Glashelder31 Nieuwsmagazine van Certis Europe B.V. voor ondernemers in de glastuinbouw
Ander toelatingsbeleid groene middelen (pagina 2 en 7)
Mei 2016 - Jaargang 14
Nieuw lint geeft meer uitloop roofmijten (pagina 4)
Karma scoort goed bij potroos (pagina 8)
Vier bespuitingen met intervallen van 7 dagen geeft beste resultaat
Winner en Azatin houden trips in rozengewassen onder controle Bij Olij Rozen in De Kwakel was trips vorig jaar zo’n knelpunt dat chemisch ingrijpen noodzakelijk was. Tom Konijn van Horticoop en locatiemanager Martin de Jong stelden een plan van aanpak op om het bedrijf in de winter zo goed als tripsvrij te krijgen. Winner en Azatin speelden daarin een sleutelrol. Op locatie Achterweg 73 van Olij Rozen in De Kwakel is het teeltplan voortdurend in beweging. Hier vindt de eerste opkweekfase van potrozen plaats en worden rozenstekken en stenten opgekweekt voor Europese rozentelers. De dynamiek zorgt voor extra uitdagingen op het gebied van gewasbescherming. Dat ondervond locatiemanager Martin de Jong onder andere vorig jaar. “Trips was toen echt een bottleneck”, blikt hij terug. “De populatie liep in zomer en najaar zodanig op, dat we niet om een stevige chemische ingreep heen konden. Daardoor moesten we ook de biologische spintbestrijding tijdelijk staken. De kas moest echter schoon worden, anders zouden we achter de feiten aan blijven lopen.” Grote schoonmaak Begin december begon de grote schoonmaak. De Jong startte het spuitschema met standaard tripsmiddelen en sloot dit in januari af met Winner, dat in een blokbehandeling vier keer werd toegepast. “Met goed resultaat, want na afloop zagen we nauwelijks tot geen trips meer”, aldus gewasbeschermingspecialist Tom Konijn. Aansluitend stapte De Jong over op een preventief schema met het natuurlijke middel Azatin. De werkzame stof azadirachtine-A, afkomstig uit de neemboom, schrikt trips af en werkt als groeiregulator in op alle ontwikkelingsstadia van het plaaginsect.
Glashelder - mei 2016
Zacht product De Jong: “Het is een makkelijk middel om wekelijks toe te passen. Op dit bedrijf staan tientallen rassen in een jong stadium. Slechts een enkel ras lijkt wat gevoelig. Schade heb ik niet gezien, maar van gevoelige rassen raakt het jonge blad soms wat getrokken.” “Voor een middel op basis van neem is het een zacht product”, bevestigt technisch adviseur Lianne van Wijk van Certis. “Een blokbehandeling van vier bespuitingen met intervallen van zeven dagen geeft ook hiermee de beste resultaten, omdat je een opbouweffect creëert op het gewas.” Nog geen correctie nodig Medio april, na twee blokbehandelingen met Azatin, zijn de locatiemanager en zijn adviseur
nog steeds content. “Normaal is de tripsdruk in deze tijd een stuk hoger”, aldus De Jong. “Ik zie ook nog geen wittevlieg of luizen.” “Bij preventieve inzet onderdrukt dit middel veel plaaginsecten, terwijl het geen effect heeft op roofmijten”, verklaart Konijn. “Vooral in potroos is spint lastig te bestrijden en moet je op tijd beginnen met biologie. Dat is hier gebeurd en we hebben nog niet chemisch hoeven corrigeren.” Konijn beveelt aan om het middel alleen bovenlangs toe te passen, omdat dit de benodigde hoeveelheid water beperkt. “Dat adviseer ik ook in vaste rozengewassen. Bij een beperkte hoeveelheid water kun je de adviesconcentratie handhaven en blijven de roofmijten dieper in het gewas droog. Zo houd je trips en spint op verantwoorde wijze onder de duim.”
Lianne van Wijk tegen Tom Konijn en Martin de Jong (rechts): “Bij Azatin geeft een blokbehandeling van vier bespuitingen met intervallen van zeven dagen de beste resultaten, omdat je een opbouweffect creëert op het gewas.”
1
Nederland mag alleen middelen toelaten mits werkzame stoffen een Europese toelating hebben
Toelatingstraject groene middelen
Ctgb-medewerkster Martine Lans: “Er bestaan geen nationale toelatingen meer, dus elke innovatie moet eerst het Europese traject door en dat kost heel veel geld.”
