g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g faculteit ruimtelijke wetenschappen
g
g
g
g
g g
g g
g g
g
g
g
contactadres g g postbus 800 9700 AV Groningen
g
g
g
g g
g g
g
g
g
g
g
g
g
g g g g g g g g g g g g gg g ggg g ggg g ggg g ggg g ggg g g g g g g
e-mail g
[email protected]
g g
g gg g gg g gg g gg g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g
g
g
g
g
g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g
g
g
g g
g
g
g g
g
g
g g
g
g
g g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g g g g ggggg
g
g
g g
g
g g
g g gg gg gg gg g g g g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g
g
g
g
g
g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g
g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g g g g g g g g g g gg g ggg g ggg g ggg g ggg g ggg g g g g g g g
g g
g
g gg g gg g gg g gg g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g
g
g
g
g
g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g
g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g g
g g
g
g
g
g
g
g g g g g ggggg
g
g
g
g g
g
g g
g g gg gg gg gg g g g g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g g g g gg gg gg gg gg g g g g g g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g
g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g gg g gg g gg g gg g gg g gg g g ggg g gg g gg g gg g gg g gg g gg g gg gg gg gg gg gg g
g gg g gg g gg g gg g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g gg gg gg gg gg g g g g g g g
g
g
g
g
g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g g
g
g
g
g
g
g
g gg gg gg g g gg g g g g g g g g g g g g g g g g g
g g g g g g g g g g g g g g gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg gg g g g g gg gg gg gg gg g g g g g g g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g
g
g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g gg g gg g gg g gg g gg g gg g g ggg g gg g gg g gg g gg g gg g gg g gg gg gg gg gg gg g
g gg g gg g gg g gg g g g g g g g g g g g g g g g g g g g g gg gg gg gg gg g g g g g g g
g
g
g
g
g
g
g
g
gg gg gg gg g g g g g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g
g
g g
g
g g g g g g g g Grafisch ontwerp Marjolein Pot
g
g
g
g
g g g
g
g
g
g
g
g
g gg gg gg g g gg g g g g g g g g g g g g g g g g g g
g g g g g g g
g
g
g
g
g
faculteitsblad ruimtelijke wetenschappen
girugten
www.girugten.nl
girugten Eerstejaarseditie
00 jaargang 43
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie redactie
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie inhoud
Colofon
Redactioneel
Eindredactie Mark Veenstra (hoofdredacteur) Marjolein Pot (vormgeving)
Beste eerstejaarsstudent,
Redactie Robin Groenewold Wymer Praamstra Jorn van der Scheer Wietske Wilts Saskia Zwiers Druk Drukkerij Sikkema, Warffum Oplage
250 stuks E-mail
Voor je ligt het eerstejaarsnummer van Girugten. Girugten is het faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen dat elke student aan onze faculteit vijf keer per jaar op je deurmat krijgt. Deze uitgave is een speciale editie voor eerstejaarsstudenten. In deze editie willen we je graag alles vertellen over onze faculteit, onze stad en over geografische en planologische onderwerpen. Ook is dit nummer een kennismaking met Girugten. In deze editie wordt het Groninger busvervoer tussen station en faculteit uitgebreid aan je uitgelegd, word je wegwijs gemaakt op Zernike en worden de docenten waarmee je dit jaar te maken krijgt aan je voorgesteld. Er staat ook een selectie in van de beste artikelen uit de Girugtennummers van het afgelopen collegejaar. Hopelijk helpt deze Girugten je bij een nadere kennismaking met onze studie en natuurlijk hopen we dat je Girugten veel gaat lezen tijdens je studententijd. Houd jij van schrijven of wil jij graag werken aan de lay-out van ons blad, dan kun jij je aanmelden voor de redactie van Girugten. Het is een leuke en leerzame activiteit naast je studie. Mail ons of spreek één van ons aan op Zernike.
Inhoud 4.
18.
Ontmoet het team Girug ten
De culstering van de media- en entertainmentsector Peter Stopel
6.
20.
Wegwijs op de faculteit Guido Roegholt
8.
Wie ben jij.nu? Debbie Lager
Belangrijke routes in de stad Groningen
22.
Docentenoverzicht
25.
Een kennismaking met: Niels Rambags
Jorn van der Scheer
10.
Wad ‘n kerken! Wietske Wilts & Elkse Kroondijk
14.
Wietske Wilts
26.
De getatoeëerde stad Inge de Vries
[email protected]
Studentenorganisaties Ibn Battuta, Pro Geo
Veel leesplezier, Contactadres
Postbus 800 9700 AV Groningen
Mark Veenstra Hoofdredacteur
16.
Plaatsbeleving van de postbode Debbie Lager
Girugten is het onafhankelijk faculteitsblad van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen, Rijksuniversiteit Groningen. Girugten functioneert als een zelfstandige redactie onder faculteitsvereniging Ibn Battuta De eindredactie behoudt zich het recht voor zonder opgaaf van redenen artikelen in te korten, dan wel te weigeren.
10.
18.
14.
22.
5.
4.
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie even voorstellen
g
g
Ontmoet het team Girugten is het faculteitsblad van de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Alle studenten van de faculteit krijgen Girugten vijf keer per jaar thuisgestuurd. In Girugten lees je allerlei geografische en planologische artikelen, iedere keer met een ander thema. De redactie bestaat uit studenten en vergadert eens in de twee á drie weken. Vind jij het leuk om te schrijven of vind je het leuk om dit blad vorm te geven? Stuur dan een mailtje naar
[email protected]!
g
Mark Veenstra Hoofdredacteur Master Planologie
g
Saskia Zwiers Redacteur Master Culturele Geografie
g
g Wymer Praamstra Redacteur Tweedejaars Technische Planologie
g
Marjolein Pot Vormgever Deed Technische Planolgie
Wietske Wilts Redacteur Master Culturele Geografie
g
g
g Robin Groenewold Redacteur Derdejaars Sociale Geografie & Planologie
gg Jorn van der Scheer Redacteur Derdejaars Technische Planologie
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie wegwijs 0p de faculteit
6.
Guido Roegholt
7.
het dichtst bij zijn of haar specialisme past. Over het algemeen zitten op elke verdieping de medewerkers van een bepaalde basiseenheid bij elkaar. Op de eerste verdieping (verdieping ‘groen’) zit de basiseenheid Demografie. Mocht je dus bijvoorbeeld op zoek zijn naar een docent van het vak Population and Development dan is de kans vrij groot dat je deze op de eerste verdieping moet zoeken. Als je vervolgens de trap omhoog neemt kom je op de tweede verdieping, de overheersende kleur hier is oranje. De twee basiseenheden Economische Geografie en Culturele Geografie zitten hier bij elkaar. Enkele docenten die je in je eerste jaar van deze twee basiseenheden voor de collegezaal ziet staan zijn onder andere Diederiks, Meester en Strijker. Op de bovenste en derde verdieping is paars de kleur die je direct op zal vallen. Voornamelijk de eerstejaarsstudenten die Technische Planologie gaan studeren zullen veel met mensen van deze verdieping te maken krijgen. Onder andere de opleidingsdirecteur, dhr. Ike, heeft hier zijn kamer. Op deze verdieping zitten de medewerkers en docenten die bij de basiseenheid Planologie horen. Net als op de eerste en tweede verdieping tref je hier geen speciale kamers aan waar je als student vaak zal moeten aankloppen. Alleen als je een docent persoonlijk iets wilt vragen kan je hier natuurlijk wel terecht.
Wegwijs op de faculteit Het beginnen aan een nieuwe studie, de stap van de middelbare school naar de universiteit. Waar de middelbare school nog klein en overzichtelijk was kan een universiteit erg groot lijken. Gelukkig is de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen een van de kleinere van de universiteit, maar toch blijft het allemaal nieuw. Waar moet ik zijn voor tentamenuitslagen? Waar kan ik welke docenten vinden? Een greep uit de vragen waar een eerstejaarsstudent mee kan zitten. Dit artikel is daarom bedoeld om je alvast een klein beetje wegwijs te maken op onze faculteit. Daar waar de collegezalen in het Kapteynborg en aan de noordkant van het WSN-gebouw (Duisenbergpavilioen)
te vinden zijn, zitten de medewerkers van de faculteit helemaal aan de andere kant van dit hoge (flat)gebouw. Als je de lange gang over de begane grond vanaf de collegezalen, met een knik naar rechts en daarna weer links, helemaal uitgelopen bent kom je vanzelf in het gebouw van de Faculteit Ruimtelijk Wetenschappen. De begane grond van het gebouw van de faculteit is ook direct de verdieping waar je als student het vaakst zal komen. Als eerste zal je aan je rechterhand de receptie zien, hier zit altijd een portier maar daar heeft een gemiddelde student weinig mee te maken. Direct na de ontvangst zit aan diezelfde kant wel een belangrijke kamer, de syllabiverkoop. Hier worden
van maandag tot donderdag tussen tien uur en half twaalf syllabi verkocht. Als we daarna linksaf gaan komen we wederom bij kamers waar je ongetwijfeld een keer binnen zal lopen, hier zitten namelijk de mensen van de Studenten Service Desk. Bij hen kan je onder andere terecht voor het bekijken van tentamenuitslagen, het inkijken van je gemaakte tentamen en vragen over je collegerooster. Inschrijven voor je tentamens kan hier niet, dat moet je via de website progresswww.nl doen. Je mentor kan je hier alles over vertellen. Direct hiernaast zit de studieadviseur, zoals de naam al doet vermoeden kan je bij hem terecht voor al je vragen over je studieprogramma. Mocht je er ook maar een beetje aan twijfelen of je je jaar wel gaat
halen of als je wellicht toch over wilt stappen naar een andere studie, ga naar hem toe. Elke maandag en donderdag is er een open inloopspreekuur, daarbuiten kan je altijd een afspraak maken.
zit de GIS-zaal. GIS staat voor Geografische Informatie Systemen. De computers in deze zaal zijn uitgerust met extra software voor deze toepassing, in je studieprogramma krijg je hier vanzelf een keer mee te maken.
Direct tegenover de studieadviseur zit de kamer van degene waar je moet zijn als je in het buitenland wil gaan studeren. In de loop van je studie zal je meer te horen krijgen wat de mogelijkheden in het buitenland zijn en hoe je dat moet aanpakken. De begane grond wordt afgesloten met twee soorten computerruimtes. Een ‘gewone’ zaal (aan de rechterzijde) met een twintigtal werkplekken, hier kan elke student van de RUG met studentnummer en wachtwoord inloggen. Aan de andere kant van de gang
Als je weer iets terugloopt en je loopt de trap op naar de eerste verdieping zal je direct iets opvallen: elke verdieping heeft een eigen kleur. Waarom dit ooit bedacht is voor velen tot op de dag van vandaag onduidelijk, maar het is wel makkelijk onthouden waar een bepaalde docent zit. Zoals je misschien al gehoord hebt is de faculteit opgedeeld in een aantal basiseenheden, dit zijn een soort subafdelingen binnen de faculteit. Elke docent hoort bij zo’n basiseenheid, en dan natuurlijk altijd bij de eenheid welke
Het klinkt misschien niet helemaal logisch dat je zomaar bij een docent kan aankloppen. Bij de grotere faculteiten in de stad moet je daarvoor vaak ver van tevoren een afspraak maken en als het even tegen zit ook nog eens op een tijd die jou niet uitkomt. Gelukkig is het op onze faculteit net iets anders. Zoals al eerder gezegd kan je altijd even langs lopen bij een docent. Afspraken maken is bijna nooit nodig, tenzij je iets uitgebreids wilt bespreken of wanneer hiervoor nog iets uitgezocht moet worden. Docenten vinden het over het algemeen juist fijn als de student met vragen direct bij hem of haar komt, dan weet de docent ook waar mogelijke onduidelijkheden in de colleges zitten. De laagdrempeligheid is dan ook een van de positieve punten van de faculteit. Ook door het kleine aantal docenten zullen ze jou, als je een paar keer bij ze langs bent geweest, ook gaan kennen en weten wie je bent. Schroom dus niet even langs te lopen als je daar behoefte aan hebt. Hoe dichter de docent bij de student staat, hoe beter hij of zij onderwijs kan geven! g
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie wegwijs in groningen
8.
Jorn van der Scheer
Belangrijke routes in de stad Groningen Groningen ingewikkeld in elkaar zit zijn er meerdere routes mogelijk, maar verdwalen is hierdoor ook makkelijk. Ook als je bij je ouders en niet in Groningen woont zijn er routes om uit te zoeken. Als je met het openbaar vervoer naar Groningen komt en op het centraal station aankomt, moet je voor colleges en tentamens naar Zernike. Dit kan per bus (lijn 11, 15) en per fiets. Als je fietst zijn er meerdere routes mogelijk, waarvan er een aantal makkelijk en ‘kort’ zijn.
HET NOORDERPLANTSOEN.
