Gezond in Houten Nota lokaal gezondheidsbeleid Houten 2014 – 2017
1
Inhoud
Pagina 1 Inleiding
3
2 Kader voor lokaal gezondheidsbeleid Houten
3
2.1 wettelijk kader
3
2.2 landelijke preventienota
4
2.3 nieuwe ontwikkelingen en samenhang met andere beleidsterreinen
5
3 Doelstellingen
7
4 Speerpunten
9
4.1 thema 1 psychosociale gezondheid
9
4.2 thema 2 Gezond gewicht en bewegen
12
4.3 thema 3 Preventiebeleid genotmiddelen
13
5 Financiën
16
Bijlage 1 Evaluatie gezondheidsnota 2008 – 2013
18
Bijlage 2 Cijfers
28
2
1 Inleiding Voor u ligt de nota “Gezond in Houten”, de Houtense nota gezondheidsbeleid 2014 – 2017. De gemeente is op grond van de Wet publieke gezondheid verplicht om deze nota te schrijven en door de gemeenteraad te laten vaststellen. Houten kiest ervoor om de beleidsprioriteiten uit het beleidskader uit “Verleiden tot gezond gedrag 2010-2013” grotendeels te handhaven. De speerpunten op de drie beleidsprioriteiten – psychosociale gezondheid, gewichtsproblemen en (overmatig) alcoholgebruik worden geactualiseerd. Zowel het landelijke beleidskader, de onlangs uitgebrachte preventienota van het rijk als de epidemologische gegevens van Houten laten zien dat deze drie thema’s nog steeds actueel zijn. Lokaal gezondheidsbeleid kan niet los gezien worden van diverse ontwikkelingen in het gemeentelijke sociale domein. Met name de verschillende transities leiden ertoe dat gemeenten meer taken en bevoegdheden krijgen als het gaat om de zorg voor kwetsbare burgers. Gezondheidsbeleid kan hierin een rol spelen. Gelet op bezuinigingen, de transities en het beroep op eigen verantwoordelijkheid dat steeds meer opgeld doet, is investeren in preventie, waarbij inwoners zo lang mogelijk gezond en zelfstandig thuis kunnen (blijven) wonen, een steeds belangrijkere en noodzakelijke taak van de gemeente. Met het gezondheidsbeleid willen we de komende jaren een gezonde leefstijl, zelfredzaamheid en participatie bevorderen. Daarbij hebben we extra aandacht voor mensen in een kwetsbare positie. Mensen die deelnemen voelen zich gezonder en een goede gezondheid maakt mensen zelfredzamer. De beleidsdoelen van het voorliggende gezondheidsbeleid, zullen in het nieuwe Wmo beleidskader worden opgenomen. Als bijlage bij deze notitie is de evaluatie van de kadernota 2010-2013 “Verleiden tot gezond gedrag” opgenomen. Op basis van de evaluatie, ontwikkelingen ten aanzien van de gezondheid van de Houtense inwoners en de ontwikkelingen op de beleidsterreinen die van invloed zijn op het gezondheidsbeleid, worden actiepunten voor de komende jaren geformuleerd.
2 Kader voor lokaal gezondheidsbeleid Houten 2.1 Wettelijk kader Iedere vier jaar brengt de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) de landelijke nota gezondheidsbeleid uit die geldig is voor een periode van vier jaar. Dit is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid (Wpg). In de landelijke nota benoemt de minister de landelijke prioriteiten die aanknopingspunten bieden voor het gemeentelijke gezondheidsbeleid. Gemeenten zijn wettelijk verplicht om vierjaarlijks een eigen lokale nota gezondheidsbeleid vast te stellen en uit te voeren. Met de presentatie van de landelijke nota, start de wettelijke termijn van twee jaar waarbinnen gemeenten de eigen nota beschikbaar moeten hebben. De gemeente Houten heeft ervoor gekozen om de nieuwe gezondheidsnota na de gemeenteraadsverkiezing 2014 door het nieuwe college van B&W aan te laten bieden aan de nieuwe gemeenteraad. De Wpg omschrijft nauwkeurig de wettelijke taken van gemeenten. Veel van deze taken zijn duidelijk omschreven en laten weinig tot geen ruimte voor eigen beleid. Verplichte taken met weinig beleidsvrijheid zijn bijvoorbeeld de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding en het in stand houden van een GGD voor de uitvoering van de taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg. Op het gebied van gezondheidsbevorderende taken en ouderengezondheidszorg is sprake van gemeentelijke beleidsvrijheid. Het rijk stelt enige kaders (zie 2.2) maar gemeenten stellen hun eigen keuzes vast in de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid. In de nota moet de gemeente haar 3
beleidsvoornemens uiteenzetten en haar volksgezondheidbeleid afstemmen met andere aanpalende beleidsvelden. Met het vaststellen van deze gezondheidsnota voldoet Houten aan haar wettelijke taak. 2.2 Landelijke preventienota De landelijke nota gezondheidsbeleid 2011 “Gezondheid dichtbij” beschrijft de landelijke prioriteiten en uitgangspunten op het gebied van de publieke gezondheid. Kern van de nota: De speerpunten overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik worden gecontinueerd. In deze notitie wordt een accent gelegd op bewegen. Daarbij gaat het om laagdrempelige voorzieningen met aandacht voor preventie en een voor iedereen toegankelijk sport- en beweegaanbod in de wijk. Voor ouderen is ‘zorg en sport ‘ in de buurt belangrijk om zo lang mogelijk zelfredzaam, gezond te blijven en te participeren. Niet de overheid maar de mensen zijn zelf in eerste instantie aan zet; eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht zijn termen die daarbij horen. Maar mensen kunnen sommige risicofactoren op hun gezondheid niet of moeilijk zelf beïnvloeden. Op deze terreinen zorgt de overheid voor heldere wet- en regelgeving en toezicht op handhaving. Zorg en preventie moeten meer worden afgestemd. Uitgangspunt zijn behoeften en wensen van de mensen en niet de instellingen die deze zorg leveren of de stelsels waar die instellingen in opereren. De betrokken partijen worden opgeroepen om te werken aan sterkere fysieke, organisatorische en inhoudelijke verbindingen tussen de publieke gezondheidszorg, de basiszorg vanuit de Zorgverzekeringswet, de AWBZ en de Wmo. Mensen maken zelf keuzes. Deze keuzes kunnen positief worden beïnvloed door het bieden van een omgeving waarin gezonde keuzes aantrekkelijk zijn. De jeugd verdient extra ondersteuning in de vorm van het bevorderen van een gezonde leefstijl, vroege signalering van risico’s en inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan. Publiek-private samenwerking is een kansrijke methode om de gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te maken. Beschikbaarheid van betrouwbare, toegankelijke en doelgerichte informatie is essentieel. Deze prioriteiten bieden het kader van de nu voorliggende lokale gezondheidsnota. In het reageerakkoord ‘bruggen slaan’ wordt ingezet op preventie. Als uitwerking is in oktober 2013 het Nationaal Programma Preventie 2014 – 2016 uitgebracht door het rijk onder de titel “Alles is gezondheid…..”. Het ‘Nationaal Programma Preventie’ bouwt voort op de nota ‘Gezondheid dichtbij’ (zie hierboven). Het uitgangspunt van dit programma is dat de inzet op bepaalde speerpunten in het gezondheidsbeleid moeten worden gecontinueerd omdat preventie een zaak van de lange adem is. Een ander uitgangspunt is dat er gezondheidswinst te behalen is door de speerpunten in verband te brengen met andere domeinen waarbij de overheid nadrukkelijk maar één van de partijen is. Preventie en gezondheid zouden hierbij geen aparte lijn mogen zijn maar onlosmakelijk onderdeel uit moeten maken van de uitvoering van de decentralisatietrajecten. In de volgende paragrafen geven we aan hoe we in Houten de verbinding zien tussen gezondheid en de ontwikkelingen op het sociale domein. In het Nationaal Programma Preventie zijn drie doelstellingen benoemd. Deze doelstellingen moeten een bijdrage leveren aan de ambitie dat iedereen een goede kwaliteit van leven heeft, optimaal participeert en er op kan vertrouwen dat risico’s van buiten minimaal zijn. Deze doelstellingen zijn: gezondheid bevorderen door een integrale aanpak; preventie een prominente plek geven in gezondheidszorg; gezondheidsbescherming op peil houden. 4
In Hoofdstuk 4, waarin we de speerpunten voor de komende jaren uitwerken, zullen we stilstaan bij de mogelijke verbanden die er bestaan met en tussen andere domeinen en landelijke speerpunten en thema’s. 2.3 Nieuwe ontwikkelingen en samenhang met andere beleidsterreinen Lokaal gezondheidsbeleid kan niet los gezien worden van diverse ontwikkelingen in het gemeentelijke sociale domein. Met name de verschillende transities leiden ertoe dat gemeenten meer taken en bevoegdheden krijgen als het gaat om de zorg voor kwetsbare burgers. Gezondheidsbeleid kan hierin een rol spelen. Gelet op bezuinigingen, de transities en het beroep op eigen verantwoordelijkheid dat steeds meer opgeld doet, is investeren in preventie, waarbij inwoners zo lang mogelijk gezond en zelfstandig thuis kunnen (blijven) wonen, een steeds belangrijkere en noodzakelijke taak van de gemeente. Veranderende kijk op gezondheid ‘Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.’ Deze gezondheidsdefinitie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) uit 1948 voldoet niet meer. Volgens deze definitie zou eigenlijk bijna niemand gezond zijn. Bovendien is de beschrijving voor veel mensen te statisch en doet te weinig recht aan het vermogen van mensen om zelf in hun dagelijks leven problemen met hun gezondheid te hanteren. Vanuit o.a. ZonMW wordt onderzocht of er een meer dynamische benadering van gezondheid beter aansluit bij hedendaagse inzichten over ziekte en gezondheid. ‘Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren, in het licht van de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.’ Deze definitie is flexibeler en dynamischer en neemt de veerkracht van mensen mee. Mensen kunnen met een ziekte om leren gaan en daarnaast toch nog behoorlijk gezond in het leven staan. Met deze definitie kunnen mensen dus gezond zijn, naast het hebben van een ziekte. Nu wordt ongeveer 95% van het zorgbudget besteed aan het bestrijden van ziekten en is er minimaal budget voor gezondheidsbevordering. De oude definitie van gezondheid zou medicalisering in de hand werken. De verwachting is dat met een andere kijk op gezondheid ook meer ruimte komt voor gezondheidsbevordering. Gezondheidsbevordering gaat over preventie maar ook over het aanleren van gezondheidsvaardigheden zoals het versterken van veerkracht en het vermogen om je eigen regie te voeren. Het zal duidelijk zijn dat met deze omschrijving gezondheid in directe relatie gebracht wordt met de balans tussen draagkracht en draaglast. Wmo en Lokaal Gezondheidsbeleid Wmo- beleid heeft betrekking op participatie en zelfredzaamheid van burgers, hun eigen kracht en die van hun directe netwerk. Wmo- beleid is er vaak op gericht deze eigen kracht te versterken. Aan de hand van het achterhalen van ‘de vraag achter de vraag’ wordt de persoonlijke situatie van burgers in kaart gebracht en de gewenste eindsituatie beschreven. Er wordt met burgers samen eerst de eigen mogelijkheden en de mogelijkheden in eigen kring onderzocht om de gewenste eindsituatie te realiseren. Als dat onvoldoende het geval is wordt gekeken of algemene en collectieve (welzijns)voorzieningen aan de orde zijn. En pas in laatste instantie komt toekenning van individuele voorzieningen in beeld. Binnen het sociale domein wordt in toenemende mate het begrip ‘kwetsbaarheid’ gehanteerd waar voorheen sprake was van doelgroepenbeleid. In grote lijnen gaat het bij kwetsbaarheid om een situatie waarbij op persoonlijk niveau de balans verstoord is tussen iemands draagkracht en draaglast. Het kan daarbij gaan om sociale-, fysieke-, psychische- en materiele componenten. De mate waarin draagkracht een goede tegenhanger biedt tegen de persoonlijke draaglast, bijvoorbeeld bij ziekte, eenzaamheid of 5
