Technical Paper #6 HANDLEIDING OPBOUW 4D MODEL MET NAVISWORKS MANAGE 2009 Niels Vossebeld
[email protected]
COPYRIGHT © 2009 VISICO Center, University of Twente
[email protected]
Handleiding opbouw 4D model met Navisworks Manage 2009.
25 augustus 2009 Niels Vossebeld UT-Versie
Inhoudsopgave Inleiding ............................................................................................................................................... 3 Bestandstypen en mappenstructuur voor het werken met Navisworks Manage 2009 ................. 3 Handelingen bij opbouw van een 4D model ....................................................................................... 4 Importeren planning(2) ................................................................................................................... 6 Importeren 3D Geometrie (3) ......................................................................................................... 7 Aanmaken ‘Task-types’ voor activiteiten (4)................................................................................... 8 Aanmaken van een mappenstructuur voor selectiesets (5) ........................................................... 9 Aanmaken van Selectiesets (6)........................................................................................................ 9 Koppelen planningsregels aan selectie sets (7)............................................................................. 11 Aanmaken van viewpoints (8) ....................................................................................................... 12 Presenteren van het model (9)...................................................................................................... 13 MS Project 2007 (planningsprogramma) .......................................................................................... 17
2
Inleiding Navisworks Manage 2009 kan onder andere worden gebruikt om: in 3D door een model te lopen. een 4D model van het bouwproces te maken voor verschillende doeleinden Clash tests uitvoeren op binnen Navisworks Manage gekoppelde 3D/4D modellen. Navisworks Manage is geen (CAD)tekenprogramma, maar koppelt verschillende informatiebronnen waardoor een 3D/4D model kan worden gemaakt en gepresenteerd. Deze handleiding is afgeleid van de Engelstalige handleiding van dhr. T. Hartmann. In deze handleiding zal eerst over enkele algemene zaken van Navis worden gesproken. Daarna zal een overzicht gegeven van de handelingen bij het opbouwen van een 4D model ( Figuur 1). Vervolgens wordt per handeling uitgelegd hoe deze kan worden uitgevoerd in de software. Hierbij is de volgorde aangehouden die tussen haakjes achter de handelingen in het overzicht staan.
Bestandstypen en mappenstructuur voor het werken met Navisworks Manage 2009 Bestandstypen Bij het modelleren komen meerdere verschillende bestandstypen langs. Hieronder is een schema weergegeven om een beeld te schetsen van de bestandstypen waarmee wordt gewerkt. 3D modellen .dwg
Navisworks Cache File .nwc
Navisworks (project) file
Eindresultaat .nwd /.jpg/.avi
.nwf Ten eerste wordt gemodelleerd in een 3D modellen. Deze moeten worden geëxporteerd naar een .nwc bestand. Dat moet gebeuren in de 3D view en met het commando nwcout. Binnen Navisworks zal worden gemodelleerd in het .nwf bestand, dat enkel een verwijzing is naar de toegevoegde .nwc bestanden. Afhankelijk van de toepassing kan vervolgens dit .nwf bestand worden omgezet in een .nwd, .avi of .jpg bestand om het model te presenteren. Mappenstructuur bij het maken van een 3D/4D model in Navis Voor elk 4D model zijn aparte mappen aangemaakt waarbinnen .nwc bestanden van de benodigde input werd geplaatst. Voor het opbouwen van de modellen is ervoor gekozen om enkel .nwc bestanden in te laden omdat in de .dwg bestanden actief werd gewerkt, waardoor de bestanden niet altijd juist konden worden ingeladen. Hiermee was het mogelijk om samen, tegelijkertijd aan de 3D modellen en in Navis te werken. Daarnaast is soms gekozen om voor verschillende projecten verschillende versies van een bijna identiek model gebruiken. Wanneer bijvoorbeeld de ene versie uit een dakplaat in 1 gedeelte diende te bestaan en de andere versie uit een dakplaat in meerdere delen. Dit werd onderling mondeling afgestemd door de Navis(4D)modelleur en de 3D modelleur.
