Handboek Veiligheid en gezondheid 01-09-2013
2
Handboek veiligheid en gezondheid Datum 01-09-2013
3
Inhoudsopgave
1
Inleiding
6
2
Gezondheidsrisico’s door overdracht van ziektekiemen
7
2.1
Gezondheidsrisico’s door micro-organismen
7
2.2
Persoonlijke hygiëne
8
2.3
Infectieziekten
9
2.4
Verschonen/ sanitair
3
10
Gezondheidsrisico’s als gevolg van het binnenmilieu
13
3.1
Ventilatie
13
3.2
Temperatuur- en vochtbalans
14
3.3
Binnenlucht
15
3.4
Geluidshinder
17
3.5
Leidingwater
17
3.6
Huisdieren
17
3.7
Planten
17
3.8
Schoonmaken
18
4
Gezondheidsrisico’s als gevolg van het buitenmilieu
20
4.1
Planten en steken of beten door ongedierte
20
4.2
Hygiëne in zandbakken
21
4.3
Klimaat
21
4.4
Bodemverontreiniging
22
4.5
Luchtverontreiniging
22
4.6
Stankoverlast
22
5
Gezondheidsrisico’s als gevolg van (het uitblijven van) medisch handelen
23
5.1
Geneesmiddelenverstrekking
23
5.2
Medische dossiers
24
5.3
Medisch handelen
24
5.4
Huid- en wondverzorging
24
5.5
Hoe om te gaan met bloed?
25
4
6
Aanvullende gezondheidsinformatie
26
6.1
Gezonde voeding
26
6.2
Luizen en ongedierte
26
7
Preventieve maatregelen ten behoeve van de veiligheid.
28
8
Inventarisatie brandveiligheid
43
8.1
Brandveiligheid
43
8.2
Als er brand is
45
8.3
Eerste hulp
46
8.4
Checklist brandveiligheid
50
5
1
Inleiding
De gezondheidsinformatie (2 t/m 6) is een bundeling van achtergrondinformatie, feiten en wetenswaardigheden uit de praktijk. Er wordt onder meer uitleg gegeven over ziektekiemen, binnen- en buitenmilieu en medisch handelen. De gezondheidsinformatie bevat een schat aan informatie die als basis geldt voor alle betrokkenen binnen de kinderopvang. Voor het uitvoeren van een gedegen risico-inventarisatie gezondheid is deze informatie dan ook van groot belang. In punt 7 een lijst met een aantal preventieve veiligheidsmaatregelen om een probleem/risico te verminderen. Dit zijn met name algemene oplossingen die je op weg kunnen helpen en om bepaalde oplossingen bespreekbaar te maken. Gebruik de lijst als naslagwerk en om ideeën op te doen. Overleg te allen tijde met de betrokken ouders en het gastouderbureau welke oplossing de juiste én de meest realistische is!
6
2
Gezondheidsrisico’s door overdracht van ziektekiemen
Jonge kinderen vormen een kwetsbare groep. Hun afweersysteem is nog volop in ontwikkeling. Kinderen die door een gastouder worden opgevangen hebben een grotere kans om een infectieziekte op te lopen dan kinderen die thuis verblijven. Via andere kinderen en bijvoorbeeld door het gebruik van gezamenlijk speelgoed komen zij vaker en al op jongere leeftijd in contact met allerlei ziekteverwekkers (micro-organismen) waartegen zij nog geen weerstand hebben opgebouwd. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat in een omgeving van drie of meer kinderen het aantal infecties verdubbelt. In het verleden werd de verspreiding van infectieziekten voorkomen door kinderen met een infectieziekte te weren. Ervaring heeft geleerd dat uitsluitend de kinderen verwijderen geen efficiënt systeem is om epidemieën en verdere verspreiding te voorkomen. Omdat een kind infecties verspreidt in een a symptomatische fase (waarin het kind zelf nog niet ziek is) zijn goede hygiënemaatregelen noodzakelijk om onnodige overdracht van ziektekiemen tegen te gaan. Bij 25 % van de kinderen jonger dan 3 jaar verloopt geelzucht (hepatitis A) totaal klachtenvrij. Besmette kinderen kunnen de ziekte verspreiden, zonder dat de omgeving hier weet van heeft. Diarree kan een indicatie zijn voor hepatitis A. Intiem contact, verzorging en spelactiviteiten, gekoppeld aan onvoldoende hygiënisch gedrag, worden vandaag de dag als belangrijkste oorzaak van verspreiding van infectieziekten gezien.
2.1
Gezondheidsrisico’s door micro-organismen
Wat zijn micro-organismen? Micro-organismen komen overal voor: op de huid, op meubelen, op gebruiksvoorwerpen, in de lucht, in water, op en in voedsel. Tot de micro-organismen behoren bacteriën, virussen, schimmels en gisten. Micro-organismen zijn voor het blote oog onzichtbaar. De meeste soorten zijn onschuldig of zelfs nuttig. Een aantal micro-organismen is ziekteverwekkend. Als de mens hiermee in aanraking komt kan hij ziek worden. Of iemand ziek wordt hangt van een drietal factoren af. Allereerst is de hoeveelheid microorganismen waarmee iemand besmet wordt van belang. Ten tweede speelt het ziekmakend vermogen (de virulentie) van het micro-organisme een belangrijke rol. Of besmetting uiteindelijk tot een infectie leidt is mede afhankelijk van de derde factor: de conditie van de persoon. Een bepaalde besmetting kan bij de ene mens ziekte veroorzaken, de ander voelt zich niet lekker en een derde heeft nergens last van. Baby’s en jonge kinderen hebben een verminderd weerstandsvermogen en zijn hierdoor gevoeliger voor infecties dan volwassenen. Kinderen worden doorgaans niet alleen sneller ziek, maar de gevolgen kunnen ook veel ernstiger zijn. Dat baby’s bijzonder kwetsbaar zijn heeft onder meer te maken met het feit dat de maagzuurproductie pas na ongeveer 6 maanden goed op gang komt. Voor die tijd is de maaginhoud minder zuur dan die van een volwassene. Een zure omgeving zorgt ervoor dat micro-organismen niet kunnen uitgroeien of zelfs afsterven. Zolang de zuurgraad van de maaginhoud te laag is, is de kans op infectie bij besmetting groot! Onder gunstige omstandigheden kunnen micro-organismen uitgroeien tot grote aantallen. Om zich te vermeerderen hebben ze vocht en voedsel (bijvoorbeeld vuil, huidschilfers, stof) nodig. De
7
snelheid waarmee ze groeien is afhankelijk van de temperatuur. Bij een temperatuur tussen de 10°C en 50°C zijn de omstandigheden ideaal. Een goede hygiëne is er op gericht om besmetting te voorkomen en het aantal schadelijke micro-organismen tot een minimum te beperken, om zo kinderen minder snel én minder ernstig ziek te laten worden. Hoe verspreiden micro-organismen zich? Micro-organismen kunnen zich op de volgende manieren verspreiden; via de handen, via de lucht (via druppels door aanhoesten, huidschilfers of stof), via water en voedsel, via voorwerpen zoals speelgoed, de closetpot, een deurkruk of beddengoed, via lichaamsvloeistoffen (braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed), via dieren.
2.2
Persoonlijke hygiëne
Iedere mens draagt ontelbare al dan niet ziekmakende micro-organismen bij zich. Om de verspreiding van deze micro-organismen naar andere mensen tegen te gaan is een goede persoonlijke hygiëne belangrijk. De gastouder kan bij de verzorging van de kinderen de micro-organismen van het ene kind overbrengen naar een ander kind. Daarom is voor hen een goede persoonlijke hygiëne extra belangrijk. Het komt in de praktijk regelmatig voor dat de handen van kinderen met een washandje worden schoongewreven. Hoewel deze methode geschikt is voor het verwijderen van zichtbaar vuil zoals verf, is dit geen alternatief voor het wassen van de handen om verspreiding van ziektekiemen te voorkomen. Als er één washandje voor meerdere kinderen gebruikt wordt, kunnen ziektekiemen via het washandje van kind tot kind overgebracht worden. Wanneer washandjes daarnaast na gebruik enige tijd blijven liggen, zullen hierin aanwezige ziektekiemen, zich in een rap tempo vermenigvuldigen. Het washandje wordt zodoende een reële besmettingsbron. Handhygiëne Ziektekiemen worden veelal via de handen overgedragen. Een goede handhygiëne door de gastouder, maar ook door de kinderen, is één van de meest effectieve manieren om besmettingen te voorkomen. Wanneer moet je de handen wassen? Voor het aanraken en bereiden van voedsel, voor het eten of voor het helpen bij eten, voor wondverzorging Na hoesten, niezen en snuiten, na toiletgebruik, na het verschonen van een kind, na contact met lichaamsvochten zoals speeksel, snot, braaksel, ontlasting, wondvocht of bloed, na buiten spelen, na contact met vuil textiel of de afvalbak, na schoonmaakwerkzaamheden. Om risico’s uit te sluiten is het van belang dat de handen op de juiste plaats gewassen worden. Wanneer de gastouder of kinderen na toiletbezoek de handen in de keuken wassen, bestaat de kans dat de knop van de kraan met ziektekiemen verontreinigd raakt. Als daarna de knop wordt aangeraakt als de gastouder haar handen wast voordat ze boterhammen gaat smeren, kunnen de handen bij het dichtdraaien van de kraan besmet raken. Via de boterhammen krijgen de kinderen de ziektekiemen uiteindelijk binnen. Handen wassen doe je als volgt;
gebruik stromend water
maak de handen nat en neem vloeibare zeep
wrijf de handen over elkaar en zorg ervoor dat water en zeep over de gehele handen worden verdeeld
8
-
spoel de handen al wrijvend af onder stromend water
-
droog de handen af met een schone droge handdoek, gebruik liefst papieren handdoeken
Handen wassen is een lastig en tijdrovend klusje. In de praktijk blijkt dat handen vaak onzorgvuldig worden gewassen. Menigeen houdt de handen even onder stromend water waarbij het gebruik van zeep ‘vergeten’ wordt. De veronderstelling dat verontreinigingen zo afdoende verwijderd worden, is onjuist. Omdat ziektekiemen onzichtbaar zijn is het resultaat optisch niet te beoordelen. Deskundigen gaan er van uit dat de handen gedurende minimaal tien seconden met water en zeep gewassen moeten worden. Wanneer zijn wegwerphandschoenen raadzaam? Het is raadzaam wegwerphandschoenen te dragen als er een kans bestaat dat je in aanraking komt met eventueel besmette lichaamsvochten zoals ontlasting met bloed, wondvocht of bloed. Hiermee voorkom je dat jezelf besmet wordt. De handschoenen hoeven niet steriel te zijn. Na gebruik van wegwerphandschoenen moeten deze worden weggegooid. De handen moeten daarna met water en zeep gewassen worden. Persoonlijke verzorging Wondvocht en bloed kunnen een gevaarlijke besmettingshaard zijn. In wondvocht zijn per definitie ziektekiemen aanwezig. Via bloed kan hepatitis B en bijvoorbeeld het HIV-virus worden overgedragen. Zorg dat open wondjes altijd zijn afgedekt met een waterafstotende pleister. Onder lange nagels, kunstnagels en geschilferde of gebrokkelde nagellak kunnen microorganismen zich hechten en vermeerderen. Door nagels kort te knippen en het gebruik van kunstnagels te vermijden wordthet risico tot een aanvaarbaar niveau teruggebracht. Hoest- en niesdiscipline Ziektekiemen uit de neus, mond en keel kunnen zich op verschillende manieren verspreiden. Door hoesten en niezen worden ziektekiemen in onzichtbare speekseldeeltjes verspreid in de lucht. Als deze vochtdruppeltjes door een ander worden ingeademd, nestelen de ziektekiemen zich bij deze persoon in de neus, mond, keel of longen met mogelijk ziekte tot gevolg. Wanneer de hand voor de mond wordt gehouden, kan daarna besmetting optreden door de besmette handen. Bij kinderen voorkomende ziektes als kinkhoest, waterpokken en een aantal vormen van hersenvliesontsteking worden verspreid via kleine, in de lucht zwevende vochtdruppeltjes afkomstig uit de neus- en keelholte van het zieke kind. Door alert te zijn op een goede hoesthygiëne kan worden voorkomen dat kinderen onnodig ziek worden. Een andere verspreidingsweg is via snot of slijm. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een kind dat een snottebel wegveegt en met het vuile handje speelgoed vastpakt. Via het ‘besmette’ speelgoed kan een ander kind op een later tijdstip geïnfecteerd raken. Door kinderen in hun gedrag te corrigeren en zelf alert te zijn door snottebellen tijdig weg te vegen kan onnodige verspreiding van ziektekiemen worden voorkomen. Bij het snuiten van de neus komen er ziektekiemen op de zakdoek en de handen. Hergebruikte zakdoeken zijn een onderschatte besmettingsbron. In een warme (broekzak) en vochtige omgeving gedijen micro-organismen erg goed. Bij hergebruik van de vuile zakdoek is er een kans dat besmetting via de handen wordt overgedragen.
2.3
Infectieziekten
Iemand die besmet is met een infectieziekte, draagt ziektekiemen bij zich. Voor veel ziektes geldt dat de besmetting al heeft plaatsgevonden voor dat de persoon in kwestie daadwerkelijk ziek
9
wordt. Het is zodoende nooit uit te sluiten dat de gastouder of één van haar gezinsleden kinderen besmet. Het is vanuit infectieziekten preventie doorgaans niet noodzakelijk dat kinderen thuis blijven. Bij ziekte zijn strikte hygiënemaatregelen aan te raden. Een aantal infectieziekten worden verspreid via pus of vocht. Denk daarbij aan een loopoor, vocht uit waterwratten of vocht uit blaasjes van een koortslip. Weren van kinderen Voor de meeste infectieziekten geldt dat besmetting al plaatsgevonden heeft voordat de diagnose wordt gesteld. Eventuele besmetting heeft dan al plaatsgevonden voordat het kind daadwerkelijk ziek wordt. Bescherming van de gezondheid van de andere kinderen zal dan ook zelden een reden zijn om het kind niet toe te laten. Het weren van zieke kinderen is alleen nodig bij enkele zeer ernstige infectieziekten. Overleg met de GGD kan wenselijk zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan kinderen die met geelzucht van vakantie terug komen en dus nog geen andere kinderen hebben kunnen besmetten. Wering is altijd van toepassing op kinderen met buiktyfus, paratyfus, bloederige diarree en open TBC. Het tijdelijk opschorten van de opvang In een aantal uitzonderlijke gevallen kan het nodig zijn om (tijdelijk) geen kinderen door de gastouder of in de woning waar gastouderopvang plaats vindt op te (laten) vangen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de gastouder of één van de gezinsleden van de gastouder met geelzucht van vakantie terug komt en dus nog geen kinderen heeft kunnen besmetten. De opvang moet tijdelijk opgeschort worden als de gastouder of één van de gezinsleden van de gastouder buiktyfus, paratyfus, bloederige diarree of open TBC heeft. Dit zal te allen tijde in overleg met de GGD gebeuren.
2.4
Verschonen/ sanitair
Het verschonen van een baby brengt risico’s met zich mee vanwege het directe contact met ontlasting. Er is een aanzienlijke kans dat het kind, de verzorger of de omgeving besmet raakt met bacteriën. Omdat in een woning voor het verschonen van baby’s geen speciale verschoonruimte is, zal de gastouder extra alert moeten zijn om te voorkomen dat via deze handeling ziektekiemen verspreid worden. Kinderen dienen op een speciaal daarvoor bestemde plek verschoond worden. Verschonen en voedselbereiding moeten strikt gescheiden gebeuren. Daarnaast is het van belang dat er maatregelen getroffen worden om het verschoonkussen schoon te houden. In principe is het niet nodig het verschoonkussen te desinfecteren. Zorgvuldig huishoudelijk schoonmaken is voldoende. Alleen bij vervuiling met bloed of bloederige diarree moet gedesinfecteerd worden met alcohol 70%. Toilethygiëne Ontlasting kan ziektekiemen bevatten waardoor handen en sanitair besmet kunnen raken. Besmetting van handen komt veel voor en daardoor eveneens besmetting van alle contact oppervlakken rondom het toilet. Dit zijn oppervlakken die na toiletbezoek met de handen worden aangeraakt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de spoelknop, de kraan, de handdoek, de lichtschakelaar of de deurkruk. Besmette oppervlakken kunnen fungeren als overdrachtsmedium. Op een later tijdstip kunnen langs deze weg overgebrachte ziektekiemen via hand-mondcontact infecties te weeg brengen.
