GEBRUIKERSTOETS "Studeren met een handicap 2005" Studenten met een handicap over de voorlichting, begeleiding en voorzieningen bij hun opleiding en instelling F.Steenkamp en M.Bos
Een rapport voor handicap + studie, expertisecentrum voor onderwijs en handicap Leiden, oktober 2005 CHOICE Postbus 2054 2301 CB Leiden tel: 071-5231341 fax:071 5232138 www.choi.nl e-mail:
[email protected]
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Vooraf Van hogerhand worden hogescholen en universiteiten gestimuleerd om studenten met een handicap of functiebeperking bij te staan. Instellingen kunnen in de komende jaren rekenen op extra geld van de overheid wanneer ze met een duidelijk beleidsplan voor structurele oplossingen zorgen bij studenten met een handicap. De bewustwording van de mogelijke handicaps of functiebeperkingen bij studenten neemt toe en men ziet meer en meer de noodzaak in van extra voorzieningen en steun. Deze bewustwording uit zich onder meer in het aanpassen en het kenbaar maken van het gevoerde beleid. Het expertise centrum handicap + studie heeft dit jaar bijvoorbeeld van elke reguliere instelling de vragenlijst ontvangen met betrekking tot het beleid voor studenten met een handicap. Toch kan het zijn dat het beeld dat een instelling heeft van het eigen beleid niet overeenkomt met het beeld dat de student met een handicap ervan heeft. Om duidelijk te maken wat volgens de studenten de sterke en zwakke punten zijn, zijn de oordelen van de studenten met een handicap in dit rapport uiteengezet. Dit is het tweede jaar dat via de Nationale Studenten Enquête (NSE) oordelen worden verzameld van studenten met een handicap. Bij de NSE worden de studies die in het ene jaar geënquêteerd zijn, in het jaar daarop niet geënquêteerd. Men mag er dan ook vanuit gaan dat deze gebruikerstoets een andere groep studenten behandelt dan de gebruikerstoets van vorig jaar. Overeenkomsten in resultaten tussen beide toetsen wijzen dan ook op een grote betrouwbaarheid. Deze "gebruikerstoets" is georganiseerd en verwerkt door het Centrum Hoger Onderwijs Informatie (Choice), dat zich tot doel stelt om kritisch-vergelijkende consumenteninformatie over universiteiten en hogescholen te vergaren en te ontsluiten. Vanuit deze doelstelling zal Choice ook in de komende jaren – onder meer in de Keuzegids Hoger Onderwijs – informatie verstrekken over zaken die betrekking hebben op handicap en studie. De enquête, waarvan de resultaten in dit rapport gepresenteerd worden, zal daarom jaarlijks terugkeren. Op deze manier kan de (gewenste) vooruitgang in de aanpassingen voor studenten met een handicap goed worden gevolgd. Voor koplopers op dit terrein ontstaat er daarmee bovendien een extra positieve prikkel. Leiden, oktober 2005
1
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
INHOUD
1. ACHTERGROND ................................................................................................. 3 1.1 1.2.
SAMENWERKING CHOICE MET HANDICAP + STUDIE ....................................................... 3 DE OPZET VAN DE ENQUÊTE ........................................................................................ 3
1.2.1 1.2.2
2
Het kader; de Nationale Studentenenquête ..................................................................................... 3 De aanpak van de 'handicap'-module in 2005 ................................................................................ 4
DE ONDERZOEKSPOPULATIE .......................................................................... 5 2.1 2.2
VERDELING OVER DE GEVONDEN GROEPEN HANDICAPS ................................................ 5 VERDELING OVER DE STUDIEJAREN ............................................................................. 6
3. HET LANDELIJKE BEELD VAN DE KNELPUNTEN .......................................... 7 3.1
DE OORDELEN VAN DE GEHELE POPULATIE .................................................................. 7
4. OORDELEN UITGESPLITST PER TYPE HANDICAP ........................................ 9 4.1
OORDELEN OVER DE GEBOUWEN................................................................................. 9
5. OORDELEN OVER STUDIES ............................................................................ 11 6
OORDELEN OVER INSTELLINGEN ................................................................. 14 6.1 6.2 6.3
DE MANIER VAN VERGELIJKEN TUSSEN DE INSTELLINGEN .............................................14 HOGESCHOLEN .........................................................................................................14 UNIVERSITEITEN ........................................................................................................15
SAMENVATTING EN CONCLUSIES ...................................................................... 16 BIJLAGE 1: OVERIGE TABELLEN EN FIGUREN ................................................. 17 BIJLAGE 2: VRAGENLIJST NSE 2005 .................................................................. 21
2
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
1.