3
Handelingen bij opbouw van een 4D model Het opbouwen van een 4D model is als een “batch”-productieproces te zien (Figuur 1). Zelfs als het uit te voeren modelleerwerk een toevoeging aan een bestaand model is, dan moeten vergelijkbare stappen worden doorlopen door de modelleur.
Importeren planning Importeren 3D geometrie Aanmaken taaktypen Aanmaken mappenstructuur voor selectiesets Aanmaken selectiesets Koppelen planningsregels aan selectiesets Aanmaken viewpoints Creëren visuele output.
Achtergrond van het model instellen Een van de standaardinstellingen in Navis die het beste meteen aan kan worden gepast is de kleur van de achtergrond. Dit is in te stellen bij Tools > Background color Let op! Wolkjes en drukte op de achtergrond werkt desoriënterend voor anderen. Stel daarom in Navisworks de achtergrond in op een neutrale kleur. Mijn keuze lag op licht grijs
4
Figuur 1: workflow diagram opbouw 4D model © T.Hartmann
5
Importeren planning(2) Aanmaken van een koppeling met een planning In Navis kan planningsinformatie worden geïmporteerd uit verschillende planningsprogramma’s, waaronder Microsoft Project. Hiervoor moet deze planningssoftware wel beschikbaar zijn op de computer waarop ook Navis draait. Om een planning te koppelen moeten de volgende stappen worden doorlopen. 1. 2. 3. 4. 5.
Pas de planning aan door een extra kolom (veld) toe te voegen. Ga naar Timeliner, tabblad Links Klik met de rechtermuisknop op Add Link Selecteer de te koppelen planning Vul de juiste gegevens in in het “Field Selector” scherm (zie Figuur 2)
Figuur 2:: koppelen planning en invullen Field Selector scherm
6
Origineel heet de gekoppelde planning “new link”, om een toepasbare naam te geven kan in de Timeliner, onder het tabblad Tasks, met de rechter muisknop op de naam worden geklikt en met rename de naam worden veranderd. Extra: Er zijn verschillende mogelijkheden om voor het plannen van het project verschillende weergaven te gebruiken (het tonen van early start-late finish, etc.). Deze functionaliteit is nog niet door mij toegepast bij I-GWR. Omgang met veranderingen in de planning Als er nieuwe planningen beschikbaar komen zal de planning moeten worden geüpdatet of opnieuw geïmporteerd. Dit kan binnen de software met twee commando’s, die beschikbaar zijn door met de rechter muisknop te klikken op het ‘links’ tabblad in de Timeliner. 1. ‘Rebuild Task Hierarchy’, hierbij worden ook nieuw toegevoegde planningsregels opgenomen in het model. 2. ‘Synchoronize Tasks from Link’, hierbij worden de bestaande planningsregels in Navisworks geüpdatet.
Importeren 3D Geometrie (3) Toevoegen 3D model(len) aan een Navisworks project Een veelvoud aan verschillende bestandstypen, van allerlei softwarepakketten kan worden ingeladen in Navisworks, onder meer: AutoCAD Architectural Desktop (.dwg) Navisworks Cache-files (.nwc) Revitt-bestanden (.rvt) International file standard bestanden (.ifc) Het importeren van 3D geometrie kan binnen Navisworks op verschillende manieren, met de knoppen ‘Open’
, ‘Append’
, of ‘Merge’
die beschikbaar zijn in het menu File.
Open wordt gebruikt om een bestand in te laden in een leeg Navisworks project. Append wordt gebruikt om (vervolgens) bestanden toe te voegen aan een bestaand project. Merge voegt de bestanden ook toe, maar verifieert daarbij of een 3D model (bijvoorbeeld een .nwc bestend) met dezelfde naam al is in geladen. Dit is handig bij het samenvoegen van een heel Navisworks project (.nwf), waarbij een deel overlapt.
Vernieuwen 3D geometrische informatie Als het ontwerp is aangepast kan de 3D geometrische informatie worden vernieuwd met behulp van de ‘Refresh’ knop in het menu File. Het is daarbij belangrijk dat de .nwc bestanden in dezelfde map blijven staan. Het .nwf bestand verwijst namelijk naar deze bestanden.
