Gids door de Tweede Fase
Bestemd voor de derdeklassers die gaan kiezen voor de bovenbouw
Schooljaar 2010 - 2011
2
3
INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1
INLEIDING ................................................................................................................. 5
HOOFDSTUK 2
VISIE OP DE TWEEDE FASE .......................................................................................... 6
2.1
Tweede Fase Visie ................................................................................................................... 6
2.2
Visie van het Marnix Gymnasium ............................................................................................... 6
HOOFDSTUK 3 3.1
OPBOUW VAN DE TWEEDE FASE ................................................................................... 7
Algemene opbouw ................................................................................................................... 7
3.2
Vierde klas .............................................................................................................................. 7
3.3
Extra keuzemogelijkheid openhouden......................................................................................... 9
3.4
Vijfde en zesde klas ................................................................................................................. 9
3.5
Overige verplichtingen.............................................................................................................10
3.6
Profielwerkstuk.......................................................................................................................11
3.7
Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB) .................................................................................11
3.8
Extra uitdaging .......................................................................................................................11
3.9
Extra activiteiten ....................................................................................................................12
HOOFDSTUK 4
KEUZETRAJECT DOOR DE TWEEDE FASE .......................................................................13
4.1
Klassikale lessen: ...................................................................................................................13
4.2
Advies van school ...................................................................................................................13
4.3
Informatieavond voor je ouders ................................................................................................13
4.4
Informatie in de decanenkamer ................................................................................................13
4.5
Wat moet er nu precies gekozen worden? ..................................................................................14
4.6
Consequenties ........................................................................................................................14
4.7
Planning en definitieve keuze ...................................................................................................14
HOOFDSTUK 5
TENSLOTTE ...............................................................................................................15
5.1
Overstappen naar een ander stroom, profiel of vrije-ruimte-vak?: ................................................15
5.2
Testen door een testbureau? ....................................................................................................15
5.3
Tegemoetkoming studiekosten .................................................................................................15
5.4
Bereikbaarheid decaan ............................................................................................................15
HOOFDSTUK 6
BIJLAGEN ..................................................................................................................16
bijlage A
Inhoud profielen ..............................................................................................................16
bijlage B
Nieuwe vakken in de bovenbouw .......................................................................................17
bijlage C
Studievaardigheden in de Tweede Fase ..............................................................................19
bijlage D
Lesurentabellen ...............................................................................................................23
bijlage E
Examen ..........................................................................................................................25
4
Hoofdstuk 1
Inleiding
In de derde klas en in de vierde, vijfde en zesde klas moet je een aantal keuzes maken die bepalend zijn voor de rest van je studiejaren hier op het Marnix Gymnasium en je verdere studie op een universiteit of het HBO. In deze gids staat zo duidelijk mogelijk uitgelegd wat de mogelijkheden zijn en welke keuzes je moet en kunt maken in de verschillende klassen.
In Hoofdstuk 2 van deze gids staat de algemene achtergrond van de Tweede Fase waar je in de bovenbouw aan gaat beginnen. Ook staat daarin hoe wij er op het Marnix Gymnasium over denken en welke invulling we dan ook geven aan de Tweede Fase.
In Hoofdstuk 3 staat hoe de Tweede Fase is opgebouwd in klas vier en later in klas vijf en zes. Er is een duidelijk verschil tussen de vierde klas waarin je in een stroom zit en klas vijf en zes, waarin je een profiel volgt. De inhoud van de stromen en de profielen worden hier uitgelegd.
In Hoofdstuk 4 wordt beschreven wat je op het Marnix Gymnasium allemaal kunt en moet kiezen, wanneer je dat moet doen en op welke manier je daarin ondersteund wordt. Je zult zien dat een aantal keuzes al voor 1 april 2011 gemaakt moeten worden. Er zijn ook keuzes die je pas in de vierde klas hoeft te maken, namelijk de keuzes voor klas vijf en zes. Over je vervolgstudie hoef je pas in klas vijf en zes gericht te gaan nadenken, maar dat mag natuurlijk ook nu al.
In Hoofdstuk 5 staat een aantal praktische zaken en hoofdstuk 6 bestaat uit vijf bijlagen: Bijlage A: de inhoud van de vier profielen Bijlage B: de nieuwe vakken in de bovenbouw Bijlage C: studievaardigheden die belangrijk zijn bij het zelfstandig leren Bijlage D: de lesurentabel Bijlage E: het Examen
Voor de meeste leerlingen is het kiezen voor klas vier best een lastige klus. We hopen dat deze gids je verder helpt bij het maken van de juiste keuze. Naast deze gids kun je natuurlijk altijd de hulp inroepen van je mentor of van de decaan.
Heel veel succes bij het maken van deze keuze.
5
Hoofdstuk 2 2.1
Visie op de Tweede Fase
Tweede Fase Visie
De Tweede Fase is ingevoerd om een aantal doelen te bereiken die vóór de Tweede Fase niet genoeg aan bod kwamen op de meeste middelbare scholen. Allereerst dienen leerlingen op school een brede vorming te krijgen, waarin niet alleen specifieke vakkennis maar tevens een algemene vorming gegeven wordt. Daarnaast is het van belang dat leerlingen naast kennis ook veel vaardigheden leren. Hierbij moet je denken aan vaardigheden op het gebied van samenwerken, presenteren en werken met ICT, maar ook aan vaardigheden op het terrein van zelfverantwoordelijk leren, zelfstandig kennis verwerven, beoordelen en gebruiken. In de Tweede Fase volg je een specifiek vakkenpakket, bestaande uit een gemeenschappelijk deel, een profieldeel en een vrij deel.
De scholen hebben enigszins vrijheid gekregen in de manier waarop de Tweede Fase wordt vormgegeven. Dit betekent dat de ene school andere vakken of vakcombinaties aanbiedt dan de andere. Ook verschillen de scholen in de mate waarin zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid aan leerlingen gegeven wordt.
2.2
Visie van het Marnix Gymnasium
Op het Marnix Gymnasium krijg je in de bovenbouw net als in de onderbouw klassikale lessen. De docenten proberen je zo goed mogelijk voor te bereiden op het eindexamen, door veel over het vak te vertellen en dingen uit te leggen. Daarnaast zul je zelfstandig aan de slag moeten. Je krijgt voor alle vakken in de bovenbouw studieplanners. Daarin staat voor een of meer periodes of misschien voor het hele schooljaar alle lesstof en huiswerk per les genoemd. Dit betekent dat je zelf kunt en moet inschatten wanneer de drukke periodes zullen zijn, zodat je je daar op voor kunt bereiden door vooruit te werken waar dat kan. De controle of je inderdaad je huiswerk doet is minder dan in de onderbouw. Dat is vanaf klas vier steeds meer je eigen verantwoordelijkheid.
Van de ene kant word je dus nog steeds begeleid door je docenten. Ze leggen nog steeds de stof uit en bieden structuur onder andere door de studieplanners. Van de andere kant wordt er een steeds groter beroep gedaan op je eigen inzet en verantwoordelijkheid.
Door deze invulling willen we zoveel mogelijk leerlingen met gedegen kennis en vaardigheden, goede cijferresultaten en een geschikt vakkenpakket de eindstreep laten halen.
6
Hoofdstuk 3 3.1
Opbouw van de Tweede Fase
Algemene opbouw
Elke leerling moet in de tweede fase kiezen voor minimaal één profiel. Een profiel is een vaststaande combinatie van schoolvakken. De vier profielen zijn: C&M:
Cultuur en Maatschappij
E&M:
Economie en Maatschappij
N&G:
Natuur en Gezondheid
N&T:
Natuur en Techniek
Je volgt de vakken uit het gemeenschappelijke deel, het deel van de vakken die alle leerlingen moeten volgen, en een aantal vakken in het profieldeel, de vakken die specifiek bij je gekozen profiel horen. Deze profielvakken vormen een samenhangend geheel. Daarnaast kiest iedere leerling nog een examenkeuzevak in het vrije deel. Naast de gewone schoolvakken moet je in klas vijf en zes nog een profielwerkstuk maken en een aantal dingen doen voor LoopbaanOriëntatie en –Begeleiding (LOB). Door een bepaalde vakkencombinatie te kiezen is het mogelijk twee profielen te volgen. Bij ons op school kiezen best veel leerlingen daarvoor.
