door middel van het formulier beoordeling leercontract (zie bijlage). Van elke activiteit/competentie wordt het complexiteitsniveau ingeschaald en in het formulier opgenomen. Hoe je een activiteit/competentie inschaalt wordt beschreven in het hoofdstuk vijf over complexiteitniveaus. Beoordeling door bedrijfsmentor Oordeel door de bedrijfsmentor over de student en de activiteiten door middel van het formulier beoordeling leercontract. Buiten deze rapportages om moet je na elke periode 360o feedback te organiseren, liefst door middel van een formulier waarop je een viertal vragen stelt over je eigen functioneren aan collega’s. Het resultaat hiervan wordt in ieder geval besproken bij Studieloopbaanbegeleiding, je kunt het zelf ook op andere plekken inbrengen. Het is uitgangspunt voor inhoudelijke en persoonlijke leerdoelen.
4.2 Beoordeling Elk leercontract wordt beoordeeld. Wanneer de beoordeling voldoende is krijg je je studiepunten voor het leercontract toegekend. Je bedrijfsmentor beoordeelt je werkzaamheden en je docent beoordeelt vooral of aannemelijk is gemaakt dat de werkzaamheden bijdragen aan je (vak)ontwikkeling en op welke manier. Hij beoordeelt dus welke relevante kennis en vaardigheden met het werk verworven zijn. Je bedrijfsmentor beoordeelt je prestaties en functioneren op een beoordelingsformulier. Een zelfde formulier vul jij in. Op onderdelen kan het oordeel van de bedrijfsmentor afwijken van je eigen beoordeling.
- -
7
De docent ontvangt aan het eind van de contractperiode op papier: De beoordelingsformulieren Het procesverslag De opgeleverde producten/bewijzen van kunnen (PortFolio) Het (eventueel aangepaste, definitieve) leercontract Als de docent alle stukken heeft ontvangen maakt hij een schatting van het niveau van de uitgevoerde werkzaamheden en de kwaliteit van de rapportages. Als één en ander goed genoeg is maak je tijdig een afspraak voor een afsluitend beoordelingsgesprek met de docent en je bedrijfsmentor. Jij bent verantwoordelijk voor het maken en verspreiden van een verslag en afsprakenlijst naar aanleiding van het beoordelingsgesprek. Een leercontractperiode wordt afgesloten met een voldoende als, naar het oordeel van de werkend leren docent, in voldoende mate voldaan is aan de afspraken die in het leercontract zijn vastgelegd ten aanzien van de uit te voeren werkzaamheden. Je behaalt dan het vooraf overeengekomen aantal studiepunten. Als je je verplichtingen ten opzichte van het leercontract niet bent nagekomen, wordt de contractperiode met een onvoldoende beoordeeld. Je behaalt dan geen studiepunten, in dit geval zul je aansluitend aan het beoordelingsgesprek afspraken maken (plan van aanpak) op welke manier je de studiepunten alsnog kunt behalen.
- -
8
5 Competenties en complexiteitsniveaus In een competentiegerichte opleiding staan taken uit de beroepspraktijk centraal. In de beroepspraktijk worden taken altijd in een specifieke situatie (context) uitgevoerd. Dit betekent dat de complexiteit van een taak in belangrijke mate wordt bepaald door de bijbehorende context. In de volgende paragrafen wordt een model gegeven dat het mogelijk maakt de context van een willekeurige taak te karakteriseren door enkele algemene parameters. We onderscheiden taakrollen en context: Taakrollen De taakrol zegt iets over de positie die ingenomen wordt t.o.v de taak die moet worden uitgevoerd. De taakrol zegt eveneens iets over de mate van vrijheid van handel en die binnen de taak wordt geboden. Niveaus van taakrollen: ●
● ●
Geleid: Je werkt mee onder begeleiding van een deskundige of je werkt zelfstandig of in teamverband aan gesloten, afgebakende opdrachten volgens vastgestelde en gedocumenteerde werkmethoden, procedures, standaards ed. Zelfstandig: Je werkt zelfstandig of in teamverband aan globaal beschreven opdrachten en/of richtlijnen of zelfs zonder een van te voren vastgestelde methode, instructie of richtlijn. Sturend: Je begeleidt, coacht of geeft leiding aan anderen die de taken voor jou uitvoeren, en je draagt een zekere verantwoordelijkheid voor de resultaten die deze personen bereiken.
Context De verschillende omgevingsfactoren die invloed uitoefenen op de taak die moet worden uitgevoerd, vormen de context. De aspecten die een context ingewikkeld of eenvoudig maken zijn opgedeeld in drie categorieën: ●
Opdrachtsituatie Het gaat hier om kenmerken van de situatie zoals die zich bij aanvang van de opdracht manifesteren. Het gaat hierbij om de volgende kenmerken: o simpele versus ingewikkelde (of conflicterende) producteisen; o simpele versus gecompliceerde planning (tijdsdruk, lastig kritisch pad e.d.); o weinig versus meer (formele dan wel informele) opdrachtgevers; o geringe versus sterke nadruk op kwaliteitsaspect; o geringe versus sterke politieke lading.