7
Let op! Het is dus belangrijk om vooraf na te denken over de mappenstructuur waarin bestanden van een 4D model worden opgeslagen.
Aanmaken ‘Task-types’ voor activiteiten (4) Elke planningsregel zal moeten worden gekoppeld aan een ‘task-type’, een type activiteit. Een tasktype bepaald hoe gekoppelde 3D objecten worden weergegeven, tijdens, aan het begin, en gedurende de activiteit. Hiervoor moet met de planningssoftware in de planning een nieuw veld worden toegevoegd. Hoe dat kan staat omschreven in het hoofdstuk MS Project 2007.
Figuur 3: Timeliner, tabblad configure
In Navisworks zijn Task Types in te stellen in de Timeliner onder het tabblad Configure (Figuur 3). Standaard kent Navisworks de Task Types: Construct voor planningsregels waarbij onderdelen worden gebouwd. Standaard wordt hier het object groen (90% doorzichtig) weergegeven wanneer de activiteit begint en wordt het object in ‘Model Appearance’ weergegeven. - Demolish voor planningsregels waarbij onderdelen worden afgebroken. Standaard wordt hier het object rood (90% doorzichtig) weergegeven wanneer de activiteit begint en wordt het object verborgen zodra de activiteit is afgelopen. Let op! Bij de Demolish Task Type worden objecten standaard niet weergegeven voordat de demolisch-activiteit plaatsvindt. Daarom moet de ‘Simulation start appearance’ in worden gesteld op ‘Model Appearance’. -
Temporary voor planningsregels waarbij onderdelen tijdelijk zichtbaar moeten zijn, zoals kranen. Er kunnen nieuwe Task Types worden aangemaakt en Task Types kunnen worden verwijderd of hernoemt. Dit kan door met de rechter muisknop te klikken in de lijst met Task Types. Zo heb ik bij mijn werkzaamheden een aantal Task Types toegevoegd die nodig bleken bij 4D presentaties. Deze waren geen standaard onderdeel in Navisworks. -
8
- Grond ontgraven - Construct_Hide (het bouwen en later weer afbreken van een tijdelijk object) De gebruikte instellingen kunnen worden geëxporteerd en geïmporteerd naar een .xml bestand. Standaard kent Navis een aantal weergaven (‘Appearance definitions’). Dit zijn bijvoorbeeld None, Hide en Model Appearance. Deze kunnen worden aangepast. Ook is het mogelijk om zelf nieuwe weergaven te maken. Dat kan in de Timeliner bij het tabblad Configure onder ‘Appeareance Definitions’. Tip: Pas de doorzichtigheid van de standaard weergaven in Navis aan, de doorzichtigheid van 90% is in de praktijk te hoog.
Aanmaken van een mappenstructuur voor selectiesets (5) Omdat de planning en geometrie te kunnen koppelen is het belangrijk om de 3D objecten in te delen in selectiesets. Dit kan in de ‘Selection Sets control bar’. Voordat we dit gaan doen is het van belang om een mappenstructuur aan te maken om het overzicht te houden in de selectiesets . Een map kan worden gemaakt door met de rechter muisknop te klikken in het scherm van de set en ‘Add Folder’ te kiezen. Hierbij is het handig om de structuur van de planning aan te houden. Maak eerst mappen voor alle planningsregels zonder activiteit (de titels/kopjes). Dat is meestal een goede richtlijn, vasthouden aan de indeling van de planning zal niet altijd helemaal mogelijk zijn.
