Pas op, antichristen! ⁄ Een uitverkoren vat van God ⁄ Eindtijdwaan?
Middernachtsroep
Het internationale tijdschrift over Bijbelse profetie
Nr. 01–2013
www.middernachtsroep.nl
Met
De Jood die niet God mag zijn > Pag. 5
God
het nieuwe jaar in
Jezus Christus is God > Pag. 8
Wachten op Gods ‘roeping‘ > Pag. 16
M ARANATHADAG D OORN
Dato Steenhuis
Alles
Henk Schouten
staat op z’n kop Spreekt God nog wel eens?
Norbert Lieth
zaterdag 9 maart 2013 el f ng a a t z n n e e k 10:00 m · Boe en sa a ek i m z u m a ·M ogr r p r e · Kind
Revius Lyceum · Driebergsestraatweg 6c · Doorn middernachtsroep.nl
Bijbelse boodschap
4 5 8 10
Met God het nieuwe jaar in De Jood die niet God mag zijn Jezus Christus is God Pas op, antichristen!
In perspectief
12 16 18
Een uitverkoren vat van God Het wachten op Gods roeping Een verbond met God
Middernachtsroep
20
Wat u nog niet wist…
Vragen - Antwoorden
21 21
Het eerste gebod met een belofte Is alles nieuw geworden?
3 15 19 22 22
Groetwoord Eye-opener Eruit gelicht Alléén Jezus kan u helpen Colofon
Gedachtig aan het feit, dat alle menselijke kennis slechts ten dele is (1 Cor. 13:9), geven de auteurs onder eigen verantwoording hun persoonlijke visie weer.
Luister dagelijks naar de Bijbel. Met Live-boodschappen, radiobijbelschool, boeklezingen, voordrachten en muziek. Actueel, evangelisch en geloofsopbouwend
Via Internet en satelliet www.rnh.de De nieuwe frequentie luidt: Astra: 19,2o oost, 12603 MHz Horizontale polarisatie FEC 5/6, symbolrate
3
GROETWOORD Geliefde vrienden “O, mijn God! …” Een uitroep die sommige mensen gemakkelijk over hun lippen laten rollen. Een onverwachte gebeurtenis of een moeilijke situatie kan er de aanleiding voor zijn. Bijna niemand is er zich dan waarschijnlijk van bewust dat deze paar woorden een gebed kunnen zijn dat uit de diepte van iemands ziel komt. Ik bedoel dan niet die mensen die voor alles en nog wat de naam van God in de mond nemen en er zelfs niet voor terugdeinzen om Gods vloek over zichzelf af te roepen. Maar wij kinderen van God mogen wel degelijk in elke situatie de Heer met “mijn God…” aanroepen. En als we dan niet meer weten wat we verder nog moeten bidden en vragen, dan mogen we ons aan Romeinen 8:26-27 houden: “Want wij weten niet wat wij bidden zullen zoals het behoort. De Geest Zelf echter pleit voor ons met onuitsprekelijke verzuchtingen. En Hij die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is…” Jezus Zelf begon met “Mijn God, Mijn God…”, toen Hij in het moeilijkste uur van Zijn leven was en daar op Golgotha aan het kruis hing. Het is ons grote voorrecht dat we te allen tijde en overal mogen toetreden en de Heer aanroepen: “Mijn God…!” We zouden ons er veel meer bewust van moeten worden dat we in God werkelijk een heel persoonlijke Heer hebben. Altijd en overal is Hij er voor ons. In Mattheüs 11:28 zegt Jezus: “Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast bent, en Ik zal u rust geven!” De schrijver van de Brief aan de Hebreeën verklaart ons in hoofdstuk 4:14-16 dat we met vrijmoedigheid tot Jezus, de Zoon van God, mogen naderen “opdat wij barmhartigheid verkrijgen en genade vinden om geholpen te worden op het juiste tijdstip!” Als we ons gebed in die gezindheid met “Mijn God” beginnen, doet het er niet zo toe of we nu God de Vader bedoelen en om hulp vragen, of Jezus Christus, de Zoon van God. Jezus Christus is net zo zeer God. Dit eerste nummer van het jaar 2013 van de Middernachtsroep mag in het teken van deze belijdenis staan, want met deze God, onze God, willen we het nieuwe jaar ingaan… In sommige kringen is men overigens van deze eenheid afgestapt. Daar ziet men Jezus alleen nog als Middelaar tussen de mens en God, dat wil zeggen, de goddelijkheid van Christus loochent men. Deze leer houdt de gemoederen de laatste tijd in toenemende mate bezig, vooral daar waar Joodse invloeden een stempel op het christenleven drukken. Hij is “de Jood die niet God mag zijn”. Is Jezus werkelijk ‘slechts’ Zoon van God, of is Hij ook God? Laten we ons eens tot de Bijbel wenden. Thomas aanbidt de Heer door te zeggen: “Mijn Heer en Mijn God!” (Joh. 20:28). Laten we niet vergeten dat Thomas een Jood was. Een Jood zou zoiets nooit zeggen als hij er niet ten diepste van overtuigd was dat Jezus God is. En dat Jezus deze belijdenis niet afkeurt steunt ook duidelijk de gedachte dat Hij werkelijk God is. Maar duidelijker dan de apostel Johannes het zegt kan het nauwelijks gezegd worden: “Maar wij weten dat de Zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven” (1 Joh. 5:20). In Psalm 100:3 worden we opgeroepen: “Weet dat de HERE God is!” ik zou het met enigszins andere woorden willen zeggen: “Weet dat Jezus Christus God is, want Hij is de Heer, mijn God!” Daar gaat het immers om: dat we groeien in de kennis van Jezus Christus. Het klinkt ietwat verdrietig als Jezus tegen Filippus zegt: “Ben Ik zo’n lange tijd bij u, en kent u Mij niet, Filippus?” (Joh. 14:9). Hosea roept ons op: “Dan zullen wij kennen, wij zullen ernaar jagen de HERE te kennen!”, en voegt er profetisch aan toe: “Zijn verschijning staat vast als de dageraad, ja, Hij komt naar ons toe!” (Hos. 6:3). Door de mond van David spreekt de Here God: “Zie, Ik kom, in de boekrol is over Mij geschreven” (Ps. 40:8). Dat is Jezus Christus Zelf, die voor de tijd van Zijn mens-zijn Zijn godheid aflegde om volkomen mens te kunnen zijn (Fil. 2:6-8), maar die zal terugkomen in kracht en heerlijkheid als de Heer aan wie alle macht in de hemel en op aarde is gegeven: Jezus de Heer, mijn God! In har telijke verbondenheid
Middernachtsroep
Januari 2013
4
BIJBELSE BOODSCHAP
Met God het nieuwe
“Weet dat de HERE God is!” Zoals Peter Malgo al in zijn groetwoord heeft uitgelegd, is Jezus Christus Zelf de Heer, onze God. Hij is de Jood die volgens velen niet God mag zijn. Maar Hij is juist wel God. Wij zijn uitverkoren vaten van deze onze God Jezus Christus. Hij heeft ons geroepen. En omdat Hij onze God is, heeft Hij ook recht op ons leven. Daarom willen wij met Hem, onze grote God en Heiland Jezus Christus, het nieuwe jaar ingaan en zijn wederkomst verwachten.
Middernachtsroep
Januari 2013
5
jjaar in
De Jood die niet God mag zijn
M
artin Buber meende: “Jezus heb ik van jongs af aan als mijn grote broer gevoeld. Dat de christenheid Hem als God en Messias heeft beschouwd en nog beschouwt, leek mij altijd een zaak van de hoogste ernst, die ik omwille van Hem en van mezelf moet zien te begrijpen (…) Mijn eigen broederlijke open relatie met Hem is steeds sterker en zuiverder geworden, en ik zie Hem thans met een sterkere en reinere blik dan ooit tevoren. Ik weet zekerder dan ooit dat Hem een grote plaats in de geloofsgeschiedenis van Israël toekomt en dat deze plaats niet met een van de gebruikelijke categorieën valt te omschrijven.”1 Martin Buber, Shalom Ben Chorin, David Flusser en Pinchas Lapide behoren tot de grote Joodse godsdienstwetenschappers dan wel theologen. Je kunt hen omschrijven als Joodse bruggenbouwers naar het christendom, die zich veel met de Jood Jezus hebben beziggehouden. Ze hadden echter allemaal één ding gemeenschappelijk: Jezus als God erkennen, dat konden (wilden?) zij niet. Buber ziet Jezus als een mens, maar niet als God. Hij ziet Hem in feite in een reeks valse messiassen – weliswaar verhevener dan de anderen, maar toch niet goddelijk. Martin Buber heeft dit eens duidelijk geformuleerd tegenover Shalom Ben Chorin: “Van de Messiaanse gestalten van de Joodse geschiedenis, van Bar Kochba tot de beruchte leugenaar Jakob Frank, is Jezus de meest verhevene, de grootste - maar de Messias is Hij niet. (…) Ook na Hem bleef de wereld niet-verlost, en we merken hoezeer dit niet-verlost-zijn direct in onze poriën doordringt (…).”2 En dan te weten dat het juist Jezus Christus is die Israël nodig heeft om gered te worden. We reisden met een reisgroep door het land Israël. Aan het Meer van Galilea vertelde de reisleider ons over de vele dingen die er aan dit meer gebeurd zijn, de wonderen die Jezus deed, de boodschappen die Hij doorgaf, zijn ingaan en uitgaan enzovoorts. Later richtte hij onze aandacht op de visvangst na Zijn opstanding, toen er precies 153 vissen werden gevangen (Joh. 21:11). De reisleider vroeg ons wat die exacte vermelding van de hoeveelheid vissen misschien voor een betekenis had. Hij kreeg heel verschillende antwoorden. Na een poosje verklapte hij ons toen dat de Hebreeuwse getalswaarde 153 ‘ANI ELOHIM’ betekent, wat zoveel betekent als “IK BEN GOD”.
M (40) I (10) H (5) O (6) L (30) E (1) I (10) N (50) A (1).
Van rechts naar links gelezen = 153.