De uitgangspunten van het kaartje zijn het Centraal Station, de binnenstad, Selwerd en de Korrewegwijk. Vanuit al deze uitgangspunten is de route richting Zernike met een lijn aangegeven. Dit beslaat lang niet alle routes, maar kan wel gebruikt worden als leidraad bij het kiezen van de juiste route. Ook belangrijk tijdens je studie zijn de SOGmomenten (Studie Ontwijkend Gedrag). Op deze momenten rust je uit en geniet je van het leven naast je studie. Een van de nietnachtelijke locaties die door studenten veel gebruikt wordt is het Noorderplantsoen. Mocht je twee uur moeten wachten op een college dan kan het de moeite waard zijn om naar het Noorderplantsoen te fietsen en weer terug.
EEN TE MIJDEN STOPLICHT OP DE EIKENLAAN. stad”. Dit in tegenstelling tot je thuisthuis, waar alles bekend is en mama nog woont. Als je al in Groningen op kamers woont ben je ook bezig met je huishouden, wat je moet leren regelen en opzetten. Dat betekent het onder andere uitzoeken waar de supermarkt om de hoek is en het leren kennen van je huisgenoten en hoe met ze om te gaan. Kortom, je moet je settelen in een nieuwe omgeving.
Groningen is, net zoals elke andere grote stad, voor elke nieuweling “de grote boze
Je settelen betekent ook het leren kennen van de stad zelf. Waar ga je allemaal naar toe? Voor de faculteitmoet je naar Zernike, aan de noordkant van de stad. Voor vertier tot in de late uurtjes zou je naar het centrum van de stad kunnen gaan. Dit is allemaal per fiets of bus te doen, waarbij je alleen even de beste route uit moet zoeken. Vandaar deze handleiding, die je vertelt wat voor jou handige routes kunnen zijn. Aangezien
Ongeacht waar je vandaan gefietst komt in Groningen is het belangrijk dat je stoplichtmijdend fietst. De stoplichten zijn slecht op elkaar afgesteld waardoor je niet op je eigen tempo door kan fietsen, maar constant moet stoppen voor op rood staande stoplichten. Op de kaart zijn de routes vanaf de Korreweg, Selwerd en Groningen centrum zo veel mogelijk stoplichtmijdend gemaakt. Alleen de route vanaf Groningen CS heeft te kampen met een aantal stoplichten; dit heeft te maken met de eenvoud van de route. Belangrijke, zoveel mogelijk te mijden, straten zijn de Nieuwe en Oude Ebbingestraat en de Eikenlaan. Stoplichten en veel verschillende verkeerstromen maken deze straten vervelend en bovenal vertragend. Dodelijk wanneer je met je brakke kop naar het Zernike moet. g Bronnen Google Maps
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie promotieposter
9.
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie thema-artikel: religie
Wietske Wilts & Elske Kroondijk
10.
Middeleeuwse kerken in het wierdenlandschap Ook is het unieke karakter van het gebied te danken aan de Groninger kerken, die al een klein millennium het uitzicht domineren. Meestal werden deze kerken in het centrum van een wierdedorp gebouwd, op de plek van de voormalige drinkwaterplaats, de dobbe. Pas toen de bedijking van het gebied op gang kwam, kon de dobbe voor het kerkgebouw wijken, aangezien er toen de beschikking was over voldoende zoet water. Het landschap bepaalt dus wat er aan cultuur tot stand komt. En in het waddengebied is het vooral het water, dat als eb en vloed komt; dit bepaalt de grenzen. Dat water niet alleen als restrictie gold is wederom in de kerken terug te zien. De eerste stenen kerkjes werden opgetrokken uit tufsteen, het samengekoekte gruis en stof van oude vulkanen. Dit moest uit het Duitse Noordrijn-Westfalen komen en werd per schip naar het noorden vervoerd. Tufstenen kerken, zoals die van Holwierde (deels) zijn daardoor meestal bij vaarwegen te vinden.
Wad ’n kerken! Groninger kerken als toeristische trekpleister Wie wel eens op de fiets gestapt is en zich vanuit Groningen in noordelijke richting heeft bewogen zal de rurale idylle van het Groninger land niet zijn ontgaan. De provincie Groningen herbergt een zeer bijzonder cultuurlandschap. En daarin prijken vele bijzondere kerkjes. Het Groninger land is al sinds voor de christelijke jaartelling continu bewoond en de kerkjes, veelal klein van stuk, vormen al sinds de middeleeuwen een baken in het landschap en de gemeenschap. In dit artikel brengen wij, Elske Kroondijk, studente Godsdienstwetenschap, en Wietske Wilts, studente Culturele Geografie, onze studies samen. Dit artikel wordt dan ook gepubliceerd in Dei Facto, faculteitsblad Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap en in Girugten, faculteitsblad Ruimtelijke Wetenschappen. In dit artikel gaan we op zoek naar wat het Groninger cultuurlandschap zo bijzonder maakt en welke plek de middeleeuwse kerkjes daarbij innemen. Ook diepen we de zoektocht naar zin en naar het verleden uit aan de hand van deze kerkjes en aan de hand van het omgaan met het landschap.
Een cruciale plaats in dit artikel wordt ingenomen door de zogeheten ‘Waddenkerkenexperience’. In dit splinternieuwe (zo nieuw dat het nog niet eens op het wereldwijde web te vinden is!) project over kerken achter de Waddendijk komen het Groninger wierdenlandschap, de middeleeuwse kerken, de hedendaagse zoektocht naar zin (spiritualiteit), de regiomarketing en de erfgoedkwestie op een interessante manier samen. Ook stelt dit project ons in staat enkele kanttekeningen te plaatsen bij de omgang met kerkelijk en landschappelijk erfgoed. Het Groninger wierdenlandschap Wat maakt het Groninger land zo bijzonder? En over welk gebied hebben we het eigenlijk als we spreken over ‘Groninger land’? In dit artikel staat het Groninger wierdengebied centraal. Hiermee bedoelen we het Groninger waddenkustgebied met een zuidelijke uitloper tot aan de stad Groningen (zie kaart). Dit gebied is met haar wierden (woonheuvels ter bescherming tegen het water) het oudste en best bewaard gebleven cultuurlandschap van Europa. Al voor onze jaartelling hebben hier mensen gewoond op de kwelderwallen. Er wordt dan
11.
ook beweerd dat dorpjes als Ezinge, Oostum en Dorkwerd net zo oud zijn als Rome. En dat is uniek! Het huidige bewoningspatroon dateert van de middeleeuwen. Een groot verschil met nu is dat veel van de wierden zijn afgegraven. De grond die daarbij vrijkwam kon namelijk duur worden verkocht omdat het erg vruchtbaar was. Dat deel van de wierde waarop de kerk stond werd niet afgegraven. Vandaar dat tegenwoordig in onder andere bovengenoemde dorpjes de wierde nog deels intact is. Dit is bepalend door de aantrekkelijkheid van het landschap. Een ander karakteristiek element van het wierdengebied is de oude loop van het Reitdiep. Het Reitdiep loopt van Groningen naar Zoutkamp en is deels gekanaliseerd, omdat de meanders niet praktisch waren voor de scheepvaart. Maar daarnaast (letterlijk!) is in het landschap de ‘oorspronkelijke’ loop nog waar te nemen. Het Oude Diepje onder Winsum is hier een voorbeeld van. Ook een unicum is het verkavelingspatroon in het gebied. Vooral in de regio Middag-Humsterland is de onregelmatige blokverkaveling nog zichtbaar. Dit zorgt voor de variatie in het landschap.
Met de komst van baksteen nam de kerkbouw toe. En ook hier is de invloed van water onmiskenbaar, aangezien zeeklei de grondstof voor de baksteen is. Er ontstond een grote bouwdrift, die werd gesterkt en
gedragen door de vele kloosterlingen die het gebied bewoonden en bewerkten. De kerkbouwers in het noorden bakten er veel van: de kerkbouw nam een enorme toevlucht waardoor Groningen nu een van de meest kerkdichte gebieden ter wereld is. Het ontwikkelde op den duur een hoogstaande baksteencultuur, geïnspireerd op Duits en Noord-Italiaans voorbeeld. Specifiek aan de Groningse bouwstijl is de overwelving met hoge, koepelvormige gewelven, de vele nissen en het siermetselwerk, waarmee de buitengevels rijk zijn versierd. Overigens heeft Groningen dit met de bouwstijl van het gehele Waddengebied gemeen. Ook van binnen werden de kerken verfraaid, veelal door muurschilderingen van decoratiepatronen of religieuze thema’s. Tegenwoordig komen deze wat meer ‘uit de verf’ omdat ze vaker onder de huidige kalklaag vandaan getoverd worden. Deze laag is aangebracht door de protestanten die de kerkgebouwen na de reformatie innamen en niet gediend waren van al die afleidende voorstellingen. De sereen witte muren waar wij een oud kerkje aan menen te herkennen, is er van oorsprong dus meestal geen kenmerk van. Dat geldt tevens voor de buitenmuren. Deze waren in de veertiende eeuw soms ook voorzien van een verflaag,
terwijl wij tegenwoordig het ruwe kale metselwerk juist met deze vervlogen tijden associëren. Niet als historische representatie, maar als verbeelding van het verleden doet de kerk dus dienst in onze beleving. Witte kalme binnenmuren, ruwe verweerde buitenmuren, een plek van rust, pais en vree, daar waar de tijd even stilstaat. Hoewel niet altijd historisch gegrond, maken deze associaties dat we steeds vaker de weg naar het kerkgebouw terugvinden. Als een soort ‘gestolde geschiedenis’ vormt de kerk hierbij een mogelijkheid om met het verleden in contact te komen. Deze beweging loopt parallel met de toenemende belangstelling voor het verleden in het algemeen. Hiervan getuigen het enorme aanbod aan historische documentaires op televisie, de karrenvracht aan boeken over historische onderwerpen of, om in de buurt te blijven: het Friese Esonstad als quasihistorisch oord. Zo neemt dus ook de belangstelling voor kerken in het Groninger land toe; als symbool van het verleden zijn ze weer actueel geworden. Toenemende belangstelling voor het kerkgebouw Deze actuele belangstelling voor de kerken hangt samen met de voortschrijdende
12.
ontkerkelijking. Dat klinkt tegenstrijdig. Maar ontkerkelijking betekent niets minder dan dat er steeds minder mensen in Nederland lid zijn van een kerkgenootschap. Lidmaatschap valt echter niet samen met spiritualiteit in het algemeen; iemand kan best onkerkelijk zijn maar desondanks ‘op zoek’. Deze zoektocht waarbij zingeving op wat voor manier dan ook centraal staat, leidt mensen soms opnieuw de kerk in. Dat blijkt onder meer uit de woorden die mensen in stilte opschrijven in gastenboeken van opengestelde kerken: velen geven uitdrukking aan een soort algemeen religieus sentiment dat meer omvat en anders is dan het traditionele christendom. Kerkgebouwen vormen hiermee een weerslag van de eeuwenlange zoektocht van mensen naar de zin van het bestaan. Als heilige plaatsen vormen ze een veilige haven voor de gevierde zinzoeker of de gestrande gelovige. Zo ontstaat er een nieuw sacraal landschap in de provincie, waarbij de kerken de bakens vormen en op die manier een nieuw licht werpen op de relatie tussen geografie en religie. In de huidige ontkerkelijkingstendens zet het kerkgebouw zichzelf dus opnieuw op de kaart. Maar niet alleen als zingevingslocatie, ook als culturele erfenis. Het werd hierboven al eerder gezegd: kerken krijgen als historische, symbolische gebouwen steeds meer aandacht van de lokale bevolking. Het interessante hierbij is dat het gaat om zowel kerkelijke als niet-kerkelijke mensen. De kerk als gebouw trekt een steeds gevarieerder publiek aan, niet in de laatste plaats vanwege de functie van het gebouw voor het dorp. Wanneer er een kerk te gronde dreigt te gaan, komt het dorp als gemeenschap in actie om haar te behouden. Een leuk voorbeeld hiervan is het kerkje van Garsthuizen. Dat deze kerk van grote waarde voor haar dorpsbewoners was, bleek uit de maatregelen die getroffen werden om sloop te voorkomen. Uit de dorpsgemeenschap stond een enthousiaste groep vrijwilligers op die het kerkje hebben behouden en bezig zijn haar te restaureren. Deze lokale ijver getuigt van het belang wat een dorpsgemeenschap aan het kerkgebouw hecht. In vele gevallen vormt ze letterlijk en figuurlijk het hoogtepunt van het dorp. Ook worden de gebouwen steeds vaker als een cultureel podium gepresenteerd. De initiatieven hiervoor zijn talrijk. Zo is er elk jaar ‘Terug naar het begin’: een cultureel festival in oude Groninger kerken. Zowel muziek en dans als toneel en poëzie komen hierbij aan bod. Daarnaast
13.