3.2
Vierde klas
In de vierde klas op het Marnix Gymnasium ga je nog niet een van de vier profielen volgen. Omdat veel leerlingen in de derde klas nog moeite hebben om een uiteindelijk profiel te kiezen hebben we er voor gekozen om in de vierde klas twee stromen aan te bieden. Je volgt in de vierde klas nog een jaar lang een samenhangend geheel aan vakken waardoor het mogelijk wordt om de definitieve keuze voor een van de vier profielen een jaar uit te stellen. Er is bij de invulling rekening gehouden met het feit dat we alle leerlingen op het Marnix Gymnasium zo goed en zo breed mogelijk opleiden. Daarom is bij de invulling van de stromen gekozen voor een vast pakket aan samenhangende vakken. Daarnaast volg je op het Marnix Gymnasium in de vierde klas nog een extra taal. Deze toevoeging van de extra taal aan de twee stromen heeft een aantal redenen. De belangrijkste is dat leerlingen die van het Marnix Gymnasium komen, ook op taalgebied een bredere vorming krijgen. Dit heeft voordelen nu Europa steeds belangrijker wordt.
De twee stromen zijn: •
Maatschappijstroom
•
Natuurstroom
Deze twee stromen bereiden voor op de vier profielen in de vijfde en zesde klas.
Klas 1, 2, 3
klas 4
klas 5 en 6 Cultuur en Maatschappij profiel
Maatschappijstroom Economie en Maatschappij profiel Onderbouw Natuur en Gezondheid profiel Natuurstroom Natuur en Techniek profiel
7
Vanuit de Maatschappijstroom kun je in de vijfde en zesde klas kiezen voor het C&M- of het E&M-profiel. Vanuit de Natuurstroom kun je altijd voor het N&G- of het N&T-profiel kiezen en in een bijzonder geval ook voor het C&M- of E&M-profiel, afhankelijk van je gekozen vakken in het vrije deel (zie §3.3). Het Marnix Gymnasium heeft als een van de weinige scholen de twee stromen in klas vier zo ingericht dat je met de Natuurstroom ook nog een Maatschappijprofiel kunt gaan volgen in klas vijf en zes.
Je volgt in de vierde klas een aantal verplichte vakken in het gemeenschappelijke deel. Daarnaast volg je de vakken die bij de gekozen stroom horen (het stroomdeel). Naast het gemeenschappelijke deel en het stroomdeel volg je op het Marnix Gymnasium ook nog twee keuzevakken in het vrije deel. Samen met het uitgebreide pakket aan vakken in het stroomdeel vormen deze twee extra vakken een brede basis als voorbereiding op de vijfde en zesde klas.
In de vierde klas bestaat het vakkenpakket uit de volgende vakken: Gemeenschappelijke deel Nederlands Latijn of Grieks Engels KCV ANW Lichamelijke opvoeding Levensbeschouwing Stroomdeel Maatschappijstroom
Natuurstroom
Wiskunde A(B)
Wiskunde B(A)
Economie
Natuurkunde
Geschiedenis
Scheikunde
Frans
Biologie
Duits
Frans* of Duits* of 2e Klassieke taal
2 vakken uit
2 vakken uit
Aardrijkskunde
Aardrijkskunde*
2e Klassieke taal
Duits
Kunstvak
Economie*
Vrije ruimte
Frans Geschiedenis* 2e Klassieke taal Kunstvak * zie §3.3
Wiskunde Als je de Maatschappijstroom volgt, volg je in principe Wiskunde A. Je kunt er voor kiezen om Wiskunde B te gaan volgen. In de Natuurstroom volg je in principe Wiskunde B, doorstromen naar beide Natuurprofielen blijft dan mogelijk. Het is ook mogelijk om Wiskunde A te kiezen. Je kunt dan echter niet meer doorstromen naar het profiel Natuur en Techniek. Houd er bij je keuze rekening mee dat je bij je overgang en je eindexamen niet meer dan 1x5 mag halen voor Wiskunde A, B of C, Nederlands en Engels. We raden je aan alleen voor Wiskunde B te kiezen als je voldoende perspectief hebt hier een voldoende voor te halen. 8
Natuurstroom Als je de Natuurstroom volgt moet je binnen het stroomdeel kiezen uit drie vakken (Frans, Duits of een 2e klassieke taal). Iedereen kiest in het vrije deel nog 2 vakken uit het rijtje dat onder het stroomdeel staat. Het is vanzelfsprekend dat je bijvoorbeeld geen Duits in het vrije deel kunt kiezen als je dat in het stroomdeel ook al gekozen hebt.
In bijlage D staat hoeveel lessen je per vak per week krijgt in klas vier, vijf en zes.
3.3
Extra keuzemogelijkheid openhouden
Als je de Maatschappijstroom kiest kun je voor klas vijf en zes kiezen uit het C&M- en het E&M-profiel. Vanuit de Natuurstroom met Wiskunde B kun je in klas vijf en zes door in het N&G- of het N&T-profiel, met Wiskunde A alleen in het N&G-profiel. Op het Marnix Gymnasium kun je vanuit de Natuurstroom in klas vijf en zes ook door met het C&M- of E&Mprofiel. Dit is handig als je in de derde klas nog helemaal niet weet wat je later wilt gaan doen. Je houdt dan nog bijna alle mogelijkheden een jaar lang open. Je moet dan in de vierde klas wel bepaalde keuzes maken om deze mogelijkheid open te houden.
De keuzes die dan voor de vierde klas gemaakt moeten worden zijn: Om door te stromen naar Economie en Maatschappij: •
In het stroomdeel kun je alleen kiezen uit Frans en Duits (dus de tweede klassieke taal valt als keuze af).
•
In het vrije deel moet je Economie en Geschiedenis volgen.
Om door te stromen naar Cultuur en Maatschappij: •
In het vrije deel moet je Geschiedenis hebben gekozen en als tweede vak OF Aardrijkskunde OF Economie.
Deze keuzes zijn in het overzicht op bladzijde 8 aangegeven met een *.
3.4
Vijfde en zesde klas
In de vijfde en de zesde klas ga je uiteindelijk een van de vier profielen volgen. Naast het gemeenschappelijke deel volg je dan de vakken uit het profieldeel en nog één vak in het vrije deel. Naast deze lesvakken ga je je buiten de les bezighouden met je profielwerkstuk en met LoopbaanOriëntatie en -Begeleiding (LOB).
In bijlage A staat een korte omschrijving van de vier profielen. Misschien herken je jezelf in één van deze vier beschrijvingen, misschien in meerdere. Gelukkig is het niet zo dat vervolgopleidingen slechts vanuit één profiel toegankelijk zijn. Ook kun je door het volgen van een bepaald vak in het vrije deel, meer vervolgopleidingen open houden. Voor de instroomeisen van de meeste vervolgopleidingen kun je kijken op de decanensite (marnixgymnasium.dedecaan.net > handig > downloads >instroomeisen)
9
Het vakkenpakket in klas vijf en zes bestaat uit de volgende vakken: Gemeenschappelijke deel Nederlands Latijn of Grieks Engels KCV Lichamelijke opvoeding Levensbeschouwing Maatschappijleer
Profieldeel C&M
Profieldeel E&M
Profieldeel N&G
Profieldeel N&T
Wiskunde A (C/B)*
Wiskunde A (B)*
Wiskunde B (A)*
Wiskunde B
Geschiedenis
Economie
Biologie
Natuurkunde
Geschiedenis
Scheikunde
Scheikunde
1 uit 2
1 uit 3
1 uit 2
1 uit 3
Aardrijkskunde
Aardrijkskunde
Aardrijkskunde
Wiskunde D
Economie
Frans
Natuurkunde
Informatica
Duits
Biologie
1 uit 5 Kunstvak Filosofie Frans Duits 2e Klassieke taal Vrije deel 1 uit Wiskunde D** Filosofie (onder voorbehoud) Informatica Ander vak waar je in de vierde klas mee begonnen bent
Je ziet dat in de profieldelen 2 of 3 vakken verplicht zijn en dat je 1 of 2 vakken nog kunt kiezen uit een beperkt aantal vakken. *In het C&M- en het E&M-profiel volg je in principe Wiskunde A, de toegepaste wiskunde variant. In het C&Mprofiel kun je vanaf klas vijf Wiskunde C volgen. Wiskunde C is een eenvoudigere variant van Wiskunde A. In het N&G- en het N&T-profiel volg je Wiskunde B, de abstractere wiskunde variant. Ook kun je in het N&Gprofiel kiezen voor Wiskunde A. Het is vanzelfsprekend dat je in klas vijf en zes geen vakken kunt volgen die je in klas vier niet gevolgd hebt. Uitzondering hierop vormen de vakken Wiskunde D, Filosofie en Informatica. Filosofie en Informatica kun je binnen alle profielen kiezen in klas vijf en zes. **Wiskunde D alleen als je ook Wiskunde B volgt.
