Gelderland Maakt ’t Een verkennende studie naar dynamiek en verankering van de maakindustrie in Gelderland
Ben Dankbaar Raphaël Smals Geert Vissers
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
InnoTeP Nijmegen, maart 2014
2
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................. 4 Managementsamenvatting ..................................................................................................................... 5 1.
Aanleiding en vraagstelling ............................................................................................................. 7
2.
Werkwijze ........................................................................................................................................ 9
3.
Economisch beleid van de provincie Gelderland .......................................................................... 13
4.
Plaats en betekenis van de industrie voor de Gelderse economie ............................................... 18
5.
Kenschets van bedrijven in het onderzoek ................................................................................... 29
6.
Typologie ....................................................................................................................................... 41
7.
Samenwerking in innovatie ........................................................................................................... 46
8.
Verankering en vestigingsplaats ................................................................................................... 50
9.
Beleidsthema’s uit de interviews .................................................................................................. 56
10. Aanbevelingen............................................................................................................................... 61 11. Conclusies...................................................................................................................................... 66 Bijlage 1: Vooraf toegestuurde vragenlijst ........................................................................................... 68 Bijlage 2: Vragenlijst voor de interviews ............................................................................................... 71 Bijlage 3: Selectiecriteria met toelichting ............................................................................................. 73 Bijlage 4: Bezochte bedrijventerreinen................................................................................................. 75 Bijlage 5: Overzicht interviews .............................................................................................................. 77 Bijlage 6: overzicht van grootste bedrijven per regio ........................................................................... 80
3
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Voorwoord Dit rapport kwam mede tot stand door de inzet van de ‘stuurgroep economische verkenning’ van de provincie Gelderland. Wij bedanken Dominique Binkhorst, Freerk Viersen, Menno Walsweer (provincie Gelderland), Joost Bouman (RNCT), Martin Stor (ACT) en Inez Kohlmann (Imaginez) voor de begeleiding van het onderzoek en voor hun commentaar op eerdere versies van dit rapport. In het bijzonder danken wij Freerk Viersen en Menno Walsweer voor hun essay ‘Plaats en betekenis van de industrie voor de Gelderse economie’ dat als Hoofdstuk 4 integraal in dit rapport is opgenomen. Dominique Binkhorst heeft bijgedragen aan het hoofdstuk ‘Economisch beleid van de provincie Gelderland’. Wij blijven uiteraard zelf verantwoordelijk voor eventuele onvolkomenheden van dit hoofdstuk. We danken de RCT-makelaars, Martin Stor, Jan van de Weerd, Joost Bouman, Eleonora Swart, Steven Lobregt, Louis Roxs, Jan Willem Vos, Wicha Benus en Rijk Verheul voor hun hulp bij het plannen van de interviews en ook verder voor hun inhoudelijke bijdragen aan het onderzoek. Tenslotte gaat onze dank uit naar de 68 ondernemers en managers die wij mochten interviewen. Zij toonden zich bereid om ruimschoots de tijd voor ons te nemen en met veel openheid antwoord te geven op onze vragen. Ben Dankbaar Raphael Smals Geert Vissers Nijmegen, maart 2014
4
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Managementsamenvatting Ten behoeve van het industrie- en innovatiebeleid van de Provincie Gelderland is een verkennende studie uitgevoerd naar de mate waarin en de wijze waarop Gelderse maakbedrijven verankerd zijn in de regionale economie. In totaal zijn 68 bedrijven ondervraagd over hun regionale verankering in termen van toelevering (herkomst van onderdelen, materialen), innovatie (relaties met partners in product- en procesontwikkeling) en menselijk kapitaal (onderwijs en arbeidsmarkt). Motief voor de studie was dat er wel statistische gegevens beschikbaar zijn over bedrijven (omzet, aantallen werknemers), maar weinig over de relaties die die bedrijven hebben met hun omgeving. De onderzochte bedrijven zijn verspreid over de provincie gevestigd. De bedrijven zijn geselecteerd met behulp van de zeven Gelderse innovatiemakelaars en geven tezamen een goed beeld van vooral de kleine en middelgrote maakbedrijven in de provincie. De Gelderse maakindustrie wordt gekenmerkt door een zeer grote variëteit. Zowel in termen van toelevering als in termen van afzetmarkten zijn de zakelijke relaties van verreweg de meeste bedrijven (soms ver) buiten de provinciegrenzen gelegen. Het is eerder zo dat de provincie door tal van productieketens doorsneden wordt dan dat zich min of meer complete ketens binnen de provincie bevinden. In die grensoverschrijdende ketens nemen Gelderse maakbedrijven verschillende posities in, en die positie bepaalt voor een belangrijk deel de mate waarin een bedrijf zelf in de provincie verankerd is, het belang van het bedrijf voor andere bedrijven in de provincie, en de mogelijke bijdrage van provinciaal economisch beleid aan de verdere ontwikkeling van het bedrijf. Op grond van de aard van de kennis die in het bedrijf centraal staat (ambachtelijke, door ervaring opgebouwde kennis versus meer geformaliseerde, wetenschappelijke kennis) en de aard van de productieprocessen (feitelijke bewerking van materialen versus assemblage) worden vier typen bedrijven onderscheiden: materiaalbewerkers/verwerkers; processpecialisten; assembleurs; en integratoren. Elk type bedrijf heeft zijn eigen kenmerken, behoeften en problemen. Hoewel integratoren, die zelf producten ontwikkelen en ontwerpen en veel (soms alle) componenten inkopen, meestal als de meest geavanceerde bedrijven gelden, moet benadrukt worden, dat elk van deze typen bedrijven bewezen heeft te kunnen overleven in een hogelonenland op basis van zijn specifieke competenties. Een integrator heeft veel profijt van competente materiaalbewerkers in zijn directe omgeving. Dat neemt niet weg dat zich juist onder de integratoren verschillende bedrijven bevinden, die tot de categorie “hidden champions” gerekend kunnen worden: bedrijven met een flink groeipotentieel en een internationale rol van betekenis, waardoor ze ook hun omgeving kunnen meetrekken, maar met een doorgaans beperkte zichtbaarheid voor het publiek,. De bedrijven zijn primair in de regio verankerd door hun personeel, dat ze niet kwijt willen en ook niet kunnen missen, omdat het personeel over veel bedrijfsspecifieke kennis beschikt, die niet zo gemakkelijk elders ingekocht kan worden. Om de maakindustrie hier verankerd te houden is dus aandacht voor de mensen, het aanbod van technische opleidingen, maar ook het werk-, woon- en leefklimaat dat mensen aan de regio bindt, van doorslaggevend belang. De interactie tussen onderwijsinstellingen, gemeenten en bedrijven kan in dat opzicht niet intensief genoeg zijn. Voor bedrijven is het verder van groot belang dat handhaving van regelgeving plaatsvindt op basis van verstand van zaken. Bedrijven ervaren vaak dat bij de overheden kennis ontbreekt over hun activiteiten en dat mede daardoor bij de handhaving de intentie van regelgeving buiten beeld geraakt. Hoewel bedrijven soms zelfs weinig van hun directe buren weten, lijkt het onwaarschijnlijk dat bedrijven op grote schaal potentiële toeleveranciers in hun nabijheid over het hoofd hebben gezien. De innovatiemakelaars van de regionale centra voor technologie hebben mogelijke regionale
5
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
netwerken ook goed in beeld. Grote uitdagingen liggen er voor veel bedrijven nog op het gebied van internationalisering. De beleidsaanbevelingen worden uitgewerkt in zeven punten. 1. Bouw kennis op over de industrie. Het is belangrijk dat binnen de overheid voldoende affiniteit met en kennis over de industrie, de individuele bedrijven en hun wensen en problemen aanwezig is. 2. Kweek vertrouwen. Organiseer sectorale of regionale rondetafelgesprekken tussen bestuurders en ondernemers. 3. Blijf aandacht geven aan internationalisering en grensoverschrijdende belangen van bedrijven. Kredietgaranties, een goede ontvangst voor delegaties uit het buitenland, beursbezoeken, euregionale programma’s, enzovoort. 4. Richt een (experimenteel?) arbitragecollege op voor de handhaving van regelgeving. Het strikt toepassen van regels leidt tot situaties die niemand wil, maar waarin individuele handhavers weinig speelruimte hebben. 5. Bevorder sectoroverschrijdende netwerken. Juist op het grensvlak van sectoren, waar de contacten vaak niet vanzelf tot stand komen, is veel innovatie mogelijk. 6. Probeer de curator voor te zijn. Er is ruimte voor onafhankelijk advies voor en over bedrijven die over waardevolle competenties beschikken, maar soms toch in problemen geraken. 7. Besteed meer aandacht aan de rol van launching customer. Het aanschafbeleid van overheden is een thema waar al jaren over gesproken wordt in het kader van innovatie- en industriebeleid, maar dat heeft tot dusver niet geleid tot inkooppraktijken die bevorderlijk zijn voor innovatieve bedrijven in de regio. 8. Bevorder de communicatie tussen maakbedrijven en het technisch MBO. Voortbouwend op bestaande initiatieven kan er nog veel verbeterd worden in de reguliere communicatie tussen bedrijven en docenten en is er ruimte voor de ontwikkeling van specialistische ‘MBO+’ opleidingen voor specifieke combinaties van bedrijven.
6
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
1. Aanleiding en vraagstelling In navolging van het landelijke topsectorenbeleid heeft ook de Provincie Gelderland een topsectorenbeleid ontwikkeld, dat zich richt op de sectoren die in de provincie een vooraanstaande plaats innemen: -
Voedingsmiddelen (agro-food) Gezondheid (health) Energie- en Milieutechnologie (EMT) Maakindustrie (Metaalbewerking, Elektrotechnisch, Machinebouw, Rubber- en Kunststof, Transportmiddelen en Papier).
Terwijl de eerste drie sectoren althans op het eerste gezicht redelijk homogeen zijn en bovendien ook geografisch geconcentreerd (agro-food in en rond Wageningen; health in en rond Nijmegen; energie en milieutechnologie in en rond Arnhem), is de maakindustrie verre van homogeen en bovendien verspreid over de hele provincie – ook al is er een zekere concentratie in de Achterhoek. Het ontwikkelen van beleid en passende beleidsinstrumenten met betrekking tot de maakindustrie is dientengevolge lastig. De provincie beschikt via de Provinciale Werkgelegenheidsênquete over een schat aan gegevens over de Gelderse industriële ontwikkeling (type bedrijvigheid o.b.v. SBI, werkgelegenheidsontwikkeling en ruimtelijke clustering). Daarnaast heeft het CBS gegevens over de productie- en toegevoegde waarde ontwikkeling (alleen voor de gehele Gelderse bedrijfstak). Maar al deze cijfers geven geen zicht op toeleveringsrelaties en netwerken. Er is met andere woorden weinig zicht op de mate waarin en de wijze waarop bedrijven en sectoren verankerd zijn in de provincie en de veranderingen die daarin plaats vinden. Verder wordt er de laatste tijd veel gesproken over de mogelijke terugkeer van de industrie vanuit de zgn. lagelonenlanden naar de meer ontwikkelde (en dus hogelonen-)landen. Deze ‘reshoring’ trekt uiteraard de belangstelling van de politiek verantwoordelijken, maar het is onduidelijk hoe sterk deze trend op termijn zal zijn, hoe beïnvloedbaar hij is (door overheidsbeleid) en hoe belangrijk hij is in verhouding tot andere ontwikkelingen (bijvoorbeeld in technologie en arbeidsmarkt). Voor het ontwikkelen van beleid is het belangrijk om te weten -
In welke sectoren de kans op ‘reshoring’ het grootst is In hoeverre en op welke manier lokale netwerken van belang zijn Welke verbindingen en eventueel afhankelijkheden er tussen sectoren bestaan In welke richting toeleveringsrelaties en afzetgebieden zich ontwikkelen Welke knelpunten door bedrijven ervaren worden, in het bijzonder op de arbeidsmarkt
Om beter inzicht te krijgen in de dynamiek van de regionale verankering van bedrijven is daarom een verkennend onderzoek uitgevoerd. Bijna 70 bedrijven uit verschillende sectoren en verspreid over de gehele provincie zijn geïnterviewd. Daarbij ging het o.a. om de volgende vragen: -
Waar bevinden zich de toeleveranciers van belangrijke onderdelen, materialen en componenten voor Gelderse maakbedrijven? Nu, 10 jaar geleden en in de toekomst.
7
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
-
Waar zitten de meeste en belangrijkste klanten van deze bedrijven? Nu, 10 jaar geleden en in de toekomst. Welke relaties onderhouden deze bedrijven met onderwijsinstellingen en aanbieders van (technologische) kennis in de regio? Wat is het in de regio dat deze bedrijven belangrijk vinden voor hun functioneren? Wat precies halen ze van buiten de regio en waarom? Maken deze bedrijven gebruik van de ondersteunende voorzieningen die in de provincie aanwezig zijn (Syntens, RTC’s, NV Oost)?
Uit antwoorden op deze en soortgelijke vragen is een beeld verkregen van de verankering van deze bedrijven in de regio (hun ‘embeddedness’), de ‘ecosystemen’ waar zij deel van uitmaken en de veranderingen die daarin plaats vinden. De 68 onderzochte bedrijven zijn niet zonder meer representatief voor alle maakbedrijven in de provincie, maar analyse van de interviews geeft voldoende inzicht in de variatie om te komen tot beleidsrelevante onderscheidingen. Dit rapport kent verder de volgende structuur. In het volgende hoofdstuk wordt de onderzoeksaanpak beschreven. Daarna volgt een beknopte omschrijving van de innovatie- en industriebeleid van de provincie aan de hand van een aantal relevante studies. Hoofdstuk 4 verschaft statistische informatie over de maakindustrie in Gelderland. Dit hoofdstuk is opgesteld door Freerk Viersen en Menno Walsweer (Bureau Economisch Onderzoek provincie Gelderland). Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de kenmerken van de onderzochte bedrijven en de zeven subregio’s waarin de innovatiemakelaars actief zijn. In hoofdstuk 6 wordt een eenvoudige typologie van maakbedrijven ontwikkeld. In hoofdstuk 7 staat samenwerking tussen maakbedrijven en ketenpartners en kennisinstellingen centraal met het oog op innovatie. Hoofdstuk 8 bevat een beschouwing van de wijze waarop Gelderse maakbedrijven verankerd zijn in hun provincie. In de hoofdstukken 9 en 10 komen achtereenvolgens beleidsrelevante thema’s uit de gesprekken met ondernemers aan de orde (9) en de beleidsaanbevelingen van de auteurs (10). Ten slotte worden in hoofdstuk 11 nog enkele algemene conclusies getrokken. Onderstaande leeswijzer laat nog eens grafisch zien welke soort informatie in welk deel van het rapport aan de orde komt, zodat lezers met verschillende interesses zich kunnen concentreren op de voor hen relevante delen. LEESWIJZER 1. Inleiding
6. Typologie 4. Maakindustrie
9. Thema’s
2. Aanpak
7. Samenwerking 5. Bedrijven
10. Aanbevelingen
3. Huidig beleid
Achtergrond
8. Verankering
Beschrijving
Analyse
8
Beleid
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
2. Werkwijze Het uitgevoerde onderzoek is bedoeld als verkenning van de maakindustrie, waarbij vooral gekeken is naar de verankering en dynamiek van de onderzochte maakbedrijven in de provincie Gelderland. De rapportage wil een inspiratiebron vormen voor industriebeleid op provinciaal niveau en is complementair aan andere delen van de Economische Verkenning 2014 van de provincie Gelderland. In het onderzoek zijn primair kwalitatieve gegevens verzameld door middel van interviews met de directie van Gelderse maakbedrijven. Om het beeld aan te vullen zijn enkele kwantitatieve gegevens verzameld, maar de nadruk ligt op de kwalitatieve observaties. De interviews waren erop gericht om een beeld te vormen van de recente ontwikkeling van de betrokken ondernemingen en de uitdagingen die zij in de toekomst zien. In het onderzoek is nauw samengewerkt met de innovatiemakelaars van de zeven Regionale Centra voor Technologie in Gelderland. Zij hebben een faciliterende rol gespeeld bij het selecteren van bedrijven en het organiseren van de interviews. Ook hebben zij in veel gevallen tijdens de interviews aanvullende informatie verschaft. Het onderwerp van de studie, de maakindustrie, is lastig te definiëren. Wat er vooral aan opvalt is de grote heterogeniteit: bijvoorbeeld in omvang van bedrijven, activiteiten, gebruikte technologieën en afzetmarkten. Op veel plekken overlapt de maakindustrie met andere industrieën, waaronder de topsectoren Life Sciences & Health, Agri & Food en Energie. In veel gevallen spelen maakbedrijven een rol als leverancier van bijvoorbeeld apparatuur of installaties. Daarbij wordt hun innovatiekracht gebruikt voor het bereiken van doelstellingen die buiten de maakindustrie zelf liggen – verduurzaming van de energievoorziening, het transformeren van de zorgsector zodat deze aansluit bij de veranderende bevolkingsopbouw en het mogelijk maken van meer efficiënte en duurzame productiemethoden voor de voedselvoorziening. Hieronder zullen we ingaan op de selectieprocedure en de daarbij gehanteerde criteria. Het doel was om tot een selectie van bedrijven te komen die recht zou doen aan de variatie binnen de maakindustrie en de veelheid van kruisverbanden die de maakindustrie heeft met andere industrieën.
Selectie en benadering van bedrijven De bedrijven die deel hebben genomen aan het onderzoek zijn voor een groot deel aangebracht door de innovatiemakelaars van de RCT’s in de provincie Gelderland (zie hieronder, Tabel 1). Voor deze werkwijze is gekozen omdat de innovatiemakelaars een goed zicht hebben op de bedrijvigheid binnen hun respectievelijke regio’s. De onderzoekers hebben het doel van het onderzoek toegelicht aan de innovatiemakelaars en criteria gepresenteerd voor de selectie van bedrijven. De interviews zijn verdeeld in twee fasen: de eerste lopend van 1 oktober tot en met 30 november 2013, en de tweede van 1 november 2013 tot en met 14 februari 2014. De reden voor deze opdeling in fasen was om zo nodig tussentijds de selectiecriteria te kunnen aanpassen om het beeld van de bedrijvigheid evenwichtiger te maken. In de eerste fase zijn de volgende criteria gehanteerd1: 1. Het bedrijf moet iets maken 2. Een gelijke verdeling over de regio’s: 5 bedrijven per regio (35 totaal)
1
Een toelichting per criterium is opgenomen in Bijlage 3
9
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
3. Zo groot mogelijke diversiteit van bedrijvigheid, afzetmarkten en omvang (d.w.z. werkgelegenheid) 4. Bij voorkeur bedrijven met een autonoom opererende (hoofd)vestiging in de provincie 5. Zo mogelijk bedrijven met een regionale inbedding, d.w.z. met verbanden met andere bedrijven in de provincie 6. Zo mogelijk bedrijven met een binding met één van de drie topsectoren Agri & Food, Life Sciences & Health en Energy. Van de bovenstaande criteria is vooral nadruk gelegd op de eerste drie. De overige criteria zijn alleen als leidraad aan de innovatiemakelaars meegegeven. In enkele gevallen zijn bedrijven meegenomen in het onderzoek, omdat de innovatiemakelaars ze relevant achtten, hoewel ze niet voldeden aan de criteria. Tussentijdse evaluatie van de observaties, in samenspraak met vertegenwoordigers van de provincie, heeft geleid tot een uitbreiding van selectiecriteria voor de tweede fase van gesprekken. De volgende twee criteria zijn daaruit voortgekomen:
Actief vóór 1 januari 2002 (> 11 jaar) In de eerste fase zijn enkele startups bezocht. Deze ondernemingen geven weliswaar een beeld van nieuwe bedrijvigheid in de provincie, maar de overlevingskans van jonge ondernemingen is over het algemeen beperkt. 2 Om inzicht te krijgen in factoren die tot relatief stabiele werkgelegenheid en toegevoegde waarde leiden, is besloten om vooral te kijken naar bedrijven die al langere tijd actief zijn. Werkgelegenheid: > 20 FTE Hier speelt een rol dat we vooral inzicht wilden krijgen in ondernemingen die een substantiële bijdrage aan de provinciale economie leveren.
In de eerste fase zijn 21 bedrijven onderzocht en in de tweede fase 47, zodat in totaal 68 bedrijven in dit onderzoek zijn meegenomen. Een overzicht van de bedrijven is opgenomen in bijlage 5. Regio
Naam RCT en website
Achterhoek
Achterhoeks Centrum voor Technologie www.act-nu.nl Platform Creatieve Technologie Midden- Jan van de Weerd Gelderland www.pctmg.nl Regionaal Nijmeegs Centrum voor Joost Bouman Technologie www.rnct.nl Regionaal Centrum voor Technologie Eleonora Swart Rivierenland
Midden-Gelderland
Nijmegen
Rivierenland
Innovatiemakelaars3 Martin Stor
2
Aantal bedrijven 10 10
8
10
Caves, R.E. (1998). Industrial organization and new findings on the turnover and mobility of firms. Journal of Economic Literature, 36 (4), 1947-1982; http://www.nrc.nl/carriere/2012/11/29/bijna-helft-startendebedrijven-binnen-vijf-jaar-weer-gestopt/ 3 Vermeld zijn de innovatiemakelaars die aanwezig zijn geweest bij één of meerdere van de gevoerde gesprekken met ondernemers
10
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Regio
Naam RCT en website
Stedendriehoek
www.rct-rivierenland.nl Stedendriehoek Innoveert www.stedendriehoekinnoveert.nl
Vallei
Veluwe
Innovatiemakelaars3
Steven Lobregt Louis Roxs Jan Willem Vos Regionaal Centrum voor Technologie De Wicha Benus Vallei www.rct-devallei.nl Veluws Centrum voor Technologie Rijk Verheul www.vctgelderland.nl
Aantal bedrijven 10
10
10
Tabel 1: Betrokken RCT's
De geselecteerde bedrijven zijn door de RCT’s benaderd voor deelname aan het onderzoek in de vorm van een interview. Bij toestemming werd in beginsel een initiële vragenlijst vooruitgestuurd zodat vooraf een beeld gevormd kon worden van de onderneming en specifieke thema’s voor het interview voorbereid konden worden. Deze vragenlijst is opgenomen in bijlage 1. In een aantal gevallen is de vragenlijst pas tijdens het interview aan de gesprekspartner voorgelegd. Van 16 bedrijven werd een ingevulde vragenlijst ontvangen voorafgaand aan het interview. In de overige gevallen is de vragenlijst tijdens het interview doorgenomen en ingevuld. Voor de interviews werd een uitgebreidere vragenlijst gehanteerd (zie bijlage 2). In het opstellen daarvan zijn de volgende overwegingen leidend geweest:
Om inzicht te krijgen in de verankering van de bedrijven is gevraagd welke leveranciers belangrijk zijn voor het bedrijf en met wie er wordt samengewerkt in product- en procesinnovatie. Ook is gevraagd naar het belang van geografische nabijheid van samenwerkingspartners. Daarnaast is gevraagd welk deel van hun omzet de bedrijven in het buitenland realiseren, waarbij onderscheid is gemaakt tussen Duitsland (vanwege de nabijheid), de rest van Europa en de rest van de wereld. Alle geselecteerde bedrijven hebben zich in de afgelopen jaren van crisis weten te handhaven en zijn in die zin succesvol. Er is gevraagd naar een verklaring van dat (relatieve) succes. Ook is gevraagd naar doelstellingen voor de toekomst, om inzicht te krijgen in de ontwikkeling van de bedrijven in het verleden en de (nabije) toekomst. Daarbij is ook gevraagd welke hindernissen de onderneming verwacht tegen te komen. Aantrekken van kennis, zowel rechtstreeks als in de vorm van personeel, is van tevoren aangemerkt als een belangrijk thema. Daarom zijn vragen gewijd aan de mate waarin wordt samengewerkt met scholen en kennisinstellingen, en aan de manier waarop deze contacten door de bedrijven worden gewaardeerd. Om de kenmerken van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven te kunnen bepalen is een vraag gesteld over de tevredenheid over de vestiging in Gelderland en een vraag over de ideale vestigingslocatie voor het bedrijf. Om relevante beleidsthema’s te identificeren is rechtstreeks de vraag gesteld wat lokale en regionale overheden in de ogen van de ondernemer kunnen doen om het ondernemen in de regio gemakkelijker te maken.
De onderwerpen van de vragenlijst zijn vooraf besproken met de opdrachtgever en de RCT’s. Vragen over de historie van het bedrijf en de karakteristieken van de onderneming zijn niet in de vragenlijst
11
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
opgenomen, maar vormden doorgaans wel het startpunt van het gesprek. Dat leverde aanknopingspunten op om vervolgvragen te stellen over de bovenstaande onderwerpen. Tijdens de interviews zijn aantekeningen gemaakt door de interviewers. Deze aantekeningen zijn, per vraag gegroepeerd, in een database opgenomen. In deze database konden vervolgens per vraag alle antwoorden van de bedrijven worden opgevraagd. Ook was zoeken op steekwoorden mogelijk. Tussentijdse evaluaties van de bevindingen, zowel met de stuurgroep van de provincie als binnen het onderzoeksteam, hebben bijgedragen aan het bepalen van relevante thema’s. Deze thema’s zijn leidend geweest in het opstellen van dit rapport.
12
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
3. Economisch beleid van de provincie Gelderland Recente ontwikkelingen De Provinciale Economische Verkenning 2013-20184 laat zien dat in de periode 2009-2012 de economische groei in Gelderland lager was dan in Nederland als geheel, ook al nam het aantal banen meer toe dan in andere provincies, vooral in de zorg en de zakelijke dienstverlening. Verwacht wordt dat in de periode 2015-2018 de banengroei in Gelderland beperkt zal blijven tot 0,6 % per jaar. Dat is hoger dan de raming voor Nederland als geheel, maar lager dan het langetermijngemiddelde van 1 à 1,5 %. Naar schatting zal de werkloosheid in die periode steeds omstreeks 8,5 % zijn. In termen van werkgelegenheid ontwikkelt de industrie zich slechter dan andere sectoren van de Gelderse economie. In 2013 was het banenverlies in de industrie het grootst (gevolgd door de bouw en de overheid), en de Provinciale Verkenning voorziet een verdergaande daling die kan oplopen tot een verlies van bijna 11.000 banen in de periode 2013-2018. Deze cijfers zijn reden tot zorg, temeer omdat de industrie niet alleen directe maar ook indirecte werkgelegenheid genereert. Het onderzoeksmemorandum ‘Plaats en betekenis van de industrie voor de Gelderse economie5 stelt dat door toeleveringsprocessen een arbeidsplaats in de Gelderse industrie gemiddeld 0,9 arbeidsplaats elders oplevert. Daar komt bij dat de industrie de belangrijkste economische sector is in termen van productie, intermediair verbruik, en toegevoegde waarde.
Beleid De provincie Gelderland ziet de ontwikkeling van de regionale economie als een van de belangrijkste uitdagingen in de komende jaren. Speerpunten van beleid zijn het bevorderen van innovatie en werkgelegenheid door middel van uitvoering van prioritaire programma’s. Deze programma’s richtten zich op de topsectoren Food, Health, en EMT (Energie en MilieuTechnologie), in lijn met het topsectorenbeleid van de regering en de economische visie van de provincie6. Bij de vaststelling, voorjaar 2012, heeft op initiatief van Provinciale Staten ook de Maakindustrie de status van topsector gekregen. Daarmee kiest de provincie voor een beleid dat rekening houdt met de aanwezige industriële diversiteit. Het programma Topsectoren & Innovatie beoogt “een toekomstbestendige en internationaal concurrerende Gelderse economie op basis van sterke, innovatieve food-, health- en maaksectoren” te verwezenlijken, door middel van
stimulering van innovatie in deze topsectoren; bevordering van een excellent vestigingsklimaat; ondersteuning van Health Valley en de ‘care’ kant van de gezondheidssector.
Uitgaande van deze doelstelling zijn vier concrete ‘subdoelen’ geformuleerd om de regionale economie te versterken:
4
Provinciale Economische Verkenning 2013-2018, Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland, oktober 2013. Plaats en betekenis van de industrie voor de Gelderse economie, Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland, januari 2014, opgenomen in dit rapport als Hoofdstuk 4. 5
6
Economische visie Provincie Gelderland; Op weg naar een duurzame, innovatieve en internationaal concurrerende regio. Provinciale Staten, 9 november 2011.