zij zijn de beheerders van het gebied en kunnen met hun enthousiasme een positieve indruk maken. Bovendien worden via deze weg de bewoners betrokken bij hun fysieke leefomgeving. Dit is belangrijk voor het creëren van draagvlak voor projecten in de regio. De toekomstige regiomarketingcampagne met de titel ‘Het Hoogeland. Een stil avontuur’ stipt de punten waarom mensen in dit gebied moeten komen wonen aan. Het Groninger land is een “rijk en authentiek land met een patroon van maren en wierden. Het is er ongekunsteld en er is echt nog de mogelijkheid om tot jezelf te komen.” En ook: “De mensen zijn er vriendelijk en authentiek en hebben nog echt tijd voor elkaar. Hier zijn buren nog buren.” Een hoog ‘nog echt’-gehalte dus. Net als bij de kerken komt ook wat landschap betreft de tendens van het verlangen naar en het waarderen en inzetten van het verleden duidelijk naar voren. Bovendien worden de oude kerken als belangrijkste versterkende elementen aangemerkt. Dat kerken een belangrijke rol vervullen in de waardering van het landschap wordt ook in de Waddenkerkenexperience duidelijk.
is er de ‘ZomerJazzFietsTour’; een jaarlijks terugkerende fietstocht langs concerten in kerkjes. Bovendien zijn vele gebouwen tegenwoordig omgedoopt tot atelier, waardoor een blik op kunst tegelijkertijd een kijkje in de kerk vormt. Religiemarketing breidt zich steeds meer uit: tegenwoordig zijn er zelfs ‘Tours des Cimetières’, waarbij per bus allerlei kerkhoven worden aangedaan. Dit bevestigt maar weer dat het kerkgebouw allerminst ten dode is opgeschreven. Het kerklandschap als consumptiegoed Van de hedendaagse zoektocht naar zingeving kunnen de Groninger kerken wellicht profiteren. Door de toegenomen belangstelling voor de kerken kan er draagvlak ontstaan om de gebouwen het onderhoud te geven dat ze nodig hebben. Het is duidelijk dat de kerkgebouwen gewaardeerd worden en behouden moeten blijven. In de provincie Groningen is het Stichting Oude Groninger Kerken die zorg draagt voor de gebouwen en deze onder de aandacht brengt. Met de aandacht voor de kerken neemt ook de aandacht voor het landschap daaromheen toe. Want niet alleen de kerk wordt ‘geconsumeerd’ en daartoe onderhouden, maar ook het landschap. Bovendien zijn de kerken bepalend voor de identiteit van het wierdengebied en andersom. Het ‘meest geschilderde en gefotografeerde’ kerkje van Oostum krijgt dagelijks veel bezoek. Het Pieterpad loopt hier langs en de ervaring leert dat vrijwel elke wandelaar even aanwipt bij dit kleine bakstenen kerkje. Om in de behoefte van de toeristen te voorzien is hier zelfs een openbaar toilet gebouwd. Wat landschapsbehoud betreft klinken ook al heel wat jaren geluiden om het landschap te beschermen tegen bijvoorbeeld ruilverkaveling, het rechttrekken van wegen en het dempen van kleine slootjes. Al in het begin van de jaren negentig verscheen er een artikel in het tijdschrift Noorderbreedte, waarin de zorgen over het behoud van het wierdenlandschap besproken werden. De auteurs hielden een pleidooi om een cultuurhistorisch reservaat te stichten in het stroomdal van het Reitdiep. Zij schrijven: “De nog maar onlangs verdwenen kerkepaden kunnen weer worden hersteld zodat het land wordt ontsloten voor de kwaliteitstoerist.” Voor de kwaliteitstoerist dus, wie dat ook moge zijn. Het is interessant om te zien wat er wordt gedaan om de ‘oorspronkelijke’ landschapselementen te behouden of soms
Waddenkerkenexperience: hoe en wad De Waddenkerkenexperience is een goed voorbeeld van omgaan met kerkelijk erfgoed, toerisme en regiomarketing. Het project is opgezet door Stichting Oude Groninger Kerken, de stichting Alde Fryske Tsjerken en Provincie Fryslân. Het gaat hierbij om een soort ‘digitaal expertisecentrum’, dat door middel van een webplatform bestaande instanties en initiatieven op het gebied van religieus erfgoed op een samenhangende manier bij elkaar gebracht worden. Het project heeft als doel om de cultuurhistorische betekenis van de vele oude kerken in het Fries-Groningse kustgebied beter voor het voetlicht te brengen dan nu gebeurt. Ten eerste gebeurt dit door de lokale bevolking te confronteren met het kerkelijk erfgoed. Door het expertisecentrum worden de bewoners van het gebied in aanraking gebracht met de geschiedenis van het gebied. Het bewustzijn van de eigen regioidentiteit wordt hierdoor versterkt. zelfs in ere te herstellen. In dit geval wordt de toerist aangehaald als belanghebbende. Maar worden er juist niet ook toeristen naar de regio gelokt om het landschap meer onder de aandacht brengen? Ook pleitten de auteurs voor werelderfgoedstatus van Middag-Humsterland. En ze kregen hun zin, want momenteel staat het gebied op de voorlopige werelderfgoedlijst van de Unesco. Ook is Middag-Humsterland sinds
2007 ‘Nationaal Landschap’. Dat betekent dat dit een écht Nederlands landschap is. Om meer mensen naar het Groninger wierdengebied met haar middeleeuwse kerken te trekken, wordt ook anderszins aan regiomarketing gedaan. Bij regiomarketing gaat het erom bezoekers warm te maken voor een bepaald gebied. Meestal vervullen lokale bewoners een soort ambassadeursrol:
Dat hier een sturende werking vanuit gaat is evident. De initiators van het project zijn de als het ware beeldbepalers van het landschap geworden, die de bewoners een eigen gebiedsidentiteit aanmeten. Wanneer deze echter wordt aangenomen, staat het streekimago in dienst van de tweede pijler van het Waddenkerkenproject: het toerisme. De potentie die in de historische
kerkenschat schuilt, moet meer benut worden. Niet-Groningers moeten de weg naar Boven kunnen vinden, naar het exclusieve kerkenlandschap van het hoge noorden. Dit wordt alleen maar versterkt wanneer de lokale bevolking zichzelf ook ziet als trotse inwoner van dit unieke wierdengebied. In het Waddenkerkenproject kunnen diverse belangen worden onderscheiden. Want zijn het de toeristen en de lokale bewoners die belang hebben bij een goed beheerde kerk in een goed beheerd landschap? Of hebben de kerken belang bij toeristen die een extra duit in het zakje doen waardoor het gebouw beter kan worden onderhouden? Maar kerken hebben geen eigen belang. En toeristen missen de kerken niet als ze ze niet zouden kennen. Dus wordt het vermeende belang van de toerist ingezet om de ogen van de initiators van het project, kerkdeskundigen, nog lang de kost te geven in een perfect onderhouden middeleeuws kerkje? Hoe dan ook, het Waddenkerkenproject kan als een win-winsituatie worden bekeken: de toeristen hebben meer voer en de lokale bevolking en de bewaarzuchtige kerk- en landschapsdeskundigen een beter onderhouden kerklandschap. Een digitaal platform dus, als contactpunt voor en vanuit het Groninger cultuurlandschap. Maar bezoekers moeten natuurlijk niet op de site blijven hangen. Door waddenkerkenprojecten moeten ze worden gestimuleerd de regio in te trekken. Openstelling van de kerken speelt hierbij een grote rol. Maar ook het organiseren van busreisjes, concerten, fietstochten en stiltewandelingen in de regio, zoals nu al in toenemende mate gebeurt. Alles draait om de experience. Ervaringen waardoor mensen als bij een wierde uit het alledaagse slijk worden opgetild. Zowel kerk als landschap leent zich hier goed voor: in beide kan iets van het oeroude worden beleefd. De Waddenkerkenexperience vormt daarmee een welkome bijdrage aan het vormgeven van de eigen regio-identiteit. g Bronnen Kroesen, J. E. A., openingscollege faculteit Godgeleerdheid & Godsdienstwetenschap, collegejaar 2010-2011 Kroesen, J. E. A. (e.a.), De Groninger Cultuurschat, kerken van 1000 tot 1800 (Groningen, 2008). Wildeman, K. & B. Westerink (1991) Het oudste kultuurlandschap van Nederland dreigt te verdwijnen. In: Noorderbreedte, jaargang 15, vol. 6
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie thema-artikel: probleemwijken
14.
Inge de Vries
De getatoeëerde stad Veel stadswijken en openbare ruimtes zijn ermee gemarkeerd: graffiti. Het valt je waarschijnlijk al niet eens meer op, maar hoe kort je ook door de stad moet lopen, je komt altijd wel een met graffiti bespoten bushokje, fietstunnel of trein tegen. Veel mensen waarderen deze graffiti op ongevraagde plaatsen niet echt. Ze vinden het lelijk en het wordt ook vaak gezien als een teken van verloedering van een buurt; een plek waar veel criminaliteit en drugshandel is en het niet veilig is. Dit artikel gaat in op de betekenis van graffiti in de stad en de rol van geografie hierin. Stadschimmel De regering trekt jaarlijks zo’n 70 miljoen euro uit voor het schoonmaken van met graffiti bespoten gebouwen, treinen, viaducten, en andere graffitigevoelige objecten. En toch, ondanks deze verwoede pogingen om te stad graffitivrij te houden, zie je vaak de stad weer langzaam vol raken met ‘tags’, ‘pieces’ en ‘wholecares’. Je zou het een soort ‘stadschimmel’ kunnen noemen. Hoewel het misschien lijkt alsof graffiti overal ongewenst is, gebeurt het schoonmaken ervan vaak heel selectief. Vooral in Amerikaanse achterbuurten kunnen ze daarover meepraten. Daar wordt nauwelijks graffiti verwijderd, want die buurten zouden toch binnen no time weer behangen zijn, en eigenlijk hoort het er daar gewoon bij. Dus vooral als graffiti ‘out of place’ is, wordt er wat aan gedaan. Wanneer bepaalde publieke ruimtes of voertuigen die een belangrijke symbolische of economische rol hebben bespoten worden, houdt het de gemoederen pas echt bezig.
Een ‘tag’ op het stadshuis of op de voorgevel van de V&D zal meer onrust zaaien dan één op een bushokje in De Hoogte. De laatste jaren verwerft graffiti steeds meer status in de kunstwereld: in galerijen worden de creaties zelfs bewonderd. De plek van de graffiti is dus meestal bepalend voor de mate waarin het gewaardeerd wordt. Broken Windows Theory Maar waarom probeert men vaak zo verwoed wijken graffitivrij te houden en wordt er zoveel geld besteedt aan het schoonmaken ervan? Dit kan wellicht verklaard worden met de ‘Broken Windows Theory’ van Wilson en Kelling. Volgens deze theorie leidt verloedering van een buurt tot nog meer verval en uiteindelijk zelfs tot criminaliteit. Hoewel de theorie in eerste instantie maar een ‘ideetje’ was, wordt deze nu uitgebreid omarmd door beleidsmakers. Als reactie op de theorie werden wereldwijd massaal straten schoongemaakt, graffiti verwijderd, en prullenbakken geplaatst. De geldigheid van de theorie is nooit wetenschappelijk bewezen, maar in Groningen namen wetenschappers van de faculteit Gedrag- en Maatschappijwetenschappen de proef op de som. Ze bevestigden flyers aan fietsen in een steegje in de stad, en noteerden wat de mensen met de flyers deden als ze bij hun fiets aankwamen. Vervolgens spoten ze het steegje vol met graffiti, en voerden dezelfde proef uit. Het opvallende was dat de eerste keer zo’n 30% van de mensen zich van de flyers ontdeden, de tweede keer was dit bijna 70%. Het zou dus inderdaad best eens waar kunnen zijn dat een minder goede fysieke toestand van een buurt met
bijvoorbeeld veel graffiti op de muren, gebroken ruiten en afval op straat, een teken is dat alles kan in die buurt en niemand de leiding heeft en dit uiteindelijk tot crimineel gedrag leidt. Voor de zekerheid dan toch maar schoonmaken dus. Uitdragen van identiteit Hoewel de gemeente of eigenaar van een pand tags weer van hun eigendommen kunnen verwijderen, ligt de macht van het spuiten toch echt bij de graffitispuiter zelf. Hij bepaalt immers helemaal zelf waar hij zijn creaties maakt en kan dit ook doen waar hij wil. Daarom zal het spuiten van graffiti ook best een kick geven. En je kan er ook nog eens mee laten zien wie je bent en waar je voor staat. Vooral in de achterbuurten van Amerikaanse steden is graffiti een belangrijk middel voor het uitdragen van identiteit. Graffiti zoals we dat nu kennen ontstond in de jaren ’70 onder jongeren in de woelige straten van de South Bronx in New York. Gemarginaliseerde jongeren met een uitzichtloze toekomst graveren hun leefomgeving met betekenis, als een reactie op de achteruitgang van hun wijk, werkloosheid, criminaliteit, drugs en geweld. Graffiti werd gezien als een symbolische manier voor de jongeren om te ontsnappen uit deze narigheid. Ze voelden zich gevangen binnen de geografische en sociale grenzen van hun wijk, en door middel van graffiti konden ze toch deze grenzen overschrijden en uiten wie ze waren, en tegelijkertijd aandacht vragen voor de problemen in hun wijk.