“Simon Petrus ging ernaartoe en trok het net op het land, vol grote vissen, 153, en hoewel het er zoveel waren, scheurde het net niet.” Middernachtsroep
Januari 2013
6
BIJBELSE BOODSCHAP
Thomas zei het al, nadat hij een persoonlijke ontmoeting met Jezus had gehad na Zijn opstanding: “Mijn Heer en mijn God!” (Joh. 20:28). Zoals al in het groetwoord is uiteengezet, beleed Thomas dit tegen de achtergrond van zijn Joodse verstaan. Een Jood als hij zou nooit op het idee zijn gekomen om iemand zijn God te noemen als die persoon het niet werkelijk was. Na de grote visvangst, toen Jezus op de oever stond en de discipelen Hem aanvankelijk niet herkenden, zei Johannes tegen Petrus: “Het is de Heer!” (Joh. 21:7). De context is toch opmerkelijk: - Eerst belijdt Thomas: “Mijn Heer en mijn God!” - Later belijdt Johannes: “Het is de Heer!” - En nu schijnt het zo te zijn dat de Heer deze waarheid door middel van het wonder van de 153 vissen onderstreept en ermee laat zien: “Jazeker, ik ben de Heer in goddelijke zin!” Toen Jezus gekruisigd werd, schreef Pilatus “een opschrift en zette dat op het kruis, en er was geschreven: JEZUS DE NAZARENER, DE KNING VAN DE JODEN” (Joh. 19:19). De Joden maakten bezwaar, maar Pilatus bleef bij zijn opschrift (vs. 21). Horst Krüger meent in dit verband: “Jezus van Nazareth, Koning der Joden. Dat windt de Joden verschrikkelijk op, want zij lezen in hun Hebreeuwse taal: Jeshua Hamashiach Wu-melech Hajehudim, afgekort JHWH. In het laatste Bijbelboek is het Lam de Koning der koningen en de Heer der heren.”3 Het eindproduct van alle heilsopenbaringen bestaat hierin dat de hele wereld tot de kennis moet komen dat Jezus de ware God is en dat alleen dit geloof redding brengt. De Messiaanse Jood Arnold Fruchtenbaum benadrukt in een artikel met als titel «De heerschappij van de Messias» de goddelijkheid van Jezus en het belang van het geloof hierin. Hij legt uit “dat de Messias de Here van het Oude Testament is”. En daar geeft Fruchtenbaum drie argumenten voor: 1) “Zoals God in het Oude Testament over Zichzelf als de ‘IK BEN’ spreekt, zo wijst Jezus naar Zichzelf als de ‘IK BEN’ (Joh. 8:58; 18:4-6).” 2) “Veel verzen in het Oude Testament die Middernachtsroep
Januari 2013
over Jahwe spreken, zijn ook van toepassing op Jezus in het Nieuwe Testament.” Fruchtenbaum noemt Psalm 102:13,2628 in verband met Hebreeën 1:10-12, waar het Oudtestamentische vers op Jezus wordt toegepast. “Een ander voorbeeld is Jesaja 6:5, waar God Jahwe wordt genoemd, en in Johannes 12:41 slaat dat op Jezus. Het is duidelijk dat de Jahwe van het Oude Testament dikwijls dezelfde is als Jezus in het Nieuwe Testament.” 3) “De namen Adon en Adonai uit het Oude Testament slaan in het Nieuwe Testament ook op Jezus. Zo wordt God in Deuteronomium 10:17 Adon of Adonai genoemd, en volgens 1 Timotheüs 6:15 slaat dit vers op Jezus. Jesaja 6:1,8-10 verwijst ook volgens Johannes 12:39-40 op Jezus. Jesaja 53:1 spreekt volgens Johannes 12:38 eveneens over Jezus. In Psalm 110:1 wordt het woord Adonai gebruikt, en daarmee wordt in het Nieuwe Testament meerdere keren op Jezus gewezen (Mat. 2:41-45; Mar. 12:35-37; Luk. 20:41-44; Hand. 2:34-36; Heb. 1:13). Hier wordt duidelijk dat Jezus de Here van het Oude Testament is.” Fruchtenbaum verklaart aan de hand van twaalf obser vaties waarom de Messias ook “de Heer van het Nieuwe Testament” is: 1) “Het Griekse woord kurios komt overeen met JHWH, Adon en Adonai van het Oude Testament. Kurios slaat in het Nieuwe Testament op Jezus, en wel in alle schakeringen van de betekenis die we in het Oude Testament kunnen vinden. Het wordt 747 keer voor Jezus gebruikt.“ 2) “Jezus is de Here van allen (Hand. 10:36; Rom. 10:12; Ef. 4:45).” 3) “Hij is de Heer der heerlijkheid (1 Kor. 2:8).“ 4) “Hij is de Here der heren (Op. 14:14; 19:16; 1 Tim. 6:15).“ 5) “Alle engelen zijn Hem onderworpen, omdat Hij de Heer is (1 Pet. 3:22).” 6) “Omdat Hij Heer is, is Hij het hoofd van de mensheid (Rom. 14:9; 1 Kor. 11:3).” 7) “Omdat Hij Heer is, is Hij ook het hoofd over alle dingen (Ef. 1:21-22).” 8) “Omdat Hij Heer is, is Hij ook het hoofd van de Gemeente (Ef. 1:22-23; 5:23; Kol. 1:18; 2:19).” 9) “Omdat Hij Heer is, is Hij de Heer van de sabbat (Mat. 12:8; Mar. 2:28).” 10) “Hij is de Heer als Messias (Mar. 1:3; Luk. 2:11; 3:4).“ 11) “Hij wordt ook God, de Here genoemd (Luk. 5:8; Joh. 20:,28).“
12) “Hij is ook de Heer van de hen die geloven (Joh. 13:13-14; 2 Kor. 12:8; 4:5; Ef. 6:9).” “Op grond van het feit dat Hij de Heer van het Oude en het Nieuwe Testament is”, geeft Fruchtenbaum zeven conclusies: 1) “Jezus is de Schepper. Johannes 1:1-3 benadrukt dat alle dingen door Hem gemaakt zijn.” 2) “Jezus is degene die het verbond bewaart. Hij zal er garant voor staan dat alle door God gesloten verbonden ook werkelijk vervuld worden.” 3) “Jezus bestaat vanuit Zichzelf. Net als bij God de Vader is het bestaan van Jezus van geen enkel ander element afhankelijk.” 4) “Jezus is de Meester. En als Hij onze Meester is, betekent dit dat
Jezus is de Eigenaar van de wereld en van de mensheid omdat Hij hen geschapen heeft.
7 INFOBOX
Jahwe
we Hem moeten gehoorzamen.” 5) “Jezus is de eigenaar. Hij is de eigenaar van de wereld en van de mensheid omdat Hij hen heeft geschapen. Maar Hij is ook op een bijzondere manier de eigenaar van elke gelovige, want we zijn een nieuwe schepping in Hem. En daarom heeft Hij het recht om overeenkomstig Zijn wil met ons om te gaan.” 6) “Jezus is de heerser. Hij is de soevereine heerser die kan handelen zoals Hij Zelf wil.” 7) “Jezus is het middelpunt van alle dingen. Hij is het middelpunt van het universum, van het menselijke bestaan, van ons geloof en van onze redding.” En tot slot stelt Fruchtenbaum ondubbelzinnig vast: “In 1 Korinthe 12:3 wordt bevestigd dat niemand kan zeggen dat Jezus Heer is dan alleen door de Heilige Geest. Niet geredde mensen kunnen het zeggen in de zin van ‚Meester‘, maar ‚Heer‘ betekent hier ook ’God zijn’. Als de Bijbel zegt dat de ongelovige in de Heer Jezus Christus moet geloven, betekent dit heel eenvoudig dat hij Hem als Godmens en Messias moet aannemen, niet als Meester-mens. (…) Nogmaals, het reddende geloof houdt in dat we Hem als de Godmens erkennen.”4 Zo verstaan we ook de diepe betekenis van de Oudtestamentische uitspraak van Joël over God en de Nieuwtestamenti-
sche vervulling ervan in Jezus: “Het zal geschieden dat ieder die de naam van de HERE (Jahwe) zal aanroepen, behouden zal worden. Want op de berg Sion en in Jeruzalem zal ontkoming zijn, zoals de HERE (Jahwe) gezegd heeft, namelijk bij hen die ontkomen zijn, die de HERE (Jahwe) roepen zal” (Joël 2:32). Paulus verwijst ernaar en verklaart in Romeinen 10:10,13: “Als u met uw mond de Here (kurios) Jezus belijdt… (…) Want ieder die de naam van de Here (kurios) zal aanroepen, zal zalig worden”. Ik citeer Martin Buber nog een keer: “Ik geloof rotsvast dat de Joodse gemeenschap Jezus in het kader van haar wedergeboorte in zich zal opnemen, niet alleen als een groot figuur uit hun godsdienstgeschiedenis, maar ook in de levende context van een zich over duizenden jaren uitstrekkend Messiaans gebeuren dat in de verlossing van Israël en de wereld zal uitmonden. Maar ik geloof even rotsvast dat we Jezus nooit als de gekomen Messias zullen erkennen, omdat dit de diepste zin van onze Messiaanse hartstocht (…) zou weerspreken. In het machtige koord van ons Messiasgeloof, dat aan een rots op de Sinaï is vastgebonden en naar een nog onzichtbaar in de grond van de wereld geslagen paaltje loopt, is geen knoop geslagen. (…) Voor ons er geen zaak van Jezus, alleen een zaak van God.”5 Hier zit Buber er helemaal naast, want als Jezus voor de wedergeboorte van Israël terugkomt, komt Hij als degene die er al een keer geweest is, en als degene die God is: “Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Here, die is en die was en die komt, de Almachtige” (Op. 1:8). In dit vers spreekt Jezus (dat blijkt uit het verband; vgl. vs. 11,13,17-18). Hij spreekt als degene die hier al een keer geweest is, als degene die terugkomt en tegelijkertijd als de Almachtige. In Openbaring 19:11-16 wordt de heerlijke wederkomst van Jezus beschreven. Bij Zijn wederkomst draagt Hij de boven alle mensen verheven
In het Oude testament openbaart God Zich aan Mozes met de woorden: “Ik ben die Ik ben!” (Ex. 3:14). Met deze woorden bevestigt Hij Zijn hoogheilige naam ‘Ik ben‘ of Jahwe (JHWH) – wat ook betekent ‘de eeuwig bestaande’. Zo geeft Israëls verbondsgod Zich in het Oude Testament vaak te kennen. – Als in onze Bijbelvertaling het Oudtestamentische ‘Here‘ of ‘God’ met een of meer hoofdletters wordt geschreven, staat er eigenlijk de eigennaam van God: Jahwe. Oudere Bijbelvertalingen (zoals de niet-herziene Elberfeld Bijbel) geven deze naam met Jehova weer. Omdat men in het Hebreeuws alleen de medeklinkers van de naam schreef (JHWH), was het de vertalers niet helemaal duidelijk welke klinkers ze ertussen moesten zetten. Tegenwoordig weten we dat de juistere manier van zeggen Jahwe is en niet Jehova.
naam: “het Woord van God” (vs. 13). Dezelfde Johannes die ons het boek Openbaring heeft overgeleverd, schreef ook het Evangelie van Johannes en getuigde daarin: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God” (Joh. 1:1). Johannes erkende dus: - Jezus is het Woord van God en is als zodanig in de wereld gekomen; - Hij zal als het Woord van God terugkomen; - Dit Woord was bij God; - Het is God Zelf. Wie het vatten kan, die vatte het: “Een Jood is God!” NORBERT LIETH 1
2
3 4
5
Martin Buber, Zwei Glaubensweisen (Gerlingen 1994), pag. 15 Shalom Ben-Chorin, Zwiesprache mit Martin Buber, pag. 135-136 factum 3/2010, pag. 45 Vriendenbrief van Ariel Ministries, zomer 2010, pag. 4-6 Martin Buber, Pfade in Utopia (Heidelberg 1985), pag. 378
Middernachtsroep
Januari 2013
8
BIJBELSE BOODSCHAP
Jezus Christus is God De Jood Jezus Christus is God. Het Evangelie van Johannes onderstreept deze waarheid in het bijzonder, zoals bijvoorbeeld te zien is aan de belijdenis van Thomas of de vangst van de 153 vissen. Maar Johannes geeft nog veel meer aanwijzingen over de goddelijkheid van Jezus. Een speurtocht.