●
Invloed Dit aspect heeft betrekking op de organisatie voorzover deze object is van de taak, en er met andere woorden de gevolgen van ondervindt. Andere organisatorische aspecten zitten in bovengenoemde ‘opdrachtsituatie’. Je moet hierbij denken aan: o Hoe zwaar zijn de consequenties van mislukken? o Hangen er kleine of grote investeringsbeslissingen vanaf? o Zijn wel of niet belangrijke relaties met de omgeving in het geding (markt, samenwerkingsverbanden)? o Heeft het invloed op het werk van weinig of veel mensen? o Heeft het gevolgen voor weinig of veel bedrijfsprocessen? o Heeft het betrekking op operationele, tactische of strategische zaken zaken in de organisatie? Bekendheid van middelen en domein. o Middelen In de context van een specifiek bedrijf kan (bij een zelfde taak) gewerkt worden met verschillende middelen. NB ‘Middelen’ is hier een verzamelnaam voor methoden, technieken, protocollen, tools, etc. De complexiteit van de context wordt in dit opzicht bepaald door de vraag of er veel of weinig
●
- -
9
o
onbekende middelen in gebruik zijn (en dus eventueel aangeleerd moeten worden). Domein Dezelfde taken kunnen worden uitgevoerd in bedrijven met heel verschillende kernactiviteiten. Voor de complexiteit van de context volgt hieruit de vraag, of voor de uitvoering van de taak weinig of veel kennis van (of ervaring met) vereist is (en dus aangeleerd moet worden) van de specifieke ‘business’ van de organisatie (elektrotechnische installaties, communicatiesystemen, verwarming, klimaatinstallaties etc.).
We hebben deze contextfactoren ook verwerkt tot een scoringslijst, die een globale indicatie geeft van de moeilijkheidsgraad van de context. Scoringslijst Welke stellingen zijn voor jou van toepassing, op jouw werksituatie.
--
10
Ja
Nee
Opdrachtsituatie 1 In je opdracht heb je te maken met conflicterende (product)eisen. 2 Je werkt onder behoorlijke tijdsdruk. 3 Je hebt meerdere (informele) opdrachtgevers die allen andere wensen/eisen kunnen hebben. 4 Er liggen zware kwaliteitseisen op de producten die je aflevert. Je moet de kwaliteit duidelijk aantoonbaar maken. 5 Je werk ligt politiek nogal gevoelig.
Impact 6 Deze opdracht mag absoluut niet mislukken. 7 Als je je opdracht verknal, kost dat de afdeling/het bedrijf klanten. 8 Er is veel geld gemoeid met deze opdracht. 9 Er zullen veel mensen te maken krijgen met mijn werk. 10 Er zal veel veranderen op de afdeling/bij de klant als je werk af is. 11 De resultaten van je opdracht heeft het management nodig om te beslissen hoe het in de toekomst verder moet. Bekendheid van middelen en van domein 12 Je moet veel nieuwe methoden/technieken leren voor deze klus. 13 Je moet me met hele nieuwe vakgebieden van de installatietechniek gaan bezighouden. 14 Je hebt veel nieuwe business kennis nodig voor deze opdracht. 15 Goh, er gaat een wereld voor je open….
Het aantal keer dat ‘ja’ geantwoord is, bepaalt de moeilijkheidsgraad van de context. Een mogelijke verdeling naar de complexiteit van de context zou er als volgt uit kunnen zien: ≤2 > 2 en ≤ 4 >4
: Simpel : Lastig : Complex
Definitieve grenswaarden zijn niet eenvoudig vast te stellen. Het is dan ook met name de bedoeling deze scoringslijst als hulpmiddel te zien en niet als een keihard middel om de complexiteit van de context vast te stellen. Doe dit dan ook altijd in overleg met je schoolmentor en je bedrijfsmentor. Het model In het model worden 5 complexiteitsniveaus aangeduid. De complexiteit van een taak wordt in dit model bepaald door zowel de rol die je bij deze taak hebt (taakrol) als door de omgevingsfactoren die invloed op de taak hebben (context). Welk complexiteitsniveau bij welke taakrol en context hoort, is in de volgende matrix te lezen: Taakrol
Context
simpel lastig complex
geleid
zelfstandig
sturend
1 2 3
2 3 4
3 4 5
Voorbeeldsituaties: Bij elk complexiteitsniveau is aangegeven welke combinatie van taakrol en context tot dit complexiteitsniveau leidt. Bij elke combinatie van taakrol en context is ook een voorbeeld gegeven. Deze lijst met voorbeelden is niet uitputtend. De lijst kan wellicht nog uitgebreid worden met specifieke voorbeelden per opleiding.