Achtergrond
1.1
Samenwerking Choice met handicap + studie
Handicap + studie, expertisecentrum voor onderwijs en handicap, heeft als missie het stimuleren dat jongeren met een functiebeperking succesvol kunnen studeren in de opleiding van hun keuze. Dit krijgt enerzijds vorm in de vergelijking van instellingen en aansporingen om aanpassingen te treffen voor studenten met een handicap. Anderzijds richt handicap + studie zich op de studenten zelf, in de vorm van advies en informatieverstrekking. De almanak Aangepast Hoger Onderwijs is een bekend product van het expertisecentrum. Hierin treffen studenten zowel algemene tips aan als een overzicht van de stand van zaken over studeren met een handicap op alle hogescholen en universiteiten. Op zoek naar manieren om deze vergelijking verder uit te bouwen, heeft de directie van handicap + studie in 2003 contact gelegd met Choice, het Centrum Hoger Onderwijs-Informatie voor Consument en Expert. De raakvlakken in doelstelling en activiteiten waren niet moeilijk te ontdekken. Sinds vorig jaar zijn de organisaties dan ook op twee vlakken gaan samenwerken: Informatieverstrekking, voorlichting. Choice besteed in haar eigen publicaties aandacht aan “studeren met een handicap”. Dit betekent dat een deel van de informatie van handicap + studie door Choice wordt opgenomen in de database StudieKeuzeInformatie en de daarop gebaseerde Keuzegids Hoger Onderwijs. Onderzoek, enquêtes. Vanaf 2004 is in de Nationale Studentenenquête (NSE), die Choice jaarlijks houdt bij meer dan 20.000 studenten, een aparte module opgenomen met vragen over de hier behandelde problematiek. Op deze manier krijgt handicap + studie een nieuw instrument voor analyse, monitoring en vergelijking. Daarnaast zal de enquête informatie verschaffen die direct bruikbaar is in de consumenteninformatie aan aanstaande studenten. Deze informatie wordt door handicap + studie gebruikt voor de monitorgegevens en Choice neemt de gegevens op in de database en Keuzegids. Dit rapport heeft net als vorig jaar de naam “Gebruikerstoets Studeren met een handicap” meegekregen. Het doel van deze enquête was: studenten met een handicap op de voor hen relevante kwesties kritisch laten oordelen over de service van hun onderwijsinstelling. In deze rapportage staat dit doel en de vergelijking met de gebruikerstoets van vorig jaar steeds centraal.
1.2.
De opzet van de enquête
1.2.1 Het kader; de Nationale Studentenenquête In de Nationale Studentenenquête (NSE) worden elk jaar studenten telefonisch gevraagd om een gedetailleerde beoordeling van hun opleiding te geven. De resultaten van deze enquête worden, onder de naam “Studentenoordeel” jaarlijks gepubliceerd en toegelicht in de SKI-database en Keuzegids Hoger Onderwijs. Hieronder volgen enkele kenmerken van de NSE die voor deze rapportage relevant zijn: Schaal en spreiding. De enquête wordt landelijk gehouden, onder ruim 20.000 voltijdstudenten per jaar. Elk jaar komt bij toerbeurt een selectie van disciplines aan bod, die een representatieve dwarsdoorsnede vormt van het hoger onderwijs. Alleen bij de kleinste hogescholen worden de studenten in sommige jaren niet geënquêteerd; elders gaat het steeds om 40 of meer studenten per jaar. Opleiding als focus. Centraal staat de vergelijkende beoordeling van opleidingen: - per discipline worden alle (locaties van) opleidingen gelijktijdig beoordeeld - per opleiding wordt gezorgd voor een aselecte steekproef van rond de 50 studenten, dwars op de studiejaren. Dit biedt per opleiding een betrouwbaar beeld van de tevredenheid van studenten. Dit jaar zijn 450 voltijdopleidingen in de bachelorfase beoordeeld en 70 deeltijdopleidingen. Rapportcijfers per kwaliteitsaspect. De studenten geven hun oordelen in de vorm van „rapportcijfers‟ (10-puntsschaal). Dit gebeurt over enkele tientallen deelaspecten. De resultaten worden uiteindelijk gebundeld tot scores op een aantal vaste kwaliteitsdimensies die voor iedereen te begrijpen zijn,
3
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
zoals: “docenten”, “roosters” en “gebouwen”. Uit tien scores per kwaliteitsdimensie wordt een totaalscore berekend. Een belangrijk principe is dat de studenten in de enquête op zakelijke wijze worden aangesproken op hun rol als onderwijsgebruiker. De vraagformulering is zodanig dat het effect van een platte „populariteitspoll‟ wordt vermeden. Anderzijds wordt aan de studenten geen mening gevraagd over aspecten waar zij nog geen onderbouwd oordeel over kunnen vormen. Dit betreft bijvoorbeeld het niveau van de eindkwalificatie.