3.5
Overige verplichtingen
Je moet in de bovenbouw ook nog twee onderdelen afronden die buiten de lessen vallen. Dit zijn het profielwerkstuk en LOB (LoopbaanOriëntatie en –begeleiding).
10
3.6
Profielwerkstuk
Het profielwerkstuk, waar je in klas vijf mee begint en wat je in klas zes afmaakt, is de afsluiting van je examendossier en daardoor als het ware een "meesterproef". Het profielwerkstuk is een uitgebreid onderzoek dat je alleen of met een medeleerling zelfstandig uitvoert. Voor dit profielwerkstuk krijg je een cijfer dat apart op je cijferlijst komt te staan. Het wordt opgenomen in het combinatiecijfer en zal als zodanig meewegen in de uitslagbepaling (zie het schoolexamenreglement, te vinden op www.marnixgymnasium.nl).
3.7
Loopbaanoriëntatie en –begeleiding (LOB)
Je zult je tijdens je schooltijd moeten voorbereiden op de tijd na je middelbare schooltijd hier op het Marnix Gymnasium. Dit kun je doen door bijvoorbeeld open dagen op universiteiten of HBO-instellingen te bezoeken. Je kunt deelnemen aan meeloopdagen, proefstuderen, masterclasses e.d. van universiteiten en hogescholen. Je kunt ook denken aan andere LOB activiteiten, zoals een bedrijfsbezoek, excursie of stage. De procedure hierbij bestaat uit twee delen en geldt voor elke activiteit afzonderlijk: allereerst lever je van te voren een brief in bij de coördinator betreffende je absentie, daarnaast vul je over de activiteit een verslagformulier in. Dat formulier moet ingeleverd worden bij de decaan. Bij het invullen van al die formulieren moet je nadenken over je toekomst. Al die formulieren samen vormen je toekomstdossier. Het is natuurlijk de bedoeling dat je zelf van elk formulier een kopie bewaart, zodat je zelf ook je denkstappen kunt nakijken. In gesprekken ga je met je mentor en de decaan aan de hand van dit toekomstdossier kijken wat voor jou de beste keuze is. Het uiteindelijk doel van het LOB-traject is dat je een weloverwogen keuze maakt voor de vervolgstap na je gymnasiumdiploma. LOB bestaat uit de volgende onderdelen: •
•
Klas 4: o
Klassikale lessen ter voorbereiding op de profielkeuze
o
Gesprek met mentor en/of decaan ter afsluiting van dit traject.
Klas 5 o
2 activiteiten buiten school (bv. voorlichtingsdagen, pre-studeren, LAPP-Top, meeloopdagen, pre-university college)
o •
Gesprek met mentor/decaan over LOB en vervolgstudie
Klas 6 o
2 activiteiten buiten school (bv. voorlichtingsdagen, pre-studeren, LAPP-Top, meeloopdagen, pre-university college)
o
3.8
Eindgesprek met decaan over LOB en studiekeuze
Extra uitdaging
Het vakkenpakket van elk van de twee stromen is een mooi en uitdagend geheel. Misschien durf je in klas vier, vijf of zes nog wel een extra uitdaging aan. Ook daarvoor bieden wij verschillende mogelijkheden. Deze mogelijkheden zijn: •
Anglia: Dit is een groeiende, van oorsprong Nederlandse, non-profit organisatie, die zich ten doel stelt de kennis van het Engels te bevorderen en te stimuleren door middel van internationaal erkende examens. Het Marnix Gymnasium biedt alle leerlingen die meer willen en kunnen met Engels de mogelijkheid zulke examens af te leggen op zes verschillende niveaus. Als je geslaagd bent voor het hoogste niveau, het Masters examen, hoef je geen toelatingsexamen Engels meer te doen om tot Engelstalige universiteiten en hogescholen toegelaten te worden.
11
•
Spaans en Italiaans: Er worden op het Marnix Gymnasium cursussen Spaans gegeven. Als afronding kun je bij “Instituto Cervantes” examen doen voor een certificaat. Ook Italiaans kan gekozen worden. Deze twee vakken zijn echter geen officiële examenvakken.
Mocht je andere wensen hebben dan in deze gids vermeld staan, neem dan contact op de decaan om je te laten informeren wat de mogelijkheden zijn.
3.9
Extra activiteiten
Naast de gewone vakken kun je ook nog denken aan niet lesgebonden activiteiten. Deze dragen dan weliswaar niet bij aan je diploma, maar worden vaak bij vervolgopleidingen waar geselecteerd moet worden of bij sollicitaties als positief ervaren. Een aantal van deze activiteiten is: Dagelijks Bestuur Senaat, MR-lid, redactielid Pantheon, Avunculi (kerngroep), CGB-bestuur, begeleiding eersteklas kamp, bijles geven via Bijlesbank. Bij je diploma ontvang je een getuigschrift waarop de extra activiteiten staan die je hebt gedaan tijdens je schoolloopbaan.
12
Hoofdstuk 4
Keuzetraject door de Tweede Fase
Op het Marnix Gymnasium word je op verschillende manieren begeleid in en voorbereid op het maken van keuzes voor je toekomst.
4.1
Klassikale lessen:
Tijdens de mentorlessen in de klas 3 werk je met de methode Qompas. Deze digitale methode begeleidt je bij het maken van je keuzes voor stroom, profiel en vrije deel. Met behulp van diverse tests onderzoek je je persoonlijke eigenschappen en welke beroepen en vervolgopleidingen passen bij je interesses. Vervolgens combineer je alle gegevens en trek je hieruit je conclusies. Deze conclusies bestaan uit een advies aan jezelf over de keuzes die je moet maken. Bij deze keuze moet je rekening houden met je persoonlijke kenmerken, je schoolresultaten, je studievaardigheden, je werkhouding, je concentratie- en doorzettingsvermogen.
4.2
Advies van school
De docenten waar je in de derde klas les van hebt geven advies over de haalbaarheid van de diverse vakken in de vierde klas. Deze adviezen worden verzameld in een overzicht. Dit overzicht krijg je bij de tweede rapportage op papier. Met behulp van dit adviezenoverzicht kun je samen met je ouders kijken welke stroom wel en welke stroom niet geadviseerd wordt. Het spreekt voor zich dat jij en je ouders uiteindelijk de keuze van een stroom of profiel en vakkenpakket maken.
4.3
Informatieavond voor je ouders
In deze gids staat alle informatie over de manier waarop we op het Marnix Gymnasium de herziene Tweede Fase hebben vormgegeven en welke keuzes je in klas drie tot met klas zes moet maken. Je kunt in de mentorlessen vragen hierover stellen als er iets niet duidelijk is. Voor jou en je ouders wordt er op 18 januari 2011 een voorlichtingsavond georganiseerd. Je ouders kunnen dan vragen stellen over de Tweede Fase maar ook advies vragen over de keuze die jij moet maken. Begin januari zullen je ouders hiervoor een uitnodiging ontvangen.
4.4
Informatie in de decanenkamer
Het is in de derde klas niet nodig dat je al een keuze maakt voor een vervolgopleiding of hiervoor voorlichtingsdagen van universiteiten bezoekt. Sommige leerlingen vinden het echter interessant en leuk om eens op een universiteit of HBO rond te kijken. Bij de decanenkamer liggen meeneembrochures waarin alle voorlichtingsactiviteiten van de universiteiten en HBO-instellingen vermeld staan. Deze kun je mee naar huis nemen. Let op: de brochures die in de kasten staan mag je alleen inkijken, daar is maar één exemplaar van op school. Als je vragen hebt kun je voor informatie altijd terecht bij de decaan (zie pagina 15) of op de decanensite van het Marnix Gymnasium: (marnixgymnasium.dedecaan.net). Op deze site kun je je aanmelden met je leerlingnummer. Je ouders kunnen zich op deze site ook aanmelden. Zij hebben alleen jouw gegevens nodig.