13
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Innovatieversnelling, met name door innovatieprocessen te verbeteren en door marktintroductie te versnellen (door innovaties versneld door te ontwikkelen in ‘proeftuinen’); 2. Bevordering van ondernemerschap en internationalisering, met name door steun aan technostarters (waaronder universitaire spin-offs) en aan handelsmissies; 3. Versterking van Human Capital, met name door het verminderen van arbeidsmarktdiscrepanties; 4. Versterking van de onderlinge samenwerking tussen onderwijsinstellingen, overheid en ondernemers (‘Governance’). 1.
Daarnaast wordt innovatie in de energie- en milieutechnologiesector ondersteund via het Prioritaire Programma Energietransitie en wordt MKB-brede innovatie gestimuleerd via het Basisprogramma Economie, waarin het accent ligt op de creatieve industrie en op transport en logistiek. Deze programma’s zijn erop gericht de Gelderse economie in de breedte te versterken.
Partners en instrumentarium Bij de uitvoering van de verschillende programma’s werkt de provincie samen met een aantal innovatiepartners: Food Valley (Wageningen), Health Valley (Nijmegen), GTA/KiEMT (Arnhem), de zeven Regionale Centra voor Technologie (RCT’s) en Oost NV. Dankzij dit intermediaire netwerk kunnen bedrijven fasegewijs worden geholpen bij hun innovatievraagstukken. Hierbij wordt steeds minder gebruik gemaakt van subsidies, en steeds meer van een financieel instrumentarium dat bedrijven van aangepaste vormen van financiering kan voorzien. Dit instrumentarium is toegesneden op de verschillende stadia van het innovatieproces (de ‘funnel’). Het reikt van laagdrempelige vouchers (bijvoorbeeld voor haalbaarheidstudies) tot ‘revolverende’ fondsen voor de meer kapitaalintensieve stadia. Bij financieringsvraagstukken speelt participatiemaatschappij PPM Oost een belangrijke rol.
Topsectoren versus maakindustrie? De sectoren Food, Health, en EMT zijn ruimtelijk geconcentreerd (geclusterd), relatief homogeen, en voor hun innovatie in belangrijke mate afhankelijk van wetenschappelijk onderzoek, terwijl de maakindustrie over de provincie verspreid is, een breed scala van economische activiteiten omvat, en veeleer gekenmerkt wordt door vraaggedreven innovatie. Het ligt voor de hand om te vragen of de Gelderse maakindustrie net als de andere provinciale topsectoren een duidelijke link heeft met een topsector die op nationaal niveau is erkend, bijvoorbeeld de topsector High-Tech Systems en Materialen. We hebben er niet systematisch naar gevraagd in de interviews, maar we hebben de indruk dat dit niet of nauwelijks het geval is. In 2011 brengen Oost NV en de MAIN Regiegroep (netwerk van FME, Innovatieplatform Twente, Koninklijke Metaalunie, STODT, Syntens en VMO) een rapport uit over de maakindustrie in Oost Nederland, gebaseerd op 26 interviews met toonaangevende bedrijven.7 Vastgesteld wordt dat de maakindustrie in Oost Nederland kampt met een gebrek aan system suppliers/OEMs, dat er sprake is van een smalle innovatieve top (de meeste bedrijven innoveren te weinig), dat de arbeidskosten hoog zijn, dat er onvoldoende krachtige ecosystemen zijn, dat een betere vertaling van klantvraag naar technologie-toepassing nodig is, dat het imago van de sector te wensen overlaat, en dat er sprake is van te beperkte doorgroei van spin-offs. Deze observaties betreffen de industrie als geheel. Tussen de diverse industriële sectoren (textiel, toeleverende metaal, machine- en apparatenbouw,
7
Industrie Impuls: Behoud van een sterke maakindustrie in Oost-Nederland. Main Regiegroep/Oost NV, 2011.
14
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
automotive, elektrische apparaten & semiconductors, medische technologie, aerospace & defensie, chemie, kunststof & rubber) zijn er grote verschillen. Een rapport uit 2013 van bureau ARCUSplus, opgesteld ten behoeve van het internationaliseringsbeleid van de provincie, concentreert zich op de vier Gelderse topsectoren.8 Op basis van gesprekken met vertegenwoordigers van provincie, gemeenten, WUR, en een aantal intermediaire organisaties worden per sector de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen in kaart gebracht. Voor elk van de drie clusters (Food, Health, EMT) kan een relatief eenduidig beeld worden geschetst. De groeipotentie is duidelijk en de markt aanwijsbaar, er zijn leidende bedrijven, er is sprake van een gevestigd netwerk (bestaande uit bedrijven, overheden, en kennisinstellingen) dat ruimtelijk min of meer afgebakend is, cross-overs zijn mogelijk, en de concurrentie is bekend. Voor de maakindustrie is het beeld diffuser. Bespreking ervan begint met de constatering dat de maakindustrie lastig is af te bakenen: “Het gaat om bedrijven die materialen tot nieuwe producten verwerken. Het gaat derhalve om een divers scala aan industriële activiteiten.” De Gelderse maakindustrie telt veel kleinere bedrijven, in tal van industriële sectoren, en ook de weinige grote bedrijven richten zich op verschillende markten. Er is om die reden weinig focus en zichtbaarheid. Andere ‘zwaktes en bedreigingen’ die in het ARCUSplus-rapport worden genoemd: een dreigend tekort aan gekwalificeerd technisch personeel, druk op marges, interne gerichtheid (en dus weinig open innovatie en samenwerking), onvoldoende bescherming van kennis (bij export en/of vestiging in opkomende markten), afhankelijkheid van beperkt aantal afnemers, en beperkte expansiemogelijkheden door rigide financieringseisen zoals exportgaranties. Ook ‘sterktes en kansen’ worden besproken, waaronder enkele factoren die zich lenen voor provinciaal beleid: gunstige effecten van clustervorming en –versterking op export en nieuwe investeringen (FDI); het potentieel hoge innovatief vermogen, te benutten door meer samenwerking tussen bedrijven, meer samenwerking met kenniscentra, en gebruikmaking van open innovation centers (genoemd worden Fablabs, Novio Tech, Advanced Packaging); nauwere relaties met de drie topsectoren; versterking van concurrentievermogen via INTERREG-programma’s met Duitse regio’s. Het Prioritair Programma Topsectoren en Innovatie van de provincie deelt die analyse, zij het dat de maakindustrie vooral wordt gezien als een sector die kan profiteren van ontwikkelingen in food en health. In termen van beleidsinstrumenten is er weinig sprake van discriminatie tussen maakindustrie en andere topsectoren. Zo wordt ten aanzien van subsidie geen onderscheid gemaakt tussen maakindustrie en food en health. De economische visie 2012-2016 merkt op dat de maakindustrie zeer belangrijk is voor economische groei, en “De provincie stimuleert innovatie door bedrijven te verbinden met elkaar en met onderwijs- en kennisinstellingen. Zo kan gemakkelijker kennisvalorisatie ontstaan. De Regionale Centra voor Technologie (RCT’s) spelen een belangrijke rol bij het leggen van deze verbindingen.” Afgezien hiervan bevat de Economische Visie geen maatregelen of voornemens die specifiek op de maakindustrie zijn gericht. Innovatie wordt genoemd in relatie tot onderwijs- en kennisinstellingen, en kennisvalorisatie wordt benadrukt. Dat weerspiegelt een model van (kennis)aanbod-gedreven innovatie dat goed aansluit bij ontwikkelingen in de topsectoren food en health, maar veel minder bij ontwikkelingen in de maakindustrie. Datzelfde geldt voor startende ondernemingen. Weliswaar zijn er ook in de maakindustrie startende ondernemingen, maar het zijn er minder en ze zijn in elk geval minder prominent dan in topsectoren waarin het commercialiseren van wetenschappelijk onderzoek een grote rol speelt.
8
Internationalisering Provincie Gelderland - Acquisitiestrategie en –organisatie. Den Haag: ARCUSplus, 12 juni 2013.
15
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Ook het prioritair programma Topsectoren & Innovatie biedt betrekkelijk weinig aanknopingspunten voor de maakindustrie, zij het dat ‘crossovers’ als belangrijk worden gezien. Het gaat om innovatie, samenwerking, het verkleinen van arbeidsmarktdiscrepanties in de logistiek, de creatieve sector en de vrijetijdseconomie, het verbeteren van de positie van startende ondernemingen, en marktintroducties. Wel van belang voor de maakindustrie (zij het niet alleen voor de maakindustrie) zijn provinciale subsidies gericht op herstructurering van bedrijventerreinen en bedrijfsverplaatsingen, digitale bereikbaarheid, en innovatieve activiteiten in de fysieke bedrijfsomgeving. Al met al kunnen we vaststellen:
dat de maakindustrie in veel opzichten anders is dan ‘klassieke’ topsectoren als Food, Health en EMT; dat het huidige beleid vooral toegesneden is op valorisatieprocessen (kennis-kunde-kassa) in de topsectoren Food, Health en EMT, en minder georiënteerd is op de behoeften van de later toegevoegde ‘topsector’ maakindustrie; dat noties als regionale samenwerking en industrieel ecosysteem (prominent in het rapport van ARCUSplus) nog onvoldoende zijn uitgewerkt om als basis te dienen voor een op de maakindustrie toegespitst beleid.
Naar een specifiek beleid voor de maakindustrie? De vraag die nu voorligt is niet zozeer of aanvullend beleid nodig is om de maakindustrie – in brede zin – beter te faciliteren en sterker in de provincie te verankeren, maar vooral wat zo’n aanvullend beleid zou kunnen inhouden. Een mogelijk aanknopingspunt wordt gevormd door de regionale verschillen als gesignaleerd in het ARCUSplus rapport: “Daarbij geldt de Achterhoek bij uitstek als industrieel exporteur (machinebouw, voeding- en genotmiddelenindustrie). Rivierenland zorgt met haar fruitteelt- en handel voor een derde deel van de Gelderse export. Arnhem-Nijmegen kent een relatief klein belang van export. Dit heeft te maken met de sterke vertegenwoordiging van zorg, onderwijs en diensten in dit gebied.” Het is denkbaar om zulke regionale (sub-provinciale) kenmerken als uitgangspunt te nemen voor een beleid dat is geïnspireerd op de smart specialization discussie die op Europees niveau wordt gevoerd. Aanvankelijk was het idee om per regio te investeren in programma’s die een aanvulling vormen op productiefactoren die in de regio al aanwezig zijn, om voor de toekomst productievaardigheden en interregionaal concurrentievoordeel veilig te stellen (Foray et al., 20099). De overheid zou vooral een ‘belangrijke infrastructurele rol’ moeten spelen door “informatie beschikbaar te stellen over nieuwe technologische en commerciële mogelijkheden en beperkingen, over veiligheidsstandaarden voor de thuismarkt en voor exportmarkten, en over mogelijkheden voor financiering en distributie. Daarnaast kan het nuttig zijn om locale ondernemers te helpen bij het tot stand brengen van samenwerkingsverbanden en van manieren om generieke kennis te delen die innovatieprocessen kunnen versnellen.” Inmiddels lijkt het idee van smart specialization samen te zijn gegaan met de al veel langer bestaande notie van ‘regional innovation systems’ (RIS). Het recente rapport Regional policy for smart growth of SMEs (Saublens, 201310) geeft aanbevelingen voor een op innovatie gericht 9
Dominique Foray, Paul A. David, Bronwyn Hall (2009). Smart Specialisation – The Concept. Knowledge Economists Policy Brief no 9, June 2009. [http://ec.europa.eu/invest-inresearch/pdf/download_en/kfg_policy_brief_no9.pdf?11111] 10 Saublens, C. (2013). Regional policy for smart growth of SMEs. Guide for managing authorities and bodies in charge of the development and implementation of research and innovation strategies for smart specialisation.
16
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
bedrijvenbeleid op land- of regioniveau dat aanhaakt bij aan RIS ontleende samenwerking tussen bedrijven, overheid, en kennisinstellingen. De regio krijgt aldus het karakter van een min of meer toevallige administratieve entiteit waarbinnen een beleid gericht op samenwerking en innovatie gevoerd kan worden. De specifieke kenmerken van een regio lijken een ondergeschikte rol te spelen, en dat beperkt de mogelijkheden van (en de ideeënvorming omtrent) een op smart specialization gebaseerd regionaal economisch beleid. Het topsectorenbeleid van de provincie biedt juist wel mogelijkheden om specifieke kenmerken van de provincie te koppelen met een vorm van ‘smart specialization’. Hoewel vanuit Europees perspectief Gelderland al als regio wordt gezien (een subnationale eenheid), zou de provincie kunnen overwegen om smart specialization ook eens op het niveau van subregio’s te bekijken. De subregio’s die de grondslag vormen voor de organisatie van de RCT’s bieden daartoe zeker mogelijkheden. Tegelijkertijd kleeft aan al deze regionaal georiënteerde concepten het bezwaar dat specialisten in de praktijk bijna altijd inputs betrekken van andere specialisten, die slechts zelden in dezelfde (sub)regio gevestigd zijn.
Luxembourg: Publications Office of the European Union, 2013. [https://www.nth.gov.hu/hu/media/download/267]
17
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
4. Plaats en betekenis van de industrie voor de Gelderse economie Dit hoofdstuk is geschreven door Freerk Viersen en Menno Walsweer, Bureau Economisch Onderzoek van de provincie Gelderland.
Inleiding Bezien over een langere periode gaan economische ontwikkelingen gepaard met ingrijpende veranderingen in de werkgelegenheidsstructuur. Kenmerkend voor dit proces in de twintigste eeuw was de opkomst van de dienstensector en de voortschrijdende werkgelegenheidsverliezen in de landbouw en de industrie. Vanaf het midden van de vorige eeuw zijn de ontwikkelingen in een stroomversnelling geraakt. In 1950 was nog bijna een derde van de Gelderse banen in de landbouw te vinden, op dit moment is dat geen drie procent meer. De industrie verkeerde zo rond de jaren zestig op het hoogtepunt, maar net als in andere westerse landen is ook het aandeel van de industrie in Nederland en Gelderland sterk teruggelopen. Het aandeel in de Gelderse werkgelegenheid is trendmatig gedaald van 35% in 1960 naar 11% in 2012. Tegelijkertijd brak voor de dienstensector een expansieve periode aan. Op dit moment bestaat 80% van de werkgelegenheid uit dienstverlenende activiteiten. Afgezet tegen deze heftige bewegingen is de relatieve omvang van de bouwnijverheid opmerkelijk stabiel (gemiddeld ca. 7%). 100% 90% landbouw
80% 70% 60% 50%
diensten
40% 30% 20%
industrie
10% 0% 1900
bouwnijverheid
1910
1920
1930
1940
1950
1960
1970
1980
1990
2000
2012
Figuur 1: Trendmatige ontwikkeling van de werkgelegenheidsstructuur in Gelderland (totaal =100%) (Bron 1900-1970: Volkstellingen CBS; 1980-2012 PWE-Gelderland)
De Gelderse werkgelegenheidsstructuur lijkt erg op de Nederlandse en de de-industrialisatie heeft zich in een vergelijkbaar tempo voltrokken. Van alle lidstaten van de EU heeft Nederland na Luxemburg de laagste oriëntatie op industrie en de hoogste op diensten.
18
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Industrie
diensten
bouw
landbouw
0
0
Luxemburg Nederland Verenigd Koninkrijk Zweden Griekenland Cyprus Denemarken Frankrijk België Malta Finland Ierland Oostenrijk EU 28 Spanje Letland Italië Duitsland Litouwen Portugal Polen Kroatië Hongarije Roemenië Slovenië Bulgarije Estland Slowakije Tsjechië 0
40 %
0
75 %
12 %
25 %
Figuur 2: Werkgelegenheidsstructuur van de 28 lidstaten van de EU, totaal per lidstaat = 100%, 2008 (bron:Eurstat 2013)
Naast de structurele factoren die in het verleden hebben geleid tot een trendmatige afname van de industriële werkgelegenheid, worden de ontwikkelingen op dit moment vooral bepaald door de zwakke conjunctuur van de wereldeconomie en de bescheiden vooruitzichten op middellange termijn. In de jongste Gelderse ramingen11 wordt rekening gehouden met een verder verlies van bijna 11.000 industriële banen in de periode 2013-2018. Op lange termijn duiden de autonome ontwikkelingen op een gestaag voortgaande afname van het aandeel in de totale Gelderse werkgelegenheid tot 8- à 10% in 204012. Lang is dit gezien als een natuurlijk evolutieproces naar de volgende ‘hogere’ fase: de postindustriële samenleving. Intussen is het besef groeiende dat een zekere industriële basis voor de economie van onschatbare waarde is. De industrie vormt een drijvende kracht in de economie. Belangrijke delen van de dienstensector en het leeuwendeel van de export en de investeringen zijn gekoppeld aan de industrie. De aanwezigheid van industrie is een absolute randvoorwaarde voor productiviteitsgroei, innovatievermogen, technologische ontwikkeling en de opkomst van kennisintensieve bedrijvigheid. De uitstralingseffecten van de industrie zijn groot en
11
Provinciale Economische Verkenning 2013-2018, Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland, oktober 2013. 12 Hedenmorgen, vier toekomstscenario’s van de Gelderse economie, Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland, 20 Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland, oktober 2013
19
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
belangwekkend. Een arbeidsplaats in de Gelderse industrie genereert via het proces van toe- en aanleveringen gemiddeld 0,9 arbeidsplaats elders13.
Productie- intermediair verbruik en inkomen De productie van bedrijven en instellingen is gelijk aan de verkoopwaarde van alle geproduceerde goederen en diensten In 2010 bedroeg de totale productie van de Gelderse economie 111 miljard euro. De aankoopwaarde van alle producten die in het productieproces zijn gebruikt (grondstoffen, halffabricaten, diensten e.d.) wordt het intermediair verbruik genoemd. In 2010 bedroeg het totale Gelderse intermediair verbruik 58 miljard euro. Het verschil tussen de productie en het intermediair verbruik is de toegevoegde waarde, dat wil zeggen de waarde die door de bedrijven zelf is toegevoegd (verkoopwaarde van de productie minus de inkoop van goederen en diensten). Afgezien van bepaalde belastingen en subsidies worden uit de toegevoegde waarde de lonen betaald, wat daarna nog overblijft, is het exploitatieoverschot, ofwel de winst. De som van alle gevormde toegevoegde waarde wordt het BBP genoemd (bruto binnenlands product), of populair gezegd, datgene wat we met zijn allen in Nederland verdienen. In 2010 bedroeg het Gelderse BBP 53 miljard euro)14 Gelderse economie, 2010 Bron: CBS november 2013
X miljard euro Productie
Intermediair verbruik
Landbouw, bosbouw en visserij 3,7 Delfstoffenwinning 0,2 Industrie 26,7 Energievoorziening 1,8 Waterbedrijven en afvalbeheer 1,2 Bouwnijverheid 9,1 Handel 12,0 Vervoer en opslag 4,0 Horeca 2,0 Informatie en communicatie 3,3 Financiële dienstverlening 5,9 Verhuur en handel van onroerend goed 6,9 Specialistische zakelijke diensten 6,8 Verhuur en overige zakelijke diensten 4,1 Openbaar bestuur en overheidsdiensten 8,1 Onderwijs 4,2 Gezondheids- en welzijnszorg 8,4 Cultuur, sport en recreatie 1,1 Overige dienstverlening 1,5 Huishoudens 0,3 111,2 Alle economische activiteiten Tabel 2: Gelderse economie, 2010 (bron: CBS November 2013)
Structuur, totaal = 100% BBP
Productie
Intermediair verbruik
BBP
2,8
0,9
3
5
2
0,1
0,1
0
0
0
19,9
6,9
24
34
13
1,1
0,8
2
2
1
0,8
0,4
1
1
1
5,6
3,5
8
10
7
5,1
6,9
11
9
13
1,9
2,2
4
3
4
1,0
1,0
2
2
2
1,6
1,7
3
3
3
2,5
3,4
5
4
6
3,2
3,7
6
6
7
3,3
3,4
6
6
6
1,5
2,6
4
3
5
3,5
4,6
7
6
9
0,9
3,3
4
2
6
2,1
6,3
8
4
12
0,6
0,5
1
1
1
0,7
0,8
1
1
1
0,0 58,1
0,3 53,1
0 100
0 100
0 100
In termen van productie en intermediair verbruik is de industrie van alle sectoren veruit de belangrijkste. Ongeveer een kwart van de totale Gelderse productie en een derde van het intermediaire verbruik is te danken aan de industrie. Op het gebied van de inkomensvorming staat de industrie
13 14
Industrie en Logistieke Dienstverlening, Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland, 2003 samengesteld op basis van cijfers, begrippen en definities uit de Regionale Economische Jaarcijfers, CBS
20
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
met een aandeel van 13% op een gedeelde eerste plaats met de sector Handel, gevolgd door de Gezondheids- en welzijnszorg met een aandeel van 12%. Het belang van de industrie als werkgelegenheidsverschaffer is afgenomen. Dit neemt niet weg dat de industrie nog altijd van cruciale betekenis is. De sector heeft niet alleen met afstand de grootste productiewaarde maar is ook veruit de belangrijkste intermediair verbruiker. Daarmee wordt veel bedrijvigheid genereert in andere bedrijfstakken. Het verbruik van materialen wordt zelfs geheel gedomineerd door de industrie en dit levert een significante bijdrage aan de Nederlandse economische groei. Ook bij de inzet van diensten speelt de industrie een grote rol15.
Ontwikkeling van het in de industrie voortgebrachte BBP en productiviteitsgroei Technologische ontwikkelingen en innovatie leiden tot een efficiëntere productie en een stijgende productiviteit. Dit gaat soms gepaard met een afnemende arbeidsinzet en leidt dan tot de paradoxale situatie dat een sector economisch floreert bij een dalende werkgelegenheid. De decimering van het industriële aandeel in de totale werkgelegenheid hoeft dus niet te betekenen dat ook de economische betekenis naar evenredigheid is afgenomen. Het CBS heeft vanaf 1969 een consistente tijdreeks van de volumeontwikkeling16 van het totale Nederlandse BBP en van het industriële BBP. Daaruit blijkt dat het totale BBP sinds 1969 met ruim 160 % is toegenomen. Het door de industrie voortgebrachte BBP is in dezelfde periode gestegen met ruim 140 %. Het aandeel van de industrie in de voortbrenging van het totale Nederlandse BBP bedroeg in 1969 15%, sindsdien is het aandeel weliswaar langzaam gedaald, maar bedroeg in 2012 altijd nog 13%. De relatieve betekenis van de industrie voor de Nederlandse welvaart heeft in de afgelopen 43 jaar dus maar weinig ingeboet. 300 275
BBP industrie, NL
250
BBP totaal, NL
225 200 175 150 125 100
2012
2007
2002
1997
1992
1987
1982
1977
1973
1969
Figuur 3: Volume-ontwikkeling totaal BBP en industrieel BBP, index 1969 = 100, Nederland (Bron: CBS, Nationale Rekeningen)
Dat de Nederlandse industrie haar bijdrage aan de welvaart en de economische groei vrijwel heeft weten te behouden, is te danken aan een continue proces van productiviteitsverbeteringen. Terwijl het industriële BBP met 140% is gestegen nam de werkgelegenheid met 65% af (-450.000 banen)
15 16
Alinea vrij naar het artikel CBS ‘Helft economische groei in 1995–2007 door toename productiviteit’, 2009 Reële ontwikkeling, voor inflatie gecorrigeerd
21
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
maar in dezelfde periode werd per arbeidsjaar een productiviteitsstijging gerealiseerd van 300%. Voor de totale Nederlandse economie bedroeg de stijging ‘slechts’ 100%17. Een van de belangrijkste maatstaven voor de kracht van een economie is de productiviteit. De groei van de productiviteit is een centrale factor achter de groei van het inkomen per hoofd, en op lange termijn zelfs de enige factor18. Het CBS heeft de determinanten van de Nederlandse productiegroei in kaart gebracht19. Daaruit is gebleken dat bijna een derde deel van de productiegroei op het conto komt van productiviteitsverbeteringen. Bij de economische groei (BBP) is de rol nog groter: bijna de helft van de groei kan worden toegeschreven aan productiviteitsstijgingen. Productiviteit is een van de kernbegrippen uit de economie. Verhoging van de productiviteit betekent voor een bedrijf verhoging van de winstgevendheid en voor een land of regio vergroting van de welvaart. Er is de laatste jaren vanuit de politiek een verhoogde interesse in productiviteit. Dit wordt enerzijds gevoed door het besef dat de Europese Unie zich qua ontwikkeling van de productiviteit niet kan meten met de Verenigde Staten. Anderzijds komt het door de groeiende aandacht voor de toekomstige arbeidsmarkt: wanneer de vergrijzing toeneemt en de omvang van de potentiële beroepsbevolking stagneert, is verhoging van de productiviteit de enige manier waarop de economie nog kan groeien. Productiviteitsgroei wordt vooral behaald in goed mechaniseerbare of automatiseerbare bedrijfstakken, veelal goederen productie, waarvan de industrie de belangrijkste is. Over het Gelderse industriële BBP zijn geen volumemutaties beschikbaar maar alleen nominale bedragen in lopende prijzen. Gezien de heftige prijsontwikkelingen in het verleden kan op basis daarvan geen beeld worden verkregen van de reële ontwikkelingen. Wat wel in kaart kan worden gebracht is het aandeel van Gelderland in Nederland in het nominale BBP en het arbeidsvolume. Op basis daarvan kan vervolgens worden beoordeeld of het aannemelijk is dat de hiervoor getrokken conclusies voor Nederland ook voor Gelderland opgaan.
17
Nationale Rekeningen, volume ontwikkeling BBP en Arbeidsrekeningen, CBS Is er nog hoop?, CPB-notitie april 2013 19 De rest van deze alinea is gebaseerd op de conclusies uit het CBS artikel ‘Helft economische groei in 1995– 2007 door toename productiviteit’, 2009 18
22
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Figuur 4: Gelders aandeel in BBP en arbeidsvolume Nederland (Bron: Regionaal Economische Jaarcijfers, CBS, bewerking Bureau Economisch Onderzoek, provincie Gelderland)
Het Gelderse aandeel in de voortbrenging van het totale Nederlandse BBP bedraagt door de jaren heen om en nabij de 10%. Bij de industrie is het aandeel groter en beloopt dit gemiddeld 11%, maar ook hier is de bijdrage in de tijd gezien tamelijk constant. Uit de omvang en ontwikkeling van de Gelderse aandelen kan worden afgeleid dat de eerder getrokken landelijke conclusies over de betekenis van de industrie voor de welvaart ook voor Gelderland opgaan. Het Gelderse aandeel in het nationale arbeidsvolume is wat hoger dan het aandeel in het BBP en het verschil neemt in de tijd toe (in 2011 bedroegen de aandelen respectievelijk 11% en 13%). Dit betekent dat de industriële productie in Gelderland arbeidsintensiever is (dan wel minder kapitaalintensief) dan de Nederlandse. Dit komt tot uitdrukking in een lagere arbeidsproductiviteit. In 2011 werd in de Gelderse industrie per arbeidsjaar 74.000 euro aan toegevoegde waarde gegenereerd, in Nederland was dat 90.000 euro. Dit verschil kan meerdere oorzaken hebben: verschillen in bedrijfsklassenstructuur (zo heeft Gelderland bijvoorbeeld geen aardolie-industrie waar de arbeidsproductiviteit zeer hoog is), binnen dezelfde bedrijfsklasse verschillen in aard van de goederen (bijvoorbeeld hightech versus traditioneel, bulkgoederen versus stukgoederen e.d.) en ten slotte verschillen in de efficiëntie van de productie.
Omvang en ontwikkeling van de industriële werkgelegenheid naar sector en regio In de inleiding is een globaal beeld geschetst van de verschuivingen tussen de sectoren in termen van werkgelegenheid. Daarbij is gekeken naar de lange termijn. In deze paragraaf zal nader ingezoomd worden op de ontwikkelingen in de laatste 20 jaar en wordt ook op meer detailniveau gekeken naar de samenstellende deelsectoren en ontwikkelingen binnen de regio’s. De afgelopen 20 jaar is de werkgelegenheid (aantal banen) in Gelderland fors toegenomen. Werden er in 1994 nog 733.920 banen geteld, in 2012 was dat opgelopen tot 991.340. In 2013 is het aantal banen als gevolg van de crisis afgenomen tot 977.780 maar over de totale periode bezien nam de werkgelegenheid de werkgelegenheid toe met 243.860 banen.