M
attheüs toont ons Jezus Christus als Koning, Markus als de lijdende Knecht van God, Lukas als de volmaakte mens en Johannes als God. In tegenstelling tot Mattheüs en Lukas rept Johannes met geen woord over de geboorte van Jezus. Die is voor zijn ‘bewijsvoering’ niet belangrijk, want zijn thema luidt immers: Jezus is God, zoals Paulus ook zegt: “Want in Hem (in Jezus Christus) woont heel de volheid van God lichamelijk!” (Kol. 2:9). Hij begint als volgt: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alle dingen zijn door het Woord gemaakt, en zonder dit Woord is geen ding gemaakt dat gemaakt is” (Joh. 1:1-3). Met deze binnenkomer wijst Johannes direct op de voorexistentie van Jezus. Jezus Christus is zonder begin en einde, de Schepper van alle dingen. Daarmee zet Johannes ook een streep door de gedachte dat Jezus een schepsel is of aan de top van de schepping staat; Hij is de Schepper Zelf. Ja, voor Johannes is het duidelijk: Jezus Christus is God in mensengestalte. Het Evangelie van Johannes is opgebouwd als een bewijsvoering. Stap voor stap toont Johannes de goddelijkheid van de mens geworden Verlosser aan; hij begint bij de voorexistentie van Jezus (Joh. 1:1) en sluit af met de belijdenis van Thomas: “Mijn Heer en mijn God!” (Joh. 20:28), dat dan door Jezus Zelf wordt bevestigd door het wonder met de 153 vissen. Over dit gegeven en over het verband tussen de in het Oude Testament geopenbaarde eigennaam van Middernachtsroep
Januari 2013
God (JHWH) en het ‘Ik ben’ van Jezus hebben we het al gehad (De Jood die niet God mag zijn). In het Oude Testament zegt Jahwe: “Ik, Ik ben de HERE, buiten Mij is er geen Heiland” (Jes. 43:11). In het Evangelie van Johannes geeft Jezus Zich zeven keer als deze Heiland-God te kennen: 1) “Ik ben het Brood des levens“ (Joh. 6:32-35,47-59); 2) “Ik ben het Licht der wereld“ (Joh. 8:12); 3) “Ik ben de deur” (Joh. 10:1-10); 4) “Ik ben de goede herder” (Joh. 10:11-18,27-30); 5) “Ik ben de opstanding en het leven” (Joh. 11:25-26); 6) “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven” (Joh. 14:6); 7) “Ik ben de ware wijnstok” (Joh. 15:1-6). Is het daarom toevallig dat de initialen van het Hebreeuwse opschrift aan het kruis: “Jezus, de Nazarener, de koning van de Joden”, JHWH vormen? Aan het kruis heeft de mens geworden RedderGod Jahwe het heil van de wereld volbracht. Daarom kan Petrus over Jezus zeggen: «En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden!» (Hand. 4:12). Johannes vertelt over meerdere ontmoetingen waarbij Jezus Zijn goddelijkheid toonde. Zo zei Hij in het gesprek met de Farizeeër Nicodemus: “En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft!” (Joh. 3:14-15). Als rabbi kan Nicodemus bij de titel «Zoon des mensen» meteen het verband met
Daniël hebben gezien: “En zie, er kwam met de wolken van de hemel Iemand als een Mensenzoon. Hij kwam tot de Oude van dagen en men deed Hem voor Zijn aangezicht naderbij komen. Hem (de Zoon des mensen!) werd gegeven, heerschappij, eer en koningschap, en alle volken, natiën en talen moesten Hem vereren. Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die Hem niet ontnomen zal worden, en zijn koningschap zal niet te gronde gaan” (Dan. 7:13-14). Door Zichzelf «Zoon des mensen» te noemen verklaarde Jezus dat Hem eeuwige “heerschappij, eer en koningschap” toekwam. En dat was nog niet alles: Jezus maakte er ook aanspraak op dat Hij eeuwig leven kon geven. En dat kan alleen de Eeuwige, God Zelf. Bovendien zei Micha al dat “de Heerser in Israël (…) van eeuwige dagen af” is (Mi. 5:1). Alleen de Eeuwige kan eeuwigheid schenken. Nicodemus scheen dit te accepteren, al begreep hij misschien nog niet de volledige reikwijdte van de uitspraak van Jezus: “En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden“. Toen Jezus de Samaritaanse vrouw ontmoette bij de Jakobsbron, zei Hij tegen haar: “Als u de gave van God kende, en wist wie Hij is die tegen u zegt: Geef mij te drinken, u zou Hem hebben gevraagd en Hij zou u levend water gegeven hebben” (Joh. 4:10). Jezus claimde hier de gave van God te zijn en levend water te kunnen geven. Het Oude Testament laat duidelijk zien waar de Bron van het levende water is: “Mensen en dieren verlost U, HERE (Jahwe). Hoe kostbaar is Uw goedertierenheid, o God! Daarom nemen de mensenkinderen de toevlucht onder de schaduw van Uw vleugels. Zij worden verzadigd met de overvloed van Uw huis, U laat hen drinken uit Uw beek vol verrukkelijke gaven. Want bij U is de
9
bron van het leven!“ (Ps. 36:7-10). Een andere vertaling zegt dat de Here Zelf de bron van het leven is. Jezus verklaarde met Zijn uitspraak dat Hij de bron van het levende water was – Jahwe zelf. De vrouw verstond dit in het geloof – en later nog veel anderen in Samaria, toen zij getuigden: “Wijzelf hebben Hem gehoord en weten dat hij werkelijk de Zaligmaker van de wereld is, de Christus!” (Joh. 4:42). Op de laatste dag van het Loofhuttenfeest stond Jezus in de tempel op en riep onder verwijzing naar dit water: “Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Joh. 7:37-38). – Het Loofhuttenfeest werd zeven dagen lang gevierd en men bracht God lof door middel van dankoffers. Elke morgen trok een priester met een processie naar de vijver Siloah, waar hij met een gouden kruik water schepte en dit naar boven bracht, naar het brandofferaltaar in de tempel. Op het altaar stonden twee zilveren kruiken. In de ene goot hij het water en in de andere offerwijn. De wijn en het water vloeiden op het altaar samen en vermengden zich. Dat was een teken van de toekomstige zegen en het heil als de Messias zou komen. De laatste dag was het hoogtepunt. Terwijl de priester met het water door de Waterpoort van de tempel binnentrad, weerklonken er zilveren trompetten en reciteerde de mensen: “U zult met vreugde water schappen uit de bronnen van het heil!” (Jes. 12:3). Plechtig schreed de priester naar het brandofferaltaar, terwijl het tempelkoor de Psalmen 113 tot 118 zong. En toen opeens stond Jezus op en riep (zoiets was nog nooit eerder in de tempel gebeurd): “Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Joh. 7:37-38).1 De hele processie was tot eer van God gedacht. Alleen bij Hem is de bron van het leven. En Jezus maakte daar met
Zijn oproep aanspraak op voor Zichzelf. Dat was alleen God toekomt betrok Hji op Zichzelf, zoals God in het Oude Testament zegt: “O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en u die geen geld hebt, kom, koop en eet! (…) Zoek de HERE (Jahwe) terwijl Hij te vinden is, roep Hem aan terwijl Hij nabij is!” (Jes. 55:1,6). In zijn bewijsvoering van de goddelijkheid van Jezus bericht Johannes bovendien over zeven wonderen van de Heer Jezus vóór Zijn kruisiging en opstanding: 1) Het veranderen van water in wijn (Joh. 2:,1-12); 2) De genezing van de zoon van een hoveling (Joh. 4:4654); 3) De genezing van een verlamde bij de vijver Bethesda (Joh. 5:1-17); 4) De spijziging van de 5000 (Joh. 6:1-14); 5) Jezus wandelt op het meer en stilt de storm (Joh. 6:15-21); 6) De genezing van een blindgeborene (Joh. 9:1-41) en 7) de opwekking van Lazarus uit de doden (Joh. 11:17-45). Deze dodenopwekking was de laatste schakel in een lange keten van argumenten, een laatste pleidooi, het spreekwoordelijke teken aan de wand. Om de volle reikwijdte ervan te begrijpen moeten we een blik werpen op wat er aan voorafging. In Johannes 10 noemde Jezus Zich de goede herder. Daarmee verwees Hij naar zijn goddelijkheid, wat de Farizeeën en de Schriftgeleerden perfect begrepen (vgl. Ps. 23; Jes. 40:10-11; Ez. 34:1116). Het werd de Joden nu dan ook te gortig, ze wilden hom of kuit hebben en vroegen Jezus: “Hoelang houdt u ons in het onzekere? Als U de Christus bent, zeg het ons vrijuit!“ (Joh. 10:24). “Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd en u gelooft het niet. De werken die Ik doe in de naam van Mijn Vader, die getuigen van Mij. Maar u gelooft niet“ (Joh. 10:25-26). Hoewel zij begrepen wie Hij beweerde te zijn, zeiden ze later: “Wij stenigen U niet vanwege een goed werk, maar vanwege godslastering, namelijk omdat U, die een mens bent, Uzelf God maakt!” (Joh. 10:33). Ze begrepen de claim van Jezus wel, dat Hij God was, maar wilden het niet geloven. Daarom
gaf Jezus nog een laatste teken. Een teken waar ze niet omheen konden en dat hen dwong een keuze te maken: de opwekking van Lazarus uit de doden! Toen de Heer Lazarus opwekte, was deze al “vier dagen in het graf” (Joh. 11:17). Martha merkte op: “Here, hij ruikt al, want hij ligt hier al voor de vierde dag!” (Joh. 11:39). Er bestond geen hoop meer dat hij nog weer kon leven. Volgens de rabbijnse overlevering zweeft de geest van een overledene nog drie dagen boven hem. Pas dan komt de ziel in de Sheol (het dodenrijk) terecht. Volgens deze leer bestond er tijdens de eerste drie dagen nog een zekere, alhoewel kleine kans op herleving. Maar de opwekking van een dode na deze drie dagen is volgens de rabbijnse overlevering een wonder dat alleen de Messias kan doen.2 Jezus bewees Zijn goddelijkheid toen Hij met luide stem deze dode in het leven terugriep. Hij is het leven en Hij is de opstanding! En omdat Hij God is, kan Hij zeggen: “Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al was hij gestorven, en ieder die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid” (Joh. 11:25-26). Tragisch genoeg wilden de Farizeeën en de Schriftgeleerden dit tegen beter weten in niet voor waar aannemen. Ze kwamen veeleer tot het volgende besluit: “Wat doen we? Want deze Mens doet vele tekenen! (…) Vanaf die dag dan waren zij vastbesloten om hem te doden” (Joh. 11:47.53). Ja, deze Jood, Jezus, mocht niet God zijn en daarom werd Hij gedood. – Wat doet u met Jezus? Roept u net als Thomas in geloof uit: “Mijn Heer en mijn God!”, of wijst u zijn aanspraak van de hand? Deze vraag is niet alleen beslissend voor het leven, maar ook voor de eeuwigheid. Want alleen een eeuwig God kan ons een eeuwige verlossing schenken! NORBERT LIETH
1 2
Zie Roger Liebi, Der Messias im Tempel, pag. 424 Zie Arnold Fruchtenbaum, Das Leben des Messias, pag. 82 Middernachtsroep
Januari 2013
10
BIJBELSE BOODSCHAP
Pas op, antichristen!
Als Jezus Christus God is, dan is het loochenen van Zijn goddelijkheid door en door antichristelijk. En dat is ook precies wat Johannes in zijn eerste brief verklaart.
D
e laatste jaren is het aantal dwaalleraars die de Drie-eenheid van God en daarom vooral de goddelijkheid van Christus loochenen, met sprongen toegenomen. In 1 Johannes 2:18-19 vinden we met het oog op zulke dwaalleraars de volgende waarschuwing: “Kinderen, het is het laatste uur; en zoals u gehoord hebt dat de antichrist eraan komt, zijn er ook nu al veel antichristen gekomen, waaruit wij weten dat het het laatste uur is. Zij zijn uit ons midden weggegaan, maar zij waren niet uit ons; want als zij uit ons geweest waren, dan zouden zij bij ons gebleven zijn. Maar het moest openbaar worden dat zij niet allen uit ons zijn.” Een bijzonder kenmerk van zulke dwaalleraars is dat zij de persoon van de Heer Jezus aanvallen en van Zijn heerlijkheid willen afdoen. Zij loochenen de Zoon. Maar 1 Johannes 2:23 verklaart dat ze in dat geval noch de Zoon, noch de Vader hebben. We zien dus dat we bij Middernachtsroep
Januari 2013
dit onderwerp op heilige grond staan. Het gaat om de fundamenten van ons geloof. Het gaat om alles of niets. Zulke dwaalleraars zijn bijzonder gevaarlijk voor ware gelovigen die ook liefde koesteren voor Israël als Gods uitverkoren volk. Ze argumenteren ongeveer als volgt: We moeten de Joodse wortels van het christelijk geloof opnieuw ontdekken. Het christelijk geloof is vooral in de vierde eeuw aan de Griekse cultuur aangepast. Daarom heeft het concilie van Nicea in 325 Jezus Christus tot God gemaakt. In deze tijd heeft men ook de leer van de Drie-eenheid uitgevonden. Maar die komt niet met de leer van het Nieuwe Testament overeen. En hij komt ook niet overeen met het Joodse denken. Binnen het jodendom is God maar één Persoon. Deze uitspraken kloppen echter totaal niet. Ten eerste is de leer van de Drieeenheid en de goddelijkheid van Christus heel duidelijk in het Nieuwe Testament te
“Kinderen, het is het laatste uur; en zoals u gehoord hebt dat de antichrist eraan komt, zijn er ook nu al veel antichristen gekomen, waaruit wij weten dat het het laatste uur is.”
vinden. Dat komt overeen met de leer van de apostelen van Jezus Christus in de eerste eeuw. Ten tweede is het een dwaling te beweren dat de leer van de Drie-eenheid in het jodendom onbekend is. Het is weliswaar juist dat het huidige orthodoxe jodendom de Drie-eenheid van God afwijst en ook de goddelijkheid van de beloofde Messias loochent en dus een gewoon mens als redder verwacht. Maar in de geschriften van de oude rabbijnen vindt men wel degelijk de leer dat er weliswaar slechts één God is, zoals het Oude en Nieuwe Testament
11
“Thomas antwoordde en zei tegen hem: Mijn Here en mijn God!”
leren, maar dat zowel «de Vader in de hemel» (Hebr. avinu shebashamajim) alsook «het Woord des Heren» (Aram. memra‘ ‘adonai) en eveneens de Geest van God (Hebr. ruach ‘elohim) eeuwig God zijn. In het boek Zohar wordt zelfs betuigd dat men het geheimenis hoe drie één kunnen zijn, slechts door de Heilige geest kan verstaan (Zohar Shemoth, pag. 43/2). Rabbijn Tzvi Nassi kwam door het bestuderen van de rabbijnse literatuur en het Nieuwe Testament tot het inzicht dat Jezus Christus God is en dat God Drieenig is. Hij heeft een waardevol boekje geschreven, waarin hij de belangrijkste bewijzen uit de rabbijnse literatuur over dit onderwerp verzameld heeft.1 Waar leert het Nieuwe Testament de goddelijkheid van Christus? Hier een paar Schriftplaatsen: Johannes 1:1: “In het begin was het Woord (= Jezus Christus; vgl. Joh. 1:14), en het Woord was bij God en het Woord was God.” Johannes 20:28: “Thomas antwoordde en zei tegen Hem: Mijn Here en mijn God!” Romeinen 9:5: “Tot hen behoren de vaderen, en uit hen is, wat het vlees betreft, de Christus, die God is, boven alles, te prijzen tot in eeuwigheid. Amen.“
Titus 2:13: “…terwijl wij verwachten de zalige hoop en verschijning van de heerlijkheid van de grote God en onze Zaligmaker, Jezus Christus.” 2 Petrus 1:1: “Simon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker, Jezus Christus.” 1 Johannes 5:20: “Maar wij weten dat de zoon van God gekomen is en ons het verstand heeft gegeven om de Waarachtige te mogen kennen; en wij zijn in de Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon, Jezus Christus. Die is de waarachtige God en het eeuwige leven.” In verband met Titus 2:13 en 2 Petrus 1:1 wijzen we nog op de grammaticale regel van Granville Sharp: als twee zelfstandige naamwoorden A en B (geen eigennamen en altijd in het enkelvoud) in het Grieks met het woord ‘en’ zijn verbonden en als het bepaald lidwoord alleen voor A staat, dan geldt dat A dezelfde persoon dan wel zaak is als B. En in de genoemde verzen is dat precies wat er in het Grieks aan de hand is! In Titus 2:13 kan “de grote God” niet op de Vader slaan terwijl “Heiland” op Jezus Christus zou slaan. Nee, de grote God
is dezelfde Persoon als de Heiland. Zo is ook in 2 Petrus 1:1 “onze God” identiek aan “Heiland”. Normaal gesproken leer je op school over regels dat de uitzondering de regel bevestigt. Granville Sharp heeft de zojuist uitgelegde regel op talrijke plaatsen in het Nieuwe Testament en in de seculiere Griekse literatuur getest en nergens een uitzondering gevonden. Dus geldt blijkbaar ook voor de regel «de uitzondering bevestigt de regel» dat «de uitzondering de regel bevestigt». Als iemand nu denkt dat deze verzen in het Nieuwe Testament, die de goddelijkheid van Christus betuigen, pas na het concilie van Nicea het nieuwe Testament zijn binnengesmokkeld, dan moet hij of zij op de harde feiten worden gewezen dat we van het Nieuwe Testament tegenwoordig in totaal 5.760 Griekse handschriften bezitten en dat de goddelijkheid van Christus ook in de handschriften van voor 325 na Chr. wordt betuigd. ROGER LIEBI
1
Tzvi Nassi, The Great Mystery or How Can Three Be One? Keren Ahvah Meshichit, P.O. Box 10382, 91103 Jerusalem, Israel (www.kerenahvah. org). Dit geschrift is zowel in het Engels als in het Hebreeuws verkrijgbaar. Middernachtsroep
Januari 2013
12
IN PERSPECTIEF
Een uitverkoren vat van God Als Jezus Christus God is, iets waar de Bijbel geen twijfel over laat bestaan, dan heeft Hij ook recht op ons leven. Want we zijn Zijn uitverkoren vaten.