15.
Claimen van de ruimte Graffiti heeft nog meer functies. Onderzoek naar het gebruik van graffiti door gangs in Philadelphia wees uit dat graffiti een middel voor het trekken van grenzen kan zijn. Leden van de gangs spoten vooral graffiti om hun eigen ‘territorium’ aan te geven. De namen en symbolen van gangs verschenen overal in ‘hun’ wijk; dit gaf de gangleden ook een gevoel van verbondenheid. Op deze manier werd de identiteit van de gangs almaar bevestigd en gecommuniceerd. Opvallend was dat er vooral graffiti verscheen rond de grenzen van de buurt. Dit geeft aan dat de graffiti niet alleen ter bevestiging van de eigen identiteit en territorialiteit was, maar ook om dit te uiten naar naburige gangs: het was een symbolische bedreiging. Sommige gangleden durfden zelfs hun eigen buurt niet eens te verlaten omdat ze bang waren overvallen te worden. Wat zo’n krabbeltje op een muur allemaal teweeg kan brengen!
Kunstenaars De laatste jaren wordt geprobeerd graffiti in een positief daglicht te stellen. Men kan bespoten muren schoonmaken, maar dit kost veel geld en is geen blijvende oplossing. Daarom worden steeds vaker kunstenaars ingezet om zich op graffitigevoelige plekken uit te leven. Meestal spuiten ze ook gewoon de muur vol met graffiti, maar omdat ze het in opdracht doen zal het volgens de beleidsmakers er heel anders uit zien (maar ‘illegale’ spuiters maken soms toch ook de mooiste kunstwerken?). Bovendien is het een ongeschreven regel onder graffitispuiters niet over elkaars werk heen te spuiten; je loopt dus niet het risico dat het kunstwerk weer besmeurd wordt door anderen. Op deze manier blijven de muren vrij van illegale graffiti. Vaak voelen bewoners zich zelfs veiliger door dit soort kunstwerken, en zou het zelfs de sociale cohesie in een wijk kunnen vergroten. g
Bronnen Holloway, L. & P. Hubbard (2001) People and place. Harlow: Pearson Education Limited. Ley, D & R. Cybriwsky (1974) “Urban graffiti as territorial markers”. Annals, Association of American Geographers,64: 491-505. Skelton, T. & G. Valentine (1998) Cool places: geographies of youth cultures. London: Routledge. Vlasblom, D. (2008) “Graffiti op de muur brengt straatroof dichterbij”. NRC Handelsblad, 25 november.
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie thema-artikel: probleemwijken
16.
Debbie Lager
Plaatsbeleving van de postbode De wijk als een omstreden plek Het beroep van postbode is zijn einde nabij. Door de opkomst van internet en het gedeeltelijk vrijgeven van de postmarkt is er geen lang leven meer beschoren voor het al meer dan tweehonderd jaar oude beroep. De stakingen van de afgelopen tijd hebben niet veel opgeleverd en de mannen en vrouwen die al dertig à veertig jaar voor de post werken verdwijnen straks uit de wijk. Daarom is het tijd om eens stil te staan bij hoe postbodes ‘hun’ wijk beleven. Daarbij wordt geput uit onze eigen ervaringen als zaterdagpostbode en die van collega’s. De
wijk wordt hierbij niet uiteengezet als een probleemwijk, maar als een omstreden plek. Een plek die iedereen anders ervaart en waar groepen met verschillende doelen elkaar bestrijden, zowel letterlijk als figuurlijk. Voor de postbode zelf kan de wijk ook als omstreden ervaren worden. Even gezellig bij een vast adresje op de koffie gaan en een paar straten verderop achterna gezeten worden door een hond… Tijd om wat inzicht te geven in de plaatsbeleving van de postbode. Verbondenheid met de wijk Ik weet nog goed toen ik, Debbie, vier jaar geleden in het doolhof Beijum mijn eerste wijk alleen, zonder hulp van een collega, ging lopen. Het was vreselijk, constant verdwaalde ik en tot overmaat van ramp brak er een hevige onweersbui uit, had ik nog geen regenpak, was mijn band lek, had niemand een fietspomp te leen en kon ook niemand mij de goede weg uit het doolhof wijzen. Niet zo een goed begin, daarom verbaasde het mij dat een collega na vertrek
aangaf heimwee te hebben naar Beijum. Daar kon ik me weinig bij voorstellen. Maar een paar jaar later moet ik toegeven dat er bij mij zich ook een zekere verbondenheid met de wijk heeft gemanifesteerd. Na een paar weken niet gewerkt te hebben in de vakantie heb ik de behoefte om weer in de wijk te zijn. Hoe vormt zich een dergelijke verbondenheid? De factor tijd speelt hierin een grote rol. Na er jarenlang iedere dag of zaterdag gelopen te hebben ontstaat er een gevoel van routine, je weet waar je moet zijn en waar je aan toe bent. Routines
creëren een vertrouwd en veilig gevoel, als je weet dat er bij nr. 7 een agressieve kat achter de deur zit dan moet je je hand niet te ver de brievenbus insteken. Daarnaast ontstaat er een fysieke verbondenheid met de wijk door een zeer gedetailleerde kennis van de omgeving. De postbode kent ieder tussendoorweggetje, iedere losliggende stoeptegel en weet wie net zijn voordeur geverfd heeft of een nieuwe bank heeft aangeschaft. Ook de bewoners van de wijk spelen een rol in de verbondenheid van de postbode met hun wijk. Veel postbodes kennen hun vaste adresje voor een kop koffie en weten wie de deur altijd open doet om de post aan te nemen en een praatje te maken. Naast de verbondenheid van de postbode met de wijk bestaat dit verband vermoedelijk ook andersom, de wijk is min of meer verbonden met de postbode. De bewoners weten precies dat ze op zaterdag een andere postbode langs zullen zien lopen, en dat de zaterdagse ronde juist
eerder of later begint. Zo kunnen ze alsnog op het juiste tijdstip voor het raam staan om je vrolijk zwaaiend te ontvangen en bij de deuropening de post in ontvangst te nemen. En ook juist in de wijken die door veel mensen worden weggezet als probleemwijken komt de postbode veelvuldig in contact met de jeugd. Die is naar mijn, Guido’s, mening relatief vaker op straat dan in wijken met een gemiddeld hoger inkomen. Op zaterdag werken er ook relatief jonge postbodes (bijbaantje voor studenten), en dat heeft dan weer leuke
bijeffecten voor de jeugd. Een voor mij vaak gehoorde zin op zaterdag is namelijk: “van u krijgen we wel elastiekjes.” Territoriumafbakening Postbodes hebben het vaak over ’hun’ wijk, daarmee eigenen ze zich de plek toe, maar er zijn meer spelers in het veld die de wijk net zo goed als ‘hun’ wijk ervaren. Het doel van iedere postbode is om de post op tijd en in goede staat te bezorgen op het juiste adres. Wat fijn zou zijn is om zonder kleerscheuren of ergere verwondingen je werk te kunnen doen. Er liggen helaas veel gevaren op de loer in de wijk. Op sommige gevaren kan je je bedacht zijn, maar op anderen niet. Als postbode betreed je iedere dag het territorium van andere mensen en dieren (dat kan ook niet anders). Al gauw vang je bij veel mensen een glimp op van wat er zich afspeelt in hun dagelijkse leven. Hiermee tast je sommigen aan in hun privésfeer. Je huis is in de meeste gevallen een plek waar jij kan bepalen wie je wel of niet binnen laat, waar je je veilig waart en
17.
waar je kan doen en laten wat je wil. Als de postbode je dan ineens in je badjas met verward haar achter het aanrecht ziet staan dan kan ik me voorstellen dat dit door sommigen als beschamend wordt ervaren. Er zijn echter ook mensen die van hun huis een fort gemaakt hebben waar de postbode ook angstig van wordt. Vaak is een dergelijk fort uitgerust met beveiligingscamera’s, hoge hekken, luiken voor de ramen en niet te vergeten: de (waak)hond. De hond beschermt het fort tegen indringers en maakt hierbij geen verschil tussen dieven en postbodes. Het is geen fabeltje dat de postbode achterna gezeten wordt door een hond, dit heb ik zelf meerdere malen ondervonden. De eigenaar ziet de hond echter als een betrouwbaar en lief beest, die onderdeel uitmaakt van het gezin. Hier ontstaat het misverstand tussen de eigenaar van de hond en de postbode. Hoe vaak hebben postbodes niet het befaamde zinnetje gehoord: hij doet niks hoor! Veel van ons zouden terug willen roepen: Hij is toch niet dood! (om een escalatie te voorkomen doen wij dit maar niet). Het kan ver gaan, toen een collega van mij (Debbie) gebeten werd door een loslopende teckel was het baasje ervan overtuigd, terwijl hij het met eigen ogen aanschouwde, dat zijn hond mijn collega niet gebeten had. Toch wil iedereen meestal wel graag zijn of haar post ontvangen, met uitzondering van diegenen die de blauwe envelop verwachten of een reeks boetes. In gedeelten van de wijk waar de minder leuke post de overhand heeft wordt de postbode ook nimmer vriendelijk begroet, hij of zij lijkt persoonlijk verantwoordelijk gesteld te worden voor een boete of rekening. Brievenbussen worden hier ook regelmatig dichtgetimmerd om slecht nieuws te weren. Als ik, Debbie, zelf post moet bezorgen in een verloederde buurt kijk ik hier ook niet echt naar uit, zeker niet om brievenbussen die besmeurd zijn met vreemde substanties te openen. Na bezorging in zo’n wijk onderga ik dan ook een grondig reinigingsritueel. Mijn collega’s en ik raken geen broodje aan voordat we onze handen hebben gewassen bij terugkomst van Beijums ‘vieze stukjes’. Kennis van zaken Naast de directe manier van een kijkje in andermans leven te krijgen door even door het raam naar binnen te kijken, krijgt de postbode ook op een indirecte manier een indruk van wat er binnen elk huis gaande is waar hij of zij langsgaat; de post geeft namelijk het antwoord. Een goed voorbeeld hiervan is de wijk net ten noorden van
het spoor tussen de Bessemoerstraat en de Moesstraat. Deze wijk staat ook op de nominatie volledig gerenoveerd te worden en men is hier al goed aan de slag. Huizen waar ik, Guido, een jaar geleden nog post voor had zijn nu dichtgetimmerd en worden dus op dit moment gerenoveerd. Met name de Fruitstraat had een grote variëteit aan bewoners. De verschillende culturen vlogen je om de oren: waar bij het ene huis een soort van Hindoestaanse muziek uit de openstaande ramen schalde, kon je twee nummers verder alweer de smartlappen van André Hazes van de eerste verdieping door de straat horen klinken. Aan de bundels post die ik op kantoor maakte kon ik direct al zien dat er het nodige mis was in deze straat. Regelmatig aanmaningen van incassobureaus, dagvaardingen van Justitie en aangetekende brieven van de Kinderbescherming. Het zijn slechts een aantal voorbeelden van ‘slechte post’ die men kan ontvangen. Als je dan elke zaterdag ook weer post uit deze categorie voor hetzelfde nummer tegenkomt bevestigt dat even zovaak je vermoeden wat er speelt binnen de muren van dat huis. Of dit ook zo is kan je nooit met zekerheid weten. Uit nieuwsgierigheid kan je nog een glimp van binnen opvangen als je de post door de brievenbus duwt en net even naar binnen kan kijken. De kans om je vermoeden te bevestigen deed zich voor als je een aangetekende zending had of een pakje welke niet door de brievenbus paste. Hiervoor moest aangebeld worden. Nou liep ik deze straat altijd als eerste van mijn zaterdagse dienst, die begon om 08.30 uur. Dat men van uitslapen hield was wel duidelijk, negen van de tien keer moest je meer dan één keer aanbellen voordat er beweging in het huis kwam. Als het dan een bovenwoning (en de bewoner dus eerst een trap af moest dalen) betrof en je legitimatie moest vragen voordat je de zending uit mocht reiken kon de zojuist ontwaakte bewoner weer terug om het op te gaan halen. Elke keer toch zeer vermakelijk omdat jij fris en fruitig voor de deur stond en iemand die net een paar seconden wakker was tot lichamelijke inspanning dwong. Humor Naast eerder genoemd moment moet ik, Guido, ook wel bekennen dat er onder de postbodes een bepaalde manier van humor heerst. Als je naar het volgende huis loopt en je neemt in je bundel de post door voor dat adres en de bewoner staat al op
je te wachten, dan krijgt menig postbode de neiging de ‘vervelende’ post zoals de blauwe brieven bovenop te leggen. Om het helemaal af te maken volgt dan nog een vrolijk ‘Prettig weekend!’, en snel ga je door naar je volgende adres. Per huis weet je als postbode heel goed waar deze grappen gewaardeerd worden en waar niet. Minstens de helft van de keren roept de bewoner je achterna zwaaiend met de blauwe envelop: “Neem deze maar weer mee, die hoef ik niet!”. Zo blijft het vak ook leuk. Individualisering Postbode zijn lijkt op het eerste gezicht een beroep voor einzelgängers; mannen en vrouwen die uren lang alleen de post bezorgen. Maar de postbode brengt ook nog veel van zijn tijd door op de vestiging, hier wordt alle post gesorteerd en gebundeld en wordt er voor dat iedereen zijn wijk ingaat nog even gezamenlijk gepauzeerd. Met je collega’s kan je doornemen waar de gevaarlijke honden zitten, op welke plekken het heel glad is met de sneeuw, et cetera. De onderlinge verbondenheid tussen de collega’s zorgt voor een aangename werksfeer. In de kerstperiode staan de managers van mijn, Debbie’s, vestiging regelmatig in de keuken om voor snert, stamppot of een broodje rookworst te zorgen zodat je er weer even tegen aan kan. De postbode gaat echter verdwijnen en daarmee ook de sociale verbondenheid binnen het bedrijf. Over niet al te lange tijd worden de vestigingen opgeheven, wordt alle post gesorteerd en gebundeld in Zwolle en worden er in de wijk hokjes neergezet waar de postbezorger zijn postzakken kan halen. Dit is goedkoper, want de postbezorger voert maar één taak uit, het bezorgen van de post. De postbezorger heeft geen mogelijkheden om zijn collega’s te ontmoeten, het is ieder voor zich. Maar wellicht is de vereenzaming van dit beroep maar één van de vele uitingen van de individualisering van de samenleving. Iedereen is druk met zijn eigen ding. Het is ook niet reëel om te verwachten dat iemand ’s ochtends zijn stoep sneeuwvrij maakt voor de postbode voordat hij aan het werk moet. Voor de postbode lijkt het daarom soms alsof de buurt zich niet meer bekommert om hem of haar. Het is echter makkelijk om ‘de wijk’ een negatieve identiteit toe te kennen, maar laten we niet die mensen vergeten die het aangenaam maken voor de postbode om zijn of haar werk te verrichten (diegenen die hun hond wel goed hebben opgevoed bijvoorbeeld). Hopelijk praten de toekomstige postbezorgers straks nog wel over ‘hun’ wijk… g
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie thema-artikel: film
18.