23
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
1,200,000 1,000,000 800,000 Industrie
Alle sectoren
600,000 400,000 200,000 0
Figuur 5: Totaal aantal banen in alle sectoren en in de industrie, Gelderland (bron: PWE 2013 – Gelderland)
Van 1994 tot 2001 was nog sprake van een bescheiden groei van de industriële werkgelegenheid. Het aantal banen groeide van 119.560 tot 133.900. Na 2001 verloor de sector in rap tempo banen. In 2013 restten er nog 107.060 banen. Alleen het banenverlies in de landbouw was nog groter (16.500 over de afgelopen 20 jaar). Alle andere sectoren lieten over de periode een toename zien met als uitschieter de Zorg, goed voor 86.830 extra banen. Laten de absolute cijfers nog een redelijk mild beeld zien, de indexcijfers laten zien dat de totale werkgelegenheid vrijwel elk jaar is toegenomen maar de werkgelegenheid in de industrie laat al vanaf 1993 een wat minder gunstige ontwikkeling zien. Resultaat is dan ook dat het sectoraandeel langzamerhand gedaald is van 16,3% (1994) naar 10,9% (2013). 150 140
Industrie
Alle sectoren
130 120 110 100 90 80 70
Figuur 6: Indexcijfer totaal aantal banen in alle sectopren en in de industrie, 1994=100 (bron: PWE 2013 - Gelderland)
24
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
De omslag in de ontwikkeling bij de industriële werkgelegenheid blijkt zich bij de meeste deelsectoren rond 2001 hebben voorgedaan. Alleen de chemische industrie, papierindustrie en kledingindustrie laten ook al vóór 2001 een banenverlies zien. Na 2001 laten bijna alle deelsectoren een banenverlies zien. Alleen de reparatie- en installatie van machines en apparaten laat een forse banengroei zien. De voedingsmiddelenindustrie (de grootste deelsector) weet zich redelijk te handhaven. Het banenverlies bleef beperkt en de ontwikkeling 2012-2013 laat zelfs een kleine groei zien. Ook de ontwikkelingen in farmaceutische sector en overige machine-industrie zijn relatief gunstig. De tabaksindustrie is verdwenen uit Gelderland. De papierindustrie, primaire metaalindustrie, chemische industrie, vervaardiging van dranken, drukkerijen en kledingindustrie zijn gehalveerd of soms zelf nog kleiner geworden. Industriële werkgelegenheidsontwikkeling per deelsector
Stand 1994
ontwikkeling
Stand
1994-2001
2001-2013
2013
20.430 660 Vervaardiging van voedingsmiddelen 740 -20 Vervaardiging van dranken 980 30 Vervaardiging van tabaksproducten 2.170 170 Vervaardiging van textiel 1.450 -290 Vervaardiging van kleding 500 40 Vervaardiging van leer, lederwaren en schoenen 3.190 300 Primaire houtbewerking en vervaardiging van artik. van hout 7.570 -680 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren 5.690 730 Drukkerijen, reproductie van opgenomen media 50 -10 Vervaardiging van cokesovenproducten en aardolieverwerking 5.470 -700 Vervaardiging van chemische producten 510 280 Vervaardiging van farmaceutische grondstoffen en producten 5.830 920 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 5.010 490 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten 3.120 240 Vervaardiging van metalen in primaire vorm Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en 12.900 2.800 apparaten) 5.780 3.410 Vervaardiging van computers, elektronische en optische machines 3.300 500 Vervaardiging van elektrische apparatuur 9.790 1.460 Vervaardiging van overige machines en apparaten 1.890 440 Vervaardiging van auto's, aanhangwagens en opleggers 2.020 120 Vervaardiging van overige transportmiddelen 470 Vervaardiging van meubels 5.800 13.930 1.610 Vervaardiging van overige goederen 1.450 1.110 Reparatie en installatie van machines en apparaten Totaal industrie 14.070 119.570 Tabel 3: Industriële werkgelegenheidsontwikkeling per deelsector (bron: PWE 2013 - Gelderland)
-750
20.340
-350
370
-1.010
0
-830
1.510
-720
450
-210
330
-880
2.610
-3.100
3.780
-3.200
3.220
-20
20
-1.800
2.960
100
880
-2.000
4.760
-1.750
3.750
-1.720
1.640
-2.520
13.180
-3.410
5.780
-940
2.870
260
11.510
-730
1.600
-220
1.920
-2.640
3.630
-330
15.210
2.180
4.740
-26.570
107.060
In regionaal perspectief vallen een aantal verschillen op. In 1994 was in de Achterhoek bijna een kwart van de werkgelegenheid te vinden in de industrie. In de Stadsregio was dat slechts 13%. Toch waren de meeste industriële banen te vinden in de Stadsregio.
25
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Industriële werkgelegenheid per regio (alleen Gelderse gemeenten), periodegroei % en het aandeel in de totale regionale werkgelegenheid. banen industrie
periodegroei 1994-2013 in %
1994
2013
-9,5
15,8
10,8
-13,1
23,7
17,2
-12,2
13,0
8,6
39,5
-16,4
18,0
10,8
40,5
5,5
14,4
10,8
1994
2001
2013
alle sectoren
Stedendriehoek
20.070
21.030
18.170
32,3
Achterhoek
26.740
29.790
23.230
19,6
Stadsregio A-N
33.140
39.830
29.100
33,0
Rivierenland
15.020
16.970
12.550
Food Valley
13.430
14.470
14.160
Noord Veluwe Gelderland
Industrie
aandeel industrieel in %
11.190
11.820
9.850
41,2
-11,9
17,9
11,2
119.570
133.900
107.060
33,2
-10,5
16,3
10,9
Tabel 4: Industriële werkgelegenheid per regio (bron: PWE 2013 - Gelderland)
Tot 2001 nam het aantal banen in de industrie in alle regio’s toe, daarna ging het overal hard achteruit met uitzondering van Food Valley. Over de hele periode 1994-2013 genomen daalde het aantal industriële banen gemiddeld met 10,5%, in Food Valley rest een kleine groei van 5,5%. In Rivierenland was de daling van het aantal banen met 16% het hoogst. De daling van het aantal banen industrie staat in schril contract met de groei in de andere sectoren, gemiddeld 33%. De groei in het westen van de provincie lag het hoogst met ca. 40%. De Stedendriehoek en de Stadsregio telden een banengroei van rond de 33%. De banengroei in de Achterhoek bleef met 20% behoorlijk achter bij die in de andere regio’s. De ontwikkelingen tezamen hebben geleid tot een afname van het sectoraandeel industrie in 2013. De Achterhoek heeft nog steeds het hoogste sectoraandeel met 17,2%. De Stadsregio kent in momenteel een sectoraandeel van 8,6%. Nog steeds zijn hier wel de meeste industriële banen te vinden.
Industriële bedrijven Het totaal aantal bedrijven is de afgelopen 20 jaren aanzienlijk toegenomen. In 1994 herbergde Gelderland 87.400 bedrijven, in 2013 waren dat er inmiddels 161.672. Het aantal bedrijven groeide met 85%. Vooral in de periode na 2005 groeide het aantal bedrijven snel, met name door toename van het aantal eenmansbedrijven. Ook in de industrie was sprake van groei van het aantal bedrijven. Het aantal bedrijven nam toe van 5.360 in 1994 tot 7.450 in 2013. De groei van het aantal bedrijven (39%) was daarmee een stuk bescheidener dan de meeste andere sectoren. Net als in de meeste andere sectoren groeide vooral het aantal eenmansbedrijven. Dat groeide van 1.160 in 1994 tot 3.470 in 2013. Was de groei van het aantal eenmansbedrijven aanzienlijk, dat geldt niet voor de overige bedrijven in de industrie. Het aantal bedrijven met meer dan 1 medewerker nam in de periode 1994-2001 nog toe van 4.200 naar 4.880, daarna daalde het aantal bedrijven gestaag tot 3.970 in 2013. Worden de industriële bedrijven onderverdeeld in 3 groepen, te weten kleine bedrijven (1-5 personen), middelgrote bedrijven (5-99 personen) en grote bedrijven (100 en meer personen) dan valt op dat de grote bedrijven het relatief goed doen.
26
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Werkgelegenheid en aantal bedrijven van de industrie naar grootteklasse bedrijven 1994
banen 2013
in banen
in %
Klein 2.340 2.580 2.160 63.300 68.310 Middel 200 200 190 45.100 53.720 Groot 5.360 6.830 7.450 119.570 133.900 Totaal Tabel 5: Werkgelegenheid en aantal bedrijven (bron: PWE 2013 - Gelderland)
8.550
-3.330
-28,0
48.420
-19.890
-29,1
50.090
-3.630
-6,8
107.060
-26.840
-20,0
4.050
2013 5.100
1994
periodegroei 2001-2013
2001
2.830
2001
11.170
11.880
Het aantal bedrijven met 100 of meer werkenden is over hele periode 1994-2013 met 10 afgenomen. Het banenverlies bedroeg over de periode 2001-2013 “slechts” 3.630 ofwel bijna 7%. In verhouding tot de kleinere bedrijven is die ontwikkeling dus relatief gunstig. De 200 grootste bedrijven zijn ook goed voor 46% van de Gelderse industriële werkgelegenheid. In de bijlage zijn per regio de grootste bedrijven opgenomen. In onderstaande tabel is de actuele bedrijvenpopulatie gezet naast het aantal recente starters. Momenteel (1/4/2013) telt Gelderland ruim 161.00 bedrijven met 978.000 banen. Hiervan zijn 67.000 bedrijven gestart sinds 1-1-2008, goed voor 145.000 banen. Dit betekent dat ongeveer 42% van de bedrijvigheid de afgelopen jaren is gestart. Het aandeel in de werkgelegenheid komt uit op 15%. Dat wordt voor een groot deel veroorzaakt door het feit dat de meeste starters kleine bedrijven zijn (eenmansbedrijven, ZZP-er). Voor de industrie geldt dat het aandeel nieuwe bedrijven met 30% onder gemiddelde ligt en dat het aandeel banen met 6% ver achter blijft; de bijdrage aan de werkgelegenheid als gevolg van nieuwe bedrijven is dus beperkt. Er lijkt sprake van relatief weinig vernieuwing van de industriële bedrijvenpopulatie. Actuele bedrijvenpopulatie/banen en recente starters per sector, Gelderland stand per 1-4-2013
A Landbouw, bosbouw en visserij B
Winning van delfstoffen
C
Industrie
D Productie, distributie, handel in elektriciteit en aardgas E
Winning/distributie van water; afval(water)beheer,sanering
F
Bouwnijverheid
w.v. gestart na 1-1-2008
aandeel (%) gestart na 1-1-2008 van totaal bestand 2013
bedrijven
Banen
bedrijven
banen
Bedrijven
banen
11.060
28.600
1.580
3.200
14,3
11,2
40
270
20
100
39,5
36,3
7.450
107.060
2.190
6.020
29,5
5,6
80
4.190
40
1.030
56,0
24,7
260
5.240
60
240
22,7
4,5
16.320
57.070
6.120
9.370
37,5
16,4
29.780
168.070
10.940
25.830
36,7
15,4
H Vervoer en opslag
3.510
43.470
1.340
5.030
38,1
11,6
I
Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
5.570
42.020
1.730
7.070
31,1
16,8
J
Informatie en communicatie
7.320
24.670
4.040
6.550
55,1
26,5
K
Financiële instellingen
1.540
20.170
420
1.170
27,6
5,8
L
Verhuur van en handel in onroerend goed
1.520
6.500
490
850
32,0
13,0
29.120
83.730
14.990
22.710
51,5
27,1
6.860
46.200
3.350
9.790
48,8
21,2
470
50.630
60
2.340
12,6
4,6
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
M Advisering, onderzoek, special. zakelijke dienstverlening N Verhuur van roerende goederen, overige zakel. dienstverlening O Openbaar bestuur, overheidsdiensten, sociale verzekeringen
27
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
P
Onderwijs
Q Gezondheids- en welzijnszorg
7.790
66.770
3.750
6.130
48,2
9,2
16.280
182.510
8.520
27.950
52,3
15,3
R
Cultuur, sport en recreatie
7.250
19.760
3.460
4.580
47,7
23,2
S
Overige dienstverlening
9.470
20.840
3.930
4.850
41,5
23,3
161.670
977.780
67.020
144.790
41,5
14,8
Totaal alle sectoren Bron: PWE 2013 - Gelderland
Tabel 6: Actuele bedrijvenpopulatie/banen en recente starters (bron: PWE 2013 - Gelderland)
Kleine industriële bedrijven hebben het relatief moeilijk. In de groep bedrijven tot 100 werkzame personen is de meeste werkgelegenheid verloren gegaan. Het is daarnaast vermoedelijk moeilijk om een klein bedrijf succesvol door te ontwikkelen. Het verlies aan grote industriële bedrijven is beperkt geweest en het banenverlies in industrieel perspectief is beperkt. Verklaringen kunnen op basis van het PWE-materiaal niet gegeven worden maar het ligt in de lijn der verwachtingen dat grotere bedrijven beter in staat zijn om nieuwe technieken te adapteren en hiervoor meer financiële ruimte voor hebben waardoor de kans op overleven groter wordt. Hogere productiviteit kan ook leiden tot minder inzet van arbeid.
28
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
5. Kenschets van bedrijven in het onderzoek In dit hoofdstuk wordt een schets gegeven van de bedrijven die in dit onderzoek zijn meegenomen. Allereerst zullen we de selectiecriteria voor de bedrijven kort toelichten. Vervolgens kijken we kort naar de werkgelegenheid, omzet, de locatie van de bedrijven en de aard van de bedrijvigheid. In de gesprekken is gevraagd naar enkele kengetallen: aantal FTE’s werkzaam in de onderneming, omzet en de verdeling van werknemers over verschillende opleidingsniveaus. Van de eerste drie kenmerken is bovendien gevraagd hoe de ontwikkeling is geweest in de afgelopen 10 jaar. Dit is gebeurd door te vragen naar de stand van zaken in 2003, 2008 en het heden (eind 2013/begin 2014). In sommige gevallen wilden of konden de respondenten geen antwoord geven op deze vragen. De verzamelde gegevens kunnen dus gebruikt worden voor het maken van een ruwe schets, maar zijn niet volledig dekkend.
Locatie De spreiding van de bezochte bedrijven is in onderstaande kaart te zien, waarop iedere RCT regio een andere kleur heeft.
Figuur 7: Onderzochte bedrijven per regio
Hieruit blijkt dat bedrijven uit alle delen van de provincie zijn meegenomen in dit onderzoek. Uit deze kaart blijkt ook dat de RCT regio’s enige overlap hebben. Met name rond Arnhem en Nijmegen en in de Oostelijke Veluwe is dit het geval. Als gevolg daarvan hebben verschillende RCT makelaars soms in dezelfde plaats bedrijven aangebracht waarmee interviews hebben plaatsgevonden. Daarnaast ligt de regio Stedendriehoek deels in de provincie Overijssel. In dit onderzoek zijn uitsluitend bedrijven in Gelderland bezocht.
29
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Verdeling over regio’s Uit onderstaande tabel blijkt dat in alle regio’s tien bedrijven zijn onderzocht, behalve in de regio Nijmegen. In deze regio bleek het in de beschikbare periode niet mogelijk om toegang te krijgen tot enkele door de regionale innovatiemakelaar beoogde bedrijven. Uit de kaart in Figuur 7 blijkt echter dat het gebied rondom Nijmegen niettemin goed in het onderzoek is vertegenwoordigd. Omdat het onderzoek zich specifiek richtte op de maakindustrie als provinciale topsector ontbreken bedrijven die tot de andere topsectoren – food20, health, energy – gerekend worden (ondanks enige overlap tussen de maakindustrie en elk van deze topsectoren). Gevolg is onder meer dat geen bedrijven uit Wageningen in het onderzoek zijn opgenomen. Gezien de heterogeniteit van de maakindustrie is het lastig om een kenschets te maken van deze industrie. Op regionaal niveau geldt dat nog steeds, al is er wel een patroon te herkennen. Hiervoor kijken we naar maakbedrijven in de SBI klasse C (Industrie), en met een SBI-code die begint met het cijfer 1 (o.a. productie van voedingsmiddelen, lederwaren, textiel, papier en drukwerk), 2 (o.a. productie van chemische producten, geneesmiddelen, kunststoffen, rubberproducten, metalen producten, elektronica, machines, computers en auto’s) of 3 (o.a. overige transportmiddelen, meubels en medische instrumenten). Op basis van de eerste twee cijfers van de SBI code en het totaal aantal arbeidsplaatsen kunnen we een top-10 maken van activiteiten binnen de Gelderse maakindustrie: SBI… 10 32 25 28 26 22 33 17 23 31
Omschrijving Bedrijven Vervaardiging van voedingsmiddelen 722 Vervaardiging van overige goederen 640 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 1.329 Vervaardiging van overige machines en apparaten 461 Vervaardiging van computers, elektronische en optische machines 213 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 202 Reparatie en installatie van machines en apparaten 751 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren 121 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale producten 287 Vervaardiging van meubels 860 Totaal in top-10 activiteiten: 5.586 Totaal Gelderland (alle activiteiten maakindustrie): 7.447
Arbeidsplaatsen 20.340 15.214 13.182 11.509 5.782 4.755 4.738 4.025 3.752 3.634 86.931 107.063
Tabel 7: top-10 van activiteiten van maakbedrijven in Gelderland (bron: LISA database)
Hieruit blijkt dat met name de voedingsmiddelenindustrie een grote rol speelt in de werkgelegenheid. Daarnaast zien we dat de vele producenten van metalen producten (categorie 25) voornamelijk relatief kleine ondernemingen zijn (gemiddeld zo’n 10 werknemers). Dat geldt
20
In het overzicht van bedrijvigheid per regio dat hieronder volgt, zijn voedingsmiddelenproducenten wel opgenomen. Wat de topsectoren health en energy betreft zijn alleen maakbedrijven opgenomen die zich richten op die sectoren. Een aparte analyse van de relatie tussen de maakindustrie en de topsectoren food, health en energy is niet gemaakt, omdat de SBI strikt genomen geen inzicht geeft in de markten waarop maakbedrijven zich richten.
30
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
overigens ook voor de categorieën 33 (reparatie en installatie van machines; gemiddeld ca. 6 werknemers) en 31 (meubelmakers; gemiddeld ca. 4 werknemers). In de overige categorieën in de top-10 varieert de gemiddelde bedrijfsgrootte tussen de 13 (overige, niet-metaalhoudende producten) en 33 (papierfabrieken) werknemers. Over de hele linie is het gemiddeld aantal werknemers per maakbedrijf ca. 14; voor de top-10 van activiteiten in bovenstaande tabel is dat tussen de 15 en de 16. Ondanks de aanwezigheid van een handvol grote bedrijven (>750 werknemers) in de provincie, wordt dit overzicht niet door hen gedomineerd. Deze grote bedrijven zijn overigens voor een groot deel sociale werkvoorzieningen. Er zijn weinig grote, bij een breder publiek bekende maakbedrijven in de provincie. Kijken we naar de top-5 per regio21, dan wordt een regionale signatuur zichtbaar. In de Achterhoek ligt de nadruk op het vervaardigen van metalen producten. In mindere mate worden er voedingsmiddelen, plastic producten en machines geproduceerd. Bovendien is de Achterhoek een grote regio – zowel in oppervlak als in het aantal (maak)bedrijven dat we hier vinden. Een groot aantal relatief kleine bedrijven is actief in de vervaardiging van metalen producten.
Top-5 activiteiten maakbedrijven regio
Achterhoek 25 10 32 28 22
Bedrijfsactiviteit Bedrijven Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 317 Vervaardiging van voedingsmiddelen 129 Vervaardiging van overige goederen 107 Vervaardiging van overige machines en apparaten 100 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof 52 Totaal top-5: 705 Totaal Achterhoek (alle activiteiten maakindustrie): 1.413
Arbeidsplaatsen 4.274 3.761 3.188 2.540 1.348 15.111 23.277
De Vallei onderscheidt zich door het aantal voedingsmiddelenproducenten. Zij vertegenwoordigen ongeveer één vijfde van de maakbedrijven. De metaalbewerkers, machinebouwers en producenten van plastic- en rubberproducten vinden we ook hier terug, en (net buiten de top-5) zien we een aantal producenten van elektronica.
Top-5 activiteiten maakbedrijven regio Vallei Bedrijfsactiviteit 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en 25 apparaten) 32 Vervaardiging van overige goederen
21
Bedrijven 103 74 240 72
Arbeidsplaatsen 3.340 1.933 1.916 1.562
Dit overzicht is gebaseerd op de WGR (Wet Gemeenschappelijke Regelingen) regio’s. Hierin zijn de RCT regio’s Midden-Gelderland (waaronder Arnhem) en Nijmegen samengenomen in de samengestelde regio ‘Stadsregio Arnhem-Nijmegen’. Van de WGR regio ‘Eem en Vallei’ valt alleen het deel ‘Vallei’ in de provincie Gelderland.
31
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
22 Vervaardiging van producten van rubber en kunststof Totaal top-5: Totaal Vallei (alle activiteiten maakindustrie):
33 522 1.117
793 9.544 14.163
De Veluwe is in termen van maakindustrie een kleine regio; we zien hier maar een beperkt aantal maakbedrijven. Deels ligt de verklaring hiervan in het feit dat een groot deel van de regio bestaat uit natuurgebied, waar zich weinig bebouwing en bedrijven bevinden. De bedrijven bevinden zich grotendeels aan de oever van het Veluwemeer en bijna één derde van de bedrijven houdt zich bezig met de productie van voedingsmiddelen. Bovendien zijn deze bedrijven gemiddeld groot, waardoor meer dan de helft van de industriële werknemers in de Veluwe in de voedingsmiddelenindustrie werkt. Ook de fabrikanten van chemische producten verwerven met slechts een handvol grote bedrijven een plek in de top-5; het gaat hier om de vervaardiging van schoonmaakmiddelen en verf. Omgekeerd zien we een relatief groot aantal bedrijven van beperkte omvang die zich bezighouden met het bewerken van metalen en het maken van metalen constructies.
Top-5 activiteiten maakbedrijven regio Veluwe Bedrijfsactiviteit Bedrijven 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 91 32 Vervaardiging van overige goederen 47 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en 25 apparaten) 107 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten 47 20 Vervaardiging van chemische producten 4 Totaal top-5: 296 Totaal Veluwe (alle activiteiten maakindustrie): 688
Arbeidsplaatsen 4.466 973 931 918 471 7.759 9.851
In het Rivierenland is de voedingsmiddelenindustrie ook het grootst, maar de spreiding over de diverse bedrijfstakken is breder dan op de Veluwe. Er is geen duidelijke uitschieter. Verder zien we producenten van ‘overige niet-metaalhoudende mineralen producten’. Hieronder vallen onder andere producten voor in de bouw, zoals stenen, tegels en cement. We vinden hier onder andere een aantal steenfabrieken.
Top-5 activiteiten maakbedrijven regio Rivierenland Bedrijfsactiviteit Bedrijven 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 97 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en 25 apparaten) 249 32 Vervaardiging van overige goederen 76 Vervaardiging van overige niet-metaalhoudende minerale 23 producten 59 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten 70 Totaal top-5: 551 Totaal Rivierenland (alle activiteiten maakindustrie): 1.240
32
Arbeidsplaatsen 1.805 1.498 1.435 1.390 1.219 7.347 12.550
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Ook in de Stadsregio Arnhem-Nijmegen is sprake van een grote spreiding. We komen hier elektronicaproducenten tegen, waarvan een aantal met recht ‘high-tech’ genoemd kan worden. De twee koplopers in aantal arbeidsplaatsen, categorieën 32 (overige goederen) en 26 (elektronica) worden elk gedomineerd door een zeer grote partij: een elektronicafabrikant en een sociale werkvoorziening. Zouden we deze twee buiten beschouwing laten, dan ontstaat een nog heterogener beeld. Verder zien we hier, meer dan in de andere regio’s, fabrikanten van medische apparatuur in de groep van ‘overige producten’ (SBI code 32.x)
Top-5 activiteiten maakbedrijven regio Stadsregio Arnhem-Nijmegen Bedrijfsactiviteit Bedrijven 32 Vervaardiging van overige goederen 238 Vervaardiging van computers, elektronische en optische 26 machines 77 10 Vervaardiging van voedingsmiddelen 186 28 Vervaardiging van overige machines en apparaten 102 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en 25 apparaten) 253 Totaal top-5: 856 Totaal Stadsregio A-N (alle activiteiten maakindustrie): 1.964
Arbeidsplaatsen 4.274 3.761 3.188 2.540 1.348 16.915 29.104
In de Stedendriehoek zien we de gebruikelijke combinatie van machinebouw, metaalbewerkers en voedingsmiddelenproducenten (de grote partijen zijn slachterijen en een veevoederfabrikant). De categorie ‘overige goederen’ wordt ook hier aangevoerd door sociale werkplaatsen. Daarnaast zien we een aantal papierfabrieken, met een duidelijke concentratie in Eerbeek. De categorie ‘metalen producten’ wordt aangevoerd door een fabrikant van verpakkingen en een van CV-ketels.
Top-5 activiteiten maakbedrijven regio Stedendriehoek 10 32 25 28 17
Bedrijfsactiviteit Bedrijven Vervaardiging van voedingsmiddelen 116 Vervaardiging van overige goederen 100 Vervaardiging van producten van metaal (geen machines en apparaten) 163 Vervaardiging van overige machines en apparaten 68 Vervaardiging van papier, karton en papier- en kartonwaren 23 Totaal top-5: 470 Totaal Stedendriehoek (alle activiteiten maakindustrie): 1.025
Arbeidsplaatsen 3.762 2.867 2.261 2.137 1.875 12.902 18.168
De categorieën 10 (voedingsmiddelen), 25 (metalen producten), 28 (machines en apparaten) en 32 (overige goederen) keren dus in elke regio terug, zij het in steeds wisselende volgorde en omvang. Bij de voedingsmiddelen gaat het steeds om een combinatie van (banket)bakkers, slagers en vleesverwerkers, met hier en daar een veevoederbedrijf (dat laatste vooral in de Vallei). In de categorieën 25 en 28 bevinden zich bedrijven die bewerkingen uitvoeren zoals buigen en frezen of coatings aanbrengen en bedrijven die metalen producten assembleren, maar ook bedrijven die gevestigde merken zijn in diverse (niche)markten en daar soms complexe, samengestelde producten voor fabriceren (m.n. in categorie 28).
33
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Een duidelijke regionale specialisatie komt hier niet uit naar voren. De ‘restcategorie’ 32 is in alle regio’s groot, wat deels te maken heeft met het feit dat (grote) sociale werkvoorzieningen in deze categorie vallen, maar het onderstreept ook de diversiteit van de maakindustrie: veel bedrijven laten zich slecht vangen in een standaardindeling. Regionale accenten komen we tegen in het Rivierenland, met relatief veel werkgelegenheid in categorie 23 (niet-metaalhoudende minerale producten, zoals stenen en andere bouwmaterialen), in de stadsregio Arnhem-Nijmegen waar elektronica en in mindere mate medische apparaten een voorname rol spelen en in de Stedendriehoek, waar de papierindustrie nog altijd sterk vertegenwoordigd is. Tenslotte valt op dat een belangrijk deel van de maakindustrie rondom de steden Arnhem, Nijmegen en Apeldoorn is geconcentreerd. De Achterhoek wijkt af van dat patroon, met een groot scala aan bedrijvigheid dat zich vrij gelijkmatig over de regio spreidt.