--
11
complexiteitsniveau 1: Taakrol: geleid - context: simpel Je loopt mee met een expert zodat je de kunst van hem kan afkijken. Je werkt in een projectgroep aan een duidelijk afgekaderde opdracht. Het is duidelijk welke stappen je achtereenvolgens moet nemen om je taak correct uit te voeren. Mocht er iets mis gaan, of begrijp je iets niet, dan vraag je raad aan je chef. complexiteitsniveau 2: Taakrol: geleid – context: lastig Je werkt in een projectgroep aan een duidelijk afgekaderde opdracht. Het is duidelijk welke stappen je achtereenvolgens moet nemen om je taak correct uit te voeren, maar je hebt zoiets nog nooit gedaan. De resultaten van het project worden in het hele bedrijf ingevoerd, dus veel mensen zullen de gevolgen van je werk ondervinden. Omdat er dus ook veel afdelingen mee te maken krijgen, praten er ook veel mensen mee over dit project. Het is lastig om iedereen op één lijn te krijgen. Taakrol: zelfstandig – context: simpel Je bent medewerker in een projectgroep. Het is een tamelijk standaard project, zoals er wel meer zijn op de afdeling. Welke methoden en technieken je gebruikt om je taken uit te voeren mag je zelf bepalen zolang je dat maar goed documenteert. complexiteitsniveau 3: Taakrol: zelfstandig – context: lastig Je bent medewerker in een projectgroep ofwel je bent als enige in de projectgroep deskundig op dit vakgebied. De taken die je in het project hebt zijn nieuw en je m oet zelf bepalen welke methoden en technieken je gebruikt om je taken tot een goed einde te brengen. De resultaten van het project worden in het hele bedrijf ingevoerd, dus veel mensen zullen de gevolgen van je werk ondervinden. Omdat er dus ook veel afde lingen mee te maken krijgen, praten er ook veel mensen mee over dit project. Het is lastig om iedereen op één lijn te krijgen. Taakrol: geleid – context: complex Je bent medewerker in een project van 10 man. Bij de taken die je krijgt, is het steeds duidelijk welke stappen je achtereenvolgens moet nemen om je taak correct uit te voeren. Het is een behoorlijk groot project, de doorlooptijd is een half jaar en er is een behoorlijk budget voor gepland. Het project is erg belangrijk, want jullie gaan er tenslotte een grote klant mee binnenhalen. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de directie je met argusogen volgt. Iedereen heeft wel wat te vertellen over dit project en iedereen weet het natuurlijk het beste. O ja… het moest natuurlijk eigenlijk gisteren af! Taakrol: sturend – context: simpel Je bent projectleider over een project van enkele personen. Het is een tamelijk standaard project, zoals er wel meer zijn op de afdeling. complexiteitsniveau 4: Taakrol: sturend – context: lastig Je bent projectleider over een project van enkele personen. Het is een behoorlijk groot project, de doorlooptijd is een half jaar en er is een behoorlijk budget voor gepland. Het project is erg belangrijk, want je gaat er tenslotte een grote klant mee binnenhalen. Gelukkig heb je wel ruim de tijd gekregen om dit project tot een goed einde te brengen. Taakrol: zelfstandig - context: complex Je bent vanwege jouw specifieke expertise ingezet als medewerker in een project van 10 man. Het is een behoorlijk groot project, de doorlooptijd is een half jaar en er is een --
12
behoorlijk budget voor gepland. Het project is erg belangrijk, want je gaat er tenslotte een grote klant mee binnenhalen. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de directie je met argusogen volgt. Iedereen heeft wel wat te vertellen over jouw project en iedereen weet het natuurlijk het beste. O ja… het moest natuurlijk eigenlijk gisteren af! complexiteitsniveau 5: Taakrol: sturend - context: complex Je bent projectleider over een project van 10 man. Het is een behoorlijk groot project, de doorlooptijd is een half jaar en er is een behoorlijk budget voor gepland. Het project is erg belangrijk, want je gaat er tenslotte een grote klant mee binnenhalen. Het is dus niet zo verwonderlijk dat de directie je met argusogen volgt. Iedereen heeft wel wat te vertellen over jouw project en iedereen weet het natuurlijk het beste. O ja… het moest natuurlijk eigenlijk gisteren af!
--
13
6 Het afstuderen Per afstudeerder is een lesuur van 45 minuten beschikbaar. De student begint met een presentatie van 15 minuten, vervolgens worden er gedurende 20 minuten vragen gesteld. In afwezigheid van de e student komen daarna de 1-ste coach, de 2 coach, de bedrijfsmentor en de gecommitteerde tot een eindbeoordeling. Ter afsluiting wordt deze beoordeling aan de weer binnen geroepen afstudeerder kenbaar gemaakt. De zitting is openbaar, publiek is toegestaan in een passieve rol. Het voortgangsverslag van de afstudeerperiode staat centraal. De student levert bewijzen van tijdens het laatste half jaar verworven competenties aan de hand van specifieke en concrete voorbeelden. De afstudeerder blikt ook terug op het begin van de studie. Hij laat zien wat hij zowel op het gebied van kennen, kunnen en zijn heeft geleerd. De set eindcompetenties uit de handleiding Werkend Leren is uitgangspunt. Verwacht wordt dat de student kan aantonen dat hij per competentie minimaal niveau 3 heeft bereikt. Het eindcijfer wordt bepaald aan de hand van het uiteindelijke digitale portfolio. Deze website moet alle vereiste onderdelen en documenten bevatten volgens de handleiding Werkend Leren. Het portfolio moet wat inhoud, vorm en taalgebruik betreft professioneel zijn. De presentatie en beantwoording van de vragen wordt ook meegewogen. De Bedrijfsmentor vult het reguliere beoordelingsformulier in. Ook dit wordt meegewogen. Het eindcijfer is een afgerond cijfer op de schaal 0 tot 10. Voor de administratieve afstudeerprocedure wordt verwezen naar de procedure van de opleiding Werktuigbouwkunde. Haal het aanmeldingsformulier met de titel “DEFINITIEVE AANMELDING AFSTUDEERSTAGE Alle SEMESTERS” op bij de administratie. Met het inleveren van dit ingevulde formulier wordt automatisch de examenzitting ingepland en alle betrokken partijen op de hoogte gesteld.
--
14
A. Instructie voor het maken van een Contextbeschrijving Het is de bedoeling dat je je oriënteert op je werk en je werkomgeving. Het resultaat van de oriëntatie leg je vast in de contextbeschrijving. Bij de start van het Werkend Leren maak je een contextbeschrijving. Bij een wisseling van werkomgeving oriënteer je je opnieuw en maak je een nieuwe contextbeschrijving.
Doel van de contextbeschrijving Beeldvorming ten aanzien van het werk en de werkomgeving; de rol en taken van de afdeling, de werkzaamheden van de afdeling of groep waarvoor je werkt en van de taken die jij gaat vervullen.
Betrokkenen Student
:
De student maakt de contextbeschrijving. Door het uitvoeren van de opdrachten krijgt de student een beeld van het werk en de werkomgeving; deze informatie legt hij vast in de contextbeschrijving.
Bedrijfsmentor / leidinggevende
:
Krijgt een beeld van wat de student heeft waargenomen en wat nog niet; waar hij nog over geïnformeerd moet worden en eventueel waarin de student bijgespijkerd moet worden.