werkloosheid, hangt af van persoonlijke factoren als opleiding, inkomen, netwerk ect. Draagkracht en draaglast – en daarmee kwetsbaarheid – zijn dynamische begrippen. Met de beschrijving van het begrip ‘kwetsbaarheid’ in het achterhoofd ontstaan nieuwe contouren voor het Wmo-beleid en gezondheidsbeleid. Fysieke en psychische gezondheid is van grote invloed op de balans tussen draagkracht en draaglast van mensen; en daarmee dus op de mate van kwetsbaarheid. Er bestaat een link tussen gezondheid en zelfredzaamheid en deze link is tweeledig. Gezonde mensen zijn beter in staat om zich staande te houden en te participeren in werk, school, sociaal netwerk en mantelzorg/vrijwilligerswerk. En participatie kan bijdragen aan het welbevinden en de gezondheid van mensen. Het werkt dus naar twee kanten. Indien het beleid uitgaat van het begrip ‘kwetsbaarheid’ zal de gemeente zich in haar beleid moeten richten op het beperken van de draaglast en het versterken van de draagkracht van haar burgers. Het is zaak om op zoek te gaan naar kwetsbare groepen, hun vindplaatsen te definiëren en te bepalen hoever de gemeente wil gaan om op de verschillende domeinen burgers te faciliteren. Lokaal gezondheidsbeleid is binnen dit kader geen doel maar een middel om draaglast te beperken en draagkracht te versterken. Gezondheidsbeleid kan dan ook ingezet worden om voor het bereiken van andere beleidsdoelstellingen binnen het totale sociale domein. Bij de totstandkoming van welzijnsarrangementen ligt het dan voor de hand om ook gezondheidsaspecten te betrekken en in te zetten op collectieve preventie om gezondheidsproblemen te voorkomen of ervoor te zorgen dat ze niet verergeren. Vanuit de Wmo wordt nu gewerkt vanuit het principe van de kanteling waarbij de ‘eigen kracht’ van burgers als uitgangspunt wordt genomen. Deze kanteling is ook van toepassing op het gezondheidsbeleid door de eigen kracht van iemand te stimuleren door eerst te kijken naar wat men zelf kan doen om de gezondheid te bevorderen. Een gezonde leefstijl is namelijk voor een groot deel een eigen keuze waarbij de verantwoordelijkheid in eerste instantie bij burgers zelf ligt. De gemeente kan wel een bijdrage leveren door het maken van een gezonde keuze, bijvoorbeeld door het inrichten van de openbare ruimte of het ondersteunen van een breed voorzieningenniveau. Vanaf 2014 wordt er onderscheid gemaakt tussen wonen en zorg. Het rijk heeft maatregelen genomen om mensen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Mensen met een lichte zorgvraag zullen die zorg in eigen huis moeten ontvangen. Een goede gezondheid is van belang om zo lang mogelijk thuis te kunnen blijven wonen. Transitie AWBZ en Lokaal Gezondheidsbeleid De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten vergoed de veel kosten voor langdurige zorg. Vanaf 2015 gaat dat veranderen. Alleen noodzakelijke kosten worden nog vergoed. De AWBZ wordt daarmee alleen beschikbaar voor de zwaarste zorg voor ouderen en gehandicapten. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de persoonlijke verzorging en de begeleiding. Het gaat hierbij voornamelijk om mensen met een verstandelijke beperking, psychiatrische beperking, zintuigelijke beperking, somatische beperking en mensen met dementie. Het is een uitdaging om deze mensen én hun mantelzorgers te blijven ondersteunen. Een goede gezondheid kan helpen om te blijven participeren in de maatschappij. Bijvoorbeeld via een zinvolle dagbesteding. Het is bijvoorbeeld bekend dat blijven meedoen en bewegen helpt in het vertragen van het dementieproces. Het fit houden van mantelzorgers – bijvoorbeeld door middel van logeervoorzieningen of lotgenoten contacten - kan bijdragen om de zorg vol te houden. Transformatie Jeugdzorg en Lokaal Gezondheidsbeleid Per 1 januari 2015 wordt de gemeente verantwoordelijk voor alle zorg voor jeugdigen in Houten. De gemeente was al verantwoordelijk voor lichte vormen van opvoedondersteuning. Deze taken zijn 6
gebundeld in het CJG. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de jeugdgezondheidszorg en maatschappelijk werk voor jeugdigen en hun ouders. Vanaf 2015 worden daar de provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, geestelijke jeugdgezondheidszorg, zorg aan licht verstandelijk beperkte jeugdigen en de gesloten jeugdzorg aan toegevoegd. Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid van alle zorg voor de jeugd in één hand ligt zodat er geen schotten meer zijn tussen de verschillende vormen van zorg en lijnen korter kunnen zijn. Het is de bedoeling dat de mogelijkheden om preventief en/of vroegtijdig in te grijpen worden vergroot zodat het beroep op zwaardere vormen van jeugdhulp zal afnemen. Het bevorderen van een gezonde leefstijl in het kader van gezondheidsbeleid kan hier een positieve invloed op hebben. Hetzelfde geldt voor vroege signalering van risico’s en inzet op weerbaarheid om dagelijkse verleidingen te weerstaan. Sport, bewegen en Lokaal Gezondheidsbeleid Gezonde inwoners! Dat is wat we willen. Overgewicht is een groeiend probleem, het stimuleren van een gezonde leefstijl een belangrijk onderdeel van de oplossing. Het bestrijden van overgewicht maakte al deel uit van ons gezondheidsbeleid. En het stimuleren van bewegen staat prominent in ons sportbeleid. De link naar de ‘Gezonde Leefstijl’ is snel te maken. Door ons te richten op het bevorderen van een gezonde leefstijl komen sportbeleid en gezondheidsbeleid bij elkaar en versterken elkaar. Een groot aantal projecten en interventies die al worden georganiseerd, is gericht op het stimuleren van bewegen en het terugdringen van overgewicht. Een manier om dit te gaan doen is door gebruik te maken van de JOGG aanpak. Dit is aanpak die bewezen effectief is om de stijging van overgewicht bij jongeren om te zetten in een daling. Een ander instrument is de combinatiefunctie-regeling. Dit is een regeling waarmee heel praktisch kan worden aangesloten op kunst- en cultuurbeleid, sportbeleid en welzijns-/ gezondheidsbeleid. Door de inzet van combifuncties worden sport en cultuur laagdrempelig gemaakt. Daarmee wordt het een instrument waarmee het direct bijdraagt aan de concretisering van een gezonde leefstijl, sociale samenhang en meedoen in de samenleving.
3 Doelstellingen In dit hoofdstuk staan we stil bij de doelen die we met preventief gezondheidsbeleid in Houten nastreven; wat willen we bereiken? Hierbij borduren we verder op de ontwikkelingen die we in paragraaf 2.4 hebben geschetst; de veranderende kijk op gezondheid in het algemeen en als gevolg daarvan de veranderende rol van gezondheidsbeleid. Vervolgens zullen we in hoofdstuk 4, aan de hand van een aantal thema’s, de speerpunten van het gezondheidsbeleid benoemen voor de komende jaren. Bevorderen van een gezonde leefstijl We zien dat het preventieve gezondheidsbeleid steeds meer zou moeten bijdragen aan de uitgangspunten van de Wmo. Vanuit de transitie- en transformatieopgave voor de Wmo is de connectie met de programmalijn ‘preventie en bevorderen gezonde levensstijl’ niet over het hoofd te zien. Preventie en een gezonde levensstijl kan een belangrijke bijdrage leveren aan het langer ‘meedoen’, ‘voorkomen van kwetsbaarheid en het vergroten van weerbaarheid’ en het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Met andere woorden; preventief gezondheidsbeleid kan een belangrijke bijdrage leveren aan de transitieopgave binnen de Wmo en het scheiden van wonen en zorg. Dat geldt ook voor de transformatieopdrachten binnen de Jeugdzorg en de Participatiewet. Het preventieve gezondheidsbeleid richt zich bijvoorbeeld op het genotmiddelengebruik en pestgedrag van de jeugd. Bij een succesvolle aanpak hiervan wordt niet alleen de jeugd gezonder en/of mentaal fitter maar wordt ook voorkomen dat jeugdigen een beroep moeten doen op (zwaardere vormen van) zorg. En het zal niemand verbazen dat gezonde mensen – fysiek én mentaal – beter in staat zijn een actieve bijdrage aan de maatschappij te 7
leveren. Er is kortom voldoende aanleiding om het gezondheidsbeleid te integreren in het Wmobeleidskader. In het volgende Wmo-beleidskader zal het gezondheidsbeleid integraal worden opgenomen. In deze overgangsnotitie zal al een begin gemaakt worden met het plaatsen van preventief gezondheidsbeleid binnen de doelstellingen van de Wmo. Zelfredzaamheid en participatie bevorderen Het Wmo-beleid van de gemeente Houten is erop gericht de kracht van mensen te versterken met het oog op de zelfredzaamheid en participatie door bijvoorbeeld te investeren in talenten, mogelijkheden en sociale vaardigheden van mensen. Gezondheidsbeleid staat niet op zichzelf maar richt zich op het versterken en bevorderen van zelfredzaamheid en participatie; niet gezondheid an sich, maar ‘meedoen’ is het doel. Wij willen dat iedereen kan ‘meedoen’ op zijn manier en binnen zijn mogelijkheden. De participatiemogelijkheden van mensen kunnen worden vergroot door te investeren in de gezondheid van mensen. Wanneer de draaglast en draagkracht van mensen niet in balans zijn, zijn mensen niet of minder in staat om te participeren. Gezondheidsbeleid richt zicht op het vergroten van de draagkracht en het verkleinen van de draaglast. Bijvoorbeeld door het bevorderen van een gezond lijf door voldoende te bewegen én het tegengaan van eenzaamheid door mensen uit hun sociale isolement te halen. Extra aandacht aan inwoners in een kwetsbare positie In principe zijn inwoners zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid. Gezonde mensen participeren meer en participatie leidt tot een betere gezondheid. Daarom hebben we binnen het preventieve gezondheidsbeleid extra aandacht voor kwetsbare groepen. Ouderen, mensen met een functiebeperking en mensen met een lage Sociaal Economische Score (SES) bevinden zich relatief vaker in een kwetsbare positie. Wij besteden in ons preventief gezondheidsbeleid daarom extra aandacht aan deze groepen. Hierbij zullen we waar de kans zich voordoet, aansluiten bij initiatieven van of met ervaringsdeskundigen. Waar mogelijk integrale preventieprogramma’s Preventieprogramma’s richten zich vaak op een zeer specifiek onderwerp; bijvoorbeeld alleen op meer sporten, gezond eten, verminderen van de alcoholconsumptie of stoppen met roken. Als er effectieve programma’s beschikbaar zijn met een bredere scope, dan heeft dat onze voorkeur. Onderzoeken laten namelijk zien dat integrale programma’s meer effect sorteren. Een goed voorbeeld daarvan is de JOGG aanpak waarbij ingestoken wordt op het bevorderen van een gezonde leefstijl. Bovendien streven we zoveel mogelijk samenhang na in de programma’s. Dat doen we om de effectiviteit te verhogen maar ook om het onderwijs niet te veel te belasten. Veel preventieprogramma’s worden immers in het onderwijs aangeboden. Hierbij denken we aan programma’s die zich richten op het vergroten van weerbaarheid. Want als je ‘nee’ kunt zeggen, zal dat ook zijn uitwerking hebben op het nuttige van alcohol en roken. Het is immers bekend dat jongeren vaak onder groepsdruk te veel en/of te jong alcohol drinken of beginnen met roken. Houten wil zich in de toekomst zo veel mogelijk richten op integrale preventieprogramma’s in plaats van op programma’s die zich richten op één onderdeel van gezondheid.