Industrieterreinen De meeste bedrijven in dit onderzoek zijn gevestigd op een industrieterrein. Deze terreinen variëren van klein tot groot, van nieuw (bijvoorbeeld Bijsterhuizen in Wijchen) tot tientallen jaren oud (West Betuwe in Geldermalsen) en ze zijn soms gelegen middenin een stad of dorp (Kayersmolen-Noord in Apeldoorn) of liggen in het buitengebied (Centerpoort bij Arnhem/Duiven). Slechts zeven bedrijven (ca. 10%) in het onderzoek bevinden zich niet op een industrieterrein en liggen dus in een woonwijk of dorpskern (zoals in Barneveld en Putten), of juist in het buitengebied (zoals bedrijven in Hall en Oene). In bijlage 4 is een overzicht opgenomen van de bedrijventerreinen waar bedrijven in het kader van dit project bezocht zijn. In de interviews is geen specifieke vraag over bedrijventerreinen gesteld. Ze kwamen niettemin geregeld ter sprake. Een aantal bedrijven uitte kritiek: meestal op de bereikbaarheid met openbaar vervoer, soms over te hoge grondprijzen, in een enkel geval over de uitstraling van het bedrijventerrein of over het ontbreken van meer dan een enkele toegangsweg. Daarnaast was er sprake van zelfkritiek: bedrijven weten doorgaans onvoldoende wat andere bedrijven op hetzelfde bedrijventerrein doen, en dat kan betekenen dat mogelijkheden om een partner in de directe nabijheid te vinden vaak onbenut blijven.
Werkgelegenheid Hieronder gaan we kort in op de werkgelegenheid bij de bezochte bedrijven. Ten eerste kijken we naar het aantal werknemers bij de ondernemingen. Vervolgens kijken we ook naar het opleidingsniveau, van belang in verband met de kennisintensiteit en opleidingsbehoeften van de ondernemingen.
Aantal werknemers Aan de deelnemende bedrijven is gevraagd om een indicatie te geven van het aantal werknemers in de onderneming22. De bedrijven variëren in omvang van 2 tot 600 werknemers, met een gemiddelde van ca. 91 werknemers. Dit gemiddelde wordt omhoog getrokken door een aantal relatief grote bedrijven: 50 (73,5%) van de onderzochte bedrijven hebben minder dan het gemiddelde van 91 werknemers.
22
Gevraagd werd naar FTE’s, maar over het algemeen werd een aantal werknemers als antwoord gegeven.
34
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
13 Bedrijven (19,1%) in het onderzoek hebben minder dan 20 werknemers en voldoen daarmee niet aan het criterium voor bedrijfsgrootte dat tussentijds is ingevoerd. De bevindingen bij deze bedrijven zijn overigens in lijn met bevindingen bij grotere bedrijven. Gezamenlijk vertegenwoordigen de onderzochte bedrijven 6.176 directe arbeidsplaatsen. Dit is 5,6% van het totaal van 109.970 mensen die werkzaam zijn in de industrie en delfstoffenwinning in de provincie (Provinciale Werkgelegenheidsenquête 2012). Een aantal bedrijven geeft aan dat daarnaast gebruik wordt gemaakt van indirecte arbeid. In sommige gevallen is dit een ‘flexibele schil’ van werknemers die ingeschakeld kunnen worden bij drukte. In andere gevallen gaat het om meer permanente werkgelegenheid die bijvoorbeeld door outsourcing geen onderdeel meer is van de onderneming.
Figuur 8: aantal werknemers per bedrijf
Naast het huidige aantal arbeidsplaatsen, is ook gevraagd naar de ontwikkeling van arbeidsplaatsen. 41 bedrijven (60,3%) groeiden in de periode sinds 2003; 18 (26,5%) krompen juist in die periode. Van de overige 9 bedrijven (13,2%) zijn geen gegevens beschikbaar. De gemiddelde groei van het personeelsbestand bedroeg zo’n 1,5% per jaar. Van de groeiende bedrijven laten er twee een sterke gemiddelde groei zien van meer dan 10% per jaar: zelfs 14% à 15% gemiddeld per jaar. In het ene geval gaat het om een bedrijf met zo’n 30 werknemers. Het andere bedrijf heeft momenteel zo’n 120 arbeidsplaatsen en heeft een cyclisch karakter: het personeelsbestand varieert hier de laatste jaren sterk, maar de algemene trend is een forse groei. Beide bedrijven ontwikkelen en assembleren producten voor de (duurzame) energiesector, waarbij de productie van componenten en modules grotendeels wordt uitbesteed.
Verdeling over opleidingsniveaus De deelnemende bedrijven zijn gevraagd naar de opbouw van hun personeel; dat wil zeggen de verdeling over verschillende opleidingsniveaus. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen drie niveaus:
Hoger opgeleid: WO of HBO Middelbaar opgeleid: MBO
35
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Laag opgeleid: < MBO
Van 66 van de onderzochte bedrijven (97%) zijn deze cijfers beschikbaar23. Gemiddeld blijkt ongeveer een kwart (ca. 26%) van het personeel een HBO of WO opleiding te hebben. Voor MBO is dit ca. 30%. De resterende 43% is lager opgeleid. Bij 7 bedrijven (10,3%) heeft minimaal 50% van de werknemers een HBO of WO diploma. Bij 25 bedrijven (36,8%) is meer dan 50% van het personeel lager opgeleid en beschikt dus niet over een MBO diploma. Voor de totale beroepsbevolking ligt de verdeling duidelijk anders dan bij de onderzochte bedrijven. Uit de CBS enquête ‘Beroepsbevolking’ (CBS, 2012) blijkt dat in Gelderland 23,3% van de beroepsbevolking een Basis/Mavo/VBO/VMBO diploma heeft, 43,4% heeft Havo/VWO/MBO en 32,4% heeft een HBO of WO diploma. Lager opgeleiden zijn dus relatief sterk vertegenwoordigd in de onderzochte maakbedrijven. Opleidingsniveau
HBO / WO MBO c.q. HAVO/VWO/MBO < MBO c.q. basis/MAVO/VBO/VMBO
Bedrijven in dit onderzoek
Gemiddeld Gelderse beroepsbevolking (CBS 2012)
26% 30%
32,4% 43,4%
43%
23,3%
Tabel 8: opleidingsniveau van werknemers in onderzochte bedrijven
Bij deze lager opgeleide werknemers gaat het overigens meestal niet om ongeschoolde of laagwaardige arbeid. Veel bedrijven geven aan dat vaardige werknemers moeilijk te vinden zijn en dat vakbekwaamheid belangrijker is dan het opleidingsniveau. Ook zien de geïnterviewde ondernemers vaak geen verband tussen vakbekwaamheid van uitvoerend personeel en opleidingsniveau. Bedrijven die sterk op innovatie gericht zijn, hebben soms bedenkingen bij MBO- (of lager) geschoold personeel: als het gaat om het bedenken en ontwikkelen van nieuwe producten of nieuwe toepassingen is een HBO opleiding zeer wenselijk. WO wordt vrijwel nooit genoemd.
Omzet Ook is de bedrijven gevraagd naar een indicatie van hun actuele jaaromzet, waar 43 van de bedrijven (63,2%) een antwoord op hebben gegeven. De antwoorden lopen uiteen van ca. € 1 miljoen tot € 150 miljoen per jaar, met een gemiddelde van € 18,25 miljoen. In totaal realiseren de 43 bedrijven waarvan omzetcijfers beschikbaar zijn ruim € 780 miljoen omzet per jaar. Per werknemer wordt gemiddeld zo’n € 280.000 omzet per jaar gerealiseerd, met een minimum van € 66.000 en een maximum van bijna € 820.000. De grote variatie in de omzet per werknemer onderstreept de diversiteit van de onderzochte bedrijven.
23
Bij 5 bedrijven leveren de opgetelde percentages geen 100% op
36
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Figuur 9: jaaromzet in miljoen € per bedrijf
Ook van de omzet is naar de ontwikkeling sinds 2003 gevraagd. Ondernemers waren spaarzamer met het verschaffen van gegevens hierover; slechts van 23 bedrijven (33,8%) is het mogelijk om iets te zeggen over de omzetontwikkeling. Gemiddeld realiseerden deze bedrijven een jaarlijkse omzetgroei van 4,3%. 20 bedrijven rapporteerden een gemiddelde toename in omzet sinds 2003; de resterende 3 zagen hun omzet gemiddeld afnemen. Bij 19 bedrijven bedroeg de jaarlijkse omzetgroei meer dan de gemiddelde inflatie van 1.55% per jaar in de periode 2003-2013 (CBS Statline 201424). Overigens is de groei, in de gevallen waar daar sprake van was, doorgaans geen voortdurende groei. De invloed van de economische crisis is goed zichtbaar. De groeiende bedrijven groeiden in de periode 2003-2008 en vertoonden in de meeste gevallen daarna een soms forse krimp. Voor zover we daar data over hebben, lijkt het dat in het laatste jaar weer groei plaatsvindt. Van de groeiers realiseerden er 5 een groei van de omzet van meer dan 10% gemiddeld per jaar. In termen van werknemers groeiden deze bedrijven ook, maar in minder sterke mate: een toename in aantal werknemers van ca. 2% tot 8% gemiddeld per jaar. Van de 20 in omzet groeiende bedrijven zijn er 3 die een krimp in het personeelsbestand laten zien. In die gevallen bedroeg de gemiddelde omzetgroei per jaar enkele procenten (1,8% tot 3,3%). Eén van deze bedrijven laat zelfs een zeer sterke afname in het personeelsbestand zien. Het gaat om een klein bedrijf (8 werknemers) waarvan de eigenaar een sterke focus heeft op het verder automatiseren van de productie.
Export We vroegen de bedrijven in hoeverre ze hun omzet behalen bij klanten in het buitenland. Daarbij maakten we onderscheid tussen drie gebieden: Duitsland, de rest van Europa, en de rest van de wereld. Ook hier zijn de gegevens niet helemaal volledig. In sommige gevallen is de totale export te berekenen aan de hand van de door de bedrijven opgegeven data en soms noemden ondernemers alleen het totaal aandeel export, zonder dat uit te splitsen naar de gevraagde gebieden. Van 24 bedrijven (35,3%) is het totale aandeel van export in de omzet niet bekend.
24
Gebaseerd op de ‘Consumenten Prijs Index (CPI) afgeleid’.
37
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
% van de omzet Bedrijven waarvan gegevens beschikbaar zijn
Duitsland 11,9%
Rest Europa 26,9%
Rest wereld 23,2%
Export totaal 45,1%
45 (66,2%)
49 (72,1%)
39 (57,4%)
44 (64,7%)
Tabel 9: Omzet uit export en beschikbaarheid van gegevens
Uit Tabel 9 blijkt dat export voor de onderzochte bedrijven belangrijk is. Van de 44 bedrijven waarvan de totale export bekend is, bedraagt deze bijna de helft van hun omzet. Gecombineerd met de bekende omzetgegevens, betekent dit dat de onderzochte bedrijven goed zijn voor een exportwaarde van meer dan € 350 miljoen per jaar. Duitsland is daarbij een belangrijke handelspartner, net als andere Europese landen. Opvallend is, zeker gezien de relatief geringe omvang van de onderzochte bedrijven, dat meer dan de helft ook naar landen buiten Europa exporteert.
Aard van de bedrijvigheid De aard van de bedrijfsactiviteiten loopt sterk uiteen, ook al kunnen alle bedrijven in het onderzoek als ‘maakbedrijf’ beschouwd worden. Het karakteriseren van de bedrijvigheid in zelfs een relatief kleine groep maakbedrijven zoals in dit onderzoek blijkt lastig: elk bedrijf is een unieke combinatie van activiteiten, kennis, competenties, bedrijfsmiddelen en afzetmarkten. Niettemin doen we hier een poging om een beleidsrelevante indeling van bedrijven te maken, gebaseerd op de mate waarin bedrijven een eigen productportfolio hebben, de aard van het productieproces en de kennisintensiteit van de onderneming.
Sectoren In het rapport “Industrie Impuls” van de Main Regiegroep en Oost NV (2011) wordt een onderscheid gemaakt tussen diverse industriële sectoren (zie ook hoofdstuk 4: Economisch beleid van de provincie Gelderland). Op deze indeling baseren wij de onderstaande sectoren en het aantal onderzochte bedrijven dat op basis van hun werkzaamheden en/of voornaamste afzetmarkt in elke sector geplaatst kan worden. De sector ‘papier & vezels’ is toegevoegd. Daarnaast is de sector ‘automotive’ uitgebreid naar een bredere definitie waarin ook niet-gemotoriseerd transport (fietsen, rolstoelen) valt.
38
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
18
12 9 7 5
5 3
1
5 3
0
Tabel 10: Bedrijven per sector
Deze indeling in sectoren is echter problematisch: de aard van de werkzaamheden binnen een bedrijf zijn niet altijd eenduidig in één van de sectoren te vatten. Wordt gekeken naar de afzetmarkt, dan treedt vaak het probleem op dat maakbedrijven hun klanten in heel diverse markten vinden, waarvan er niet duidelijk één bovenuit uitsteekt. En in veel gevallen zijn bedrijven in meerdere sectoren onder te brengen. Een bedrijf dat elektronica maakt voor gebruik in voertuigen kan bijvoorbeeld toegewezen worden aan de sector “elektrische apparaten”, maar evengoed aan “automotive”. Bovendien rijst de vraag welk beleidsmatig doel door een dergelijke indeling in sectoren wordt gediend. Het is misschien mogelijk om de maakindustrie (met zo’n 7000 ondernemingen in Gelderland) verder te ‘verkavelen’ in kleinere delen, maar in vrijwel alle gevallen leidt dat tot categorieën die te klein zijn voor een gericht sector- of clusterbeleid. Daarom leggen we hieronder de nadruk op een aantal andere aspecten van maakbedrijven.
Eigen producten Ten eerste maken we onderscheid naar de mate waarin de bedrijven eigen producten vermarkten: producten die door de onderneming zelf ontwikkeld zijn, al of niet met samenwerkingspartners. Verwacht mag worden dat innovatie bij bedrijven met eigen producten anders van aard is dan innovatie bij bedrijven die materialen of onderdelen toeleveren, en het is de vraag of beide typen bedrijven op dezelfde manier en in dezelfde mate in de regio verankerd zijn. Slechts één bedrijf blijkt geen enkel eigen product te vermarkten. Zuivere ‘jobbers’ die alleen bewerkingen (zoals frezen of assembleren) op klantvraag uitvoeren zijn wij dus nauwelijks tegengekomen. Dat wil niet zeggen dat ze er niet zijn, maar in het onderzoek lag de nadruk op innovatieve bedrijven en dat lijkt ten koste te zijn gegaan van bedrijven die uitsluitend bewerkingen uitvoeren ten behoeve van andere bedrijven. Het enkele bedrijf dat geen eigen productportfolio heeft, is overigens wel degelijk innovatief: het speelt een belangrijke rol in het realiseren van innovaties bij andere bedrijven, waarvan we er ten minste twee elders in het onderzoek zijn tegengekomen. Daarnaast zijn er bedrijven die weliswaar over een eigen product beschikken, maar dat speelt in de omzet nauwelijks een rol.
39
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Productie of assemblage Ten tweede kan gekeken worden naar de activiteiten die de kern van de materiële processen in het bedrijf vormen. We maken onderscheid tussen productie en assemblage. Met productie bedoelen we een daadwerkelijk transformatieproces waarbij de eigenschappen van het materiaal wezenlijk veranderen. Voorbeelden zijn het mengen van grondstoffen tot plastics, het maken van papier en het gieten van lood of ijzer. Met assemblage bedoelen we het bouwen van samengestelde producten uit ingekochte (of zelf geproduceerde) componenten. In het onderzoek gaan beide activiteiten betrekkelijk gelijk op: 20 bedrijven (29,4%) richten zich op productiewerk en 24 (35,3%) op assemblage. De resterende 24 bedrijven voeren beide activiteiten uit.
Kennisintensiteit Op basis van de interviewgegevens hebben we een tweedeling gemaakt naar kennisintensiteit van de activiteiten van de onderzochte bedrijven. Met kennisintensiteit bedoelen we de mate waarin kennis op academisch of HBO-niveau een rol speelt in product- en procesinnovatie. Deze kennis kan afkomstig zijn van externe bronnen zoals kennisinstellingen, onderzoeksinstituten en publicaties, maar ook van hoogopgeleide werknemers. We maken onderscheid tussen ‘knowledge-based’ (relatief hoge kennisintensiteit) en ‘skill-based’ (relatief lage kennisintensiteit) maakbedrijven. Op basis van kwalitatieve informatie uit de interviews hebben we 32 bedrijven (47,1%) toegewezen aan de categorie ‘knowledge-based’. Belangrijke indicaties waren de aard van het product en het productieproces en de nadruk die gelegd werd op het continu verkrijgen en gebruiken van nieuwe, hoogwaardige kennis. De kennisintensiteit is dus niet rechtstreeks afgeleid van het aandeel hoogopgeleiden in de onderneming25. Ook bij de ‘skill-based’ bedrijven is overigens sprake van innovatie. Een relatief lage kennisintensiteit staat niet gelijk aan een gebrek aan innovatiekracht. Goede ideeën voor nieuwe producten of productieprocessen hoeven niet altijd afkomstig te zijn uit academische instellingen of van hoog opgeleide werknemers. Ervaring, ‘Fingerspitzengefühl’ en ambachtelijkheid zijn ook bronnen van innovatie en toegevoegde waarde. Zoals te verwachten is er wel een relatie tussen de kennisintensiteit en het aandeel HBO- en WOopgeleiden binnen een bedrijf. Gemiddeld is dat aandeel voor de kennisintensieve bedrijven 32%, tegenover 19% in de niet-kennisintensieve bedrijven. De gemiddelde omzet per werknemer ligt bij de ‘skill-based’ bedrijven rond de € 261.000. Het verschil met de ‘knowledge-based’ bedrijven is in dit opzicht beperkt, maar wel zichtbaar: daar ligt de omzet per werknemer met ca. € 300.000 zo’n 15% hoger. Gegeven de opzet van het onderzoek kunnen deze cijfers alleen een indicatie geven. Bovendien zegt de omzet per werknemer nog niets over de toegevoegde waarde. Kapitaalintensiteit en de omvang van de inkoop spelen daarbij natuurlijk een grote rol. Het is dus niet verantwoord om de conclusie te trekken dat een hogere kennisintensiteit meer toegevoegde waarde met zich mee zal brengen.
25
Immers, ook een bedrijf met een grote, laagopgeleide ‘workforce’ kan een kennisintensief product of productieproces herbergen.
40
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
6. Typologie Op basis van bovenstaande kenschets is het mogelijk om een typologie te maken van maakbedrijven. Hierbij baseren we ons op de aard van de werkzaamheden (productie vs. assemblage) en de kennisintensiteit (‘skill-based’ vs. ‘knowledge-based’) van de onderneming. De term ‘maakbedrijven’ wekt wellicht de indruk dat in alle gevallen sprake is van het bewerken of verwerken van grondstoffen tot gereed product. Maar er zijn ook veel maakbedrijven die veel, soms zelfs alle, onderdelen van hun producten inkopen en zich concentreren op het ontwikkelen en ontwerpen enerzijds, en het (klantspecifiek) in elkaar zetten van die producten anderzijds. Bedrijven die zich concentreren op het verrichten van specifieke bewerkingen worden vaak ‘jobbers’ genoemd. De bewerkingen die zij aanbieden zijn soms ook elders te koop, maar vaak beschikken zij over heel specifieke kennis van bewerkingstechnieken, die bepaald niet overal beschikbaar is. Bedrijven die voornamelijk of uitsluitend assembleren hebben vaak eigen producten (met een eigen merk/naam) met eigenschappen die soms met intellectuele eigendomsrechten worden beschermd. Bij gebrek aan een betere aanduiding spreken we van verschillen in kennisintensiteit, maar we moeten nogmaals benadrukken dat in alle bedrijven sprake is van intensief gebruik van kennis. Het gaat ons hier om het onderscheid tussen twee soorten kennis. Enerzijds is er kennis die eerder ambachtelijk is: vakkennis (skills) gebaseerd op ervaring en vaak niet beschikbaar in leerboekjes. Anderzijds is er kennis die meer geformaliseerd en gestructureerd is (die plaatsen we hier als ‘knowledge’ tegenover skills). Overigens geldt ook voor bedrijven waarin zulke geformaliseerde kennis dominant is, dat in de productieprocessen nog steeds veel gebruik gemaakt wordt van ervaringskennis. Deze twee onderscheidingen leveren een matrix op met vier typen:
Figuur 10: Typologie van maakbedrijven
41
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Materiaalbewerkers en –verwerkers Deze groep kenmerkt zich door een focus op transformatie van materialen. Hier komen we bedrijven tegen die metaal (ijzer, staal, aluminium) bewerken: lassen, snijden, frezen, ponsen. Maar ook fabrikanten van plastic componenten (spuitgieters) behoren tot deze categorie. Er vindt weinig tot geen assemblage plaats, omdat het product ofwel enkelvoudig is en dus niet geassembleerd hoeft te worden, of omdat assemblage elders in de keten plaatsvindt. De productiearbeid is doorgaans betrekkelijk laaggeschoold werk, maar vergaande automatisering leidt soms tot hogere eisen aan de productiewerkers. Efficiëntie speelt een grote rol in dit segment, aangezien de toegevoegde waarde op de productie doorgaans laag zal zijn.
Processpecialisten De processpecialisten zijn de ‘knowledge-based’ tegenhangers van de materiaalbewerkers. Bij de bedrijven in dit segment zijn product en/of productieproces complexer van aard. Het betreft bijvoorbeeld papier- en lijmfabrikanten. De focus ligt ook hier vaak op hoge volumes, maar niet altijd. Sommige processpecialisten worden juist voor kleine aantallen en/of voor buitenmaatse klussen benaderd. In dit segment zit ook een klein bedrijf dat weliswaar grote aantallen produceert, maar wel van kennisintensieve producten, waarbij de ontwikkeling van nieuwe producten en productieprocessen hand in hand gaat en in nauwe samenwerking met klanten en leveranciers. Vooral de grootste bedrijven in dit segment zijn sterk op efficiëntie georiënteerd. Procesbeheersing en efficiëntie eisen veel aandacht. Dit gaat gepaard met relatief complexe productietechnologie, hetgeen een grotere kennisbehoefte met zich meebrengt, ook in gevallen waarin het product zelf weinig kennisintensief lijkt.
Assembleurs De assembleurs maken samengestelde producten van grotendeels ingekochte en (in mindere mate) zelf geproduceerde componenten. De assemblage staat echter voorop bij deze bedrijven. De productie die er plaatsvindt (bijvoorbeeld eenvoudige bewerkingen zoals knippen en buigen van staal of het maken van gegoten delen) wordt in sommige gevallen alleen door de assembleur zelf uitgevoerd omdat een geschikte leverancier niet voorhanden is of omdat productieapparatuur al geruime tijd in bezit is en de kapitaalkosten daardoor laag zijn. De producten en assemblageprocessen kunnen niet als kennisintensief of ‘high tech’ worden bestempeld. De gebruikte componenten of machines kunnen wel degelijk complex zijn, maar deze complexiteit wordt ingekocht bij andere partijen, wat de kennisintensiteit die daarmee gepaard gaat buiten de onderneming brengt. De waardepropositie van de assembleurs zit vaak in het feit dat ze gericht zijn op een specifieke afzetmarkt en goed op de hoogte van de specifieke klanteisen in hun nichemarkt.
Integrators Ook bij de integrators speelt de assemblage een grote rol, maar dan niet alleen als fysieke activiteit, maar ook als de activiteit waarin (vaak complexe) koopdelen, specialistische kennis en R&Dcapaciteit samenkomen. Deze bedrijven kunnen gekenschetst worden als probleemoplossers. Technische uitdagingen van klanten vertalen ze in een product. De benodigde componenten worden ingekocht bij leveranciers, al dan niet op eigen specificaties. In veel gevallen opereren deze bedrijven proactief: in plaats van te wachten tot een klant zich meldt met een probleem, wordt een visie ontwikkeld op de afzetmarkt. De integrators zijn goed op de hoogte van de (productie)processen bij hun klanten – soms misschien zelfs beter dan de klanten zelf. Deze marktkennis combineren ze met
42
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
technologische kennis van binnen en buiten de onderneming om hun eigen ‘product roadmap’ vorm te geven en herhaaldelijk nieuwe oplossingen aan hun klanten aan te bieden met hoge toegevoegde waarde. Het zal duidelijk zijn, dat deze vier typen ‘ideaaltypen’ zijn en dat in werkelijkheid bedrijven niet altijd precies in één hokje passen. Bij de door ons onderzochte bedrijven zijn er ook die zichzelf waarschijnlijk als assembleur of integrator zouden zien, maar toch nog veel componenten van hun producten zelf produceren. Er zijn ook typische materiaalbewerkers die ook ‘eigen’ producten hebben, en bij sommige processpecialisten speelt ambachtelijke kennis een niet te verwaarlozen rol. Niettemin is het naar onze mening nuttig om deze typen te onderscheiden, omdat ze wijzen op uiteenlopende behoeften in termen van bijvoorbeeld opleiding, infrastructuur, toeleveringsrelaties, en regelingen op het gebied van milieu en arbeidsomstandigheden. De vier typen bedrijven bevinden zich op verschillende plaatsen in de productieketens en verschillen daarmee enigszins in de aard van hun afzetmarkten. Vrijwel altijd zijn dat overigens business-tobusiness markten. Zelfs waar de producten van sommige materiaalverwerkers en processpecialisten (bijvoorbeeld plastic gadgets of enveloppen) bestemd zijn voor de consumentenmarkt, leveren zij meestal aan bedrijven die deze producten verder distribueren en/of er hun eigen merknaam aan geven. Dat betekent dat hun producten heel klantspecifiek kunnen zijn. De assembleurs en integrators worden beleverd door de verwerkers en specialisten, en ze beleveren op hun beurt vrijwel uitsluitend bedrijven die hun assemblages en producten inbouwen in productielijnen of weer incorporeren in hun eigen producten, veelal machines en apparaten. De toppers onder de maakbedrijven, die vaak als ‘high tech’ omschreven worden, bevinden zich over het algemeen in het integratorsegment. Hier zitten de ‘hidden champions’: de verborgen parels van de maakindustrie die beschikken over unieke technologie, unieke kennis, unieke producten en een internationaal groeipotentieel. Dat is bij de andere drie typen bedrijven minder vaak het geval. Het wordt ook meestal als een positieve ontwikkeling gezien wanneer een materiaalbewerker of processpecialist zich ontwikkelt in de richting van een integrator.26 Een integrator beschikt meestal over een eigen productontwikkeling en/of ontwikkelt op basis van een modulaire aanpak specifieke producten in nauwe interactie met klanten (‘engineer-to-order’). Een integrator is echter afhankelijk van de beschikbaarheid van materiaalbewerkers en processpecialisten die het vermogen hebben om componenten te leveren met de specifieke eigenschappen die de integrator nodig heeft. Materiaalbewerkers en processpecialisten die in de Nederlandse hogelonenomgeving in staat zijn te overleven beschikken over competenties die niet noodzakelijk op een ‘lager’ niveau staan dan die van hun klanten, de integrators. Een goed functionerende industrie heeft alle vier typen bedrijven nodig.
26
We zien hier af van het gebruik van de term ‘Original Equipment Manufacturer’ (OEM). Deze term heeft in verschillende omgevingen een verschillende betekenis gekregen (waarbij soms een toeleverancier en soms juist diens klant als OEM wordt aangeduid) en is daarom vooral verwarrend. In veel gevallen kunnen onze integrators waarschijnlijk als OEM aangeduid worden.
43
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bedrijven in dit onderzoek per type
Processpecialisten
Productie
Materiaalbewerkers en -verwerkers
2
2
3
1
3
1 5 3
4
5 Assemblage
3
2
4
4 4
4
6
1
2
3 3
3
Assembleurs
Integrators
'Skill-based'
'Knowledge-based'
Achterhoek
De Vallei
Midden Gelderland
Nijmegen
Rivierenland
Stedendriehoek
Veluwe Figuur 11: Bedrijven in dit onderzoek per type en per regio
In bovenstaande figuur zijn de bedrijven in dit onderzoek in de typologie ondergebracht. Per type is aangegeven hoeveel bedrijven in elke regio werden bezocht. De materiaalbewerkers en –verwerkers en de processpecialisten zijn het minst sterk vertegenwoordigd in dit onderzoek. Dit heeft een aantal oorzaken. Ten eerste zijn voedingsmiddelenproducenten (op één uitzondering na) niet in dit onderzoek meegenomen. Ten tweede is in de selectie van bedrijven de nadruk gelegd op (product)innovatie; vooral productinnovatie is een activiteit die vooral door de assembleurs en integrators wordt ondernomen. De innovatie bij de andere twee typen bedrijven is vooral procesinnovatie, vooral bij de processpecialisten. Omdat in ons onderzoek geen sprake is van een representatieve steekproef, kan uit de figuur niet worden afgeleid dat assemblage als activiteit meer voorkomt bij Gelderse maakbedrijven dan productie. Ook bijvoorbeeld de SBI-indeling geeft hier geen inzicht in.