Schoolmentor
:
Gebruikt de contextbeschrijving om zich in te leven in de werksituatie van de student
Procedure
De student verzamelt informatie door het uitvoeren van de onder Inhoud genoemde opdrachten en maakt op basis daarvan de contextbeschrijving De student en de coach bespreken de (concept)contextbeschrijving en de student verwerkt de opmerkingen in een volgende versie. De student past de contextbeschrijving aan totdat de coach aangeeft dat de beschrijving goed is. De student stuurt de contextbeschrijving aan de docentbegeleider, samen met het leercontract en eventueel het opleidingsplan. Als de docentbegeleider de contextbeschrijving niet helder genoeg vindt, dan vraagt hij om verduidelijking en, als de docent dat nodig vindt, past de student hem nogmaals aan.
N.B. De contextbeschrijving hoeft niet goedgekeurd te worden door de docentbegeleider. Een contextbeschrijving is voor de docentbegeleider uitsluitend ter informatie.
Inhoud van de oriëntatie De oriëntatie gaat over de werkomgeving, de plaats van de afdeling (als daar sprake van is, of de groep) in de organisatie, het werk dat wordt gedaan door de afdeling of groep waaraan je bent toegewezen, de manier waarop taken zijn verdeeld en wat jij voor de afdeling/groep kan betekenen, wat jij in deze omgeving kan leren en welke begeleiding je krijgt of nodig hebt en hoe dat geregeld is.
1. De werkomgeving Beschrijf : De afdeling (Maak een organigram). De plaats van de afdeling in de organisatie hoe de afdeling is georganiseerd de taken van de afdeling, alsmede eventuele projecten opmerkelijke methoden, technieken en tools waarmee wordt gewerkt
--
15
Beschrijf de werkzaamheden van de afdeling. Ga na welke activiteiten en/ of welke projecten er lopen en wat daarin de taken van de afdeling zijn. Kies een aantal activiteiten en/of projecten uit die je aanspreken en beschrijf ze. Geef aan waarom ze je aanspreken. Ga na welke taken en rollen de medewerkers van de afdeling vervullen. Dit kun je het beste doen door de betrokken medewerkers te interviewen. Onderzoek waaruit de werkzaamheden bestaan en wat ze moeten kunnen (en kennen) om die taken en rollen naar behoren uit te voeren respectievelijk te vervullen. Breng ook in kaart welke vooropleiding, scholing en cursussen de betrokkenen achter de rug hebben om dit werk te kunnen doen. Het is raadzaam je in het kader van deze oriëntatie te beperken tot die medewerkers die taken vervullen waar jij je wat bij kunt voorstellen! Probeer het taakgebied van de afdeling in de competentie-matrix te plaatsen en inventariseer van welke andere taakgebieden kennis op de afdeling aanwezig is/ hoort te zijn. 2. Het werk Beschrijf: Welke taken je zelf zou willen uitvoeren Wat je denkt nodig te hebben om die taken te kunnen vervullen. Welke taken zou je zelf willen uitvoeren? In welke projecten? Wat heb je nodig om die taken te kunnen vervullen? Ga na wat je zou kunnen en willen leren in deze werkomgeving. Je kan per taak een soort sterkte/zwakte-analyse maken en zo schatten wat je al enigszins beheerst, en wat je aan kennis en vaardigheden zult moeten verwerven om de taak goed aan te kunnen. Raadpleeg weer de competentie-matrix. 3. De begeleiding Beschrijf: de wijze waarop de begeleiding op de werkplek is geregeld wie welke begeleiding doet wat de begeleiding inhoudt en wat de taakverdeling is hoe vaak begeleiding plaatsvindt en door wie Hoe is de begeleiding geregeld; zoek uit of je coach degene is die kan beslissen over welk werk je doet. Als dat niet het geval is, maak dan onderscheid tussen dagelijkse begeleiding bij het werk (coach) en begeleiding door de beslisser (leidinggevende).
--
16
B. Instructie voor het maken van een Persoonlijk OpleidingsPlan (POP) Het opleidingplan is de weerslag van het door jou opgebouwde inzicht over je toekomst. Je beschrijft de door jou gestelde doelen, hoe je die denkt te bereiken en je geeft aan welke stappen je in het komende jaar gaat zetten. Sommige studenten hebben al vrij snel na aanvang van de studie een beeld van hun toekomstige beroepspraktijk, anderen willen hun studie juist gebruiken om zich zo breed mogelijk te oriënteren. In het opleidingplan beschrijf je zo goed mogelijk wat je (vakmatig) van jezelf weet; welke kanten je eventueel op wilt en wat je per se niet wilt, wat je sterke en zwakke kanten van jezelf vindt en wat je op de korte termijn van plan bent om te doen. Als je denkt dat je tijdens de gehele studie in dezelfde werkomgeving blijft, dan zijn de mogelijkheden van deze omgeving een randvoorwaarde en is de mening van je leidinggevende over jou en hoe je functioneert bepalend voor je mogelijkheden. Bij studenten die ook korte opdrachten doen (bij andere bedrijven) en daarbij van werkplek veranderen is het opleidingplan meer een referentiekader en kan je leidinggevende bij plaatsing rekening houden met jouw wensen.
Doel van het opleidingsplan Persoonlijk Actieplan gericht op het behalen van HBO-competenties die passen bij de student en nuttig zijn voor het bedrijf.
Betrokkenen Student
:
De student maakt het opleidingsplan, houdt in de gaten of het nog actueel is, stelt het bij en stemt het af, net zo vaak als nuttig is
Bedrijfsmentor
:
Stemt het opleidingplan af met de student, accordeert het en ondersteunt de student bij het vinden van passende werkzaamheden
Schoolmentor
:
Bewaakt of de voorgenomen werkzaamheden passen bij de te behalen HBO-competeties en het groeipad van de student en accordeert het namens de hogeschool.