8
4 Speerpunten Het is een bekend gegeven dat het behalen van resultaten op preventief collectief gezondheidsbeleid veelal een lange adem vergen. Bovendien blijkt uit epidemologische gegevens (onder andere afkomstig uit de gezondheidsmonitor volwassenen (GGD), de gezondheidsmonitor senioren (GGD) de uitkomsten van Schoolkracht (GGD) en de gebiedsanalyse van Zorg in Houten), dat de thema’s uit de vorige gezondheidsnotitie nog steeds actueel zijn. De thema’s in deze nota zijn dan ook min of meer gelijk aan de thema’s uit de vorige gezondheidsnota. In paragraaf 2.4 hebben we aangegeven hoe de visie op gezondheid langzaam aan het veranderen is. Dat heeft ook gevolgen voor het gezondheidsbeleid. Bij elk thema zal daarbij worden stilgestaan. De thema’s mogen dan gelijk zijn. De uitwerking van deze thema’s wordt wel op een aantal onderdelen aangepast en/of geactualiseerd ten opzichte van de vorige periode. In het nieuw op te stellen Wmo-beleidskader zal preventie en gezonde leefstijl een belangrijk thema zijn. Waar dat van toepassing is zullen we in de hier voorliggende nota aangeven hoe we daar invulling aan geven vanuit het gezondheidsbeleid. De thema’s zullen worden geïntroduceerd door middel van de gezondheidssituatie op het betreffende onderwerp. Het cijfermateriaal over de gezondheidssituatie van de Houtense burgers is te vinden in de bijlage. 4.1 Thema 1 Psychosociale gezondheid Gezondheidssituatie Uit de gebiedsanalyse Houten 2013 – 2020 van Zorg in Houten (mei 2013) blijkt het aandeel inwoners met psychische problemen aanzienlijk te zijn: 9% heeft een angststoornis, 5% een stemmingsstoornis en 6% alcoholafhankelijkheid. In de EMC’s (Eerstelijns Medisch Centrum) is in 2012 in totaal aan 693 volwassen patiënten geestelijke gezondheidszorg geboden door de eerstelijnspsychologen, sociaal psychiatrisch verpleegkundigen en psychologen van Indigo. In 50% van de gevallen ging het om stemmingsstoornissen respectievelijk angststoornissen. Uit de in 2012 gehouden monitors voor volwassenen en senioren blijkt dat de afgelopen vier jaar het risico op angst en depressie is toegenomen. Bijna 40% van de volwassenen in regio Midden-Nederland heeft een matig risico op angst en depressie, terwijl het bij 6% van de volwassenen zelfs een hoog risico op angst en depressie betreft. Angst en depressie komen daarmee in deze regio vaker voor in vergelijking met de rest van Nederland. In Houten is de situatie vergelijkbaar met die in de rest van de regio. Uit dezelfde monitor blijkt dat in 2012 37% van de volwassenen en 51% van de senioren zich wel eens eenzaam voelt. Van de groep eenzamen blijkt respectievelijk 7% van de volwassenen en 12% van de senioren sociaal geïsoleerd. Voor jongeren zijn geen gegevens bekend over eenzaamheid of depressieve klachten. Omdat pesten negatieve gevolgen kan hebben voor het sociaal en psychisch welbevinden wordt voor de jeugd op dit thema ingezoomd. Een andere indicator voor psychische problematiek zijn suïcidecijfers. Voor jongeren hebben we dit in beeld gebracht. Landelijke cijfers geven aan dat van de 8 – 12 jarigen 35% aangeeft aan weleens gepest te zijn de afgelopen drie maanden, voor 10,4% had het pesten een structureel karakter1. De cijfers in Houten komen redelijk overeen met de landelijke cijfers. Helaas zijn er voor basisschoolleerlingen geen recentere cijfers voorhanden (2008). De cijfers geven aan dat er in het voortgezet onderwijs minder gepest wordt dan in 1
Cijfers afkomstig van het Nederlands Jeugd Instituut.
9
het basisonderwijs. Daarin wijkt Houten niet af van de regio of de rest van Nederland. Er is verder een forse daling te zien in het aantal voortgezet-onderwijsleerlingen dat pest. Van de 9 – 12 jarigen in Houten deed 23% (monitor 2008 – 2010) wel eens mee aan pesten. In het voortgezet onderwijs was het percentage jongeren dat wel eens meedeed met pesten, gedaald van 34% in 2008 naar 14% in 2012. In 2008 hebben in Houten gemiddeld 4 % van de jongeren uit klas 2 en 4 van het voortgezet onderwijs een suïcidepoging gedaan. In 2012 was dit percentage gedaald naar 3%. Deze cijfers zijn gemiddeld in de regio MiddenNederland. Het is van belang om de demografische ontwikkeling van Houten te betrekken bij dit thema. Natuurlijk zijn er een heleboel actieve en vitale ouderen. Maar relatief lopen ouderen een groter risico om in een kwetsbare positie te komen. Bijvoorbeeld omdat zij hun netwerk zien wegvallen, dementeren of anderszins ziek worden of mantelzorger worden van een zieke partner. Demografisch gezien vergrijst Nederland. Houten vergrijst zelfs meer dan gemiddeld. Uit de bevolkingsprognose van Pronexus 2komt naar voren dat de groep ouderen van 65 tot en met 74 jaar en de groep 75 jaar en ouder tussen 2014 en 2034 meer dan verdubbeld. Tussen 2024 en 2034 stijgt met name de groep 75+.
Aandachtspunten Psychosociaal welbevinden De aangekondigde activiteiten in de gezondheidsnota 2010 – 2013 omvatten diverse activiteiten op het terrein van signalering, toeleiding en hulpverlening. Via het project ‘Houten Mentaal Vitaal’ is samenhang ontstaan in de lokale aanpak. De komende beleidsperiode wordt door de partners van Mentaal Vitaal – van Houten&co, Vitras, Indigo, Zorgspectrum, SWBU, GGDrU, IDO, Sociaal Loket en gemeente – verder gewerkt aan het bevorderen van de mentale vitaliteit van inwoners van Houten en het tegengaan van depressie en eenzaamheid. Er is veel winst te halen door eerder en beter signalen van eenzaamheid, angst en depressie. Hiervoor is onder andere een signaleringskaart ontwikkeld. In de komende beleidsperiode zal geïnvesteerd worden in het verder verspreiden van het gebruik van de signaleringskaart, bijvoorbeeld door consulenten van het Sociaal Loket of door vrijwilligers in zorg, welzijn of kerk. Waar nodig zullen trainingen worden georganiseerd. Samenwerking met eerstelijnsvoorzieningen, waaronder de huisartsen, is essentieel bij het verbeteren van de keten van signalering, toeleiding en hulpverlening. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het project Welzijn voor ELKaar, waarbij welzijnswerk samenwerkt met de eerstelijns voorzieningen van Zorg in Houten. In 2014 is in drie Eerstelijns Medische Centra een samenwerkingsverband ontstaan. In de volgende beleidsperiode zal het project verder worden ontwikkeld. In 2015 zal in alle EMC’s Welzijn voor ELKaar als structureel onderdeel van de zorg aan 55plussers en hun mantelzorgers aanwezig zijn. Daarnaast zal de methodiek – koppelen van zorg en welzijn – doorontwikkeld worden voor andere doelgroepen. Vanuit ‘Houten Mentaal Vitaal’ zal speciale aandacht besteed worden aan dementerenden en hun mantelzorgers. Hierbij zal samen worden opgetrokken met de werkgroep geriatrie waarin de professionals in de zorg voor ouderen samenwerken. De aandacht zal vooral gericht zijn op het vergroten van de kennis over (omgang met) dementie bij de inwoners van Houten in het algemeen en hulpdiensten en winkeliers in het bijzonder. Meer kennis over (omgang met) dementie vergroot immers de kans op een stevig netwerk zodat dementerenden langer en veiliger thuis kunnen blijven wonen en hun mantelzorgers zich ondersteund voelen. 2
Pronexus, Bevolkingsprognose Gemeente houten 2014 t/m 2034, mei 2014
10
Daarnaast zullen bij de zogenaamde keukentafelgesprekken ook sociale en gezondheidscomponenten worden meegenomen. Ook zullen preventieve activiteiten deel uitmaken van het totale arrangement om bijvoorbeeld het sociale netwerk te vergroten. Pesten Zowel de landelijke als de regio- en lokale cijfers geven aan dat pesten nog steeds regelmatig voorkomt. De impact op kinderen die gepest worden, is groot. Aandacht hiervoor blijft daarom nodig. Uit de inventarisatie onder alle basis- en voortgezet-onderwijsscholen3 blijkt dat elke school een protocol heeft opgesteld waarin aangegeven wordt welke stappen worden genomen bij signalen van pestgedrag. De meeste scholen voegen daar een afspraak over omgangsvormen aan toe. 1/3 van de scholen maakt gebruik van een al dan niet effectief beoordeeld preventieprogramma. Pesten gebeurt meestal in de directe omgeving van het gepeste kind. Maar pesten gebeurt ook steeds vaker online op internetfora of sociale media zoals Facebook en Twitter. Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft samen met de Kinderombudsman het plan van aanpak tegen pesten op scholen opgesteld. Zo krijgen scholen de wettelijke plicht om het (cyber)pesten op een effectieve manier tegen te gaan. Tijdens de opleiding krijgen aankomende leraren meer aandacht voor het voorkomen van pesten. Leraren die al in het onderwijs werken, krijgen bijscholing. Zo kunnen zij pestgedrag eerder voorkomen en aanpakken. Scholen zijn vanaf 1 augustus 2015 verplicht om een goedgekeurd anti-pestprogramma te gebruiken. Het is de verantwoordelijkheid van scholen om afspraken te maken over omgangsvormen op school of over de keuzes ten aanzien van programma of methodiek. De gemeente wil scholen hierbij ondersteunen. De gemeente wil in samenwerking met het CJG met een beperkt aantal scholen ervaring opdoen met een weerbaarheidsproject dat zich niet alleen richt op pesten maar ook op bijvoorbeeld genotmiddelen. In 2014 zal de gemeente al starten met een nieuwe vorm van preventielessen in het basisonderwijs. Nieuw in deze aanpak is dat scholen zelf kunnen kiezen waar zij op inzetten afhankelijk van de behoeften van de groep. Zij kunnen daarbij ook kiezen voor sociale media of cyberpesten (zie ook thema 3). Verder wil de gemeente in gesprek met de GGDrU en het onderwijs over het maken en delen van schoolprofielen. Vooralsnog zijn de gegevens van de schoolarts voor de gemeente niet op schoolniveau beschikbaar. Met deze schoolprofielen in de hand kan veel gerichter gekozen worden voor een algemeen of specifiek programma. Een school waarbij overgewicht het belangrijkste probleem is heeft behoefte aan andere ondersteuning of interventie dan een school waarbij cyberpesten als belangrijk item naar voren komt. Het Strategisch Beraad Jeugd en het Lokaal Educatief Overleg zijn natuurlijke plekken om beide initiatieven – ervaring opdoen met integrale preventieprogramma’s en delen van gegevens over de jeugd op schoolniveau – op te pakken. Suïcide en automutilatie In de vorige gezondheidsnota was het signaleren en terugdringen van suïcidale gedachten en automutilatie jeugd als speerpunt opgenomen. Suïcide of suïcidepogingen komen gelukkig niet veel voor maar zijn bijzonder ernstig van aard. In de preventieve sfeer zijn binnen Houten veel instellingen werkzaam, veelal vanuit scholen. Deels zijn ze gericht op signaleren van jongeren die met problemen worstelen, deels zijn ze gericht op preventie en hulpverlening. Interventies richten zich ook op jongeren met depressies omdat suïcide niet los gezien kan worden van andere, voorliggende problematiek. De komende beleidsperiode worden de preventieve activiteiten en interventies gecontinueerd. Het 3
QuickScan ‘pesten’ gemeente Houten; In november 2013 opgesteld door de afdeling epidologie van de GGDrU
11
terugdringen van suidide en automutilatie wordt niet langer als apart beleidsdoel geformuleerd. Het is een onderwerp waarop weinig mogelijkheden zijn om effectief te intervenieren en bovendien te specifiek als speerpunt. Beter is om in te zetten op integrale preventie programma’s die zich richten op het tegengaan van pesten en het stimuleren van zelfvertrouwen bij jeugd. 4.2 Thema 2 Gezond gewicht en bewegen Gezondheidssituatie Van de ouderen in Houten heeft 59% overgewicht en voldoet 53% niet aan de beweegnorm. Uit hetzelfde onderzoek komt naar voren dat 8% van de ouderen rookt en 9% overmatig alcohol gebruikt (zie thema 3). Als gekeken wordt naar gewichtsproblematiek van de jeugd, dan kan gesteld worden dat Houten steeds meer een gewone gemeente van Midden-Nederland wordt. In het verleden sprong vooral ondergewicht in Houten in het oog. Dat is grotendeels achterhaald. Ten aanzien van overgewicht benadert Houten de gemiddelde score in Midden-Nederland terwijl in het verleden Houten gunstiger scoorde op overgewicht. Inmiddels kampt 10% van de kleuters en 16% van de 9 tot 11 jarigen met overgewicht. Voor beide categorieën is dat een stijging van 4% ten opzichte van 2008.