Je kunt bij de decanenkamer niet alleen informatie vinden over open dagen maar ook over alle WO- en HBOstudierichtingen in Nederland. Deze informatiefolders kun je meenemen. Je kunt er ook informatie vinden over financiële tegemoetkoming in studiekosten en over studeren in het buitenland. Tijdens tussenuren en na schooltijd kun je hier terecht. Mocht je graag een informatiefolder thuis hebben, dan kun je deze aanvragen bij de betreffende opleiding (bijvoorbeeld via Internet).
13
4.5
Wat moet er nu precies gekozen worden?
In de derde klas moet je de volgende keuzes maken: •
Een stroom (Maatschappijstroom of Natuurstroom)
•
Een klassieke taal (Latijn of Grieks)
•
Je moet binnen het stroomgedeelte nog een keuze maken: leerlingen in de Natuurstroom volgen in principe Wiskunde B maar kunnen eventueel voor Wiskunde A kiezen (zie blz. 7) en ze moeten een taal kiezen; leerlingen in de Maatschappijstroom volgen Wiskunde A maar kunnen eventueel voor Wiskunde B kiezen
•
Twee vakken in het vrije deel
In de vierde klas moet een keuze gemaakt worden voor: •
Een profiel, met binnen het profieldeel een beperkte keuze aan vakken.
•
Eén vak in het vrije deel.
Je krijgt zowel in de derde als de vierde klas een advies van school. Dit advies is gebaseerd op je behaalde resultaten en de meningen van je docenten. De adviezen zijn erg belangrijk voor je keuze, je docenten kunnen namelijk goed inschatten of je voldoende perspectief hebt voor een bepaald vak om hiervoor te kunnen slagen in de bovenbouw. Uiteindelijk ligt de beslissing voor stroom, profiel en keuze vakken bij jou en je ouders. Vanzelfsprekend kunnen jij en je ouders voor advies bij je docent, je mentor of de decaan terecht. Indien je tegen het advies van de docenten in voor een bepaald profiel kiest, zal de decaan hier een gesprek met jou en je ouders over willen voeren.
4.6
Consequenties
Aan elke keuze die je maakt zijn natuurlijk consequenties verbonden. Veel studies vereisen een specifiek profiel. Je hebt dan wel vaak de keuze uit twee of drie profielen, maar dat is dan weer afhankelijk van je vak in het vrije deel. Bekijk daarom goed welk profiel en welk vak je in het vrije deel kiest. De instroomeisen voor alle studierichtingen staan op de decanensite (marnixgymnasium.dedecaan.net > handig > downloads >instroomeisen). Als je er met behulp van deze site niet uit komt, kun je natuurlijk altijd bij de decaan om raad vragen. Natuurlijk moet je je niet blind staren op je toekomstmogelijkheden. Je moet het profiel van je keuze wel aankunnen en het moet bij je passen. Als je bijvoorbeeld alleen een N&T-profiel wilt gaan volgen omdat je er zo veel kanten mee op kunt, moet je er wel rekening mee houden dat je nog heel lang aan veel exacte vakken vast zit. Je moet dus ook wel goed genoeg zijn in de exacte vakken en ze ook leuk vinden. Hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de andere drie profielen.
4.7
Planning en definitieve keuze
Vanaf periode 2 ben je tijdens de mentorlessen bezig met het keuzetraject met behulp van de methode Qompas. In januari krijg je bij de tweede rapportage de adviezen van de docenten. Deze adviezen geven dan aan hoe de slagingskansen voor de aparte vakken wordt ingeschat door de docenten. Half februari ga je een voorlopige keuze maken. Deze voorlopige keuze wordt met je mentor en/of de decaan besproken. Voor 1 april 2011 moet je je definitieve keuze maken. Na 1 april kun je niet meer wisselen van keuze. De manier waarop je je voorlopige en definitieve keuze moet aangeven wordt in februari nog uitgelegd. 14
Hoofdstuk 5 5.1
Tenslotte
Overstappen naar een ander stroom, profiel of vrije-ruimte-vak?:
Het kan gebeuren dat je al vroeg in het schooljaar er achter komt dat je niet in de juiste stroom of het juiste profiel zit. In dat geval moet je zo snel mogelijk contact opnemen met de decaan om te kijken wat mogelijk is. Het kan natuurlijk zijn dat overstappen roostertechnisch niet mogelijk is of dat er in de klas(sen) waar je naar wilt overstappen geen ruimte meer is. Als je wilt overstappen naar een andere stroom of een ander profiel of een ander keuzevak wilt gaan volgen moet je dit vroeg in het schooljaar doen (uiterlijk direct na de eerste toetsperiode!), anders heb je dusdanig veel lesstof gemist dat een goede overstap niet meer mogelijk is.
Overstappen van Wiskunde B naar Wiskunde A kan in principe uiterlijk tot de kerstvakantie. De cijfers die je dan hebt gehaald voor Wiskunde B voor de hoofdstukken 1 t/m 4 blijven gelden voor Wiskunde A. De cijfers die je hebt gehaald voor de toetsen Wiskunde B vanaf hoofdstuk 5 vervallen. De niet gevolgde stof van wiskunde A vanaf hoofdstuk 5 moet je inhalen.
5.2
Testen door een testbureau?
Als je twijfelt over je keuze of als je het echt niet weet kun je komend jaar je capaciteiten en/of interesses uitgebreid laten onderzoeken. Er zijn verschillende bureaus die hierin gespecialiseerd zijn. Interesse- en capaciteitentesten geven altijd de situatie van een moment weer. Dit is de reden dat met een interessetest voor de keuze van een vervolgopleiding vaak wordt gewacht tot leerjaar vijf of zes, omdat interesses in de leeftijdsperiode van de puberteit nogal eens veranderen. Voor adressen van testbureaus kun je terecht op www.beroepskeuze.nl. (De hieraan verbonden kosten zijn voor eigen rekening.)
5.3
Tegemoetkoming studiekosten
De overheid keert aan leerlingen van 18 jaar en ouder een tegemoetkoming in studiekosten (VO 18+) uit die onafhankelijk is van het inkomen van de ouders. Deze moet je zelf vóór je 18e verjaardag aanvragen. Om te weten of je in aanmerking komt voor WTOS 18-, hoe je deze tegemoetkoming moet aanvragen en voor andere informatie kunt je terecht bij de Informatie Beheergroep. Je kunt deze bereiken via www.ib-groep.nl. Voor vragen kunt je terecht bij de IB-groep Infolijn: 050-5997755 of
[email protected]. In de decanenkamer op school kun je ook aanvraagformulieren ophalen.
5.4
Bereikbaarheid decaan
Misschien heb je naar aanleiding van deze gids nog vragen. Maak dan een afspraak met een van de decanen op het Marnix Gymnasium. Voor derde- en vierdeklassers is dat mw. van Gasteren (
[email protected]), voor vijfde- en zesdeklassers dhr. Bakker (
[email protected]). Je ouders kunnen op de voorlichtingsavond op 18 januari 2011 alle vragen stellen die ze nog hebben na het lezen van deze gids. Ook zij kunnen contact opnemen met de decaan en daar eventueel een afspraak mee maken. Ook als je de overstap naar een andere school overweegt, is een gesprek met en begeleiding door de decaan zinvol. Je ouders kunnen het beste per email contact opnemen met de decaan. Als ze in die email naam, vraag en telefoonnummer vermelden, neemt de decaan zo spoedig mogelijk contact op.
15
Hoofdstuk 6 bijlage A
Bijlagen
Inhoud profielen
De vier profielen waaruit de leerlingen aan het einde van de vierde klas kunnen kiezen bereiden de leerlingen ieder voor op een deel van het spectrum van vervolgopleidingen. In deze bijlage staat een korte omschrijving van de inhoud van de vier profielen.