10
Om er voor te zorgen dat kinderen hun handen wassen nadat ze naar het toilet zijn geweest, zal een gastouder op dit punt extra alert moeten zijn of deze afspraak daadwerkelijk door de kinderen nageleefd wordt. Tanden poetsen Een tandenborstel kan besmet raken door een vuile beker of een vervuilde tandenborstelhouder. Als een tandenborstel niet goed wordt uitgespoeld kunnen ziektekiemen op de borstel achter blijven. Achtergebleven micro-organismen (tandplak) kunnen uitgroeien en in de borstel aanwezige voedingsresten bederven. Wanneer hij na gebruik niet kan drogen, groeien microorganismen uit. Ziektekiemen kunnen van borstel naar borstel overgebracht worden als bijvoorbeeld meerdere borstels met de haren tegen elkaar of met de borstel naar beneden in één beker worden opgeborgen. Omdat ziektekiemen vaak in mond en keelholte vertoeven en tandvlees tijdens het poetsen kan gaan bloeden, moet worden voorkomen dat kinderen andermans tandenborstel gebruiken. Voedselveiligheid Om de gezondheid van kinderen te kunnen waarborgen, is het van belang dat een aantal maatregelen rondom voedingsverzorging worden getroffen die er toe leiden dat de veiligheid van de door de gastouder verstrekte voeding gegarandeerd is. Het hebben van een voedselveiligheidsplan is voor gastouders geen wettelijke verplichting. Dat neemt niet weg dat het voor de hand ligt dat het gastouderbureau in samenspraak met de gastouder na gaat, welke maatregelen noodzakelijk zijn. Uit metingen van de koelkasttemperatuur in bijvoorbeeld kindercentra blijkt dat de capaciteit van koelkasten die bedoeld zijn voor huishoudelijk gebruik nogal eens ontoereikend is. Door het intensieve gebruik van de koeling, de deur van de koelkast gaat in een kindercentrum heel vaak openen dicht, loopt de temperatuur vaak op tot boven de 7°C waardoor micro-organismen kans zien snel uit te groeien. Van te warm bewaarde producten neemt de houdbaarheid snel af. De op de verpakking vermelde houdbaarheidsdatum klopt dan niet meer! In een koelkast kan de temperatuur variëren. De koudste plek vind je onder in de koelkast. In de opbergvakken in deur daarentegen is het warmst. Bewaar flesvoeding daarom nooit in de deur! De voedingsverzorging begint bij de aankoop van levensmiddelen en het vervoer naar de woning. Eenmaal thuis moet aandacht besteed worden aan een goede opslag van levensmiddelen. Kritische punten zijn het bewaren, bereiden en verstrekken van voeding. Tenslotte moet er aandacht besteed worden aan het opruimen en de afwas. De temperatuur van levensmiddelen is van groot belang voor de houdbaarheid en de veiligheid van levensmiddelen. De verwerking en bereiding van voeding moet op een hygiënisch verantwoorde manier gebeuren. Voeding kan tijdens het verwerken en bereiden besmet raken. Dit kan onder meer doordat er op een verontreinigende ondergrond wordt gewerkt. Ook kan besmetting via keukenmateriaal plaats vinden. Bij de aankoop van keukenmateriaal wordt minder vaak in overweging genomen dat keukenmateriaal goed te reinigen moet zijn. Neem nu een staafmixer. Een apparaat dat gebruikt wordt voor het pureren van voeding voor de meest kwetsbare groep (de allerkleinsten). Wanneer de staaf niet demontabel is zalmen bij het reinigen van het apparaat over het algemeen spaarzaam met water omgaan. Het resultaat
11
is dat de staven vaak onvoldoende schoon zijn. Een wat duurder exemplaar heeft een afneembare staaf die zelfs eventueel machinaal gereinigd kan worden. Als keukenmateriaal beschadigd raakt kan dit goed schoonmaken belemmeren. Het is dan van belang dat het snel vervangen wordt. Veel rauwe voedingsmiddelen (zoals vlees) bevatten ziektekiemen. Een goede scheiding tussen rauw en bereid voedsel is daarom van groot belang. Om gezondheidsrisico’s te voorkomen is een goede verhitting erg belangrijk. Door rauwe producten tot minimaal 75°C te verwarmen sterven de in de voeding aanwezige microorganismen. Ook bij gastouders moet het beleid er op gericht zijn dat voeding niet besmet raakt. Door het verschonen en de voedselbereiding strikt te scheiden kunnen risico’s uitgesloten worden. Een goede handhygiëne is bij de voedselbereiding van cruciaal belang. Zuigelingenvoeding Gezien de kwetsbare gezondheid van baby’s moet bij de bereiding van flesvoeding de nadruk liggen op een goede hygiëne. Daarnaast moet de voeding op een juiste wijze bewaard worden en moeten resten weggegooid worden. Poedervormige zuigelingenvoeding is een kwetsbaar product. Aangelengd met water is het een goede voedingsbodem voor bacteriën. Het moet daarom altijd gekoeld worden bewaard. Zuigelingenvoeding dient bij de gastouder in poedervorm aangeleverd te worden. Afgekolfde moedermelk moet tijdens het vervoer naar de woning waar gastouderopvang plaats vindt koel gehouden worden. Bij de gastouder moet de moedermelk in de koelkast bij 4ºC bewaard worden. Moedermelk die diepgevroren wordt meegebracht kan het beste in de koelkast ontdooien. Resten van eenmaal verwarmde moedermelk moeten weggegooid worden. Om te voorkomen dat een kind ziek wordt van in de fles of speen achtergebleven etensresten van de vorige voeding, moet veel aandacht aan het reinigen en uitkoken van flessen en spenen besteed worden. Bacteriën in achtergebleven restjes kunnen zich namelijk vermeerderen die vervolgens de baby weer kunnen infecteren. Bewaar de schone flessen op hun kop, zet ze op een schone handdoek zodat er geen water in achterblijft. Hierdoor neemt de kans op uitgroei van eventueel achtergebleven micro-organismen af. Voedselallergie en –intolerantie Door voedselallergie en voedselintolerantie ontstaan ongewenste reacties na het eten van bepaalde voedingsmiddelen. Consumptie van het voedingsmiddel waar de voedselallergie en voedselintolerantie voor bestaat, inclusief de producten waar het betreffende voedingsmiddel als ingrediënt in is gebruikt, geeft gezondheidsklachten. Deze klachten kunnen zeer ernstig zijn. Om te voorkomen dat een kind met een voedselallergie of voedselintolerantie gezondheidsklachten krijgt, is het noodzakelijk dat het een dieet volgt. Het voedingsmiddel waar de allergie voor bestaat (koemelk bijvoorbeeld), mag immers niet meer (of bij intolerantie slechts in beperkte hoeveelheid) in de voeding voorkomen. Daarom is het van belang dat bekend is wat de samenstelling van de verstrekte voeding is. Afhankelijk van de ernst van de intolerantie of allergie moeten extra voorzorgsmaatregelen zoals het gebruik van apart bestek en dergelijke genomen worden. Zorg ervoor dat de gezondheidskenmerken van kinderen bekend zijn. Bepaal in samenspraak met de ouder/verzorger van het kind welke maatregelen noodzakelijk zijn.
12
3
Gezondheidsrisico’s als gevolg van het binnenmilieu
Het is van groot belang dat kinderen verblijven in ruimten met een gezond binnenmilieu. Een gezond binnenmilieu betekent dat de lucht schoon en fris is en weinig stofdeeltjes en microorganismen bevat. Ook de temperatuur en de vochtigheid van de lucht mogen niet te laag of te hoog zijn. Een gezond binnenmilieu voorkomt dat kinderen onnodig ziek worden. Wanneer er onvoldoende aandacht aan een gezond binnenmilieu wordt besteed, kan dit leiden tot bijvoorbeeld een onbehaaglijk gevoel, hoofdpijn, prikkeling van ogen, neus of keel, allergieën, luchtwegontstekingen en andere infecties of vergiftigingen. De in dit hoofdstuk beschreven factoren zijn daarbij van belang.
3.1
Ventilatie
Voldoende ventilatie is een voorwaarde voor een gezond binnenmilieu. Als een ruimte bedompt ruikt voor iemand die binnenkomt, is dat een indicatie dat de ventilatie onvoldoende is. Bij onvoldoende ventilatie kunnen onder meer de volgende klachten optreden: hoofdpijn, irritaties aan ogen of slijmvliezen en astmatische klachten. Doordat in slecht geventileerde ruimten onnodig veel ziektekiemen in de lucht aanwezig zijn, neemt ook de kans op infectieziekten toe. Als een kind kinkhoest heeft dan verspreidt deze bacterie zich na hoesten via kleine, in de lucht zwevende vochtdruppeltjes die afkomstig zijn uit de neus en mond van het besmette kind. Hoe meer er gehoest wordt, hoe hoger het aantal bacteriën in de lucht. Deze zogenaamde aërosolen blijven tot acht uur in een ruimte zweven. Ventileren Ventileren is het voortdurend verversen van lucht. Buitenlucht vervangt daarbij de binnenlucht die verontreinigd wordt door het continu vrijkomen van vocht, gassen, geurstoffen, microorganismen en zwevende deeltjes microstof (vaak fijn stof genoemd). Luchten Luchten is het in korte tijd verversen van alle verontreinigde binnenlucht door het wijd openzetten van ramen of deuren. Afhankelijk van de windsnelheid is minder dan een kwartier luchten meestal al voldoende om de lucht in een ruimte te verversen. Luchten levert maar een kortdurende verbetering van het binnenmilieu. In de meeste gevallen is de temperatuur binnen tien minuten weer op peil. Luchten is geen vervanging voor ventilatie. Luchten is belangrijk op momenten dat er extra veel verontreiniging verspreid worden zoals tijdens het stofzuigen of opmaken van bedjes en bijvoorbeeld tijdens bewegingsspelletjes. Luchten is ook ‘s ochtends vroeg nodig als er ‘s nachts niet geventileerd is. Ventilatievoorzieningen en ventilatiegedrag Ruimten kunnen op twee manieren geventileerd worden. Er kan sprake zijn van natuurlijke ventilatie (ramen, roosters of deuren) of mechanische ventilatie. Waar geluidsoverlast de mogelijkheden tot ventileren beperkt (denk bijvoorbeeld aan een slaapkamer die aan een doorgaande weg grenst), kan ventilatie met geluidsisolatie aangebracht worden. Een dergelijke suskast moet ook regelmatig van binnen gereinigd worden. Een goede ventilatie vereist een luchtstroom van tenminste 25 kubieke meter per uur per aanwezige persoon. Deze lucht moet afkomstig zijn van buiten omdat de buitenlucht normaal
13
gesproken veel schoner is dan de binnenlucht. Een forse luchtstroom kan gemakkelijk leiden tot klachten over tocht. Tocht is hinderlijk maar niet gevaarlijk. Hoe groter de afstand tussen de aanwezigen en de ventilatieopeningen,des te minder tocht. Het helpt ook de luchtstroom te verdelen over zo veel mogelijk ventilatieopeningen.
3.2
Temperatuur- en vochtbalans
De behaaglijkheid in een ruimte is onder andere afhankelijk van de temperatuur en vochtigheid van de lucht. Door in een ruimte te verblijven komt veel vocht vrij. In een vochtige omgeving kan condens optreden. Dit maakt groei van huisstofmijten, schimmels en bacteriën gemakkelijker. Gezondheidseffecten die kunnen optreden zijn ontsteking van het neusslijmvlies (hooikoortsachtige verschijnselen), infecties van de luchtwegen, astma of eczeem. Temperatuur Om gezondheidsklachten te voorkomen moet gestreefd worden naar een goede temperatuur. In een huiskamer is dit 20°C. In ruimten waar kinderen verblijven mag de temperatuur niet lager zijn dan 17°C en niet hoger dan 27°C. Voor slaapkamers is 17°C de optimale temperatuur. Hier mag de temperatuur nooit lager zijn dan 15°C, anders treedt er condensatie op. Bij condensatie trekt vocht in poreus materiaal zoals matrassen, wat aantrekkelijk is voor schimmels. In een slaapkamer mag de temperatuur niet hoger dan 25°C zijn. Om condensvorming te voorkomen geldt als algemene regel dat temperatuurschommelingen van meer dan 5°C voorkomen moeten worden. Om te voorkomen dat matrasjes vochtig worden waardoor groei van schimmels en huisstofmijt op kan treden, is het van belang dat er aandacht is voor de temperatuur in slaapvertrekken. Door een thermometer op te hangen kan eenvoudig afgelezen worden of de ruimte door het ventilatiegedrag niet te veel afkoelt. De ervaring van temperatuur is zeer persoonsgebonden. Terwijl de ene persoon al bij 24°C loopt te puffen, voelt de ander zich bij deze temperatuur juist prettig. Wanneer het gevoel bestaat dat de temperatuur in een ruimte structureel te hoog is, is het handig om gedurende enkele weken de thermometer af te lezen en de temperatuur te noteren. Als blijkt dat de temperatuur gedurende deze periode vaak te hoog is, moeten maatregelen overwogen worden. Het spreekt voor zich dat wanneer er in de zomerperiode sprake van een hittegolf is, maatregelen nauwelijks zinvol zijn. Bij warm weer is nachtventilatie belangrijk om vocht af te voeren, omdat het dan buiten koeler is dan binnen. In de zomer is een te hoog vochtgehalte ook wat te verlagen door in de ochtend de zon de ruimte te laten opwarmen en daarna te luchten. Vochtbalans Binnen zijn er veel bronnen van vocht zoals wasdrogers, dweilwater, planten, maar ook de aanwezige personen. Daarnaast kunnen bouwkundige gebreken (lekkage of doorslag, optrekkend vocht, water in de kruipruimte) vochtproblemen veroorzaken. Vochtproblemen ontstaan als de vochtproductie niet in balans is met de afvoer van vocht via ventilatie. Het luik naar de kruipruimte mag geen gat hebben en moet op rubberstrips liggen zodat er geen kieren zijn. Deze eis dient om te voorkomen dat vocht, schimmels en radon uit de kruipruimte in de verblijfsruimten komen. Radon is een radioactief gas dat ontstaat uit natuurlijke stoffen in de bodem en in bouwmaterialen. Koude oppervlakken trekken vocht aan (condens). Dit veroorzaakt een toename van huisstofmijten en schimmels en hun allergenen. Kinderen kunnen overgevoelig zijn voor allergeen van huisstofmijten. Dit kan gepaard gaan met astma of eczeem. Huisstofmijten
14
leven vooral in matrassen, kussens, beddengoed, vloerbedekking, in de stoffering van meubels en in andere textiele voorwerpen zoals knuffels, maar ook wel op stoffige plekjes en op ruwe wanden. De hoeveelheid mijtenallergeen in textiel is vooral afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid vocht en de wasfrequentie. Langdurig beslagen ruiten met enkelglas of kortdurend beslagen ruiten met dubbelglas, vochtplekken of schimmels op de muur, vochtminnend ongedierte zoals pissebedden, zilvervisjes of slakken duiden op een te hoge luchtvochtigheid. Om de relatieve luchtvochtigheid te meten is het noodzakelijk dat er een (bij voorkeur digitale) hygrometer is. Op een hygrometer kan de luchtvochtigheid afgelezen worden. Een niet-digitale hygrometer moet ten minste eens per jaar geijkt worden. Wikkel hem in een goed vochtige doek. Na een uur moet de hygrometer 95% aanwijzen. Stel hem zo nodig bij en herhaal de procedure. Een optimale relatieve luchtvochtigheid ligt tussen de 40% en 60%. Een lagere vochtigheid heeft een nadelige invloed op de slijmvliezen. Dit kan leiden tot irritatie van ogen, neus en keel, en tot verminderde weerstand tegen infecties. Kinderen met luchtwegaandoeningen kunnen hierdoor extra klachten hebben. Ook neemt de kans op griep toe doordat Influenza virussen langer leven in droge lucht. Hoe groter het verschil tussen binnen en buitentemperatuur is, hoe droger de lucht binnen wordt. Door dit mechanisme worden in de winter veel ruimten te droog. Hang geen waterbakjes aan radiatoren. Groei van algen en andere micro-organismen in waterbakjes kunnen gezondheidsklachten teweeg brengen. Door een hogere vochtigheid kan de overlevingsduur van andere bacteriën en virussen (in tegenstelling tot Influenza die langer leeft in droge lucht) in de lucht toenemen. Ook is een hoge luchtvochtigheid bevorderlijk voor schimmels en mijten. Een gezonde slaapomgeving heeft te maken met verschillende aspecten. Je moet hierbij denken aan gezondheidsrisico’s als gevolg van het binnenmilieu: de temperatuur (niet te warm, niet te koud), de ventilatie (gezonde lucht) en gezondheidsrisico’s door overdracht ziektekiemen (voldoende schoonmaakmaatregelen). Voor actuele informatie over wiegendood kunt u terecht op: www.wiegendood.nl.