Groene gewasbeschermingsmiddelen zijn een uitdaging voor een toelatingssysteem dat toegesneden is op chemische middelen. Zowel op Europees als Nederlands niveau wordt gewerkt aan een betere stroomlijning. Op nationaal niveau kan dat zorgen voor snellere toelatingen. Groene middelen is een verzamelnaam voor micro-organismen, plantextracten, feromonen en een flinke restcategorie. Een zeer diverse groep dus, met ieder hun eigen specifieke kenmerken. De Europese autoriteit EFSA beoordeelt deze op ongeveer dezelfde manier als de chemische middelen. Er moet echter onderscheid gemaakt worden tussen de werkzame stoffen en de gewasbeschermingsmiddelen, die met die werkzame
Glashelder - mei 2016
stoffen samengesteld worden. De toelatingsbeoordeling van de stoffen, zowel chemisch als ‘groen’, ligt tegenwoordig op Europees niveau. Daar heeft Nederland dus niet alleen meer iets over te zeggen. Nederland mag vervolgens alleen middelen toelaten, waarvan de werkzame stoffen al een Europese toelating hebben. Laag risico Stoffen met een laag risico moeten hetzelfde Europese beoordelingstraject door als chemische stoffen. “Je weet immers niet van tevoren of het risico laag is, dus moet je dat eerst beoordelen. Het is een zwaar traject met veel conventioneel ‘chemiedenken’. Nederland probeert daar een discussie over los te maken: moet je bepaalde vragen wel stellen? We hameren
ook op snelheid”, vertelt Martine Lans, verantwoordelijk voor verduurzaming bij het Ctgb. Dit college voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden is een zelfstandig bestuursorgaan belast met de uitvoering van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden. Het predicaat ‘low risk’ (laag risico) is nieuw en de Europese criteria zijn pas net bekend. Ze worden in de loop van dit jaar vastgesteld. “Als een stof eenmaal het predicaat ‘laag risico’ heeft gekregen, moet de nationale beoordeling binnen 120 dagen plaatsvinden. Daar zit de versnelling ten opzichte van de oude situatie”, vertelt ze. ‘Groen’ is overigens niet equivalent aan ‘laag risico’. Plantextracten kunnen erg giftig of irriterend zijn; micro-organismen kunnen gevaarlijk zijn voor mens of dier.
2
sterk in ontwikkeling Werkzaamheid Voor de beoordeling blijkt een ander soort kennis nodig dan bij de chemische middelen. “Je moet dan niet in de situatie terecht komen dat je uit onwetendheid allerlei extra vragen gaat stellen. Op het gebied van giftigheid voor mens en milieu is er veel kennis in huis, maar de beoordeling van de werkzaamheid van dit soort middelen is een lastige kwestie. Experts uit verschillende EU-lidstaten buigen zich daarom over vragen als: welk bewijs heb je echt nodig. Zou je de middelen anders moeten labelen; Engeland werkt bijvoorbeeld met verschillende categorieën werkzaamheid. Binnen een geïntegreerd systeem (IPM) hoeft een groen middel niet altijd 100% te bestrijden. Dus dan kom je uit op het borgen van risico voor mens en milieu, en een bepaalde mate van werkzaamheid”, geeft ze aan. Green Deal Om de struikelblokken op nationaal niveau beter in beeld te krijgen hebben overheid, bedrijfsleven en belangenorganisaties in 2014 de Green Deal Groene Gewasbeschermingsmiddelen getekend. Acht groene middelen (en twee stoffen) zijn in procedure genomen, met de nadrukkelijke bedoeling daarvan te leren (niet om ze versneld toe te laten). “Wat blokkeert de toelating? Wat kunnen we doen om de drempels lager te maken? Dat het effectieve middelenpakket zwaar onder druk staat, zien wij als Ctgb ook. We moeten de wet uitvoeren, maar kijken hoe we binnen de randvoorwaarden daarmee om kunnen gaan”, vertelt Lans. Leerpunten De Green Deal loopt eind van dit jaar af. Wat is er nu van geleerd? “Een van de grootste leerpunten is de invulling