T
oen Saulus (later bekend als Paulus) door de eeuwige God geroepen werd, zag God dat hij bad (Hand. 9:11). Deze man, een vrome en godvrezende nakomeling van Abraham, had in zijn leven ongetwijfeld al talloze keren gebeden (vgl. Fil. 3:5-6). Gebed was een kenmerk van de Farizeeën; bij sommigen van hen helaas slechts om door het volk gezien te worden (Mat. 6:5). Saulus was een van hen geweest. Maar nu bad hij voor het eerst van zijn leven tot de Heer Jezus. En God reageerde meteen om hem te helpen en te roepen. Het onmiskenbare kenmerk van echte christenen was – en is nog altijd – dat zij de naam van de Heer Jezus aanriepen en nog steeds aanroepen (Hand. 9:21). Als je dat vaststelt, is een discussie over de Godheid van Jezus al niet eens meer nodig: Zijn eerste navolgers waren herkenbaar aan hun bidden tot Hem! De Jood Jezus Christus is God. En op het moment dat Saulus oprecht begon te bidden, begon er in zijn leven een ontwikkeling die je goed kunt illustreren met wat er met een stuk klei op de draaischijf van een pottenbakker gebeurt. De Heer Zelf noemde Saulus “een uitverkoren vat” (Hand. 9:15). Met zijn gebed opende Saulus zijn leven voor Jezus. En nu begon Middernachtsroep
Januari 2013
de Heer aan hem te werken – precies zoals Hij aan ons werkt wanneer wij ons voor Hem openstellen. Net als Saulus zijn ook wij “een uitverkoren vat” (vgl. Tit. 1:1; 2 Kor. 4:7) van onze God Jezus Christus. Er zijn zeven dingen die een vat kenmerken: 1) Het materiaal waaruit het vervaardigd is. 2) Een opening om het te vullen. 3) De inhoud waarvoor het gemaakt is. 4) Een greep of handvat, waaraan men het kan vasthouden. 5) De bodem, het oppervlak waarmee het vat staat. 6) Mogelijke versieringen aan de buitenkant. 7) Het etiket, het keurmerk van de pottenbakker. 1) Het materiaal bestaat uit klei, die zacht en kneedbaar moet zijn. “Maar wij hebben deze schat in aarden kruiken, opdat de allesovertreffende kracht van God zou zijn en niet uit ons” (2 Kor. 4:7). Hier zien we een heel belangrijke aanwijzing: We hebben deze schat in aarden kruiken. Daar dienen we ons heel zakelijk op in te stellen. Want aarden vaten, dat betekent conflicten, strijd, zwakheden en beperkingen. Dat merk je vooral dan heel duidelijk wanneer je met andere christenen samenwerkt of in de gemeente samenkomt. Er bestaan geen christelijke supermannen of supervrou-
wen en er bestaat ook geen ervaring met de Heilige Geest die ons dat plotseling wel maakt (vgl. de nuchtere oproep in Kol. 3:13). De veelvuldige oproepen in de leerbrieven geven ons te verstaan dat we tijdens ons leven door onze hemelse Pottenbakker op de pottenbakkersschijf gevormd worden (2 Kor. 3:18). Een pottenbakker werkt en modelleert heel individueel. Een vat of een kruik is niet als een baksteen, die in een mal geperst wordt. Bakstenen zien er allemaal hetzelfde uit. Dat willen de sekten en dat is ook de bedoeling van dictators. Maar wij zijn verschillend en hebben verschillende gaven en begaafdheden. Want onze God is een creatieve God! 2) De opening: doordat Saulus begon te bidden, gaf hij een bepaalde bereidheid aan om dingen aan te nemen en op te nemen, net als een pas uit het ei gekropen vogeltje. Psalm 81:11 herinnert ons aan dit beeld: “Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen”. De mens is net een vat dat gevuld wordt. Paulus benadrukt tegen de egoïstisch bekrompen geworden Korinthiërs: “Onze mond heeft zich voor u geopend, Korinthiërs, ons hart staat wijd open. U neemt geen kleine plaats in ons hart in, maar zelf bent u enghartig”
13
(2 Kor. 6:11-12). Paulus werd een man die een groot en ruim hart voor de mensen kreeg. Naarmate wij ons in ons leven openstellen voor God, worden we zelf tot zegen voor anderen. Zo zegt Jezus: “Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien” (Joh. 7:38). 3) De inhoud: het is onze eigen verantwoordelijkheid of we ons door God laten vullen of ook niet. Hij dwingt niemand. Uit de oproep in Kolossenzen 3:16 — “Laat het Woord van Christus in rijke mate in u wonen…” — blijkt dat het niet automatisch gaat. Wij zijn ervoor verantwoordelijk en wij beslissen waarmee we ons vullen of laten vullen (vgl. Ef. 5:18). 4) Het handvat: je hebt al heel wat vingeracrobatiek nodig om uit fijn Chinees porseleinen kopjes te kunnen drinken. Het breekbare oortje is nauwelijks goed vast te houden en het kopje draait ondanks krampachtig samendrukken van de vingers naar beneden. Daarom biedt men grote koffiekoppen aan met een makkelijk, goed hanteerbaar oor. Dit is onontbeerlijk om het stuk aardewerk te kunnen gebruiken waarvoor het bestemd is. Dit beeld kunnen we op onszelf projecteren. In het leven van Paulus zien we hoe de woest snuivende fanaticus in een vriendelijke en barmhartige persoon veranderd is. Deze verandering is zo radicaal dat hij zich niet geneert om het aangrijpende beeld van een liefdevolle, borstvoeding gevende moeder te gebruiken om zijn hartenwens en medegevoel voor de
gemeente te Thessaloníki te beschrijven (1 Thes. 2:7-8). In Galaten 4:19 noemt hij ook nog de zorgen en kwellingen van geestelijke geboorteweeën. Bij het afscheid in Efeze wordt zichtbaar wat Paulus door zijn trouwe, intensieve en onbaatzuchtige arbeid heeft gezaaid (Hand. 20:31): “En allen begonnen luid te huilen, vielen Paulus om de hals en kusten hem, zeer bedroefd, vooral om het woord dat hij gesproken had, dat zij zijn gezicht niet meer zouden zien” (vs. 37-38). Termen als “luid te huilen” en “kusten hem” onderstrepen de dankbare aanhankelijkheid, waardering en liefde. De Efeziërs hadden door de boodschapper van God de God Jezus gevonden en waren jarenlang geestelijk door hem verzorgd. Ze hadden samen crises doorstaan en waren in het geloof opgebouwd en rijper geworden. Paulus benadrukt dat hij aan ieder heel persoonlijk heeft gewerkt. Dat gebeurde niet eventjes tussen neus en lippen door of in het anonieme gewoel van een megakerk. Paulus heeft zich ook niet alleen ingezet voor de sympathieke ‘makkelijke klanten’ of de succes belovende begaafden. Veeleer heeft hij allen in de gemeente volledig opgenomen en aangenomen en zich intensief met hen beziggehouden. Wat zijn we tegenwoordig toch snel geneigd tot groepjesvorming en wat voelen we ons puur vleselijk snel aangetrokken tot mensen die ons van nature
Een pottenbakker werkt en modelleert heel individueel. Een vat of een kruik is niet als een baksteen, die in een mal geperst wordt. Bakstenen zien er allemaal hetzelfde uit. Dat willen de sekten en dat is ook de bedoeling van dictators. Maar wij zijn verschillend en hebben verschillende gaven en begaafdheden. Want onze God is een creatieve God! bevallen en ons aanspreken. De een bieden we een mooi ‘oortje’ en bij de ander zetten we net als Diotrefes als een cactus onze stekels op (3 Joh 9-10). Zijn we makkelijk aanspreekbare of moeilijke mensen? Reageren we overgevoelig? Zijn we gecompliceerd of open? Hebben we een positieve of een negatieve invloed? Van Mozes lezen we: “Maar de man Mozes was zeer zachtmoedig, meer dan alle mensen die op de aardboden waren” (Num. 12:3). Hoe was dat mogelijk, zonder psychologie en psychotherapie? In Hebreeën 11:24-26 ontdekken we Mozes in de eregalerij van de geloofshelden: “Door het geloof heeft Mozes, toen hij groot geworden was, geweigerd een zoon van de dochter van de farao genoemd te worden. Hij koos ervoor liever Middernachtsroep
Januari 2013
14
IN PERSPECTIEF met het volk van God slecht behandeld te worden dan voor een ogenblik het genot van de zonde te hebben. Hij beschouwde de smaad van Christus als grotere rijkdom dan de schatten in Egypte, want hij had het loon voor ogen”. Mozes moest keuzes maken. Een ervan was dat hij niet meer op zichzelf wilde vertrouwen, maar alleen op God. Hij wilde zich door Hem laten gebruiken en omvormen! Een andere keus was dat hij de voorkeur gaf aan echte navolging boven alle schatten en wijsheden van Egypte. Dat was een geweldige keuze met een grote reikwijdte. Welke keuzes maken wij? Of dromen we er soms liever van een keer een goudschat te vinden zoals die in het graf van farao Toetanchamon? 5) De bodem: afhankelijk van de grootte van het vat of de kruik is de bodem, en dus de stabiliteit die daarmee samenhangt, zeer belangrijk. Een draaiend bord is even grappig, maar maakt het eigenlijke eten wel lastig. De Joodse Zunzvertaling geeft Jeremia 31:22 als volgt weer: “Hoe lang blijf je in het rond draaien, afvallige dochter?” Dat is een heel nauwkeurige definitie van de natuurlijke, goddeloze levensloop met al zijn monotonie en eindeloze spiralen van zinnelijk genot. Paulus wees in een heel andere richting: “Daarom, mijn geliefde broeders, wees standvastig, onwankelbaar, altijd overvloedig in het werk van de Here, in de wetenschap dat uw inspanning niet tevergeefs is in de Here” (1 Kor. 15:58). In Psalm 17:5 beweegt de gelovige zich als een trein op vaste rails naar zijn doel: “Ik hield mijn schreden in Uw sporen, zodat mijn voetstappen niet zouden wankelen”. In onze huidige tijd met zijn inflatie van normen en waarden en met een steeds goddelozer wordende cultuur is dat heel belangrijk, “opdat we geen jonge kinderen meer zouden zijn, heen en weer geslingerd door de golven en meegesleurd door elke wind van leer, door het bedrog van de mensen om op listige wijze tot dwaling te verleiden, maar dat wij, door ons in liefde aan de waarheid te houden…” (Ef. 4:14). Met Jezus staat ons leven op een betrouwbaar fundament, zonder Hem bouwen we een luchtkasteel of niet meer dan een zandkasteel. 6) De versieringen: “Maar ik vrees dat, zoals de slang met zijn sluwheid Eva verleid heeft, zo misschien ook uw gedachten bedorven worden, weg van de eenvoud die in Christus is” (2 Kor. 11:3). Middernachtsroep
Januari 2013
Democratie zonder godvrezendheid mondt uit in anarchie en antichristendom.