Cultuur en Maatschappij is bij uitstek geschikt voor mensen met een brede belangstelling voor cultuur en samenleving. C&M-leerlingen zitten graag met hun neus in de boeken en houden van taal. Veel mensen die werken op het gebied van cultuur en maatschappij houden zich bezig met wetenschappelijk onderzoek naar maatschappelijke kwesties. Anderen schrijven, bewerken of vertalen teksten. Ook is C&M een geschikt profiel voor leerlingen die willen werken in de dienstverlening, bijvoorbeeld op sociaal en maatschappelijk gebied. Daarnaast zijn er leerlingen met artistieke aanleg. Zij kiezen voor een creatief beroep en werken op het gebied van kunst en cultuur. Specifieke C&M-studies: geschiedenis, kunst, taal en cultuur, sociale wetenschappen, rechten
Economie en Maatschappij is in eerste instantie bedoeld voor leerlingen die zich voelen aangetrokken tot een baan in het bedrijfsleven of bij de overheid, banen die iets te maken hebben met economie, arbeid, recht of veiligheid. Men houdt zich bezig met beleidsvraagstukken of doet onderzoek op dat gebied. E&M-mensen werken meestal op kantoor. Het zijn geen mensen met een uitgesproken talenknobbel of wiskundeknobbel, maar iets er tussenin. Ze krijgen in hun werk te maken met statistische modellen, begrotingen, bedrijfsboekhoudingen en marktonderzoeken, zoals bijvoorbeeld de accountant en de belastingadviseur. Activiteiten waar deze mensen mee bezig zijn zijn lezen, berekenen, onderzoeken, managen, besturen, zakelijke contacten leggen en onderhandelen. Specifieke E&M-studies: economie, bedrijfskunde, accountancy, rechten
Natuur en Gezondheid-leerlingen hebben iets met gezondheid, chemie, milieu, planten en/of dieren. Dit profiel is bedoeld voor mensen die willen werken in de medische wereld, de farmaceutische industrie of onderzoek willen verrichten op het gebied van voeding, gezondheid, landbouw of milieu. Mensen die graag stoffen onderzoeken of belangstelling hebben voor de natuurlijke omgeving voelen zich thuis in dit profiel. De N&Gleerling is redelijk goed in exacte vakken. De opleidingen zijn namelijk behoorlijk exact, maar minder dan veel N&T-opleidingen en –beroepen. N&G-leerlingen zijn sociale, logisch denkende mensen, die houden van ‘denkwerk’ en open staan voor belangen en problemen van anderen op het gebied van gezondheid en milieu. Specifieke N&G-studies: geneeskunde (mits natuurkunde gekozen is), (medische) biologie, landbouwwetenschappen
Natuur en Techniek staat voor exact. De N&T-leerling wilde vroeger al architect of computerprogrammeur worden. Hij of zij is geïnteresseerd in vliegtuigen, in het heelal, in de wetenschap of techniek. Deze leerling is goed in wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Misschien leest zij de Kijk of haalde hij op de kleuterschool zijn speelgoed al uit elkaar. N&T-mensen besteden hun tijd het liefste aan (wetenschappelijk) onderzoek, ontwerpen, bouwen, berekenen of technisch tekenen. Door ingewikkelde berekeningen laten ze zich niet afschrikken en ze hebben er geen moeite mee iets te bestuderen wat ze ‘niet kunnen zien’. Integendeel, ze vinden het juist een uitdaging om met behulp van wiskundige regels en formules, experimenten en helder en logisch nadenken een antwoord te vinden op vragen. Specifieke N&T-studies: informatica, technische bedrijfskunde, bouwkunde, werktuigbouwkunde 16
bijlage B
Nieuwe vakken in de bovenbouw
Een aantal vakken wordt voor het eerst in klas vier of vijf aangeboden. In deze paragraaf staat voor deze vakken een korte omschrijving.
Bij Maatschappijleer staat het gedrag van mensen centraal. Je leert er hoe onze samenleving in elkaar zit door te kijken naar mogelijke oplossingen voor maatschappelijke en politieke problemen. Maatschappijleer maakt deel uit van het gemeenschappelijk deel van schoolvakken. Het wordt gegeven en afgesloten in klas 5.
Klassieke en Culturele Vorming (KCV) is een vak dat uitsluitend gevolgd kan worden op gymnasia of gymnasiumafdelingen van VWO's aangezien voorkennis van Latijn en/of Grieks vereist is. Je leert er verbanden te zien tussen antieke en latere Europese cultuuruitingen. KCV maakt deel uit van het gemeenschappelijk deel van schoolvakken. KCV wordt gegeven in klas vier en vijf. Het wordt in klas vijf afgesloten.
Algemene Natuurwetenschappen (ANW) komt voort uit de vakken natuurkunde, scheikunde en biologie. Aan de hand van de vier domeinen (leven, biosfeer, materie en heelal) wordt inzicht verkregen in de ontwikkeling van de belangrijkste natuurwetenschappelijke ideeën binnen een historische, filosofische, maatschappelijke en culturele context. Belangrijke vragen hierbij zijn: Waar komt kennis vandaan? Hoe kan je kennis toepassen en gebruiken? Wat zijn de verantwoordelijkheden van de mens bij deze toepassingen? Is alles wat mogelijk is ook ethisch verantwoord? Het vak ANW maakt deel uit van het gemeenschappelijk deel van schoolvakken. ANW wordt gegeven en afgesloten in klas vier.
Het Kunstvak (KV) is de combinatie van de oude vakken CKV2 en CKV3. Je krijgt in het kunstvak een theoretisch gedeelte, de cultuurgeschiedenis en een praktisch gedeelte, beeldende vorming. In de cultuurgeschiedenis wordt de geschiedenis van alle kunstvormen (onder andere beeldende kunst, muziek, theater) behandeld. In het praktische deel is niet alleen het eindproduct belangrijk maar vooral ook het traject van het eerste idee tot het eindproduct.
Ook Informatica (IF) wordt op onze school gegeven. In dit vak, dat in klas vijf en zes gegeven wordt, staan informatie en informatieverwerking centraal. Leerlingen die het vak informatica volgen oriënteren zich op de belangrijkste vakgebieden van informatica: bedrijfskundige informatica (informatiesysteem ontwikkelen), technische informatica (programmeren) en media en kennistechnologie (website maken).
Filosofie (FI) wordt vanaf schooljaar 2008 – 2009 aangeboden onder voorbehoud. Er moet namelijk voldoende belangstelling voor zijn. Het kan in klas vijf en zes gekozen worden. In het vak Filosofie gaat het om het stellen van allerlei vragen over de werkelijkheid om ons heen, op een andere manier dan bij de overige wetenschappen. Het gaat om vragen die je stelt, voordat de antwoorden door allerlei bekende vakken gegeven worden. Bijvoorbeeld de vragen naar wat een mens is, wat kennis is, hoe je kunt denken over goed en kwaad en over het leven op aarde. Er worden filosofen en opvattingen behandeld, maar het is vooral de bedoeling om het nadenken, argumenteren, presenteren en bespreken daarvan te oefenen tijdens de lessen. Filosofie omvat een periode van denken vanaf het Oosterse denken via de Klassieke Oudheid en de Verlichting naar de Moderne Tijd en de 21e eeuw.
Wiskunde D (WD) is een wiskundevariant die bedoeld is om de aansluiting van het middelbaar onderwijs naar het technische universitair onderwijs te versoepelen. In het verleden is gebleken dat alleen Wiskunde B een
17
magere voorbereiding is op technische vervolgstudies. Bij Wiskunde D wordt ook een gedeelte van de Wiskunde A stof behandeld.
18
bijlage C
Studievaardigheden in de Tweede Fase
In de Tweede Fase is het aantal lessen per vak minder dan in de onderbouw en zeker minder als je het vergelijkt met de hoeveelheid stof die je krijgt. Je moet daarom leren hoe je je op een zelfstandige manier nieuwe lesstof eigen maakt. In dit hoofdstuk vind je een aantal handvatten hoe je nieuwe stof sneller zou kunnen leren.
C.1
Inleiding
In de bovenbouw krijg je te maken met een manier van leren waarbij de docent je begeleidt en jij zelf meer verantwoordelijk bent voor het je eigen maken van nieuwe lesstof. Dit betekent dat je meer zelfstandig zult moeten leren dan je in de klassen één t/m drie gedaan hebt. Toen was het vaak voldoende om goed op te letten in de les, thuis de opdrachten te maken en vlak voor de toets alles nog een keer goed door te lezen. Nu is dat niet voldoende meer. De docent legt niet altijd alles uit. Als je alles uit het boek uit je hoofd leert, ben je er nog niet. Je moet de lesstof namelijk allereerst goed begrijpen en vervolgens ook kunnen toepassen. Je zult merken dat er op toetsen minder vaak (dan in de klassen één t/m drie) ‘weetjes’ worden gevraagd (=zaken die je letterlijk uit het boek kunt halen). In veel opdrachten moet je de theorie uit meerdere paragrafen toepassen om tot het juiste antwoord te komen.