Procedure
De student maakt een opleidingsplan, rekening houdend met de door het bedrijf en de hogeschool gestelde kaders en past het zonodig aan op basis van de bevindingen uit voorgaande leercontractperiodes De student stemt het opleidingplan af met zijn coach of leidinggevende (degene die zeggenschap heeft over de werkzaamheden waarop de student kan worden ingezet) Pas als de coach of leidinggevende akkoord is met het opleidingplan, biedt de student het plan ter goedkeuring aan aan de docentbegeleider. Alleen als de student geen werkplek heeft, dan stemt hij het opleidingsplan direct af met de docentbegeleider en gebruikt de student het plan als referentiekader bij het zoeken naar een nieuwe werkplek. Als het opleidingplan is goedgekeurd, dan wordt het gebruikt als basis voor de leercontracten in het desbetreffende jaar.
N.B. Als de inzichten veranderen, stelt de student het opleidingsplan bij en stemt het opnieuw af. Marginale afwijkingen op het opleidingplan verantwoordt de student in een leercontract, voortgangsverslag en/of procesverslag.
--
17
Inhoud Het opleidingsplan beschrijft de geplande of door de student gewenste werkzaamheden in het komende studiejaar. Naarmate de studie vordert krijgt de student een steeds concreter beeld van de condities waaronder hij tot zijn recht komt. Mede op basis van taken en rollen en eventuele competenties van medewerkers in zijn omgeving, vormt de student zich een beeld van zijn toekomstige beroepspraktijk en van de vakinhoudelijke, professionele en persoonlijke competenties die daarbij nodig zijn. Op basis van het inzicht in zijn vakinhoudelijke, professionele en persoonlijke beperkingen en mogelijkheden maakt de student zijn opleidingsplan. Het opleidingplan bevat zowel plannen voor uit te voeren werkzaamheden als plannen ten aanzien van de opleidingen en te volgen cursussen.
1. Het werk, de werkzaamheden Beschrijf: Voor zo ver je dat weet: het soort werk of het beroepsprofiel waar je, in aansluiting op je studie, naar streeft De werkzaamheden die je tijdens het komende studiejaar denkt te gaan verrichten; o Welke nieuw zijn en welke uitgebouwd en/of uitgediept worden, o Welke een herhaling zijn van werk uit een eerdere periode en geef aan waarom ze in dit studiejaar terug komen. 2. De globale planning
Maak een globale planning, waarbij de voorgenomen werkzaamheden verdeeld worden over de maanden, de periodes (kwartalen) of de leercontractperiodes van het komende studiejaar. Als daar, in verband met studievertraging of anderszins, aanleiding toe is: o geef in de planning aan in welke periodes je welke modules opnieuw gaat volgen. o wanneer je welke mijlpalen in de studie streeft te zullen halen.
--
18
C. Instructie voor het maken van een leercontract (PAP) Het leercontract is het contract tussen de student, bedrijf (de coach/leidinggevende) en de school (docentbegeleider) op basis waarvan de student zijn werkzaamheden op de werkplek verricht en op basis waarvan de hogeschool studiepunten toekent. Het leercontract beschrijft de activiteiten die uitgevoerd moeten worden, hoe de student aannemelijk denkt te maken dat de activiteiten naar behoren zijn uitgevoerd, en welke competenties zullen ingezet worden bij de uitvoering van de taken. Van iedere taak wordt vastgelegd: 1. welke de te verwerven/verworven competenties zijn als onderdeel van de taak; 2. wat het te behalen niveau is van de betreffende competenties; 3. de planning, op te leveren producten, vaktechnische kennis en de te gebruiken tools, methoden & technieken.
Doel van het leercontract Vaststellen activiteiten en aan te tonen competenties (kennis, vaardigheden, houding) op basis waarvan, aan het eind van de contractperiode, studiepunten zullen worden toegekend
Betrokkenen Student
:
De student stelt het leercontract op in overleg met zijn coach
Bedrijfsmentor
:
Deze coach controleert het leercontract op volledigheid en uitvoerbaarheid en geeft met het ondertekenen van het contract aan dat hij de student zal ondersteunen bij de realisatie van de voorgenomen activiteiten.
Schoolmentor :
Controleert of de studielast van de voorgenomen activiteiten voldoende is om aan het einde van de periode studiepunten toe te kennen en controleert of het leercontract voldoende duidelijk en volledig is.
Procedure
De student maakt per jaar in principe twee leercontracten. De student stemt het leercontract af met zijn coach. Pas als de coach akkoord is met het leercontract, biedt de student het leercontract ter goedkeuring aan de docentbegeleider Als het leercontract is goedgekeurd, dan vormt het de basis waarop werkzaamheden worden uitgevoerd en verantwoord in het voortgangsverslag, procesverslag en in het portfolio.
NB. Als gedurende de leercontractperiode de te verrichten werkzaamheden anders blijken te zijn dan de in het contract beschreven actviviteiten, dan meldt de student dat in het voortgangsverslag en desnoods in het procesverslag. De afwijkende activiteiten worden op eenzelfde manier verantwoord als de oorspronkelijk voorziene activiteiten. Inhoud Zie hieronder (blz 20) voor een lege template van een leercontract
Voorblad Vul alle velden in en controleer bij ieder nieuw leercontract vooral of de gegevens (telefoonnummers, E-mailadressen) nog juist zijn.