Aandachtspunten Overgewicht begint al op jonge leeftijd en neemt toe naarmate men ouder wordt. Het is zaak om – via het Consultatiebureau en verloskundigen - al op jonge leeftijd in te zetten op preventie: minder zoete drankjes en tussendoortjes, promoten van borstvoeding omdat dat beschermend blijkt te werken. Een integrale aanpak is gewenst, zoals het inzetten op een programma als ‘Lekker Fit!’ in het basisonderwijs, gecombineerd met interventies als ‘de gezonde schoolkantine’ en ‘de gezonde sportkantine’. Omdat preventie op overgewicht al op zeer jonge leeftijd begint, zal worden samengewerkt met het CJG om jonge ouders (nog meer) te informeren over gezonde voeding en bewegen. Blijvende mogelijkheden voor kinderen om te sporten, zijn van groot belang. Nu gekort wordt op de sportsubsidies, zullen we monitoren of dit leidt tot vermindering van het aantal jeugdleden. Verder zal de komende beleidsperiode worden onderzocht om een grootschalige en langdurige aanpak van start te doen gaan met het programma Jongeren Op Gezond Gewicht (JOGG) waarbij de problematiek vanuit diverse pijlers wordt aangepakt. De JOGG-aanpak is de paraplu voor het organiseren van activiteiten rondom gezonde leefstijl. Met name jongeren en hun ouders willen we hiermee bereiken. Afstemming en verbinding met en door verschillende (externe) partijen, zoals het Sportpunt, Van Houten&co en de eerstelijnszorg, staan hierbij centraal. Één van de instrumenten om het sporten en bewegen te stimuleren is sinds 2012 de inzet van combinatiefuncties. De samenwerking tussen sport en de sectoren onderwijs, cultuur, welzijn, kinderopvang, jeugdzorg, zorg, ouderenzorg en het bedrijfsleven krijgt per 2015 een stimulans via specifieke combinatiefuncties / buurtsportcoaches. De combinatiefunctionaris richt zich daarbij vooral op het aanbod van en de verbinding tussen school, sport en cultuur. Combinatiefunctionarissen hebben een achtergrond als specialist op het gebied van sport of cultuur. Daarnaast hebben zij kennis van de wijze waarop scholen en verenigingen zijn georganiseerd, van het opzetten van samenwerkingsverbanden en pedagogiek. En buurtsportcoaches zijn combinatiefunctionarissen met als specifieke opdracht het organiseren van een sport- en beweegaanbod in de buurt en het maken van een verbinding tussen sporten beweegaanbieders en andere sectoren zoals zorg, welzijn, kinderopvang en onderwijs. Er is altijd sprake van een combinatie met sport en bewegen. Daarnaast wordt de buurtsportcoach ingezet om een sociaal veilige sportplek in de wijk te ontwikkelen. Er zullen vanaf 2015 tussen de 8,3 en 11,7 fte 12
beschikbaar zijn. Als specifieke doelgroepen – naast de jeugd en hun ouders - zijn 55plussers en mensen met een beperking of psychische stoornis benoemd. Om inwoners met weinig financiële middelen te stimuleren om te sporten kunnen zij gebruik maken van de U-pas. Dit geldt voor inwoners van Houten met een maximaal inkomen van 110% van de bijstandsnorm. In de vorige beleidsnotitie was ondergewicht bij de jeugd een speerpunt. Ondergewicht is afgenomen ligt nu op het niveau van de regio Midden Nederland. Bij de Houtense kleuters is het percentage weliswaar sterk afgenomen maar ligt het percentage kinderen met ondergewicht nog boven het niveau van de regio. Deze ontwikkeling zullen we blijven monitoren. De JOGG aanpak – richt zich op een gezonde leefstijl. Ondergewicht kan bij deze aanpak worden meegenomen. Overgewicht lijkt een niet te stuiten, wereldwijde, trend. Door ons vooral op de jeugd te richten hopen we het tij te keren. Maar we zullen ons blijven richten op het informeren, stimuleren en ondersteunen bij het aannemen van een gezonde(re) levensstijl van volwassenen. Daarbij hebben we vooral aandacht voor ouders en voor volwassenen in een kwetsbare positie. 4.3 Thema 3 Preventiebeleid genotmiddelen Gezondheidssituatie Er is sprake van een daling van het alcoholgebruik bij jongeren onder de 16 jaar. De inspanningen van de laatste jaren om jongeren en hun ouders te doen inzien dat alcoholgebruik vóór het 16de levensjaar schadelijk is, lijken vruchten af te werpen. Recente publicaties van het Trimbos-instituut wijzen uit dat kinderen later starten met drinken. Opvallend is dat binnen de groep actuele drinkers een ongewijzigd hoog percentage jongeren aan binge-drinken4 doet. Vanaf 16 jaar drinken jongeren nog steeds te vaak en te veel. Een aandachtspunt is dat meer jongeren onder de 16 jaar stiekem zijn gaan drinken. In 2011/2012 geeft 29% van de drinkende 16-minners aan dat hun ouders niet weten dat ze alcohol gebruiken, in 2007/2008 was dat 15%. Ook volwassenen drinken te veel. De recente Volwassenenmonitor geeft aan dat grofweg 1 op de 10 volwassenen aan binge-drinken doet, en/of het eigen alcoholgebruik ‘overmatig’ noemt. Het percentage volwassen inwoners van Houten dat rookt, is de afgelopen jaren toegenomen. Vooral de stijging onder volwassenen is opvallend, van 14% naar 21%. In vergelijking met de andere gemeenten in regio Lekstroom, roken er in Houten minder volwassenen. Ook jongeren zijn meer gaan roken, van 5% in 2008 naar 9% in 2012. Het hasj- of wietgebruik is de laatste vier jaar gedaald van 9% naar 5%. Het aantal jongeren dat ooit in aanraking is geweest met harddrugs is stabiel; het gaat om 2% á 3% van het aantal jongeren. Het drugsgebruik onder volwassenen is niet bekend. Alhoewel Houten relatief ver is met haar preventiebeleid is ook in Houten winst te behalen door samen te werken in de regio, vooral bij de uitvoering van activiteiten. Bovendien is samenwerking nodig in het kader van handhaving om ervoor te zorgen dat jongeren op de meeste plaatsen waar ze komen, geconfronteerd worden met dezelfde regels en aanpak. Aandachtspunten De afgelopen periode is een aantal trends ten aanzien van jongeren die drinken ingrijpend gewijzigd, zowel landelijk als in Houten: kinderen en jongeren beginnen later met drinken, de ‘startleeftijd’ van 16 4
Binge-drinken: 5 of meer alcoholhoudende drankjes bij één gelegenheid.
13
jaar is voor veel jongeren en hun ouders een ijkpunt. Het percentage ouders dat het goedkeurt dat hun kinderen onder de 16 jaar drinken, is sterk afgenomen. Als kinderen beginnen met drinken, drinken ze nog steeds te vaak en te veel. De wettelijke omstandigheden rond dit onderwerp zijn volop in ontwikkeling. Per 2013 hebben de gemeenten veel nieuwe bevoegdheden gekregen, met name op handhavingsterrein. Per 2014 is de leeftijd waarop jongeren alcohol mogen kopen, alcohol geschonken mag worden en het drinken van alcohol in het openbaar legaal is, verhoogd van 16 naar 18 jaar. Houten heeft een integraal Preventie- en handhavingsplan opgesteld om hier handen en voeten aan te geven. Dit plan is begin juni 2014 door de gemeenteraad vastgesteld. De doelstellingen uit het Preventie- en Handhavingsplan Alcohol luiden: 1. Ouders en jongeren zijn zich bewust van de risico’s en gevolgen van alcohol- en drugsgebruik. Situatie nu: 66% van de ouders keurt het alcoholgebruik van hun kinderen beneden de 16 jaar af. Doel 2018: de gemeente Houten wil dat in 2017 70% van de ouders het alcoholgebruik van kinderen beneden de 16 jaar afkeurt. 2. Het aantal jongeren dat ooit onder de 16 jaar heeft gedronken is afgenomen. Situatie nu: 35% van de jongeren onder de 16 jaar heeft wel eens gedronken Situatie 2018: de gemeente Houten wil dat in 2017 slechts 30% van de jongeren onder de 16 in zijn leven ooit heeft gedronken. 3. Correcte naleving en handhaving van de wettelijke leeftijdsgrenzen met betrekking tot de verkoop van alcohol. In 2012 is bij een mysteryshop-onderzoek naar voren gekomen dat 72% van de bezochte drankverstrekkers de wet naleefde. Doel 2019: de gemeente Houten wil dat in 2017 75% van de bezochte drankverstrekkers de wet naleeft.