Aanmaken van Selectiesets (6) Nadat de mappenstructuur is gemaakt kunnen Selectiesets worden gemaakt. Elke Selectieset bevat een groep objecten die samen aan een bepaalde planningsregel uit de planning moeten worden gekoppeld. Deze objecten moeten worden geselecteerd. Objecten kunnen op drie verschillende manieren worden geselecteerd, dit kan door: 1 Het selecteren van objecten in de ´Selection Tree´ De ‘Selection Tree’ is een overzicht van de hiërarchische opbouw van het model. In deze hiërarchie worden de ingeladen 3D modellen, layers, etc. weergegeven. De Selection Tree kan worden weergegeven door bij Views Control Bars op ‘Selection Tree’ te klikken. Binnen de hiërarchie kunnen de gewenste objecten worden geselecteerd. Wanneer meerdere objecten moeten worden geselecteerd kan hierbij CTRL of SHIFT worden ingedrukt, zoals bij de meeste veelgebruikte Windows programma’s. 2 Het selecteren in het hoofdscherm van Navisworks Binnen het hoofdscherm van het model kunnen ook objecten worden geselecteerd. Deze manier van selecteren kan worden gecombineerd met het selecteren in de Selection Tree. In de interface kunnen objecten worden geselecteerd met behulp van de ‘Select mode’
of
‘Select Box Mode’ . Om te bepalen op welk niveau selecties worden gemaakt kan de Selection Resolution worden ingesteld. De Selection Resolution bepaald of je selecteerd op model, laag(layer), First object, last unique, last object of geometry niveau. Dit kan ingesteld worden bij Tools > Global Options > interface > selection. Door de SHIFT ingedrukt te houden op het moment dat een object wordt geselecteerd kan, door herhaaldelijk te klikken, steeds een hogere laag worden geselecteerd. 3
Het selecteren met behulp van zoeken 9
Naast Selectie Sets zijn er ook Search Sets. Deze selecties kunnen worden gemaakt door te zoeken op eigenschappen van een object. Dit kan elke gewenste eigenschap zijn. Door te zoeken kunnen hiermee objecten worden geselecteerd en tot een selectie samengevoegd. Zo kunnen bijvoorbeeld alle objecten met een bepaalde kleur in Navis, layernaam vanuit ADT of type worden toegevoegd tot 1 Search Set. Deze manier van selecteren door te zoeken kan in sommige gevallen veel tijd besparen, maar zal niet altijd handig zijn. Stem hiervoor af met de 3D modelleur. Bij I-GWR werden verschillende typen objecten systematisch op een bepaalde layer geplaatst, waardoor heel eenvoudig alle damwanden, kolommen, funderingspalen, etc. konden worden gezocht. Het bijzondere van Search Sets is dat deze selecties automatisch kunnen worden ververst en daarmee veranderen zodra informatie wordt toegevoegd met de bepaalde eigenschap. Hierdoor hoeven Search Sets niet met de hand worden bijgehouden, maar is het verstandig om de gezochte selectie ook op te slaan als een Selection Set. Zodra de juiste geometrie is geselecteerd kan een Selection Set worden aangemaakt door met de rechter muisknop te klikken op de juiste plaats in de mappenstructuur van de ‘ Selection sets control bar’ klik vervolgens op ‘ Save current selection’. Tot slot moet een naam worden gegeven aan de Selection Set. Omdat de selectiesets rechtstreeks kunnen worden gekoppeld is het verstandig om voor de Selection Set exact dezelfde naam te gebruiken als de tekst in de planningsregel die bij de Selection Set hoort. Kijk hiervoor alvast hoe de planningsregels aan selectiesets worden gekoppeld. Updaten Selection Sets. Het updaten van Selection Sets is niet altijd makkelijk in Navisworks. Er zijn geen aparte knoppen voor in het programma. Updaten kan op grofweg twee manieren. Wanneer het eenvoudig is om rechtstreeks in het hoofdmenu de objecten die verwijderd of toegevoegd moeten worden te selecteren kan de eerste manier worden gebruikt. 1 Rechtstreeks in het hoofdscherm -
Selecteer al de selectieset die moet worden aangepast. Klik met de rechter muisknop op de selectie in het hoofdscherm en kies voor ‘Make Visible’ om te zorgen dat de complete selectie zichtbaar is. Voeg objecten toe of verwijder objecten door, terwijl CTRL ingedrukt is, de te verwijderen onderdelen aan te klikken. Update de Selection Set door met de rechter muisknop op de Selection Set te klikken en ‘ Update Selection Set’ te kiezen.
2 Met de Selection Tree -
-
Selecteer al de selectieset die moet worden aangepast. Klik met de rechter muisknop en kies voor ‘Make Visible’ om te zorgen dat de complete selectie zichtbaar is. Klik met de rechter muisknop op de selectie en kies voor ‘Hide Non-Selected’. Maak de toe te voegen objecten zichtbaar door in de Selection Tree op deze objecten met de rechtermuisknop te klikken en voor Item Hidden te kiezen. Op dezelfde manier kunnen zichtbare objecten uit de selectie worden verwijderd. Selecteer alle zichtbare objecten met de Select Box optie.