Peter Stopel
19.
De clustering van de media- en entertainmentsector Hilversum is de bakermat van de Nederlandse omroep. Amsterdam is het walhalla voor Nederlandse filmproducenten en reclamemakers. Hollywood, met de grote studio’s van onder andere Universal, MGM en Columbia, is the place to be voor de Amerikaanse filmindustrie. Zo op het eerste oog zou je zeggen dat bedrijven binnen het domein media en entertainment graag clusteren. Is dit werkelijk zo? En zo ja, welke redenen zullen hier aan ten grondslag liggen? Klassieke agglomeratievoordelen of industriespecifieke eigenschappen? Een blik op de situatie in Nederland.
Ligging mediapark te Hilversum
Media en entertainment in Nederland Figuur 1 geeft ons een antwoord op de eerste vraag in de inleiding: de mediaen entertainmentsector is in Nederland inderdaad geclusterd. De clustering rond Hilversum en Amsterdam is het meest in het oog springend. In absolute zin heeft Amsterdam het meeste aantal bedrijven in de sector, maar in relatieve zin springt de Gooi en Vechtstreek (Hilversum) er echt bovenuit met 2,5%. De kaart lijkt daarnaast aan te geven dat er enkele andere kleinere clusters bestaan. Echter, als we naar absolute aantallen kijken, in het geval van Leeuwarden bijvoorbeeld slechts 45, is dit niet noemenswaardig (ter vergelijking: Amsterdam heeft er 1105). De sector heeft overigens een relatief klein aandeel in het aantal bedrijfsvestigingen (gemiddeld slechts 0,7%). In een rapport van TNO genaamd ‘De creatieve industrie in Amsterdam’ blijkt verder dat de totale regio Amsterdam (waar Hilversum in dit rapport ook onder valt) 38% van de totale media- en entertainmentsector
van Nederland herbergt. Zij stellen dat met name Hilversum daar verantwoordelijk voor is. Agglomeratievoordelen Zoekend naar een verklaring voor clustering kom je al snel uit bij de agglomeratievoordelen van Alfred Marshall. Deze wetenschapper wees in 1920 op drie redenen voor agglomeratie: niet verhandelde inputs, een gespecialiseerde arbeidsmarkt en een informatiesurplus. Niet verhandelde inputs zijn gespecialiseerde inputs die efficiënter te leveren zijn voor een groep geclusterde bedrijven dan voor een groep verspreide bedrijven. Een gespecialiseerde arbeidsmarkt spreekt eigenlijk wel voor zichzelf. Een gespecialiseerd cluster zorgt voor de aanwezigheid van een gespecialiseerde beroepsbevolking. Het zoeken en trainen van arbeidskrachten wordt dus voordeliger. Als veel bedrijven zich dicht bij elkaar vestigen zal, als laatste reden voor agglomeratie, een informatiesurplus ontstaan. De bedrijven zullen meer en makkelijker contact krijgen waardoor er binnen het cluster veel uitwisseling van informatie zal plaatsvinden. Alle drie de redenen zouden in relatie tot de media- en entertainmentsector van toepassing kunnen zijn. De sector is bijvoorbeeld zeker gebaat bij de aanwezigheid van een gespecialiseerde arbeidsmarkt. Het reeds vermelde TNOrapport noemt als oorzaak voor de clustering van deze sector ‘een combinatie van schaalbehoefte en de wens om van het creatieve milieu te profiteren’. Zij baseren dit op de variatie in bedrijfsgrootte. De gemiddelde bedrijfsgrootte van deze sector komt voor Amsterdam en de rest van Nederland overeen, maar voor de rest van de regio Amsterdam (waar Hilversum dus onder valt) is deze twee keer zo groot. TNO: ‘Dat betekent dat de grote bedrijven in deze sector blijkbaar kiezen voor de regio Amsterdam maar, gezien het ruimtebeslag, daarbinnen weer kiezen voor vestigingen buiten de stad Amsterdam in bijvoorbeeld Hilversum en Aalsmeer.’ Dit leidt tot een soort verdeling tussen Amsterdam en Hilversum, waarbij de omroepbedrijvigheid zich in Hilversum vestigt en in Amsterdam vooral filmproducenten en uitgevers van
boeken en dagbladen vertegenwoordigd zijn binnen het domein media en entertainment. Richard Florida: The Rise of the creative class Hierboven werd al even verwezen naar het ‘creatieve milieu’ waarvan werd geprofiteerd. In de laatste jaren is er erg veel onderzoek gedaan naar de zogenaamde creatieve industrie. Er is daarbij altijd veel discussie geweest over wat en wie nu precies tot deze industrie behoort, maar de meeste definities richten zich op drie sectoren: kunsten, media en entertainment en de creatieve zakelijke dienstverlening. Binnen deze sectoren kan vervolgens onderscheid gemaakt worden op basis van de waardeketen: creatie, productie, uitgave & exploitatie, distributie, consumptie. Bedrijven in creatie, productie en uitgave & exploitatie worden over het algemeen wel tot de creatieve industrie gerekend en bedrijven in de distributie en consumptie niet. De man die het beroemdst werd met zijn bevindingen over de creatieve industrie, of in dit geval beter gezegd de creatieve klasse, is Richard Florida. Florida stelde in zijn bestseller ‘The rise of the creative class’ dat het aantrekken van creatieve mensen leidt tot een toename in werkgelegenheid en uiteindelijk tot economische groei. Een aantal factoren zijn volgens hem bepalend in het aantrekken van deze sector. Hij wees daarbij op het belang van de drie T’s:
Technology, Talent en Tolerance. Er is ook veel kritiek gekomen op zijn theorie. Zo zou het in een land als Nederland heel goed mogelijk zijn om te werken in Amsterdam en te wonen in Utrecht. De theorie dat de aanwezigheid van creatieve mensen leidt tot toenemende werkgelegenheid zou in dat geval natuurlijk niet gegrond zijn. ‘Gay Index’? Florida stelde een aantal indicatoren op die een creatief milieu zouden bevorderen. Vervolgens bedacht hij voor deze indicatoren een aantal indexen zodat hij kon ‘meten’ hoe creatief een stad of regio is. Voor de indicator diversiteit had hij bijvoorbeeld ‘the melting pot index’, waarmee aangegeven kon worden hoe divers een stad of regio is wat betreft nationaliteiten. Daarnaast bedacht hij onder andere ‘the gay index’ om aan te geven hoe het er met de tolerantie voor staat. Het moge duidelijk zijn dat een aantal van deze indexen niet onomstreden zijn wat betreft hun relatie tot economische groei, maar zijn punt is duidelijk. Als we Florida’s beweringen bekijken in relatie tot de clustering van media en entertainment in Amsterdam en Hilversum, kun je niet zeggen dat hij volledig ongelijk heeft. Indicatoren als de hierboven genoemde tolerantie en diversiteit zouden waarschijnlijk voor Amsterdam toch een redelijke score opleveren, over de ‘gay index’ nog niet gesproken. Alleen al het creatieve, tolerante en open imago van de stad Amsterdam zou kunnen werken als een aantrekkingskracht voor de regio voor creatieve mensen en dus voor de creatieve industrie. Bronnen Florida, Richard (2002). The rise of the creative class, and how it is transforming work, leisure, community and everyday life. New York: Basic Books W. Manshanden, J. Muskens & O. Koops (2004) De creatieve industrie in Amsterdam en de regio. TNO Rapport, TNO Delft Hilversum, Mediastad. Omroep in beeld. Folder van de Gemeente Hilversum met een historisch overzicht van de ontwikkeling van Hilversum tot mediastad, via www. hilversum.nl
Figuur 1: Clustering van de media- en entertainmentsector
NEDERLANDS INSTITUUT VOOR BEELD EN GELUID. Padafhankelijkheid We kunnen de agglomeratie van media en entertainment wel willen verklaren door te wijzen op de creativiteit in de regio en allerlei wetenschappelijke theorieën, maar zou het ook niet gewoon zo kunnen zijn dat het per toeval zo gegroeid is? In 1918 werd de Nederlandse Seintoestellen Fabriek (NSF) opgericht in Hilversum. Met hulp van Anton Philips kon NSF zich de eerste moeizame jaren staande houden. De eerste ontwikkelingen rond het maken van radio-uitzendingen pakten de aandacht van Philips en hij zag er commerciële mogelijkheden in. Op 21 juli 1923 was de eerste radio-uitzending vanuit de NSF een feit. Voor de geïnteresseerden, het was een optreden van de Larense Jazzband, ingeleid door Willem Vogt. Dit was in feite de start van de Nederlandse omroep. Het opzetten van een overkoepelende omroeporganisatie mislukte, dus dienden zich verschillende omroeporganisaties aan die op basis van levensbeschouwing of maatschappijvisie hun boodschap de ether in wilden sturen. Deze omroepen bouwden allemaal hun eigen vestiging in Hilversum. Zo ontstond de eerste clustering. De eerste
bedrijven gerelateerd aan de televisie, waarvan de ontwikkeling in de jaren dertig begon, vestigden zich begin jaren vijftig in eerste instantie in Bussum. In 1952 pleitte de Televisieraad echter voor vestiging in Hilversum, als onderdeel van het Radio-City-Plan. Zo ontstond in Hilversum langzamerhand het zogenaamde Omroepkwartier. Dit ontwikkelde zich in de loop der jaren sterk door en trok ook gerelateerde bedrijvigheid naar Hilversum. Dat begon in 1958 met de komst van filmproductiebedrijf Cinecentrum. Productieactiviteit werd steeds meer uitbesteed aan relatief kleine particuliere bedrijven. De komst van commerciële zenders stimuleerde deze ontwikkeling alleen maar. In 1985 waren er al zo’n 170 bedrijven uit de audiovisuele sector gevestigd in Hilversum. Grammofoonplatenfirma’s, opnamestudio’s en drukkerijen zagen allen in Hilversum de ideale vestigingsplaats. Inmiddels kent iedereen in Nederland het voormalig Omroepkwartier als het Mediapark en is tevens met het gebouw van het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid, dat in december 2006 werd geopend (zie foto), het belang van deze plek onderstreept. g
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie thema-artikel: toerisme
20.