--
19
Overeengekomen activiteiten/taken en resultaten (competentieontwikkeling) Maak, uitgaande van de in het opleidingsplan beschreven werkzaamheden, een lijst met uit te voeren activiteiten/taken. Als je in het opleidingsplan bijvoorbeeld de werkzaamheid ‘opstellen Arboplan’ had opgevoerd, dan werk je dat nu uit in bijvoorbeeld : 1. Overleg met keuringsinstantie Resultaat 1.1. …. 1.2 …. 1.3 Archiveren overleg met keuringsinstantie rapport Elke activiteit/taak krijgt een nummer en omschrijving. Als je activiteit/taak bestaat uit verschillende onderdelen, kun je dat ook in de nummering aangeven. (nr 1 activiteit; nr 1.1 sub-taak), de activiteiten/taken worden specifiek beschreven, zodanig dat ook voor de docent/begeleider duidelijk is om wat voor soort activiteit het gaat; indien nodig/zinvol kan in een aanhangsel/bijlage nog extra informatie aangaande de activiteiten worden beschreven. Bij planning geef je aan in welke periode de activiteit uitgevoerd zal worden en wanneer je verwacht dat hij zal zijn afgerond. Onder product(en) opgeleverd beschrijf je hoe je denkt te bewijzen dat je de activiteit/taak naar behoren hebt uitgevoerd. Als je een cursus volgt en je krijgt aan het eind van de cursus een certificaat dan is het product het certificaat, Heb je een ontwerpklus, dan beschrijf je bijvoorbeeld hoe je het ontwerp van een installatie maakt, Bij sommige activiteiten in de projectuitvoering is het wat minder aannemelijk dat je tastbare producten kan leveren; je kan dan bijvoorbeeld aangeven dat je een verslag maakt waarin je beschrijft wat het meest voorkomende type problemen is en hoe die worden afgehandeld. In feite leg je bij product/resultaat vast welk product of welke beschrijving je in je portfolio op wil nemen om te bewijzen dat je de activiteitsoort beheerst. Geef ook aan welke specifieke vaktechnische kennis van toepassing is op het uitvoeren van de taak, evenals welke specifieke tools, methoden en technieken. Voor het invullen van de te verwerven/verworven competenties en het betreffende niveau maak je gebruik van de competentieset (bijlage G en hoofdstuk 5). Op de volgende twee pagina’s staan achtereenvolgens het voorblad voor het leercontract weergegeven (basisgegevens) en het leercontract zelf (competentieontwikkeling):
--
20
De Haagse Hogeschool opleiding: ……………………………..
Competentieontwikkeling persoonlijke gegevens
afhandeling contract einddatum contractperiode
Studentgegevens
.
Student Studentnummer telefoon mobile bereikbaarheid werkomgeving Bedrijfsonderdeel Adres Afdeling Vestigingsplaats E-mail
datum
oplevering procesverslag oplevering portfolio beoordelingsgesprek coach beoordelingsgesprek docent(en) toekenning studiepunten
telefoon werk
Streefprofiel Opleidingsplan
no.
voor akkoord bij aanvang docent:
Leercontract
no.
student: coach:
Belanghebbenden Begeleiders docent/begeleider telefoon werk telefoon mobile E-mail Werkplekcoach telefoon werk telefoon mobile E-mail
handtekening beoordelaars voor akkoord docent:
coach :
-
21
Haagse Hogeschool opleiding: ………………… contractgegevens
Versiedatum
Competentieontwikkeling voortgang
. afsluiting
contractnummer
voortgangsverslag dd
contractperiode
voortgangsgesprek dd
opgesteld door student dd
beoordeling
beoordeling dd # studiepunten
bespreking werkplekcoach dd goedkeuring docentbegeleider dd
nr. omschrijving van uit te voeren taak
product(en) planning opgeleverd
vaktechnische kennis
te verwerven tools, /verworven methoden & technieken competentie
--
beoordeling niveau door
22
D. Instructie voor het maken van een voortgangsverslag Je stelt halverwege de contractperiode een voortgangsverslag op. Het voortgangsverslag is vooral bedoeld om afwijkingen van de plannen en knelpunten en problemen te melden en bespreekbaar te maken.
Doel van het voortgangsverslag
Het informeren van je docent/begeleider over de voortgang van je werkzaamheden ten opzichte van de voorgenomen activiteiten uit het leercontract. Voor jezelf en je werkplekcoach aanknopingspunt voor het bespreken van afwijkingen op de plannen en van knelpunten en problemen.
betrokkenen Student
:
stelt het op
Coach
:
bespreekt het met de student en helpt hem met het oplossen van knelpunten en het eventueel opstellen van aangepaste plannen voor de resterende periode van het leercontract
Docentbegeleider :
stelt zich op de hoogte van de voortgang, bespreekt zonodig het voortgangsverslag met de student op school en helpt de student zonodig bij het vinden van oplossingen
Procedure
De student stelt een voortgangsverslag op De student bespreekt het voortgangsverslag met zijn coach Zonodig breidt de student het voortgangsverslag uit met een document ‘herzieningen leercontract’ waarin hij aangeeft welke activiteiten zijn vervallen en welke aanvullende, niet voorziene, activiteiten alsnog worden uitgevoerd. Hij gebruikt daarvoor de template van het leercontract en geeft daarop duidelijk aan dat het gaat om een tussentijdse herziene versie. Student en coach bespreken samen het document ‘herzieningen leercontract’ en de student stelt de docentbegeleider ook mondeling op de hoogte van de ontwikkelingen; de docentbegeleider krijgt het oorspronkelijke voortgangsverslag en het document ‘herziene leercontract’ De docentbegeleider dient wederom goedkeuring aan het ‘herzien leercontract’ te verlenen om weer door te kunnen.