van de werkzaamheid. Met de risico’s voor mens en milieu valt wel te dealen; we kunnen de relevante vragen stellen. De werkzaamheid is een stuk lastiger en moeten we in Europees verband oppakken”, vertelt ze. “Op Europees niveau circuleert nu de term ‘sufficiently effective’ (voldoende effectief). Dat geeft wel ruimte voor interpretatie. De Europese organisatie EPPO gaat dat nu nader invullen.” Een tweede conclusie heeft gevolgen voor het college zelf. Het gaat vaak om complexe materie, waarbij kennis uit verschillende disciplines (toxicologie, milieu, werkzaamheid) gebundeld moet worden. Het Ctgb zorgt er nu voor – met het interne Green Team – dat de kennisbundeling gewaarborgd is. Het derde leerpunt is dat aanvragers beter
3
ondersteund moeten worden. Het college heeft daarvoor een helpdesk opgezet. Ook zijn de mogelijkheden verruimd om in gesprekken vóór de indiening van de aanvraag de aanvrager een betere inschatting te geven hoe kansrijk zijn aanvraag is en welke dossieronderdelen nog moeten worden aangevuld. Daardoor kan de aanvrager zijn business case beter invullen. Europees traject kost veel geld Lans: “Juist bij de groene middelen komt een deel van de aanvragen vanuit kleinere bedrijven die minder ervaring hebben met het toelatingstraject. Dat zie je dan aan de dossieropbouw. Het Ctgb kan dan in een gesprek vóór de indiening op aandachtspunten wijzen.” Op Europees niveau ligt bij dit punt echter een grote hobbel. Er bestaan geen nationale toelatingen meer, dus elke innovatie moet eerst het Europese traject door en dat kost heel veel geld. “Als je als kleine start-up met een nieuw middel over weinig geld beschikt, is het heel moeilijk om zo’n Europees traject te doen. Dat is een probleem waar alle landen mee zitten. Er moeten dingen mogelijk gemaakt worden, vindt iedereen. Dat komt zeker terug bij de evaluatie van de Europese Verordening”, vertelt ze.
Verantwoord groen In het verleden werd vrijwel elke ziekte of plaag bestreden met chemische middelen. De laatste jaren worden deze producten minder gebruikt. In de groenteteelt onder glas is de geïntegreerde teeltwijze al jaren de standaard teeltmethode. In de sierteelt onder glas krijgt deze manier van werken ook meer navolging met name omdat handel en consumenten dit steeds vaker eisen. Deze teeltwijze vergt een verdere vergroening van het middelenpakket. Daar zitten echter nog wel twee flink problemen. In de eerste plaats verloopt het toelaten van nieuwe groene middelen veel te traag vanwege de stringente Europese wetgeving. In de tweede plaats blijkt het in de praktijk nog steeds vrij eenvoudig om
Grijs gebied De toelatingsprocedure en de hoge kosten ervan zijn tevens de oorzaak dat bij de groene middelen een groot grijs gebied bestaat. Als je bij een nieuwe stof of methode een bestrijdende werking claimt, moet hij het dure toelatingstraject door. Als je het daarentegen plantversterker of meststof noemt, hoeft dat niet. Zo’n zelfde grijs gebied ligt er tussen biocide/ontsmettingsmiddel en gewasbeschermingsmiddel. “De overheid wil zulke grijze gebieden inperken. Er komt bijvoorbeeld een nieuwe meststoffenrichtlijn, die definieert wat een meststof precies is”, zegt ze. Correctiemiddelen behouden Tot slot: “We staan nu op het kantelpunt om met groene middelen aan de gang te gaan. Het bedrijfsleven mag de volle medewerking van het Ctgb daarbij vragen. De glastuinbouw loopt erg voorop met IPM. We hebben met zowel het College als met de Ctgb-medewerkers onlangs een excursie gehouden en we waren onder de indruk van de aanpak. Dat was inspirerend om IPM verder te bevorderen en mogelijk te maken. Daarbij hoort ook het in stand houden van correctiemiddelen als laatste redmiddel. Dat wordt in speciale pilots bekeken.”