3.3
Binnenlucht
De binnenlucht bevat vele stoffen die de gezondheid kunnen schaden. De gastouder moet daarom op de hoogte zijn waar die stoffen vandaan komen en hoe een te intensieve blootstelling te vermijden valt. Als er twijfel bestaat over de kwaliteit van de binnenlucht, raadpleeg dan een deskundige. Stoffering Voorwerpen van textiel zoals vloerkleden, gordijnen, matrassen, boxkleden en gestoffeerd meubilair vormen een belangrijke bron van allergenen. Allergenen zijn stoffen die een allergische reactie kunnen veroorzaken zoals astma of allergisch eczeem. Veel kinderen zijn overgevoelig voor allergenen, vooral van huisstofmijten en huisdieren, maar ook wel voor huidschilfers van andere mensen. Allergenen zijn vooral schadelijk voor kinderen die een allergie hebben. Maar ook gezonde kinderen kunnen door contact met allergenen allergieën ontwikkelen. Gezien de gezondheidsrisico’s van verhoogde allergeengehalten, is het raadzaam om in ruimten waar kinderen verblijven deze gehalten zo laag mogelijk te houden. Vooral baby’s verblijven langdurig dichtbij allergeenbronnen. Om de woning waar gastouderopvang plaats vindt toegankelijk te maken voor kinderen met allergieën is het raadzaam een deskundige te raadplegen. In de woning waar gastouderopvang plaats vindt kunnen huisdieren aanwezig zijn. Ook als dat niet zo is kunnen hun allergenen worden verspreid via de kleding van mensen die thuis huisdieren hebben. Ook komen allergenen
15
binnen via tweedehands spullen (denk aan banken of knuffels) uit huizen met huisdieren. Stofzuigen verwijdert wel een deel van de allergenen, maar is niet afdoende om textiele voorwerpen allergeenarm te maken. Een gladde vloer(bedekking) heeft met het oog op het verwijderen van stof en allergenen de voorkeur. Linoleum is doorgaans de beste keus. Glad afgewerkt kurk kan ook geschikt zijn. Rook Bij verbranding van tabak of wierrook ontstaat veel rook. Rook bestaat uit gassen en vaste deeltjes microstof, een mengsel van honderden verschillende schadelijke stoffen. Deze stoffen hebben een nadelige invloed op de luchtwegen en de longen van zowel de roker als die van de meeroker. Stoffigheid De inrichting van de ruimten moet het mogelijk maken ze gemakkelijk schoon te houden. Een goede keuze en opstelling van meubilair en een goede schoonmaak voorkomen het ontstaan van stofnesten. Werkzaamheden en activiteiten kunnen veel stof doen opwaaien. Zwevende stofdeeltjes vormen een risico voor de gezondheid (luchtwegklachten bijvoorbeeld), meer nog dan een zichtbaar laagje stof of een stofnest. Bij het wissen van een schoolbord kan veel stof vrijkomen. Door het gebruik van een natte spons in plaats van een droge wisser, wordt voorkomen dat stof in de ruimte terecht komt. Laat de spons na gebruik drogen. Daarnaast is er stofvrij krijt te koop. Een alternatief, het white board, heeft als bezwaar dat de stiften veel sterk geurende oplosmiddelen afgeven. Verf, lijm en spuitbussen In veel verf, lijm en spuitbussen zitten oplosmiddelen (vluchtige organische stoffen) die tijdens het gebruik verdampen. Deze stoffen kunnen irritatie van slijmvliezen, hoofdpijn en vermoeidheid veroorzaken. Dit geldt ook voor middelen die bedoeld zijn om verfvlekken of lijmresten te verwijderen. Het gebruik van spuitbussen in een kleine ruimte kan leiden tot explosiegevaar. Spuitbussen verspreiden een nevel die gemakkelijk in de longen terecht kan komen en die zeker niet bevorderlijk is voor de gezondheid. Verbrandingsproducten Vuur heeft een ongunstige invloed op het binnenmilieu: vuur produceert verbrandingsgassen en roetdeeltjes. Die gassen en deeltjes zijn nadelig voor de gezondheid. Vooral een gasoven of een geiser zonder afvoerkanaal verspreiden binnen veel verbrandingsproducten. Ook koken op gas beïnvloedt het binnenmilieu negatief. Wanneer er in de woning waar gastouderopvang plaats vindt open verbrandingstoestellen (een ouder type geiser of verwarmingsketel dat voor de verbranding lucht aanzuigt uit de binnenruimte) aanwezig zijn, komen de verbrandingsproducten vaak tijdelijk naar binnen. De oorzaak kan zijn dat de wind in de afvoerpijp blaast of dat in de buurt van de ketel een mechanische afzuiging zit. Zo kunnen kinderen aan verbrandingsproducten worden blootgesteld. Er bestaat bij deze toestellen onder andere kans op koolmonoxide vergiftiging. Koolmonoxide is een reukloos gas dat dodelijk kan zijn. Asbest Asbest vormt een risico als er vezeltjes in de lucht komen door beschadiging. Bij niet hechtgebonden asbest is dat nauwelijks te voorkomen. Dit moet daarom altijd vervangen worden, zowel met oog op de gezondheid als om wettelijke redenen. Hechtgebonden asbest is veilig zolang het niet beschadigd wordt en hoeft niet verwijderd te worden. Bij klussen e.d. treden
16
soms toch beschadigingen op. Verwijdering van asbest moet voldoen aan vele voorschriften. Laat tenminste een inventarisatie en beoordeling uitvoeren door een gecertificeerd bedrijf. Schadelijke stoffen via ventilatie Ook de ventilatievoorzieningen zelf kunnen het binnenmilieu negatief beïnvloeden. Vuilophoping kan de doorgang belemmeren en de kwaliteit van de toegevoerde lucht aantasten. Als de mechanische ventilatie niet het gewenste resultaat oplevert dient onderzocht te worden of de capaciteit van de mechanische ventilatie voldoende is. Zonder onderhoud vermindert de capaciteit met jaarlijks wel 10%.
3.4
Geluidshinder
Geluidsoverlast kan gezondheidsproblemen tot gevolg hebben. Het gaat dan vooral om hinder, slaapverstoring en stress. Dit heeft gevolgen voor het welbevinden van kinderen en is daarmee van invloed op de gezondheid. Geluidsoverlast kan ontstaan door bijvoorbeeld verkeer (auto’s, trams, treinen, vliegtuigen), industrie of bouwwerkzaamheden. Het is van belang dat kinderen kunnen spelen en slapen in een rustige omgeving. Dat betekent dat de slaapruimten stil moeten zijn en dat de woning - zowel binnen als buiten - niet te lawaaiig mogen zijn.
3.5
Leidingwater
Sommige waterleidingen zijn nog van lood. Loden buizen zijn aangebracht tot ongeveer 1960. Ze zijn dik, grijs, en vaak kronkelig en gedeukt. Water dat stilstaat in een loden leiding neemt lood op. Na een uur kan het water al veel lood bevatten. Dergelijk water vormt vooral een risico bij het maken van flesvoeding voor zuigelingen. Maar ook voor andere kinderen is water met lood eigenlijk ongeschikt voor consumptie. Lood is ongunstig voor het functioneren van de hersenen. Doorspoelen van leidingen voorafgaand aan het tappen van water helpt niet in alle situaties. Het is raadzaam om loden leidingen te vervangen, ook al is het niet verplicht. De kosten zijn in principe voor de eigenaar van het pand. Soms is er subsidie te verkrijgen.
3.6
Huisdieren
Veel kinderen zijn overgevoelig voor huisdieren (hond 12%, kat 8%). Vanuit hygiënisch oogpunt is het daarom niet wenselijk dat er in ruimten waar kinderen verblijven dieren gehouden worden. De enige uitzondering hierop zijn vissen, mits het water goed wordt schoongehouden. In het water van vissen kunnen algen groeien. Sommige soorten algen kunnen allergische reacties uitlokken. Kinderen met astma kunnen allergische reacties ontwikkelen als ze in contact komen met visvoer. Niet alleen het dier zelf kan overgevoeligheidsreacties uitlokken maar ook het voer en hun omgeving (hooi en stro). Ook een bezoek aan een kinderboerderij kan gezondheidsrisico’s tot gevolg hebben.
3.7
Planten
Sommige planten kunnen door hun sap, geur of stuifmeel een allergische reactie uitlokken. Anderen verzamelen door hun harige bladen veel stof. Ook de pot en de grond moet schoon worden gehouden om stofophoping en schimmelgroei te voorkomen. Wees alert bij het samenstellen van (veld-)boeketten. Veel allergeen stuifmeel wordt verspreid door planten met onopvallende groenige aren, bloemetjes of trossen meeldraden zoals allerlei grassoorten, onkruiden en de bloesem van diverse bomen zoals de berk, cipres, els, hazelaar en plataan. In
17
iets mindere mate geldt dit ook voor beuk (inclusief haagbeuk en hopbeuk), ceder, es, eik jeneverbes, liguster, tamme kastanje, thuja en taxus. Planten met allergenen die beter vermeden kunnen worden: sterk allergenen planten zoals primula en ficus benjamin, sterk geurende planten zoals het fresia, hyacint en citroengeranium, planten met veel stuifmeel zoals bloeiende takken van berk of hazelaar.
3.8
Schoonmaken
Schoonmaken is een activiteit waarbij zichtbaar en onzichtbaar materiaal (vuil) verwijderd wordt. Doorefficiënt reinigen worden de meeste micro-organismen verwijderd. Door verwijdering van vuil haal je de voedingsbodem weg, zodat de kans op uitgroei van micro-organismen afneemt. Dwarrelende stofdeeltjes kunnen ademhalingsmoeilijkheden opleveren voor astmapatiënten. Door goed schoonmaken wordt het aantal stofdeeltjes verlaagd. Om de hoeveelheid allergenen en huisstofmijten in textiel te reduceren, moet textiel regelmatig op 60°C gewassen worden. Dit geldt niet alleen voor beddengoed maar ook voor bijvoorbeeld boxkleden, verkleedkleren en knuffels. In een normale situatie is goed en regelmatig reinigen voldoende om besmettingsrisico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken. De frequentie waarmee gereinigd moet worden is afhankelijk van de snelheid en de mate van vervuiling van de verschillende ruimten. Huishoudelijk reinigen Voor reinigen gelden de volgende principes: •
zichtbare verontreinigen moeten direct verwijderd worden
•
omdat oppervlakken, hulpmiddelen en materialen door gebruik onzichtbaar besmet kunnen raken, is periodiek reinigen noodzakelijk.
De praktijk leert dat risico’s die ontstaan niet zozeer een gevolg zijn van een gebrek aan kennis over hygiëne, maar vooral te wijten zijn aan het niet zorgvuldig toepassen daarvan. Ziektekiemen kunnen verspreid worden via handcontactpunten zoals kranen, lichtknopjes, deurkrukken en doorspoelknoppen. Het is daarom van belang dat er extra aandacht aan het reinigen van handcontactpunten wordt besteed. Desinfecteren van materialen In situaties waarin een verhoogd risico op besmetting verwacht kan worden, kan desinfectie toegepast worden. Er is dan sprake van een zogenaamde medische indicatie. Desinfectie is nodig als: •
een oppervlak met bloed verontreinigd is (bijvoorbeeld uit bloedneus of wondjes)
•
verontreiniging heeft plaatsgevonden door bloederige diarree
•
in bijzondere situaties (zoals bij een epidemie) op advies van de GGD
Desinfectie is alleen afdoende, wanneer er eerst goed huishoudelijk gereinigd is. Een desinfectans moet strikt volgens voorschrift gebruikt worden. De juiste volgorde van handelingen bij gebruik van chloortabletten, een juiste dosering, voldoende inwerktijd en goed naspoelen en drogen, zijn bepalend voor de effectiviteit en veiligheid van het proces. Alcohol 70% Oppervlakken kleiner dan 1/2 m2 zoals een aankleedkussen, speelgoed of de thermometer kunnen na huishoudelijk reinigen met alcohol 70% gedesinfecteerd worden. Laat het oppervlak na desinfectie aan de lucht drogen.
18
Chloortabletten Voor grotere oppervlakken kunnen chloortabletten gebruikt worden. Omdat de gewenste dosering afhankelijk is van de te bestrijden ziekte, moet hieromtrent overleg met de GGD plaatsvinden. Bleekmiddel is ongeschikt als desinfectans. Gebruik alleen wettelijk toegelaten desinfectie middelen. Dettol, lysol en lyortol mogen niet worden gebruikt.
19
4
Gezondheidsrisico’s als gevolg van het buitenmilieu
Om de gezondheid van de kinderen te kunnen waarborgen is het van belang dat kinderen op momenten dat ze buiten zijn, niet aan omstandigheden worden blootgesteld, die schade aan hun gezondheid kunnen berokkenen. In dit hoofdstuk zullen een aantal aspecten besproken worden, waar rekening mee gehouden kan worden. De vraag in hoeverre omgevingsfactoren de gezondheid nadelig beïnvloeden, is niet eenvoudig te beantwoorden. Dit heeft onder meer te maken met het feit dat ziekte door vele factoren wordt bepaald. Daarbij blijkt de milieu-invloed vaak moeilijk te meten en soms niet of nauwelijks te beïnvloeden. Toch kunnen een aantal omgevingsfactoren benoemd worden, die invloed hebben op de gezondheid. Voor meer informatie over luchtverontreiniging, bodemverontreiniging, geluid en stank en de gevolgen daarvan voor de gezondheid kan men in veel gevallen terecht bij de lokale GGD.
4.1
Planten en steken of beten door ongedierte
Planten met allergeen stuifmeel Verspreiders van allergeen stuifmeel zijn: Planten; planten met onopvallende groenige aren, bloemetjes of trossen meeldraden zoals allerlei grassoorten, onkruiden. Bomen; de berk (het meest), cipres, els, hazelaar en plataan. In iets minder mate geldt dit ook voor beuk (inclusief haagbeuk en hopbeuk), ceder, es, eik jeneverbes, liguster, tamme kastanje, thuja en taxus, of voor kleine hoeveelheden bloeiend onkruid of gras. Indien er allergische klachten optreden bij kinderen zou de bron hier gezocht kunnen worden. Steken door bijen of wespen en tekenbeten Steken en beten van ongedierte kunnen gezondheidsrisico’s tot gevolg hebben. Wanneer kinderen buiten spelen bestaat de kans dat ze door een bij of wesp gestoken worden. De steken zijn pijnlijk en kunnen allergische reacties tot gevolg hebben. Ook tekenbeten zijn niet uit te sluiten. Tekenbeten kunnen de ziekte van Lyme veroorzaken. De ziekte van Lyme is een veel voorkomende ziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie die door teken wordt overgebracht. Teken zijn kleine spinachtige insecten die in struikgewas en bomen voorkomen. Om zich te voeden bijt een teek zich vast in de huid van een mens of dier en zuigt zich vol met bloed. Twintig tot dertig procent van de teken in Nederland zijn geïnfecteerd met deze bacterie. Behandeling tekenbeet Na een tekenbeet moet de teek met een tekenpincet (met draaiende beweging) verwijderd worden. De wond moet met jodium of alcohol 70% gedesinfecteerd worden. Informeer ouders bij tekenbeten zodat ze alert zijn op symptomen die wijzen op de ziekte van Lyme. Het eerste symptoom is een rode plek die na een week tot een maand op de plaats van de tekenbeet ontstaat. In een later stadium gaat de ziekte gepaard met griepachtige verschijnselen. Tijdig behandelen met antibiotica voorkomt ernstige complicaties. Behandeling bijen- of wespensteek Mocht een kind gestoken worden dan dient als volgt gehandeld te worden:
20
•
verwijder na een bijensteek de angel direct met een pincet, knijp niet in de angel, zo wordt extra gif in het lichaam gestuwd. Zuig het gif met een speciaal daarvoor bedoeld spuitje uit het wondje
•
koel het wondje om zwelling tegen te gaan. Dep met verdunde ammonia (10%) na een bijensteek. Dep met verdunde ammonia (10%) of azijn na een wespensteek
4.2
Hygiëne in zandbakken
Zand van (buiten)zandbakken kan op verschillende manieren verontreinigd zijn. In zandbakken worden allerlei biologische verontreinigingen aangetroffen. Het gaat hierbij voornamelijk om etensresten en natuurlijk materiaal zoals bladeren, paddenstoelen en gras. Deze verontreinigingen zijn op zich niet gevaarlijk. Er is wel een risico dat muizen, ratten en vogels op de etensresten afkomen, waardoor uitwerpselen in het zand terechtkomen. Ook uitwerpselen van honden en katten kunnen in het zand terecht komen. Ontlasting van honden en katten kunnen spoelwormen bevatten. Als er eitjes van spoelwormen via de ontlasting van honden of katten in het zand terecht komen kan dat niet alleen vervelende maar soms ook ernstige gezondheidsklachten veroorzaken. Ziekteverschijnselen kunnen zijn griepachtige klachten, koorts, buikklachten en prikkelhoest. Er kunnen long- en leverklachten optreden. Bij kinderen met een allergische aanleg kunnen astmatische klachten eerder tot uiting komen. Het is zodoende van belang dat wordt voorkomen dat kinderen langs deze weg besmet raken. Omdat het zand ook onopgemerkt vervuild kan zijn, wordt aangeraden een aantal werkafspraken rondom het gebruik van zandbakken te maken. Om gezondheidsrisico’s in te perken is het belangrijk dat preventieve maatregelen worden getroffen. De belangrijkste maatregel is het weren van katten en honden uit de zandbak. Het komt regelmatig voor dat het aanbrengen van een net geen optie is vanwege overlast door vandalisme. Als dat het geval is moet het zand voor gebruik gecontroleerd worden op eventueel aanwezige verontreinigingen. Uitwerpselen van honden en katten moeten met ruim zand eromheen worden weggeschept. Wanneer er in het zand uitwerpselen van honden of katten worden aangetroffen, die er langer dan 3 weken in hebben gelegen (na een vakantieperiode bijvoorbeeld), is verschonen van het zand noodzakelijk. Daarnaast is het verschonen van de zandbak nodig wanneer het zand zichtbaar vuil is.