Inhoud 1. Voortgangsverslag In het voortgangsverslag beschrijf je de afwijkingen ten opzichte van de geplande activiteiten uit het leercontract en je geeft aan: Waarom er afwijkingen zijn en wat de aanleidingen en oorzaken waren Of je de afwijkingen ziet als knelpunten of als kansen Je beschrijft wat je doet om , ondanks de afwijkingen, van de leercontractperiode met voldoende succes af te sluiten; in het uiterste geval geef je aan dat je een herzien leercontract gaat opstellen.
--
23
2. Herzien leercontract het document ‘herzieningen leercontract’ moet je zien als een aanvulling op het leercontract en men dient het te lezen in combinatie met het oorspronkelijke leercontract.
--
24
E. Instructie voor het afronden van een leercontract Aan het eind van een leercontractperiode verantwoord je hoe je te werk bent gegaan bij de in het leercontract beschreven activiteiten en competenties. Het procesverslag en het portfolio samen moeten een duidelijk beeld geven van de aard en omvang van de uitgevoerde werkzaamheden en van de problemen en knelpunten die zich tijdens de rit hebben voorgedaan. Met de opgeleverde stukken, in combinatie met de beoordelingen van de student en de coach, vormt de docentbegeleider zich een beeld van hoe de werkzaamheden verlopen zijn, de competentieontwikkeling en van wat de sterke en zwakke kanten zijn van de student. Met alle opgeleverde stukken en na een gesprek met de student en de bedrijfsmentor zijn de schoolmentor en de SLB'er in staat om te bepalen of de student recht heeft op de studiepunten die aan een leercontract gekoppeld zijn. Als alles naar wens verloopt, dan geven de schoolcoaches kort na dat driegesprek de studiepunten door aan de administratie van de hogeschool. Doel van de onderdelen van de set ‘afronden leercontract’ Portfolio : Bedrijfsmentor : Beoordeling student : Betrokkenen Student
:
Bedrijfsmentor
:
Schoolmentor
:
Bewijsvoering bij en onderbouwing van studie en werk. Oordeel van de bedrijfsmentor over de student Jezelf de maat nemen
De student schrijft het procesverslag, stelt het portfolio samen en beoordeelt zichzelf. De bedrijfsmentor beoordeelt de student en verifieert het door de student opgestelde verslag en het door de student samengestelde portfolio. Verifieert samen met de SLB'er of de stukken voldoende aannemelijk maken dat de activiteiten zoals ze in het leercontract beschreven zijn uitgevoerd en met voldoende diepgang.
Procedure De student maakt het verslag, stelt het portfolio samen, vraagt zijn bedrijfsmentor om hem te beoordelen en vult zijn eigen beoordeling in. De bedrijfsmentor vult een beoordelingsformulier over de student in. De student stemt het verslag en het portfolio af met de bedrijfsmentor. Als de bedrijfsmentor akkoord is met het verslag en de samenstelling van het portfolio, dan biedt de student ze, samen met beide beoordelingen, ter goedkeuring aan aan de schoolmentor en de SLB 'er. De student maakt een afspraak voor een afrondende bijeenkomst. Tijdens het driegesprek stelt de schoolcoaches vast of de student in voldoende mate aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Zo niet, dan worden er nadere afspraken gemaakt omtrent de volgende te ondernemen stappen. Zo ja, dan geeft de schoolmentor de studiepunten door aan de administratie van de hogeschool en dan is de leercontractperiode afgerond.
--
25
Format beoordelingsformulier (via copy/paste kopiëren en invullen): Beoordelingsformulier: Beoordeling aan de hand van voortgangsverslag semester __ blok __ , d.d. __/__/____ In te vullen door Student / Bedrijfsmentor Student Studentnummer Bedrijfsonderdeel
: _____________ : _____________ : Semester ___
blok
___
Onderstaand formulier dient te worden ingevuld naar inschatting van de kwaliteit van de geleverde prestaties. Dit dient dan te worden besproken met de bedrijfsmentor na afloop van een contractperiode.
1.1: Onderhandelen en communiceren 1.2. Kosten calculeren 1.3: Resultaat prognosticeren / Financiële bewaking 1.4: Project bewaken 1.5: Tijd en Planning 1.6: Project beheersen 1.7: Leidinggeven en aansturing projectteam 1.8: Ontwerpen 1.9: Afhandelen meer- minderwerk 1.10: 1.11: 1.12:
--
26
Zeer goed
Goed
Voldoende
Matig
Beoordeling dit blok Onvoldoende
Huidig niveau***
(Competenties 1.1 t/m 1.9 zijn vanuit het leercontract)
Doelstelling **
Te verwerven competenties of activiteiten
Aanvangsniveau*
De ingevulde beoordelingsformulieren worden gebruikt bij afronding van een contractleerperiode. Met behulp van dit formulier kan worden aangegeven waar eventuele tekortkomingen zitten en welke activiteiten en vaardigheden in het volgende leercontract opnieuw opgenomen dienen te worden.
1.13: 1.14: 1.15: Niveau Niveau Niveau Niveau Niveau
1 2 3 4 5
= = = = =
Simpel & Geleid Simpel & Zelfstandig / Lastig & Geleid Simpel & Sturend / Lastig & Zelfstandig / Complex & Geleid Lastig & Sturend / Complex & Zelfstandig Complex & Sturend
Het werktempo en inzet met betrekking tot de werkzaamheden en studieverplichting is: Te laag
Matig
Voldoende
Hoog
Zeer hoog
Toelichting* :
Hanteren van planningen voor de werkzaamheden en voor de studieverplichtingen is: Te laag
Matig
Voldoende
Hoog
Zeer hoog
Toelichting* :
* Desgewenst de (zelf)beoordeling van een korte toelichting voorzien. Opmerkingen :
--
27
Handtekening : Student
Handtekening : Bedrijfsmentor
Datum
Datum
*
:
Aanvangsniveau
** Doelstellingsniveau
*** Huidig niveau
:
: Het niveau van de student bij aanvang van de opleiding, naar aanleiding van de ingevulde competentiematrix, uitgedrukt in niveau 1 tot niveau 5. : Het persoonlijke doel die is gesteld naar aanleiding van de competentiematrix en welke in de POP is omschreven als het te behalen doel, uitgedrukt in niveau 1 tot niveau 5. : Het niveau van de competenties waar de werkzaamheden momenteel op worden uitgevoerd, uitgedrukt in niveau 1 tot niveau 5.