Om je bij deze ‘nieuwe’ manier van leren te helpen is bijlage C geschreven. Hierin worden mogelijkheden genoemd hoe je het beste kunt studeren en leren tijdens de lesperiode (§C.2 “Hoe pak je een paragraaf aan?”), 2 à 3 weken voorafgaand aan een toetsperiode (§C.3 “Hoe bereid je je voor op een toetsperiode?”) en hoe je het beste kunt werken in de toetsperiode zelf (§C.4 “Hoe ga je rond de toetsperiode aan de slag?”). Lees deze stukken door en probeer er zoveel mogelijk manieren uit te halen waar jij mee kunt werken. De laatste paragraaf gaat over hoe je jezelf kunt motiveren als je hier moeite mee hebt.
Tenslotte: De belangrijkste vaardigheid voor de Tweede Fase is misschien wel dat je zelf actie moet ondernemen als het misgaat. Als je iets uit het boek niet snapt, heeft het geen zin om te wachten tot de toets, want dan zul je het ook niet snappen. Vraag in de les een docent om hulp. Als je vastloopt in je manier van studeren, heeft het natuurlijk ook geen zin om het op dezelfde manier nog eens te proberen. Vraag ook dan hulp. Je kunt hiervoor naar je vakdocent gaan, maar natuurlijk ook naar de mentor, leerjaarcoördinator of decaan.
C.2
Hoe pak je een te bestuderen paragraaf aan?
Je kunt natuurlijk een paragraaf die je moet bestuderen gewoon doorlezen. De kans is echter groot dat je de belangrijke kennis dan niet automatisch blijft hangen. Hieronder enkele 'trucjes' om het bestuderen van een paragraaf effectiever aan te pakken:
•
Sta stil bij de titel. Waar zal de paragraaf over gaan? Denk aan het onderwerp van het hoofdstuk en de paragrafen ervoor. Bedenk onderdelen die in de paragraaf aan bod kunnen komen.
•
Bekijk het uiterlijk van de paragraaf. Let op tussenkopjes, vetgedrukte of cursieve woorden, teksten in kadertjes, de proeven, de voorbeeldopgaven, de indeling van de alinea’s, de illustraties en de vragen en opdrachten.
•
Voorkennis ophalen. Wat weet je al van het onderwerp? Waar staat die voorkennis in het boek? Wat heb je verleden jaar al van dit onderwerp gehad? Weet je iets vanuit andere vakken over dit onderwerp? Maak eventueel de instaptoets of instapvragen.
19
•
Kies je leesdoel voor deze paragraaf en voer je keuze uit. Alles precies lezen of doorlezen of hoofdzaken zoeken. Beslis bij moeilijke woorden of begrippen of het noodzakelijk is tijd en moeite in opzoeken of vragen te steken.
•
Maak aantekeningen van zaken die je niet begrijpt. Je kunt deze aantekeningen gebruiken om in de les gerichte vragen te stellen of voor het leren voor de repetitie.
•
Trek de beweringen, de theorie na. Probeer de beweringen in je eigen woorden na te vertellen. Ga na of het voor je gevoel klopt wat beweerd wordt. Leg de stof eventueel over en weer aan je klasgenoot uit. Zeg formules in gewoon Nederlands.
•
Probeer elke alinea te typeren. Gaat het bijvoorbeeld om een inleiding, een nieuwe theorie, voorbeelden, consequenties of gevolgen, anekdote of link met het dagelijks leven, samenvatting, toelichting of voorwaarden?
•
Ga het verband na tussen de illustraties, grafieken of experimenten en de tekst. Bestudeer de grafieken goed. Wat staat op de assen? Probeer de ‘trend’ van de grafiek met je eigen woorden weer te geven. Bij welk stuk tekst hoort de grafiek of illustratie en waarom? Wat heb je met een experiment precies aangetoond? Komt in dit experiment of illustratie nog nieuwe theorie naar voren?
•
Vat samen. Geef de kern aan. Waar gaat het om? Probeer de kern van de (belangrijkste) alinea’s aan te geven. Zet indien mogelijk die ‘kernen’ in een schema of op een volgorde. Maak je eigen begrippenlijstje. Geef aan wat je uit je hoofd moet leren en doe dat direct, dus niet pas in de week voor de repetitie.
•
Bekijk en maak opgaven. Zijn het tekstvragen, toepassingsvragen, feitenvragen, begripsvragen, structureervragen, meningsvragen? Zit er een opbouw wat betreft moeilijkheidsgraad in? Ga die vragen maken die zijn opgegeven of waarvan je denkt dat je er het meeste van leert. Kies je eigen volgorde. Maak eventueel een aantekening over welke vragen je moeilijk vond, zodat je ze voor de toets kunt herhalen.
•
Toets vorderingen. Kijk de gemaakte vragen na en trek een conclusie omtrent jouw leerresultaat van deze paragraaf. Bedenk, indien nodig, welke leeractiviteiten je moet ondernemen om je leerresultaat te verbeteren.
C.3
Hoe bereid je je voor op een toetsperiode?
Een veel gehoorde klacht van leerlingen die in de eerste toetsperiode van klas vier zitten is dat ze het vreselijk druk hebben en tot laat in de nacht aan het leren zijn om alles af te krijgen. Een goede voorbereiding voorkomt dit: •
Maak lijstjes. Maak een lijstje van de tijd die je voor ieder vak nodig hebt (liefst verdeeld over de verschillende onderdelen) en maak een lijst waarin je voor iedere dag een ruimte maakt voor het aantal uur dat jij die dag aan leren kunt besteden.
•
Wees reëel: je weet meestal van tevoren al welke dagen je niet aan leren toekomt of zeker geen zin zult hebben (bijv. zaterdagavond). Plan op die dag geen studiewerkzaamheden, anders baal je er alleen maar van dat je je niet aan je schema hebt gehouden. Dit betekent wel dat de studeertijd ruim voor de toetsperiode moet beginnen.
•
Neem pauzes: plan pauzes in. Drie uur achter elkaar leren houd je misschien wel vol, maar is niet effectief.
•
Voeg deze lijstjes en je studieplanners samen in een schema. Je hebt nu informatie over wat je iedere dag voor een vak moet doen (studieplanners) en de lijstjes waarop staat wat je precies voor iedere toets moet doen en wanneer je tijd hebt om te leren. Nu ga je alles samenvoegen in één schema. Probeer hierin af te wisselen tussen “soorten leren”. Plan ruim, zodat je schema niet in de soep loopt als er onverwacht iets tussenkomt (bijv. ziekte). Schrijf zo precies mogelijk op wat je op welk moment moet doen. Dus niet
20
“leren voor latijn”, maar "de grammaticaregels van paragraaf 13 t/m 16 kennen en kunnen toepassen en oefening 10 t/m 20 opnieuw maken”.
•
datum
normale huiswerk
vooruit werken voor de toets
15 september
la: leer § 2.1 en 2.2
du1: grammaticaregels blz 12 t/m 18
sk: maken opg 4 t/m 10
leren
Bespreek je planning met een ander. Mogelijk leer je goed met iemand samen, stem dan je schema’s op elkaar af. Als je het moeilijk vindt om voldoende discipline op te brengen, kun je met een ander (vriend, vriendin, vader, moeder) controleafspraken maken of misschien zelfs weddenschappen afsluiten. Bedenk zelf wat voor jou als een stok achter de deur werkt en pas dat toe.
C.4
Hoe ga je rond de toetsperiode aan de slag ?
Bedenk een aanpak. Ga niet in het wilde weg aan het leren, maar bedenk van tevoren wat je allemaal wilt doen om je de stof (opnieuw) eigen te maken. Je kunt ervan uitgaan dat je het al in de periode zelf bestudeerd hebt, dus nu moet je een andere aanpak kiezen om het te herhalen en eventueel te combineren met andere kennis. Enkele mogelijkheden zijn:
•
Maak een samenvatting: Hierdoor dwing je jezelf de belangrijke zaken uit de tekst te halen en zo de hoeveelheid tekst te verkleinen tot iets wat je uit je hoofd kunt leren.