middelen op de markt te brengen die geen officiële toelating hebben. Groen is niet altijd veiliger. Daarom zouden telers alleen groene middelen moeten gebruiken waarvan is aangetoond dat ze honderd procent betrouwbaar zijn. Dat geldt zowel voor de werking als de zuiverheid, de concentratie en de veiligheid voor gewas, mens en milieu. Als Certis besteden wij veel aandacht aan het introduceren van groene middelen. Zo is Jan Mostert werkzaam als Europees portfoliomanager voor die middelen en hebben we binnenkort een nieuwe medewerkster. Irma Lukassen krijgt als technisch adviseur een sterke focus op de geïntegreerde teelt en de groene middelen. De ontwikkelingen bij Certis zijn duidelijk gericht op geïntegreerd telen. Vooralsnog kan ‘groen’ nog niet zonder chemie, maar intussen geldt dit ook andersom! Dennis Eekhoff, Cropmanager glastuinbouw
Glashelder - mei 2016
Vernieuwd lint werkt eenvoudiger en geeft hogere, stabiele uitloop van roofmijten
‘Biologische aanpak trips met verbeterde Certirol een stuk robuuster’ De vernieuwde Certirol roofmijtenlinten met zakjes Amblyseius cucumeris zijn goed op hun taak berekend. Die conclusie trekt mede-eigenaar René Eikelenboom van chrysantenkwekerij Arcadia in De Kwakel, die het doorontwikkelde product het afgelopen jaar op 4 ha beproefde. “Ik ben er zeer tevreden over, al blijft het slechts een onderdeel van de totale tripsbestrijding. Je kunt wel stellen dat biologische aanpak met dit verbeterde lint een stuk robuuster is.” Met 20 ha kassen is Arcadia één van de grotere chrysantenkwekerijen van ons land. Het bedrijf omvat vijf teeltlocaties, waarvan vier in het Westland. Gezamenlijk produceren deze zo’n 50 miljoen takken per jaar. De vestiging in De Kwakel telt twee kassen van elk 4 ha. In één hiervan gebruikt René Eikelenboom de vernieuwde Certirol. Volledig vernieuwd De eerste versie van het roofmijtenlint werd twee jaar geleden geïntroduceerd. De bestrij-
dingsresultaten waren dermate wisselvallig en teleurstellend, dat Certis het product uit de handel nam. “Er waren teveel tekortkomingen en onzekerheden, waardoor telers onvoldoende vertrouwen konden stellen in het product”, erkent cropmanager glastuinbouw Dennis Eekhoff van Certis. In nauw overleg met producent BCP Certis in Engeland is het product kritisch tegen het licht gehouden en volledig opnieuw ontwikkeld. Dat vergde de nodige tijd en energie. Het lint, het zakje en de doos zijn onder handen genomen. Er worden sterkere materialen gebruikt die beter bestand zijn tegen vocht en zowel de positie als de inhoud van de zakjes is aangepast. René was samen met Edwin Datthijn van Van Iperen bereid het product op behoorlijke schaal te testen en daar zijn we ze erg dankbaar voor.” Zakjes beter beschermd “Het vernieuwde lint rolt makkelijker uit en is niet statisch meer, waardoor je het eenvoudiger in het gewas kunt trekken. Het ligt strak-
De nieuwe linten geven een hogere, stabiele uitloop van roofmijten.
ker en geeft een duidelijk hogere uitloop van roofmijten dan de eerste versie”, onderschrijft Eikelenboom. “Wat mij ook aanspreekt, is dat de zakjes maar aan één kant aan het lint vastzitten. Daardoor hangen ze vrij onder het lint en blijven bij hoge instraling een stuk koeler. Bovendien drogen ze sneller wanneer ze onverhoopt een keer nat worden tijdens een gietbeurt. Dat draagt allemaal bij aan een stabiele uitloop van roofmijten.” Eekhoff: “Andere telers hebben de ervaring dat ze door het hangen van de zakjes minder last hebben van muizenvraat.” Sterk bij oplopende tripsdruk In vergelijkingsproeven waarin tellingen zijn gehouden, deed de Certirol het beter dan concurrerende producten. “Toch blijft het lastig om de verschillende producten één op één met elkaar te vergelijken, want onze zakjes hebben meer inhoud”, relativeert Eekhoff. “In combinatie met het wat complexere productieproces is het lint daardoor ook iets duurder in aanschaf. Afgaande op de proefresultaten en ervaringen kun je wel stellen dat dit roofmijtenlint bij oplopende tripsdruk langer een volwaardige bijdrage blijft leveren aan de bestrijding. Bij andere producten kiezen telers op zo’n moment vaak voor een dubbel lint, bij de Certirol is dat niet nodig. Onder die omstandigheden is het dan weer voordeliger.”
René Eikelenboom: “De zakjes zitten maar aan één kant aan het lint vast. Daardoor hangen ze vrij onder het lint en blijven ze bij hoge instraling een stuk koeler.”