Debbie Lager
Wie ben jij.nu? Het virtueel in-de-wereld-zijn en het veranderende toeristische landschap het reproduceren van foto’s en video’s van de plaats waar je geweest bent. En sociale media zijn hier een uitgelezen plaats voor. Met een paar klikken deel je je foto’s en ziet iedereen waar je geweest bent. De plaats zelf ontleent hier zijn waarde aan. En jouw eigen reiservaring ook.
Veel van jullie herkennen het vast wel. Je bent net terug van een vakantie of een verblijf in het buitenland en gelijk zet je je foto’s op Facebook, tag je je vrienden en familie hierin en vink je ook nog even op een wereldkaartje aan dat je land x hebt bezocht. Weer drie procent meer van de wereld gezien! En niet vergeten even een bericht op je profiel te plaatsen zodat al je facebookvrienden kunnen zien waar je geweest bent en wat een geweldige tijd je wel niet hebt gehad. Met de opkomst van sociale media zoals Hyves, Facebook en Twitter lijkt het steeds belangrijker te worden om iedereen op elk moment van de dag te laten weten waar je bent, wat je doet en wat je ergens van vindt. Wat mij interesseert is waarom mensen, waaronder ook ikzelf, zo’n behoefte hebben om te laten zien van waar je geweest bent. Wat betekent dit voor je identiteit? En veranderen de plaatsen die wij vastleggen en tonen in de virtuele wereld door hoe wij ze representeren? Wat volgt is een filosofische verkenning van dit boeiende vraagstuk. Ik ben er echt geweest Het voldoet niet meer om met alleen een mooi reis- of vakantieverhaal aan te komen zetten bij vrienden en familie. Heb je de plaatsen waar je bent geweest niet vastgelegd op foto of film, dan lijken je ervaringen er minder toe te doen. Het is eerder regel dan uitzondering om je foto’s
te delen, liefst zo snel mogelijk. Volgens Auslander, een professor in performance studies, ervaart men een gebeurtenis meer als ‘echt’ wanneer deze gemedieerd is. Gemedieerd wil zeggen: we ervaren onze omgeving door de ‘ogen’ van een medium zoals televisie of fotografie. Hoewel Auslanders gedachtegoed voortkomt uit het bestuderen van de beeldtaal van theater en televisie, zijn zijn ideeën ook toepasbaar op mijn vraagstuk. Volgens hem is de beeldtaal van televisie bepalend voor wat wij als echt ervaren. De televisie schept een gevoel van onmiddellijkheid en intimiteit. Onmiddellijkheid doordat het live kan zijn en intimiteit doordat je de wereld veilig vanuit je eigen huiskamer kan aanschouwen. Auslander schreef zijn theorieën aan de vooravond van de opkomst van internet. Nu lijken sociale media de bepalende beeldtaal te zijn in wat wij als echt ervaren. Je ervaringen van reizen en vakanties doen er pas toe (lijken echter) wanneer ze te zien zijn op je Facebookprofiel. Ook beweert Auslander dat liveoptredens, zoals toneelstukken of concerten, hun waarde in het kapitalistische systeem ontlenen aan reproductie. Reproductie in de vorm van video’s en televisie-uitzendingen, zodat onze ervaringen van een liveoptreden niet meer eenmalig zijn. Auslander had een vooruitziende blik, de toeristische ervaring lijkt alleen compleet te zijn door
Ik ben toerist, dus ik ben Een plaats ontleent zijn echtheid aan medialiteit en zijn waarde aan reproductie. Logisch dus dat je graag wilt laten zien waar je geweest bent. Maar zit er meer achter de behoefte om je foto’s met iedereen te delen? Volgens filosoof De Mul is onze zelfkennis altijd al gemedieerd geweest; door taal, handelingen, muziek, et cetera. Het verhaal dat we over onszelf vertellen krijgt vorm in hoe we ons zelf via media representeren. Sociale media stellen je in staat om een beeld van jezelf te scheppen. Dat beeld is van invloed op hoe we onszelf zien en hoe anderen over ons denken. Door te laten zien waar je en met wie je ergens geweest bent maakt dus onderdeel uit van je identiteitsconstructie. Want de plaatsen en de mensen in de plaatsen die je tagt en toont, zeggen ook wat over jezelf. Je identiteit vormt zich niet in een bubbel, maar is ingebed in een sociaal-culturele en ruimtelijke context. Sociale media spelen een belangrijke rol in onze identiteitsconstructie. Het delen van je toeristische ervaringen hebben hierin een bijzondere rol. Mogen we cultuurfilosoof De Cauter geloven dan is het toerisme alomvattend geworden. Hij geeft een aantal argumenten om deze uitspraak te verdedigen. Ten eerste zouden vakanties en reizen zin geven aan het dagelijks leven. Het gewone leven thuis wordt een sleur waarin uitgekeken wordt naar het volgende uitstapje. Met reizen verbreed je je horizon, met thuis zijn doe je dat niet. Dit credo heb ik vaak horen doorklinken in uitspraken van mezelf en mensen om mij heen wanneer het over reizen gaat. Ten tweede zijn het de media die ons iedere dag vertellen dat we toerist (horen te) zijn. Waar wordt je tegenwoordig niet aangesproken op je identiteit als reiziger/toerist; in bushokjes, op televisie, in de krant, op de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen… Omdat
21.
toerisme ons dagelijks leven bepaalt en ons aanspreekt op wie we zijn, maakt het een wezenlijk onderdeel uit van onze identiteitsconstructie. Het plaatsen van vakantiefoto’s laat dus zien wie je bent en wie je wilt zijn. En hoe meer landen je bezocht hebt, hoe verder je je horizon verbreed hebt, toch? Inkadering van het toeristische landschap Als sociale media zo bepalend zijn in onze identiteitsconstructie en we onze omgeving alleen nog als echt ervaren door deze te mediëren, wat is hier dan de invloed van op het toeristische landschap? Voordat je ergens naar toe gaat heb je al een beeld gevormd van hoe de plaats of het land eruit zal zien; door reisgidsen, tv-programma’s en in toenemende mate door Facebook. Op Facebook kan je in korte tijd alles te weten over je toekomstige bestemming. Je kan foto’s van vrienden bekijken, maar ook plaatsen en attracties zelf representeren zich hier. Door deze overvloed aan informatie bestaat het gevaar dat je gaat denken dat je wel weet hoe het ergens is. Eenmaal aangekomen op de plaats van bestemming ga je dan op zoek naar iets wat je kan bevestigen in je verwachtingen. Anders kan een zware teleurstelling volgen. Volgens Auslander willen we graag zien wat we al gezien hebben (het landschap ontleent immers zijn waarde aan reproductie) en toeristische plaatsen vormen zich hiernaar. Plaatsen worden in hapklare brokken gepresenteerd om het de toerist gemakkelijker te maken te zien wat hij al gezien heeft. De afbeeldingen van het mooie uitzicht dat je op een website zag wordt in het echt benadrukt door een bankje dat je de goede kant op laat kijken of een
groot informatiebord. Of het uitzicht wordt letterlijk voor je ingekaderd door een lijst in het landschap. Denk bijvoorbeeld aan de grote gele frames die National Geographic op Terschelling heeft geplaatst. Dit project heet ‘sprekend landschap’ en aan de frames hangen luidsprekers die vertellen over het natuurlandschap. Een duidelijk voorbeeld van hoe een landschap verandert onder de invloed van onze gemedieerde blik. Volgens socioloog Urry hebben landschappen zich niet alleen aangepast aan camera’s en fototoestellen, maar zijn ze ook onderhevig aan mobiliteit. Voor de komst van snelle vervoermiddelen werden landschappen statisch en tweedimensionaal ervaren. Vanaf een balkon of heuvel werd een landschap bekeken. Sinds de komst van de trein en auto ervaren we de omgeving in beweging en driedimensionaal. Landschappen worden aangepast aan beweging, door bijvoorbeeld bomen te kappen om weidse uitzichten te creëren. Urry vergelijkt het mobiel ervaren van het landschap met een continue stroom aan televisiebeelden. Je autoraam kadert deze stroom van beelden in. Een verandering in het toeristische landschap die ik zelf waargenomen heb is de opkomst van QR-codes. QR-codes zijn een soort barcodes die je met je smartphone kan scannen. Op je schermpje verschijnt dan informatie of een link naar een website. Toen ik laatst bij het hunebedcentrum in Borger was, viel het me op dat er meer borden met QR-codes dan gewone informatieborden stonden. Niet in het bezit zijnde van een smartphone bevond ik mij in een gecodeerd landschap dat ik niet kon
ontcijferen. Om mij heen liepen mensen die de codes scanden en hun omgeving louter nog door hun camera leken waar te nemen. Misschien maakten ze ondertussen wel foto’s zodat ze die gelijk op Facebook konden zetten. Ik miste nog net de ‘vind ik leuk’-bordjes tussen de hunebedden, dan was er helemaal geen onderscheid meer geweest tussen het ‘echte’ en het virtuele toeristische landschap. Het lijkt alsof de gemedieerde blik via de smartphone nog de enige is waarmee we onze omgeving kunnen begrijpen. Wordt smartphonificatie de nieuwe disneyficatie? En Facebook de bepalende beeldtaal in wat wij als ‘echt’ ervaren? g
Bronnen Auslander, P. (1999), Liveness: Performance in a mediatized culture. Routledge: London. Cauter, L. de (2009), Transcendentaal toerisme, in: Archeologie van de kick. Vantilt: Nijmegen. Mul. J. de (2002), Cyberspace Odyssee, Klement: Kampen. Urry, J. (2001), Globalising the Tourist Gaze, published by the Department of Sociology, Lancaster University, at http:// www.comp.lancs.ac.uk/sociology/papers/ Urry-Globalising-the-Tourist-Gaze.pdf
g
22.
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie even voorstellen
23.
Docentenoverzicht De docenten van onze faculteit; een aantal zul je er vast al zijn tegen gekomen tijdens de introductiedagen, tijdens het college, of op het Zerniketerrein. Op deze pagina’s worden de namen, de vakken en een korte omschrijving van de docenten gegeven. Doe er je voordeel mee, en verwerk (stiekem) deze persoonlijke informatie in één van je werkstukken. Wie weet maak je dan een goede beurt, want het zal een beetje geograaf niet koud laten als hij zijn geboorteplaats of iets dergelijks voorbij ziet komen. Dr. J.R. Beaumont Ruimtelijke planning 2: urban challenge Justin Beaumont (1973) is geboren in Welwyn Garden City (Engeland). Hij heeft de functie van assistant professor bij Planologie aan onze faculteit. Hij geeft het eerstejaarsvak, Ruimtelijke Planning: the urban challenge, dat een aantal stadsgerelateerde onderwerpen introduceert. Beaumonts expertise ligt in de volgende onderwerpen: Stadsgeografie, urban governance and politics, sociaalruimtelijke (on)rechtvaardigheid in steden, post-seculiere steden/stedelijkheid, en faith based organisations in Europa. Onderzoeken waar Beaumont zich mee bezighoudt zijn (1) steden met succes in Europa, en (2) postseculiere ruimten in de stad in het Verenigd Koninkrijk en Nederland. M. Beeftink Ruimtelijke planning 1: structuren & functies Marc Beeftink is als onderzoeker en docent verbonden aan onze faculteit. Het eerste jaar zullen alleen Technisch Planologiestudenten college van hem krijgen. Hij is werkzaam voor de basiseenheid planologie aan de faculteit. Beeftink heeft enkele jaren geleden zelf de Master Planologie afgerond in Groningen. Voor zijn scriptie deed hij onderzoek naar de ontwikkeling en ruimtelijke dynamiek in Warschau en omliggende gebieden. Dr. A.E. Brouwer Economische geografie 1 Aleid Brouwer is universitair docent bij de basiseenheid Economische Geografie. Zij zal in het eerste jaar Economische Geografie: Grote theorieën en actuele thema’s verzorgen, samen met dhr. Sijtsma. Het onderzoek van Brouwer richt zich onder andere op FDI (Foreign Direct Investment), internationale (re)locatie, bedrijfsheterogeniteit en gedragseconomie.