Met het preventieprogramma ‘Helder Houten’ is een integraal plan beschikbaar dat verder opgepakt wordt de komende jaren. De gemeente streeft er met dit programma naar dat de beschikbaarheid van alcohol en drugs (verder) wordt beperkt en dat het gebruik van alcohol door jongeren zo lang mogelijk wordt uitgesteld en dat het gebruik van drugs wordt voorkomen. De wijzigingen in de Drank- en Horecawet geeft gemeenten veel handvatten om in te zetten op alcohol. Onderdeel van de Drank- en Horecawet is de verplichting om een integraal Preventie- en Handhavingsbeleid alcohol te voeren. Deze wettelijke verplichting en de toegenomen handvatten genereren veel aandacht voor alcohol in het preventiebeleid genotmiddelen. De noodzaak daartoe is nog steeds aanwezig. Goede samenwerking tussen preventie en handhaving is noodzakelijk. Preventie en handhaving kunnen elkaar namelijk versterken. Wetenschappelijke studies laten zien dat een integrale benadering van de problematiek rondom alcohol een cruciaal kenmerk is van effectief alcoholbeleid (Reynolds, 2003). Recent onderzoek van het RIVM Centrum voor Gezond Leven, het Nederlands Instituut voor Alcoholbeleid STAP en het Trimbos-instituut bevestigt dat beleid op het gebied van alcoholmatiging het meest effectief is als het integraal wordt aangepakt (Mulder, Bovens, Franken & Sannen, 2013). Het in juni 2014 vastgestelde Preventie- en handhavingsplan Alcohol biedt hiervoor de kaders. De belangrijkste pijlers waarop alcoholbeleid dient te zijn gebaseerd, zijn regelgeving (grenzen stellen), handhaving (grenzen bewaken) en publiek draagvlak (grenzen overdragen). Het creëren van bewustwording bij alcoholverstrekkers (inclusief sport- en onderwijsinstellingen) en ouders is een noodzakelijke voorwaarde voor gedragsverandering, die ingegeven wordt door een helder beleid over alcoholpreventie bij jongeren. Door het versterken van de handhaving via de mogelijkheden in de Drank- en Horecawet, kunnen aanvullende effecten bereikt worden op het terugdringen van de beschikbaarheid van alcohol voor jongeren. 14
Door handhaving regionaal op te pakken maakt het mogelijk om een eenduidig beleid te voeren waarover gezamenlijk en eenduidig over gecommuniceerd wordt. Zo is de sanctietabel bij overtredingen van de drank- en horecawet in de gehele regio gelijk. Bovendien kan met een regionale aanpak voorkomen worden dat jongeren hun heil zoeken in een andere gemeente, waar de regels soepeler zijn. Een aandachtspunt bij het handhavingsbeleid is het voortgezet onderwijs. uit de quickscan 5 blijkt dat de meeste scholen enige mate van beleid hebben op het gebruik van alcohol, maar daarin graag ondersteund worden. We willen daarbij de komende beleidsperiode inzetten op het volkomen alcoholvrij maken van scholen. Een tweede aandachtspunt zijn de sportverenigingen. Toezicht op het schenkbeleid in sportkantines heeft tot nu toe weinig aandacht gekregen. Wel zijn de sportvrijwilligers getraind om verantwoord alcohol te schenken. Deze training – overigens ook beschikbaar voor vrijwillig barpersoneel van van Houten&co – zal de komende beleidsperiode periodiek worden herhaald. Met de aanpassingen in de Drank- en Horecawet is het de verantwoordelijkheid van gemeenten om invulling te geven aan het toezicht. Bij het opstellen van een uitvoeringsplan zal onder andere het Platform Sport Houten worden betrokken. We streven ernaar om met sportverenigingen met een eigen kantine, en met commerciële drankverstrekkers convenanten af te sluiten. Hierin zal worden afgesproken welke activiteiten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat er geen alcohol onder de 18 jaar wordt geschonken/gedronken en hoe zij daarbij worden ondersteund. De gezondheidsrisico’s van roken en (soft)drugs gebruik zijn groot. In het kader van educatie en voorlichting wordt daarom volop aandacht besteed aan de gezondheidsrisico’s van roken en drugs. Om de bewustwording van kinderen/jongeren en ouders te vergroten spelen preventielessen gekoppeld aan ouderavonden een belangrijke rol. De rol van opvoeders is namelijk erg belangrijk in het alcohol- en rookgedrag van hun kinderen. De preventielessen op het voortgezetonderwijs richt zich op alcohol, roken en (soft)drugs. De komende beleidsperiode zullen basisscholen de preventielessen meer kunnen aansluiten bij de behoeftes van de groep. De ene groep 8 is immers niet de andere groep 8. Zij kunnen daarbij 2 modules kiezen uit de volgende mogelijkheden: - risicogedrag rondom roken en blowen; - risicogedrag rondom alcohol; - internet (gamen en social media); - pesten / cyberpesten. De keuze kan per schooljaar worden aangepast. De ouderavonden worden geclusterd aangeboden om de scholen te ontlasten. Deelnemende scholen zijn verplicht een ouderavond onder de aandacht van ouders te brengen en om eens per 4 á 5 jaar te fungeren als gastheer/organisator. Daarnaast wordt via het jeugd- en veiligheidsbeleid ingezet op zogenaamde vindplaatsen. Als drugs hierbij een rol speelt, wordt hierop actie ondernomen. Dat is bijvoorbeeld het geval als er vaak wietzakjes gevonden worden op een hangplek. Uit onderzoek uit 2012 (van Laar) blijkt dat hangjongeren, jongeren in justitiële jeugdinrichtingen en in de jeugdzorg, zwerfjongeren en spijbelaars relatief meer in aanraking komen met cannabis en harddrugs. Belangrijke signaleerders als de politie en het jongerenwerk worden betrokken bij het genotmiddelenbeleid om tijdig in te springen op nieuwe trends. De huidige populariteit van de waterpijp onder jongeren is bijvoorbeeld een trend waar voorlichting en educatie op ingezet kan worden.. Verder willen we inzetten op het vergroten van de weerbaarheid van de jeugd. Bij roken en blowen speelt groepsdruk vaak een rol. Jongeren die sterk in hun schoenen staan, zullen beter bestand zijn tegen 5
Quickscan ‘Jongeren en alcohol’, regio Lekstroom, GGD MN 2013.
15
groepsdruk. We zullen de komende beleidsperiode op een aantal scholen ervaring opdoen met integrale preventieprogramma’s zoals programma’s die zich richten op weerbaarheid – ‘nee’ durven zeggen – of op het sociale klimaat op school; bijvoorbeeld de Vreedzame school. Op dit moment is er onvoldoende draagvlak op de scholen om te kiezen voor een integraal preventieprogramma in plaats van de specifieke preventieprogramma’s. De ervaringen die een aantal scholen opdoen met een integraal programma, zullen worden gebruikt om in 2017 een keuze te maken tussen preventieprogramma’s. Ook op het gebied van preventiebeleid genotmiddelen zal meer regionaal worden samengewerkt. Houten kent een prima preventieplan genotmiddelen ‘Helder Houten’. Het blijkt echter dat het uitvoeren van activiteiten veel inzet vergt. De verwachting is dat regionale activiteiten efficiënter én effectiever zullen zijn, omdat de voorbereiding gezamenlijk kan worden opgepakt en regionale communicatie/PR veel meer effect sorteert. Aanhaken bij ‘Nuchter Verstand’, een bestaand regionaal project van de gemeenten in het Utrecht West, is daarvoor een aantrekkelijk alternatief omdat het op dezelfde pijlers is geënt als ‘Helder Houten’. Nuchter Verstand wordt vanuit de GGDrU ondersteund door een projectleider. Hier zijn geen extra kosten aan verbonden. De projectleiding kan worden bekostigd uit de reguliere uren die beschikbaar zijn voor beleidsadvisering vanuit de GGDrU. De lokale uitvoering kost natuurlijk wel lokale ambtelijke uren.
5 Financiën Wettelijk verplichte taken De uitvoering van onze wettelijke verplichte taken zijn belegd bij de GGDrU. Verplichte taken met weinig beleidsvrijheid zijn bijvoorbeeld de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding en het in stand houden van een GGD voor de uitvoering van taken op het gebied van de publieke gezondheidszorg. De kosten geraamd voor de uitvoering van wettelijk verplichte taken door de GGDrU worden gedekt door de inwonersbijdrage. In 2012 en 2013 waren deze kosten respectievelijk € 597.850,en € 609.482,-. Jaar Inwonerbijdrage 2014 € 11,55 2015 € 11,67 2016 € 11,78 2017 € 11,90 * geschat inwonertal door de GGD MN
Geschat inwonertal* 48.420 49.280 49.650 50.420
Raming 558.000 575.000 585.000 600.000
Keuzetaken Naast de wettelijk verplichte taken in het kader van de Wpg, zijn er middelen beschikbaar voor activiteiten in het kader van het gezondheidsbeleid. Dat geldt bijvoorbeeld voor preventielessen op de Houtense scholen. En er zijn beperkt middelen voor (ondersteuning bij) activiteiten die uitvoering geven aan de nu voorliggende gezondheidsnota. Hierbij zal nauw samengewerkt worden met de transformatieopgaves binnen de Wmo.
16
Jongeren op Gezond Gewicht (fee) Fcl 671004 / Ecl 42016 6 Lokale keuze taken door GGDrU Fcl 671004 / Ecl 42016 Preventie lessen en voorlichting ouders Fcl 671004 / Ecl 42016 en 42022 Werkbudget voor het realiseren van activiteiten uit gezondheidsnota inzetten op (ervaring opdoen met) integrale preventieprogramma’s Fcl 671004 / Ecl 42016
2014 5.000
2015 5.000
2016 5.000
2017 5.000
13.000
13.000
13.000
13.000
34.000
34.000
34.000
34.000
7.440
7.440
7.440
7.440
Daarnaast zijn vastgestelde budgetten voor de Wmo, Sport, Onderwijs en Jeugd en specifieke brede doeluitkeringen beschikbaar. Door nog meer integraliteit tussen de verschillende beleidsterreinen na te streven kunnen meerdere beleidsdoelen gediend worden. Bijvoorbeeld door de regeling buurt sportcoach in te zetten op ouderen of andere kwetsbare groepen of door aandacht te besteden aan gezondheid bij de toegang tot het sociale loket.
6
Lokale keuze taken bij GGD bestaan uit OGGZ woon hygiënische problemen, risicotaxatie JGZ, advisering publieksevenementen, milieu en gezondheid.
17
Bijlage 1 Evaluatie gezondheidsnota 2010-2013 Ten behoeve van de ontwikkeling van nieuw beleid is het relevant om de prioriteiten en actiepunten vanuit de nota “Verleiden tot gezond gedrag, 2010 – 2013” te evalueren. In “Verleiden tot gezond gedrag” zijn de volgende prioriteiten geformuleerd: psychosociale problemen; gewichtsproblemen; overmatig alcoholgebruik. Vervolgens zijn deze prioriteiten vertaald in 8 speerpunten: Thema Psychosociale problemen
Gewichtsproblemen
Overmatig alcoholgebruik
Speerpunt A. Tegengaan van pesten en stimuleren zelfvertrouwen bij jeugd B. Signaleren en terugdringen van suïcidale gedachten en automutilatie jeugd C. Tegengaan depressie en angstklachten bij senioren en volwassenen D. Tegengaan eenzaamheid bij senioren en volwassenen E. Tegengaan ondergewicht en overgewicht jeugd F. Tegengaan overgewicht en diabetes bij volwassen mannen en senioren, door het bevorderen van een gezonde leefstijl G. Tegengaan van alcoholgebruik onder 16- en bevorderen van verantwoord alcoholgebruik en bingedrinken 16-18 jarigen H. Tegengaan van onverantwoord alcoholgebruik onder volwassen mannen en senioren en het bevorderen van voorbeeldgedrag naar jeugd
In dit hoofdstuk zal per speerpunt aangegeven worden welke activiteiten de afgelopen jaren ondernomen zijn en met welk resultaat. Bij de resultaten worden ook de epidemiologische ontwikkeling betrokken voor zover die aanwezig zijn. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de afweging gemaakt in hoeverre deze speerpunten worden voortgezet in de volgende beleidsperiode en hoe dat naar inhoud en proces zal verlopen. A Tegengaan van pesten en stimuleren zelfvertrouwen bij jeugd
Doelstelling in de nota: Als gevolg van pestprojecten en andere interventies een meetbare daling van het aantal kinderen op basisscholen dat aangeeft regelmatig te worden gepest.