Juist aan het voorbeeld van de vrouwen in het Nieuwe Testament zien we het belang van beschaafdheid en terughoudendheid: “Uw sieraad moet niet bestaan in iets uiterlijks: het vlechten van het haar, het dragen van gouden sieraden of het aantrekken van mooie kleren; maar uw sieraad moet zijn de verborgen mens van het hart, met het onvergankelijke sieraad van een zachtmoedige en stille geest, die kostbaar is voor God. Want zo tooiden zich voorheen ook de heilige vrouwen, die op God hoopten“ (1 Pet. 3:3-5; vgl. 1 Tim. 2:9). Het tegendeel zou zijn: extreem, opdringerigheid, protserigheid. De christelijke ethiek legt vooral de nadruk op de innerlijke waarden en de innerlijke schoonheid, zulks geheel in tegensteling tot ”de begeerte van het vlees, de begeerte van de ogen en de hoogmoed van het leven” (1 Joh. 2:16). Daarom moeten we oppassen dat we niet worden besmet en gemanipuleerd door de valse normen en waarden van de massamedia: “Let namelijk op uw roeping, broeders: er zijn onder u niet veel wijzen naar het vlees, niet veel machtigen, niet veel aanzienlijken. Maar het dwaze van de wereld heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en het zwakke van de wereld heeft God uitverkoren om het sterke te beschamen. En het onaanzienlijke van de wereld en het verachte heeft God uitverkoren, en wat niets is, om wat iets is teniet te doen, opdat geen vlees voor Hem zou roemen“ (1 Kor. 1:2629). Gelet op de eeuwigheid zijn allerlei gebreken en tekortkomingen zoals een te grote neus of te kleine oren absoluut belachelijk. De ‘versieringen’ van een vat of een kruik zijn van secundair belang! 7) Het keurmerk: juist bij waardevol porselein staat op de onderzijde van het vaatwerk of het kopje vermeld waar het gemaakt is, onopvallend en zeer decent. Zulks in tegenstelling tot de grote textieletiketten, die ook nog eens op de rug en deels aan de buitenzijde zijn opgenaaid om maar meteen bij iedereen op te vallen. Voor ons geldt het goddelijke keurmerk: “Maar, zoals wij door God beproefd (gekwalificeerd) zijn om ons
het Evangelie toe te vertrouwen, zo spreken wij, niet om mensen te behagen, maar God, die onze harten beproeft” (1 Thes. 2:4). “Zalig is de man die verzoeking verdraagt, want als hij beproefd gebleken is, zal hij de kroon van het leven ontvangen, die de Here beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben” (Jak. 1:12). “Beijver u om uzelf welbeproefd voor God te stellen, als een arbeider die zich niet hoeft te schamen en die het Woord van de waarheid recht snijdt” (2 Tim. 2:15). “Maar daarom is mij barmhartigheid bewezen, opdat Jezus Christus in mij, de voornaamste van de zondaars, al Zijn geduld zou tonen, tot een voorbeeld voor hen die later in Hem zouden geloven tot het eeuwige leven” (1 Tim. 1:16). Paulus, het uitverkoren vat van zijn God Jezus Christus, werd door zijn volhouden een voorbeeld voor alle christenen. Het lijden speelt daarbij een grote rol, zoals Jezus hem dit van meet af aan had geopenbaard (Hand. 9:15-16). Lijden kan ook op ons afkomen als we pal willen staan, als we bijvoorbeeld beargumenteren dat homoseksualiteit iets tegennatuurlijks en pervers is (en dan hoef je slechts naar de menselijke anatomie te kijken). Of wanneer abortus, zoals gepland, tot een recht van de mens wordt verklaard. Of wanneer men absolute religieuze tolerantie eist. Dan worden echte christenen als vermeende vijanden van de democratie en de mensenrechten en als zogenaamde ‘haatpredikers’ gewoonweg als criminelen voorgesteld. – Democratie zonder vreze des Heren mondt uit in anarchie en antichristendom. De huidige zuigkracht naar beneden neemt juist in de landen van de Reformatie geweldig en merkbaar toe! Veel christenen beginnen zich er een beetje te ongemakkelijk bij te voelen. Ze worden er moe van en verliezen hun kracht om tegen de stroom van een regelrecht wegrottende wereld te blijven zwemmen. In de praktijk betekent dit dat je van de pottenbakkersschijf zou willen springen. De verleiding daartoe is groot, maar Daniël 11:32 stimuleert ons dan: “Maar het volk dat zijn God kent, zal sterk zijn
15
EYE-OPENER en daden doen (NBG)”. De hand van de Here is niet te kort, niet voor ons in het op ons afkomende jaar 2013 en ook niet voor Israël en de gelovigen in de Grote Verdrukking bij de directe confrontatie met de antichrist. Van vuilnisemmer tot schatkistje – dat is de boodschap voor ons. Onafhankelijk van onze afkomst, onze opleiding, onze sociale status, onze huidskleur of ons uiterlijk: “In een groot huis zijn niet alleen voorwerpen van goud en van zilver, maar ook van hout en aardewerk. Sommige zijn voor een eervol, andere voor oneervol gebruik. Als iemand zich dan van deze dingen reinigt, zal hij een voorwerp zijn voor eervol gebruik, en van veel nut voor de Here, voor elk goed werk gereedgemaakt” (2 Tim. 2:19-20). Dat is Gods hoogste doel met ons die Hem navolgen. Hij wil dat we “nuttig zijn voor de Heer des huizes”. Onze hemelse Pottenbakker doet wat Hij belooft! Elke dag worden we met menselijke tragedies en verkeerde ontwikkelingen geconfronteerd. We schudden slechts ons hoofd en kunnen niet begrijpen dat amokmakers onschuldige mensen neerschieten, opa’s hun echtgenoten voor jonge meisjes inruilen en dat de criminaliteit steeds verder om zich heen grijpt. Maar laten we niet vergeten: de mens zonder God is tot alles in staat. Daarom maant Jezus ons: “Wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht” (Joh. 15:5). We mogen kiezen: in Jezus blijven of niet; ons tot een zegenrijk instrument laten omvormen en ons dienovereenkomstig ter beschikking te stellen en te laten gebruiken of ook niet. Omdat er verkeerde keuzes worden gemaakt, komen er steeds weer schokkende schandalen voor, zelfs onder christenen en christenleiders. Stilstand is achteruitgang en bij de navolging van Jezus is het risico van stagnatie groot. De tijd draait door, de jaren gaan voorbij en al snel lijken we meer op ‘levende fossielen’ – keihard en uitgedroogd, geen elastische en bewerkbare klei meer. We hebben de voortdurende, dynamische omvorming op de werktafel van onze hemelse Pottenbakker nodig. En daarbij speelt leeftijd geen rol! Dan kunnen we, zoals Filippenzen 2:15 het zegt “te midden van een verkeerd en verdraaid geslacht … als lichten in de wereld” voor onze Heer en God Jezus Christus schijnen.
Eindtijdwaan? De regen kletterde tegen het raam. Het was donker buiten. Een man stond aan het venster en keek vol verwachting het nachtelijke duster in. Hij dacht aan de wederkomst van zijn Heer Jezus Christus. Zijn hart brandde gewoon. Hij geloofde rotsvast dat hij nog in leven zou zijn als Jezus terugkwam. Ja, hij was een man die de verschijning van de Heer werkelijk liefhad (2 Tim. 4:8). Inmiddels heeft de Heer hem thuisgehaald … langs de natuurlijke weg van de dood. Sindsdien zijn er vele jaren verstreken. Hij heeft een hele erfenis nagelaten aan boeken, boodschappen en artikelen over de wederkomst van zijn geliefde Heer en Heiland Jezus Christus. Maar tot op heden is de Heer niet teruggekomen. Het zal in de 70-er en 80-er jaren van de vorige eeuw geweest zijn dat de gehele christenheid – zo leek het wel – door een koortsachtige verwachting van de terugkeer van Jezus werd gegrepen. Van talrijke kansels werd Zijn spoedige wederkomst verkondigd. Er werden films, boeken, traktaten, cd’s en cassettes over dat onderwerp gepubliceerd. De tekenen van de tijd waren duidelijk. Israël had weer een eigen staat in zijn duizenden jaren oude vaderland. Dat was een weergaloos wonder van God! Bovendien hadden de Joden heel Jeruzalem ingenomen. Ze leken onoverwinnelijk. Het was echt waar: God had Israël niet verworpen. Nu kon iedereen het met eigen ogen zien. De politieke gebeurtenissen schenen een uiterst nauwkeurige vervulling van bijbelse profetie te zijn. Europa streefde steeds meer naar eenheid. Het Romeinse rijk ontwaakte. De dreiging die van de grote USSR uitging, moest toch een profetische betekenis hebben. We hadden het hier vast en zeker met Gog uit Magog te doen… Tientallen jaren later wankelt de EU. De Sovjetunie was toch niet zo groot en machtig als men daar voorgaf. Israël heeft zijn aura van onoverwinnelijkheid verloren. De opdeling van het land en van Jeruzalem lijkt nog maar een kwestie van tijd. Intussen zijn er dingen gebeurd die de beste uitleggers van de bijbelse profetie niet hadden voorzien: bijvoorbeeld de eurocrisis of de Arabische lente. Inmiddels is er een nieuwe generatie christenen opgegroeid. Nieuwe predikers
bestijgen de kansels. Deze jonge mannen, geboren in de 70-er en 80-er jaren van de vorige eeuw, hebben vaak weinig begrip voor de – zoals zij het minachtend noemen – eindtijdwaan van hun ouders. Zij interesseren zich meer voor de eerste komst van hun Heer dan voor Zijn tweede komst. Onderwerpen als de Opname of Israël hebben aan betekenis ingeboet. De nieuwe calvinisten met hun nadruk op het Evangelie, de Gemeente en de systematische theologie krijgen momenteel onverwacht veel toeloop… Heeft het verleden ons misschien geleerd dat zich intensief bezighouden met de laatste dingen maar weinig relevant is en tenslotte valse hoop wekt? Ik geloof van niet. De nadruk op het Evangelie is zeer positief. Het verlangen naar meer nuchterheid en het afzien van speculaties is me uit het hart gegrepen. Maar mijn generatie, die teleurgesteld is door de vele vermoedens en gissingen van veel van hun geloofsvoorbeelden, loopt het risico om net zo onnuchter te worden als zij hun ouders verwijten – maar dan precies in omgekeerde richting: Opeens is op de toekomst betrokken profetie helemaal net meer belangrijk. Nu zegt men: Ja, Jezus komt terug, ooit, en daar verheugen we ons al op, op de een of andere manier, maar de rest is niet zo belangrijk. Opname? “Komt misschien niet eens.“ Israël? “Is wellicht toch door de Gemeente vervangen“. Grote Verdrukking? “Is misschien al geweest“. Duizendjarig rijk? “Misschien toch geen onderwerp om je tanden op stuk te bijten“. Jezus komt spoedig? “Ja, en?“ Werkelijk? Wat je de enthousiaste profetiedeskundigen van het verleden ook kunt verwijten, ze hadden wel een groot verlangen naar de wederkomst van onze Verlosser. En dit verlangen behoort elke christen te hebben. Mijn generatie mag de profetie van de Bijbel niet vergeten of verwaarlozen alleen omdat mannen die Jezus en Zijn verschijning boven al het andere hebben liefgehad, zich ook vergist hebben. Het wordt tijd dat we terugkeren naar het brandende verlangen van onze vaderen naar de wederkomst van onze Heer Jezus Christus. We kunnen van hun falen leren zonder daarbij hun verworvenheden te bagatelliseren. Dat is mijn bescheiden oproep… RENÉ MALGO
REINHOLD FEDEROLF
Middernachtsroep
Januari 2013
16
IN PERSPECTIEF
Het wachten op Gods roeping
We zijn uitverkoren vaten van onze Heer en God Jezus Christus. Maar hoe komen we er eigenlijk achter waartoe God ons geroepen heeft?
H
et kan heilzaam zijn om gangbare woorden in het christelijke taalgebruik af en toe eens onder de loep te nemen. Dikwijls doe je dan verrassende ontdekkingen, die je kunnen teleurstellen of bevrijden. Hoe is het met het door ons christenen veel gebruikte begrip ‘roeping’? Sommigen voelen zich geroepen als zendeling, anderen om naar een bijbelschool te gaan, weer anderen als bijbelleraar, voorganger of een andere fulltime dienst binnen Gods Koninkrijk – en niet zelden zijn deze geroepenen daar trots op. Anderen vinden dat ze geen bijzondere roeping hebben, hoewel ze graag het een of ander zouden willen doen, bijvoorbeeld naar een bijbelschool gaan. Ze kijken dan wat verdrietig naar die anderen die zo‘n ‘heerlijke roeping’ hebben – zogenaamd in tegenstelling tot henzelf. Weer anderen zeggen dat ze niet geroepen zijn en Middernachtsroep
Januari 2013
denken daarmee een smoes te hebben om ‘dienst te weigeren’. Als je een concordantie ter hand neemt en de begrippen ‘roepen‘ en ‘roeping‘ naleest, kun je het volgende vaststellen: In het Oude Testament werd Abraham als stamvader van Israël geroepen (Jes. 51:2; Heb. 11:8). Mozes werd met name geroepen om Israël uit de Egyptische slavernij te leiden. Aaron werd als hogepriester geroepen (Heb. 5:4), en zijn nakomelingen als priesters. Via Izak werd het zaad van Israël geroepen (Gen. 21:,12; Heb. 11:18). Israël zelf werd geroepen (Jes. 41:9; 48:12). Sommigen werden uitdrukkelijk voor een speciale taak geroepen (Ex. 31:2; Jes. 22:20). De vorsten van de stammen van Israël werden geroepen (Num. 1:16). Ook de profeten van het Oude Testament werden met name geroepen, zoals bijvoorbeeld Jeremia (Jer. 1).