Brouwer is in 2005 gepromoveerd in de Ruimtelijke Wetenschappen op een bedrijfsdemografische onderwerp en aansluitend werkte zij als universitair docent bij de vakgroep International Economics & Business, ook bij de RuG. In haar vrije tijd is zij bezig met provinciale politiek en wijkontwikkeling. Drs. M. de Bakker Ruimtelijke Informatiekunde: Data & Cartografie Marien de Bakker werd in 1958 geboren in Wageningen. Na zijn studie fysische geografie aan de Vrije Universiteit Amsterdam heeft hij zich verdiept in het gebruik van geografische informatie systemen. Vooral de educatieve aspecten, toepassingen van de ruimtelijke informatiekunde (GIS en cartografie) en het management van geoinformatie hebben zijn interesse. Hij is de coördinator van het Centrum voor Ruimtelijke Informatiekunde CRIG van de faculteit. Drs. H.C. Diederiks Algemene sociale geografie en Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek Chris Diederiks heeft na zijn middelbare school in Emmeloord net als jullie gekozen voor een studie aan de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Na zijn afstuderen heeft hij de Lerarenopleiding Aardrijkskunde gedaan. Vervolgens heeft hij een aantal jaren op verschillende middelbare scholen gewerkt totdat hij de kans kreeg om aan de slag te gaan als docent in de bacheloropleiding SG&P. Zijn vrije tijd besteedt hij graag aan reizen en wielrennen. Alle eerstejaars FRW zullen hem in het eerste jaar ook tegenkomen bij Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek en het vak Algemene Sociale Geografie Dr. ir. T. van Dijk Ruimtelijk ontwerpen 1: Regionale strategieën & Ruimtelijk Ontwerpen 3: Practicum Terry van Dijk (1975) verzorgt twee vakken (regionale strategieën en practicum; beide in je eerste jaar) in de ontwerplijn van Technische Planologie, die twee jaar geleden werd ingezet. Hij studeerde in Wageningen, promoveerde in Delft, deed een NWOPostDoc onderzoek in Wageningen en is nu dus universitair docent bij ons. Heeft veel in het buitenland onderzoek gedaan, met name naar ingrepen in agrarische structuur en bescherming van open ruimte tussen grote steden.Van Dijk onderzoekt nu vooral de
verleidingskracht van regionale ontwerpen: wat doet een ontwerp met mensen, hoe ze kijken naar hun regio, hoe beïnvloedt een ontwerp hun beslissingen? Prof. dr. J. van Dijk Economie Jouke van Dijk (1956) is hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse en verschijnt om die reden vaak in het Dagblad van het Noorden. Hij is in 1981 afgestudeerd aan de economische faculteit en richtte zich in zijn proefschrift op ‘Migratie en Arbeidsmarkt’. Als onderzoeker houdt hij zich (volgens zijn website) bezig met ‘… arbeidsmarktvraagstukken als werkloosheid, werkgelegenheid, migratie en arbeidsmarktbeleid…’. In het eerste jaar komen jullie hem samen met prof. dr. Strijker tegen bij economie. P. Druijven Regio in kwestie: China Peter Druijven heeft uit de afgelopen jaren een groot aantal publicaties op zijn naam staan, vooral over onderwerpen van cultureel-geografische aard. Druijven heeft een tijd lang in Mexico gewoond en is de afgelopen jaren ook mee geweest op excursies naar dit land, die sommige SG&P studenten in hun derde jaar gaan meemaken. Naast zijn betrekking aan onze faculteit op het gebied van culturele geografie is hij ook nog werkzaam bij het universitair onderwijscentrum van de universiteit, bij de afdeling Teacher Education. En hij geeft ook het vak China, aan eerstejaars. Dr. P.D. Groote Culturele geografie Peter Groote werd in 1962 geboren in het Friese Oosterwolde, maar groeide op in Stadskanaal. Hij studeerde in 1988 aan onze faculteit af in de regionale geografie op een afstudeeronderzoek naar de stedelijke planning in Lahore, Pakistan. Na zijn afstuderen verhuisde hij binnen het WSN-gebouw naar de Economische Faculteit, waar hij in 1995 zijn dissertatie over investeringen in infrastructuur in de negentiende eeuw verdedigde. Vanaf 1996 is hij weer terug op het oude nest, waar hij vooral cursussen culturele en politieke geografie verzorgt. Toch kruipt het bloed nog steeds waar het niet gaan kan, zodat hij nog steeds graag bijklust in de cultuurhistorie en de economische geschiedenis.
Dr. T. Haartsen Geografie en planologie van Nederland Net als Chris Diederiks en Annemieke Logtmeijer is ook Tialda Haartsen geboren en getogen in de Noordoostpolder. Na haar studie Regionale Geografie (nu Culturele Geografie) aan onze Faculteit is zij, via wat omzwervingen richting onder andere het Arctisch gebied, als promovendus bij de FRW terecht gekomen. Haar promotieonderzoek ging over veranderingen in gebruik, eigendom en beelden van het platteland. Sinds eind 2002 werkt ze als universitair docent bij Culturele Geografie. Prof. dr. P.P.P. Huigen Culturele Geografie Paulus Petrus Philippus Huigen is hoogleraar Algemene Sociale Geografie, in het bijzonder de Regionale Geografie. Hij geeft jullie het vak Culturele Geografie, samen met dr. Groote. Huigen is geboren en getogen in het midden van het land en behaalde in 1979 zijn doctoraalbul Sociale Geografie in Utrecht. Hier promoveerde hij in 1986 op onderzoek naar bereikbaarheid in Zuidwest-Friesland. Hij werkte als docent aan de Faculteit RuimtelijkeWetenschappen te Utrecht tot 1995. Toen nam hij het besluit om naar Groningen te gaan. De specialiteit van Huigen was plattelandsgeografie, inmiddels is hij werkzaam op het terrein van Culturele Geografie. Prof. dr. ir. P. Ike Ruimtelijke Ontwerpen 2: Bouwen & Ruimtelijk ontwerpen 3: Practicum Paul Ike werd in 1949 in Groningen geboren. Na het behalen van het HBS-B diploma aan het Heymans-lyceum in Groningen, ging hij Weg- en Waterbouwkunde studeren aan de HTS, eveneens in zijn geboortestad. Na zijn dienstplicht is hij naar Delft vertrokken om Civiele Techniek te gaan studeren aan de Technische Universiteit aldaar. Hij studeerde af in de richting Civiele Planologie, Verkeerskunde en Verkeersbouwkunde. Na zijn afstuderen heeft hij drie jaar als onderzoeker aan de Universiteit in Delft gewerkt. Vervolgens is hij als docent en onderzoeker bij de faculteit komen werken, aanvankelijk op het gebied van de milieuplanning. Later heeft hij zich meer gericht op de planning van infrastructuur en ontgrondingen. Hij promoveerde op het onderwerp ‘de planning van ontgrondingen’. Hij is thans bijzonder hoogleraar in de Technische Planologie. Hij is de opleidingsdirecteur
voor de bachelor SG&P en de bachelor TP en tevens secretaris van de examencommissie van de bachelor Technische Planologie. Dr. W.J. Meester Statistiek 1 Wim Meester werd in 1953 in Heerenveen geboren en groeide op in Akkrum. Hij studeerde aan onze eigen faculteit, toen nog Geografisch Instituut geheten, en werkt er sinds 1983. Vanaf het begin heeft hij zich hier bezig gehouden met onderzoek, in het bijzonder naar imago’s en de waardering van vestigingsplaatsen. Later is het onderwijs er als taak bijgekomen. Jullie zullen hem tegenkomen bij het vak Statistiek 1. Dr. L.B. Meijering Inleiding Wetenschappelijk Onderzoek Louise Meijering studeerde regionale geografie aan de RUG. Na haar promotie heeft ze onder andere aan de Universiteit van Uppsala gewerkt. Binnen de bachelor geeft ze vooral vakken op het gebied van methodologie. Daarom zal ze in de propedeuse het vak Inleiding wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijk presenteren verzorgen. Dr. ir. E.W. Meijles Fysische geografie van de wereld Erik Meijles is geboren en getogen in WestFriesland (Noord-Holland) en heeft, na zijn middelbare school, Bodem, Water en Atmosfeer gestudeerd in Wageningen. Hij studeerde af op een geomorfologische kartering in Costa Rica en op de invloed van het landbouwbedrijf op de bodemopbouw in Zeeland. Daarna heeft hij een promotieonderzoek afgerond in Plymouth (UK) over de gevolgen van begrazing en heidebranden op bodem en hydrologie van Dartmoor. Vervolgens heeft Erik onderwijservaring opgedaan bij Milieukunde aan het HBO Van Hall Larenstein en heeft hij zich gericht op toepassingen van Geografische Informatiesystemen in omgevingswetenschappen. Sinds 2007 is Erik werkzaam aan de faculteit en terug bij zijn favoriete vakgebied: geografie van de natuurlijke omgeving. T. van der Meulen Ruimtelijke planning 1: structuren & functies Tom van der Meulen is werkzaam aan de FRW als coördinator van de Master Planologie en als docent. Zijn wetenschappelijke interesses liggen op het
24.
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie even voorstellen
25.
Wietske Wilts
Een kennismaking met: Niels Rambags gebied van planningtheorie en historische geografie. Hij doceert in Wetenschappelijk rapporteren, planologie, stadsgeografie, inleiding ruimtelijke planning en begeleidt bachelorprojecten en afstudeerprojecten. Tom van der Meulen studeerde Sociale Geografie en Planologie aan de VU te Amsterdam. Na zijn afstuderen was hij werkzaam bij de provincie Zeeland. Vanaf medio jaren ‘80 was hij coördinator planologisch onderzoek bij de provincie Fryslân. Bij de FRW is hij sinds 1996 werkzaam. C. Mulder Population Dynamics Prof. Dr. C. Mulder is in maart 2011 benoemd tot hoogleraar Demografie en Ruimte aan onze faculteit. Daarvoor was Mulder acht jaar aan de Universiteit van Amsterdam dit vakgebied. Ook is ze als onderzoeker verbonden geweest aan de Faculteit Geowetenschappen aan de Universiteit Utrecht. Ze heeft geografie gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam. Haar interesses liggen onder meer in huisvesting en woningbezit, residentiële mobiliteit, woningkeuze, familieverbanden en de verbanden tussen huisvesting en demografisch gedrag. W. Rauws MSc Ruimtelijk ontwerpen 3: Practicum Ward Rauws, geboren in Lelystad, studeerde in 2009 af op een onderzoek naar de ontwikkeling van stad-land relaties in Montpellier, Frankrijk. Sindsdien is hij in dienst bij de faculteit als onderzoeker en docent bij de basiseenheid Planologie. Hij is betrokken bij onderzoeken naar peri-urbane gebieden, ruimtelijke conceptvorming en complexiteit & planning binnen Nederland en op Europees niveau. Daarnaast is hij medeoprichter van het Groninger Dispuut der Planologen Ekistics. Dr. F.J. Sijtsma Economische geografie 1 Frans Sijtsma (1964) is docent economische geografie bij onze faculteit. Daarnaast doet hij ook veel werk voor de Faculteit Bedrijfskunde en Economie. S. Slabbers Landschaparchitect Ir. Steven Slabbers bekleedt aan onze faculteit de functie van hoogleraarschap binnen het vakgebied van o.m de landschapsarchtitectuur. Technisch
Planologiestudenten krijgen het eerste jaar college van hem. Stevens Slabbers is sinds enkele jaren actief op onze Faculteit en hij is tevens directeur van het bureau Bosch en Slabbers, dat actief is op verschillende terreinen van planning in zowel het landelijk als het stedelijk gebied. In zijn colleges kan hij de projecten waaraan zijn bureau heeft gewerkt goed gebruiken om zijn verhaal te vertellen aan de studenten.
vragen waarom je juist voor dit werk kiest…? Het is een goede combinatie van denken en doen. Je hebt veel contact met mensen. Het is goed dat mijn eigen studie niet vlekkeloos is verlopen, dan kan ik me de problemen van de studenten beter voorstellen. Je bent hier een spin in het web, je mag alles doen en je begeleidt studenten vanaf hun zestiende tot aan de arbeidsmarkt. Ja, je draait hier echt je eigen toko!
Prof. dr. D. Strijker Economie Dirk Strijker (1953) is hooglerar Culturele geografie en is verantwoordelijk voor de Mansholtleerstoel voor Plattelandsontwikkeling. Hij bekleed veel functies binnen de faculteit: zo is hij voorzitter van de Basiseenheid Culturele Geografie en voorzitter van de Faculteitsraad. Zijn interesse ligt vooral op het gebied van het platteland en kan elke student verbaast doen staan over zijn grote kennis van namen van kleine gehuchtjes in de Veenkoloniën (zoals daar is: Gasselterboerveenschemond).
Wat doe je graag in je vrije tijd? Ik studeer dus nog, voor m’n lol. Ik wandel veel langeafstandswandelingen, ik volleybal, ik zit in het bestuur van de Scandinavische Vereniging Groningen en geef Deense les aan volwassenen. Ik heb veel vrienden in Utrecht, dus in de weekenden ben ik op pad. Ik wil heel veel. Dat typeert me. Daar gedij ik het beste bij. Ik heb een gunstig mechanisme: ik ben nooit ziek, dus áls ik ziek word weet ik dat ik even rustig aan moet doen.