1.2.2 De aanpak van de 'handicap'-module in 2005 De Gebruikerstoets “Studeren met een Handicap” is, zoals vermeld in paragraaf 1.1, een module in de Nationale Studentenenquête. Bij de opzet is vanzelfsprekend gebruik gemaakt van een aantal sterke punten van de NSE, zoals de landelijke dekking en het aanspreken van de student als consument. De basisopzet van de gebruikerstoets was daarom snel bepaald: - ALLE studenten in de NSE vragen of zij een handicap hebben die hen bij de studie belemmert. - de JA-zeggers laten oordelen over intake, faciliteiten en begeleiding bij hun opleiding/instelling. De vragen voor de gebruikerstoets “Studeren met een Handicap” zijn pas aan het eind van de enquête afgenomen (zie bijlage 2). Enkele punten vroegen speciale aandacht: Schaal en detaillering. Verwacht werd dat net als vorig jaar slechts 5% van alle studenten zichzelf onder de doelgroep zou rekenen. Daarom stond vooraf vast dat de enquête niet tot betrouwbare vergelijkende oordelen op opleidingsniveau kon leiden (per opleiding zou de steekproef niet groter dan 5 worden). Pas wanneer de gebruikerstoets over drie of meer jaren is afgenomen zal de steekproef groot genoeg zijn om enkele uitspraken te doen op opleidingsniveau. De gebruikerstoets richt zich dus net als vorig jaar op oordelen per instelling. Samenvoeging van de gegevens van 2004 met 2005 maakt het mogelijk om resultaten van instellingen uit te splitsen naar vestiging. Bovendien zijn in 2004 andere disciplines geënquêteerd dan in 2005. De resultaten zijn daarom gebaseerd op een grotere steekproef en een bredere basis dan vorig jaar. In de opzet en verwerking van de enquête is ook gekozen voor een aanpak die, naast verschillen tussen instellingen, ook informatie opleverde over de verschillen binnen de populatie. Praktisch betekende dit allereerst dat bij elke „student met een handicap‟ ook nauwkeurig is bepaald van welke type handicap(s) er sprake is. Voor de details van de vragenlijst wordt verwezen naar bijlage 2. De hoofdlijnen komen vanzelf bij de resultaten tot uitdrukking.
4
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
2
De onderzoekspopulatie
2.1
Verdeling over de gevonden groepen handicaps
In de reguliere voltijd enquête zijn dit jaar 20616 studenten geënquêteerd. Van deze studenten gaven 1202 studenten aan dat ze problemen ondervonden door een handicap of functiebeperking. Dit komt neer op 5,8% van de populatie, vrijwel evenveel als vorig jaar (5,5%). In 2005 geeft 4,5% van de WO studenten aan dat ze een handicap hebben. Bij de HBO‟ers ligt dit met 6,0% iets hoger, het percentage is nagenoeg gelijk aan de gegevens van 2004.