44
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Kijken we naar de ontwikkeling van het personeelsbestand, dan blijken er duidelijke verschillen zichtbaar tussen bedrijven in dit onderzoek van de verschillende de typen (zie Tabel 8). De integrators en de assembleurs groeiden even hard sinds 2003, met 2,3% per jaar en zijn in gemiddelde omvang vergelijkbaar. De materiaalbewerkers- en verwerkers en de processpecialisten krompen met 1,1% per jaar resp. bleven gelijk in grootte, waarbij de processpecialisten gemiddeld de grootste bedrijven in dit onderzoek zijn en de materiaalbewerkers en –verwerkers de kleinste. Type
Aantal bedrijven
Gemiddelde jaarlijkse groei Gemiddeld aantal personeelsbestand werknemers (aantal datapunten) (aantal datapunten)
Materiaalbewerkersen verwerkers
11
- 1,1% (9)
38,8 (11)
Processpecialisten
9
0% (7)
118,2 (9)
Integrators
23
2,3% (21)
100,1 (23)
Assembleurs
25
2,3% (25)
95,3 (25)
Alle typen
68
1,5% (62)
90,8 (68)
Tabel 11: Gemiddelde ontwikkeling personeelsbestand per bedrijfstype
Kijken we naar de omzet die de bedrijven van verschillende typen uit export verkrijgen, dan blijken vooral de processpecialisten sterk afhankelijk te zijn van buitenlandse afzet. In mindere mate geldt dat ook voor de integrators. De assembleurs richten zich het meest op de binnenlandse markt, terwijl de materiaalbewerkers en –verwerkers zich rond het gemiddelde van onze dataset bevinden. Type
Aantal bedrijven
Gemiddeld aandeel omzet uit export (aantal datapunten)
van Gemiddelde omzet (aantal datapunten)
Materiaalbewerkersen verwerkers
11
42,9% (7)
€ 8,4m (6)
Processpecialisten
9
70,9% (6)
€ 45,6m (6)
Integrators
23
53,2% (15)
€ 18,5 (17)
Assembleurs
25
28,9% (16)
€ 10,4 (14)
Alle typen
68
45,1% (44)
€ 18,3m (43)
Tabel 12: Omzet uit export per bedrijfstype
Gegevens van omzetontwikkeling beschouwen we als te schaars (slechts 23 datapunten verdeeld over de vier typen) om een zinvolle vergelijking mee te maken.
45
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
7. Samenwerking in innovatie In dit hoofdstuk geven we een karakterisering van de samenwerking27 tussen de onderzochte bedrijven en ketenpartners (klanten en leveranciers) en kennisinstellingen. Hierbij kijken we naar de mate waarin wordt samengewerkt (voor zover mogelijk op basis van de beschikbare data) en de redenen en hindernissen bij innovatiesamenwerking. Hierbij zal de inhoud van samenwerking met ketenpartners resp. kennisinstellingen diverse malen worden aangestipt.
Mate van samenwerking en voorkeuren Hoewel er geen kwantitatieve meting is uitgevoerd van de mate van samenwerking, kan op basis van de genoemde samenwerkingspartners en –praktijken wel iets gezegd worden over de mate waarin wordt samengewerkt met externe partijen en wat voor partijen daarbij de voorkeur genieten.
Met ketenpartners Zoals te verwachten, wordt er veelvuldig samengewerkt met ketenpartners: klanten en leveranciers. In totaal worden door de 68 bedrijven 415 gevallen gemeld van samenwerking met leveranciers. In veel gevallen betreft het één specifieke (vaak met naam genoemde) leverancier, maar soms betreft het de samenwerking op een bepaald gebied met meerdere leveranciers. In ongeveer de helft van de gevallen betreft het leveranciers in Nederland. Het gaat dan om de inkoop van grondstoffen en halffabricaten; deze laatste zijn in veel gevallen klantspecifiek. Dat wil zeggen, er worden onderdelen vervaardigd (bijvoorbeeld gedraaid/gefreesd) op specificaties van de inkopende onderneming. Grondstoffen (o.a. plastics, chemicaliën) en ruwe materialen (o.a. metaal in plaat- of buisvorm) worden vaak door de Nederlandse leveranciers (groothandelaars) geïmporteerd. Er wordt dan gebruikgemaakt van een Nederlandse leverancier (in plaats van directe import) uit logistieke overwegingen (lage voorraden bij de onderneming zelf) en vanwege het brede assortiment dat snel beschikbaar is in kleine hoeveelheden. Ook diensten, bijvoorbeeld facilitaire diensten maar ook engineering en flexibele productiecapaciteit, worden vaak van Nederlandse bedrijven betrokken. In mindere mate worden ook grotere, complexere delen (subsystemen, modules) ingekocht bij Nederlandse leveranciers. Deze zijn doorgaans klantspecifiek en in samenspraak met de leverancier ontwikkeld of aangepast. Internationaal worden materialen en producten ingekocht als de volumes groot zijn en als het specifieke technologie betreft die maar door enkele partijen wereldwijd worden aangeboden. Bij volumeproducten wordt vanwege transportkosten opvallend veel binnen Europa ingekocht. Duitsland, Spanje, Scandinavië en Oost Europa worden in deze context veel genoemd. Azië is voor bijvoorbeeld metaal geen populair inkoopgebied, wat vaak ook te maken heeft met slechte ervaringen op het gebied van kwaliteit en een gebrek aan after-sales support voor relatief kleine afnemers in Europa. Complexe, hoogwaardige technologie zoals elektronica en specialistische apparatuur (zoals lasrobots) worden zo nodig internationaal ingekocht. Japan en Taiwan worden enkele malen genoemd, maar ook Europese landen zoals Duitsland, Frankrijk en België.
27
Als hier wordt gesproken over samenwerking, dan bedoelen we daarmee samenwerking op het gebied van de ontwikkeling van nieuwe producten (productinnovatie), de verbetering van productieprocessen (procesinnovatie), maar ook (langdurige) klant-leveranciersrelaties, die zich niet richten op innovatie.
46
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Ca. 20% van de leveranciers wordt ook genoemd als partner in productontwikkeling. Kennis van de geleverde materialen lijkt de voornaamste drijfveer. Minder dan 10% van de genoemde leveranciers treedt op als partner in procesinnovatie. Hier treden de onderzochte ondernemers regelmatig op als ‘launching customer’ voor nieuwe producten van hun leveranciers, die tot efficiëntere werk- en productieprocessen kunnen leiden. Klanten worden in 54 gevallen genoemd, doorgaans als partner in productontwikkeling. Dit geringe aantal (in vergelijking met grotere aantal genoemde leveranciersrelaties) lijkt vooral een gevolg van de vraagstelling. Naar leveranciers is expliciet gevraagd (ook als er geen innovatiesamenwerking mee plaatsvindt); naar klanten is op die manier niet gevraagd. De genoemde klanten zijn doorgaans de ‘launching customer’ voor de onderzochte bedrijven; dit is een patroon dat zich vanzelfsprekend door de keten heen herhaalt. Er is niet gekeken in welke mate het ‘pull innovatie’ betreft, waarbij het initiatief voor een nieuw product bij de klant ligt, of ‘push innovatie’, waarbij het initiatief juist bij de leverancier ligt.
Met kennisinstellingen In totaal zijn 133 gevallen van samenwerking met kennisinstellingen genoemd. Het gaat hierbij overwegend om instellingen in Nederland. Hogescholen (o.a. HAN, Saxion, Windesheim, Hogeschool Utrecht en Avans), universiteiten (o.a. TU Delft, TU Eindhoven en de Universiteit van Wageningen) en instituten zoals TNO en ECN worden genoemd. Daarnaast wordt samengewerkt met industrie- of branchespecifieke kennisinstellingen zoals het Dutch Polymer Institute (DPI) en het Kenniscentrum Papier en Karton. In het buitenland wordt ook samengewerkt met universiteiten (Berlijn, Gent, Leuven in Europa, maar ook in Noord en Zuid Amerika) en daarnaast worden Fraunhofer instituten (Duitsland) diverse malen genoemd. 51 van de onderzochte bedrijven (75%) geven aan samen te werken met kennisinstellingen. 35 bedrijven geven 2 of meer en 11 daarvan 4 of meer samenwerkingsrelaties met kennisinstellingen op. De samenwerking met kennisinstellingen gaat doorgaans over de ontwikkeling van nieuwe producten, waarbij de kennisinstelling bijvoorbeeld op zich neemt om een concept in een vroege fase uit te werken (al dan niet als onderdeel van een afstudeeropdracht) of om specifieke tests uit te voeren waarvoor specialistische kennis of apparatuur vereist is.
Voorkeur voor lokale samenwerkingspartners Op de vraag of de voorkeur uitgaat naar lokale samenwerkingspartners (en leveranciers), lopen de antwoorden uiteen. Als het gaat om leveranciers, dan lijkt er geen duidelijke voorkeur te zijn voor lokale partners. Sommige technologie is te specifiek om een groot aantal wereldwijde leveranciers in stand te houden en in die gevallen wordt vanzelfsprekend ingekocht waar de het juiste product tegen de juiste prijs beschikbaar is. Ook voor meer algemene producten en materialen geldt dat de prijs/kwaliteit-verhouding boven de vestigingslocatie van de leverancier gaat. Zoals hierboven al opgemerkt, wordt wel soms voor een leverancier in de nabijheid gekozen uit logistieke overwegingen. Maar sommige bedrijven hebben wel degelijk een voorkeur voor lokale leveranciers en samenwerkingspartners. Met name als er intensieve communicatie plaatsvindt, bijvoorbeeld in het geval van gezamenlijke innovatie, vindt men het vaak praktisch als de lijntjes letterlijk kort zijn. Hoewel ook dit genuanceerd moet worden: sterk internationaal gerichte ondernemingen zijn gewend aan ‘conference calls’ en frequente vliegreizen en zien geografische afstand niet als een probleem. Daar waar bedrijven de voorkeur geven aan lokale boven internationale samenwerkingspartners, worden vooral culturele afstand en taal genoemd als redenen. Een overbrugging
47
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
van grote afstand (fysiek of psychologisch) kan overigens ook gebeuren door een lokale agent of verkoopkantoor. In een beperkt aantal gevallen wordt uit ideële overwegingen liever gekozen voor een lokale partner als deze beschikbaar is. Ontwikkeling van de eigen regio en altruïsme (dat wil zeggen: solidariteit binnen de eigen gemeenschap) worden als redenen genoemd. Over het algemeen lijkt ‘business sense’ de overhand te nemen in de keuze voor samenwerkingspartners. Eerst wordt gekeken waar het product (of de kennis) beschikbaar is en tegen welke condities. Als dan een lokale aanbieder beschikbaar en competitief is, dan wordt daar de voorkeur aan gegeven. Er kan gesteld worden dat bij gelijke geschiktheid de voorkeur uitgaat naar een lokale partner.
Redenen voor samenwerking De deelnemende bedrijven is gevraagd waarom zij samenwerken – wat in nagenoeg alle gevallen wel gebeurt, in meerdere of mindere mate. Op een enkel bedrijf na dat er de voorkeur aan geeft om zoveel mogelijk zelf in de hand te houden, ziet men veel voordelen in samenwerking met externe partijen. Inhoudelijk worden met name technische- en marktkennis genoemd als redenen om met vooral ketenpartners samen te werken; bij klanten of buitenlandse agenten gaat het vaak om directe toegang tot een voor het bedrijf nieuwe regio. Internationale expansie wordt dan ook door de meeste bedrijven als een doelstelling genoemd. Vooral bedrijven die al internationaal actief zijn, overwegen deze praktijk uit te breiden, waarvoor ‘launching customers’ of verkoopagenten in de beoogde gebieden (Oost Europa, Rusland, Azië) gezocht worden. Als wordt gezocht naar technische kennis, dan gaat dat zowel over de verbetering van bestaande of ontwikkeling van nieuwe producten en de verbetering van productieprocessen. Regelmatig worden ‘trendy’ gebieden genoemd waarop kennis wordt gezocht, zoals ‘the internet of things’ en nanotechnologie. Maar vooral draait het om kennis die direct in het verlengde ligt, of ter verdieping dient, van de reeds aanwezige kennis en ervaring. Het gaat dan om vraagstukken die heel specifiek zijn voor het bedrijf en het product (of productieproces). Er wordt dan in het netwerk gezocht naar partijen die juist over die (vaak toegepaste) kennis beschikken. Daarbij wordt regelmatig genoemd dat het in de partnerkeuze niet zozeer gaat over de reputatie van een bedrijf of instelling of het totale aanbod van kennis, maar om de aanwezigheid van soms één specifieke persoon met diepgaande kennis van een niche-onderwerp. Het vinden van dit soort specialisten werd diverse malen als een uitdaging genoemd, omdat bedrijven en instellingen zich niet op zo’n diepgaand niveau profileren op bijvoorbeeld websites of beurzen. In veel gesprekken kwam naar voren dat de innovatiemakelaars op dit punt een actieve rol spelen, door de ondernemer te wijzen op potentiële (kennis)leveranciers wanneer een kennisbehoefte werd geuit waarvoor nog geen partner was gevonden. De makelaarsfunctie lijkt erg geschikt om dit soort zeer specifieke koppelingen tot stand te brengen; temeer omdat in veel gevallen een potentiële samenwerkingspartner zich in de directe nabijheid bevond, maar door het bedrijf zelf blijkbaar nog niet daadwerkelijk gevonden was. Naast inhoudelijke redenen (kennis van technologie of markt) werden ook andere redenen voor samenwerking genoemd. Sommige ondernemers zien samenwerking als een bron van inspiratie en nieuwe, onverwachte ideeën en lijken het daarom bijna als doel op zich te beschouwen. Daarnaast werd diverse malen genoemd dat samenwerken op persoonlijk vlak voldoening geeft. Ook wordt er in sommige gevallen samengewerkt om kritische massa te maken die door één bedrijf afzonderlijk niet bereikbaar is. Het gaat dan bijvoorbeeld om gezamenlijk inkopen, gezamenlijk een aanbieding
48
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
maken betreffende een groot (en kostbaar) project, nieuwe afzetmarkten benaderen of het bundelen van krachten in dialoog met overheden.
Hindernissen in samenwerking Wanneer werd gevraagd naar nadelen van samenwerking, bleef de overzijde van de tafel opvallend vaak stil, of antwoordde met een resoluut “geen.” Bij doorvragen worden wel nadelen genoemd, maar het overheersende beeld is dat ondernemers samenwerking zien als een onlosmakelijk deel van hun bedrijfsvoering. Nadelen worden dan ook niet gezien als reden om niet of minder samen te werken, maar wel om aandacht te besteden aan de selectie van samenwerkingspartners. Van dat laatste wordt meermaals aangegeven dat het erg moeilijk is: de betrouwbaarheid van een beoogde partner is lastig op voorhand in te schatten. Onderling vertrouwen is belangrijk en een enkeling merkt zelfs op dat problemen in de samenwerking, en vooral het gezamenlijk oplossen daarvan, de samenwerkingsrelatie juist sterker maken. Als nadeel wordt met name het risico op het weglekken van kennis genoemd. “Maar daar maak je afspraken over,” betoogden meerdere ondernemers. Maar een ander nadeel dat wordt genoemd, is de mogelijkheid dat een partner gemaakte afspraken niet nakomt. Hoe dan ook, de voordelen van samenwerking lijken vele malen zwaarder te wegen dan de mogelijke nadelen. Bij samenwerking met kennisinstellingen worden overigens nadrukkelijker hindernissen genoemd dan bij andere partijen. Zo worden kennisinstellingen geassocieerd met een gebrek aan commercieel inzicht; op technisch vlak wordt hun bijdrage vaak gewaardeerd, maar in bijvoorbeeld de ontwikkeling van nieuwe productconcepten houden ze vaak onvoldoende rekening met de commerciële levensvatbaarheid van het product. Daarnaast wordt gesignaleerd dat de tijdschaal waarop kennisinstellingen (met name universiteiten) werken langer is dan die bedrijven hanteren. Bij nieuwe ontwikkelingen denkt een kennisinstelling al gauw in termen van jaren, terwijl ondernemers bruikbare resultaten verwachten op een termijn van maanden. Ook zien lang niet alle ondernemers het nut van de abstracte kennis die verkregen kan worden in samenwerking met kennisinstellingen; theorie laat zich niet altijd gemakkelijk vertalen in praktijk. Zo is de materiaalkennis van een technische universiteit wellicht heel relevant voor een metaalbewerkingsbedrijf, maar is de kloof tussen beide werelden te groot om te overbruggen. Sommige bedrijven proberen deze kloof te overbruggen, bijvoorbeeld door personeel in dienst te nemen met een academische achtergrond, maar tegelijkertijd een affiniteit met de praktijk. Tenslotte worden de kosten van advies en onderzoek door kennisinstellingen als een hoge drempel genoemd. Daar waar wel wordt samengewerkt met kennisinstellingen, gebeurt dat vaak met behulp van subsidies.
49
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
8. Verankering en vestigingsplaats In dit hoofdstuk bespreken we de mate waarin bedrijven verankerd zijn in de provincie Gelderland en in sommige gevallen binnen hun eigen regio. Het gaat daarbij om een kwalitatieve beschouwing. We zullen eerst beschrijven op welke wijze productieketens in de provincie zijn ingebed. Vervolgens beschrijven we de interacties met scholen. Die zijn in deze context relevant, vanwege het feit dat deze interacties met name binnen de provincie plaatsvinden en in veel gevallen een rol spelen in de personeelsvoorziening van de bedrijven. Vervolgens bespreken we redenen die Gelderse bedrijven noemen als het gaat om hun gevestigd zijn in de provincie Gelderland. Tenslotte bespreken we een aantal lacunes die bedrijven in hun provincie of directe nabijheid ervaren.
Doorsnijdende ketens Als we kijken naar ketens vanuit het perspectief van de onderzochte bedrijven, dan kan een onderscheid gemaakt worden tussen de leverancierszijde en de klantzijde van de keten. Aan de klantzijde zien we dat de mate van regionale of provinciale inbedding afhankelijk is van het type bedrijf en over het algemeen beperkt is. Vooral de integrators en processpecialisten zijn over het algemeen afhankelijk van een landelijke of zelfs internationale markt; Gelderland herbergt te weinig klanten voor hen om te overleven in hun specifieke niche. Voor de assembleurs en de materiaalbewerkers en –verwerkers ligt dit iets anders; een aantal van hen kan wel degelijk een flink aandeel van hun omzet realiseren in de nabijheid van het bedrijf. Maar ook voor hen geldt dat een provinciegrens of een regio niet als begrenzing wordt ervaren om zaken te doen. Of een klant zich nu in Gelderland bevindt of in Brabant of Noord Holland, maakt in de praktijk geen verschil. Aan de leverancierszijde van de bedrijven is het beeld enigszins vergelijkbaar. We merkten eerder op dat alleen bij gelijke geschiktheid de voorkeur uitgaat naar een leverancier in de nabijheid. Dat lijkt met name het geval te zijn voor de inkoop van op klantspecificatie geproduceerde onderdelen en samengestelde producten (al worden die vaak ook elders in Nederland of zelfs Europa ingekocht) en grondstoffen waarvan het praktisch is als een nabije leverancier een breed assortiment op voorraad heeft. Sommige bedrijven kiezen bewust voor lokale samenwerking, hetzij omdat ze cohesie binnen de regio belangrijk vinden en een bijdrage willen leveren aan de lokale economie, hetzij omdat ze willen overleggen met leveranciers over nieuwe producten (en dan is geografische nabijheid een factor van betekenis), hetzij omdat van partners in de nabijheid vaak bekend is ‘wat voor vlees je in de kuip hebt’. Maar er zijn daarnaast nog andere overwegingen van belang bij de keuze van een partner. Zo meldde tenminste één bedrijf dat compatibele software een veel belangrijker selectiecriterium is dan geografische nabijheid. Er ontstaat zo een beeld van productieketens die niet duidelijk zijn ingebed in de provincie. Er is eerder sprake van een groot aantal ketens dat de provincie doorsnijdt. Eén of meer ‘schakels’ van diverse ketens bevindt zich in Gelderland, waardoor de bedrijven in de provincie bijdragen aan productie voor een breed scala aan markten. Op provinciaal niveau is er binnen de maakindustrie sprake van grote variëteit, niet zozeer van specialisatie.
Kennis en competenties: onderwijsinstellingen Stappen we af van (productie)ketens en kijken we naar kennis en competenties, dan lijkt er van een provinciale inbedding iets meer sprake. Die blijft nog altijd beperkt als het gaat om specifieke kennisvragen: die komen terecht bij instituten die beschikken over de benodigde kennis en daarbij
50
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
speelt de locatie van die instellingen geen belangrijke rol. In de praktijk ligt dat wel wat anders omdat bedrijven nogal eens aangeven dat ze moeite hebben om toegang tot kennisinstellingen te krijgen, en vaak hangt het contact af van ‘iemand die je daar kent’. Maar bij de competenties van het personeel speelt de lokale en regionale kennisinfrastructuur een belangrijke rol. Op veel plaatsen slaan ondernemers, lokale bestuurders en onderwijsinstellingen de handen ineen om de communicatie tussen bedrijven en scholen te verbeteren – maar met wisselend succes. Op deze initiatieven wordt veel kritiek geuit omdat ze (zeker op korte termijn) weinig opleveren en weinig inhoudelijke focus hebben. Als het over onderwijs gaat, gaat het bij de meeste bedrijven in de eerste plaats om het MBO. In de gesprekken klinkt soms heimwee door naar de oude ambachtsschool. Wie goed luistert merkt dat het vooral gaat om de verbondenheid van de school met het regionale bedrijfsleven. In de grote ROC’s zijn de technische opleidingen ondergegaan in een groter geheel dat veel verder weg staat van het bedrijfsleven in het algemeen en de maakindustrie in het bijzonder. Over de inhoud van de opleidingen wordt vaak gezegd dat er te veel aandacht wordt besteed aan algemeen onderwijs en te weinig aan technisch onderwijs. Een schoolverlater heeft een aantal basisvaardigheden, maar het vak moet dan alsnog geleerd worden, is de heersende opvatting. De ondernemers snappen wel dat hun processen en technieken inmiddels allemaal zo specialistisch zijn geworden, dat niet verwacht kan worden dat scholen daar in detail op voorbereiden, maar men heeft toch het gevoel dat er te weinig aan praktische vaardigheden wordt gedaan. Her en daar zijn er initiatieven om, meestal in samenwerking met het MBO, opleidingen voor specifieke bedrijven en branches vorm te geven. Naast het generieke karakter van het onderwijs worden bureaucratie, de beperking van contact tot schooltijden en het gebrek aan kennis, interesse en vooral tijd van (stage)begeleiders genoemd als hindernissen in de interactie met ROC’s en HBO’s. Ook in de ogen van de assembleurs is het onderwijs in het MBO vaak te generiek. Er is veel meer contact tussen de assembleurs en de ROC’s dan tussen assembleurs en HBO’s in de provincie, maar over het algemeen zijn de contacten niet zeer frequent. Contacten gaan vooral over stages (inclusief ‘snuffelstages’ en BOL/BBL28 plaatsen), maar ook bedrijfsbezoeken en praktijklessen worden genoemd. Stages zijn voor deze bedrijven een belangrijke manier om aan nieuw personeel te komen. Universiteiten worden sporadisch genoemd en lijken, in tegenstelling tot ROC’s en HBO’s, maar een zeer beperkte rol te spelen in de aanwas van kennis en personeel. De processpecialisten schetsen een vergelijkbaar beeld. Ook hier worden stageplaatsen en bedrijfsbezoeken geregeld genoemd, en ook hier is een vaak gehoorde klacht dat de opleidingen onvoldoende specifiek zijn. Enkele bedrijven in de papierindustrie verwijzen naar een model waarbij verschillende bedrijven samen praktijklessen verzorgen op ROC niveau, in het kader van VAPRO (kennisinstituut voor de procesindustrie). De onderwijscontacten betreffen veelal MBO en HBO, maar er zijn ook enkele bedrijven met universitaire contacten (met name Universiteit Twente en Dutch Polymer Institute in Eindhoven). Opvallend is dat stages door weinig processpecialisten worden gezien als een manier om personeel te werven. Het belangrijkste argument lijkt te zijn dat technisch personeel bij processpecialisten pas na een aantal jaren echt zelfstandig kan werken en duidelijke meerwaarde oplevert. Daarom is het belangrijk dat nieuwe personeelsleden lang in dienst zullen blijven – en in geval van stagairs is dat te onzeker.
28
BOL = Beroepsopleidende leerweg, BBL = Beroepsbegeleidende leerweg
51
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
De integrators in ons onderzoek hebben meer contact met HBO’s dan de assembleurs en materiaalbewerkers en -verwerkers. Maar ook bij hen overheersen de contacten met ROC’s. De contacten met HBO’s (vooral de Hogeschool Arnhem-Nijmegen en Windesheim worden genoemd) spitsen zich, net als die met de ROC’s, toe op stageplaatsen en praktijklessen. En ook hier zijn de ervaringen wisselend. De kritiekpunten op HBO’s betreffen een gebrek aan studenten met de gewenste technische kennis en het feit dat het lastig is om erachter te komen wie de meest relevante contactpersoon binnen een instelling is voor een specifieke expertise. De bedrijven die minder tevreden zijn, vinden vaak de kwaliteit van studenten matig. Er wordt opgemerkt dat contacten met HBO’s eigenlijk alleen iets opleveren als er vanuit het bedrijf (ook) veel energie in wordt gestoken. Uiteraard zijn er ook tevreden bedrijven, maar het merendeel toont zich kritisch op dit punt. Bij de materiaalbewerkers en –verwerkers is sprake van een opvallende diversiteit van contacten met scholen en kennisinstellingen. Sommige bedrijven worstelen met het voldoen aan de eisen voor stagebegeleiding vanuit ROC’s en hebben maar sporadisch contact met ROC’s – laat staan met HBO’s of universiteiten. Andere bedrijven van dit type verzorgen juist praktijklessen voor universitaire studenten. De aard van de bedrijfsactiviteiten lijkt niet de beperkende factor in het contact met scholen en kennisinstellingen. Als voornaamste hindernis wordt moeizame communicatie genoemd, maar de meeste bedrijven zijn tevreden met de contacten die ze onderhouden. Als er zoveel kritiek is op de interactie met (hoge)scholen, waarom wordt er dan toch op grote schaal met ze samengewerkt? Allereerst spelen bij heel veel bedrijven deze contacten toch een rol in de werving van personeel. Volgens de ondernemers zullen de HBO’s daarin een steeds voornamere plaats in gaan nemen, vooral als gevolg van de groeiende complexiteit en de verdergaande automatisering van bedrijfsprocessen, maar ook om beter in staat te zijn tot productinnovatie. Een andere reden lijkt te zijn dat stages, praktijklessen en bedrijfsbezoeken manieren zijn om met een kennisinstelling in contact te zijn, wat van belang is als bij een bedrijf behoefte ontstaat aan externe kennis (van technische, maar soms ook van commerciële aard). Vandaar de onvrede van sommige bedrijven over stagebegeleiders die niet de moeite nemen van een bedrijfsbezoek. Tenslotte zijn veel ondernemers zich bewust van een maatschappelijke verantwoordelijkheid en het aanbieden van stageplaatsen past daar goed in.