10
-
Update de Selection Set door met de rechter muisknop op de Selection Set te klikken en ‘ Update Selection Set’ te kiezen.
3 vernieuwen Search Set Wanneer een geschikte Search Set beschikbaar is kan deze search opnieuw worden uitgevoerd. Vervang vervolgens de Selectieset met een kopie van de nieuwe Search Set.
Koppelen planningsregels aan selectie sets (7) Nadat de juiste selectie sets zijn aangemaakt en de planning is geïmporteerd in de Navissoftware moeten de selectiesets worden gekoppeld aan de geïmporteerde planningsregels. Dit kan worden gedaan in de Timeliner (Figuur 4).
Figuur 4: Timeliner scherm met nog ongekoppelde planningsinformatie (meest linker icoontje)
Met de hand Door onder het tabblad ‘ Tasks’ met de rechter muisknop te klikken op een planningsregel kan met de hand een selectie sets worden gekoppeld aan een planningsregel (kies daarbij voor ‘Attach Selection Set‘). Zodra het model uitgebreider word zal echter al heel snel duidelijk worden dat met de hand koppelen veel werk is waar bovendien snel fouten in kunnen worden gemaakt. Bij grotere modellen zul je dit automatisch willen doen om fouten te voorkomen. Automatisch Als alle selectie sets exact dezelfde naam hebben als de bijhorende planningsregels kan de koppeling automatisch worden gedaan. Dit kan onder het tabblad Rules (Figuur 5). Hier kan de regel ‘Map Timeliner Taks from Column Name to Selection Sets with the same name, Matching case’ worden geselecteerd. Door rechtsonder op ‘Apply’ te drukken worden de selectiesets aan de planningsregels gekoppeld. 11
Let op! Voorwaarde hiervoor is dat geen enkele planningsregel dezelfde naam mag hebben.
Figuur 5:: automatisch koppelen planningsregel in het tabblad Rules
Nadat de sets zijn gekoppeld kan worden gecontroleerd of alle planningselementen zijn gekoppeld door in het ‘Tasks’ tabblad de planningsregels na te lopen (zie Figuur 6).
Figuur 6:: Timeliner scherm met deels gekoppelde planningsinformatie
Aanmaken van viewpoints (8) Nu het 4D model is gemodelleerd moeten viewpoints worden gemaakt binnen het model. Viewpoints zijn specifieke aanblikken van het model en zorgen ervoor dat belangrijke aanzichten kunnen worden vastgesteld. Viewpoints kunnen, als een scenario, de belangrijke moment momenten in het bouwproces laten zien. Hiermee is het eenvoudiger om een overzicht overzi cht over het proces te presenteren.. Verder kan met viewpoints snel binnen het model worden genavigeerd tijdens demonstraties. Binnen specifieke viewpoints kan worden ingesteld dat de instellingen van wat in de viewpoint verborgen is ook verborgen blijft wanneer w men gaat navigeren (viewpoint menu > rechter muisknop > ). Let op! Het is belangrijk dat voordat gebruik wordt gemaakt van deze functie een viewpoint aan wordt gemaakt waarin het hele model zichtbaar is. Dit voorkomt dat objecten late later onbewust worden verborgen en moeilijk te selecteren zijn om weer zichtbaar te maken. maken 12
Met behulp van viewpoints is het mogelijk om binnen een model erg snel verschillende alternatieven te laten zien. Dit kan door al de alternatieve objecten toe te voegen aan het model en in verschillende viewpoints van de alternatieven enkel het gewenste alternatief te laten zien (zie bijvoorbeeld Figuur 7, waarin alleen de 3 verschillende alternatieve groene loopstromen verschillend zijn). Alternatieven op deze manier laten zien voorkomt dat meerdere modellen moeten worden ingeladen tijdens een vergadering, maar is alleen praktisch wanneer slechts een of enkele objecten verschillend zijn.