In de reguliere schoolbezoeken van de GGD Midden-Nederland wordt aandacht besteed aan pestgedrag op scholen. De resultaten van ‘schoolkracht’ (voortgezet onderwijs) worden meegenomen in het profiel van de school. De verpleegkundige bespreekt dit met de school. In Houten gebeurt dat alleen op college De Heemlanden omdat het Wellant en Houtens niet participeren met ‘schoolkracht’. De gemeente krijgt geen inzicht in het profiel van een school. 18
Om het onderwerp ‘pesten’ bespreekbaar te maken met alle scholen heeft de gemeente in 2013 een inventarisatie laten uitvoeren naar het pestbeleid van de scholen. De buitenschoolse opvang, sport en sociaal cultureel werk zijn zijdelings in deze quickscan meegenomen. Alle scholen hebben een protocol waarin omgangsvormen op de betreffende school zijn vastgelegd en waarin afspraken zijn gemaakt over hoe te handelen bij pestgedrag. Meer dan de helft van de scholen hebben tevens een preventief programma gericht op het voorkomen van pestgedrag. De resultaten van de quickscan worden meegenomen in de uitwerking van de speerpunten. Twee Houtense scholen hebben de afgelopen jaren gebruik gemaakt van de leskist ‘(cyber) pesten’ van GGD Midden-Nederland. Vanuit ‘veilige school’ is een convenant afgesloten tussen politie, gemeente en de scholen voor Voortgezet Onderwijs ‘Veilig Rond en In School’. Bureau Halt en het Openbaar Ministerie zijn ook partner in het convenant. Het basisonderwijs heeft aangegeven dat ze ook voelen voor een convenant. Dit is nog in voorbereiding. Vanuit het CJG wordt soms ondersteuning geboden wanneer daar vanuit de scholen behoefte aan bestaat (schoolarts, SMW). In een enkel geval – bij complexe pestproblematiek - wordt vanuit het CJG actie gecoördineerd vanuit ‘1 gezin 1 plan’. Stimulering van zelfvertrouwen bij kinderen en bevorderen van psychosociale vaardigheden van kinderen die pesten en gepest worden. In zowel het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs is aandacht voor het vergroten van sociale vaardigheden in het algemeen, en specifiek gericht op kinderen die hierbij extra ondersteuning kunnen gebruiken. Vanuit Vitras worden sociale vaardigheidstrainingen voor kinderen in de leeftijd van 10 tot 12 jaar en 12 tot 16 jaar gegeven. Bij de training voor 12 – 16 jarigen werkt Vitras samen met van Houten &co. In het jaar 2013 is twee keer de faalangsttraining ‘Ik ben een Kei’ gegeven voor kinderen in de leeftijd van 8 tot 12 jaar. In beide trainingen heeft de orthopedagoog van het Opvoedspreekuur geparticipeerd samen met een maatschappelijk werker. In totaal namen veertien kinderen aan deze training deel. De training is erop gericht om een koppeling te leggen tussen gedachten, gevoelens en gedrag door middel van praktische oefeningen. Hierdoor leren kinderen positiever denken over zichzelf en hun eigen mogelijkheden.
Conclusie speerpunt A De afgelopen beleidsperiode is vooral geïnvesteerd in het in beeld krijgen van de aanpak van pesten op school en in het signaleren en ondersteunen van scholen bij pestproblematiek. Er zijn geen recente onderzoeksgegevens beschikbaar van de pestproblematiek in het basisonderwijs in Houten. Deze cijfers zijn niet vóór 2015 te verwachten. In het voortgezet onderwijs in Houten lijkt de pestproblematiek te dalen. Vooral het aantal leerlingen dat zegt mee te doen aan pesten, is gedaald.
B Signaleren en terugdringen van suïcidale gedachten en automutilatie jeugd Doelstelling in de nota: Een integrale aanpak vanuit de geestelijke gezondheidszorg, eerstelijnszorg en het lokaal gezondheidsbeleid leidt tot een meetbare afname van het aantal 12 – 18 jarigen met suïcidale gedachten en automutilatie.
19
Indigo organiseert gastlessen in het voortgezet onderwijs voor jonge mantelzorgers en traint leerkrachten in het signaleren van (over)belasting bij jonge mantelzorgers. Gemeente Houten subsidieert gastlessen in maximaal 6 klassen per jaar. In 2013 heeft Indigo met de gastlessen 232 leerlingen bereikt. In 2013 is voor de tweede keer in samenwerking met GGD Midden-Nederland en Indigo de groepstraining ‘Piep zei de Muis’ gegeven. De orthopedagoog van het Opvoedspreekuur is één van de trainers van de kindergroep. De training ‘Piep zei de Muis’ is ontwikkeld voor kinderen van 4 tot 8 jaar die extra ondersteuning en aandacht nodig hebben, omdat ze thuis of in hun directe omgeving veel meemaken op het gebied van stress en spanning. Indigo organiseert geeft de cursus ‘Grip op je dip’ voor volwassenen maar ook voor jongeren met sombere gevoelens en gedachten. Dit aanbod wordt vergoed vanuit de zorgverzekering. Huisartsen verzorgen de verwijzing. 24 kinderen tussen de 9 en 12 jaar hebben via Indigo in 2013 een sociale vaardigheidstraining gevolgd en 4 kinderen de Alles Kidzzz training. Alles Kidzzz is een individuele training voor kinderen voor kinderen met externaliserende gedragsproblemen thuis of op school. Omgangstrajecten tussen ouders en kind door St. Omgangshuis. Vitras verzorgt outreachende trajecten bij huiselijk geweld. Door de Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling stijgt het aantal trajecten. In 2013 zijn 47 trajecten afgesloten. Dat is een toename van 28 trajecten in vergelijking met het jaar daarvoor. Thuisbegeleiding bij gezinnen met ernstige opvoedproblematiek door Vitras. In 2013 zijn 29 gezinnen begeleid. Opvoedspreekuur: In totaal is er in 2013 contact geweest met 88 cliënten. Het jaar daarvoor waren dat er 85. In 2013 is van 56 cliënten de behandeling met succes afgerond. Deze cliënten konden op eigen kracht weer verder en hadden voldoende hulp gehad. Bij drie cliënten is thuisbegeleiding vanuit Vitras ingezet, deze cliënten hadden behoefte aan meer praktisch gerichte ondersteuning in de thuissituatie. Zes cliënten zijn doorverwezen voor verdergaande diagnostiek en behandeling, waarvan één cliënt naar de 1e lijn en vijf cliënten naar de 2e lijn. Gemiddeld zijn er 5 contactmomenten per cliënt. Het zorgteam 12+ besprak tot de zomer 2012 de aanpak van complexe problematiek van jongeren. Met de komst van de verwijsindex en de methodiek van ‘1 gezin 1 plan’ voldeed het zorgteam niet meer. Inmiddels is door de CJG-partners een nieuwe vorm van collegiale consultatie ontwikkeld. Het is de bedoeling dat deze werkwijze wordt doorontwikkeld tot een Sociaal Team Jeugd. Eind 2014 zullen de contouren van het Sociaal Team Jeugd zichtbaar worden. School Maatschappelijk Werk (SMW) functioneert al een aantal jaar op de basisscholen. Jaarlijks worden ongeveer 50 kinderen/gezinnen bij het SMW aangemeld. Vanaf september 2013 is SMW ook beschikbaar in het voortgezet onderwijs. In de periode september – december 2013 zijn in totaal 30 voortgezet onderwijs leerlingen vanuit het SMW begeleid. De onderzoeken van de schoolarts/verpleegkundige leiden tot schoolprofielen die de verpleegkundige met de scholen bespreekt. De verdrietkoffer van de GGD is door 2 basisscholen geleend. Het aanbod van internethulpverlening voor jongeren met psychische problemen is de laatste jaren gegroeid. Voorbeelden hiervan zijn: o 113Online; online zelfmoordpreventie; o Kleurjeleven; een preventieve online groepscursus ontwikkeld door het Trimbosinstituut om positiever in het leven te staan; o 'Grip op je dip online' ; een preventieve online groepscursus door middel van een chatbox voor jongeren (16-25 jaar) met depressieve klachten.
20
Conclusie speerpunt B Het aantal jongeren dat dat aangeeft weleens een suicidepoging te hebben ondernomen is gedaald van 4% in 2008 naar 3% in 2012. Ook is sprake van suididale gedachten (van 20% naar 15%) In de preventieve sfeer zijn verschillende activiteiten gericht op signaleren van jongeren die met problemen worstelen. Interventies richten zich ook op jongeren met depressies omdat suïcide niet los gezien kan worden van andere, voorliggende problematiek. Er zijn weinig mogelijkheden om specifiek op dit suïcide of automutulatie te intervenieren. C Tegengaan depressie en angstklachten bij senioren en volwassenen en D Tegengaan eenzaamheid bij senioren en volwassenen C Doelstelling in de nota: Door uitvoering van het projectplan Eenzaamheid (thema 3 van de agenda wonen-zorgwelzijn) en een goede afstemming met de eerstelijnsgezondheidszorg wordt eenzaamheid sneller gesignaleerd, en vindt er in de gezondheidsmonitoren volwassenen en senioren een meetbare afname plaats van het aantal mensen dat zich ernstig eenzaam voelt. En D Doelstelling in de nota: Vroegsignalering, een integrale aanpak van publieke en eerstlijnsgezondheidszorg en het versterken van persoonlijke competenties leiden tot een meetbare afname van het aantal volwassenen (waaronder senioren) met depressie- en angststoornissen.
Deze doelstelling is verder uitgewerkt in het project Mentaal Vitaal, een van de drie projecten uit de regieagenda Wonen, Zorg en Welzijn. In 2011 is gemeente Houten gestart met een integrale aanpak eenzaamheid en depressiepreventie voor volwassenen en senioren. Het project Houten Mentaal Vitaal is een meerjarenplan tot 2015 en richt zich op de doelgroep volwassenen en senioren. De aanpak richt zich op het bevorderen van de mentale vitaliteit van inwoners van Houten en het tegengaan van depressie en eenzaamheid. Zorgspectrum, Sociaal Loket, Vitras CMD, Indigo, IDO, GGD en gemeente werken hierin samen. Door middel van voorlichting, educatie, signalering en advies wordt gewerkt aan het verbeteren van de psychische gezondheid. Er is bijvoorbeeld een bijeenkomst georganiseerd over “Hoe blijf ik mentaal vitaal en de kunst van het ouder worden”, er is een signaleringskaart ontwikkeld om depressieve klachten en eenzaamheidsprobleem eerder te herkennen en medewerkers en vrijwilligers van Van Houten &co zijn getraind om deze kaart te gebruiken. Samenwerking met eerstelijnszorg via de EMC’s heeft de afgelopen jaren vorm gekregen via de zorgprogramma’s depressie en angst van Houtense EMC’s. De Basis GGZ wordt in de EMC’s geïntegreerd geboden aan volwassenen door huisartsen met praktijkondersteuning GGZ en GZpsychologen. Bij zorg voor de jeugd zijn tevens orthopedagogen onderdeel van het EMC-team. Indigo organiseert de cursus ‘Grip op je dip’ voor mensen met sombere gevoelens en gedachten. Dit aanbod wordt vergoed vanuit de zorgverzekering. Huisartsen verzorgen de verwijzing. Vanuit de werkgroep Mentaal Vitaal – door onder andere het Sociaal Loket – wordt breder bekendheid gegeven aan dit preventieve aanbod. Van Houten&co organiseert diverse welzijnsactiviteiten voor ouderen en mensen met beperkingen. De cursussen en activiteiten bieden de mogelijkheid voor participatie en het onderhouden of 21
opzetten van een sociaal netwerk. Daarnaast hebben de vele bewegingsactiviteiten ook een preventief karakter als het gaat om langer gezond en actief te blijven. Van Houten &co heeft een welzijnsconsulent in dienst die (praktische) ondersteuning, informatie en advies en psychosociale begeleiding biedt aan zelfstandig wonende 55plussers en hun mantelzorgers. De consultent wordt bijgestaan door vrijwilligers. Sinds 2012 werkt Van Houten&co samen met Zorg in Houten. Huisartsen en andere partners in het EMC Dorp kunnen patiënten en mantelzorgers met een ‘welzijnsvraag’ doorverwijzen naar de consulent Welzijn in het kader van het project WELzijn voor Elkaar. De welzijnsconsulent is een dagdeel per week aanwezig op het EMC de samenwerking met alle disciplines van het EMC mogelijk te maken en eventueel mogelijke cliënten te ontmoeten. Meestal gaan de welzijnsconsulent op huisbezoek. Vanaf september 2013 is het project uitgerold naar EMC Molenzoom. In 2012 is een beleidsadvies ‘Sociale armoede’ opgesteld door de GGD-MN. Onder ‘Sociale armoede’ wordt verstaan “niet kunnen meedoen door het ontbreken van financiële middelen”. Deze groep bestaat voor een gedeelte uit ouderen zonder aanvullend pensioen en voor een gedeelte uit alleenstaande ouders. De werkgroep ‘Mentaal Vitaal’ probeert beide doelgroepen bij de aanpak van eenzaamheid en depressie in beeld te houden.