Figuur 1: Type handicap genoemd in enquête 2005
Psychische problematiek 11%
Concentratieproblemen Overig 1% 2%
Bewegingsbeperking 10% Gezichtsbeperking 3%
Chronische ziekte 9%
Pijnklachten 5%
Energietekort 3% Gehoorstoornis 2%
Dyslexie/dyscalculie 53%
De verdeling van de studenten naar type handicap is in figuur 2 weergegeven. Bij de meeste handicaps zijn de verschillen ten opzichte van vorig jaar niet groter dan 2%. De consistentie van de resultaten tussen 2004 en 2005 tonen aan dat de gegevens betrouwbaar zijn. Uit de resultaten komt naar voren dat beperkingen die voor buitenstaanders het meest herkenbaar zijn, zoals gezichts-, gehoors- en bewegingsbeperkingen, slechts door een klein deel (15%) genoemd wordt. De grootste groep studenten wordt beperkt in hun functioneren door dyslexie en/of dyscalculie (53%), een beperking die veelal onzichtbaar is voor buitenstaanders. De man-vrouw verhoudingen die vorig jaar zijn gevonden bij de diverse typen handicaps, zijn dit jaar nagenoeg hetzelfde. Mannen hebben vooral beperkingen door dyslexie/dyscalculie en gezichtsbeperking, vrouwen hebben vooral beperkingen door energietekort en pijnklachten (zie figuur 2b. In de totale groep respondenten houden de geslachten elkaar vrijwel in evenwicht. De mannen hebben net als vorig jaar een minieme meerderheid van 51 procent. Figuur 2b Type handicap mannen en vrouwen (2005) 100% 90% 80% 70% 60% 50% vrouw 40%
man
30% 20% 10% 0% tek rgie
e En
ort nkla Pij
e cht
n
he isc
n hro
C
tiek
kte
rnis
oo rst
o ho Ge
zie
he isc ych Ps
ma
ble
pro
w Be
in eg
ing erk
en
lem
ep
gsb
nce
Co
a ysc
rob
tiep
a ntr
/d xie sle Dy
5
lcu
G
lie
hts ezic
g
rkin
pe
be
erig Ov
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Dit jaar is ook gevraagd of bij de betreffende handicap een diagnose is gesteld of dat er een regeling is getroffen. Een regeling kan bijvoorbeeld inhouden dat de betreffende student een extra jaar studiefinanciering ontvangt vanwege de handicap. In tabel 1 is per type handicap weergegeven bij hoeveel procent een diagnose of regeling is getroffen.
Diagnose en/of regeling
Tabel 1 Diagnose of regeling voor handicap
Chronische ziekte
92%
Bewegingsbeperking
88%
Energietekort
88%
Concentratieproblemen
87%
Dyslexie/dyscalculie
85%
Gehoorstoornis
83%
Psychische problematiek
79%
Pijnklachten
78%
Gezichtsbeperking
77%
Overig
53%
Gemiddeld is bij 85% van de studenten sprake van een regeling en/of diagnose. Bij de categorie „overig‟ zijn minder vaak diagnoses of regelingen getroffen, deze categorie is echter zeer divers en vormt slechts 1% van de populatie (zie figuur 2).
2.2
Verdeling over de studiejaren
Met behulp van de NSE wordt ook gekeken naar de uitval onder studenten met een handicap. Net als vorig jaar is er geen indicatie voor een grotere uitval (zie figuur 1). De „bevolkingspiramide‟ van de 1202 ondervraagde studenten met een handicap wijkt nauwelijks af van die van de totale populatie. We zien slechts een bescheiden verschil: er is een hoger aandeel vijfde- en ouderejaars. Dit bevestigt het beeld van langzamer studeren door de ondervonden belemmeringen, maar anderzijds duidt het ook op standvastigheid. De enquête wordt altijd in de periode maart-april gehouden, het is dus mogelijk dat een deel van de doelgroep is afgehaakt. Toch is dit niet heel waarschijnlijk want de verhouding van de eerstejaarsstudenten met en zonder handicap is vrijwel gelijk. Figuur 2: Zijn studenten met handicap blijvertjes? (2005) 40% Studenten (tot) Student met handicap
35%
Student met dyslexie
30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% jr1
jr2
jr3
jr4
jr5
jr6<
6
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
3.