Vestiging in Gelderland Wij vroegen de deelnemende bedrijven waarom ze gevestigd zijn op de plaats waar ze zitten. De meeste bedrijven zitten van oudsher (waarbij de leeftijd sterk varieert van meer dan 150 jaar tot een paar jaar) al in Gelderland. Eén ondernemer antwoordde op de vraag naar de huidige vestigingslocatie: “toeval.” Maar dat toeval heeft toch aanwijsbare redenen. Meestal kwam de oprichter van het bedrijf uit de buurt en is het bedrijf, zelfs na een of meer verhuizingen, niet ver afgedwaald van de oorspronkelijke locatie. Daarnaast speelt volgens de ondervraagde ondernemers de industriële geschiedenis een rol in de huidige locatie van bedrijven. In de Betuwe is van oudsher een sterke vertegenwoordiging van voedselproductie en in het bijzonder fruitteelt. Zelfs nu vertaalt zich dat in een aanwezigheid van bedrijven die sterk zijn in RVS constructies en machines voor de voedingsmiddelenindustrie en fabrikanten van bijvoorbeeld koelhuizen. De huidige papierbedrijven rondom Apeldoorn komen voort uit de historische beschikbaarheid van bomen (vezels) en schoon water uit beken. De aanwezigheid van ijzeroer in de Achterhoek klinkt nu nog na in de aanwezigheid van metaalbewerkende bedrijven. En in de buurt van de Waal waren er diverse scheepswerven. De meeste
52
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
daarvan zijn verdwenen maar er zijn nog steeds diverse bedrijven die in die industrie hun oorsprong vinden. Maar ook recentere ontwikkelingen spelen een rol: zo is de vestiging van BASF in Apeldoorn in de afgelopen decennia de oorsprong geweest voor een aantal kleinere, Nederlandse chemiebedrijven. Ook de pluimveeindustrie rondom Barneveld wordt genoemd als een bron van bedrijvigheid die aan pluimvee of de verwerking van pluimveeproducten te relateren is. Hoewel historie soms doorschijnt in de huidige aard van bedrijvigheid, verklaart het niet waarom van oorsprong Gelderse bedrijven nog altijd in Gelderland zitten – ook als er al een aantal verhuizingen in de buurt hebben plaatsgevonden. Deze lokale binding wordt vooral in verband gebracht met het personeel. Men is erg bang om bij een eventuele verhuizing van meer dan ca. 25 km van de huidige locatie het personeel kwijt te raken. En goed personeel met ervaring met de activiteiten in het bedrijf, daar is lastig aan te komen. Meermaals wordt het arbeidsethos van de Gelderse personeelsleden geroemd: ze weten van aanpakken en ze vertegenwoordigen een technische traditie, en in de perceptie van de ondernemers zijn die factoren in andere delen van het land niet altijd aanwezig. Daarbij werd incidenteel opgemerkt dat de loonkosten in Gelderland lager zijn dan bijvoorbeeld in de Randstad. Maar ook de ligging en infrastructuur worden geprezen, al wordt op het laatste ook wel kritiek geuit. Gelderland ligt centraal in Nederland en is goed ontsloten door snelwegen. Het is een toegangspoort naar Duitsland, wat voor sommige bedrijven een relevant afzetgebied is, belangrijke leveranciers herbergt en in een enkel geval dichtbij de grens zelfs een bron is van arbeidskrachten. Kritiekpunten op de infrastructuur zijn met name het feit dat de aansluiting A15-A12 zo lang op zich laat wachten, en in de Achterhoek zouden bedrijven graag zien dat de wegverbinding met Twente verbetert. Ook de afwezigheid van een snelle internetverbinding (bv. in de vorm van glasvezel) op sommige bedrijventerreinen wordt bekritiseerd, evenals de matige bereikbaarheid van bedrijventerreinen met het openbaar vervoer. Veel bedrijven noemen ook de aanwezigheid van toeleveranciers en klanten als aantrekkelijke eigenschappen van hun vestigingsplaats. Hoewel we hierboven al hebben besproken dat Gelderse bedrijven lang niet al hun inkoopuitgaven of omzet realiseren in de provincie, wordt door sommige ondernemers benadrukt dat Gelderse toeleveranciers een breed scala aan technieken te bieden hebben. Het bovenstaande heeft betrekking op de ligging van bedrijven in Gelderland, maar in grote mate ook op een meer lokaal niveau: de (RCT) regio, de gemeente of het specifieke industrieterrein. In de context van die lokale niveaus worden soms specifieke opmerkingen geplaatst. Zo wordt in de Achterhoek en in de regio rondom Barneveld incidenteel opgemerkt dat er een sterk gevoel van onderlinge samenhang heerst. Wat overigens niet betekent dat bedrijven in deze regio’s per definitie een sterkere voorkeur hebben om (alleen) regionaal samen te werken. Ook in de genoemde regio’s wordt veelvuldig ingekocht bij, verkocht aan en samen ontwikkeld met partners elders in Nederland, Europa of de wereld. Op lokaal niveau speelt vaak ook een rol dat er een geschikt bedrijfspand voorhanden was waarin het bedrijf zich gevestigd heeft. Maar net zo vaak wordt ook genoemd (en soms zelfs door dezelfde ondernemers) dat de uitbreidingsmogelijkheden van de huidige bedrijfsruimte beperkt zijn en op verzet stuiten van lokale bestuurders en/of omwonenden.
53
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Als we dan vragen wat de ideale vestigingsplaats is, dan antwoorden bijna alle ondernemers “waar we nu zitten.” Sommigen zouden de voorkeur geven aan een andere plek in de provincie, wat vaak te maken heeft met de hierboven genoemde beperkingen ten aanzien van uitbreidingen. Een klein aantal bedrijven geeft aan liever elders in Nederland te zitten – en liefst nog centraler, in verband met bereikbaarheid (bv. een kleinere afstand tot Schiphol) en in een enkel geval een grotere beschikbaarheid van hoogopgeleid personeel. Maar veelal wordt deze vraag als hypothetisch beschouwd. Men is doorgaans al decennia op dezelfde plaats gevestigd; blijkbaar bevalt het op die locatie goed en een verhuizing is kostbaar en risicovol gelet op de binding met lokaal personeel.
Lacunes in de provincie “Ontbreekt het u dan aan niets hier in de buurt?” vroegen wij de ondernemers ook. Net als op de vraag of een andere vestigingsplaats de voorkeur zou hebben, bleef het op deze vraag even stil. Een innovatief bedrijf dat het relatief goed doet, en dat geldt voor de meeste bedrijven in dit onderzoek, ontbreekt het in de regel niet aan iets essentieels. Niettemin worden er wel degelijk zaken genoemd die het ondernemen in Gelderland makkelijker zouden maken. Ten eerste zijn daar geschikte leveranciers. Veel technologie wordt (vaak noodgedwongen) ingekocht in het buitenland. Een leverancier met de specifiek vereiste technologie is vaak niet in de regio voorhanden. Het gaat hierbij om een grote diversiteit van technologieën die moeilijk te kenschetsen is. Wel gaat het vaak om ‘high-mix/low-volume’ leveranciers: bedrijven die efficiënt (en dus goedkoop) specifieke onderdelen kunnen produceren en assembleren in kleine oplagen. Dit geldt voor metalen delen, elektronica en mechatronica (d.w.z. de combinatie van mechanische, elektrische onderdelen en software). Soms wordt ook de afwezigheid van een organisatie of samenwerkingsverband genoemd dat een bepaalde sector onderling kan verbinden. In de context van high-tech producten zijn we dit tegengekomen, maar ook voor machines en productiemiddelen voor de pluimveesector. Zo’n samenwerkingsverband zou nuttig kunnen zijn om praktische kennis te verzamelen en te delen die gebruikt kan worden voor de ontwikkeling van producten, maar ook om nationale en internationale zichtbaarheid te creëren voor de lokale bedrijven: naar potentiële klanten, maar bijvoorbeeld ook naar bestuurders op landelijk niveau. Een voorbeeld is het nieuwe innovatiecentrum in Ulft, waarvan bedrijven in de omgeving veel verwachten. Ook blijkt er behoefte te bestaan aan engineeringcapaciteit in de regio die kan helpen bij het realiseren van nieuwe producten en het onderhouden en optimaliseren van productieapparatuur. Sommige bedrijven ervaren een gat tussen het idee voor een nieuw product en de bedrijven die het productieproces kunnen inrichten en het product zouden kunnen maken. De toenemende complexiteit van productieapparatuur en –automatisering stelt steeds hogere eisen op het gebied van kennis. Dat vraagt om partijen die bekend zijn met de specifieke productieprocessen bij de onderzochte maakbedrijven en die een rol kunnen spelen in service, reparatie en optimalisatie. Maar diversiteit lijkt ook hier een uitdaging: de gebruikte productieapparatuur is minstens zo divers als de aard van bedrijfsactiviteiten die wij zijn tegengekomen. Enkele bedrijven geven overigens aan dat zij weliswaar bedrijven missen in het lokale netwerk, maar ze denken dat zulke bedrijven wellicht wel degelijk bestaan zonder dat ze ervan op de hoogte zijn. In enkele gevallen blijkt een naastgelegen bedrijf op het industrieterrein actief te zijn op een gebied dat relevant is voor een onderneming, maar kent men elkaar niet. Om dit soort verbanden te leggen, is
54
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
echter betrekkelijk veel inzicht nodig in wat elk bedrijf precies doet. En daarbij gaat het niet alleen om het huidige scala aan activiteiten en (verkochte of ingekochte) producten, maar juist ook om proces- en productinnovatie de in de ‘pipeline’ zit. Sommige bedrijven verwachten veel van software die zichtbaar maakt welke nuttige bedrijven zich in de buurt bevinden, maar andere blijken daar al mee te hebben geëxperimenteerd (zonder veel resultaat), en een bedrijf legde uit dat het feit alleen dat een ander bedrijf op een interessant terrein actief is, pas relevant wordt als je meer van dat bedrijf weet, terwijl de mogelijkheid vaak ontbreekt om dat te onderzoeken. Feit is dat op dit moment onder andere de RCT makelaars deze rol vervullen. In de met ondernemers gevoerde gesprekken hebben wij ook meermalen ervaren dat zij mogelijk relevante samenwerkingspartners voor de onderneming identificeerden. Tenslotte worden klanten en financiers genoemd als partijen die idealiter (ook) in de omgeving aanwezig zouden zijn. Maar in beide gevallen wordt deze wens met gelatenheid en scepsis geuit. Blijkbaar heeft men zich er al bij neergelegd dat de afzetmarkt nationaal en zelfs meestal internationaal is, en dat financiering van maakbedrijven in de nasleep van een kredietcrisis nu eenmaal een heikel punt is.
55
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
9. Beleidsthema’s uit de interviews Wie ondernemers vraagt om te vertellen wat de overheid voor ze zou kunnen doen, moet soms enige moeite doen om voorbij de twee traditionele ‘Pavlov reacties’ te komen: 1) de overheid moet minder regels en administratieve lasten opleggen; 2) de overheid moet meer en gemakkelijker subsidie geven. In onze gesprekken kregen we die reacties ook wel te horen, maar zeker niet overal. Bovendien geven diezelfde ondernemers dan bij enig doorvragen wel toe, dat er natuurlijk regels moeten zijn en dat je niet mag verwachten, dat de overheid gratis geld uitdeelt, maar toch… In het onderstaande hebben we de reacties van de voor dit onderzoek ondervraagde ondernemers op bovenstaande vraag gegroepeerd in een beperkt aantal thema’s, die we hieronder kort bespreken. De volgorde van de thema’s is willekeurig en zegt niets over het relatieve belang ervan. Uiteindelijk blijkt regelgeving in elk geval een veel belangrijker thema dan subsidie. En bij de regelgeving gaat het niet zozeer om de regels zelf, maar meer om de wijze waarop ze gehandhaafd worden. 1. Meer aandacht en waardering voor de industrie Over het algemeen vindt men dat gemeenten en provincie nog te weinig aandacht en waardering hebben voor de industriële activiteiten binnen hun grenzen. Dat men soms andere prioriteiten heeft (bijv. toerisme) valt te begrijpen, maar dat is geen excuus voor het ontbreken van kennis over en waardering voor de industriële bedrijven. Gemeenten en provincie zouden er meer werk van kunnen maken om naar de eigen inwoners en naar buiten toe te laten zien wat er allemaal bij hen gemaakt wordt. Men zou wellicht zelf meer kunnen kopen bij de ‘eigen’ bedrijven, maar men kan in elk geval ook bedrijven in de regio aanmoedigen om meer bij elkaar te kopen. Daarvoor is het natuurlijk wel nodig dat men weet wat in de eigen regio te koop is. Hoewel in sommige gemeenten het contact met de industrie is verbeterd door het benoemen van bedrijfscontactfunctionarissen, blijkt dat niet altijd een oplossing. De betrokken ambtenaar loopt intern ook tegen muren op en kan vaak zelf weinig beslissen of regelen. Hier en daar steekt men ook wel de hand in eigen boezem. Overheden functioneren nu eenmaal anders dan bedrijven en bedrijven moeten daar op een verstandige manier mee om gaan – en dat doen ze niet altijd. Een laagdrempelig overleg met bedrijven, zowel vanuit de gemeente als vanuit de provincie zou soms uitkomst bieden. 2. Bedrijven kennen geen grenzen, overheden wel Niet alleen de bedrijven die internationaal opereren, maar ook bedrijven waarvan de klanten alleen in Nederland of zelfs alleen maar in de eigen regio zitten, merken dat overheden vaak gefixeerd zijn op de eigen grenzen en intern gericht blijven. Bedrijven hebben soms last van de onderlinge concurrentie tussen gemeenten en tussen provincies. Ook de taakverdeling tussen gemeente en provincie is voor hen niet altijd inzichtelijk. Men vindt de schaal waarop overheden opereren vaak te klein. Sommigen menen dat Overijssel en Gelderland samen best één provincie zouden kunnen vormen. Anderen pleiten voor het samenvoegen van kleine gemeenten. Te denken valt aan de stedendriehoek als één gemeente/regio; of de Veluwe als één gemeente/regio. Internationaal opererende bedrijven vinden dat overheden nog te weinig doen om het ongelijke speelveld te corrigeren. Concurrenten in het buitenland krijgen subsidies van hun overheden en van de EU, maar daar zet de Nederlandse overheid te weinig tegenover. Men heeft ook nog te vaak “een Nederlandse bril” op. In het buitenland kun je bij vertraging niet aankomen met het argument dat iedereen nu eenmaal minstens drie weken op vakantie moet. Dat alles neemt niet weg (zie het
56
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
eerste punt), dat ook de internationaal opererende bedrijven aandacht en waardering van de lokale en provinciale overheden zeer op prijs stellen. 3. Bevordering van netwerken/samenwerking is belangrijk, maar afstemming ook De mede door de provincie gefinancierde regionale centra voor technologie worden door velen als een waardevolle bijdrage ervaren, die vooral gecontinueerd zou moeten worden. Men ziet het bevorderen van netwerken en zeker het bij elkaar brengen van bedrijfsleven en onderwijs als een belangrijke activiteit van de overheid. Speciale aandacht zou moeten uitgaan naar sectoroverschrijdende contacten, omdat men elkaar daar vaak niet kent, bijvoorbeeld tussen de maakindustrie en de zorgsector. ‘Er kan veel meer in de regio, als de mensen er maar achterkomen, wat er allemaal zit.’ Dat neemt niet weg, dat men hier ook het gevaar ziet van vele concurrerende initiatieven (‘ik zou mijn dagen kunnen vullen met netwerkbijeenkomsten’), niet alleen van de kant van de overheid en intermediaire organisaties, maar ook van diverse belangenorganisaties (VNO-NCW, FME, MKBNederland) en ondernemersverenigingen. Onderlinge afstemming en specialisatie zou nuttig zijn. 4. Regelgeving is te weinig coherent en consistent en bij toepassing van de regels wordt te weinig gekeken naar de intentie van de regelingen Er worden regelmatig inconsistenties geconstateerd tussen de regels die door rijk, gemeente en provincie worden opgelegd, maar ook tussen de regels van brandweer, de arbeidsinspectie, de gemeentelijke en provinciale milieuambtenaren, het waterschap, enz. Als die inconsistenties tot problemen leiden wordt dit wordt door handhavers gezien als een probleem van het betrokken bedrijf en te weinig als een probleem voor de overheden. Graag zou men zien dat bij de handhaving van regels gekeken wordt naar de intentie van de regelgever. Men vraagt niet om het gedogen van illegale situaties, maar om zinvolle interpretatie van de regels. Ambtenaren zijn doorgaans echter niet bereid om mee te denken en te helpen oplossingen te verzinnen; in plaats daarvan worden de regels rigide toegepast. Het zou handig zijn, als er in voorkomende gevallen een beroepsinstantie was, bijvoorbeeld op provinciaal niveau, om beschikkingen van ambtenaren te kunnen aanvechten. Men ervaart soms ook een gebrek aan vertrouwen in de ondernemer, zelfs waar het toch eigenlijk in diens eigen belang zou zijn om zich aan de regels te houden, bijvoorbeeld bij het gebruik van geijkte weegschalen (‘als we verkeerd wegen zijn we onze klanten kwijt’) of bij het besparen van energie. Uiteraard zijn er ook regels, waarvan men de waarde in twijfel trekt. Echt boos is men over gemeenten die reclame op industrieterreinen verbieden, zodat bedrijven niet eens hun naam groot op de gevel kunnen zetten. Bezoekers moeten speuren naar minuscule naambordjes. Ergernis is er ook over het feit dat ambtenaren op gemeentelijk niveau nog wel eens landelijke regels en richtlijnen opplussen, bijvoorbeeld bij geluidsnormen, zonder dat daar een duidelijk reden voor is. Nu steeds meer bedrijven proberen duurzaam te werken en elementen van de ‘circulaire economie’ introduceren, wordt het afval van de één de grondstof voor de ander. Regelgeving rond afvalverwerking is daar echter nog niet op ingesteld. Afval, dat als grondstof wordt gebruikt in een vervolgproces zou niet langer als afval beschouwd moeten worden.
57
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Flevoland heeft regels voor WKO systemen die twee keer zo veel kosten als in de rest van het land. Volgens de milieuvergunning moeten wij een verzegelde vloer hebben. Omdat er een paar scheurtjes in de vloer zaten, wilde de ambtenaar overal gaten in de vloer boren om te zien of de bodem vervuild was. Maar wij gebruiken helemaal geen vloeistoffen en er kan dus helemaal niets door die vloer heendringen! Wij hebben samen met een aantal bedrijven een aparte BV opgericht, die ons afvalwater reinigt en vervolgens weer aan ons teruglevert. Nu moeten wij belasting betalen over het aan ons teruggeleverde water! Wij hebben een techniek voor warmte-koude opslag ontwikkeld, waarbij geen grondwater wordt onttrokken. Toch worden de regelingen voor het onttrekken van grondwater op onze techniek van toepassing verklaard! Er wordt opeens enorm gecontroleerd of er buitenlandse werknemers in vakantiewoningen zijn ondergebracht, maar meedenken over andere oplossingen is er niet bij. Eigenaren van gewone woningen weigeren ook mee te werken. Het Waterschap stelt zich ten doel om lozingen van afvalwater tot nul te reduceren zonder zich af te vragen of er geen alternatieven zijn, die even goed zijn voor het milieu, maar veel goedkoper. Ik werd verplicht een energiebesparingsonderzoek te laten uitvoeren voor mijn nieuwe bedrijfspand. Alsof ik daar zelf niet over nagedacht zou hebben bij het bouwen. We hebben een zeer dure waterzuiveringsinstallatie moeten bouwen, wat ook klopt volgens de regels, maar de centrale waterzuivering waar het water uiteindelijk naar toe gaat, kan dat water net zo goed zuiveren. Als ze dat zouden doen, willen we er best voor betalen, maar we weten zeker dat het veel goedkoper zou zijn. Wij willen de stengels van tomatenplanten als grondstof (vezels) gebruiken, maar dan doen we volgens de milieuambtenaar opeens aan afvalverwerking en krijgen met de bijbehorende regels en vergunningen te maken. 5. Inhoudelijke kennis ontbreekt bij de overheid Een van de redenen waarom ambtenaren soms weinig creatief meedenken met het toepassen van regelgeving is misschien dat ze te weinig kennis van de onderliggende technologie hebben. Meer in het algemeen stelt men vast dat er bij ambtenaren en in de politiek soms weinig kennis beschikbaar is over allerlei technische problemen. Er is ook weinig affiniteit met maakbedrijven. Gebrek aan kennis leidt er toe dat men zich vaak laat ondersteunen door adviseurs. Daarbij wordt uit het oog verloren dat deze adviseurs ook eigen belangen hebben. Adviseurs maken problemen liever ingewikkeld dan simpel, en doen liever alles dan alleen het noodzakelijke. Het gevolg is onnodige kosten voor de betrokken ondernemer en voor de overheid. Er is enorm veel verspilling in energiegerelateerde projecten zoals bijvoorbeeld energieneutrale industrieterreinen. Men kiest voor unieke, grootschalige oplossingen, terwijl simpele, modulaire en gaandeweg uitbouwbare oplossingen veel goedkoper zouden zijn.
58
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Men kiest ook vaak voor nieuwe, onbeproefde technologieën, terwijl bestaande technieken nog tegen veel lagere kosten grote winst zouden kunnen opleveren. 6. Overheden zouden zich nog veel meer als echte launching customer kunnen opstellen Overheden kijken nog steeds veel te veel naar de kostprijs, vragen niet om innovatieve oplossingen en verwaarlozen kosten op lange termijn (Total Cost of Ownership, Life Cycle Costs). Ook dit ligt wellicht aan een gebrek aan deskundigheid. Men constateert dat aanbestedingen vaak slecht, onvolledig en ondeskundig geformuleerd zijn, soms ook door ingehuurde adviseurs die de wensen van de opdrachtgever niet goed interpreteren. Dat leidt tot onvolledige offertes (bewust of niet) en reparatie achteraf. 7. Er is blijvend aandacht nodig voor infrastructuur De A15 raakt vooral richting Rotterdam steeds meer verstopt. Wanneer de verlenging bij Zevenaar een feit wordt, zal er geen doorkomen meer aan zijn. Op de provinciale en gemeentelijke wegen zijn er vooral problemen door het toenemende aantal rotondes, waardoor volumineus transport ernstig bemoeilijkt wordt. Toch zijn het niet de wegen waar de meeste opmerkingen over worden gemaakt. Het ontbreken van een glasvezelnet (of het verlangen van een hoge prijs voor de aanleg ervan) wordt dikwijls gemeld als probleem, maar nog vaker gaat het over het ontbreken van openbaar vervoer naar en op het industrieterrein. Het is waarschijnlijk niet eens zo dat veel werknemers met de bus zouden willen komen, maar er zijn twee categorieën die graag gebruik zouden willen maken van openbaar vervoer: mensen met een verminderde toegang tot de arbeidsmarkt, die men ook op grond van landelijke afspraken in toenemende mate wil/moet inzetten; en studenten/stagiaires, die niet over een auto beschikken. Overigens bleek in de praktijk van ons onderzoek dat vrijwel alle bedrijven wel degelijk met het openbaar vervoer bereikbaar zijn, maar het kan zeer tijdrovend zijn en vereist soms enig loopwerk. In sommige plaatsen (bijv. Apeldoorn) zou men ook graag zien dat er meer infrastructuur (huisvesting en vertier) zou komen voor studenten die tijdelijk in de stad werken. 8. Bureaucratie bemoeilijkt het aanvragen van subsidies en financiering Wanneer het over steun door de overheid gaat, valt het woord ‘subsidie’ al gauw en in onmiddellijke samenhang daarmee het woord ‘bureaucratie’. Het invullen van uitgebreide vragenformulieren valt betrokkenen zwaar, ook al begrijpt men wel dat er nu eenmaal aan bepaalde criteria moet worden voldaan. Zelfs een relatief eenvoudige regeling als de WBSO wordt door sommigen als bureaucratisch ervaren, terwijl anderen daar wel blij mee zijn (‘we schrijven toch al uren’). Ook Oost NV wordt door sommigen als bureaucratisch ervaren (‘nog erger dan de banken’), terwijl anderen juist Oost NV noemen als ‘effectieve facilitator’ van innovaties, vooral door de betrokkenheid van specifieke mensen.
Exportgaranties en exportfinanciering zijn zeer wenselijk, te meer omdat kredietverzekeraars zoveel eisen aan klanten en contracten stellen, dat veel klanten niet meer door de verzekering gedekt worden – eigenlijk worden alleen maar de klanten gedekt waarvoor je geen verzekering nodig hebt. Er zijn wel middelen voor financiering van R&D, maar weinig voor de kloof tussen ontwikkeling en vermarkting. Ondersteuning van individuele of groepsdeelname aan vakbeurzen in het buitenland zou welkom zijn.
59
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
9. Er is meer aandacht nodig voor goede bedrijven in nood Opvallend vaak vragen ondernemers aandacht (op de een of andere manier) voor “goede bedrijven, die in zwaar weer verkeren”. Volgens sommigen zijn er tientallen bedrijven, die in principe levensvatbaar zijn, maar dreigen om te vallen door een combinatie van factoren. Vaak gaat het uiteraard om management dat niet goed functioneert of in het verleden gewoon de verkeerde keuzen heeft gemaakt. Niettemin gaat het om bedrijven die over goed vakmanschap beschikken op een bepaald terrein en men is er van overtuigd dat dat vakmanschap vaak verloren zal gaan als het bedrijf ophoudt te bestaan. Hoewel iedereen snapt dat het weinig zin heeft om de overheid te vragen in die bedrijven te investeren, zou men graag zien dat er een soort onafhankelijke, ondersteunende dienst zou komen, bemenst door ervaren ondernemers, die bedrijven in moeilijkheden zouden kunnen adviseren. Ook in verschillende door ons bezochte bedrijven was duidelijk dat het verschil tussen ondergang en overleven in het (recente) verleden nauw verbonden was met de komst van nieuwe eigenaren / managers die nieuw elan brachten. Een andere vaak genoemde optie zou zijn om krediet te verstrekken aan bedrijven in problemen, maar het krediet afhankelijk te maken van beoordeling door ervaren ondernemers, soms een alternatief voor de veel gesmade vragenlijsten. 10. Als de overheid kan helpen in de relatie met het onderwijs, dan graag Zoals hierboven al beschreven onderhouden de maakbedrijven behoorlijk veel relaties met onderwijsinstellingen, vooral in verband met stageplekken. Daarbij ligt de nadruk bij verreweg de meeste maakbedrijven op het MBO. Ondernemers constateren dat docenten vaak te weinig tijd hebben (of krijgen) om goed contact met de ondernemingen op te bouwen. Mede daardoor, zo denkt men, sluit het onderwijs vaak nog te weinig aan bij de behoeften van de bedrijven. Waarschijnlijk is het beter om hier te spreken van twee afzonderlijke punten van kritiek. Enerzijds zou men graag zien dat vooral de technische opleidingen weer nadrukkelijk hun verankering in de regio versterken en hun contacten met bedrijven in de omgeving intensiveren; anderzijds wil men graag in gesprek over de inhoud van de opleidingen. Ook de HBO-instellingen zijn voor bedrijven die daarmee in contact komen, vaak moeilijk toegankelijke vestingen, maar pro-actief handelen van lectoren heeft in een aantal gevallen tot toegankelijke expertise geleid. Over het algemeen denken de ondernemers niet aan gemeenten of provincies wanneer het gaat om verbetering van de communicatie met het onderwijs, maar ‘als het kan, dan graag’. De Gelderse Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt lijken onbekend.
60
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
10.
Aanbevelingen
Onderstaande aanbevelingen richten zich op de Provincie, maar bij sommige punten zijn vergelijkbare aanbevelingen te doen richting gemeenten. Niet alle suggesties die bij de in het vorige hoofdstuk besproken thema’s aan de orde kwamen, komen hier nogmaals voorbij (infrastructuur, openbaar vervoer). Een aantal suggesties werken we wat verder uit. Het moge duidelijk zijn dat deze uitwerking het karakter geeft van een vrije interpretatie en aanscherping van observaties en visies die in de interviews naar voren kwamen.
1. Bouw kennis op over de industrie. Op het terrein van de PR van de provincie kunnen nog extra stappen genomen worden om de industrie in het zonnetje te zetten. Daarnaast zijn relatief simpele dingen als bedrijfsbezoeken door bestuurders ook van belang. Het allerbelangrijkste is echter dat binnen de overheid voldoende affiniteit met en kennis over de industrie, de individuele bedrijven en hun wensen en problemen aanwezig is. Die kennis kan door bedrijfsbezoeken gevoed worden, maar het is daarnaast wenselijk dat meer systematisch in de daarvoor relevante afdelingen kennis over de industrie wordt opgebouwd. Daardoor kunnen ambtenaren ook kritischer omgaan met adviezen van externe adviesbureaus.