Glashelder - mei 2016
Verschillende strategieën Voor Arcadia vormt de wat hogere prijs vooralsnog geen breekpunt. “We zijn voortdurend op zoek naar verbetering en passen daarom
4
meerdere strategieën toe op onze bedrijven”, zegt Eikelenboom, binnen de directie verantwoordelijk voor de gewasbescherming. “Trips bestrijden is complex, omdat de omstandigheden voortdurend veranderen. Zeker als het om verschillende kassen en meerdere locaties gaat, zoals bij ons. We zetten telkens kleine stapjes vooruit, maar weten nog te weinig om de resultaten nauwkeurig te kunnen voorspellen. Desondanks hebben we deze winter voor het eerst op alle locaties volledig geïntegreerd kunnen doortelen. Cucumeris heeft het prima gedaan tegen de larven en de volwassen trips houden we overal met BotaniGard onder controle. We hebben zelden zo’n lage tripsdruk gezien als dit voorjaar.” De chrysantenteler merkt op dat dit bij bedrijven die zwaarder belichten mogelijk anders is. “Als je zwaar belicht, heb je feitelijk ook in de wintermaanden een voorjaarsklimaat”, legt hij uit. “Dat maakt het lastiger om een populatie die in de zomer en nazomer geleidelijk wat is toegenomen, op geïntegreerde wijze de kop in te drukken. Wij belichten wat minder zwaar, waardoor de trips in het najaar vanzelf minder actief wordt.” Blijven toepassen Eikelenboom is dus tevreden over het bestrijdingsresultaat met het vernieuwde lint. Hij wil het dit jaar in elk geval in de huidige kas blijven toepassen. “In de andere kas en op de overige locaties gebruiken we een ander lint en dat zal op korte termijn niet veranderen”, vult hij aan. “Eén ding is zeker: niets blijft hier lang bij het oude. Wij blijven doorzoeken en beproeven om straks opnieuw een stapje vooruit te kunnen zetten.”
“Afgaande op de proefresultaten en ervaringen kun je stellen dat de Certirol bij oplopende tripsdruk langer een volwaardige bijdrage blijft leveren aan de bestrijding”, zegt Dennis Eekhoff (links) tegen René Eikelenboom.
“Daar wens ik jullie heel veel succes mee”, zegt Eekhoff. “Wij hebben dit jaar in elk geval vastgesteld dat de Certirol goed op zijn taak is bere-
kend en ruimschoots aan de verwachtingen heeft voldaan. Hoe de praktijk het vervolgens oppakt, moeten we afwachten.”
Irma Lukassen in dienst als adviseur glastuinbouw & groene middelen Op 1 juni treedt Irma Lukassen bij Certis in dienst als technisch adviseur glastuinbouw en groene middelen. Zij volgt Bas van Diemen op, die zich eerder dit jaar vestigde als zelfstandig adviseur biologische gewasbescherming. “Ik zie er naar uit om weer op strategisch niveau bezig te kunnen zijn met gewasbescherming”, zegt de Rijpweteringse enthousiast. Irma Lukassen kan bogen op ruime ervaring binnen de sector. Na haar tuinbouwstudie aan de Agrarische Hogeschool Delft werkte zij achtereenvolgens tien jaar bij DLV Plant (eveneens met de specialisatie gewasbescherming), een jaar bij FloraHolland en drie jaar bij Naktuinbouw.
5
“De laatste vier jaar heb ik mij volledig aan mijn gezin gewijd”, vervolgt de nieuwe technisch adviseur glastuinbouw en groene middelen. “Nu ben ik er echt weer aan toe om terug te keren bij mijn oude liefde, de gewasbescherming.” Minder chemisch, meer groen Lukassen heeft de ontwikkelingen binnen haar werkveld altijd gevolgd en stelt vast dat het pakket toegelaten middelen sterk is veranderd. “Minder chemische en meer groene middelen is de trend”, vat zij samen. “En het fijne van Certis is dat het juist met groene middelen goed aan de weg timmert. Het heeft een mooie portfolio en die wordt de komende jaren flink uitgebreid. Dat schept een hoop nieuwe en
vooral positieve uitdagingen. Ik heb er zin in om die samen met mijn nieuwe collega’s aan te gaan.”