4.3
Klimaat
Kinderen spelen gedurende het hele jaar buiten. Op momenten dat de weersomstandigheden extreem zijn, kan dit nadelige gevolgen hebben voor de gezondheid van de kinderen. Als kinderen in de zon spelen kunnen ze verbranden. Langdurige blootstelling aan UV straling kan huidkanker tot gevolg hebben. Ook is niet uit te sluiten dat een kind een zonnesteek oploopt. Warmtestuwing ontstaat doordat het lichaam zijn warmte niet goed kwijt kan ondanks overvloedig zweten. Het verlies van veel water en zouten bedreigt de functie van o.a. de hersenen. Dan kan de huid bleek worden en het zweten stoppen, waardoor de lichaamstemperatuur oploopt tot boven 40°C. Dit heet een zonnesteek en is een levensbedreigende situatie. De aandoening kan gepaard gaan met verwardheid, hoofdpijn, slapte, epileptische aanvallen, en bewusteloosheid. Een zonnesteek moet zo spoedig mogelijk door een arts of in een ziekenhuis behandeld worden. Eerste hulp bij warmtestuwing of een zonnesteek: schaduw zoeken en het slachtoffer afkoelen met koud water. Door overmatig zweten kan een zouttekort ontstaan. Geef slokjes water en een snuifje zout.
21
Bouillon of dunne soep is ook goed. Bedek de blote huid met natte, koele doeken. Maak de doeken om de vijf minuten opnieuw nat. Een ventilator kan voor extra afkoeling zorgen. Een ander risico is uitdroging. Bij extreme hitte is het van groot belang dat kinderen extra drinken omdat ze veel vocht verliezen. In de winter daarentegen kan de gezondheid geschaad worden door onderkoeling of bevriezing. Het is van belang dat tijdens bijvoorbeeld een wandeling onderkoeling bij baby’s wordt voorkomen. Ook kan een lage temperatuur gevaar opleveren als kinderen lange tijd buiten (in de sneeuw) spelen.
4.4
Bodemverontreiniging
Op talloze plaatsen in Nederland bevat de bodem stoffen die daarin van nature niet, of in veel lagere concentraties voorkomen. Meestal heeft dat geen problemen voor de gezondheid tot gevolg. Wanneer een woning is gebouwd op verontreinigde grond kan dit in sommige situaties gevolgen hebben voor de gezondheid van kinderen. De belangrijkste weg waardoor kinderen iets van een eventuele verontreiniging binnenkrijgen is door het inslikken van grond als ze spelen. Daarom wordt er bij de risico’s van personen aan bodemverontreiniging van uitgegaan dat alleen de bovenste laag van de grond van belang is. De belangrijkste risicogroep, via deze blootstellingroute, vormen kinderen (1-4 jaar) omdat zij rechtstreeks in contact komen met de bodem en tijdens het spelen daadwerkelijk verontreinigde bodemdeeltjes inslikken (hand-mond-contact). Verder kunnen verontreinigingen via de voedselketen een rol spelen. Hierbij moet gedacht worden aan het eten van verontreinigde gewassen of van verontreinigd voedsel van dierlijke aard. Tenslotte moet worden voorkomen dat kinderen in aanraking komen met bestrijdingsmiddelen. Als er aanwijzingen voor bodemverontreiniging zijn zal een deskundig onderzoek verricht moeten worden. Raadpleeg bij twijfel de GGD.
4.5
Luchtverontreiniging
De buitenlucht rondom de woning waar de kinderen opgevangen worden moet van goede kwaliteit zijn. Er is steeds lucht van buiten nodig voor het verversen van de binnenlucht. De mate van verontreiniging van de buitenlucht bepaalt daarmee het basisniveau van de kwaliteit van de binnenlucht. Er gelden wettelijke normen (luchtkwaliteitseisen) voor de mate van luchtverontreiniging, o.a. voor stoffen in uitlaatgassen van verkeer. Op veel plaatsen langs drukke wegen worden normen overschreden. Als de woning waar gastouderopvang plaats vindt in een gebied ligt waar dat het geval is, moeten er, als daar aanleiding toe is, in samenspraak met een medisch milieukundige onderzocht worden of extra voorzieningen getroffen kunnen worden om de kwaliteit van de binnenlucht te waarborgen.
4.6
Stankoverlast
Door stankoverlast kan ernstige hinder ontstaan. Het gaat hierbij dan vooral om aantasting van het welzijn. Dit kan ertoe leiden dat de gastouder er voor kiest minder of niet met de kinderen naar buiten te gaan. Ook kan stankoverlast het ventilatiegedrag negatief beïnvloeden. Dit is een reden om ook hier alert op te zijn.
22
5
Gezondheidsrisico’s als gevolg van (het uitblijven van) medisch handelen
Als het kind geneesmiddelen nodig heeft gedurende het verblijf bij de gastouder zullen de ouders hun ‘zeggenschap’ over de toediening van de medicamenten over willen dragen aan de gastouder. Doordat kinderen gedurende een langere aaneengesloten periode bij de gastouder kunnen verblijven is niet uit te sluiten dat het noodzakelijk is dat medische handelingen worden uitgevoerd. Dit kan enerzijds te maken hebben met (chronisch) zieke kinderen, of een gevolg zijn van een ongeluk (EHBO). Om de gezondheid van de kinderen te kunnen waarborgen is het van groot belang dat de geneesmiddelen op een juiste wijze verstrekt worden en medisch handelen op een verantwoorde wijze plaatsvindt.
5.1
Geneesmiddelenverstrekking
In principe moeten er bij gastouders geen medicamenten verstrekt worden tenzij er een medische noodzaak bestaat vanuit de gezondheidstoestand van het kind. Niet alle geneesmiddelen kunnen toegediend worden door de gastouder. Er zijn diverse medische handelingen die alleen door gekwalificeerde beroepsbeoefenaren zoals een arts of verpleegkundige uitgevoerd mogen worden. Het toedienen van een injectie is bijvoorbeeld voorbehouden aan deze beroepsbeoefenaren. Gastouders mogen geen injecties geven, ook niet als de ouders het zelf wel doen, tenzij ze hiervoor opgeleid zijn. Dit is geregeld in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG). Indien er een verschil lijkt te bestaan tussen het doktersvoorschrift en de bijsluiter, overleg dan eerst met de ouders. Bij twijfel het geneesmiddel nooit toedienen! Kinderen kunnen allergisch reageren op toegediende medicamenten. Zo kan een medicijn als penicilline een allergische reactie teweeg brengen. Daarom is het van belang dat een nieuw geneesmiddel/zelfzorgmiddel altijd eerst thuis gebruikt wordt. Om problemen te voorkomen moeten de medicijnen volgens doktersvoorschrift gedoseerd worden. Tenslotte dient rekening gehouden worden met het bewaarvoorschrift van het geneesmiddel/zelfzorgmiddel. Op het moment dat kinderen naar de gastouder gebracht worden is het doorgaans een drukte van jewelste. Als ouders op dat moment mondeling aangeven dat er medicijnen verstrekt moeten worden, is niet uit te sluiten dat er misverstanden ontstaan. De toediening van medicamenten moet met de nodige zorgvuldigheidsmaatregelen omkleed worden. Het is daarom goed om ouders een ‘overeenkomst medicijnverstrekking’ te laten invullen. De gastouder heeft zo de mogelijkheid om op het moment dat de medicatie verstrekt moet worden, nog eens rustig na te lezen wat van hen verwacht wordt. Als er twijfels rijzen met betrekking tot het verstrekken van medicijnen moet dit altijd met de ouder kortgesloten worden. Zo mag er bijvoorbeeld geen onduidelijkheid bestaan met betrekking tot de opdracht die door ouders gegeven wordt. Het is van belang dat de naam en het telefoonnummer van de huisarts van de kinderen bekend zijn. Omdat er geen garantie is dat die arts te allen tijde bereikbaar is (artsen met een eenmans praktijk gaan tenslotte ook op vakantie) kan het handig zijn om met een in de directe omgeving van het de woning waar de gastouderopvang plaats vindt gehuisveste arts af te spreken dat hij/zij bij calamiteiten geraadpleegd mag worden.
23
Niet alle geneesmiddelen kunnen toegediend worden door de gastouder en de gastouder mag niet zomaar medische handelingen uitvoeren. De zogenoemde ‘afgeleide medische handelingen’ (zoals een vingerprik om de bloedsuiker te bepalen bij kinderen met diabetes) bijvoorbeeld, zijn handelingen die de gastouder alleen kan verrichten als men vooraf geïnstrueerd is. Ook in geval van calamiteiten is het van belang dat de gastouder weet hoe te handelen.
5.2
Medische dossiers
Om de gezondheid van de kinderen te kunnen waarborgen is het van groot belang dat de geneesmiddelen op een juiste wijze verstrekt worden en medisch handelen op een verantwoorde wijze plaatsvindt. Om dit goed te kunnen doen zijn medische dossiers van kinderen onmisbaar. In deze medische dossiers worden gegevens bijgehouden van kinderen. Denk hierbij aan: •
Ziekten/aandoeningen
•
Allergieën
•
Evt. informatie over behandeling/ medicijnen
•
Gegevens huisarts
•
Vaccinatiegegevens
•
……………………..
5.3
Medisch handelen
Medische handelingen zijn in een drietal categorieën in te delen. Categorie 1: voorbehouden handelingen. De zogenoemde ‘voorbehouden handelingen’ (zoals het injecteren van een medicament) zijn handelingen die, bij ondeskundige uitvoering, (ernstige) risico’s met zich mee brengen. Deze handelingen mogen alleen door (para-) medisch bevoegd personeel verricht worden. Categorie 2: niet-voorbehouden handelingen Dit zijn handelingen die niet voorbehouden zijn maar waarvan de uitvoering met de nodige zorgvuldigheid omkleed moet zijn. Deze zogenoemde ‘afgeleide medische handelingen’ (zoals een vingerprik om de bloedsuiker te bepalen bij kinderen met diabetes) zijn handelingen die de gastouder in principe wel zou kunnen verrichten, mits men goed geïnstrueerd is. Categorie 3: eenvoudige handelingen Hierbij gaat het om de ‘huis-, tuin-, en keukenhandelingen’ zoals verzorgen van schaafwondjes en verwijderen van pleisters, het toedienen van medicijnen anders dan injecties. Dit zijn handelingen die in principe zonder problemen door de gastouder uitgevoerd kunnen worden.
5.4
Huid- en wondverzorging
Kinderen met huidaandoeningen hebben vaak wondjes en lopen daardoor een groter risico op infecties. Wanneer een kind een klein open wondje heeft, moet infectie voorkomen worden. Omdat open wondjes door wondvocht of bloed tot besmetting van de omgeving kunnen leiden, is afdekken van wondjes raadzaam. Stoffen pleisters zijn vanuit hygiënisch oogpunt alles behalve ideaal. Na contact met water raakt de pleister doordrenkt waardoor bloed of
24
wondvocht via de natte pleister verspreid kan worden. Kies daarom voor niet-water doorlatende pleisters.
5.5
Hoe om te gaan met bloed?
In bloed kan een virus aanwezig zijn zoals het Hepatitis B of Hepatitis C-virus of het HIV-virus. Besmetting met deze virussen vindt bij kinderen in de regel voor, tijdens of kort na de geboorte plaats. De meeste kinderen hebben geen klachten en vaak is niet eens bekend dat ze besmet zijn. Via bloed-bloed-contact kunnen de virussen op anderen worden overgedragen. Bij bloedbloed-contact komt het bloed van de ene persoon direct in contact met het bloed van een andere persoon. Dit is bijvoorbeeld het geval als iemand zich prikt aan een gebruikte injectienaald. Dit kan gebeuren tijdens een wandeling in het park. Verder kan niet worden uitgesloten dat besmetting met bloed overdraagbare ziekten tijdens bijvoorbeeld wondverzorging plaats vindt. De kans op besmetting is klein en besmetting vindt niet plaats als de huid intact is. Ook als een kind een ander kind tot bloedens toe bijt is er een risico op het overdragen van bloed overdraagbare aandoeningen. Behandeling Spoel bij bloedcontact de wond goed uit en desinfecteer de wond met betadine jodium. Bel daarna (binnen 24 uur) de huisarts of de GGD en vraag of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
25
6
Aanvullende gezondheidsinformatie
In dit deel van de gezondheidsinformatie worden een aantal onderwerpen besproken die niet in de inventarisatielijst terug komen. Omdat het onderwerpen betreft, waar regelmatig vragen over worden gesteld, is er voor gekozen om ze hier kort aan te stippen.
6.1
Gezonde voeding
Gezond eten levert een belangrijke bijdrage aan een gezond leven. Het kan het risico verkleinen op chronische ziekten, zoals hart en vaatziekten, diabetes en een aantal vormen van kanker. Een gezond eetpatroon is ook de basis voor een gezond gewicht. In het algemeen geldt een gevarieerd eetpatroon met weinig verzadig vet en volop groente en fruit als gezond. Elk voedingsmiddel levert verschillende voedingsstoffen in verschillende hoeveelheden. Door gevarieerd te eten, is de kans het grootst dat het lichaam voldoende van alle voedingsstoffen opneemt. De basisvoeding die het Voedingscentrum aanbeveelt, zorgt voor voldoende voedingsstoffen. Deze kenmerkt zich door een ruime hoeveelheid brood, aardappelen, rijst of pasta en groente en fruit, aangevuld met melk en kaas, vlees, vis of eieren, en een kleine hoeveelheid halvarine of margarine. Verder is voldoende vocht van belang.
6.2
Luizen en ongedierte
Ongedierte levert een gevaar voor de gezondheid op door verspreiding van ziekteverwekkende micro-organismen. Vaak is het onvoldoende om alleen verdelgingswerkzaamheden uit te voeren. Doorgaans moeten er ook bouwkundige en hygiënische maatregelen en maatregelen met betrekking tot de opslag van producten genomen worden. Wanneer het nemen van maatregelen niet afdoende is, moet bestrijding plaatsvinden. Dit moet veelal gebeuren door een professioneel bedrijf. Hoofdluis Hoofdluizen zijn kleine grauwe beestjes die leven van mensenbloed. De eitjes (neten) zitten aan de haren vastgekleefd. Hoofdluis zit meestal achter de oren, in de nek of onder het haar en veroorzaakt jeuk. Hoofdluis komt zowel bij kinderen als bij volwassenen voor en heeft niets te maken met een slechte hygiënische verzorging. Luizen zijn overlopers. Door met de haren tegen elkaar aan te komen, kan de luis van het ene hoofd naar het andere overlopen. Jonge kinderen hebben hierdoor meer kans op hoofdluis. Ook kunnen de beestjes zich in kleding (onder meer kragen van jassen) en beddengoed bevinden. Hoofdluizen veroorzaken in principe alleen maar jeuk. Bij de eerste besmetting treedt de jeuk pas na één of twee weken op. Voor zover bekend dragen hoofdluizen geen ziektes over. Door krabben kunnen korstjes op de hoofdhuid ontstaan, waardoor infecties optreden. Hoofdluizen zijn te bestrijden met een speciale luizenkam of een daarvoor bestemde hoofdlotion of shampoo. Om te voorkomen dat luizen via jassen overlopen, kunnen de zogenaamde luizencapes uitkomst bieden.