In het Nieuwe Testament was Jezus Christus vanzelfsprekend de geroepen Messias (Jes. 42:1-7; 49:1). De apostelen werden geroepen (Luk. 6:13; Hand. 13:2; Rom. 1:1; 1 Kor. 1:1). De mensen zijn tot verlossing geroepen (Rom. 1:6-7; 8:30; 1 Kor. 1:2,9; 2 Tim. 1:9). Je kunt voor een bepaalde levenssituatie geroepen zijn, bijvoorbeeld om getrouwd te zijn of alleen te blijven, als Jood of als niet-Jood, als slaaf of als vrije (1 Kor. 7:17vv.). De Gemeente is geroepen tot vrijheid (Gal. 5:13), tot de vrede van God (Kol. 3:15), tot de heiliging (1 Thes. 4:7; 1 Pet. 1:15), tot het eeuwige erfdeel (Heb. 9:15), tot zegen en om een zegen te zijn (1 Pet. 3:9), tot heerlijkheid (1 Pet. 5:10), tot het licht (1 Pet. 2:9) en om te lijden (1 Pet. 2:21). – Over dat laatste hoor je nauwelijks iemand als het om roeping gaat. Als wij christenen het woord ‘roeping‘ horen, denken we aan de ‘grote‘ dingen: fulltime in het Koninkrijk van God werken, een theologische opleiding volgen, bijzondere taken uitvoeren, bijzondere capaciteiten bezitten en voor de dienst van God in te zetten. Maar volgens 1 Petrus 2:20-25 zijn we geroepen om in de voetstappen van Jezus te treden en lijden – met name
17 We lopen het risico dat we teveel van het begrip ’roeping‘ afhankelijk gaan maken. Daarom zijn er zo weinig zendelingen of bijbelschoolstudenten. Sommige jonge mensen geloven namelijk dat je voor een bijbelschool een speciale roeping nodig hebt.
ongerechtigheden – geduldig te verdragen zoals Hij ze verdragen heeft. “Dat is genade bij God” (1 Pet. 2:20). Binnen de Gemeente zijn er natuurlijk ook vandaag de dag evangelisten, herders en leraars die inderdaad geroepen zijn (Ef. 4:11; Hand. 20:28). Aan de hand van Efeze 2:20 mogen we aannemen dat de in Efeze 4:11 genoemde roepingen tot apostel of profeet als basis van de Gemeente er thans niet meer zijn. Destijds riep God Zelf of deed Hij het door de apostelen en hun medewerkers (Hand. 1:21-26; 6:5; 8:26; 15:22; 16:1-3; Tit. 1:5). Tegenwoordig bepalen de door de Heilige Geest geschonken gaven waarvoor iemand bestemd is of niet (1 Kor. 12:4-11). En omdat bepaalde gaven niet meer verleend worden (1 Kor. 13:8), zijn er klaarblijkelijk geen geroepen apostelen of profeten meer. De canon van de Bijbel is afgesloten (Op. 22:18-19), God spreekt niet meer “vele malen en op vele wijzen”, maar door Zijn Zoon die in de heilige Schrift wordt geopenbaard (Heb. 1:1-2). Om die reden schijnt het voor ons christenen tegenwoordig nauwelijks zin te hebben om op een bepaalde roepstem te wachten. De Zoon van God en de apostelen zijn niet meer op deze aarde om ons persoonlijk mede te delen wat we moeten doen. Veeleer maken de Nieuwtestamentische brieven ons duidelijk dat de christen dient uit te zoeken welke gaven God hem heeft gegeven en waar hij deze kan inzetten (Ef. 4:7-16; 1 Pet. 4:,10-11). Onze roeping richt zich naar de capaciteiten en mogelijkheden die de Heilige Geest ons geeft en niet naar een stem die we denken te horen. Zo kunnen mannen solliciteren naar het ambt van oudste (1 Tim. 3:1). Als ze geschikt zijn en voldoen aan de criteria van Gods Woord, mogen ze volgens Paulus als oudsten worden aangesteld. Het is dus niet doorslaggevend of ze denken dat ze een bijzondere roepstem hebben gehoord of ook niet. Dan dringt de vraag zich op of je voor een bijzondere taak binnen het Koninkrijk van God eigenlijk wel een bijzondere
roeping moet krijgen. Hebben we een bijzondere roeping nodig om zendeling te worden? Hebben we een speciale roeping nodig om naar een bijbelschool te gaan of bij een christelijke organisatie mee te werken? Hoe is dat met de christenen die in het gewone beroepsleven staan? Hebben die een speciale roeping nodig om werknemer bij een bank, vrachtwagenchauffeur of politieagent te worden? Waarschijnlijk ging het er bij de keuze van hun beroep heel nuchter aan toe. Zij hebben daar gesolliciteerd waar hun interesses lagen. Er zal nauwelijks iemand van hen beweren dat hij of zij er een heel bijzondere, door God geschonken roeping voor heeft ontvangen. Ze hebben geen stem gehoord die zei: ”Ik roep je als metselaar”. Nieuwtestamentisch gezien is de gehele Gemeente geroepen om voor de Heer actief te zijn, of dat nu in een seculier of een ‘geestelijk’ beroep is (Ef. 4:1vv.; Fil. 1:27-30; Tit. 2). De een heeft niets voor op de ander. Binnen de Gemeente zijn er geen Abrahams, Mozessen, profeten of apostelen meer. Tegenwoordig wordt er niemand meer geroepen op de manier zoals God het met de profeten in het oude verbond of met de apostelen heeft gedaan. Of wil er misschien iemand beweren dat God vanuit een wolk persoonlijk tot hem heeft gesproken, zoals bijvoorbeeld bij de apostel Paulus? De gehele Gemeente heeft een en dezelfde opdracht, zoals Jezus het tegen de apostelen heeft gezegd: “Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen“ (Mat. 28:19-20). – Wie daarbij welke rol vervult wordt bepaald door de gaven en mogelijkheden die de Heer naar Zijn eigen goeddunken door de Heilige Geest schenkt (1 Kor. 12:,4-11; Ef. 4:7-16; vgl. Ef. 2:10). Daarom kun je eerder de vraag stellen: “Heb je wel een roeping om niet geroepen te zijn?” We lopen het risico dat we teveel van het begrip ’roeping‘ afhankelijk gaan maken. Daarom zijn er zo weinig
zendelingen of bijbelschoolstudenten. Sommige jonge mensen geloven namelijk dat je voor een bijbelschool een speciale roeping nodig hebt. En omdat ze van mening zijn dat zij die niet hebben, gaan ze er niet heen, hoewel ze het graag wel zouden doen. Voor het bezoeken van een bijbelschool heb je echter geen roeping nodig, maar geschiktheid: ben je wel rijp genoeg? Voldoe je aan de voorwaarden van de school? Kun je het je permitteren om erheen te gaan? Zulke vragen worden in de regel in een gesprek vooraf behandeld. Een bijbelschool heeft als doel dat de individuele gelovige geestelijk verder kan komen en zich kan laten toerusten, om die toerusting dan later met vrucht te kunnen gebruiken. Dat is alles, niet meer en niet minder. Als iemand in het beroepsleven actief is en belangstelling heeft voor een verdere scholing, wacht hij dan eerst op een speciale roeping daarvoor? En als die niet komt, doet hij dan dus maar niets? Dat is heel onwaarschijnlijk! Als hij er werkelijk in geïnteresseerd is zich verder te laten scholen, dan doet hij dat in de wetenschap dat hij op die manier verder kan komen. En dat geldt ook als het om een bijbelschool gaat. We hoeven het christenleven niet nodeloos gecompliceerd te maken. Deze nuchtere houding bewaart ons tevens voor de hoogmoed dat je denkt iets bijzonders te zijn. Wie een evangelistische gave heeft, behoort als evangelist actief te worden, fulltime of parttime. Wie graag de zending in wil, hoeft niet op een ‘roeping‘ te wachten, maar behoort te onderzoeken wat hij kan doen. Hij behoort tot de Gemeente en is dus al lang en breed geroepen (1 Kor. 1:2). Het Nieuwe Testament leert ons niet om op Gods roeping te wachten, maar wel om bij het nemen van een beslissing om wijsheid te bidden (Jak. 1:5). Als Gods “geroepen heiligen“ (Rom. 1:7) hebben we geen extra speciale roeping nodig, maar wijsheid van “God, die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt” aan hen die er in geloof om NORBERT LIETH bidden (Jak. 1:5-6). Middernachtsroep
Januari 2013
18
IN PERSPECTIEF
Een verbond met God Jezus Christus is onze God. Wij zijn Zijn uitverkoren vaten. Hij heeft ons geroepen; we hoeven niet op Zijn roeping te wachten. Met het oog daarop doen we er goed aan om een voorbeeld aan Jonathan te nemen…
N
a Davids overwinning op de Filistijnse reus Goliath (1 Sam. 17) gebeurde het “dat Jonathan met hart en ziel aan David verbonden raakte. Jonathan had hem lief als zichzelf” (1 Sam. 18:1). Dan staat er in dit verband: ”Jonathan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf. Jonathan deed zijn mantel af die hij aanhad, en gaf hem aan David; ook zijn kleding, ja, tot zijn zwaard, tot zijn boog en tot zijn gordel toe” (1 Sam. 18:3-4). Toen de van angst vervulde koning te weten kwam dat zijn eigen zoon een verbond had gesloten met de man die Saul zelf beschouwde als een vijand die vernietigd moest worden, ”ontstak Saul in woede tegen Jonathan, en hij zei tegen hem: Jij zoon van een ontaarde en opstandige vrouw, wist ik het niet dat jij voor de zoon van Isaï gekozen hebt, tot je eigen schande en tot schande van de naaktheid van je moeder? Want alle dagen dat de zoon van Isaï op de aardbodem leeft, worden jij en je koningschap niet bevestigd. Nu dan, stuur een bode en breng hem bij mij, want hij is een kind des doods” (1 Sam. 20:30-31). Middernachtsroep
Januari 2013
‘Wat een dwaas‘, dacht Saul, zoals alle Sauls van de wereld altijd al gedacht hebben. Je moet vechten, doorpakken en grijpen wat je toekomt. Voor de Sauls van deze wereld is het dwaasheid en een gevoelige klap in de maagstreek om je eigendom vrijwillig en ook nog graag aan een ander te geven. “Dwaas! Moet je kijken wat er allemaal van jou is! Kijk eens wat je allemaal had kunnen hebben! De hele wereld ligt open voor je! Je had met volle teugen kunnen genieten. Stomme dwaas! Je deemoedigt je voor iemand van wie iemand anders beweert dat hij ooit over Israël zal regeren. Een herder uit Bethlehem zeker? Koning over heel Israël? Laat me toch niet lachen!” Jonathan dacht anders dan zijn hooghartige vader. Jonathan wist – nee, we kunnen beter zeggen – stemde er mee in dat dit Gods bepaalde wil was. Instemming is veel sterker dan gewoon geloof, dat kan wankelen. Jonathan wist dat David koning over Israël zou worden. En door het geloof wist hij ook dat hij alles wat hij opgaf honderdvoudig terug zou krijgen. En daar kwamen dan nog de onvervangbare aanwezigheid van
zijn geliefde vriend en de zegen van de heilige God Zelf bij. Jonathan bewees zijn volledige onderworpenheid aan Gods wil herhaaldelijk door zijn daden. Meerdere malen probeerde hij zijn vader, de koning, er van te overtuigen (zelfs met gevaar voor eigen leven) dat David geen echte vijand was. In plaats van Davids dood te veroorzaken bracht Jonathan de in ballingschap levende David het hartverscheurende bericht dat deze moest vluchten en niet naar het hof van koning Saul kon terugkeren. Jonathan verloor de gemeenschap met een geliefde vriend. En toch betoonde hij zich te midden van zijn eigen verdriet en problemen iemand die aandacht had voor zijn hartsvriend en broeder. Dat bleek ook uit de manier waarop hij David waarschuwde. “Toen stond Jonathan, de zoon van Saul, op en ging naar David in Choresa, en hij bemoedigde hem in God. Hij zei tegen hem: Wees niet bevreesd, want de hand van mijn vader Saul zal je niet vinden, maar jij zult koning worden over Israël en ik zal de tweede na jou zijn. Ook mijn vader Saul weet dit wel. En zij sloten een verbond met elkaar voor het aangezicht van de HERE; en David bleef in Choresa, maar Jonathan ging naar zijn huis” (1 Sam. 23:16-18). Diep bedroefd gingen de twee vrienden die dag uit elkaar. Maar door het geloof wisten ze allebei dat deze voorlopig afgewezen koning uiteindelijk rechtmatig zou regeren.