Glashelder - mei 2016
The WINNER takes it all Na eerdere tijdelijke vrijstellingen kreeg Winner in Nederland eind 2015 een definitieve toelating voor een brede toepassing in de bedekte teelten van bloemisterij- en boomkwekerijproducten en vaste planten. Die definitieve toelating was aanleiding voor de organisatie van een ‘Trips Event’ op 2 december vorig jaar in het Velodrome in Amsterdam. Het sportieve en informatieve evenement, met Cropmanager Tuinbouw Dennis Eekhoff als ‘ploegleider’, stond met name in het teken van teamwork. Dat gold voor de samenwerking met brancheorganisatie LTO Glaskracht Nederland, voor het verkrijgen van de eerdere vrijstellingen, maar dat geldt ook voor de combinatie met de middelen Azatin en BotaniGard met als doel ‘Samen winnen van trips’. Strategie De dubbele werking van de actieve stof formetanate geeft in alle ontwikkelingsfasen van trips
Goede ervaring Quickdown in kleinfruit
Quickdown is toegelaten in de onbedekte teelt van kleinfruitgewassen via de NLKUGregeling. In diverse gewassen zijn inmiddels goede ervaringen opgedaan. Lastige onkruiden, zoals kleine brandnetel en wilgenroosje worden goed bestreden, maar grassen niet. Dit middel is een ook sterke opslagbestrijder. In rode bes is het advies om op jonge opslag te spuiten met voldoende water. Een goede indringing en bedekking zijn belangrijk voor een goed resultaat. Quickdown is een contactherbicide dat geen systemische werking kent. Toepassen op jonge onkruiden. Spuiten onder zonnige omstandigheden versnelt de werking en dan is het resultaat al binnen enkele dagen zichtbaar. Bij donker weer is de werking iets trager.
Glashelder - mei 2016
Ter afsluiting van het ‘Trips Event’ mochten de aanwezigen zelf hun sportieve grenzen verleggen op de indoor wielerbaan.
goede resultaten. “Dankzij de korte nawerking op biologische bestrijders past Winner in chemische en geïntegreerde strategieën”, aldus technical advisor Lianne van Wijk. Zij benadrukte tevens dat toepassing met behulp van LVM of een spuitrobot moet gebeuren in een kas waarin geen mensen aanwezig mogen zijn.
Het optimale spuitmoment voor Winner is dan ook einde van de middag/begin avond; de trips moet actief zijn in het gewas en daadwerkelijk door Winner worden geraakt. De juiste tactiek om trips – bijvoorbeeld in chrysant – te verslaan, is de combinatie Winner-BotaniGard+AzatinWinner.
Centurion Plus toegelaten tegen straatgras Centurion Plus is een uitstekende grassenbestrijder. Ook het lastige straatgras wordt goed aangepakt. Het middel is toegelaten in de onbedekte teelt van bloemisterijgewassen en vaste planten. Daarnaast is het middels een vrijstelling t/m 30 juli 2016 toegelaten als bestrijder van straatgras in de vollegrondsteelt van bos- en haagplantsoenen, vruchtbomen en -onderstammen, rozen, coniferen en heesters. Gebruik 2 l/ha voor een goede bestrijding van straatgras. Op de website www.certiseurope.nl staan lijsten met gewassen waarin Centurion Plus getest is. Heeft u geen ervaring met dit middel dan is het advies om altijd een proefbespuiting uit te voeren.
Fungaflash is de nieuwe naam voor Fungaflor Naast een nieuwe naam heeft Fungaflash ook een nieuw etiket (W9), met hierop nu duidelijk het aantal toepassingen en interval per teelt. Fungaflor is al tientallen jaren een begrip tegen meeldauw in vruchtgroenten en diverse bloemisterijgewassen en zal dat onder de naam Fungaflash ook blijven. Voor komkommer is het minimale interval 5 dagen. Voor tomaat, roos
en begonia is het interval 7 dagen. De inhoud van de fles is ongewijzigd. Voor Fungaflor W8 geldt een uitverkoop- en opgebruiktermijn. Dit middel kent een uitverkooptermijn tot 1 juni 2016. De opgebruiktermijn is 1 januari 2017.
6
Jean Aerts, bestuurder van LTO Glaskracht
‘Ander toelatingsbeleid nodig voor groene middelen’ is een duur aspect als je onder alle omstandigheden en gewasstadia moet testen. Laat dat dan aan de markt over: als het niet werkt, wordt het echt niet gebruikt. Bovendien wordt er wereldwijd kennis opgebouwd, die we veel beter zouden kunnen gebruiken.”
Jean Aerts: “Als een stof echt onschuldig is, moet je die gewoon kunnen gebruiken.”