--
28
Bijlage F: Opleveringsdeadlines Werkend Leren producten
BLOK BLOK BLOK BLOK BLOK BLOK BLOK BLOK 1
2
3
6
7
x x
x
x
x
Beoordeling
x
--
x x
x
x x
8
x
x
P.A.P.
360 feedback
5
x
P.O.P.
Voortgangsverslag
4
x
x x
x
x x
x
x x
x
x
x
29
G. Competenties 1. Onderhandelen en communiceren. De afgestudeerde kan zelfstandig bij de klant met een aantal partijen omgaan. Hij heeft begrip van contactuele verhoudingen en heeft door waar de aansprakelijkheden liggen. Hij begrijpt de belangen en kan een project afronden naar tevredenheid van alle stakeholders. Hij is vertrouwd met de essenties van communiceren, onderhandelen en conflict hanteren. Gewenst gedrag: Stelt zich assertief op. Is onderhandelingsbekwaam. Sluit aan bij de gesprekpartner(s) en brengt zijn boodschap op adequate wijze over. Weet eventuele ruis in de communicatie te signaleren en te beperken. Daarnaast is hij integer, hij laat blijken wanneer een zaak indruist tegen (zijn persoonlijke) normen en waarden. Gedraagt zich eerlijk en respectvol tegenover anderen. Doet wat hij zegt. Niet gewenst gedrag: Sluit onvoldoende aan bij zijn gesprekspartner, waardoor ruis ontstaat, is niet in staat deze ruis te signaleren en te beperken. Hanteert verborgen agenda’s. Houdt zich niet aan afspraken. Handelt in strijd met gedragscode bedrijf of branche. 2. Kosten calculeren. Kan in de basis een kostprijscalculatie maken. Weet welke eisen er aan een goede kostprijs gesteld worden, waaraan een kostprijs in de basis moet voldoen. Kan van daaruit zijn doelen bepalen, met betrekking tot het uit te voeren project. De kostprijscalculatie is het fundament van het project. 3. Resultaat prognosticeren. Kan bepalen aan de hand van de kostprijscalculatie, welke doelen voor dit project haalbaar zullen zijn, met inachtname van analyse van mogelijke risico’s. Geeft vooraf een duidelijke bepaling van het projectresultaat, dat ontstaat na de oplevering van het project. 4. Project bewaken en beheersen. Indien de doelstelling, zoals in de vorige competentie gesteld, vastgesteld is, de weg naar dit doel beheersen en bewaken en ingrijpen, indien de situatie daarom vraagt. Gewenst gedrag: Bewaakt en beheerst op basis van feed forward control, ofwel op tijd gas geven als je de berg oprijdt, zodat je geen snelheid verliest. In onze branche betekent dit: Ingrijpen als er nog mogelijkheden zijn, niet als het project al voor 90 % gereed is. Altijd je doel in de gaten houden. Ongewenst gedrag: Is snel tevreden met het resultaat van zijn project. Wijt gemiste doelstellingen aan anderen of omstandigheden. 5. Plannen. In essentie gaat het om efficiënt en effectief de werkzaamheden te kunnen uitvoeren, daarnaast is dit een middel om goed inzicht in de tijdsvolgorde van de werkzaamheden te krijgen, ten slotte is het noodzakelijk om mede op basis
--
30
daarvan kwaliteit te beheersen en bouwvertraging of versnelling te kunnen aantonen. Is bekend met de soorten planningen en waarom deze gebruikt worden. 6. Leidinggeven. Heeft inzicht in verschillende manieren, soorten van leidinggeven gekregen. Kan situationeel leidinggeven in praktijk brengen. Heeft zicht op persoonlijk leiderschap, alles wat daarmee samenhangt.(Kernkwaliteiten). Is in staat het beste uit mensen boven te halen. Kan zijn team zodanig sturen, dat er commitment en creatie ontstaat, waardoor ambitieuze doelstellingen gehaald zullen worden. Kan conflicten hanteren. 7. Ontwerpen. Kan een basis ontwerp opstellen, aan de hand van een vraag van bijvoorbeeld de klant. Weet welke eisen aan ontwerpen gesteld worden. Weet om te gaan met beschouwingen over “”out of the box”” denken, vooral ook, wanneer toepasbaar en wanneer niet. Weet onderscheid te maken, tussen kwaliteit van het ontwerp en de vraag van de klant. 8. Afhandelen meer- en minderwerk. Weet wat de consequenties van meer- en minderwerk kunnen zijn, bijvoorbeeld welke kosten in de organisatie hiermee gemoeid zijn. Geeft blijk, daar inzicht in gekregen te hebben. Past daarop zijn strategie aan bij de uitvoering van een project. Gewenst gedrag. Signaleert op tijd meer- en minderwerk, stelt de juiste milestones, randvoorwaarden en handelt dit ook daadwerkelijk af. Niet gewenst gedrag: Laat meer- en minderwerk op zijn beloop. 9. Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid. Het belangrijkste aspect hiervan is, dat de student zich zodanig concreet en bonding schriftelijk kan uitdrukken, dat er bij het lezen van het geschrevene geen misverstand kan bestaan over de uitleg daarvan.
--
31