2. Kweek vertrouwen kweken De suggestie om met enige regelmaat ronde tafels te organiseren met industriële ondernemers zou verder ontwikkeld kunnen worden. In een enkele sector (bijv. papier) bestaat een dergelijk overleg al, maar zo’n overleg hoeft natuurlijk niet sectoraal te zijn; het kan ook regionaal zijn. In dit verband is het goed om het verschil tussen bestuurders (uit de politiek) en ambtenaren te benadrukken, omdat dat onderscheid niet altijd even goed gemaakt wordt. De suggestie voor een “laagdrempelig overleg met bedrijven” zou onzes inziens toch vooral een overleg met de bestuurders moeten zijn. Op zijn minst zou in zulke gesprekken duidelijk kunnen worden waarom de overheid zo vaak als onbetrouwbare partner wordt ervaren – en welke overheid dat dan is en wat daar aan gedaan kan worden. Het lijkt zinvol dat bestuurders in hun gesprekken met bedrijven rekening houden met de aard van hun gesprekspartners. Uit de interviews komt naar voren dat vooral de materiaalbewerkers een grote afstand tot de overheid ervaren. Dat betreft overigens in de eerste plaats hun contacten met ambtenaren. Die afstand kan er toe leiden dat de betreffende bedrijven er niet goed in slagen om hun wensen en behoeften naar voren te brengen. Gesprekken met bestuurders zouden daarin verandering kunnen brengen. Ook kleinere integrators en assembleurs zouden baat kunnen hebben bij het verkleinen van de afstand tussen overheid en bedrijven. De grotere bedrijven in deze categorieën zijn vaak wel bekend met de overheid, en ze hebben in een aantal gevallen bovendien (zeer) grote klanten die, of het nu overheidsinstellingen zijn of andere bedrijven, gekenmerkt worden door een zekere mate van bureaucratie. Het communiceren met zulke klanten levert ervaring op die bevorderlijk is voor het contact met (vooral) lokale overheden. De processpecialisten tenslotte lijken over het algemeen de weg naar de overheid wel gevonden te hebben.
61
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
3. Blijf aandacht geven aan internationalisering en grensoverschrijdende belangen van bedrijven. In dit verband zou niet alleen gedacht moeten worden aan reizen met delegaties naar het (verre) buitenland, maar ook en wellicht meer aan het ontvangen van delegaties, die geïnteresseerd zijn om te investeren in Gelderland – meteen een goede reden om de eigen sterktes goed in kaart te brengen. Sommige bedrijven geven ook aan dat ze buitenlandse delegaties zouden willen ontvangen. Dan gaat het niet om investeringen maar om het vinden van nieuwe afzetmarkten. Daarnaast zou deelname aan buitenlandse beurzen door individuele bedrijven of groepen opnieuw (schijnt in het verleden te zijn gebeurd) financieel ondersteund kunnen worden. Het verstrekken van kredietgaranties bij grote exportorders wordt hoog gewaardeerd. Ondernemers hopen ook dat de provincies onderling afspraken kunnen maken in plaats van regelingen abrupt bij de provinciegrens te laten ophouden. Ook als het gaat om internationalisering lijken de behoeften van de verschillende categorieën bedrijven niet helemaal parallel te lopen. De materiaalbewerkers, vaak kleine bedrijven die geen mensen kunnen vrijmaken om zich te richten op het buitenland, zouden assistentie van de overheid kunnen gebruiken – marktonderzoeken, ontvangen van delegaties, contact met agenten in het buitenland. In veel gevallen zijn er instanties die zulke assistentie kunnen bieden (denk aan de EVD, Agentschap NL, de Nederlandse Kamers van Koophandel in het buitenland), maar bedrijven die niet bekend zijn met die instanties zouden veel baat kunnen hebben bij een lokaal of provinciaal loket dat hen wegwijs kan maken. Datzelfde geldt voor integrators, zij het dat die gemiddeld wat groter zijn dan assembleurs. Maar ze zijn in vergelijkbare mate afhankelijk van export, en de exportkansen zijn vermoedelijk wat beter omdat integrators ontvankelijker lijken te zijn voor hulp bij export. Ze zijn kennisintensiever, meer gewend aan complexe processen, en hun producten lenen zich beter voor export. Processpecialisten zijn vaak al sterk internationaal gericht, en voorzover ze behoefte hebben aan hulp op het gebied van internationalisering gaat het vooral om expansie: nieuwe regio’s. De grootste winst lijkt te behalen bij de assembleurs, althans als er sprake is van een eigen product dat een zekere mate van uniciteit heeft (want anders is een bedrijf veroordeeld tot het opereren op een verdringingsmarkt). Op dit moment ontlenen veel assembleurs hun bestaansrecht aan het feit dat ze in Nederland opereren en goed aansluiten op wat er hier gevraagd wordt, en de vraag is of ze in staat zijn om ook internationale markten te bedienen. Een belangrijk punt is dat assembleurs vaak producten maken als meubilair, zonwering, of eenvoudige metaaldelen waarvan de logistieke kosten niet opwegen tegen de waarde van het product. Dat betekent dat primair de export naar de omringende landen kansrijk zou kunnen zijn.
4. Richt een (experimenteel?) arbitragecollege op voor de handhaving van regelgeving. Het is begrijpelijk dat handhavers terughoudend zijn bij het ‘creatief’ handhaven van de regels. Toch zijn er veel gevallen, waarbij het op zijn minst zo lijkt dat strikte handhaving van de regels leidt tot situaties die ook door de regelgever niet bedoeld waren. Wij geven in overweging om een college van arbitrage in te stellen, waar zowel ondernemers als handhavers zich toe kunnen wenden, met de bevoegdheid om definitieve beslissingen te nemen. Het college zou onafhankelijk en deskundig moeten zijn, maar zeker ook pragmatisch ingesteld. Een iets minder zware variant zou de instelling van een soort ombudsfunctie zijn, waar ondernemers zich kunnen melden met volgens hen
62
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
onredelijke beslissingen. De ombudsman zou bevoegdheden moeten hebben om onderzoek te doen, aanbevelingen doen voor de concrete casus, maar ook de politiek kunnen adviseren over noodzakelijke aanpassingen in de regelgeving. Een provinciaal arbitragecollege zou een gang langs de rechter in veel gevallen overbodig moeten maken. Het is natuurlijk bestuurlijk een uitdaging, maar het college zou zich zowel met handhaving door gemeentes als door de provincie moeten kunnen bezig houden. Problemen met het toepassing van regels door de overheid worden vooral gesignaleerd door procesbedrijven, dat wil zeggen door materiaalbewerkers en processpecialisten. Veel conflicten op het gebied van regelgeving gaan immers over het gebruik, de opslag en recycling van bepaalde stoffen, en daarnaast over zaken als energie- en waterbesparing. Dat speelt juist bij deze bedrijven. Voor integrators en assembleurs beperken de conflicten zich voornamelijk tot bouw- en uitbreidingsvergunningen, wat overigens ook een onderwerp is dat materiaalbewerkers en processpecialisten aangaat.
5. Bevorder sectoroverschrijdende netwerken Speciaal het verbinden van bedrijven die in geheel verschillende markten opereren en elkaar daardoor niet kennen, zou kunnen leiden tot het ontdekken van nieuwe kansen en innovatie. Dit gaat niet vanzelf en er is ruimte voor initiatieven, maar bij voorkeur binnen bestaande kaders. De Regionale Centra voor Technologie zouden hier goed een rol in kunnen spelen. Dat geldt ook voor de onderwijsinstellingen (ROC’s en Hogescholen), die vaak binnen hun muren opleidingen hebben die zich op zeer verschillende sectoren richten. En tenslotte geldt het misschien ook voor bedrijventerreinen die, veel meer dan nu het geval is, naar manieren zouden kunnen zoeken om ‘hun’ bedrijven met elkaar in contact te brengen. Het kan daarbij gaan om directe samenwerking, maar bijvoorbeeld ook om het uitwisselen van informatie over nieuwe technologische ontwikkelingen, betrouwbare leveranciers, of het verkennen van nieuwe markten. De materiaalbewerkers en de assembleurs functioneren vaak als toeleverancier van andere bedrijven in hun directe omgeving, met name integrators. Het is mogelijk om ze in contact te brengen met potentiële klanten elders in de regio of provincie. De vraag is of dat beperkt moet blijven tot bekende markten, dat wil zeggen tot klanten die vergelijkbare producten maken dan de klanten die nu al door een bedrijf worden bediend. De RCT-makelaars zullen allicht in staat zijn om relevante onderwerpen te identificeren en dan te bedenken of sectoroverschrijdende contacten haalbaar zijn. Het is in dit verband wel zaak om niet al te behoudend te opereren. Vaak worden de kerncompetenties van een bedrijf verhuld door de huidige activiteiten, en is met name het technisch vermogen groter dan gedacht (soms zelfs groter dan door het bedrijf zelf gedacht). Processpecialisten hebben doorgaans een veel groter afzetgebied, niet zelden de wereldmarkt, en hun competenties zijn eerder ‘diep’ dan ‘breed’. Om die reden ligt sectoroverschrijdende samenwerking niet voor de hand. Dat wil niet zeggen dat processpecialisten geen nieuwe markten zouden kunnen ontwikkelen (een belangrijk voorbeeld in Oost Nederland is Ten Cate), maar de commerciële uitdaging (zoals het vinden van klanten voor kunstgras) lijkt niet minder groot dan de technische uitdaging, en het moeilijk in te zien hoe samenwerking met andere maakbedrijven het proces zou kunnen bevorderen. Voor integrators is in dit verband wel een duidelijke rol weggelegd. Ze kunnen eisen stellen aan hun toeleveranciers die grensoverschrijdende samenwerking welhaast onvermijdelijk maken (bijvoorbeeld door van hun leveranciers duurzame productie te vragen). Ze kunnen van een bestaande leverancier nieuwe producten vragen die voor de die leverancier ‘new to the firm’ zijn, wat al snel
63
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
tot dynamiek in de keten zal leiden. Ze kunnen toeleveranciers bij elkaar brengen om gezamenlijk een nieuwe module te ontwikkelen. En tenslotte kunnen ze zelf nieuwe, innovatieve combinaties bedenken die op zichzelf als een vorm van grensoverschrijding beschouwd kunnen worden. Een bekend voorbeeld, overigens van bedrijven die in dit rapport in de categorie assembleurs zijn ondergebracht, betreft de combinatie van een batterij en een fiets.
6. Probeer de curator voor te zijn De Provincie zou de instelling van een onafhankelijk adviescollege voor bedrijven in nood kunnen ondersteunen. Zo’n adviescollege zou primair bestaan uit (voormalige) ondernemers, die gedurende een korte periode (bijv. maximaal drie maanden) een bedrijf dat daarom vraagt, doorlicht en van adviezen voorziet. Deze ondernemers worden daarvoor niet vergoed. Zij kunnen de Provincie en/of de NV Oost adviseren over het verlenen van kredieten dan wel deelname in het bedrijf. Daarbij is het oogmerk niet per se dat het bedrijf overleeft, maar wel dat expertise niet voor de regio verloren gaat. Zoeken naar andere investeerders en geïnteresseerden in een overname hoort nadrukkelijk ook bij de taak van het adviescollege. Uiteraard moeten er spelregels afgesproken worden met betrekking tot discretie en belangenverstrengeling. Een belangrijk criterium voor het steunen van een bedrijf in nood (dan wel het veiligstellen van de expertise van zo’n bedrijf) is of het bedrijf een belangrijke functie vervult voor andere bedrijven in de omgeving. Als door het wegvallen van een bepaald bedrijf andere bedrijven een voorname klant of een moeilijk te vervangen toeleverancier kwijtraken kan een faillissement grote gevolgen hebben voor de lokale of regionale economie. Vanuit dit oogpunt lijkt een onafhankelijk adviescollege voor alle categorieën bedrijven relevant, maar het minst voor de processpecialisten omdat die in de regel minder lokale of regionale bindingen hebben dan bedrijven uit de andere categorieën. Met betrekking tot de vraag welke bedrijven op korte termijn zouden profiteren van het bestaan van zo’n adviescollege moet in eerste instantie aan de materiaalbewerkers worden gedacht. In deze categorie vinden we veel kleinere bedrijven die vaak ook relatief weinig toegevoegde waarde genereren en om die reden onder de huidige economische omstandigheden minder goed groeien en soms zelfs krimpen. Beter lijkt het te gaan met de assembleurs en vooral met de integrators. Dat roept natuurlijk de vraag op of dat niet een goede reden is om vooral op bedrijven uit deze categorieën in te zetten – want als een integrator of assembleur slecht presteert is er misschien meer te verwachten van een reddingspoging dan in het geval van een materiaalbewerker. Maar uiteindelijk is de waarde van een onafhankelijk maar ter zake kundig adviescollege dat er niet in vuistregels of grove categorieën gedacht wordt, maar in termen van bedrijfsspecifieke kwaliteiten.
7. Besteed meer aandacht aan de rol van launching customer Over de rol van de overheid als launching customer wordt al decennia gesproken, zonder dat er op dat terrein veel vooruitgang wordt geboekt. Bedrijven hopen op extra eisen, die inspelen op hun specifieke kwaliteiten. Ook hier geldt dat de overheid die kwaliteiten dan natuurlijk wel moet kennen. En natuurlijk moet de overheid geen specifieke eisen stellen om een bepaald bedrijf van een opdracht te kunnen voorzien. Wij denken dat eisen ten aanzien van het verschaffen van lokale of regionale werkgelegenheid (voor mensen met een geringe toegang tot de arbeidsmarkt) en duurzaamheid (hergebruik van grondstoffen, energiebesparing) het meest voor de hand liggen. Dat die eisen goed (en deskundig) geformuleerd moeten worden, spreekt eigenlijk vanzelf, maar in de praktijk blijkt dat soms tegen te vallen; dat de eisen ook proportioneel moeten zijn, lijkt ook vanzelfsprekend. Uit de interviews komt naar voren dat soms bij kleine opdrachten al ‘social returns’ worden gevraagd die niet in verhouding staan tot de omvang van de opdracht.
64
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Vaak is het overigens de lokale overheid die de rol van launching customer op zich kan nemen, maar de provincie kan een rol spelen in het stimuleren van die rol, en ze kan er op toezien dat niet de situatie ontstaat dat iedere gemeente probeert de gunning van opdrachten aan de ‘eigen’ bedrijven te maximaliseren. Een overheid kan voornamelijk de rol van launching customer spelen voor kleine, beginnende bedrijven. In het geval van materiaalbewerkers valt te denken aan ‘my first product’: kleine bedrijven die een (soms bio-based of anderszins duurzaam) product hebben ontwikkeld en die elke stimulans kunnen gebruiken. In de regel zal het daarbij om bescheiden bedragen gaan. Hetzelfde geldt voor assembleurs, met dien verstande dat ‘my first product’ hier nogal eens een stap van jobber in de richting van integrator lijkt te zijn. Dat kan in termen van toegevoegde waarde en exportpotentieel interessant zijn, maar de noodzaak (voor het bedrijf) is doorgaans minder en de bedragen zullen hoger zijn dan in het geval van beginnende materiaalbewerkers. Wat de integrators betreft is het nodig om onderscheid te maken tussen de grotere bedrijven die vaak al sterk gericht zijn op export en op industriële nichemarkten, en kleinere met meer gangbare producten voor een qua omvang bescheiden markt. Vooral voor die laatste groep kunnen overheidsopdrachten van belang zijn. Datzelfde geldt voor de processpecialisten. Ook hier zijn overheidsopdrachten wellicht interessant voor de paar kleinere bedrijven, maar verder niet erg relevant.
8. Bevorder de communicatie tussen maakbedrijven en het technisch MBO Er bestaan al veel initiatieven rond onderwijs die door de Provincie ondersteund worden, zoals de Platforms Onderwijs Arbeidsmarkt en de maatregelen die onder het kopje ‘Human Capital Agenda’ voor de provinciale topsectoren (waaronder de maakindustrie) zijn ontwikkeld. Het CIVON (Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor de High Tech Systemen en Materialen Oost Nederland) en het Technovium in Nijmegen zijn voorbeelden van door de provincie ondersteunde initiatieven, die trachten te voorzien in de behoefte aan technisch geschoold personeel in het algemeen, en aan opleidingen die specialistischer zijn dan wat regulier door het MBO wordt aangeboden. Ook de activiteiten van het Platform Bèta Techniek kunnen hier genoemd worden. Lang niet alle bedrijven hebben weet van deze initiatieven en ze zijn voor hen wellicht ook niet altijd relevant. Wellicht kan er meer gedaan worden om deze initiatieven zichtbaar te maken, maar het is in elk geval zinvol om nog eens goed te kijken naar de communicatie tussen MBO-instellingen en de maakbedrijven. Het MBO staat veel meer dan het HBO centraal in de maakindustrie en juist in het MBO lijken de van oudsher regionale banden te zijn verslapt. Aan de RCT-makelaars zou gevraagd kunnen worden om (nog) meer dan nu het geval is een bemiddelende rol te spelen in de relatie tussen ondernemers en MBO-opleidingen en -docenten. Verder kunnen bedrijven aangemoedigd worden om samen te werken bij de ontwikkeling van nieuwe specialistische opleidingen voor schoolverlaters en eigen medewerkers. Juist omdat de bedrijven het belang van een praktische insteek benadrukken ligt het voor de hand om deze opleidingen als ‘MBO+’ opleidingen vorm te geven en samenwerking eerder met het MBO dan het HBO te zoeken. En tenslotte kan men onderzoeken of er mogelijkheden zijn om de MBO-opleidingen te stimuleren om hun docenten meer tijd (en motivatie) te geven om in direct contact te treden met bedrijven.
65
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
11.
Conclusies
De verankering van de maakindustrie in Gelderland is in de eerste plaats een kwestie van mensen. De bedrijven zitten hier, omdat ze hier ooit zijn opgericht door iemand die hier woonde; ze blijven hier, omdat hun eigenaren, managers en werknemers hier wonen. Als ze verhuizen, bijvoorbeeld om te kunnen uitbreiden, dan liefst naar een plek zo dicht mogelijk in de buurt, zodat de werknemers mee kunnen gaan. Die werknemers, daar gaat het om. Zonder hun ervaring, kennis en kunde, zou het bedrijf niet kunnen bestaan. De verankering is veel minder sterk in termen van toeleveringsrelaties of afzetmarkten. Natuurlijk koopt men lokaal het een en ander in, maar strategisch belangrijke inputs komen werkelijk overal vandaan en zelden uit de onmiddellijke omgeving. En vrijwel alle bedrijven die wij gezien hebben doen zaken met klanten buiten de Provincie, in veel gevallen ook buiten Nederland en zelfs buiten Europa. Er zijn wel enige kleine specialistische ‘clusters’ in de provincie die in andere provincies niet voorhanden zijn, maar dan gaat het steeds om niet meer dan een handvol maakbedrijven (eieren, papier). Omdat verankering primair een kwestie van mensen is, is de aanwezigheid van goede onderwijsinstellingen en kennisaanbieders van cruciaal belang. Daarbij gaat het niet alleen om universiteiten en hogescholen, maar zeker ook om de kwaliteit van VMBO en MBO. De bedrijven die wij skill-based genoemd hebben, hebben belang bij goede technische opleidingen en bij samenwerking met de ROC’s in de ontwikkeling van bedrijfs- of subsectorspecifieke specialistische opleidingen. De bedrijven die wij knowledge-based genoemd hebben zijn ook afhankelijk van de aanwezigheid en kwaliteit van MBO opleidingen, maar hebben daarnaast contacten met kennisaanbieders als TNO en de Technische Universiteiten, die allemaal buiten de Provincie zijn gevestigd. Bestaande initiatieven in het kader van de Human Capital Agenda en het nationale Techniekpact kunnen nog verder uitgebouwd worden. In de Smart Specialization benadering van de Europese Commissie wordt veel aandacht besteed aan kennisstromen tussen een beperkt aantal (top)universiteiten en een regio, die dan gebruik maakt van geavanceerde kennis om het eigen specialisme verder te ontwikkelen en uit te bouwen. De achterliggende gedachte was, dat het onwenselijk is dat alle regio’s inzetten op dezelfde speerpunten, zoals biotechnologie, nanotechnologie of ICT. In werkelijkheid was dat misschien wel een non-probleem, omdat biotechnologie of ICT in de ene regio iets heel anders betekent dan in de andere, juist omdat in elke regio andere bedrijven met andere specialismen en andere ideeën zitten. Dat neemt niet weg dat het goed is om onder de algemene aanduiding van topsectoren, die relatief goed vertegenwoordigd zijn in de Provincie, te kijken naar ‘echte’ specialismen. Dat kunnen subsectoren zijn, zoals carrosseriebouwers en papierfabrieken, maar ook individuele bedrijven (‘pareltjes’), die de potentie hebben om nog beduidend te groeien en hun omgeving op sleeptouw kunnen nemen. Misschien moet smart specialization juist rond dat soort bedrijven en niet rond sectoren worden opgezet. Over het fenomeen ‘reshoring’ mogen de verwachtingen niet hooggespannen zijn. Wel moet onderscheid gemaakt worden tussen het opzetten van ‘eigen productie’ in andere landen, bijv. in Zuid Amerika of in Azië, en het elders in de wereld inkopen van materialen en onderdelen. Het opzetten van eigen productie in andere landen vindt in de meeste gevallen plaats om de markten in die landen te bedienen en veel minder vaak om de eigen productie in Nederland te beleveren. Dat laatste lijkt meer op het inkopen bij andere bedrijven. Er zijn enige tekenen dat sommige producten tegenwoordig weer dichter bij huis gemaakt kunnen worden. Daarbij denkt men dan overigens
66
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
eerder aan Oost Europa of Spanje dan aan Nederland.29 Onze gesprekspartners merkten incidenteel op dat ook Nederlandse toeleveranciers tegenwoordig weer in staat zijn om bij kleine series op prijs te concurreren, omdat andere kosten (transport, kwaliteit, communicatie) lager zijn. De werkgelegenheidseffecten voor Nederland zullen waarschijnlijk echter beperkt blijven. Het is een bekend gegeven dat de heterogeniteit van bedrijven en regio’s toeneemt naarmate men er nauwkeuriger naar kijkt. Bedrijven zijn nooit identiek, al was het maar omdat er andere mensen werken, en regio’s zijn dat evenmin. Toch was de grote heterogeniteit van de bedrijven en regio’s die wij bezocht hebben iedere keer weer verrassend. Bij de ontwikkeling van beleid zou dat al snel kunnen leiden tot de gedachte dat beleid en beleidsinstrumenten ook steeds verder gedifferentieerd zouden moeten worden. Waar het gaat om subsidies en andere vormen van financiële ondersteuning is dat niet wenselijk, maar waar het gaat om infrastructuur, relaties met onderwijsinstellingen en lokale overheden, blijkt de opzet van de RCT’s in zeven subregio’s zeer waardevol. De zeven subregio’s verschillen sterk in identiteit (en de mate waarin die identiteit beleefd wordt), cultuur en industriële structuur. Het is goed om bij de implementatie van beleid met deze verschillen rekening te houden.
29
Ben Dankbaar (2013), Waarom de industrie terugkeert, Zeggenschap, Jg 24, nr. 4, pp. 9-12; ING (2014) My Industry. Groeiambities van de Nederlandse maakindustrie.
67
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bijlage 1: Vooraf toegestuurde vragenlijst VRAGENLIJST VERANKERING INDUSTRIE Deze korte vragenlijst dient ter voorbereiding van het gesprek dat binnenkort met u staat gepland in het kader van het onderzoek naar de verankering van de industrie in Gelderland. TOELICHTING De ruim 7.000 productiebedrijven die op dit moment in Gelderland gevestigd zijn, zorgen samen voor een groot deel van de economische groei en werkgelegenheid. De provincie wil die groei versterken door beleid te ontwikkelen om ook op de langere termijn aantrekkelijk te zijn als vestigingsplaats voor de maakindustrie. Hiervoor is een goed inzicht nodig in de dynamiek en de verankering van productieketens in de Gelderse maakindustrie. In opdracht van de provincie brengt Adviesbureau InnoTeP die dynamiek in beeld, in samenwerking met de innovatiemakelaars van de Gelderse Regionale Centra voor Technologie (RCT's). Het onderzoek richt zich vooral op innovatieen samenwerkingsprocessen. Deelnemende ondernemingen worden ondervraagd over hun relaties met andere bedrijven en instellingen, en over de strategische richting waarin het bedrijf zich ontwikkelt. UW VOORDEEL Voor het eerst sinds jaren krijgt de industrie van beleidsmakers in Den Haag en Arnhem weer de aandacht die zij verdient. Bestaande statistieken geven onvoldoende inzicht om beleid te ontwikkelen dat aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de bedrijven. U kunt daarbij helpen en uw eigen behoeften inbrengen. U krijgt terugkoppeling over de resultaten, die ook van belang zijn voor het werk van de innovatiemakelaar in uw regio. VERTROUWELIJKHEID Sommige van onderstaande vragen gaan over zaken die u niet graag kwijt wilt aan concurrenten. De namen van bedrijven en andere partners zullen door de onderzoekers niet publiek gemaakt worden (ook niet naar de provincie toe). De informatie wordt gebruikt om geografische verbindingen zichtbaar te maken. Desgewenst kunt u ook namen weglaten en alleen de postcodes van de betrokken bedrijven noemen.
Deze vragenlijst bij voorkeur op de computer invullen, bewaren en als bijlage per email terugsturen. 1. Hoe heeft de werkgelegenheid in uw bedrijf zich de laatste tien jaar ontwikkeld? Eind 2003: Eind 2008: Eind 2012: Nu (herfst 2013)
2. Hoeveel procent van uw omzet realiseert u in het buitenland? -- %, daarvan:
68
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
.. % Duitsland .. % Rest van Europa .. % Rest van de wereld
3. Hoe ziet de samenstelling van uw personeel er uit in termen van hoogste afgesloten opleiding? HBO/WO MBO Minder dan MBO
.. % .. % .. %
4. Wie zijn de leveranciers van voor uw bedrijf strategisch belangrijke onderdelen en materialen en waar zijn deze leveranciers gevestigd? Naam 1. 2. 3. 4. ..
Locatie
5. Werkt u samen met andere bedrijven op het gebied van productontwikkeling/vernieuwing? Nee/Ja Zo ja: met wie en waar is dit bedrijf/zijn deze bedrijven gevestigd? En zijn deze samenwerkingspartners tevens klanten of toeleveranciers van machines, onderdelen of materialen? Naam
Locatie
Toeleverancier (T) Klant (K) Anders (A, bijv. ingenieursbureau)
1. 2. 3. 4. ..
6. Werkt u samen met andere bedrijven op het gebied van procesontwikkeling/vernieuwing? Nee/Ja Zo ja: met wie en waar is dit bedrijf/zijn deze bedrijven gevestigd? En zijn deze samenwerkingspartners tevens klanten of toeleveranciers van machines, onderdelen of materialen? Naam
Locatie
Toeleverancier (T) Klant (K) Anders (A, bijv. ingenieursbureau)
69
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
1. 2. 3. 4. ..
7. Werkt u samen met medewerkers van universiteiten, hogescholen, TNO of vergelijkbare instellingen op het gebied van product of procesontwikkeling? Nee/ja Zo ja: met wie en waar is deze instelling gevestigd? Naam
Locatie
Samenwerking op productof procesontwikkeling?
1. 2. 3. 4.
S.V.P. ingevuld per email retour aan degene die U de vragenlijst gestuurd heeft en/of aan
[email protected]
70
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bijlage 2: Vragenlijst voor de interviews 1.
Wat zijn volgens u de belangrijkste factoren die het succes of in elk geval het overleven van uw bedrijf in de afgelopen 5 jaar verklaren?
2.
Welke doelstellingen heeft u voor ogen voor uw bedrijf in de komende vijf jaar? Doelstellingen t.a.v. groei van omzet en werkgelegenheid Doelstellingen t.a.v. nieuw te introduceren producten en/of te benaderen nieuwe markten of nieuwe regio’s Doelstellingen m.b.t. mogelijke nieuwe vestigingen
3.
Welke knelpunten verwacht u tegen te komen bij de realisatie van uw plannen?
4.
Heeft u strategische partners voor het realiseren van uw toekomstplannen?