26
Kakkerlakken Kakkerlakken komen in de hele wereld voor. Vooral keukens vormen een aantrekkelijke verblijfplaats voor verschillende soorten kakkerlakken. De aanwezigheid van deze insecten in keukens is ongewenst omdat ze ziektekiemen kunnen verspreiden. Leefwijze; Kakkerlakken eten alles, wat ook mensen tot voedsel dient. Bij ons voorkomende kakkerlakken vindt men vooral op plaatsen waar hoge temperaturen en een hoge luchtvochtigheid heersen. Door de speciale vorm van de poten zijn ze in staat om op gladde oppervlakken te lopen en aldus naar hogere verdiepingen door te dringen. Kakkerlakken kunnen door hun vrij platte lichaam goed in smalle spleten kruipen. Overdag bevinden zij zich in hun schuilplaatsen. ‘s Avonds komen zij hieruit vandaan en gaan op zoek naar voedsel. Wering; Indien alle naden en kieren en de verbindingen met andere delen van het gebouw worden afgedicht, wordt de kans op verspreiding van de kakkerlakken aanzienlijk verkleind. Daarnaast is het belangrijk dat de kakkerlakken voedsel wordt ontnomen. Dit kan bereikt worden door een zorgvuldige schoonmaak en door het bewaren van levensmiddelen in de koeling of in afsluitbare voorraadbussen. Door de temperatuur, vooral in de keuken, niet boven de 20°C te laten komen worden de levensomstandigheden voor kakkerlakken ongunstig. Bestrijding; Sommige insecticiden mogen slechts door beroepsbestrijders worden toegepast. Komen de kakkerlakken incidenteel voor dan kan er gebruik worden gemaakt van de kakkerlakken lokdoos. De lokdoos bevat geen insecticiden en kan op elke plaats worden toegepast. Muizen en ratten Muizen en ratten behoren tot de knaagdieren die praktisch alle voedingsmiddelen van de mens aanvreten. Muizen en ratten verontreinigen voedingsmiddelen met uitwerpselen en urine en verspreiden ziektekiemen. Wering; Controleer of ramen en deuren goed sluiten en zorg dat gaten in aanwezige roosters niet groter zijn dan 5 millimeter. Dicht naden en kieren rond aan- en afvoerbuizen, luchtroosters en leidingen en dergelijke goed af. Bewaar voedsel nooit los of in geopende zakken. Houd de vloer van magazijnen e.d. vrij van producten. Leeg vuilnisbakken alvorens ‘s avonds het pand te verlaten. Bestrijding; De bestrijding van muizen kan het beste gebeuren door professionele bestrijders, omdat op sommige plaatsen resistentie geconstateerd is tegen verschillende bestrijdingsmiddelen. 5.2.4 Vliegen Sommige vliegen zijn schadelijk omdat ze ziektekiemen verspreiden. Vliegen leven van het voedsel waar ze op af komen. Via hun poten en haren voeren ze bacteriën, die in uitwerpselen van dieren zitten, mee. Vliegen kunnen o.a. bacteriën die ziekten zoals Tyfus, Dysenterie en Cholera overbrengen. Wering; Bij de wering van de vliegen moeten mogelijke voortplantingsplaatsen worden behandeld met insecticide. Afvoerputjes, gootstenen, stankafsluiters en plaatsen waar water blijft staan en niet regelmatig gereinigd wordt zijn bekende broedplaatsen. Bovendien moet afval één of meerdere malen per dag uit de keuken verwijderd worden. De toegang tot de woning moet met behulp van horren en deuren zoveel mogelijk verhinderd worden. Bestrijding; Met behulp van insecticide of elektrische vliegendoders kunnen vliegen bestreden worden.
27
7
Preventieve maatregelen ten behoeve van de veiligheid.
Kind valt van de trap af •
Plaats boven en onder aan de trap een veiligheidshekje.
•
Leg geen spullen op de trap.
•
Gebruik geen loopstoeltje.
Advies: kinderen mogen niet alleen op de trap. Kind valt aan de zijkant van de trap •
Balustrade plaatsen van minimaal 1 m hoogte.
•
Balustrade stevig bevestigen.
•
Balustrade verhogen naar minimaal 1 m.
•
Ruimte tussen balustrade en trap verkleinen.
•
Opstapmogelijkheden verwijderen.
•
Huidige balustrade vervangen door een balustrade met verticale spijlen.
Kind valt doordat het niet bij de trapleuning kan •
Aanbrengen van een extra kinderleuning op 60 cm hoogte aan de muurkant.
Advies: kinderen mogen niet alleen op de trap. Kind valt doordat de trapleuning niet goed vast zit •
Leuning aan muursteunen bevestigen.
•
Loszittende muursteunen opnieuw in de muur vastzetten.
•
Nieuwe leuningen plaatsen.
Kind glijdt van de leuning en valt •
Obstakels aanbrengen die glijden ontmoedigen.
Advies: stoer gedrag niet tolereren. Kind struikelt over een kapotte trede •
Traptreden die kapot zijn repareren.
•
Trapbekleding vastzetten of geheel verwijderen of vervangen.
•
Dektrede vervangen van geheel uitgesleten traptrede.
Kind glijdt uit op een gladde trede •
Antislipstrip langs trapneuzen aanbrengen.
•
Antislip coating op stenen treden aanbrengen.
•
Trapbekleding vervangen.
Kind klimt in of door de balustrade en valt •
Balustrade met een spijlafstand groter dan 10 cm afschermen met bijv. een plaat (bij voorkeur multiplex, 18 mm dik).
•
Balustrade met een spijlafstand groter dan 10 cm vervangen door een type met een spijlafstand van 10 cm of minder.
Kind raakt bekneld tussen de treden van een open trap •
Open trap vervangen door een dichte trap.
28
•
Extra latjes aan de achterkant van de trap maken, zodat de opening kleiner wordt.
Kind raakt bekneld tussen de spijlen van de balustrade •
Balustrade met een spijlafstand groter dan 10 cm afschermen met een plaat.
•
Balustrade met een spijlafstand groter dan 10 cm vervangen.
Kind struikelt over een oneffenheid •
Losse vloerbedekking en vloermatten vastzetten of vervangen.
•
Op- en afstapjes markeren bijv. door stickers, verf of antislipstrip.
•
Geen losse snoeren, hiervoor een kabelgoot aanbrengen.
Advies: laat geen losse voorwerpen op de grond slingeren. Kind glijdt uit over natte vloer •
Buiten bij de voordeur een rubberen mat of metalen rooster met opvangbak plaatsen.
•
Binnen bij de voordeur een goede voetenmat neerleggen.
•
Binnen bij de voordeur een droogloopzone aanbrengen.
•
Schoonmaakregime aanpakken, bijv. ander schoonmaakmiddel of andere tijden.
•
Stroevere tegels laten leggen.
Advies: niet rennen in de gang. Kind glijdt uit over gladde vloer •
Vloerkleed vastleggen.
•
Kind krijgt zijn vingers tussen de deur
•
Veiligheidsstrip tot minimaal 1.20 m hoogte aanbrengen.
•
Deurbuffer plaatsen.
•
Voor deuren die open mogen blijven staan kan een deurklem of wig onder de deur worden geplaatst.
•
Bij deuren die op een kier mogen blijven staan kan een deurblok worden gebruikt.
Kind bezeert zich aan een oneffenheid •
Schroeven en spijkers tot 1.50 m hoogte verwijderen.
•
Uitstekende delen afschermen.
Kind botst tegen kapstokhaak •
Kapstokhaken afschermen met een plank.
Kind krijgt zijn vingers tussen de deur •
Veiligheidsstrip tot minimaal 1.20 m hoogte aanbrengen.
•
Deurbuffer plaatsen.
•
Voor deuren die open mogen blijven staan, kan een deurklem of wig onder de deur worden geplaatst.
•
Bij deuren die op een kier mogen blijven staan, kan een deurblok worden gebruikt.
Kind valt door glas in deur •
Voor laag doorlopende ruiten bij voorkeur veiligheidsglas gebruiken (laten plaatsen door ISO gecertificeerd bedrijf).
•
Laag doorlopende ruiten markeren, bijv. met stickers.
•
Vensterglas van laag doorlopende ruiten voorzien van veiligheidsfolie.
•
Vensterglas of draadglas van laag doorlopende ruiten afschermen met een balk/plank of kunststof plaat.
29
•
Huisregels bepreken, bijv. geen geintjes en pesterijen bij ramen.
Kind valt door ruit •
Voor laag doorlopende ruiten bij voorkeur veiligheidsglas gebruiken (laten plaatsen door isogecertificeerd bedrijf).
•
Laag doorlopende ruiten markeren, bijv. met stickers.
•
Vensterglas van laag doorlopende ruiten voorzien van veiligheidsfolie.
•
Vensterglas of draadglas van laag doorlopende ruiten afschermen met een balk/plank of kunststof plaat.
•
Huisregels bepreken, bijv. geen geintjes en pesterijen bij ramen.
Kind verbrandt zich aan hete radiator/buizen, open haard of allesbrander/kachel •
Geen bedden naast de verwarming plaatsen.
•
Radiator afschermen met omkasting van gaatjesboard.
•
Buizen afschermen met isolatiebuizen.
•
Open haard of kachel afschermen met een hekje.
•
Voldoende loopruimte creëren bij radiatoren, kachels e.d.
Advies: open haard of kachel niet laten branden als er kleine kinderen in de buurt zijn. Advies: oudere kinderen leren wat het gevaar is van open haarden en kachels. Advies: niet spelen met vuur/de open haard. Kind botst of valt tegen radiator •
Radiator afschermen door achterkant bank ertegen te plaatsen.
•
Voldoende loopruimte creëren bij radiatoren.
•
Voldoende loopruimte creëren bij radiatoren (opstelling ruimte wijzigen).
•
Ledenradiator afschermen met omkasting van gaatjesboard.
Kind komt met hand klem te zitten tussen de radiator •
Ledenradiator afschermen met omkasting van gaatjesboard.
Kind eet sigaretten of medicijnen •
Advies: sigaretten of medicijnen mogen niet in het huis rondslingeren.
Kind stopt kleine voorwerpen (kraaltjes, steentjes e.d.) in de mond •
Kleine voorwerpen verwijderen, denk ook aan munten, paperclips, harde snoepjes en speelgoed van oudere kinderen zoals knikkers en kralen.
Advies: regelmatig controleren op kleine voorwerpen. Kind struikelt over kinderwagen of andere voorwerpen die in de gang staan •
Zorgen voor voldoende bergruimte voor buggy, kinderwagen en autostoeltje.
Kind rent naar buiten •
De deur voorzien van een deurklink of draaiknop boven de 1.50 m.
•
De deur op de knip.
•
Dranger op de deur bevestigen, zodat de deur niet open blijft staan.
Kind klimt uit bed en valt •
Kinderen die wakker zijn uit bed halen.
30
•
Gebruik niet te dikke matrassen, echter minimaal 8 cm dik.
•
Zachte ondergrond naast de bedden leggen.
•
Babybed laag zetten als het kind kan zitten.
•
Geen speelgoed en knuffels in bed laten liggen die als opstapje gebruikt kunnen worden.
•
Kinderen tot 1,5 jaar in een bed met een opstaande rand van minimaal 60 cm laten slapen.
•
Kinderen tussen 1,5 jaar en 2,5 jaar in een bed laten slapen met een opstaande rand van minimaal 70 cm.
•
Oudere kinderen boven 2,5 jaar op stretchers laten slapen.
•
Kinderen tussen de 2,5 en 6 jaar nooit in het bovenste stapelbed leggen.
Kind klimt vanaf het bed uit het raam en valt •
Bed niet naast een te openen raam zetten.
•
Raam voorzien van raambeveiliger.
•
Ramen vervangen door ramen met raamsluitingen.
•
Geen opstapjes bij het raam zetten.
Kind valt uit bed doordat het de spijlen/zijwand zelf kan verwijderen. •
Kinderveilige sluiting op het bed plaatsen.
•
Kind niet in een bed met verwijderbare spijlen/zijwanden laten slapen.
Het bed valt om en het kind komt beklemd te zitten •
Stabiel bed aanschaffen.
Kind zakt door het bed heen •
Bed vervangen door een stevig bed.
•
De hoogte verstelling van het bed goed vastzetten.
Kind komt klem te zitten tussen de spijlen •
Koop een bed met spijlbreedte 4,5 – 6,5 cm.
•
Spijlen moeten doorlopen tot de bodem.
Een kind komt klem te zitten tussen het matras en de bedombouw •
Een stevig matras van minimaal 8 cm dikte gebruiken.
•
Gebruik een goed passend matras dat maximaal 2 cm kleiner is dan de bedombouw.
Gastouder stoot zich tegen bed omdat het (te)donker is in de slaapkamer •
Klein lichtje laten branden voor beter zicht.
•
Opstelling bedden en meubilair wijzigen, zodat er meer ruimte tussen de bedden is.
Kind raakt verstrikt in de koordjes van de raamdecoratie •
Bed niet naast loshangende koordjes zetten.
•
Koordjes hoog weg binden.
Baby overlijdt aan wiegendood •
Leg een baby altijd op de rug te slapen.
•
Voorkom dat een baby te warm ligt.
•
Gebruik geen dekbedje.
•
Ventileer de slaapkamer regelmatig.
•
Gebruik geen kussen, hoofd- en zijwandbeschermers, zeiltjes, tuigjes, koorden of voorwerpen van zacht plastic in bed.
31
•
Maak het bed kort op, zodat de voetjes tegen het voeteneinde liggen of gebruik een slaapzakje.
•
Niet roken waar de kinderen aanwezig zijn.
•
Rust en regelmaat.
•
Houd voldoende toezicht.
Volg de adviezen op ter preventie van wiegendood Door warmtestuwing raakt het kind oververhit •
Geen dekbed gebruiken bij kinderen onder de 2 jaar.
•
Niet te veel dekens gebruiken.
•
Kamertemperatuur meten.
•
Verwarming goed regelen.
Advies: temperatuur kinderen controleren door voelen aan de voeten of in de nekplooi. Kind komt onder de dekens of tegen zijkant terecht •
Bedje laag opmaken.
•
Kind in een slaapzak laten slapen.
•
Kussens en stootranden weghalen.
Kind verstrikt zich in een tuigje in bed •
Geen tuigjes gebruiken in bed.
Kind blijft met kleding aan knop van het bed hangen •
Knoppen en andere uitsteeksels van het bed verwijderen.
•
Geen wijde pyjama’s laten dragen.
•
Geen spenen aan koorden om de nek hangen.
Kind bezeert zich aan oneffenheid of scherpe rand van het bed •
Controleer een houten bed op splinters en verwijder deze door schuren.
•
Controleer een metalen bed op roestvorming en schuur en verf zo nodig het bed.
•
Controleer het bed op scherpe randen en hoeken, rond deze zo nodig af of zet er een beschermrand of hoekje op.
Kind in onderste stapelbed stoot hoofd tegen het bovenste bed •
Vrije ruimte tussen twee bedden is minimaal 68 cm.
•
Zacht materiaal tegen onderkant van bovenste bed maken.
Kind draait zich van aankleedtafel af •
Aankleedkussen gebruiken.
•
Baby op de grond verschonen.
•
Opstaande randen aan de zijkant van de aankleedtafel plaatsen.
Advies: altijd bij kind blijven. Kind rolt aan de achterkant van de aankleedtafel af •
Aankleedtafel tegen een muur zetten.
•
Opstaande rand aan de achterkant van de aankleedtafel maken.
Advies: altijd bij het kind blijven.
32
Kind stoot zich tegen (scherpe) hoek van de aankleedtafel •
Hoeken laten afronden.
•
Aankleedtafel uit de looproute plaatsen, opstelling ruimte wijzigen.
•
Tafelhoekjes op de hoekpunten plaatsen.
De aankleedtafel is niet stevig genoeg en het kind valt hierdoor •
Aankleedtafel op een andere ondergrond plaatsen, bijv. een plank eronder leggen.
•
De te korte poten opvullen.
•
De aankleedtafel aan de muur vastmaken.
•
Zware spullen onderin het kastje leggen.
•
De laden begrenzen, zodat ze niet te ver uitgetrokken kunnen worden of helemaal niet gebruiken.
•
Wielen blokkeren.
•
Nieuwe aankleedtafel aanschaffen.
De aankleedtafel is niet stevig en stort in •
De aankleedtafel controleren op houtrot, houtworm en/of roest en daartegen behandelen.
•
Nieuwe aankleedtafel aanschaffen.
Een opklapbare aankleedtafel klapt tijdens gebruik in •
Het bevestigingsmechanisme controleren en aandraaien.
•
Extra bevestiging plaatsen.
•
Nieuwe aankleedtafel aanschaffen.
Advies: laat geen losse voorwerpen op de grond slingeren. Gastouder struikelt over speelgoed dat op de grond is gevallen •
Klein lichtje laten branden voor beter zicht.
•
Gebruik gordijnen waardoor nog schemerlicht naar binnen komt.
•
Gedempt daglicht de kamer in laten vallen.
Advies: vloer regelmatig controleren op speelgoed en andere voorwerpen. Kind struikelt door onvoldoende licht •
Lamp vervangen voor een sterkere lamp (meer Watt).
Lamp wordt stuk gegooid en glas valt naar beneden •
Onbeschermde verlichting vervangen door armatuur met afgeschermde lampen.
Kind komt in contact met elektriciteit •
Kindveilige wandcontactdozen plaatsen.
•
Controleren of op alle groepen een aardlekschakelaar gemonteerd is.
•
Lage stopcontacten voorzien van stopcontactbeveiligers.