Figuur 7: Plaatjes van drie alternatieve loopstromen
Presenteren van het model (9) Het opgebouwde model kan op verschillende manieren worden gepresenteerd. .nwd Timeliner presentatie Het meest flexibel is het presenteren van het model met de Timeliner. Om een model te maken dat wordt gepresenteerd (.nwd) ga je naar in menu File naar Publish. De ‘Publish dialog box’ (Figuur 8) komt naar voren. Daarin kan onder andere een titel, auteur en onderwerp worden gegeven aan het bestand. De instellingen die onderin kunnen worden aangevinkt zijn niet nodig voor een presentatie. Vink deze boxen daarom niet aan. Het is mogelijk om bij presentaties met het model simpelweg het .nwf bestand te tonen, waarin ook word gemodelleerd. Maak toch voor elke presentatie of vergadering een apart .nwd bestand aan. Hiermee is snel en eenvoudig een momentopname van het model gemaakt, daarnaar kan later altijd worden teruggekeken. Het .nwf bestand zal veranderen, bijvoorbeeld wanneer 3D input wordt aangepast.
13
Figuur 8: Publish scherm
Tijdens de presentatie kan op alle beschikbare manieren door het 4D model worden genavigeerd. Het model kan worden afgespeeld . Maar, dit gaat meestal te snel en het is het handiger om bij een presentatie de schuifbalk te gebruiken (zie hieronder) om ongeveer bij de juiste datum te komen:
Vervolgens kan in stapjes door het model worden gelopen , . De grootte van deze stapjes is vooraf in te stellen op een bepaald percentage of aantal dagen onder Settings. Onder Settings kan ook de ‘text overlay’ worden ingesteld. Hiermee kan tijdsinformatie op allerlei manieren worden getoond. Afhankelijk van de toepassing kan bijvoorbeeld voor een weergave van jaartal en maand (januari 2010) worden gekozen.
14
Figuur 9: Timeliner, Simulate tabblad
Exporteren afbeeldingen Een afbeelding kan vanuit het model worden ge-exporteerd met: File > Export > Image
Maken filmpje In Navisworks Manage kan een filmpje worden gemaakt met behulp van de Animator. Vervolgens kan het filmpje worden geëxporteerd onder File > Export > Animation Export (Error! Reference 15
source not found.). Dit is niet toegepast door mij, maar wel een mogelijkheid. Hoe dit verder moet staat duidelijk omschreven in de handleiding in Navisworks.
16
MS Project 2007 (planningsprogramma) MS Project 2007 is een planningsprogramma dat veel wordt gebruikt. Om binnen Navisworks de planning aan een simulatie te kunnen koppelen moeten er een veld voor de Task Type van een planningsregel worden toegevoegd. Maak hiervoor een nieuwe eigenschappen kolom aan en noem deze Task Type. Dit veld geeft het type taak weer en moet met de hand worden ingevuld. Om typefouten te voorkomen (Navisworks Manage is hoofdlettergevoelig!) kan in Microsoft Project een dropdown menu worden aangemaakt voor de verschillende Task Types. Dit kan worden gedaan nadat een veld is aangemaakt door met de rechtermuisknop bovenin de kolom van het veld te klikken. Vervolgens kan worden ingesteld op welke wijze informatie in te voeren is in de kolom, kies voor het invoeren met een dropdown menu. Let op! Het is erg belangrijk om zoveel mogelijk met de originele planning van de planner te werken, de modelleur hoort hier geen wijzigingen of toevoegingen in te maken. Dat maakt het namelijk onduidelijker waarop de simulatie van het model is gebaseerd (dit is ook een verantwoordelijkheidsvraagstuk: aannames die betrekking hebben op de planning vallen onder de verantwoordelijkheid van de planner). Soms is echter geen planningsregel opgenomen in de planning voor een bepaald object, terwijl het object wel in het 4D model moet worden opgenomen. Wij adviseren daarom een aparte planning in een apart bestand bij te houden voor deze eigengemaakte planningsregels. Later kan deze aparte planning eventueel met de planner worden doorgenomen en worden toegevoegd aan de projectplanning.
17