S. G. Weitkamp Algemene sociale geografie Dr. ir. S.G. Weitkamp is sinds een jaar werkzaam bij de FRW. Hij is assistent professor aan de RUG. Zijn interessegebieden zijn landscape research en GIS (geographic information systems). Hij heeft landschapsarchitectuur gestudeerd aan de Universiteit Wageningen. Naast docent is hij ook coördinator van het Honours College, dus de toppers onder de eerstejaars krijgen veel met hem te maken. Drs. C. Zuidema Ruimtelijke planning 1: structuren & functies Christian Zuidema werkt sinds 2003 aan uiteenlopende onderwerpen. Hij richt zich vooral op het Stedelijke Milieu. Centraal staan daarbij onder andere de problemen rondom luchtkwaliteit, de groeiende invloed van de Europese Unie op Nederlandse overheden en de toekomst van het Nederlandse milieubeleid. Zuidema heeft zijn PhD-traject aan onze faculteit afgelegd. g
Niels Rambags is sinds 2010 de studieadviseur van de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (FRW). Zijn kantoor is in het Mercatorgebouw tegenover de trap (5417.0018) en hij heeft regelmatig een inloopspreekuur en anders kun je natuurlijk een afspraak maken om advies te krijgen bij je studie aan onze faculteit. Tijd voor een nadere kennismaking! Wie is Niels Rambags? Formeel ben ik de studieadviseur van deze faculteit, maar dat wist je al. En verder kennen collega’s mij als de man met die zuidelijke tongval die met luid volume door de gangen loopt… en dan is het wel bekend! Wat heb je hiervoor gedaan qua studie en werk? En hoe ben je bij de FRW terechtgekomen? Toen ik nog op de middelbare school zat, wilde ik al Sociale Geografie gaan doen in Groningen. Toch maar geen Scandinavische Talen, want dan heb je weinig kans op werk. Maar Groningen was wel ver weg voor als ik in het weekend naar mijn ouders in Brabant wilde. Dus toen ben ik Sociale Geografie in Utrecht gaan studeren. Maar uiteindelijk ging ik nooit naar mijn ouders, dus ik had net zo goed hier kunnen studeren! Ik heb veel gedaan om mijn studie te rekken; zo heb ik gestudeerd in IJsland en Denemarken, ik heb in het bestuur gezeten van de studievereniging en in diverse onderwijscommissies gezeten. En toen moest ik toch maar eens gaan werken. Ik ging aan de slag bij Bureau Buitenland van
de Universiteit Utrecht. Daar organiseerde ik uitwisselingen voor studenten. Daarna werd ik studieadviseur aan de Vrije Universiteit, bij Sociale Wetenschappen. Ik vond het heel leuk om studenten te begeleiden. Ik heb toen ook nog mijn propedeuse Scandinavische Talen gehaald (Deens). Vervolgens ging ik samenwonen in Groningen. Dat was wel een grote stap, want je bent minder mobiel wat het aannemen van een nieuwe baan betreft dan in de Randstad. Ik kreeg een baan als beleidsmedewerker, maar daar werd ik erg ongelukkig van. Ik ben gestopt en gaan werken bij de Lerarenopleiding Talen aan de Noordelijke Hogeschool Leeuwarden en daarna als studieadviseur bij Biologie en Farmacie aan de RUG. Toen de vacature voorbij kwam als studieadviseur bij Ruimtelijke Wetenschappen, was dat voor mij een unieke kans! Een baan van vier dagen in de week, zodat ik ook mijn studie Scandinavische Talen nog kan afmaken. En voorlichting geven vind ik gewoon heel erg leuk! Zo is het uiteindelijk toch Groningen en Sociale Geografie geworden… Ja! Ik ben heel erg blij met deze baan. Het is een goede mix van geografie en activiteiten. Het werken met mensen geeft mij het meeste energie. Vergeleken met Amsterdam zijn de studenten hier heel keurig, het is een erg prettige populatie. In Amsterdam zijn de studenten wat gehaaider. Hier in Groningen zijn ook de docenten veel toegankelijker, dat maakt het werken voor mij ook makkelijker. Ik hoef eigenlijk al niet meer te
Een nieuwe studieadviseur betekent een nieuwe manier van werken. Welke Niels-dingen kunnen we verwachten? Ik wil graag een-op-een weten hoe het met studenten gaat, maar ook hoe het met de hele groep gaat. Ik ga rondvragen hoe het zit met het nieuwe bachelorprogramma. Een student moet een duidelijk overzicht kunnen krijgen van wat hij nog moet doen. Collega’s moeten vast wennen aan mijn rol, want ik wil heel veel op me nemen. Er zijn gelukkig een aantal studenten die helpen met voorlichting geven, maar zelf doe ik dat ook heel graag. En ik wil heel laagdrempelig zijn, zodat studenten makkelijk binnen kunnen komen. Met wie zou je graag eens een kopje koffie drinken? Hmm, dat is een moeilijke vraag. Heb je die zelf bedacht? Ik weet het niet. Misschien met iedereen wel! Ieder persoon heeft iets heel boeiends. Nee, ik kan zo niet één iemand bedenken. En als ik dat zou willen, zou ik er gewoon werk van maken! Wat wil je verder nog kwijt aan de nieuwe eerstejaars? Oei, dan moet ik goed nadenken want er komt een BSA aan (Bindend Studie Advies, red.). Ik zou zeggen, haal het optimale uit je studietijd! Volgens mij is deze studie prima te doen en kun je daarnaast genieten van sport en cultuur. g
26.
girugten 00 / september 2011 eerstejaarseditie studentenorganisaties
27.
Pro Geo Als je begint met studeren zul je merken dat er veel verschillen zijn tussen de middelbare school en de universiteit. Er komt een heleboel op je af. Een belangrijk verschil is de grote mate van zelfstandigheid die je hebt op de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen (FRW). Maar die zelfstandigheid wordt óók van jou verwacht: veel dingen moet je zelf regelen, zoals boeken kopen, inschrijven voor vakken en naar college gaan. Het is echter niet mogelijk om alles binnen de FRW zelf te regelen, en daarvoor bestaat Pro Geo. Deze stichting wordt bestuurd door vijf studenten en probeert de belangen van alle studenten aan de faculteit zo goed mogelijk te behartigen. Omdat dit misschien nogal vaag klinkt een paar voorbeelden van wat Pro Geo (dus ook voor jou!) doet:
Ibn Battuta Inmiddels is voor jullie een nieuw tijdperk aangebroken. Je bent nu een echte student geworden! Hopelijk heb je je plekje kunnen vinden op de faculteit Ruimtelijke Wetenschappen en heb je inmiddels ook al wat gehoord van Ibn Battuta. Nu hoor ik je al denken, wat is dat dan? I.b.n (of IBN) Battuta?!? Je spreekt het uit als Ibbun Baattoettaa, en het eerste gedeelte is geen afkorting maar een naam. De naam behoord tot een Marokkaanse ontdekkingsreiziger uit de 14e eeuw die op zijn kameel ruim 120.000 kilometer heeft afgelegd. Eigenlijk heet de goede man Abdullah Mohammed ibn Abdullah ibn Ibrahim al-Lawati ibn Battuta. Hij staat bekend als één van de oudste grondleggers van de geografie uit de Arabische wereld. Maar wat doet een faculteitsvereniging en specifiek Ibn Battuta nu eigenlijk? De vereniging organiseert leuke, studiegerelateerde en gezellige activiteiten. Zo beginnen we elk jaar met het traditionele introductiekamp, maar daarnaast doen we natuurlijk nog veel meer. Excursies in binnen en buitenland, lezingen, borrels, barbecues, feesten en nog veel meer wordt allemaal door een grote groep enthousiastelingen georganiseerd voor alle studenten aan de faculteit. Deze mensen bestaan uit onder andere uit het bestuur maar vooral belangrijk zijn de vele verschillende commissies, werkgroepen en genootschappen die de vereniging rijk is. Een greep uit wat de vereniging het afgelopen jaar heeft gedaan was
bijvoorbeeld de korte buitenlandse excursie naar Straatsburg. Daarnaast werd er een buitenlandse excursie naar Griekenland gehouden. En ging een grote groep studenten door middel van een liftwedstrijd richting Berlijn. Ook vertrekt er sinds een aantal jaren elk jaar een grote groep leden richting de Alpen voor de wintersport met de wintersportcommissie. Alsof dat nog niet genoeg was werd dit alles overtroffen door het ongeëvenaarde 10e lustrum van de vereniging waarmee het 50 jarig bestaan uitbundig werd gevierd. Daarnaast zijn er vele dagexcursies. Bijvoorbeeld een dagexcursie naar de uitbreiding van het spoor bij Nijverdal/Helledoorn en een rondleiding van de Tasmantoren hier in Groningen. Verder organiseert EGEA voor weinig geld veel uitwisselingen met andere geografiestudenten in Europa. Naast al het reizen worden er ook lezingen, bedrijfsbezoeken en workshops gehouden. Hierbij moet je denken aan bijvoorbeeld een lezing over het Groninger Forum, een bezoek aan een bedrijf als Stadskwadraat en een sollicitatietraining. Kortom er valt voor iedereen wel iets te zien en te doen bij de verschillende activiteiten. Ook dit jaar gaat er natuurlijk weer van alles gebeuren. Nu al kun je de eerste activiteiten vinden in de activiteitenagenda van onze website www.ibnbattuta.nl. Zo staat er al een stadswandeling en wadlopen gepland waarvan direct aan het begin van het studiejaar de inschrijvingen voor open gaan! Naast alle activiteiten heeft de vereniging
ook zijn eigen koffiekamer in het Duisenberggebouw, hier kun je elke dag een lekker bakkie koffie of thee halen. In de pauzes loopt deze kamer lekker vol met studenten vanuit alle jaargangen om bij te komen van het zware studentenleven. Tussen 10:00 en 14:00 is er ook altijd iemand van het bestuur aanwezig. Dus heb je een vraag, of gewoon zin in een gezellig praatje, kom eens langs!
Pro Geo probeert klachten van studenten over de FRW op te lossen. Als er bijvoorbeeld een docent niet komt opdagen, een collegezaal overvol is, een tentamen de stof niet dekt of een docent zijn afspraken niet nakomt, dan kun je met deze klacht
naar Pro Geo stappen. Hierover nemen wij dan contact op met de docent of met de Opleidingscommissie (zie onder). Zo kun je bovendien anoniem blijven als je dat wilt. Op www.progeo.nl/klachtenbox.php of via de e-mail kun je ons bereiken. Ook kan Pro Geo vragen beantwoorden met betrekking tot je opleiding. Voor advies en voorlichting kun je dus ook bij ons terecht. Omdat we net als jij student zijn, zijn we vaak goed op de hoogte van wat er speelt bij vakken. Pro Geo controleert de kwaliteit van het onderwijs aan de FRW. Dit gebeurt onder andere in de Faculteitsraad (F-raad), die zeggenschap heeft over de onderwijsprogramma’s. De vijf bestuursleden van Pro Geo zitten samen met vijf personeelsleden in de F-raad. Ongeveer vijf keer per jaar vergadert dit orgaan over belangrijke zaken binnen de FRW. Via verkiezingen in mei wordt de F-raad ieder jaar samengesteld.
Daarnaast stuurt Pro Geo de Onderwijscommissies (OC’s) aan: elke opleiding heeft er een. In een OC evalueren enkele studenten en docenten de vakken van een vorige periode. Ook voor komend jaar zijn we weer op zoek naar een eerstejaarsstudent SG&P en eerstejaarsstudent TP. Begin september kun je je hiervoor inschrijven. Pro Geo organiseert samen met Ibn Battuta de boekenverkoop voor studenten in september en een Carrièredag waarop ouderejaarsstudenten kunnen kennismaken met de arbeidsmarkt. Jaarlijks organiseert Pro Geo de FRW Onderwijsprijs voor de beste docent aan de faculteit. Met deze prijs proberen we docenten te inspireren om interessante colleges te geven. Dit zijn slechts enkele voorbeelden van waar Pro Geo zich mee bezig houdt. Meer informatie kun je vinden op de website of via een mailtje. Natuurlijk kun je ook een praatje maken met één van de bestuursleden van Pro Geo. Website: www.progeo.nl E-mail:
[email protected] Bestuur Pro Geo 2011-2012
Tot slot, lijkt het je leuk om mee te gaan met activiteiten van Ibn Battuta, schrijf je dan in via de site of het mededelingsbord bij de koffiekamer. Wil je naast je studie ook actief worden en zelf onderdeel zijn in het bedenken en tot stand laten komen van alle verschillende activiteiten. Schrijf je dan in voor één van de commissies of werkgroepen van Ibn Battuta. Voor meer informatie hierover kijk eens op de site of vraag een bestuurslid naar wanneer de inschrijvingen voor een bepaalde commissie of werkgroep opgaan.
Op de foto van links naar rechts: Myrthe Leystra: commissaris externe betrekkingen Robin Groenewold: secretaris Peter Schotsman: vice-voorzitter Martine Mollema: voorzitter Neeltje Westra: penningmeester Titia Leutscher: commissaris interne betrekkingen g
g