•
Stopcontacten boven 1.50 m hoogte plaatsen.
•
Geen losse snoeren, hiervoor een kabelgoot aanbrengen.
•
Elektrische apparaten zo opstellen dat ze niet bereikbaar zijn voor kinderen.
Kind trekt aan elektriciteitssnoer en krijgt apparaat op zich •
Snoeren door kabelgoten laten lopen.
•
Apparaten vastzetten.
33
Kind wordt aan de handen opgetild en elleboog uit de kom Advies: kind niet aan handen optillen, maar onder oksels of in de middel of onder de billen optillen. Kind eet van schoonmaakmiddel •
Schoonmaakmiddelen opbergen in een afgesloten kast.
•
Schoonmaakmiddelen opbergen in een kast met een hoge klink (minimaal 1.50 m) of slot.
•
Schoonmaakmiddelen hoog opbergen.
•
Gifwijzer of gifkaart ophangen.
•
Schoonmaken op een ander tijdstip.
Advies: kastdeur altijd afsluiten. Kind eet giftige planten •
Giftige planten verwijderen.
•
Giftige planten hoog zetten.
Kind heeft toegang tot lucifers/aansteker •
Lucifers en aanstekers opbergen in een kast of lade met slot.
•
Kinderveilige aanstekers gebruiken.
Advies: altijd opbergen na gebruik. Warme dranken (bijv. thee en koffie) van de gastouder of een ouder kind komen over een klein kind heen •
Warme dranken bewaren in thermoskannen.
•
Geen warme dranken als kinderen op schoot zitten.
•
Kopjes ver op tafel/aanrecht zetten.
•
Geen tafelkleden gebruiken, maar placemats.
Kind of gastouder struikelt over speelgoed •
Speelgoed na gebruik opruimen.
•
Voldoende bergruimte voor speelgoed creëren.
•
Loopruimte en speelruimten van elkaar scheiden.
Kind stoot zich tegen meubilair •
Voldoende loopruimte om meubilair creëren.
•
Scherpe randen en punten afronden of afschermen.
•
Tafelhoekjes plaatsen op scherpe hoekpunten.
Kinderen botsen tegen elkaar •
Ruimte anders indelen.
•
Meer vrije ruimte per kind creëren, bijv. door meubels weg te halen.
Advies: niet rennen binnen. Kind botst tegen objecten •
Ruimte anders indelen.
•
Kind in de gaten houden of het eventueel slecht ziet of motorische problemen heeft.
Advies: niet rennen binnen.
34
Kind krijgt splinter in vinger •
Meubilair regelmatig controleren op splinters.
•
Splinters van meubilair afschuren.
•
Meubilair controleren op afbladderende verf.
•
Meubels opschuren en verven.
Lamp wordt stuk gegooid en glas valt naar beneden •
Onbeschermde verlichting vervangen door armatuur met afgeschermde lampen.
Advies: binnen niet gooien met speelgoed of andere voorwerpen. Scherpe rand van speelgoed verwondt kind •
Speelgoed regelmatig controleren of het nog heel is, of scherpe randen heeft.
Kind verwondt zich aan scherp speelgoed of splinters aan speelgoed •
Speelgoed dat stuk is of waar scherpe randen aanzitten weggooien.
•
Speelgoed waar splinters aanzitten schuren.
•
Schroeven moeten verzonken zijn, liefst speelgoed dat gelijmd is gebruiken.
Kind valt door open raam of balkon •
Raam voorzien van raambeveiliger.
•
Ramen vervangen voor ramen met raamsluitingen.
•
Geen opstapjes bij het raam zetten.
Baby valt uit de box •
Opstaande rand van de box moet minimaal 60 cm zijn.
•
Box laag zetten als een baby kan zitten.
•
Zachte ondergrond naast de box leggen.
Kind klimt uit de box door op speelgoed te gaan staan •
Speelgoed dat als opstapje kan dienen uit de box halen.
•
Oudere kinderen die uit de box kunnen klimmen (vanaf 2,5 jaar) niet meer in de box zetten.
Kind zit klem tussen spijlen van de box •
Koop een box met spijlbreedte 4,5 – 6,5 cm.
Kind valt tijdens het in of uit de kinderstoel klimmen •
Stoelen kopen die stabieler zijn.
•
Kinderen onder begeleiding de stoel in en uit laten klimmen.
•
Kinderen klimles geven.
Kind valt uit een (kinder)stoel •
Doe (beweeglijke) kinderen een tuigje aan.
•
Gebruik een stoel verkleiner bij kleine kinderen.
•
Stoel met hoge rugleuning aanschaffen.
Advies: de beweeglijke kinderen naast de gastouder laten zitten. Kind valt met kinderstoel en al om, doordat het zich afzet tegen de tafel •
Zet de stoel met een haak vast aan de tafel.
•
Gebruik geen tafels met brede randen.
35
•
Bij verstelbare kinderstoelen de hoogte zo kiezen, dat de voeten niet tegen de rand gezet kunnen worden.
•
Stoel ver van de tafel af zetten.
Kast valt om en kind komt onder kast terecht •
Kast verankeren aan de muur.
•
Plaats de zwaarste dingen onderin de kast.
Advies: niet in kast klimmen, vragen als je iets van de bovenste plank wilt hebben. Kind stikt door koordje om de nek •
Koordjes en strikjes aan speelgoed mag niet langer zijn dan 22 cm.
•
Stiksel van speelgoedbeest controleren of deze niet los laat.
•
Controleren of textiel niet gaat rafelen.
Kind raakt verstrikt in de koordjes van de raamdecoratie •
Koordjes hoog wegbinden.
Kind dreigt te stikken, doordag het kleine voorwerpen in de mond stopt •
Controleer speelgoed en verwijder speelgoed dat stuk is.
•
Speelgoed met onderdelen kleiner dan 3,5 cm zijn niet toegestaan als alle kinderen jonger dan 3 jaar zijn.
•
Als er zowel oudere als jongere kinderen zijn, moet het speelgoed met kleine onderdelen in een afgesloten kast/doos worden opgeborgen.
•
Zorg dat kleine kinderen gescheiden van de grotere spelen. De groten kunnen bijv. aan de tafel spelen, zodat de kleintjes er niet bij kunnen.
•
Als er speelgoed is waar de kleintjes echt niet aan mogen komen, laat de oudere kinderen er dan mee spelen als de kleintjes naar bed zijn.
•
Als groot en klein samenspelen, dan met speelgoed van de kleintjes of speel zelf mee.
•
Laat grotere kinderen hun speelgoed na gebruik goed opruimen.
Speengedeelte wordt van fopspeen afgebeten en kind krijgt deze achter in de keel •
Spenen regelmatig controleren op scheurtjes.
•
Spenen regelmatig vervangen.
Kind verslikt zicht in stukje eten •
Per leeftijd bekijken welk eten geschikt is, niet te vroeg met hard eten starten.
•
Kinderen rustig laten eten, bijv. één bordje met partjes fruit rond geven en om de beurt laten eten.
Kind wordt door huisdier gebeten •
Huisdier afschermen in een aparte ruimte/kooi/ren.
Advies: kinderen leren omgaan met dieren. Kind zit met voet tussen wiel kinderfiets •
Driewielers mogen geen spaken hebben.
Kind valt van speeltoestel bij landing •
Bij glijbaan, schommel- en zwaaionderdelen een zachte ondergrond laten doorlopen tot 2 m in de bewegingsrichting.
•
Rul zand, boomschors of rubberen tegels aanbrengen, minimaal 1,5 m rondom het toestel.
36
•
Uitgesleten bodemmateriaal aanvullen.
•
Ingeklonken zand losharken en eventueel aanvullen.
•
Als zich een obstakel in de valbaan bevindt: obstakel verwijderen of toestel verplaatsen.
Kind valt door defect materiaal •
Onderdelen met speling opnieuw vastzetten.
•
Onderdelen met speling vervangen.
•
Wankel toestel opnieuw ingraven.
•
Wankel toestel vervangen.
•
Bij wankelen fundering laten nakijken.
•
Bij wankelen toestel opnieuw laten plaatsen.
•
Ontbrekende sporten aanbrengen.
•
Ontbrekende traptrede aanvullen.
•
Antislip op treden aanbrengen.
•
Klimtouwen van juiste dikte aanbrengen (16 - 45 mm).
•
Klimtouwen goed verankeren.
•
De uitloop van de glijgoot loopt niet horizontaal: toestel vervangen.
•
Instabiel schommelzitje vervangen door ander model.
Kind rent al spelend de straat op •
Ontbrekende omheining aanbrengen.
•
Zelfsluitend hek plaatsen.
•
Dranghek/fietsenpoortje plaatsen op rand van de stoep.
Kind doet hek open en rent de straat op •
Klink van het hek hoger plaatsen.
•
Kinderveilige sluiting op het hek plaatsen.
Het hek blijft open staan en een kind loopt de straat op •
Zelfsluitend hek plaatsen.
Kind bezeert zich aan de omheining •
Scherpe onderdelen verwijderen.
•
Kapotte planken vervangen.
•
Kapot gaas vervangen.
•
Omheining vervangen.
Kind kruipt onder de omheining en komt klem •
Ruimte tussen de onderkant van de omheining en de bodem verkleinen.
Kind kruipt tussen de spijlen door en komt klem te zitten •
Hek vervangen door een hek waarbij de afstand tussen de spijlen kleiner is, maximaal 10 cm. Bij een verschil in hoogte aan weerszijden van het hek moet de spijlafstand maximaal 9 cm zijn.
Kind klimt op de omheining en valt •
Klimmen bemoeilijken door opstapmogelijkheden te verwijderen.
•
Geen horizontale elementen in de omheining onder de 70 cm gebruiken.
•
Ander type hek plaatsen.
•
Hoger hek plaatsen, minimaal 1.20 m.
37
Kind klimt over de omheining •
Ander type hek plaatsen.
•
Klimmen bemoeilijken door opstapmogelijkheden te verwijderen.
•
Geen horizontale elementen in de omheining onder de 70 cm gebruiken.
Kind snijdt of bekneld zich •
Scharnieren afschermen.
•
Toestel vervangen.
Kind krijgt splinter in hand •
Beschadigd hout repareren.
•
Beschadigd hout vervangen.
•
Roestplekken schuren en opnieuw lakken.
Vinger van kind komt klem te zitten in holle buis •
Holle buizen voorzien van een afdichting, bijv. met een beschermdop. Snijden aan zwerfvuil in zandbak
•
Zandbak dagelijks controleren op zwerfvuil, ook in verband met struikelen.
•
Zandbak dagelijks afdekken (wel zorgen voor ventilatie openingen).
Kind verwondt zich aan scherpe rand van speeltoestel •
Beschadigd hout repareren.
•
Beschadigd hout vervangen.
•
Roestplekken schuren en opnieuw lakken.
•
Uitstekende schroeven laten verzinken.
•
Uitstekende schroeven voorzien van een (nieuwe) bescherming, bijv. een beschermdop.
•
Uitstekende schroeven vervangen door afgeronde siermoeren.
•
Afgebroken onderdelen verwijderen.
•
Afgebroken onderdelen vernieuwen.
•
Toestel vervangen.
•
Handgrepen met afrondingsstraal van minder dan 20 mm vervangen.
Beknellen van vingers bij schommel •
Ketting vervangen als schakelopening groter is dan 6 mm.
•
Ketting op grijphoogte van hoesje voorzien (bijv. binnenband of tuinslang) als schakelopening groter is dan 6 mm.
Kind botst tegen kind op de schommel •
Schommel verplaatsen als deze in de looproute staat.
•
Hekje om schommel plaatsen.
•
Een zitje weghalen als de afstand tussen de zitjes kleiner is dan 30 cm + 1/5 van de schommellengte (lengte van het touw of de ketting).
•
Het toestel vervangen als de afstand tussen zitje en paal kleiner is dan 20 cm + 1/5 van de schommellengte (lengte van het touw of de ketting).
•
Zwaar zitje vervangen door lichtgewicht type van kunststof.
Kind botst tegen een speeltoestel •
Toestel verplaatsen als het te dicht bij obstakel of ander toestel staat.
Kind botst tegen een fiets •
Fietsen in fietsenrekken plaatsen.
38
•
Voldoende fietsenstallingen plaatsen.
•
Degelijke fietsenstallingen plaatsen.
•
Het fietsenrek een goede plaats geven.
•
Spelmateriaal voor buiten opruimen.
Stoten tegen rand van de zandbak •
Beschadigde rand repareren.
•
Ruwe rand glad maken.
•
Rand van de zandbak bij grote beschadigingen vervangen.
Kind struikelt over boomwortel •
Herbestraten van ondergrond.
Kind struikelt over een oneffenheid •
Verzakte tegels recht leggen.
•
Kapotte tegels vervangen.
•
Herbestraten van ondergrond.
•
Kuilen egaliseren.
Kind glijdt uit op een natte plek •
Bemoste gedeelte schoonmaken, bijv. met hogedrukreiniger.
•
Slechte afwatering opheffen.
•
Ondergrond schuin laten aflopen.
•
Afwatering aanleggen.
•
Afwatering ontstoppen.
•
Bij sneeuw/ijs stoep vegen of pekel strooien.
Kind struikelt over speeltoestel •
Fundering afdekken met zand.
•
Toestel opnieuw ingraven.
Kind wordt omver gelopen •
Een apart speelgedeelte inrichten voor de jongste kinderen.
•
Voldoende loopruimte creëren om speeltoestellen heen.
•
Bij te weinig ruimte, speeltoestellen verwijderen.
•
Obstakels, zoals prullenbakken, buiten looproute plaatsen.
Kind eet van giftige struik •
Giftige planten en struiken verwijderen.
•
Van klimop de blaadjes snoeien tot 1.50 m hoogte.
Kind raakt te water •
Water afschermen met hek.
•
Vijver in de tuin dempen en zandbak van maken.
•
Waterkant veiliger maken door een duidelijke overgang water/land.
•
Waterdiepte zo ondiep mogelijk.
•
Hoogte verschil wateroppervlak/land zo klein mogelijk.
•
Talud niet te steil.
•
Gemeente aanspreken over veiligheid open water.
Advies: altijd toezicht houden bij peuterbadje.
39
Kind snijdt zich aan tuingereedschap •
Tuingereedschap in een afgesloten schuurtje opbergen.
Advies: tuingereedschap direct na gebruik opbergen. Advies: geen gevaarlijk tuingereedschap gebruiken als er kleine kinderen in de buurt zijn. Kind dreigt te verdrinken in bad •
Laat een klein kind nooit alleen in bad.
•
Laat een klein kind nooit met een ouder kind alleen.
•
Gebruik geen badzitje.
•
Laat een klein kind niet alleen in de badkamer.
Kind drinkt schoonmaakmiddelen of shampoo •
Schoonmaakmiddelen en shampoo opbergen in een afgesloten kast.
•
Schoonmaakmiddelen en shampoo opbergen in een kast met hoge klink (minimaal 1,5m)
•
Schoonmaakmiddelen en shampoo hoog opbergen.
•
Gifwijzer of gifkaart ophangen.
•
Schoonmaken op een ander tijdstip.
Advies: kastdeur altijd afsluiten. Kind eet van toiletblokje •
Toilet afsluiten voor kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Toiletblokje verwijderen.
Kind snuffelt in afvalbakje •
Toilet afsluiten voor kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Deur van toilet afsluiten met sleutel.
•
Afvalbakje hoog plaatsen.
Kind brandt zich aan heet water •
Plaats thermosstatische mengkranen of mengkranen met temperatuurbegrenzer.
•
Kranen afschermen waar kinderen komen of worden gewassen.
•
Geen opstapjes in de buurt plaatsen van kranen waar kinderen niet hoeven te komen of worden gewassen.
Kind brandt zich aan de kookplaat •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
•
Fornuisrekje plaatsen.
Kind brandt zich aan de oven(ruit) •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
•
Ovenruit beschermer plaatsen.
•
Als kinderen de oven mogen gebruiken, dan moet de oven niet te hoog staan.
Kind loopt brandwonden op door de waterkoker over zich heen te trekken •
Snoer niet los laten hangen, bijv. kabelgoot plaatsen of in het apparaat oprollen.
•
Waterkoker zo plaatsen dat een kind er niet bij kan, bijv. hoog of ver naar achteren.
40
Kind trekt een pan van het fornuis •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
•
Fornuisrekje plaatsen.
•
Stelen naar achteren laten wijzen tijdens het koken.
•
Zoveel mogelijk de achterste pitten gebruiken tijdens het koken.
Kind brandt zich aan heet water •
Plaats thermosstatische mengkranen of mengkranen met temperatuurbegrenzer.
•
Kranen afschermen waar kinderen komen of worden gewassen.
•
Geen opstapjes in de buurt plaatsen van kranen waar kinderen niet hoeven te komen of worden gewassen.
Warme dranken (bijv. thee en koffie) van de gastouder of een ouder kind komt over een kind heen •
Warme dranken bewaren in thermoskannen.