•
Maak een samenvatting “in je hoofd”: Een samenvatting maken is eigenlijk een uitstel van het ‘echte’ leren. Door in gedachten een schema te maken waarin je alle belangrijke punten behandelt, leer je het meteen ook.
•
Maak zelf toetsvragen: Opgaven bedenken waarin “weetjes” gevraagd worden, is niet zo moeilijk. Veel vragen in een toets gaan over het toepassen van de theorie. Bedenk dus zelf een voorbeeld waarin de natuurkundetheorie wordt toegepast en stel jezelf daar vragen over. Bedenk zelf een verhaal waarin de Franse woorden voorkomen die jij hebt geleerd en vertaal dit in het Frans. Maak Duitse zinnen waarin je de vervoegde werkwoorden kunt invullen.
•
Leg de theorie “aan je kleine broertje” uit: Probeer de theorie aan een denkbeeldig iemand in zo eenvoudig en duidelijk mogelijk taalgebruik uit te leggen. Gebruik hierbij geen taal uit het boek.
•
Probeer theorie te schematiseren: Sommige mensen hebben er baat bij als ze allerlei regels of theorie in een schema beschrijven. Denk hierbij aan bijvoorbeeld boomschema’s: vierhoeken
ruit
vlieger rechthoek
trapezium
vierkant
parallellogram
een tabel: diagonalen even
diagonalen loodrecht
hoeken allemaal
zijden allemaal even
lang
op elkaar
even groot
lang
vlieger
nee
Ja
Nee
nee
ruit
nee
Ja
Nee
ja
parallellogram
nee
Nee
Nee
nee
rechthoek
Ja
Nee
Ja
nee
vierkant
Ja
Ja
Ja
ja
21
of met pijlen:
•
oorzaak-gevolg
tegenstelling
⇄
elkaar beïnvloedend
de kracht van de herhaling: Je weet dat iets veel beter, en vooral veel langer (!), blijft hangen als je er niet 60 minuten achter elkaar, maar vier keer een kwartier op studeert.
C.5
Jezelf motiveren
Hoe goed je jezelf ook voorbereidt, je moet het uiteindelijk toch gewoon doen en dat is niet voor iedereen even gemakkelijk. Iedereen heeft andere manieren om zichzelf te motiveren bij het aan de slag gaan. Als je hebt ontdekt wat voor jou werkt, kun je hier gebruik van maken. Hieronder staan enkele mogelijkheden:
•
Bepaal voor ieder leerdoel het gebruik: Als je vooraf weet waarvoor je het geleerde in de toekomst kunt gebruiken, heb je betere aanknooppunten in je hoofd. De stof zal beter geleerd worden en je kunt deze later gemakkelijker oproepen.
•
Bepaal je korte-termijndoelen: Als je voor de keuze staat om aan het werk te gaan voor de repetitie van volgende week of te gaan surfen op internet, is de verleiding om dat laatste te kiezen vaak groot. Begrijpelijk, het is een menselijke eigenschap om aan het bevredigen van korte-termijndoelen voorrang te geven. Probeer daarom die repetitie in kleine ‘brokjes’ te verdelen. Schrijf ze op die manier in je schema en streep ze door als je ze af hebt. Beloof je zelf iets leuks na het afwerken van één zo’n onderdeel. Een grote “leerberg” wordt zo verdeeld in kleine opdrachtjes die te overzien zijn en die vaak minder aversie oproepen. Iedere keer als je zo’n stukje af hebt, zul je voldoening voelen.
•
Bepaal je lange-termijndoelen: Topsporters kunnen vaak veel zaken opzij zetten om hun einddoel te bereiken: hogerop in de sport of de Olympische Spelen. Hen lukt het meestal om uit hun langetermijndoelen korte-termijndoelen te halen: om toegelaten te worden tot de selectie moet ik goede resultaten op school halen, dus moet ik morgen dat proefwerk goed maken. Misschien dat jij ook wel wensdromen hebt over wat je wilt bereiken. Denk hier maar eens aan als je geen zin hebt om te leren.
•
Neem pauzes op in je planning: Als je regelmatig pauzes neemt, lukt het je om veel langer op een dag te leren.
•
Zorg voor een goede leeromgeving: Je hebt vaak veel meer afleiders om je heen dan je bewust bent (radio, een vol bureau, televisie op je kamer, telefoon, een zus die steeds binnenkomt.). Ook wordt je vaak afgeleid van binnenuit door dingen waar je liever aan denkt dan aan je huiswerk (verjaardag, feestje, problemen). Probeer oplossingen te bedenken waarmee je zowel de afleiding van binnenuit als de afleiding van buitenaf blokkeert.
•
Afspraken met anderen: Als je zelf weinig discipline hebt, kun je die soms van anderen "lenen". Maak afspraken om samen te leren of om allebei iets thuis te bestuderen en dan samen in de mediatheek te bestuderen. Ook willen je ouders je hier vast wel bij helpen: zo nu en dan je vorderingen met je doornemen of je studieschema met je bekijken. Bedenk wel dat gebruik maken van de discipline van een ander iets anders is dan de ander verantwoordelijk maken voor jouw leerproces. Jij moet het uiteindelijk doen!
22
bijlage D
Lesurentabellen
In deze bijlage staat het aantal lesuren per vak per leerjaar. De bijlage is ingedeeld in de lesuren in het gemeenschappelijke deel, vervolgens de uren in het stroomdeel en het profieldeel en als laatste de uren in het vrije deel.
D.1
Lesurenverdeling gemeenschappelijk deel
Klas
NE
KT
EN
KCV
ANW
LO
LB
MA
IV
3
4
2
1
2
2
2
-
V
3
3
3
2
-
2
1
2
VI
3
3
2
-
-
1
-
-
D.2
Lesuren in het stroomdeel en het profieldeel
Klas vier: Maatschappijstroom Klas
WA
EC
Natuurstroom GS
FA
DU
Klas
WB
(WB)
NA
SK
BI
(WA)
FA*/ DU*/ KT2
IV
3 (3)
2
2
2
2
IV
3
2
2
2
2/2 /4
Klas vijf en zes: C&M-profiel
E&M-profiel
N&G-profiel
N&T-profiel
klas
V
VI
klas
V
VI
klas
V
VI
Klas
V
VI
WA
3
3
WA
3
3
WB
4/
3/
WB
4
3
(WC/
(3 /
(2 /
(WB)
(4)
(3)
(WA)
3
3
WB)
4)
3)
GS
3
3
EC
3
3
BI
3
3
NA
3
3
AK /
3/
2/
GS
3
3
SK
3
2
SK
3
2
EC
3
3
KV /
3/
3/
AK /
3/
2/
AK /
3/
2/
WD /
4/
3/
FI /
3/
4/
FA /
3/
3/
NA
3
3
IF /
3/
4/
FA /
3/
3/
DU
3
3
BI
3
3
DU/
3/
3/
KT2
3
3
23
D.3
Lesuren in het vrije deel Deze vakken alleen vanuit de natuurstroom:
Klas
AK
DU
EC
FA
FI
GS
IF
KT2
KV
BI
NA
SK
WD
IV
2
2
2
2
-
2
-
4
2
2
2
2
-
V
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
3
VI
2
3
3
3
4
3
4
3
3
3
3
2
4
Een aantal van deze vakken moet je in één van de stromen in klas vier en/of in een of meer profielen in klas vijf en zes verplicht volgen, maar kun je in de andere stroom en andere profielen in het vrije deel kiezen. Wiskunde D kun je alleen kiezen als je ook Wiskunde B volgt.