”Jonathan sloot een verbond met David, omdat hij hem liefhad als zichzelf. Jonathan deed zijn mantel af die hij aanhad, en gaf hem aan David; ook zijn kleding, ja, tot zijn zwaard, tot zijn boog en tot zijn gordel toe.”
Zou het niet heerlijk zijn wanneer alle Jonathans van deze wereld met een vriend als David gezegend waren en alle Davids van deze wereld met een vriend als Jonathan? Zou het niet heerlijk zijn om een verbond te sluiten dat wordt gekenmerkt door een liefdevolle relatie en een diepe vriendschap, en zich te verheugen in zowel de aanwezigheid van deze vriend alsook in de zegen van de heilige God? De verlosten van de Heer hebben dit in feite al – en nog veel, veel meer. Wij die gered zijn (in deze context vooral de heidenen) hebben een eeuwige verandering van onze status ontvangen, omdat het God welgevallig was om een verbondsrelatie met ons aan te gaan: “Bedenk daarom … dat u in die tijd zonder Christus was, vervreemd van het burgerschap van Israël en vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte. U had geen hoop en was zonder God in de wereld. Maar nu, in Christus Jezus, bent u, die voorheen veraf was, door het bloed van Christus dichtbij gekomen“ (Ef. 2:1113). Niet langer vervreemd, niet langer uitgesloten, niet langer vreemdelingen wat betreft de verbonden van de belofte – voor hen die in Christus zijn. Hoe goed een door mensen gesloten verbond overigens mag zijn (zoals dat van Jonathan en David), Gods verbonden zijn op grond van Zijn eigen volmaaktheid en onze zondige zwakheid altijd beter. Dientengevolge “is Jezus Borg geworden van een zoveel beter verbond“ (Heb. 7:22) voor hen die Hem liefhebben en die een verbondsrelatie met Hem zijn aangegaan. God geeft Zijn geliefden niet alleen een beter verbond met de betere Borg Jezus Christus, Hij belooft ook nog eens toekomstige rijkdom voor de dag waarop Hij hen zal belonen. Jezus maant de trouwe gemeente te Filadelfia (en allen met een soortgelijke geestelijke gezindheid, die de Heer liefhebben en nog niet door Hem zijn thuisgehaald): “Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken.
En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen. En Ik zal hem de morgenster geven. Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt!” (Op. 2:25-29). In de laatste belofte voor overwinnaars in Openbaring 2 en 3 belooft Jezus: “Wie overwint zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb” (Op. 3:21). Als we deze verzen uit onszelf hadden geschreven, dan was dat godslastering geweest. Dat Jezus Zelf ons deze beloften geeft is pure genade op genade. Zijn beloning en Zijn overwinning deelt Hij vrijgevig met degenen die in Hem zijn. Ik weet dat U Koning over Israël wordt (en over al het andere), en ik zal met U op Uw troon zitten. Overigens eist de verbondssluiting een hoge prijs van beide partijen. Het kost Jezus – en het kost ons: “Want ik heb van de Here ontvangen, wat ik ook u heb overgeleverd, dat de Here Jezus in de nacht waarin Hij werd verraden, brood nam, en nadat Hij gedankt had, brak Hij het en zei: Neem, eet, dit is Mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt. Doe dat tot Mijn gedachtenis. Evenzo nam Hij ook de drinkbeker, na het gebruiken van de maaltijd, en zei: Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in Mijn bloed. Doe dat, zo dikwijls als u die drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zo dikwijls als u dit brood eet en deze drinkbeker drinkt, verkondigt u de dood van de Here, totdat Hij komt. Daarom, wie op onwaardige wijze dit brood eet of de drinkbeker van de Here drinkt, is schuldig aan het lichaam en bloed van de Here. Maar laat ieder mens zichzelf beproeven en laat hij zo eten van het brood en drinken uit de drinkbeker“ (1 Kor. 11:23-28). Dit zelfonderzoek van onze zonden – en onze zondigheid – is een levenslang proces en voor veel gelovigen het meest onaangename onderdeel van het verbond. Overigens is juist dit fundamenteel voor degenen die met de
ERUIT GELICHT “De Duitse Bondsdag komt elk
jaar op 27 januari bijeen om de bevrijding van Auschwitz te herdenken. Dezelfde mensen die dan om de doden van Auschwitz rouwen en beloven ‘dit nooit meer, smoor het al in de kiem’, diezelfde mensen komen een dag of twee later bij elkaar en overleggen over een maximering, optimalisering van de samenwerking met Iran, dat momenteel graag de tweede ‘Endlosung’ van de Joodse kwestie zou volvoeren.” Henryk Broder over zijn
jongste boek Vergesst Auschwitz
“Ik kan me geen beter instrument
voor het verderf van een ziel in de handen van satan voorstellen dan een prediker die de zondaars verkondigt dat zij niet verplicht zijn om over hun zonde boete te doen om in Christus te geloven, en die de arrogantie bezit om zich voor een dienaar van het Evangelie uit te geven en dan te leren dat God sommige mensen oneindig en onveranderlijk haat alleen vanwege het feit dat Hij gekozen heeft om zo te handelen. O, mijn broeders! Moge de Heer u bewaren voor de stem van deze bezweerder en uw oren sluiten voor de stem van de dwaling. Wat een kwaad zal een verdraaid Evangelie zelfs in christelijke gezinnen voortbrengen! Ik heb de jonge gelovige gezien, zojuist van de zonde gered, gelukkig in zijn eerste wandel als christen en deemoedig in de navolging van zijn God. Maar het kwaad kwam binnengeslopen, verborgen onder de mantel van de waarheid. De vinger van een gedeeltelijke blindheid werd op zijn oog gelegd, en hij zag alleen nog maar een leer. Hij zag de soevereiniteit nog wel, maar niet de verantwoordelijkheid.” Charles Spurgeon, «The Minister’s
Farewell, 11 december 1859, auf distomos.blogspot.ch
“Heiligheid is altijd daar te vin-
den waar mensen door de gemeenschap met God anders worden en zich om hun naaste gaan bekommeren.“ Horst Krüger, factum 5/2012,
pag. 43
Middernachtsroep
Januari 2013
19
20
IN PERSPECTIEF heilige Koning wandelen. En terwijl we met Hem onderweg zijn, leidt Hij ons ook in het gelijkvormig worden aan Zijn beeld (Rom. 8:29; 12:1-2). Dank U, Heer Jezus, dat U een verbondsrelatie met mij bent aangegaan die veel sterker is dan het Mozaïsche verbond en door een veel diepere liefde wordt gekenmerkt dan het verbond tussen David en Jonathan. Neem alstublieft mijn bovenkleed. Dat is het uiterlijke zichtbare beeld dat de mensen van mij zien, een symbool van mijn materiële status. Bekleed me in plaats daarvan maar met Uw gerechtigheid, deemoed en genade (Op. 3:5; 1 Pet. 5:5). Neem alstublieft mijn wapenrok. Door die aan U te geven onthul ik mijn volkomen zwakheid en volledige zondigheid. Heer, ik doe hem niet van nature uit. U weet maar al te goed dat dit tegen mijn natuur ingaat. Sterk mij, geliefde hemelse Vader, en help mij. Leer mij om op U te zien als mijn Schild en mijn Toevlucht. “Gods weg is volmaakt, het woord van de HERE is gelouterd, Hij is een schild voor allen die tot Hem de toevlucht nemen” (Ps. 18:31). “Ook hebt U mij het schild van Uw heil gegeven, Uw rechterhand heeft mij ondersteund, Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt” (Ps. 18:36). “De HERE is mijn kracht en mijn schild; op Hem heeft mijn hart vertrouwd en ik ben geholpen. Daarom springt mijn hart op van vreugde en zal ik Hem met mijn lied loven” (Ps. 28:7). “Onze ziel verwacht de HERE, Hij is onze hulp en ons schild” (Ps. 33:20). Neem alstublieft mijn zwaard en mijn boog. Dat zijn vermeende bronnen van kracht en hoop op een uiterlijke redding. Ik geef ze aan U over. Leer me de kracht van God te kennen, die de dwaasheid van de wereld is (1 Kor. 1:23-25), en het onwankelbare geloof te grijpen dat weet: “Hij verheft de geringe uit het stof; uit het vuil verhoogt Hij de arme om hem bij edelen te doen zitten, om hen een erezetel te laten verkrijgen. Want de grondvesten van de aarde zijn van de HERE en Hij heeft de wereld daarop geplaatst. Hij zal de voeten van Zijn gunstelingen bewaren, maar de goddelozen zullen zwijgen in de duisternis, want een man is niet sterk door zijn eigen kracht” (1 Sam. 2:8-9). Leer me te verstaan dat het “voor de HERE niet te moeilijk is om te verlossen, door veel of door weinig mensen” (1 Sam. 14:6). Schep in mij het hart van een geesteMiddernachtsroep
Januari 2013
MIDDERNACHTSROEP lijke strijder, zodat ik kan zien dat mijn zwakheden voor U mogelijkheden zijn om Uw kracht te tonen. Wanneer anderen mij met zwaard, speer of werpspies – of met woorden – aanvallen, help me dan om in de naam van de Here der heerscharen, de God van de slagorden van Israël, vast te staan, want U, Heer, redt niet door zwaard of werpspies, ”want de strijd is van de Here” (1 Sam. 17:45,47). Voed me op “in het woord van de waarheid, in de kracht van God, door de wapens van de gerechtigheid aan de rechter- en aan de linkerzijde” (2 Kor. 6:7). Neem alstublieft mijn gordel. Die is voor mij hèt symbool van veiligheid, die houdt alles bij elkaar. Help mij om in plaats daarvan de wapenrusting aan te doen die U mij hebt gegeven: de lendenen omgord met de waarheid, bekleed met het borstharnas van de gerechtigheid en de voeten geschoeid met de bereidwilligheid om voor het Evangelie van de vrede te getuigen; maar bovenal grijp ik het schild van het geloof waarmee ik alle vurige pijlen van de boze kan uitblussen. Help me om de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest, dat het Woord van God is, te nemen en toe te passen (Ef. 6:14-17). Leer me bidden en de geweldige waarde – en het voorrecht – van het gebed in te zien (Ef. 6:18). En Heer, als ik alles volledig aan U heb overgegeven, leer me dan om er niet weer naar te gaan zoeken. Bewaar me er voor dat ik bij de vijand, in de wereld en in mijzelf naar vervalsingen als vervanging ga zoeken, want ik weet uit eigen ervaring dat ik die neiging heb. O, “de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, de eerste en de Laatste“ (Op. 22:13), “de Wortel en het Nageslacht van David, de blinkende Morgenster” (Op. 22:16), “de Geest en de bruid zeggen: Kom! En laat hij die het hoort, zeggen: Kom!“ (Op. 22:17). “Amen. – Ja, kom, Heer Jezus!“ (Op. 22:10), want ik weet dat U Koning wordt en dat ik met U op Uw troon zal zitten (1 Sam. 23:17; Op. 2:25-28; 3:21). GREG HARRIS
Dr. Gregory Harris Studeerde aan de Campbell universiteit (BA), de North Carolina Central universiteit (MA), het Talbot Theological Seminary (MD, ThM) en het Dallas Theological Seminary (ThD). Hij is hoogleraar bijbelse exegese aan The Master’s Seminary en voorganger in de Lake Hills Community Church in Castaic, Californië.
Marcel en Rita Malgo
Wat u nog niet wist… … in elk geval hebben we er in de Middernachtsroep nog met geen woord over gerept. Marcel Malgo, mijn broer, is naar de omgeving van Bern verhuisd. Als we een opsomming maken van alle plaatsen waar hij gewoond heeft, is het Bijbelvers in Hebreeën 13:14, waar staat: “Want wij hebben hier geen blijvende stad…”, ongetwijfeld heel erg op hem van toepassing. Maar of hij nu in Israël woonde of in Nederland, of in Duistland of in Zwitserland, Marcel heeft Zendingswerk Middernachtsroep op velerlei wijzen en op allerlei plaatsen als medewerker gediend. En nu werd de roepstem vanuit onze gemeente Mitternachtsruf in Bern aan Marcel steeds luider: “Kom over en help ons…” Na rijp beraad en veel gebed hebben we gezamenlijk het besluit genomen om Marcel te laten gaan. En zo heeft Marcel Malgo in september verleden jaar de uitdaging aangenomen om de gemeente in Bern fulltime als voorganger en hoofdverantwoordelijke te dienen. Samen met zijn vrouw Rita heeft hij de koffers gepakt om zich daar te settelen. Maar dat betekent bij lange na niet dat hij nu niet langer bij Zendingswerk Middernachtsroep mee zou werken. Integendeel, daardoor krijgt het werk in de omgeving van Bern meer mogelijkheden. Zo kunnen we onze vriendenkring daar beter dienen en de plaatselijke behoeften van de gemeente beter vervullen. Marcel zal zoals altijd regelmatig als prediker in onze diensten in de Zionshalle in Dübendorf aanwezig zijn. We wensen Marcel en Rita Malgo veel genade voor hun nieuwe taken in Bern. Moge de zegen des Heren hen beiden PETER MALGO begeleiden.