•
Geen warme dranken drinken als kinderen op schoot zitten.
•
Kopjes ver op tafel /aanrecht zetten.
•
Geen tafelkleden gebruiken, maar placemats.
•
Kopjes gebruiken met goede oortjes.
Advies: warme dranken rustig aan tafel drinken. Kind heeft toegang tot lucifers/aansteker •
Lucifers en aanstekers opbergen in een kast of lade met slot.
•
Kinderveilige aanstekers gebruiken.
Advies: altijd opbergen na gebruik. Kind snijdt zich aan een mes •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
•
Keukenlade afsluiten door ladeslot aan te brengen.
•
Vaatwasser goed afsluiten als er messen in staan.
Advies: kinderen mogen niet in de keuken als er gekookt wordt. Kind drinkt van schoonmaakmiddelen •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
•
Schoonmaakmiddelen opbergen in een kast met een hoge klink (minimaal 1.50 m).
•
Schoonmaakmiddelen hoog opbergen.
•
Gifwijzer of gifkaart ophangen.
•
Schoonmaken op een ander tijdstip .
Advies: kastdeur altijd afsluiten. Kind trekt plastic zak over het hoofd •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
•
Plastic zakken opbergen in een kastje met slot.
41
Kind opent de vuilnisemmer •
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Keuken afsluiten voor jonge kinderen door hekje te plaatsen voor keukendeur.
Kind klimt in wasdroger of wasmachine •
Bergruimte afsluiten voor jonge kinderen door klink op 1.50 m hoogte aan te brengen.
•
Deur van bergruimte afsluiten met sleutel.
42
8
Inventarisatie brandveiligheid
8.1
Brandveiligheid
Als je nooit een brand hebt meegemaakt, is het moeilijk om je er een goede voorstelling van te maken. Dat een beginnend brandje zich binnen vijf minuten kan uitbreiden tot een grote uitslaande brand, is voor veel mensen onvoorstelbaar. Mensen die zelf brand hebben meegemaakt zijn verrast door de snelheid waarmee brand zich verspreidt en de extreem hoge temperaturen die in een zeer korte tijd worden bereikt. Maar vooral door de alles verduisterende en zeer giftige rook, die de vertrouwde omgeving doet veranderen in een volstrekt onherkenbare. Dit alles gaat nog eens gepaard met de paniek om weg te komen en de wil om te redden wat er te redden valt. Jaarlijks moet de brandweer uitrukken voor bijna 8.000 woningbranden, dat is gemiddeld 22 per dag! Jaarlijks overlijden gemiddeld 70 mensen door branden en behandelen ziekenhuizen 1.300 slachtoffers aan letsels door brand. De materiële schade door branden is in de afgelopen 10 jaar gestegen met meer dan 40% tot 890 miljoen euro in 2001. Onderzoek naar woningbranden laat zien dat de meeste branden zijn veroorzaakt door bewoners. Onachtzaamheid en onvoorzichtigheid met vuur bij het branden van kaarsen, koken en tijdens klussen thuis zijn tezamen met nonchalante rookgewoonten en kinderen die met vuur spelen de meest voorkomende oorzaken. Slecht onderhoud en verkeerde installaties veroorzaken branden in schoorstenen, kortsluiting en branden door oververhitting van apparaten en toestellen. Door het nemen van enkele simpele voorzorgsmaatregelen, die iedereen zelf kan en eigenlijk moet doen, zijn huis en bewoners goed beschermd tegen brand. Producten Er zijn verschillende producten in de handel die u kunnen helpen om een brand te voorkomen, te blussen of om uw huis veilig te kunnen ontvluchten. Wij hebben ze hier voor u op een rijtje gezet. Rookmelder Bij brand kan een rookmelder u tijdig waarschuwen, zodat u het huis veilig kunt verlaten. ‘s Nachts is een rookmelder onmisbaar, aangezien uw reukvermogen is uitgeschakeld tijdens de slaap, maar niet uw gehoor. Bij brand ‘s nachts wordt u dus absoluut niet wakker van de rook, maar wel van het alarmsignaal van een rookmelder! LET OP Werkzame batterijen!!! Tips
Kies voor een optische melder, bij voorkeur aangesloten op het lichtnet en voorzien van het keurmerk Goedgekeurd Keurmerkinstituut of de Britse norm BS5446. Plaats rookmelders in de gang of ruimte tussen keuken en woonkamer. Bovendien altijd één op aparte slaapverdiepingen en op zolder. Altijd aan het plafond en meer dan 50 cm van de zijmuur en hoeken van een vertrek. Plaats rookmelders nooit in keuken en badkamer, boven verwarming en in nabijheid van luchtventilatie. De melder is te testen met een testknop. Wordt die ingedrukt, dan klinkt een signaal. Dat is de enige manier om te testen of het apparaat het nog goed doet. Testen met behulp van een kaars of een sigaret is gevaarlijk. Het apparaat kan dan beschadigen. Wij adviseren de optische rookmelder omdat deze de meest voorkomende brand, de smeulbrand, het snelst detecteert.
43
Waar te koop? Doe-het-zelf zaken, bouwmarkten of via een erkende installateur. Blusdeken Een blusdeken is een deken van onbrandbaar of moeilijk brandbaar materiaal. Wikkel de deken rond uw handen en leg hem op de brandhaard of over de brandende kleding, of wikkel de deken om het slachtoffer. Trek de deken goed dicht bij de hals, zodat de vlammen niet bij het gezicht kunnen komen! Tip Een blusdeken is ook geschikt om te gebruiken voor het blussen van een vlam in de pan. Waar te koop? Doe-het-zelf zaken, bouwmarkten of via een erkende installateur. Brandblussers Een brandblusser kan gebruikt worden om kleine brandjes mee te blussen. Als u een brandje wilt blussen met een brandblusser onthoudt dan 2 dingen: 1. 2.
Blus alleen een brand die u ook met 1 emmer water zou kunnen blussen, is de brand groter, maak dan dat u wegkomt! Zorg dat u altijd de deur vrij houdt, anders kunt u misschien niet meer naar buiten rennen!
Er zijn verschillende soorten blussers te koop: Poederblussers zijn te koop in verschillende soorten en maten. Als minimuminhoud bevelen wij 2 kg aan. Een poederblusser is geschikt voor de meeste branden in woningen. Ze zijn ook geschikt voor auto’s, caravans, zomerhuisjes en boten. Het poeder is wel naar spul, dus het is verstandig om na het blussen de rest van het poeder op te ruimen, zonder water te gebruiken, met een industriestofzuiger. Dat voorkomt bijkomende schade. Bij het gebruik van een schuimblusser heb je haast geen last van nevenschade. Ook hier adviseren wij een inhoud van tenminste 2 kg aan. Met een schuimblusser kunt u kleine brandjes in huis blussen als het om vaste stoffen en vloeistoffen gaat. Kooldioxideblussers kunnen daarnaast ook elektriciteitsbranden blussen, dit kan met een schuimblusser niet. Tips
Brandblussers hebben een houdbaarheidsdatum, controleer dus elk jaar of de brandblusser nog goed is. Plaats de brandblusser op een plek waar hij makkelijk te vinden is en snel te pakken. Het is niet eenvoudig een brandblusser te gebruiken, dus lees de gebruiksaanwijzing goed of probeer het een keer uit. Laat een blusser na gebruik weer bijvullen. Controleer of de blusser nog verzegeld is.
Waar te koop? Doe-het-zelf zaken, bouwmarkten of via een erkende installateur.
44
8.2
Als er brand is
Mocht er ondanks alle voorzorgsmaatregelen toch brand uitbreken bij u thuis, dan is het belangrijk dat:
u weet hoe u kunt blussen en vooral wanneer u daarmee moet ophouden; u een goed vluchtplan heeft; u weet wat u wel en vooral niet moet doen bij brandwonden.
Blussen Een beginnende brand is vaak eenvoudig zelf te blussen. Water is de beste remedie. De ervaring heeft geleerd dat de meeste beginnende brandjes in huis geblust kunnen worden met water. Zorg er wel voor dat een waterslang (tuinslang), die lang genoeg is om iedere plaats in de woning te bereiken, permanent is aangesloten op de waterleiding. Bedenk echter goed wanneer het tijd is om te stoppen met blussen om uzelf en uw huisgenoten in veiligheid te brengen; een kleine brand kan in korte tijd overgaan in een grote, uitslaande brand! Let er ook op dat uw vluchtweg niet wordt afgesneden door de brand. Brandblusser U kunt een kleine brand ook blussen met een brandblusser. Het is dan wel van belang dat u weet hoe u een brandblusser moet hanteren. Dat is namelijk niet zo eenvoudig als het lijkt. Ook moet uw brandblusapparaat jaarlijks gecontroleerd worden, zodat deze ook werkt wanneer u hem nodig heeft. Let bovendien bij het blussen goed op dat de brand niet te groot wordt en u nog voldoende tijd heeft om te vluchten als dat noodzakelijk is. Vlam in de pan Niet alle veelvoorkomende branden kunt u blussen met water. Wat u NOOIT met water mag blussen, is een vlam in de pan. En ga NOOIT met de pan aan de wandel! Vluchten Bij brand verandert uw huis in een doolhof, omdat u niets meer ziet door de alles verduisterende rook. Zorg daarom voor een goed vluchtplan. Een vluchtplan is een verzameling van afspraken die u samen met uw huisgenoten maakt voor het geval er brand uitbreekt bij u thuis. Bedenk ook een alternatief voor het geval de weg naar de uitgang niet meer bereikbaar is. Speciale vluchtmiddelen kunnen de mogelijkheden om te vluchten aanzienlijk verbeteren. Wanneer u dit vluchtplan regelmatig oefent, weet u wat u te doen staat, wanneer er bij u thuis een brand ontstaat. Let bij het maken van een vluchtplan ook extra op de kinderen in huis. Als kinderen ontdekken dat het huis in brand staat, is hun eerste reactie om te vluchten naar een veilige plek. Zij denken dan vaak aan een kast of onder het bed. Kinderen moeten ook weten wat ze moeten doen en moeten ook kunnen vluchten. Kan uw kind bijvoorbeeld zelf de deur openen in geval van nood? Spreek ook met ze af waar ze u weer ontmoeten als ze eenmaal buiten zijn. Tips voor het maken van een vluchtplan
Leg de veiligste en snelste vluchtroute(s) vast en geef deze aan op een plattegrond van het huis. Spreek een plek af waar u elkaar ontmoet als u uit huis bent gevlucht. Maak een taakverdeling: wie is verantwoordelijk voor de kinderen en wie voor de huisdieren? Geef op de plattegrond aan waar de blusmiddelen zijn en de hoofdafsluiters van gas en elektra. Maak een afspraak voor een vaste plek om de huissleutels ALTIJD op te bergen.
45
Een goede vluchtroute gaat van boven naar beneden (in verband met opstijgende rook) en bij voorkeur naar de straat- zijde van het pand (zodat u gezien wordt en hulpverleners u kunnen bereiken). Zorg dat de vluchtroutes nooit gebarricadeerd zijn met fietsen, vuilniszakken, lege flessen, kratten bier, etc. Gebruik voor het maken van uw vluchtplan een plattegrond van uw huis.
In geval van brand:
8.3
Blijf kalm. Waarschuw de overige bewoners. Vlucht volgens uw eigen vluchtplan (lees hierboven meer over het vluchtplan). Houd deuren en ramen gesloten en sluit deuren achter u. Blijf dicht bij de grond. Gebruik nooit de lift. Bel NA ONTSNAPPING direct 1-1-2.
Eerste hulp
Brandwonden behoren tot de meest ernstige letsels die mensen kunnen oplopen. Dit komt doordat de behandeling van brandwonden gepaard gaat met zowel lichamelijke als psychische pijn. Het is dan ook enorm belangrijk dat iedereen weet hoe brandwonden direct na het ongeval moeten worden behandeld. Eerst water, de rest komt later! Wanneer u zelf of een ander in brand staat, probeer - hoe moeilijk ook - niet in paniek te raken. Blijf kalm en ga zeker niet rennen, want daardoor wakkeren de vlammen aan. 1.
Doof de vlammen. Dit kan met water uit de keuken of de douche, maar ook door over de grond te rollen of door de vlammen te doven met een (blus)deken. Let er wel op dat de vlammen het gezicht niet kunnen bereiken. 2. Begin direct met het koelen van de wond. Koel het liefst met zacht stromend, lauw leidingwater. Indien dit niet bij de hand is, kan koelen ook met bijvoorbeeld sloot- water of natte doeken. Het is altijd beter om iets dan niets te doen! 3. Koel tenminste vijf minuten. Langer is beter, maar pas dan wel op voor onderkoeling. Bij verbranding door chemische stoffen (bijtende producten) minstens dertig minuten spoelen. 4. Verwijder tijdens het koelen de kleding, als deze niet aan de huid gekleefd zit. 5. Waarschuw de huisarts als er blaren zijn of wanneer de huid er aangetast uitziet. Waarschuw de huisarts altijd als de brandwond veroorzaakt is door een chemisch product of elektriciteit. 6. Bedek de brandwond met steriel verband. Bedek grotere wonden met een schone doek of een schoon laken. 7. Smeer nooit iets op de brandwond! 8. Geef het slachtoffer nooit iets te eten of te drinken. 9. Stel het slachtoffer gerust. 10. Zorg ervoor dat het slachtoffer zittend wordt vervoerd. Het hoofd moet altijd hoger zijn dan de rest van het lichaam in verband met mogelijke vochtophopingen.
46
Installaties De gas- en elektra-installaties in Nederlandse woningen zijn over het algemeen veilig. Toch kunt u verschillende maatregelen nemen om er zeker van te zijn dat deze installaties in orde zijn en blijven. Gas en elektra-installaties zijn gecompliceerd. Als u niet zeker bent van uw kennis van deze installaties, laat werkzaamheden en onderhoud dan over aan de vakman. Wie is verantwoordelijk? Als huiseigenaar bent u verantwoordelijk voor de veiligheid van uw woning, dus ook voor de gasen elektra-installaties. Wanneer u een woning huurt, dan is de verhuurder verantwoordelijk. Energiebedrijven onderhouden gas- en elektriciteitsnetwerken tot en met de meter. Controle en onderhoud Tot in de jaren negentig controleerden energiebedrijven de installaties periodiek. Maar nu energiebedrijven verzelfstandigd zijn, zijn die controles vervallen. Het is echter nog steeds belangrijk dat uw gas- en elektra-installaties regelmatig worden onderhouden en nagekeken door een vakman. Met hem kunt u ook een contract afsluiten voor periodiek onderhoud. Bent u verhuisd en weet u niet wanneer het laatste onderhoud is gepleegd? Gewoonlijk zit op uw cvketel en elektrische installatie (in de meterkast) een sticker met de datum van de laatste controle. Elektra
U kunt de gehele elektrische installatie periodiek laten controleren door een vakman. U kunt met hem ook een contract afsluiten voor periodiek onderhoud. Zorg ervoor dat ook een installatie van voor 1975 is voorzien van een 30 mA aardlekschakelaar of aardlekautomaat. Installaties van na 1975 beschikken hier al over. Test de aardlekschakelaar twee keer per jaar, bijvoorbeeld bij de ingang van zomer- en wintertijd. Na indrukken van de test- knop ‘T’ moet de installatie direct uitschakelen. Gebeurt dit niet, waarschuw dan direct uw installateur. Een volledige handleiding voor gebruik van aardlekschakelaar of aardlek- automaat moet bij uw stoppenkast hangen. Laat eens in de tien jaar uw installateur een eenvoudige controle uitvoeren op werking van de aardlekschakelaars, op de aardverspreidingsweerstand en op de isolatieweerstand, plus een visuele controle. Waarschuw een installateur als toestellen, kranen of andere metalen delen ‘onder stroom staan’. U voelt dan een elektrische schok bij aanraking. Dat kan heel gevaarlijk zijn, vooral voor kleine kinderen. Trek direct de stekker uit het stopcontact. Houdt u zich nauwkeurig aan de gebruiksaanwijzing van toestellen. Vrijwel alle elektrische toestellen produceren warmte. Ventilatie is daarom van belang. Sluit dus nooit ventilatie openingen af en zorg voor voldoende ruimte rondom het toestel. Sluit toestellen aan op een stopcontact in dezelfde ruimte als waar u het toestel gebruikt. Dus geen toestel in de badkamer gebruiken en (met behulp van een verlengsnoer) aansluiten op een stopcontact in de slaapkamer. Als een stekker niet past in een stopcontact, is dat gedaan voor uw veiligheid. Gebruik geen trucs om de stekker toch passend te maken. ‘Repareer’ nooit een smeltveiligheid (‘stop’). Hierdoor worden noodzakelijke beschermingsmaatregelen teniet gedaan. Werk nooit aan een installatie als er spanning op staat. Zet toestellen eerst uit of trek de stekker uit het stopcontact.