Het huidige toelatingsbeleid belemmert de opmars van groene middelen, stelt Jean Aerts, bestuurder van LTO Glaskracht. Het moet echt anders: minder gewasspecifieke toelatingen en meer overlaten aan de markt: als het middel veilig is, kan de sector zelf effectiviteit en fytotoxiciteit uitdokteren, zegt hij. Geïntegreerde gewasbescherming (IPM) is inmiddels de basis in de glastuinbouw. In het hele systeem zijn groene middelen een welkome aanvulling. Het gaat dan om plantversterkers, plantextracten en micro-organismen die de plantweerbaarheid verhogen. “Maar het toelatingsbeleid past niet meer goed bij de moderne glastuinbouw”, geeft Aerts aan. Vaak zijn de toelatingskosten voor de aanvrager en verwachte baten niet in verhouding. “Als je 50.000 euro uit moet geven aan onderzoekskosten terwijl je maar een paar liter denkt te kunnen verkopen, is het duidelijk wat er gebeurt”, zegt hij. Specifieke toelatingen In Nederland zijn de toelatingen specifiek. “Met name in de sierteelt wordt onderscheid gemaakt in diverse subgroepen; het wordt daardoor heel moeilijk”, geeft de LTO-bestuurder aan. “Er ontstaan rare situaties. Voor sierkool – die niet gegeten wordt – zijn veel minder middelen toegelaten, ook niet de middelen die je 7
in de kool voor consumptie mag gebruiken. Er bestaat in Europa het systeem van wederzijdse erkenning van toelatingen, maar Nederland stelt zo veel extra eisen dat het niet werkt. Verder is de definitie voor een kleine toepassing binnen de Europese lidstaten verschillend. Ook hierdoor ontstaat geen gelijk speelveld.” Daarbij komt dat IPM ervoor zorgt dat er minder chemische middelen gebruikt worden, waardoor de aantrekkelijkheid van een toelating voor fabrikanten nog verder afneemt. “Juist voor de verdere ontwikkeling van de geïntegreerde teelt hebben wij correctiemogelijkheden nodig”, concludeert Aerts. Als inspiratie voor een ander toelatingsbeleid kijkt LTO Glaskracht naar de VS en Canada. “Daar bestaan voor risicovolle middelen en ‘groene’ (laag-risico) middelen verschillende trajecten. Er wordt daar veel kennis opgebouwd, waarvan we hier zouden kunnen profiteren, zowel op het gebied van de toelating als over de werkzaamheid”, zegt hij. Meer aan markt overlaten Een belangrijk punt is de splitsing in veiligheid, effectiviteit en fytotoxiciteit. De beoordeling van de veiligheid blijft een zaak van de wetgever, de andere twee aspecten kun je aan de markt overlaten om kosten te besparen, stelt hij. “Bij veel groene middelen, bijvoorbeeld plantversterkers, is het erg van de omstandigheden afhankelijk hoe goed ze werken. Plantweerbaarheid is lastig vast te stellen en het effectiviteitsonderzoek
Eigen verantwoordelijkheid teler Daarnaast is er nog een punt: wat niet is toegelaten, is verboden. Dat geldt ook als het om onschuldige huis-, tuin- en keukenmiddeltjes gaat. “Als bijvoorbeeld bier een bestrijdende werking zou hebben, mag je dat toch niet gebruiken en geen enkele fabrikant zal een toelating aanvragen. Terwijl bier toch echt niet gevaarlijk is. Als LTO Glaskracht stellen we ons op het standpunt: als een stof echt onschuldig is, moet je die gewoon kunnen gebruiken. We hebben de geïntegreerde gewasbescherming naar zo’n niveau getild dat onschuldige middelen ons kunnen helpen het systeem te ondersteunen. Geef de teler dan zijn eigen verantwoordelijkheid terug.”
C o l o f o n Glashelder Nieuwsmagazine van Certis Europe B.V. voor ondernemers in de glastuinbouw Redactie: Vormgeving: Beeld:
Dennis Eekhoff, Certis Tijs Kierkels Jan van Staalduinen Van de Sande, Nootdorp Wilma Slegers Jan van Staalduinen LTO Glaskracht Nederland
Certis Europe B.V. biedt systeemoplossingen voor milieubewuste, geïntegreerde gewasbescherming. Certis levert de kennis en producten, zoals biologische en chemische middelen, natuurlijke vijanden, feromonen en vangtechnieken. Certis ondersteunt hiermee telers van specialistische, hoogwaardige gewassen bij de ontwikkeling van een gezonde en duurzame teelt. Postbus 1180 3600 BD Maarssen Safariweg 55 3605 MA Maarssen T +31(0)346 29 06 00 F +31(0)346 29 06 01 E
[email protected] www.certiseurope.nl Technisch adviseur: Lianne van Wijk: 06-516 057 79
Glashelder - mei 2016
Op zoek naar verbreding van de toepassing
‘Groene’ middel Karma werkt goed tegen echte meeldauw bij potroos vertelt Kohrman. “We hebben daar wel van geleerd, bijvoorbeeld over de mogelijkheden als mengmiddel, maar uit de proeven bleek dat dit middel als solo-bespuiting hier toch te weinig toevoegt. Andere mogelijkheden in de teelt van buitenrozen zullen we de komende tijd blijven onderzoeken.”