Het landelijke beeld van de knelpunten
3.1
De oordelen van de gehele populatie
Nu duidelijk is geworden wat de verdeling is van de verschillende soorten handicaps onder studenten, is het nuttig te kijken waar de knelpunten liggen. Daarbij moeten de oordelen in de context worden gezien van de totale studenten enquête (NSE). Uit het algemene gedeelte van de enquête blijkt dat de scores van studenten met een handicap niet of nauwelijks afwijken van de scores van de studenten zonder handicap. In het algemene deel geven beide groepen namelijk een gemiddelde score van 6,8. In de Nationale Studentenenquête liggen de meeste cijfers tussen de 6,5 en 7,0. Cijfers boven de 7,0 gelden als een positieve „waardering‟, cijfers beneden de 6,0 als 'stevige kritiek'. Met deze maatstaven gaan we kijken hoe de studenten met een handicap hun universiteit of hogeschool beoordelen met betrekking tot de voorlichting, intake en faciliteiten. De resultaten zijn weergegeven in figuur 3. In deze figuur zijn de gegevens van 2004 en 2005 samengenomen. Het betreft daarmee het gemiddelde oordeel van 2321 studenten, 1835 uit het HBO en 486 uit het WO. De gedetailleerde resultaten van 2005 zijn te vinden in de bijlage van dit rapport, die van 2004 staan in de gebruikerstoets van vorig jaar.
Figuur 3: Wat zijn de knelpunten (04+05)
7,50
gemiddelde NSE
7,00
6,50 gemiddelde h&s
6,00
5,50
5,00
HBO vt (N=1046) WO vt (N=156)
4,50 Intake
Hulpmiddelen
Aanpassingen onderw.
Voorlichting
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
Totaal
*Inclusief correctiefactor van +0,1 punt voor 2004
De WO studenten met een handicap zijn over het algemeen meer dan HBO studenten te spreken over de geboden ondersteuning. De voorlichting is het grootste knelpunt. De studenten zijn het meest positief over een aspect waar vorig jaar nog niet naar werd gevraagd: de begripvolheid van de 1 docenten . In figuur 3 zijn twee stippellijnen weergegeven. De onderste lijn geeft het gemiddelde oordeel weer over de handicap-aspecten. De bovenste lijn geeft, voor zowel de studenten met als de studenten zonder handicap, het gemiddelde oordeel weer met betrekking tot de overige studieaspecten. Het gemiddelde op de deelaspecten van handicap en studie is een 6,4 deze score is wel voldoende, maar ligt bijna een halve punt onder de gemiddelde NSE oordeel. De studenten met een handicap zijn blijkbaar minder te spreken zijn over de voor hen getroffen aanpassingen dan over de algemene 1
Door de extra vraag over de begripvolheid van de docenten, valt de totaalscore van 2005 gemiddeld 0,1 punt hoger uit dan in 2004. Bij de berekening van het totaalgemiddelde van ‟04 en ‟05, is de score van 2004 daarom met 0,1 punt verhoogd. Deze zogenaamde correctiefactor zal ook in de volgende paragrafen worden toegepast.
7
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
studieaspecten. De studenten zijn dit jaar met een gemiddelde score van 6,3 iets minder dan vorig jaar (6,4) te spreken over de verschillende voorzieningen. Dit kan komen doordat er elk jaar andere studies worden geënquêteerd (zie hoofdstuk 5). Het kan ook zijn dat de studenten met een handicap zich meer bewust zijn geworden van de mogelijkheden om aanpassingen te treffen. Daardoor kunnen de studenten kritischer zijn geworden over de voorzieningen. Dit kwam ook naar voren in het recente onderzoek van het Verwey Jonker Instituut2.
2
Dit onderzoek is recent uitgevoerd Instituut en zal in het najaar van 2005 beschikbaar worden gesteld.
8
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
4.
CHOICE, Leiden
Oordelen uitgesplitst per type handicap
De knelpunten die in de vorige paragraaf zijn weergegeven zijn niet per definitie voor elk type handicap hetzelfde. In tabel 2 wordt per type handicap weergegeven welke aspecten in 2005positief en minder positief beoordeeld zijn. De resultaten van de knelpunten voor 2004 zijn te vinden in de bijlage. In 2005 zijn enkele verschuivingen opgetreden in vergelijking met vorig jaar. De studenten met „concentratieproblemen‟, die vorig jaar nog niet als afzonderlijke groep gedefinieerd waren, blijken de meeste problemen te ondervinden. Deze groep vindt vooral dat de aanpassingen in het onderwijs te wensen overlaat. De studenten met een gezichtsbeperking hebben lagere scores gegeven dan vorig jaar, ze zijn duidelijk niet meer de meest positieve groep. De oordelen van studenten met een bewegingsbeperking en de studenten met pijnklachten liggen dit jaar wat hoger dan vorig jaar. Bij de categorie „overig‟ zien we ook verschuivingen ten opzichte van vorig jaar, maar deze categorie zal door de grote diversiteit de komende jaren waarschijnlijk aan dit soort verschuivingen onderhevig blijven.