Gas
Laat werkzaamheden aan gasinstallaties over aan een installateur.
47
Laat gastoestellen regelmatig (1 x per 1 à 2 jaar) schoonmaken en controleren door een installateur. Daarbij moet ook gekeken worden of het toestel voldoende luchttoevoer heeft. Vaak kunt u aan een sticker op de installatie zien wanneer deze voor het laatst is gecontroleerd. Bij het vervangen van een toestel moeten ook de leidingen worden gecontroleerd. In risicosituaties is een gerichte controle van belang. Bijvoorbeeld als in vergelijkbare situaties lekkages optreden. Waarschuw het energiebedrijf (of een installateur) als u gas ruikt buiten of in de woning en: sluit de hoofdkraan open deuren en ramen vermijd vuur of vonkvorming schakel geen elektrische verlichting of toestellen in of uit houdt u zich nauwkeurig aan de gebruiksaanwijzing van toestellen Naast explosiegevaar bestaat ook het gevaar van koolmonoxidevergiftiging. Goede ventilatie is nodig voor de verbranding; stop daarom nooit ventilatiegaten dicht. Afvoerloze (‘open’) geisers zijn gevaarlijk. De verbrandingsgassen hopen zich bij slechte ventilatie op in uw huis en kunnen koolmonoxidevergiftiging veroorzaken. Schakel een installateur in om een geiser met goede afvoer naar buiten te installeren. Oude gaskachels kunnen bij slechte ventilatie ook problemen veroorzaken. Schakel een installateur in om de kachel en de afvoer te controleren. Hebben u en uw huisgenoten regelmatig hoofdpijn? Dit kan veroorzaakt worden door koolmonoxidevergiftiging. Raadpleeg niet alleen uw dokter, maar ook uw installateur. Wees heel voorzichtig met tweedehands toestellen. De kans is groot dat ze niet meer goed werken en dus gevaarlijk zijn. U kunt een tweedehands toestel wel laten controleren door een installateur.
Kleding De meeste mensen zijn zich onvoldoende bewust van de risico’s die ze lopen in situaties waarbij kleding en vuur met elkaar in contact kunnen komen en kleding in brand kan vliegen. Voorop staat dat kleding niet is bedoeld om de drager te beschermen tegen vuur. Het is daarom van groot belang dat iedere ‘consument’ goed op de hoogte is van de gevaren van vuur. Bij risicovolle bezigheden in en om het huis kan men de veiligheid verhogen door rekening te houden met het soort kleding dat men draagt. Voor bescherming bij klusjes in huis is er bovendien speciale werkkleding te koop. Geen enkel kledingstuk is onbrandbaar, uitgezonderd speciale kleding van bijvoorbeeld de brandweer. De snelheid waarmee een kledingstuk in brand vliegt en vuur en vlammen zich over de kleding verspreiden, is vooral afhankelijk van:
1.
2.
De vormgeving of pasvorm (wijdvallend of nauwsluitend) Wijdvallende kleding, waar zuurstof eenvoudig bij kan, vat eerder vlam dan kleding die nauwsluitend of strak is. Grote plooien bij wijdvallende kleding werken als schoorstenen, waardoor vlammen en vuur zich razendsnel verspreiden. Bovendien komt wijdvallende kleding gemakkelijker met een kaars of met een brandende gaspit in aanraking. De structuur of de constructie van de stof (open of dicht geweven, harig oppervlak, gewicht etc.) Hoe strakker het doek geweven is, hoe minder zuurstof erbij kan in het geval van brand, hetgeen betekent dat het doek ook minder snel zal branden. Lussen en harige oppervlakken zullen eerder vlam vatten dan gladde oppervlakken. Over het algemeen zal stof met een zwaar gewicht minder snel branden dan een stof met een licht gewicht. Door chemische veredeling(bijvoorbeeld bad met vlamvertragers) of mechanische veredeling (bijvoorbeeld scheren en persen) verandert het oppervlak van de stof. Dit heeft invloed op brandgedrag van de vezels. Vlamvertragers zorgen ervoor
48
3.
dat stof minder snel vlam vat of na het vlamvatten zelf dooft, terwijl scheren en persen er bijvoorbeeld voor zorgt dat het oppervlak gladder en dichter wordt, waardoor er minder zuurstof bij komt en deze stof dus minder snel zal branden. De samenstelling van vezels waarvan de kleding is gemaakt (katoen, polyester etc.) Plantaardige vezels (bijvoorbeeld katoen) zijn gemakkelijker ontvlambaar dan dierlijke vezels (bijvoorbeeld wol) en bovendien kunnen de vlammen zich verspreiden over het hele kledingstuk. Synthetische vezels (bijvoorbeeld polyester) zijn juist moeilijk ontvlambaar, doven vaak zelf bij het verwijderen van de ontstekingsbron, maar smelten bij contact met vuur en de smeltdruppels kunnen op die plekken brandwonden veroorzaken.
Wanneer een kledingstuk gemaakt is uit een combinatie van meerdere vezels dan heeft dit uiteraard invloed op het brandgedrag van het materiaal. Een kledingstuk dat is opgebouwd uit een combinatie van plantaardige en synthetische vezels en dat bij contact met vuur ontvlamt, heeft beide eigenschappen in zich.
49
8.4
Checklist brandveiligheid 1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12. 13.
14.
15.
16.
Heeft u de kinderen geleerd om voorzichtig om te gaan met vuur? Het is verstandig de kinderen te waarschuwen voor de gevaren van vuur en ze uit te leggen hoe er veilig mee om te gaan. Hangt of legt u wel eens iets over de verwarming? Het is beter om geen spullen op de verwarming te leggen. Door de warmte kunnen sommige dingen gaan schroeien en uiteindelijk vlam vatten. Gebruikt u altijd schoon en droog hout voor in uw open haard? Droog en schoon hout is de enige juiste brandstof. Gooi nooit kolen, gelakt hout en papierrestanten in de open haard. In open vuur vormen ze koolmonoxide. Een allesbrander bestaat niet. Tijdens opvang geen openhaard aan!!! Staan uw brandbare schoonmaakmiddelen op een veilige plaats? Brandbare schoonmaakmiddelen moeten op een koele en droge plaats bewaard worden, waar kinderen niet bij kunnen (hoog opbergen of afgesloten kast) Wordt uw schoorsteen minstens eenmaal per jaar geveegd? U doet er goed aan uw schoorsteen minstens één keer per jaar en voor het stookseizoen te laten vegen. Wordt uw CV/geiser/gaskachel eenmaal per jaar gecontroleerd en schoongemaakt? Eenmaal per jaar schoon laten maken. Sluit hiervoor een onderhoudscontract af met een installatiebedrijf. Voor huur woningen is dit de taak van de verhuurder. Zorg wel voor toegang in uw woning! Is de ruimte waar uw CV hangt goed geventileerd? Zorg voor een goede ventilatie in de ruimte. Een CV moet altijd een directe afvoer naar buiten hebben! Maakt u regelmatig het filter van uw afzuigkap schoon? Het rooster van de afzuigkap moet regelmatig vetvrij worden gemaakt. Dan werkt de afzuigkap natuurlijk veel beter en is de kans van vuuroverslag bij vlam in de pan kleiner. Bewaart u spuitbussen uit de buurt van zon, branders en waakvlam? Spuitbussen kunnen ontploffen en zijn brandbaar, dus uit de zon houden!En niet tijdens opvanggebruiken! Laat u uw apparatuur wel eens stand-by staan? Apparaten zo veel mogelijk alleen stand-by laten staan als u er voor korte tijd geen gebruik van maakt en als u zelf thuis bent. Gebruikt u verdeeldozen om meer apparaten op 1 stopcontact aan te sluiten? Het aansluiten van teveel apparaten op één wandcontactdoos kan overbelasting veroorzaken. Hierdoor ontstaat (overmatige) warmteontwikkeling, dat brand tot gevolg kan hebben. Liggen er bij u snoeren onder het tapijt? Snoeren onder het tapijt kunnen beschadigen of doorbranden. Laat u brandende kaarsen en waxinelichtjes wel eens onbeheerd staan? Hoe simpel ook, ze kunnen altijd omvallen als u er niet bij bent. Geen kaarsen gebruik tijdens opvang! Staan uw kaarsen op brandgevaarlijke plaatsen (bijv. bij gordijnen, kinderen)? Kaarsen moet u nooit zo neerzetten dat ze gemakkelijk een ander voorwerp in brand kunnen steken door bijvoorbeeld omvallen of tocht. Kunnen kinderen bij u thuis bij lucifers en aanstekers komen? Kinderen en vuur gaan niet samen! Bewaar vuurgevaarlijke voorwerpen buiten bereik van kinderen. Heeft u een rookmelder? U moet minimaal één rookmelder hangen in de gang of hal tussen keuken en woon- en slaapvertrekken. Heeft uw huis meerdere verdiepingen, ook nog op elke etage en de zolder één.
50
17. Heeft u de rookmelder ook (juist) opgehangen? Een rookmelder kopen, betekent ook ophangen. Helaas laat nog steeds driekwart van de bezitters de rookmelder in de verpakking zitten. Oorzaak: gemakzucht! 18. Weet u zeker dat uw rookmelder werkt (heeft u de batterij getest)? Controleer jaarlijks of de rookmelder nog werkt d.m.v. de testknop op de melder. En vervang meteen een lege batterij! 19. Heeft u een blusdeken in huis? Met een kleine blusdeken kunt u een beginnende brand zelf blussen. 20. Weet u hoe u een blusdeken kunt gebruiken? Lees de gebruiksaanwijzing bij uw blusdeken of kijk op veiligheid.nl. 21. Kunt u thuis beginnende brandjes snel blussen met water? (bijv. met tuinslang) Bedenk goed waar u water of een blusdeken binnen handbereik heeft. 22. Heeft u een uitwerpladder in huis? Een opvouwbare ladder is een uitkomst als u boven woont en niet beschikt over een goede tweede vluchtroute. Probeer de ladder altijd eerst uit of deze de goede lengte heeft! 23. Weet u waaraan u een uitwerpladder goed kunt bevestigen? Bevestigen aan de vensterbank, verhuisbalk, radiator of raamkozijn. 24. Is de uitwerpladder lang genoeg om tot de grond te komen? Test of uw uitwerpladder ook lang genoeg is om tot te grond te kunnen afdalen! 25. Heeft u een vluchtplan? Een vluchtplan is de verzamelnaam voor een plan dat uw hele gezin kent om in geval van brand uw huis tijdig te verlaten. 26. Oefent u uw vluchtplan regelmatig met uw huisgenoten? Uw vluchtplan moet u ook regelmatig oefenen om te zien of het werkt en of er misschien iets aan uw situatie veranderd is. 27. Zijn er afspraken over wie voor kinderen en huisdieren zorgt bij brand? Neem deze afspraken op in uw vluchtplan. 28. Is uw vluchtroute in huis vrij van obstakels (fiets, kratjes, et cetera)? Zorg dat uw vluchtroute ook vrij is (fiets, kratjes, et cetera)! 29. Zijn uw deuren snel te openen, hangen uw sleutels op een vaste plek? Een vaste plek voor uw huissleutels is van levensbelang. Het komt nog steeds vaak genoeg voor dat mensen een brandend huis te laat kunnen ontvluchten, omdat de deuren zijn afgesloten en in de paniek de sleutels onvindbaar zijn! 30. Blust u een vlam in de pan met water? Een vlam in de pan NOOIT blussen met water. Altijd van u af een deksel over de pan schuiven en laten zitten tot de vlam is gedoofd. Ditzelfde kunt u doen met een kleine blusdeken. 31. Weet u hoe u het beste kunt handelen bij brandwonden? Eerst lauw stromend water, de rest komt later. Kijk op veiligheid.nl om te zien wat u wel en niet moet doen bij brandwonden. 32. Heeft u voldoende water in de buurt als u barbecuet? 33. Loopt u wel eens weg terwijl pannen op het vuur staan? Droogkokende pannen, oververhit vet en olie. Gewoon omdat u zelf even iets anders bent gaan doen. Een van de meest voorkomende oorzaken van woningbranden! 34. Reikt u wel eens met wijde kleding (bijv. ochtendjas) over uw fornuis? Draag nooit kleding met wijdvallende mouwen boven een gaspit. Dit lijkt een open deur, maar helaas oorzaak van kledingbranden die zeer ernstige brandwonden veroorzaken! 35. Rookt u wel eens in bed? Rook nooit in bed, een brandende sigaret kan uw bed snel in brand zetten als u in slaap valt.
51
36. Heeft u isolatiemateriaal met brandvertragende eigenschappen? Gebruik zo veel mogelijk brandvertragend isolatiemateriaal. Maakt de kans bij kortsluiting op brand een stuk kleiner. 37. Gebruik u bij het afbranden van verf een gasbrander? Als de gasvlam in contact komt met droog hout, stofresten of gordijnen is brand snel ontstaan. Vooral bij klussen thuis één van de meest voorkomende brandoorzaken! 38. Ventileert u de ruimte wanneer u met brandbare middelen werkt? Werken met brandbare middelen vereist goede ventilatie. Let vooral op het symbool ZEER ONTVLAMBAAR op het etiket van de verpakking. 39. Rolt u verlengsnoeren helemaal uit bij gebruik? Rol verlengsnoeren altijd helemaal uit, opgerold worden ze te warm, wat brand tot gevolg kan hebben. 40. Zijn uw gas- en elektraleidingen in goede staat? Gasleidingen kunt u zelf controleren met een kwastje met zeep sop. Vormen zich belletjes, dan heeft u een lek. Bij elektraleidingen moet u letten op bedradingen waar leidingen bloot liggen, veiligheidsstopcontacten, aardlekschakelaar- controle, de aansluitingen van toestellen en controle van de stekkers. Beter is altijd advies te vragen bij het gas- en energiebedrijf waar u gas en licht van betrekt. 41. Zijn de zekeringen doorverbonden met zilverpapier? Zekeringen mogen niet doorverbonden zijn met zilverpapier. Met het aanbrengen van zilverpapier verbindt men de elektriciteit door zonder zekering. Bij de volgende kortsluiting zal veel warmte vrijkomen waardoor brand kan ontstaan. 42. Is de aardverbinding nog in orde? De aardverbinding moet in orde zijn. Tegenwoordig worden aardpennen de grond ingeslagen die voor aarde zorg dragen. Gelet moet worden of dit systeem is aangebracht en niet te erg geoxideerd is. 43. Zijn er kunststofschrootjes, lamellen of piepschuimmaterialen aanwezig? Indien brandbare schrootjes, lamellen of piepschuimmaterialen in de vluchtwegen zijn aangebracht kan dit door de enorme verstikkende rookverspreiding een ernstig probleem vormen. Aanbevolen wordt om brandvertragende schroten aan te brengen. Iets duurder, maar een stuk veiliger. 44. Worden het filter en de luchtafvoer slang van de wasdroger regelmatig van stof ontdaan? De afvoerslang voert vochtige lucht maar ook stof af. De slang en het filter kunnen door het stof verstopt raken, waardoor de warmte zich kan ophopen. Het gevolg daarvan kan zijn dat de motor niet meer gekoeld wordt en daardoor in brand kan raken. 45. Verkeert de gasslang naar het gasfornuis in goede conditie? De gasslang naar het gasfornuis moet goedgekeurd zijn met een GIV-keurmerk. De aansluitingen moeten voorzien zijn van rubberen afsluitingsringen. De slang zelf moet gecontroleerd worden op scheurtjes en knikken. Indien de slang gebreken vertoont, moet deze direct vernieuwd worden. Als het gasfornuis in een keuken is ingebouwd en men de slang niet kan controleren, dient een koperen leiding te zijn aangebracht. 46. Zijn er interne verbouwingen (bijvoorbeeld het omleggen van leidingen) geweest, waardoor het risico op een brand groter is geworden? Bij een verbouwing waarbij bijvoorbeeld een muur is weggehaald of leidingen zijn omgelegd, kan het zijn dat niet meer wordt voldaan aan de brandveiligheidseisen. De brandweer kan na de verbouwing bij u langskomen om dit te controleren. 47. Worden de sigaretten op een veilige manier uitgemaakt of weggegooid? Sigarettenpeukjes worden nog wel eens vergeten. Vallen van de rand van de asbak of rollen tussen de kussens van een bank of stoel in. Het schuimrubber van stoelen en banken is uiterst brandbaar. Let daarom altijd op dat de sigaretten veilig worden uitgemaakt. GOB Kiddiez stelt als eis een niet roken beleid!!!
52
48. Is de elektrische deken in orde? Elektrische dekens kunnen brand veroorzaken. Meestal ligt de oorzaak in het opbergen van de deken na het winterseizoen. De deken wordt dan te scherp opgevouwen, waardoor na een aantal jaren de bedrading kan beschadigen. Het advies is dan ook om bij het opbergen van de deken deze niet te scherp te vouwen. (Bron: www.veiligheid.nl)
53
54