Lianne van Wijk en onderzoeker Edwin Kohrman: “Karma scoort zelfs onder extreme omstandigheden goed.”
Door middel van kasproeven heeft Cultus Agro Advies aangetoond dat het ‘groene’ middel Karma goed werkt tegen echte meeldauw bij potroos. Binnenkort zetten de onderzoekers proeven op met buitenrozen in pot. In de pas in gebruik genomen proeflocatie in het Gelderse Angeren laat Edwin Kohrman de proef met potrozen zien. Het is een oude lage kas, die nog prima dient voor het uitvoeren van proeven. “Voor zulke proeven zijn hier vaak de juiste omstandigheden omdat ziekten soms gemakkelijker kunnen toeslaan. Bij een hoge ziektedruk kun je goed het effect van middelen onderzoeken”, geeft Lianne van Wijk van Certis aan. “We hebben bovendien bewust een heel meeldauwgevoelig ras gekozen, dat we kunstmatig geïnfecteerd hebben met de schimmel”, vertelt Kohrman. “Karma scoort onder deze extreme omstandigheden goed. We hebben intensief gescout en het middel ingezet bij de eerste symptomen. Dat betekent dus dat het curatief heeft gewerkt. De conclusie is: je kunt het middel zeker in je gewasbeschermingsstrategie opnemen.”
8
Waarde bewezen De werkzame stof van Karma is een zout, namelijk kaliumwaterstofcarbonaat, dat ervoor zorgt dat sporen van de schimmel in elkaar klappen. Dit ‘groene’ middel heeft inmiddels zijn waarde bewezen in snijrozen en aardbeien. Ook wordt het ingezet bij appel en kleinfruit tegen schurft en echte meeldauw. Zowel onder glas als in buitenteelten zijn er waarschijnlijk meer perspectieven, maar dat moet dan wel eerst met proeven worden aangetoond. Cultus Agro Advies is van oorsprong een adviesbureau in de boomkwekerij, dat zich op het gebied van onderzoek verbreed heeft tot alle plantaardige sectoren. De onderzoekspoot van het bedrijf is sinds 2010 actief onder het GEP-certificaat, vanaf dit jaar ook in de glastuinbouw in samenwerking met Horticoop. GEP staat voor: Good Experimental Practice. Onderzoek buitenrozen Twee jaar geleden hebben de onderzoekers dit groene middel al beproefd in de buitenteelt van rozenonderstammen (Rosa corymbifera 'Laxa'). “Dat is een goed toetsgewas omdat het zeer gevoelig is voor echte meeldauw. Ook chemisch is dat lastig onder controle te houden”,
Zo weinig mogelijk chemie Meer perspectief ziet hij bij de geïntegreerde teelten van tweejarige rozen in pot: “De acties van Greenpeace en tv-programma’s van Zembla hebben hun invloed gehad in de sector. Telers zijn op zoek naar teeltconcepten met zo weinig mogelijk chemische inzet. De eerste stap daarbij is de keuze van meeldauwongevoelige rassen. Maar er zal voorlopig ook vraag blijven naar zwakkere soorten. We ontwikkelen zulke concepten en zetten proeven op met ‘groene middelen’. Daarbij is Karma een veelbelovende kandidaat; die verwachting wordt ondersteund door de resultaten in de proef onder glas. Voorwaarde is wel dat het product er visueel goed uit blijft zien.” Ook buiten zulke concepten is er behoefte aan groene alternatieven, vult Van Wijk aan. “Door de versmalling van het gewasbeschermingspakket neemt sectorbreed de vraag naar groene middelen toe. Het streven is dan om bij bestaande groene middelen de toelating te verbreden, natuurlijk mits de effectiviteit goed is. De mogelijkheden van dit middel bij andere gewassen en tegen andere schimmels zijn in onderzoek.”
Uit proeven blijkt dat Karma goed werkt tegen echte meeldauw bij potroos.
Glashelder - mei 2016