Op welk gebied heeft u het meest behoefte aan partners (technische kennis, ontwikkelcapaciteit, marketing)? U heeft ons voorafgaand aan dit gesprek een lijst met partners toegezonden. Kunt u voor elk van die partners aangeven (geschat aantal jaren) hoe lang de relatie bestaat, en hoe frequent (dagelijks/wekelijks/maandelijks/jaarlijks) het contact is? Aan welke voordelen van het werken met vaste partners wordt door uw huidige samenwerkingspartners voldaan? Welke nadelen zijn verbonden aan het werken met vaste samenwerkingspartners? Is het voor uw bedrijf belangrijk/wenselijk dat partners geografisch dichtbij zijn? Welke lacunes zijn er lacunes in uw regio (de provincie Gelderland) wanneer het gaat om het vinden van passende partners? (meerdere antwoorden zijn mogelijk)
5.
Uw bedrijf is gevestigd in Gelderland. Dat heeft waarschijnlijk allerlei historische oorzaken, maar geeft u nu eens drie redenen waarom het goed is om in Gelderland gevestigd te zijn.
6.
Wat zou de ideale locatie voor uw bedrijf zijn, als u vrij zou kunnen kiezen?
7.
Heeft u regelmatig contact met onderwijsinstellingen in de buurt van uw bedrijf?
8.
Zo ja, waarover gaan die contacten? Bent u tevreden over de gang van zaken in die contacten? Zou u vaker contact willen hebben Zijn die contacten van belang voor uw personeelsvoorziening?
Wat kunnen locale en regionale overheden doen om u het (overleven) gemakkelijker te maken?
71
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
9.
Welke wijzigingen zijn in uw netwerk opgetreden?
Welke nieuwe klanten/markten heeft u de afgelopen vijf jaar aan uw bestand toegevoegd, en hoe heeft u dat mogelijk gemaakt? Welke nieuwe toeleveranciers van belangrijke producten/materialen zijn er in de afgelopen vijf jaar bijgekomen, en wat was daarvoor de aanleiding? Welke nieuwe partners in productontwikkeling zijn er in de afgelopen vijf jaar bijgekomen, en wat was daarvoor de aanleiding? Welke nieuwe partners in procesontwikkeling zijn er in de afgelopen vijf jaar bijgekomen, en wat was daarvoor de aanleiding?
10. Welke wijzigingen in uw netwerk verwacht u in de toekomst?
Voor welke producten/materialen verwacht u in de komende jaren nieuwe toeleveranciers te zoeken? Waarom zijn uw huidige toeleveranciers niet toereikend? Voor welke productontwikkelingen verwacht u in de komende jaren nieuwe partners te zoeken? Waarom zijn uw huidige ontwikkelpartners niet toereikend? Voor welke procesontwikkelingen verwacht u in de komende jaren nieuwe partners te zoeken? Waarom zijn uw huidige ontwikkelpartners niet toereikend?
72
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bijlage 3: Selectiecriteria met toelichting 1. Het bedrijf moet iets maken o Dit project is een studie naar de maakindustrie en de aanwezigheid van een transformatieproces in de onderzochte bedrijven is dus essentieel. In enkele uitzonderingsgevallen is ook gekeken naar technisch dienstverleners die bijvoorbeeld actief zijn op het gebied van installatie of engineering, maar die activiteiten wel in nauw verband met de maakindustrie uitvoeren. o De productie van agrarische producten of voedingsmiddelen werd uitgesloten, omdat dit beschouwd werd als onderdeel van de Agri & Food industrie. Bedrijven die productiemiddelen maken voor deze industrie zijn wel meegenomen in het onderzoek. Overigens is ook één producent van voedingsmiddelen opgenomen in de dataset. 2. Een gelijke verdeling over de regio’s: 5 bedrijven per regio (35 totaal) o De intentie was om voldoende inzicht te krijgen in alle regio’s. Hierbij is geaccepteerd dat sommige regio’s meer of juist minder maakbedrijven huisvesten en dat daardoor in elke regio een ander percentage van de maakbedrijven in het onderzoek is opgenomen. Omdat de dekkingsgraad (d.w.z. het percentage onderzochte maakbedrijven) sowieso laag is (ca. 1%), zijn de mogelijkheden tot het extrapoleren van bevindingen in elk geval beperkt. Ook gezien het doel van deze studie, namelijk het maken van een inventarisatie en niet zozeer het vormen van een generaliseerbaar beeld, heeft deze keuze geen grote gevolgen voor het verdere onderzoek. 3. Zo groot mogelijke diversiteit van bedrijvigheid, afzetmarkten en omvang (d.w.z. werkgelegenheid) o Maakbedrijven zijn over het algemeen zeer divers wanneer gekeken wordt naar de aard van de uitgevoerde werkzaamheden en markten die bediend worden. Ook loopt de bedrijfsgrootte sterk uiteen. Voor een inventarisatie van innovatie- en samenwerkingspraktijken is het belangrijk om deze diversiteit ook tot uitdrukking te laten komen in de keuze van bedrijven. 4. Bij voorkeur bedrijven met een zo autonoom mogelijk opererende (hoofd)vestiging in de provincie o De uitkomsten van dit onderzoek dienen voor het ontwikkelen van industriebeleid door de provincie Gelderland. Daarom is het belangrijk om vooral te kijken naar bedrijven die onderhavig zijn aan dat beleid en zich ook min of meer zelfstandig kunnen inrichten naar de mogelijkheden die de provincie biedt. Bij bijvoorbeeld multinationals is dit minder relevant, omdat hun vestigingsbeleid minder snel zal aansluiten op het specifieke industriebeleid van een provincie. Ook is te verwachten dat de opbrengsten van bedrijven die in handen zijn van lokale ondernemers en investeerders in grotere mate ten gunste zullen komen van de inwoners van de provincie dan wanneer de bedrijven eigendom zijn en bestuurd worden door eigenaars en ondernemers van buiten de provincie of zelfs het land. 5. Zo mogelijk bedrijven met een regionale inbedding, d.w.z. met verbanden met andere bedrijven in de provincie o Dit criterium komt voort uit de gedachte dat lokale en regionale samenwerking tot innovaties en daarmee bedrijvigheid kan leiden die in mindere mate binnen handbereik ligt wanneer de samenwerkingspartners zich op grote afstand van elkaar bevinden. Dit ligt in lijn met het fenomeen clusters zoals beschreven door Porter.
73
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
6. Zo mogelijk bedrijven met een binding met één van de drie topsectoren Agri & Food, Life Sciences & Health en Energy. o Het industriebeleid van de provincie Gelderland probeert aan te sluiten bij het landelijke industriebeleid. Daarin heeft de provincie gekozen voor nadruk op de bovenstaande drie topsectoren. Omdat verwacht werd dat de maakindustrie onderdeel is en/of een bijdrage levert aan deze topsectoren, is het accent op deze topsectoren als criterium meegenomen in dit onderzoek.
74
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bijlage 4: Bezochte bedrijventerreinen Bedrijventerrein (naamloos ten oosten van Veentjesbrug) (onbekend Waterstraat-Waalbandijk) Agropark Arkervaart Bedrijvenpark Apeldoorn-Noord Bijsterhuizen Noord Briellaerd Brouwersmolen Centerpoort-Zuid Coldenhove De Breierij De Hofskamp De Mars De Rietstap De Rieze Ecofactorij Eekterveld Feithenhof Frankeneng Harselaar Haven- en Industrieterrein Hengelder Het Ambacht Hondsgemet Industrieterrein Gendt Kayersmolen-Noord Kellen Kleefse Waard Kupersveld Kweekweg Lepelingen Lorentz II Malkenschoten Medel Pannehuis II Papesteeg Pavijen Poort van Midden Gelderland Noord Slimwei 't Goor
Plaats Heelsum Boven-Leeuwen Huissen Nijkerk Apeldoorn Wijchen Barneveld Apeldoorn Duiven Eerbeek Beneden-Leeuwen Varsseveld Zutphen Dinxperlo Ulft Apeldoorn Vaassen Nunspeet Ede Barneveld Nijmegen Zevenaar Westervoort Geldermalsen Gendt Apeldoorn Tiel Arnhem Apeldoorn Epe Nunspeet Harderwijk Apeldoorn Tiel Bemmel Tiel Culemborg Heteren Est 's-Heerenberg
75
Bezochte bedrijven 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 4 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1 1 1 2 1 1
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bedrijventerrein 't Veen 't Zwarte Land Terborg-Silvolde Vèèneslat Veldzicht Venterkamp Verheullweg Watergoor Werkveld-Oost West Betuwe Wijchen Oost Wijnbergen Willinkhuizen Zuidspoor
Plaats Hattem Scherpenzeel Terborg Winterswijk Ermelo Ruurlo Doesburg Nijkerk Vorden Geldermalsen Wijchen Doetinchem Wekerom Zevenaar
76
Bezochte bedrijven 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 1 1 1
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bijlage 5: Overzicht interviews Bedrijfsnaam
Plaats
Aalberts Techniek ABC Board Adhetec Altop Avantes AWL
Oene
Baltussen Berko Compressoren Bronkhorst HighTech Claymount Assemblies Colubris
Driel Wijchen
De Boer Machines Den Hartog Est DG Press services DKMS DS Smith
Wijchen
EasyRiet Eazz
Putte BenedenLeeuwen Velp Geldermalsen
Faber Filoform
Nunspeet Wijchen 's-Heerenberg Apeldoorn Harderwijk
Ruurlo Dinxperlo Winterswijk
Est Hall Arnhem Eerbeek
Gems Hellebrekers Techniek Hencon Hey Holland Colours Installect Intercol Interface
Vorden Nunspeet
Jansen Poultry
Barneveld
Ulft Ermelo Apeldoorn Nijkerk Ede Scherpenzeel
Functie interviewee Directeur
Datum
Regio
14-1-14
Veluwe
Directeur Directeur Directeur CEO en eigenaar Managing Director Directeur Directeur
15-10-13 23-10-13 13-12-13 6-1-14 4-10-13
Veluwe Nijmegen Achterhoek Stedendriehoek Veluwe
20-12-13 13-1-14
Rivierenland Nijmegen
procurement manager Directeur
6-11-13
Achterhoek
10-10-13
Achterhoek
Algemeen Directeur Adj Directeur operations
12-2-14
Achterhoek
25-10-13
Nijmegen
6-12-13 14-2-14 21-10-13 25-11-13
Rivierenland Stedendriehoek Midden-Gelderland Stedendriehoek
16-10-13 2-12-13
Veluwe Rivierenland
29-10-13 23-10-13
Midden-Gelderland Rivierenland
12-12-13 13-1-14
Achterhoek Veluwe
20-11-13 30-1-14 15-10-13 15-1-14 29-1-14 10-1-14
Achterhoek Veluwe Stedendriehoek Veluwe Vallei Vallei
18-10-13
Vallei
Directeur (2x) Directeur Managing Director paper division Directeur? Directeur Directeur Interim manager Directeur Directeur Directeur R&D manager
SVP Operations EMEA General Manager
77
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bedrijfsnaam
Plaats
Kempen Koudetechniek Kids-F
Tiel
Kinkelder
Zevenaar
Kirpestein Automotive Laad.NL Lagerwey Wind
Geldermalsen
Lamers Productions Life & Mobility Lovink-Enertech
Gendt
Metaalmorfose Metaglas Morgo Aluminium Nacco Nooteboom
Hattem Tiel Zutphen
Orlaco
Barneveld
Owens Corning
Apeldoorn
Paperfoam Pas Reform Pol Rademaker
Barneveld Zeddam Heteren Culemborg
Ravenhorst Carrosserie Scheuter Metaal Schouten & Vissers Schut Papier Sell Kunststoffen
Barneveld
Directeur Technical Director Directeur
Barneveld Epe
Directeur Directeur
Smit technisch plastic Sparta
Tiel
SUN RVS
Bemmel
Huissen
Harderwijk Wekerom
Doetinchem Terborg
Nijmegen Wijchen
Heelsum Nijkerk
Apeldoorn
Functie interviewee Directeur
Datum
Regio
12-2-14
Rivierenland
Directeur (en oprichter) General Manager Directeur
9-1-14
Nijmegen
16-10-13
Midden-Gelderland
8-1-14
Rivierenland
Eigenaars Director Product Development Directeur
4-10-13 18-10-13
Veluwe Vallei
18-12-13
Midden-Gelderland
1-10-13 18-12-13
Achterhoek Achterhoek
11-10-13 5-12-13 10-1-14
Veluwe Rivierenland Stedendriehoek
31-1-14 9-10-13
Nijmegen Nijmegen
6-1-14
Vallei
24-10-13
Stedendriehoek
24-1-14 1-10-13 8-1-14 28-10-13
Vallei Achterhoek Midden-Gelderland Rivierenland
31-1-14
Vallei
20-1-14 17-1-14
Vallei Veluwe
9-1-14 23-1-14
Midden-Gelderland Vallei
22-10-13
Rivierenland
24-10-13
Stedendriehoek
6-1-14
Nijmegen
Managing Director Directeur Directeur Directeur
Voormalig Directeur Managing Director Global Innovation Leader Directeur
Commercieel Directeur Directeur Commercieel Directeur Directeur
78
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bedrijfsnaam
Plaats
Suncircle Tempress Systems
Barneveld Vaassen
Tevel
Westervoort
Toriel
Apeldoorn
Ubbink
Doesburg
Van de Broek Koudasfalt van Raam VDL Weweler
Heteren
Veth Carosseriefabriek Von Gahlen Willems BovenLeeuwen
Duiven
Varsseveld Apeldoorn
Zevenaar BovenLeeuwen
Functie interviewee Directeur Business development manager Directeur en technisch specialist Executive Manager Manager productie Directeur
Datum
Regio
27-1-14 15-1-14
Vallei Stedendriehoek
14-10-13
Midden-Gelderland
3-1-14
Stedendriehoek
18-12-13
Midden-Gelderland
16-12-13
Rivierenland
Directeur Managing Director Directeur
1-11-13 12-11-13
Achterhoek Stedendriehoek
20-1-14
Midden-Gelderland
Directeur
28-10-13 10-1-14
Midden-Gelderland Nijmegen
79
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Bijlage 6: overzicht van grootste bedrijven per regio Grootste industriële bedrijven Stedendriehoek ForFarmers Lochem Hendrix B.V. VMI Holland B.V.
1091
Vervaardiging van veevoeders
11
800 t/m 999 werkzame personen
Epe
2896
09
200 t/m 499 werkzame personen
Ekro B.V.
Apeldoorn
1011
Vervaardiging v. machines voor de kunststof- en rubberindus. Slachterijen (geen pluimvee-)
09
200 t/m 499 werkzame personen
Remeha Fabrieken B.V. VION Apeldoorn
Apeldoorn
2521
09
200 t/m 499 werkzame personen
Apeldoorn
1011
Vervaardiging v. ketels, radiatoren voor centrale verwarming Slachterijen (geen pluimvee-)
08
100 t/m 199 werkzame personen
Hollander Techniek B.V. Sparta B.V.
Apeldoorn
33221
09
200 t/m 499 werkzame personen
Apeldoorn
3092
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vaassen Flexible Packaging
Vaassen
2592
09
200 t/m 499 werkzame personen
AFP
Apeldoorn
2229
09
200 t/m 499 werkzame personen
Aurubis Netherlands B.V. Wila B.V.
Zutphen
2444
Installatie van machines voor algemeen gebruik Vervaardiging van fietsen en invalidenwagens Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van licht metaal Vervaardiging van overige producten van kunststof Vervaardiging van koper
09
200 t/m 499 werkzame personen
Lochem
2841
08
100 t/m 199 werkzame personen
ESA bv
Apeldoorn
1011
Vervaardiging v. gereedschapswerktuigen voor metaalbewerking Slachterijen (geen pluimvee-)
08
100 t/m 199 werkzame personen
FrieslandCampina Milkpowder
Lochem
1051
08
100 t/m 199 werkzame personen
Mayr-Melnhof Eerbeek DS Smith Packaging Netherlands B.V. Exportslachterij J. Gosschalk & Zn B.V. DS Smith Paper De Hoop Mill Solidpack B.V.
Eerbeek
17212
08
100 t/m 199 werkzame personen
Eerbeek
17212
Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs) Vervaardiging van golfpapier en karton Vervaardiging van golfpapier en karton
08
100 t/m 199 werkzame personen
Epe
1011
Slachterijen (geen pluimvee-)
08
100 t/m 199 werkzame personen
Eerbeek
17122
08
100 t/m 199 werkzame personen
Loenen
17211
08
100 t/m 199 werkzame personen
Lemoine Holland B.V. Koninklijke Talens B.V.
Emst
1399
08
100 t/m 199 werkzame personen
Apeldoorn
2030
Vervaardiging van papier en karton voor verpakking Vervaardiging van verpakkingsmiddelen van papier en karton Vervaardiging van overige textielproducten n.e.g. Vervaardiging van verf, vernis e.d., drukinkt en mastiek
08
100 t/m 199 werkzame personen
Grootste industriële bedrijven Achterhoek N.V. Ned. apparatenfabriek Nedap Aviko B.V.
Groenlo
2651
Steenderen
1031
Intersnack Nederland B.V.
Doetinchem
1039
Kaak Nederland B.V. Senefelder Misset B.V. Royal Fassin B.V.
Terborg
2893
Doetinchem ’s-
10
500 t/m 799 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
18122
Vervaardiging van meet-, regel-, navigatie- en controleapparaten Vervaardiging van aardappelproducten Verwerking van groente en fruit (niet tot sap en maaltijden) Vervaardiging van machines voor de productie van v&g. Drukkerijen van tijdschriften
09
200 t/m 499 werkzame personen
10822
Vervaardiging van chocolade
09
200 t/m 499 werkzame personen
80
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Heerenberg
en suikerwerk
MPS Red Meat Slaughtering VION Groenlo
Lichtenvoorde
2893
Groenlo
1011
FrieslandCampina Domo
Borculo
1051
Philips Lighting B.V. VION Retail Groenlo Gunnebo Doetinchem B.V. Saint-Gobain Abrasives B.V. Vink Kunststoffen B.V.
Winterswijk
2740
Groenlo
1011
Doetinchem
2599
Eibergen
2573
Didam
2223
Lovink Technocast B.V. Bribus B.V.
Terborg
2451
Dinxperlo
3102
Papierfabriek Doetinchem B.V. Nijhuis Pompen B.V.
Doetinchem
17122
Winterswijk
2813
Kingspan Insulation B.V.
Winterswijk
2221
Hosokawa Micron B.V.
Doetinchem
2899
Vervaardiging van machines voor de productie van v&g. Slachterijen (geen pluimvee-)
09
200 t/m 499 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs) Vervaardiging van elektrische lampen, verlichtingsapparaten Slachterijen (geen pluimvee-)
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van overige producten van metaal n.e.g. Vervaardiging van gereedschap Vervaardiging van kunststofproducten voor de bouw Gieten van ijzer
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van keukenmeubels Vervaardiging van papier en karton voor verpakking Vervaardiging van niethydraulische pompen en compressoren Vervaardiging v. platen,folie,buizen,profielen v. kunststof Vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Grootste industriële bedrijven Stadsregio NXP Semiconductors Netherlands B.V. Royal SMIT Transformers B.V.
Nijmegen
2611
Vervaardiging van elektronische componenten
12
1000 en meer werkzame personen
Nijmegen
2711
09
200 t/m 499 werkzame personen
H.J. Heinz B.V.
Elst
1039
09
200 t/m 499 werkzame personen
Koninklijke Gazelle N.V. ATAG Nederland B.V. Nacco Materials Handling B.V. Teijin Aramid B.V.
Dieren
3092
09
200 t/m 499 werkzame personen
Duiven
2751
09
200 t/m 499 werkzame personen
Nijmegen
2822
09
200 t/m 499 werkzame personen
Arnhem
2016
09
200 t/m 499 werkzame personen
Promens Zevenaar B.V. Synthon B.V.
Zevenaar
2229
09
200 t/m 499 werkzame personen
Nijmegen
2120
09
200 t/m 499 werkzame personen
Compaxo Vlees B.V. Howden Thomassen Compressors B.V. Mead Johnson B.V./MJN Innovation Services B.V. GE Energy Europe B.V.
Zevenaar
1011
Vervaardiging van elektromotoren, elektrische generatoren Verwerking van groente en fruit (niet tot sap en maaltijden) Vervaardiging van fietsen en invalidenwagens Vervaardiging van elektrische huishoudapparaten Vervaardiging van hijs-, hefen transportwerktuigen Vervaardiging van kunststof in primaire vorm Vervaardiging van overige producten van kunststof Vervaardiging van farmaceutische producten Slachterijen (geen pluimvee-)
08
100 t/m 199 werkzame personen
Rheden
2813
09
200 t/m 499 werkzame personen
Nijmegen
1051
Vervaardiging van niethydraulische pompen en compressoren Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs)
09
200 t/m 499 werkzame personen
Rheden
33121
Reparatie en onderhoud van machines voor algemeen
09
200 t/m 499 werkzame personen
81
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
gebruik Nooteboom Trailers B.V. Parenco B.V.
Wijchen
29202
Renkum
17121
Essilor Nederland B.V. Aldipress B.V. DC Duiven Lamers Nijmegen High Tech Systems B.V. Ubbink B.V.
Zevenaar
32502
Duiven
18122
Nijmegen
2899
Doesburg
2223
Bonar B.V.
Arnhem
1395
Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers Vervaardiging van grafisch papier en karton Vervaardiging van medische instrumenten en hulpmiddelen Drukkerijen van tijdschriften
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van overige machines, apparaten en werktuigen Vervaardiging van kunststofproducten voor de bouw Vervaardiging van gebonden textielvlies en artikelen daarvan
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Grootste industriële bedrijven Rivierenland Xella Cellenbeton Nederland B.V. Rademaker B.V.
Vuren
23611
Culemborg
2893
Carrier Refrigeration Benelux B.V. Gispen International B.V. Recticel B.V.
Culemborg
33221
Culemborg
31012
Kesteren
2229
De Greef's Wagen-, Carross.- & Machineb. B.V. AGC Flat Glass Nederland B.V. ITO Daalderop
Tricht
2830
Tiel
2319
Tiel
2751
Vlastuin Rolling Equipment B.V. COROOS Productie B.V. Wienerberger B.V.
Kesteren
29202
Geldermalse n Zaltbommel
1039
Metaalwarenfabrie k Latenstein B.V. en Mapro B.V. Romein Beton B.V.
Tiel
2550
Dodewaard
23611
Novoferm Nederland B.V. Ravestein B.V.
Waardenburg
2512
Deest
3011
Bakkersland
Hedel
1071
2332
Vervaardiging van producten van beton voor de bouw Vervaardiging van machines voor de productie van v&g. Installatie van machines voor algemeen gebruik
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
Vervaardiging van bedrijfsmeubels Vervaardiging van overige producten van kunststof Vervaardiging van machines, werktuigen voor land- en bosb.
09
200 t/m 499 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging en bewerking van overig glas, Vervaardiging van elektrische huishoudapparaten Vervaardiging van aanhangwagens en opleggers Verwerking van groente en fruit (niet tot sap en maaltijden) Vervaardiging van keramische producten voor de bouw Smeden, persen, stampen en profielwalsen van metaal
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van producten van beton voor de bouw Vervaardiging van metalen deuren, vensters en kozijnen Bouw van schepen en drijvend materieel Vervaardiging van brood en vers banketbakkerswerk
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
09
200 t/m 499 werkzame personen
Grootste industriële bedrijven Food Valley Moba B.V.
Barneveld
2829
Struik Foods B.V.
Nijkerk
1013
Arla Foods B.V.
Nijkerk
1051
Vervaardiging van overige machines en apparaten Vleesverwerking (niet tot maaltijden) Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs)
82
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
Storteboom Nijkerk B.V. Toyota Material Handling Nederland B.V. Friesland Campina Riedel B.V. De Heus Voeders B.V. Dimension Data Nederland B.V. Storteboom Nijkerk B.V. Emerson Process Management Flow B.V. Bronswerk Heat Transfer B.V. Interface
Nijkerk
1012
Pluimveeslachterijen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Ede
2822
Vervaardiging van hijs-, hef- en transportwerktuigen
09
200 t/m 499 werkzame personen
Ede
1107
Vervaardiging van frisdranken; productie van mineraalwater
09
200 t/m 499 werkzame personen
Ede
1091
Vervaardiging van veevoeders
09
200 t/m 499 werkzame personen
Barneveld
2620
09
200 t/m 499 werkzame personen
Nijkerk
1012
Vervaardiging van computers en randapparatuur Pluimveeslachterijen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Ede
2562
Algemene metaalbewerking
08
100 t/m 199 werkzame personen
Nijkerk
2825
08
100 t/m 199 werkzame personen
Scherpenzeel
1393
08
100 t/m 199 werkzame personen
Asco Controls B.V. Denkavit Nederland B.V. HSV Hazeleger Synterials Verenigde Bedr. B.V. Abb B.V.
Scherpenzeel
2814
Vervaardiging v. machines, app. voor industriële koeling Vervaardiging van vloerkleden en tapijt Vervaardiging van appendages
08
100 t/m 199 werkzame personen
Voorthuizen
1091
Vervaardiging van veevoeders
08
100 t/m 199 werkzame personen
Ede
2229
Vervaardiging van overige producten van kunststof
08
100 t/m 199 werkzame personen
Ede
2611
08
100 t/m 199 werkzame personen
Orlaco Products B.V. Holding B.V. Orlaco Trucktronic Eyes GE Healthcare B.V. Jansen Poultry Equipment
Barneveld
2611
Vervaardiging van elektronische componenten Vervaardiging van elektronische componenten
08
100 t/m 199 werkzame personen
Hoevelaken
2120
08
100 t/m 199 werkzame personen
Barneveld
2511
08
100 t/m 199 werkzame personen
Flexi-force B.V.
Barneveld
2512
Vervaardiging van farmaceutische producten Vervaardiging van metalen constructiewerken en delen daarvan Vervaardiging van metalen deuren, vensters en kozijnen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Grootste industriële bedrijven Noord Veluwe Gecomb. Pluimveeslachterij B.V. Plukon Wezep B.V. Nestle Nederland B.V.
Nunspeet
1012
Pluimveeslachterijen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Wezep
1012
Pluimveeslachterijen
09
200 t/m 499 werkzame personen
Nunspeet
1051
09
200 t/m 499 werkzame personen
Cêla Víta B.V.
Wezep
1031
09
200 t/m 499 werkzame personen
Koninklijke Euroma B.V. Storteboom Fresh B.V. saturn petfood B.V. Dalli-de Klok B.V.
Wapenveld
1084
09
200 t/m 499 werkzame personen
Putten
1012
Vervaardiging van zuivelproducten (geen consumptie-ijs) Vervaardiging van aardappelproducten Vervaardiging van specerijen, sauzen en kruiderijen Pluimveeslachterijen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Hattem
1092
09
200 t/m 499 werkzame personen
Heerde
2041
09
200 t/m 499 werkzame personen
Van Delft Biscuits B.V. Sapa Profiles Harderwijk Koninklijke van der Most B.V.
Harderwijk
1072
08
100 t/m 199 werkzame personen
Harderwijk
2442
Vervaardiging van voeders voor huisdieren Vervaardiging van zeep, was-, poets- en reinigingsmiddelen Vervaardiging van beschuit en koekjes e.d. Vervaardiging van aluminium
08
100 t/m 199 werkzame personen
Heerde
1723
Vervaardiging van kantoorbenodigdheden van
08
100 t/m 199 werkzame personen
83
Dynamiek en Verankering van de Maakindustrie in Gelderland
papier Maars Partitioning Systems B.V.
Harderwijk
2511
Akzo Nobel Coatings B.V. Paling- en Zalmfileerderij J. Foppen Jzn. BV Biohorma B.V.
Wapenveld
2030
Harderwijk
1020
Elburg
2120
Trouw Nutrition Nederland B.V. Ridder Drive Systems BV
Putten
1091
Harderwijk
2815
Vervaardiging van metalen constructiewerken en delen daarvan Vervaardiging van verf, vernis e.d., drukinkt en mastiek Visverwerking
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van farmaceutische producten Vervaardiging van veevoeders
08
100 t/m 199 werkzame personen
08
100 t/m 199 werkzame personen
Vervaardiging van tandwielen, lagers e.d.
08
100 t/m 199 werkzame personen
84