Conclusie speerpunt C en D Het risico op een angststoornis of depressieve klachten is de afgelopen jaren toegenomen van 30% in 2008 naar 46% in 2012. En hetzelfde geldt voor eenzaamheid; ondervolwassenen toegenomen van 34% naar 37% en onder senioren zelfs van 39% naar 51%. De bespreekbaarheid van angststoornissen, depressieve klachten en eenzaamheid is wel toegenomen. Ook is de signalering is verbeterd. Het is mogelijk dat de stijging hier deels mee samenhangt. Bij de groep die zegt zich weleens eenzaam te voelen wordt nu ook gekeken naar iemands sociale netwerk. Van de senioren die zeggen zich weleens eenzaam te voelen, bevind 12% zich in een sociaal isolement. E Tegengaan van overgewicht en ondergewicht bij de jeugd E Doelstelling uit de nota: In Houten neemt het aantal kinderen met overgewicht of ondergewicht niet toe. Dit gebeurt door een integrale aanpak van preventie activiteiten binnen het onderwijs (waaronder de brede school), bewegingsactiviteiten vanuit sportverenigingen, sociaal-cultureel werk en het stimuleren van buitenspelen. Ook vindt er vroegsignalering plaats van onder- en overgewicht door de schoolartsen en de eerstelijns gezondheidszorg.
Voorlichting, informatie en advies over bijvoorbeeld voeding, bewegen en buitenspelen via de site van het Centrum Jeugd en Gezin. Ouder-kind zorg van Vitras (0 -4 jaar) en de schoolarts van GGD MN (5-19) ondersteunt ouders en kinderen met informatie en advies en heeft een belangrijke signalerende rol. De GGD bereikt leerlingen via het reguliere schoolgezondheidsbeleid Schoolkracht. Op de helft van de basisscholen voert de GGD het programma ‘de gezonde school en genotmiddelen’ uit. Deze lessen worden gesubsidieerd door de gemeente. Ixta Noxa voert gastlessen uit op College de Heemlanden over eetstoornissen. In oktober is een quickscan uitgevoerd naar voedingsbeleid van alle scholen in Houten. Hierbij is onder andere traktatiebeleid, fruitdagen of projecten gezonde voeding in beeld gebracht. Bijna alle scholen hebben beleid gericht op gezonde voeding. In de mate van uitvoering zitten grote 22
7 8
verschillen. De meeste scholen zetten onder andere in op gezonde voeding middels projectweken (3 tot 10 weken per jaar). De resultaten van de quickscan worden meegenomen in de uitwerking van de speerpunten. In de sportnota 2008 – 2015 zijn verschillende doelen opgenomen gericht op het stimuleren van sport en bewegen van de jeugd. o Om te stimuleren dat kinderen van minima lid kunnen worden van een vereniging geldt in Houten de U-pasregeling. Als een vereniging niet is aangesloten bij de U-pas kan een vraag worden ingediend bij het Jeugdsportfonds. Het bereik van het Jeugdsportfonds ligt rond de 35 kinderen per jaar. ( 2012; 35 kinderen 2011; 37 kinderen en 2012; 35 kinderen). 7 o Om kinderen kennis te laten maken met verschillende sporten is de Jeugdsportpas in het leven geroepen. In 2010 deden 486 kinderen mee met de sportpas en in 2012 810 kinderen. In 2013 was het aantal deelnemers gestegen tot 1000. Kinderen vanaf groep 3 kunnen met de sportpas kennismaken met verschillende sporten. o De gemeente streeft ernaar dat 95% van de 7-9 jarigen lid zijn van een sportvereniging. Sinds 2007 is dit percentage gestegen van 82% naar 85% in 20128 (landelijk is dit 66%). o De gemeente streeft ernaar dat 90% van de 13-14 jarigen lid is van een sportvereniging. Dit percentage is tussen 2007 en 2012 gedaald van 83% naar 82% (landelijk is dit 64%). o Sportverenigingen zijn actief in de wijk samen met scholen en welzijnswerk. De combinatiefunctionarissen zijn ingezet om binnen de kwadranten van de Brede School een ondersteunende rol te vervullen. Dit heeft geleid tot een geïintegreerd sportaanbod binnen de activiteitenprogramma’s van de Brede School. o Sportverenigingen en scholen werken samen tijdens schooluren. Het project ‘Trainers voor de klas’ heeft in 2011 234 clinics opgeleverd door 10 verschillende sportaanbieders. Alle basisscholen hebben meegedaan aan minstens één activiteit. Nieuwe leerkrachten hebben extra scholing in bewegingsonderwijs gekregen en er is gewerkt aan het aanbieden van bijzondere beweegonderdelen om bijvoorbeeld bewegen op het schoolplein te stimuleren. Bij de scholing van leerkrachten is in 2011 specifieke aandacht geweest voor zogenaamde ‘zwakke bewegers’ (kinderen met een licht motorische achterstand). Ruim de helft van de sportverenigingen werkt samen met 1 of meerdere scholen. Diëtisten, fysiotherapeuten en huisartsen werken samen in de EMC’s aan het stimuleren van een gezonde levensstijl. Er is twee maal subsidie verleend aan een project van een fysiotherapiepraktijk om kinderen met overgewicht aan het sporten en bewegen te krijgen. In oktober 2013 heeft een korte inventarisatie op de basisscholen plaatsgevonden over aandacht voor en afspraken over eten op school (resultaten opgenomen in de bijlage). Vrijwel iedere school voert beleid gericht op gezonde voeding. In de uitvoering zitten echter verschillen. De meeste scholen zetten onder andere in op gezonde voeding middels projectweken eens per jaar. Dit zijn gemiddeld periodes van 3-10 weken.
Jaarverslag Jeugdsportfonds provincie Utrecht 2012 Tussenstand uitvoering Sportbeleid 2012- 2015
23
Conclusie speerpunt E Het percentage kinderen dat kampt met overgewicht is gestegen. Dat geldt zowel voor 5/6 jarigen (van 6% naar 10%), voor 9/11 jarigen (van 13% naar 16%) als voor 13/14 jarigen (van 9 naar 12%) Het percentage kinderen met ondergewicht is bij kinderen van de basisschool gedaald. Bij de 5/6 jarigen van 23% naar 12%, bij de 9/11 jarigen van 16% naar 5%.
F Tegengaan overgewicht en diabetes bij volwassen mannen en senioren, door het bevorderen van een gezonde leefstijl F Doelstellingen uit de nota: Bewustwording van risico’s van overgewicht en een ongezonde leefstijl bij volwassen mannen. Bevorderen van een gezonde levensstijl, met een meetbare afname van het aantal volwassen mannen met overgewicht en het aantal volwassenen met diabetes als gevolg. Meetbare afname van overgewicht bij senioren door een gericht aanbod van bewegen en sport.
Houten kent een breed sportaanbod. Voor mensen met een minimuminkomen is sportdeelname met de U-pas mogelijk. Structurele subsidie voor sportverenigingen wordt vanaf 1 januari 2014 volledig afgeschaft. De consequenties hiervan wordt nauwlettend gevolgd. Er is een sportmakelaar. Uit de verenigingsmonitor blijkt dat er veel gebruik gemaakt wordt van advies en ondersteuning door de sportverenigingen. In de sportnota 2008 – 2015 zijn verschillende doelen opgenomen gericht op het stimuleren van sport en bewegen van de volwassenen o Voor de doelgroep 55+ is in 2013 een lokaal onderzoek gedaan naar de vraag en het aanbod. Uit dit onderzoek blijkt dat: ouderen in Houten minder bewegen dan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (39% voldoet niet aan de bewegingsnorm van minimaal een half uur per dag matig intensief bewegen); motivatie een grotere belemmering is dan fysieke gesteldheid; de ouderen ontspanning en sociale contacten belangrijker vinden dan competitie; met name 65-plussers behoefte hebben aan een eigen sport- en beweegaanbod. In 2014 zal op basis van dit onderzoek verder worden gesproken met aanbieders maar ook met mogelijke verwijzers zoals de huisartsen, Van Houten&Co en Sociaal Loket. o Sportservice Midden Nederland heeft in 2010 in de gemeenten IJsselstein, Nieuwegein, Houten en Vianen onderzocht hoeveel mensen met een beperking (Wmo-bestand en leerlingenvervoerbestand) er sporten. In totaal zijn er 4123 enquêtes verstuurd. Hier zijn 736 reacties op binnengekomen. Van de respondenten in Houten geeft 66% (in de totale regio is dit 62%) aan te sporten en/of te bewegen. De doelgroep bestaat voor een groot deel uit mensen met een chronische aandoening, gevolgd door mensen met een lichamelijke en verstandelijke beperking. Van de overige groepen is de groep met autisme de grootste. o Het regionale sportaanbod voor mensen met een beperking is in kaart gebracht en via de site van sportpunt Houten te raadplegen. De sportmakelaar neemt deel aan het Netwerk 24
Vrije Tijd Verstandelijk Gehandicapten. Sportpunt Houten overlegt met Stichting Gehandicaptenbelangen Houten of er voldoende zicht is op het aantal mensen met een beperking en de kwetsbare groepen. Vervolgens wordt er een plan van aanpak gemaakt waarin ingegaan wordt op aangepast sporten en het promoten van aangepast sporten. o Minima kunnen gebruik maken van de U-pas. Bij de doorontwikkeling van de lokale ondersteuning bij sport en beweging – combinatiefunctionarissen worden uitgebreid met buurtsportcoaches – wordt nadrukkelijk gekeken naar het bereiken van moeilijke doelgroepen. Voor het in beeld brengen van risicoprofielen worden onder andere bewegen, roken, drinken, voedingspatroon en BMI in beeld gebracht door de huisarts. Voorlichting en bewustwording van het belang van bewegen en gezond eten in samenwerking met eerstelijns gezondheidszorg. Vanuit Zorg in Houten hebben de disciplines huisartsen, praktijkondersteuning, diëtetiek, fysiotherapie en psychologie leefstijlmodules ontwikkeld over alcoholgebruik, beweging, psychisch welzijn, stoppen met roken en voeding.
Conclusie speerpunt F Het overgewicht bij volwassenen en senioren is over de gehele linie gestegen. Bij volwassenen van 40% naar 45% en bij senioren van 57% naar 59%. Alleen van 2012 zijn cijfers over diabetes bekend; 2% van de volwassenen en 15% van de senioren.