Aantal
Intake
Hulpmiddelen
Aanpassingen onderw.
Voorlichting
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
Totaal
Tabel 2 Knelpunten per type handicap 2005
17
6,4
7,1
6,8
7,0
7,0
7,3
6,94
Energietekort
41
6,6
7,1
7,3
5,7
7,2
7,5
6,90
Bewegingsbeperking
116
6,4
6,8
6,7
5,9
6,5
7,4
6,67
Chronische ziekte
109
6,4
6,9
6,6
5,7
6,6
7,3
6,58
Gezichtsbeperking
36
6,0
6,6
6,6
6,1
6,2
7,3
6,49
Psychische probl.
129
5,9
6,7
6,2
5,4
6,2
6,8
6,19
Pijnklachten
66
5,8
6,2
6,3
5,5
6,2
6,8
6,15
Dyslexie/dyscalculie
632
5,9
6,5
6,2
5,7
5,8
6,7
6,13
Gehoorsbeperking
30
5,8
5,9
6,0
5,3
6,1
7,1
6,08
Concentratieproblemen
26
5,9
5,9
5,6
5,7
6,1
6,7
5,96
1202 6,0
6,6
6,4
5,7
6,1
6,9
6,27
Overig
Totaal
4.1
Oordelen over de gebouwen
In tabel 2 is het oordeel over de gebouwen niet opgenomen. Vorig jaar kreeg dit onderdeel een relatief hoge score (6,9), maar het is niet voor iedere student met een handicap even relevant. Dit jaar hebben we de vraag over de gebouwen alleen gesteld aan studenten met een bewegingsbeperking, gehoorstoornis, gezichtsbeperking of pijnklachten (zie figuur 4). Figuur 4: Oordeel over de gebouwen (2005) 7,50
N=98 7,00
N=214
N=57 N=34 N=25
6,50
6,00
HBO WO
N=18 N=5 N=2
N=34
5,50
5,00 N=9 4,50
Bewegingsbeperking
Gehoorstoornis
Gezichtsbeperking
Pijnklachten
9
Totaal (relevante handicap)
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Opvallend is dat de WO studenten die over vele andere aspecten positief waren (figuur 3), met betrekking tot de gebouwen juist minder tevreden zijn dan de HBO studenten. De gemiddelde score van het HBO is hier een 6,9 terwijl de studenten in het WO op dit onderdeel gemiddeld een 5,6 geven. Dit verschil in score valt te verklaren: veel universiteiten zijn nog in oude gebouwen gehuisvest, terwijl de HBO instellingen meestal in de wat nieuwere gebouwen zitten. In nieuwbouw kunnen over het algemeen sneller aanpassingen worden gemaakt voor mensen met diverse soorten handicaps. De WO steekproef is overigens klein, van de onderliggende handicaps is alleen bij bewegingsbeperking sprake van een steekproef van voldoende omvang (N=18). Vanwege het relatief grote aantal HBO studenten dat wel positief is, blijft de gemiddelde score op de gebouwen net als in 2004 hoog (6,7). De HBO studenten met een bewegingsbeperking blijken nog het meest positief te zijn over de gebouwen.
10
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
5.
CHOICE, Leiden
Oordelen over studies
Nu de verschillen tussen de handicaps zijn belicht, wordt er ook gekeken naar de verschillen tussen studies. Zijn de studenten met een handicap in bepaalde studierichtingen bijvoorbeeld juist over- of ondervertegenwoordigd? Zoals eerder vermeld zijn dit jaar andere studies geënquêteerd dan vorig jaar. Een combinatie van beide jaren geeft een aardig beeld van de spreiding van studenten met een handicap over de verschillende studies. In tabel 3a is weergegeven waar de studenten met een handicap over het algemeen te vinden zijn. Uit de enquête is naar voren gekomen dat bijna 6% van de respondenten een handicap of functiebeperking heeft. Daarom zijn in deze tabel alle studies weergegeven waar 6% of meer respondenten een handicap hadden. Van de studenten met een handicap heeft ongeveer de helft dyslexieproblemen (zie hoofdstuk 2). In de tabel is per studie te zien of het percentage dyslexie hier sterk van afwijkt.