Toelichting vakcodes: ANW:
Algemene natuurwetenschappen
KT2:
tweede Klassieke taal
AK:
Aardrijkskunde
KV:
Kunstvak
BI:
Biologie
LB:
Levensbeschouwing
DU:
Duits
LO:
Lichamelijke opvoeding
EC:
Economie
MA:
Maatschappijleer
EN:
Engels
NA:
Natuurkunde
FA:
Frans
NE:
Nederlands
FI:
Filosofie
SK:
Scheikunde
GS:
Geschiedenis
WA:
Wiskunde A
IF:
Informatica
WB:
Wiskunde B
KCV:
Klassieke culturele vorming
WC:
Wiskunde C
KT:
Klassieke taal
WD:
Wiskunde D
24
bijlage E
Examen
In de bovenbouw is er een specifiek toetssysteem. In de klassen vier en vijf worden er minder schriftelijke overhoringen gegeven. Dit betekent dat het eindcijfer voor de meeste vakken gebaseerd zal zijn op een kleiner aantal cijfers. Sommige docenten of lesmethodes werken met zogenaamde diagnostische toetsen. Dit zijn toetsen waarvoor je geen cijfer krijgt, maar die als oefening dienen en een indruk moeten geven of de toetsstof al beheerst wordt. Daarnaast krijgen leerlingen cijfers voor Praktische Opdrachten (PO's). Dit zijn opdrachten voor een specifiek vak, die afgesloten worden met een werkstuk of presentatie.
Het examendossier, de lijst van eisen waaraan de leerling in de Tweede Fase moet voldoen, wordt als geheel formeel afgesloten aan het eind van het zesde leerjaar. Onderdelen van dit dossier kunnen echter gedurende de hele Tweede Fase worden afgesloten. Het examen begint daarom feitelijk al in klas vier!
Het eindexamen bestaat voor ieder vak uit een Schoolexamen (SE) en, voor zover dat door de overheid is bepaald, uit een Centraal Examen (CE). Bij het Schoolexamen hoort een Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) dat de leerling ieder cursusjaar vóór 1 oktober krijgt uitgereikt. In dit PTA staan alle toetsen per leerjaar beschreven. Er staat precies beschreven op welke leerstof iedere toets of PO betrekking heeft, het aantal toetsen, de week van afname, de duur van de toets, de toetsvorm, de weging van het cijfer en eventuele herkansingsmogelijkheden. De toetsen die meetellen voor het Schoolexamen worden Schoolexamentoetsen (SE-toetsen) genoemd. Als een vak wordt afgesloten met een Centraal Examen, wordt het eindcijfer door het Centraal Examen en het Schoolexamen ieder voor de helft bepaald. Voor vakken die alleen een Schoolexamen hebben, wordt het eindcijfer natuurlijk alleen door het Schoolexamen bepaald.
Naast het PTA is ook het Schoolexamenreglement een belangrijk document. Hierin zijn zaken als toetsing (soorten, resultaten en weging), rapportage, herkansingsmogelijkheden, regels omtrent afwezigheid, overgangsnormen en zak/slaagregeling en sancties bij fraude vastgelegd.
Een belangrijk onderdeel van het Schoolexamen is het Profielwerkstuk. Dit 'meesterstuk' is een uitgebreid onderzoek waarbij twee vakken zijn betrokken. Minimaal één van deze vakken moet een omvang hebben van tenminste 440 uur. Je begint hier in klas vijf mee en je rondt het af in klas zes.
E.1
Jaarindeling en cijferrapportage
De indeling van het cursusjaar is gelijk aan die van de onderbouw. Het schooljaar bestaat uit 40 lesweken, verdeeld over vier perioden. Tijdens de toetsweken worden gewone repetities afgenomen net zoals in de onderbouw. Voor ANW worden ook SE-toetsen afgenomen omdat je dit vak in klas vier afsluit. In klas zes vindt de laatste toetsweek eerder in het schooljaar plaats (maart/april). Meer over toetsing vind je in het Schoolexamenreglement.
Na elke periode vindt er een rapportage van de resultaten plaats. In de rapportcijfers zijn naast de SE-toetsen eveneens de overige voortgangstoetsen (repetities) en schriftelijke overhoringen opgenomen. Rapportcijfers bepalen de overgang naar klas vijf en klas zes. De afzonderlijke SE-resultaten in klas vier worden meegenomen naar de leerjaren vijf en zes en vormen uiteindelijk de schoolexamencijfers.
25
E.2
Examen
Voor de meeste vakken bepaalt het Centraal Examen (CE) 50% van het eindcijfer. De andere 50% wordt bepaald door het Schoolexamen (het gewogen gemiddelde van alle SE-onderdelen). Enkele vakken kennen uitsluitend een Schoolexamen. Deze vakken zijn: ANW, Maatschappijleer, Levensbeschouwing, Lichamelijke opvoeding, KCV, Wiskunde D, Informatica en het profielwerkstuk.
Voor ieder vak heeft het Ministerie een lijst van vaardigheden ontwikkeld waaraan de leerling voor het halen van het examen moet voldoen. Deze vaardigheden worden door middel van drie toetsvormen getoetst: a
theoretische toetsen;
b
praktische opdrachten (bijv. chemisch practicum, veldwerk, literatuuronderzoek);
c
profielwerkstuk;
Gedurende de drie jaar van de bovenbouw zullen sommige toetsen meetellen voor het schoolexamen (en dus voor het eindcijfer). Andere toetsen tellen uitsluitend mee voor de overgang.
Slaag/zakregeling en bevorderingsnormen (geldt voor de huidige derde klas). Een leerling is geslaagd (2013-2014) als: -
alle eindcijfers 6 of hoger zijn, of
-
hij of zij 1x5 heeft behaald en voor de andere vakken 6 of hoger, of
-
hij of zij 1x4 of 2x5 of 1x4 en 1x5 heeft behaald en voor de andere vakken een 6 of hoger, waarbij het gemiddelde tenminste 6.0 is.
-
Het vak Lichamelijke Opvoeding moet als voldoende of goed beoordeeld zijn.
én 1.
de leerling gemiddeld een voldoende haalt voor het centraal schriftelijk examen. Een leerling is dus gezakt als het gemiddelde cijfer voor het Centraal Examen lager is dan een 5,5.
2.
de leerling ten hoogste één vijf voor het eindcijfer van de basisvakken Nederlands, Engels en wiskunde A, B of C gescoord heeft. Een leerling is dus gezakt als a) er meer dan één vijf voor deze vakken wordt gescoord; b) er een vier of lager voor deze vakken wordt gescoord.
Klas 4 Een leerling is bevorderd van klas 4 naar klas 5 indien: •
alle eindrapportcijfers 6 of hoger zijn of
•
hij of zij 1x5 heeft en de andere cijfers 6 of hoger zijn, of
•
hij of zij 1x4 of 2x5 heeft en de andere cijfers 6 of hoger zijn, of
•
hij of zij 1x5 en 1x4 heeft en de andere cijfers 6 of hoger zijn;
•
hij of zij ten hoogste 1x5 heeft voor de vakken Wiskunde, Engels en Nederlands
Een leerling wordt besproken in de volgende gevallen: •
Een leerling met één onvoldoende extra ten opzichte van bovenstaande norm, niet betreffende Engels, Wiskunde of Nederlands is een bespreekgeval. Voorwaarde is dan wel, dat de extra onvoldoende niet lager is dan een 3 en dat de extra onvoldoende gecompenseerd wordt door andere vakken, zodanig dat de eindcijfers van alle vakken een gemiddelde opleveren van minimaal 6.0 (onafgerond).
of •
Een leerling met 1x4 voor een van de vakken Wiskunde, Engels of Nederland die verder voldoet aan de overgangsnormen is een bespreekgeval
26
Als een leerling 1x3 heeft voor een vak en alle overige cijfers 6 of hoger zijn, beslist de rector.
Klas 5 Een leerling is bevorderd van klas 5 naar klas 6 indien: •
alle eindrapportcijfers 6 of hoger zijn, of
•
hij of zij 1x5 heeft behaald en voor de andere vakken een 6 of hoger, of
•
hij of zij 1x4 of 2x5 of 1x5 en 1x4 heeft behaald en voor de andere vakken een 6 of hoger
De vakken Maatschappijleer, KCV, ANW en Levensbeschouwing tellen hier als aparte vakken volledig mee.
Een leerling met één 5 extra ten opzichte van bovenstaande norm is bespreekgeval mits de behaalde schoolexamenresultaten voor alle vakken voldoen aan de examennorm en het combinatiecijfer een 6 of hoger is. De vakken Maatschappijleer, Levensbeschouwing, ANW en KCV vormen het combinatiecijfer en tellen bij het bepalen van de schoolexamenresultaten niet als afzonderlijke vakken (overeenkomstig de examennorm).
27