G Tegengaan van alcoholgebruik onder 16- en bevorderen van verantwoord alcoholgebruik en bingedrinken 16-18 jarigen En
H Tegengaan van onverantwoord alcoholgebruik onder volwassen mannen en senioren en het bevorderen van voorbeeldgedrag naar jeugd G Doelstelling uit de nota: Als gevolg van voorlichting, preventie en handhaving drinken jeugdigen onder de 16 jaar geen alcohol en neemt het alcoholgebruik van jeugdigen tussen 16 – 18 jaar meetbaar af tot het niveau van verantwoord alcoholgebruik. En H Doelstelling uit de nota: Door bewustwording van de risico’s van overmatig alcoholgebruik en het benadrukken van de voorbeeldfunctie die volwassenen hebben ten opzicht van hun kinderen, vindt een meetbare afname plaats van overmatig alcoholgebruik en bingedrinken onder volwassen mannen en senioren.
Evaluatie van het Uitvoeringsprogramma Preventiebeleid Genotmiddelen heeft geleid tot een nieuw, integraal preventieplan: ‘Helder Houten’. Dit plan is vastgesteld in 2012 en loopt tot 2015. Het plan is voornamelijk gericht op de jeugd maar ook de rol en verantwoordelijkheid van ouders wordt in het plan betrokken. Onderdeel van het plan is onder andere: o Samenwerking tussen onderwijs, gemeente, jongerenwerk, CJG, Sportpunt Houten, Stichting Voorkom, GGD Midden Nederland en Victas (voorheen Centrum Maliebaan) om de beschikbaarheid van alcohol en drugs te beperken en het gebruik van alcohol door jongeren zo lang mogelijk wordt uitgesteld en het gebruik van drugs wordt voorkomen. 25
Preventielessen op alle basisscholen en scholen voor voortgezet onderwijs door Stichting Voorkom en de GGD Midden Nederland. Een ouderavond is onderdeel van het programma. Op verzoek van de school is op sommige scholen ook aandacht geweest voor gameverslaving. o Aandacht voor alcoholpreventie bij sportverenigingen. Kantinemedewerkers hebben een cursus verantwoord alcoholgebruik gevolgd. Hetzelfde geldt voor barmedewerkers van Enter. o Het jongerenwerk van Van Houten&co maakt alcohol en drugsgebruik bespreekbaar en verwijst zo nodig door naar Victas. o Het preventiebeleid en het toezicht en handhavingsbeleid sluiten zoveel mogelijk op elkaar aan. o Voorlichting aan ouders vanuit het CJG, onder andere op de website van het CJG. Dit varieert van voorlichting over de gevolgen van alcohol drinken tijdens de zwangerschap tot tips voor alcohol en opvoeding. De GGD Midden Nederland heeft in juni 2013 een ‘quickscan alcohol’ uitgevoerd naar het preventie- en handhavingsbeleid in de vijf Lekstroom gemeenten. Dit heeft geresulteerd in de wens om meer samen te werken in de regio te beginnen met het nieuw op te stellen integrale preventie- en handhavingsplan. Hiervoor is regionaal een format opgesteld. Bovendien is de bijbehorende sanctietabel in de gehele regio gelijk. Per 1 januari 2014 geldt de nieuwe Drank- en horecawet. Het verhogen van de leeftijd van jongeren waarop zij alcohol mogen kopen en/of in bezit mogen hebben – van 16 jaar naar 18 jaar – maakt hier onderdeel van uit. Vooruitlopend is één van de boa’s (buitengewoon opsporingsambtenaar) opgeleid om toezicht te houden op naleving van de Drank- en horecawet. Onderdeel van de nieuwe Drank- en horecawet is dat gemeenten een integraal preventie- en handhavingsplan moeten hebben per 1 juli 2014. Dit plan is 3 juni 2014 vastgesteld door de raad. Het plan is regionaal voorbereid. De gemeente heeft actief de landelijke campagne ondersteund die het verschuiven van de leeftijdsgrens naar 18 jaar onder de aandacht heeft gebracht. In 2013 is gewerkt aan de invulling van een extra contactmoment adolescenten door de GGD in de 4e klas van het voortgezet onderwijs. Alcohol en drugsgebruik maakt hier onderdeel van uit. Houten doet mee aan de Halt aanpak “boete of kanskaart”. Bij overlastgevend gedrag onder invloed van alcohol wordt, na een proces-verbaal van de politie, verwezen naar Halt in plaats van het automatisch geven van een boete. Hierna volgt een gesprek met de betrokken jongere en ouders. De Boete- of kanskaart bestaat uit vrijwillige trainingen voor jongeren en hun ouders bij Victas. Wanneer geen gebruik wordt gemaakt van deze leerstraf, volgt alsnog een boete. Tussen maart 2012 (start van het project) en juni 2013 hebben 11 jongeren uit Houten een zogenaamde BOK (boete of kanskaart) gekregen. De contacten tussen Victas en de eerstelijnszorg is goed. Victas houdt 1 dag per week spreekuur in EMC Dorp. Gemiddeld bezoeken 6 patienten het spreekuur per week. Patienten komen voornamelijk uit EMC Dorp en Molenzoom. Daarnaast verzorgt Victas consult en advies aan huisartsen en praktijkondersteuners. Binnen de EMC’s zijn leefstijlmodules ontwikkeld voor onder andere Alcoholgebruik en Stoppen met Roken. De disciplines huisartsen, praktijkondersteuning, diëtetiek, fysiotherapie en psychologie zijn in werkgroepverband bezig de leefstijlmodules te actualiseren. o
26
Conclusie speerpunt G en H Het percentage jongeren onder de 16 jaar dat alcohol drinkt is gedaald van 29% naar 26%. Het percentage ouders (van de alcoholdrinkende jongeren) dat het goedkeurd dat hun kind onder de 16 jaar drinkt, is gedaald van 52% naar 34%. Jongeren die alcohol drinken, drinken vaker meer dan 5 drankjes op een avond (bingedrinken); een stijging van 51% naar 66%. Ondervolwassen is het het percentage overmatig alcoholgebruikers nagenoeg gelijk gebleven (van 7% in 2008 naar 8% in 2012). Onder senioren is het percentage overmatig alcoholgebruik iets gedaald ( van 11% in 2007 naar 9% in 2012).
27
Bijlage 2 Cijfers Psychische problematiek in Houten 2008 Risico op angststoornissen 30 en depressieve klachten onder volwassenen Risico op angststoornissen en depressieve klachten onder senioren Psychosociale problematiek in Houten 2008 06/07 Eenzaamheid onder 34 volwassenen9 Eenzaamheid onder senioren5
39
2012 46
Midden Nederland 2012 45
37
38
2012 37
Midden Nederland 2012 40
waarvan 7% sociaal geïsoleerd
51
47
waarvan 12% sociaal geïsoleerd
0-meting basisschool pesten in Houten
9 – 12 jaar: werd (wel eens) gepest de afgelopen 3 maanden: 35% (39% regio) 9 – 12 jaar: werd regelmatig gepest ( 1/week of vaker): 9% (12% regio) 9 – 12 jaar: deed (wel eens) mee aan pesten: 23% (25% regio)
(Bron: Jeugdgezondheidsmonitor 2008 – 2010, GGD MN10) Pesten op het voortgezet onderwijs (%) in Houten 2008 2012 Werd (wel eens) gepest de 15 14 afgelopen 3 maanden Deed (wel eens) mee aan 34 14 pesten Gewichtsproblematiek (%) volwassenen in Houten 2008 06/07 2012 Overgewicht totaal Man Vrouw Ernstig overgewicht Man Vrouw Overgewicht onder
40 49 32 5 5 5 57
45 49 40 8 9 8 59
9
Midden Nederland 2012 14 17
Midden Nederland 2012 45 51 39 11 10 11 56
In 2012 is voor het eerst onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van eenzaamheid (sociaal weerbaar, contactarm, eenzaam maar niet geïsoleerd en sociaal geïsoleerd) Van alle volwassenen die aangegeven hebben zich eenzaam te voelen is 7% van de volwassenen en 12% van de senioren daadwerkelijk sociaal geïsoleerd. 10 Het betreft individuele gezondheidsonderzoeken bij kinderen uit groep 2 en de hogere groepen van het basisonderwijs, verzameld in het schooljaar 2008 – 2009. Nieuwe cijfers zijn na het schooljaar 2013 – 2014 te verwachten.
28
senioren Ernstig overgewicht onder senioren Voldoet niet aan beweegnorm
13 41
Senioren voldoen niet aan beweegnorm
39
14
14
39
38
33
33
Gewichtsproblematiek (%) in Houten 2008 Overgewicht 2 jaar obesitas Overgewicht 5-6 jaar 6 obesitas 1,6 Overgewicht 9-11 jaar 13 obesitas 0,9 Overgewicht 13 – 14 jaar 9 obesitas 0,8
2012 6 0,5 10 1,2 16 1,6 12 1,8
Midden Nederland 2012 7 0,9 12 2 15 1,8 13 1,8
Ondergewicht 5 – 6 jaar
23
12
8
Ondergewicht 9 – 11 jaar
16
5
7
Ondergewicht 13 – 14 jaar
15
12
12
Alcoholgebruik (%) in Houten Afgelopen 4 weken, 13 – 17 jarigen (klas 2 en 4) Afgelopen 4 weken onder de 16 jaar Bingedrinken (% van de drinkers) 13 – 17 jarigen Ouders keuren niet af (% van de drinkers van 13 – 17 jaar) Ouders keuren niet af (% van de drinkers beneden de 16 jaar) Overmatig alcoholgebruik volwassenen Overmatig alcoholgebruik senioren
2008
2012
39
38
Midden Nederland 2012 38
29 51
26 66
28 67
58
49
48
52
34
36
7 11
8 9
8 9
2008 5 14 9 2
2012 8 21 8 5 3
Lekstroom 2012 7 23 12 4 3
Roken en (soft)drugs (%) in Houten Roken (% van de 13 – 17 jarigen) Roken (% van de 19 – 65 jarigen) Roken (% van de 65 plussers) Hash- wiet gebruik (% 13 – 17 jarigen) Ooit drugsgebruikt (% 13 – 17 jarigen)
29
Aantal dementerenden11 2014 Houten 491 Groeipercentage t.o.v. 2014
2015 508
2020 637
2030 1017
2040 1630
3%
30%
107%
232%
Demografische ontwikkelingen Demografisch gezien vergrijst Nederland. Houten vergrijst zelfs meer dan gemiddeld. Uit de bevolkingsprognose van 12 Pronexus komt naar voren dat de groep ouderen van 65 tot en met 74 jaar en de groep 75 jaar en ouder tussen 2014 en 2034 meer dan verdubbeld. Tussen 2024 en 2034 stijgt met name de groep 75+, de categorie die de meest intensieve zorg afneemt.
Tabel: Aantal personen 55+ 2014-2034 in Houten Jaar/leeftijdscategorie 2014 2024 2034 55-64
6754
7755
6796
65-74
3150
6010
6829
> 75
2350
3269
5759
Bron: Bevolkingsprognose Pronexus, gemeente Houten.
Figuur: Ontwikkeling leeftijdscohorten naar jaren(geïndexeerd)
300 250 200 55-64 150
65-74 > 75
100 50 0 2014
2024
2034
Bron: Bevolkingsprognose Pronexus, gemeente Houten.
Met het aandeel ouderen neemt ook de zorgvraag en het vraagstuk van eenzaamheid toe. Nu zijn natuurlijk niet alle ouderen hetzelfde. Het beeld van de zorgbehoevende, kwetsbare ouder past niet bij de grote groepen relatief gezonde en welgestelde senioren. Deze leveren zelf nog een actieve bijdrage aan de samenleving. Vanaf ongeveer 75 jaar neemt de zorgvraag bij ouderen wel sterk toe. De toekomstige oudere is vitaal en wil in meerderheid niet 13 meer als oudere worden aangesproken, dan wel al oudere worden gehuisvest .
11
Prognose opgesteld door Alzheimer Nederland (november 2013) Pronexus, Bevolkingsprognose Gemeente houten 2014 t/m 2034, mei 2014 13 Gemeente Houten, Toekomstagenda Houten 2025.
12
30
31