Tabel 3a Studies, veel studenten met handicap HBO, helft of meer dyslexie Technische natuurkunde Chemie en Chemische Technologie Lerarenopleiding Exact Milieustudies Bouwkunde Ruimtelijke ordening en planologie Constructiestudies Hotelschool Communicatiesystemen Biologie en medisch lab.onderzoek Technische bedrijfskunde Werktuigbouwkunde Civiele techniek Vervoer en logistiek HBO, minder dan de helft dyslexie Creatieve therapie Kunstacademie Muziek Pedagogiek Ergotherapie en beweging Culturele en maatschappelijke vorming Academie lich. opvoeding (ALO) Sociaal pedagogische hulpverlening Ontwerpen Maatsch. werk en dienstverlening Lerarenopleiding Maatschappijvakken
Handicap totaal
Dyslexie
12% 11% 11% 11% 10% 10% 9% 8% 8% 8% 7% 6% 6% 6%
10% 8% 7% 6% 8% 5% 6% 5% 4% 4% 5% 5% 5% 5%
11% 10% 9% 9% 8% 7% 7% 7% 7% 7% 6%
5% 4% 1% 3% 2% 3% 3% 3% 3% 3% 2%
WO, helft of meer dyslexie Tandheelkunde Constructiestudies Bouwkunde WO, minder dan de helft dyslexie Industrieel ontwerpen Farmaceutische wetenschappen Diergeneeskunde en Dierwetensch. Aardwetenschappen Nederlandse taal en cultuur Kunstgeschiedenis Psychologie Kunst- en Cultuurstudies
Handicap totaal
Dyslexie
11% 8% 7%
6% 5% 4%
8% 7% 7% 7% 6% 6% 6% 6%
3% 2% 2% 3% 0% 1% 2% 2%
Uit de tabel komt naar voren dat vooral in de technische studies veel studenten voorkomen met een handicap. Deze studenten hebben voornamelijk dyslexieproblemen. Een voorbeeld hiervan is Technische Natuurkunde waar 82% van de studenten met een handicap dyslexieproblemen heeft. Studies waar relatief veel studenten met een handicap voorkomen maar juist weinig dyslexieproblemen, zijn vooral de kunst(zinnige) studies, sociale studies en taalstudies. Studies waar relatief weinig studenten met een handicap zijn gevonden zijn weergegeven in tabel 3b.
Tabel 3b Studies, weinig studenten met handicap Handicap HBO Bedrijfseconomie Taal en economie Commerciële economie Journalistiek Financial Service Management WO Bedrijfskunde Geneeskunde Economie Engelse taal Fiscale Economie Culturele Antropologie Econometrie
3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 3% 0%
11
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Uit de tabel valt af te lezen dat bij de economische studies vrij weinig studenten met een handicap ingeschreven zijn. Verder valt op dat bij scheikunde op WO niveau weinig studenten met een handicap voorkomen terwijl dit op HBO niveau juist een studie is met veel studenten met een handicap. Ook ligt het percentage studenten bij het WO iets lager (4,5%) dan bij het HBO (6,0%). Er wordt echter tussen studenten met en de studenten zonder handicap geen verschil in vooropleiding gevonden. Het is daarom niet aannemelijk dat studenten met een handicap of functiebeperking liever voor een iets lager niveau kiezen. De oordelen van de HBO-studies met de hoogste scores zijn in tabel 4 weergegeven. In de top 5 staan studies die vorig jaar geënquêteerd zijn, het studentenaantal bij deze vijf studies is gering.
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
7,3 6,7 7,0 7,0 6,7 6,7 5,9 6,5 6,4
7,6 7,2 6,9 7,2 7,0 6,8 7,0 6,9 6,6
7,2 7,0 7,1 7,0 6,8 6,8 6,7 6,6 6,7
6,7 6,1 6,0 5,9 6,3 6,5 5,8 5,6 5,7
6,8 6,7 6,6 6,4 6,5 6,5 6,8 6,5 6,2
7,22 6,83 6,82 6,81 6,76 7,1 6,73 6,6 6,46 6,52 7,2 6,46
Totaal*
Voorlichting
N 17 26 31 54 39 72 20 71 21
Aanpassingen onderw.