21
VRAGEN - ANTWOORDEN
Het eerste gebod met een belofte In de Bijbel staat geschreven: “Eer uw vader en uw moeder…” (Ex. 20:12) en in Efeze 6:2-3 staat ook nog: “Eer je vader en moeder (dat is het eerste gebod met een belofte), opdat het je goed gaat en je lang leeft op de aarde”. Deze woorden ‘eren’ en ‘belofte’, waar gaan die op zich over of wat wordt ermee bedoeld?
D
e uitspraak van de apostel Paulus in Efeze 6:2-3 is een zakelijke constatering dat dit gebod het eerste was met een belofte eraan verbonden
(Ex. 20:12; Deut. 5:16). Paulus wil daarmee niet de geboden van het verbond van Sinaï, die voor Israël golden, ook voor de Gemeente uit de volken geldend maken, anders zou hij andere door hem gedane uitspraken tegenspreken, zoals bijvoorbeeld die in Romeinen 6:14: “Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade”. Maar ook als we niet onder de wet staan, zijn we de uitspraken van de heilige Schrift verplicht; we zijn geen
wettelozen. De verordeningen van het Nieuwe Testament zijn zo duidelijk dat ze zelfs verder gaan dan de Tien Geboden. Daarom zegt de apostel een vers later: “Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!” (Rom. 6:15). Onder het oude verbond stonden de Israëlieten onder de wet van Mozes en moesten zij hun vader en moeder eren, waaraan de belofte van een lang leven op aarde was verbonden. Nieuwtestamentisch
gezien hebben we in tegenstelling tot Israël geen belofte van aardse zegeningen, maar veeleer hemelse. Paulus zegt daarom ook niet dat wij de belofte van een lang leven hebben, maar hij richt er slechts de aandacht op dat dit in het oude verbond het geval was. Maar ook wij worden opgeroepen om onze vader en moeder te eren. En Paulus benadrukt het belang daarvan door te wijzen op de bijzondere belofte die er in het oude verbond met dit gebod verbonden was. NORBERT LIETH
Is alles nieuw geworden? Ik heb geen duidelijkheid over de woorden in 2 Korinthe 5:17, die Luther vertaalt met: “Daarom, is iemand in Christus, zo is hij een nieuw schepsel; het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden!” Dat brengt me in nood, want bij mij is dit nog niet het geval.
U
citeert de (Duitse – opm. red.) Luthervertaling van 1912. Nieuwere vertalingen, onder andere de Luthervertaling van 1984 en de herziene Elberfeldvertaling zeggen: “Het oude is vergaan, zie, het nieuwe is geworden”. Het wezenlijke in de mens, de geest die uit Gods hand is voortgekomen en daarna als gevolg van de zonde stierf, wordt op het moment van de wedergeboorte levend en met Gods Geest vervuld. Dat is de nieuwe mens. En deze nieuwe mens kan niet zondigen; hij is onberispelijk, heilig en rechtvaardig (1 Joh. 3:9; Rom. 5:1). Wat kan er dan nog wel zondigen? Datgene in ons wat in Jezus Christus aan het kruis ter dood werd gebracht: de
oude mens, het ik, het vlees. Maar omdat dit ik in Gods ogen geen bestaansrecht meer heeft, kan dit woord ook zo worden weergegeven als de Luthervertaling van 1912 het doet: “Het is alles nieuw geworden”. Daarom roepen we altijd weer het woord van de apostel Paulus uit: “Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven. Ik ben met Christus gekruisigd, en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij, en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven” (Gal. 2:19-20).
WIM MALGO
Wilt u meer antwoorden op brandende levensvragen? U kunt het boek Bijbelse antwoorden op 350 levensvragen van Wim Malgo bij ons kantoor in Doorn bestellen. bestelnr. 531 Middernachtsroep
Januari 2013
22
VOORUITBLIK
ALLÉÉN JEZUS KAN U HELPEN Het volgende nummer verschijnt op 19-02-2013, met o.a. het onderwerp *:
‘De val van Tyrus – gisteren, vandaag en morgen’ *Wijzigingen voorbehouden
COLOFON Zendingswerk en uitgeverij Middernachtsroep www.middernachtsroep.nl STICHTER: Wim Malgo (1922-1992) BESTUUR: Nederland: Conno Malgo, Norbert Lieth, Jonathan Malgo, Henk Blok NEDERLAND: Middernachtsroep, Postbus 193, 3940 AD Doorn, tel.: 0343 477288, fax: 0343 477447, E-mail:
[email protected] k.v.k. nr. 41166018 BTW nr. NL 0028 18 668 B01 ZWITSERLAND: Mitternachtsruf, Ringwiesenstrasse 12a, CH-8600 Dübendorf, tel.: 0041 44 952 14 14, www.mitternachtsruf.ch ORGAAN: De «Middernachtsroep» verschijnt maandelijks en wordt bovendien in het Duits, Engels, Frans, Hongaars Italiaans, Portugees, Roemeens, Spaans en Tsjechisch uitgegeven. REDACTIE: (Adres Zwitserland) E-mail:
[email protected] LAYOUT: (Adres Zwitserland) E-mail:
[email protected] ZIELZORGERLIJKE VRAGEN: (Adres Nederland) HOTEL BETH-SHALOM: P.O.Box 6208, Haifa-Carmel 31061, Israel, tel: (00972) 04 8373 480 fax: (00972) 04 8372 443, e-mail:
[email protected], Leiding: Fredi en Beate Winkler BETALINGEN: giro 409200 t.n.v. Middernachtsroep Doorn, voor België: ING-bank 363-0507942-90 (in Brussel) t.n.v. Middernachtsroep Doorn DRUK: De Groot Drukkerij, Goudriaan ABONNEMENTSPRIJS JAARLIJKS: Nederland en België: Vanaf 2012 geen abonnementsprijs meer maar een vrije gift, Europa en Middellandse Zeelanden EUR 26,40 Buiten Europa en Suriname EUR 32,40. ADRESSEN VOOR DIVERSE TAKKEN: www.mitternachtsruf.ch/weltweit TESTAMENTAIRE BESCHIKKINGEN: (via een notaris) «Ik legateer vrij van rechten en kosten aan de Stichting: Zendingswerk Middernachtsroep statutair gevestigd te LEIDEN en geregistreerd onder nummer .41166018. bij de Kamer van Koophandel Rijnland, een bedrag van EUR …»
Middernachtsroep
Januari 2013
Hoe God mij met Zichzelf verzoende Ik ben afkomstig uit Kroatië en leef en werk sinds 1992 in München. Daar zag ik voor het eerst in hoe zinloos mijn leven was. Ik bad tot God om ware vreugde en de juiste levensweg. Via een jonge man belandde ik bij de streng gestructureerde gemeente van een christelijke organisatie die het enige juiste koninkrijk van God op aarde zou zijn. In 1993 ben ik gedoopt. Ik ben er 14 maanden bij gebleven, maar voelde me door mijn discipelschapspartner als een kind behandeld. Daarop verliet ik de gemeente weer. Omdat ik geloofde dat ik de enige ware gemeente van God op aarde had verlaten, kreeg ik grote schuldgevoelens en depressies. In korte tijd werd ik een slaaf van de zonde. Ik begon in de wereld naar bevrediging te zoeken. Eerst in de zucht naar consumptie, later in extreme sport. Ik verlangde naar steeds extremere en gevaarlijkere avonturen. Omdat ik de zinloosheid en de terneerdrukkende gevolgen van mijn zonde inzag, zei ik in 2008 tegen mijn toenmalige vriendin dat mijn grootste wens was om me vóór mijn sterven weer met God en met Zijn gemeente te verzoenen. Een paar maanden later sloeg het lot twee keer hard toe in mijn leven… Op 10 mei 2008 stierf mijn vriend Ulrich door een lawine. Hij, mijn vriend Helmut en ik wilden de noordwand van de Wildspitze beklimmen. Ulrichs lijk werd pas twaalf dagen later geborgen. Hij was 34 jaar oud en zou zeven dagen later trouwen. Helmut vroeg me later of ik in engelen geloofde. Want we hadden het allebei slechts overleefd omdat het handvat van zijn skistok los was geraakt en we waren blijven staan. Was het slechts luttele seconden later gebeurd, dan waren wij zeer waarschijnlijk ook door de lawine gegrepen. Ondanks deze genade was ik nog steeds niet bereid om te keren. Ongeveer drie-en-een-halve maand later wilde ik het Kroatische bergmassief Velebit in slechts 48 uur oversteken. In de duisternis verloor ik de routemarkering uit het oog. Toen rond middernacht iets me in de rechterknie stak, dacht ik eerst aan een doren. Vlak daarna voelde ik me zwak en kon ik me niet meer oriënteren. Ik was door een slang gebeten. Ik had meteen de bergwacht moeten bellen, maar even eerder had ik ook mijn mobiel verloren. Ik riep wanhopig om hulp, maar er was niemand. Doodsangsten overvielen me. Plotseling moest ik weer aan God denken, met wie ik de afgelopen 15 jaar niets te maken had gehad. In gedachten bad ik: “Lieve God, help me alstublieft!“ Tot mijn grote verbazing veran-
derde mijn lichamelijke gesteldheid. Ik kreeg weer kracht en hoop. Ik stond op en vond enkele minuten later de markering weer terug waar ik zo lang naar gezocht had. Maar toen begon er in de buurt een bruine beer te brullen. Vol angst bad ik verder: ”Lieve God, als ik deze nacht overleef, keer ik terug naar U en ga ik voor U werken!” En ik heb het overleefd. Maar ondanks deze genade was ik nog steeds niet bereid om te keren. In januari 2009 maakte ik een pijnlijke val van mijn fiets, waarbij ik kneuzingen opliep. Eindelijk kwam ik op het idee om God als dankoffer een geldbedrag te schenken. Maar waar moest ik dat doen? Ik vond mijn vroegere gemeente, die intussen door vele verdrukkingen was gegaan, zich van de grote gemeentegroei beweging had losgemaakt en zelfstandig was geworden. Op zondag 15 februari bezocht ik de dienst. Al bij het eerste lied over de liefde en de trouw van God moest ik zo hevig huilen dat ik me op het toilet moest terugtrekken. Er gebeurde iets met me wat ik moeilijk kan uitleggen. Maar op dat moment veranderden mijn leven en mijn prioriteiten. In de maanden daarna moest ik thuis of bij het Avondmaal telkens huilen. Een paar weken lang schreef ik al mijn zonden op die ik me kon herinneren en bad God om vergeving ervoor. God schonk me een christenvrouw, met wie ik in juli 2011 ben getrouwd en die op 14 november 2012 onze zoon ter wereld bracht. Ik denk dat een zondaar zoals ik en een hopeloos verloren geval zoals ik een zeldzaamheid zijn. “Er waren er die in duisternis en in de schaduw van de dood zaten, gevangen in ellende en ijzer. Want zij waren ongehoorzaam geweest aan de woorden van God en hadden de raad van de Allerhoogste verworpen. Daarom vernederde Hij hun hart door moeite, zij struikelden en er was geen helper. Maar toen zij in hun benauwdheid tot de HERE riepen, verloste Hij hen uit hun angsten. Hij leidde hen uit de duisternis en de schaduw van de dood en verscheurde hun banden. Laten zij de HERE loven om Zijn goedertierenheid en om Zijn wonderen voor de mensenkinderen. Want Hij heeft de bronzen deuren opengebroken en de ijzeren grendels stukgebroken” (Ps. 107:10-16). Alleen onze God, de hemelse Vader, en onze Heer Jezus Christus en Zijn Heilige Geest zij alle dank, lof en prijs voor alles wat Hij bewerkstelligd heeft! DAMIR BILIC
Europa...
toren van Babel
0
egin 20:0
:30 b erp inloop 19afel over dit onderw + boekent smogelijkheid + gesprek
spreker Dato Steenhuis leiding Teun van Ommen
Boornbergum woensdag 6 maart Gereformeerde Kerk Easterbuorren 52
Hilversum maandag 11 maart Vrije Evangelische Gemeente Taludweg 35a
Genderen woensdag 3 april Gereformeerde Kerk Hoofdstraat 78
De Israëlkalender 2013, de 13 foto’s tonen de prachtige natuur van Israël. De kalender vermeldt christelijke en Joodse feestdagen en heeft voor elke maand een passend bijbelvers. Het is een ware blikvanger met afmetingen van 54 bij 42,5 cm.
afmetingen
54 bij 42,5 cm
prijs
€ 10,00
exclusief verzendkosten
middernachtsroep.nl +31 343 477 288 ·
[email protected]
bestelnummer
348130