HBO Technische natuurkunde HBO Creatieve therapie HBO Landbouw HBO Elektrotechniek HBO Ontwerpen HBO Technische bedrijfskunde HBO Taal en economie HBO Maatschappelijk werk en dienstv. HBO Ergotherapie en beweging
Hulpmiddelen
04 04 04 04 04 05 05 04 05
Intake
Tabel 4 Oordelen over HBO studies (04+05) - Hoogste scores (N>14)
*Inclusief correctiefactor van +0,1 punt voor 2004 De oordelen van de HBO-studies met de laagste scores zijn in tabel 5 weergegeven. De studie „Toerisme en vrijetijdskunde‟ krijgt de laagste score. Dit is een studie met jaarlijks veel studenten, het percentage studenten met een handicap is hier gemiddeld, 6,3%.
Aanpassingen onderw.
Voorlichting
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
5,7 5,6 5,5 5,6 5,9 5,5 5,7 6,1 5,2 5,1
6,1 6,3 6,3 6,2 6,3 5,6 6,2 6,1 6,1 5,7
6,0 5,8 5,9 5,8 6,2 5,9 5,8 5,8 5,6 5,2
5,1 5,3 5,1 5,4 5,4 5,3 4,9 4,7 3,9 5,0
5,7 5,9 6,0 5,5 5,0 5,5 5,0 5,0 5,2 5,0
7,0 5,97 5,90 5,86 6,3 5,82 6,0 5,80 6,2 5,71 5,62 5,61 6,4 5,47 6,1 5,36
*Inclusief correctiefactor van +0,1 punt voor 2004 12
Totaal*
Hulpmiddelen
05 04 04 05 05 05 04 04 05 05
N HBO Lerarenopleidingen exact 34 HBO Commerciële economie 40 HBO Culturele en maatsch. vorming 42 HBO Vervoer en logistiek 46 HBO Constructiestudies 20 HBO Sociaal-juridische dienstverlening 15 HBO Small business 29 HBO Facility management 20 HBO Lerarenopleiding talen 21 HBO Toerisme en vrijetijdskunde 34
Intake
Tabel 5 Oordelen over HBO studies (04+05) - Laagste scores (N>14)
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
In de bijlage is een overzicht opgenomen van alle andere studies die in 2004 en 2005 geënquêteerd zijn en waar per opleiding meer dan 14 respondenten met een handicap zijn gevonden. De oordelen van de WO-studies zijn in tabel 6 weergegeven. Er zijn tot nog toe weinig WO studies geënquêteerd.
Begripvol docenten
6,5 6,4 6,3 6,7 6,8 6,6 6,1 6,3 5,9 6,0 6,0 6,1 6,1 5,4 4,8
6,8 7,8 7,1 7,1 7,2 6,3 6,3 6,8 6,5 6,6 6,0 7,0 6,3 6,1 6,2
7,0 7,0 6,7 6,7 6,7 6,3 6,3 6,4 6,7 6,7 6,2 6,3 5,2 6,1 5,9
6,5 5,9 6,4 5,9 5,5 6,3 6,3 5,8 5,7 5,5 6,4 5,4 5,5 5,7 4,0
6,7 6,4 6,8 6,6 6,7 6,8 6,8 6,2 6,3 6,4 6,3 6,0 6,5 5,5 5,0
7,4 6,82 6,79 6,9 6,70 6,71 6,66 6,55 6,44 6,42 6,9 6,35 6,31 7,1 6,33 6,7 6,26 6,02 5,86 7,4 5,55
Totaal*
Speciale begeleiding
N 16 25 16 32 15 28 23 47 17 23 17 27 21 21 15
Voorlichting
Bedrijfskunde Geneeskunde Biologie Pedagogiek Informatica Psychologie Algemene cultuurwetenschappen Nederlands recht Gezondheidswetenschappen Sociologie en sociale studies Bestuurskunde Constructiestudies Economie Tandheelkunde Geschiedenis
Aanpassingen onderw.
WO WO WO WO WO WO WO WO WO WO WO WO WO WO WO
Hulpmiddelen
05 04 05 04 04 04 04 04 05 04 05 05 04 04 05
Intake
Tabel 6 Oordelen over WO studies (04+05), N>14
*Inclusief correctiefactor van +0,1 punt voor 2004 Bedrijfskunde en geneeskunde krijgen beide een redelijk hoge score. Beide studies hebben jaarlijks veel studenten. Aan deze opleidingen blijken echter relatief weinig studenten met een handicap te studeren (zie tabel 3b). Geschiedenis krijgt een lage score, ondanks de kleine omvang van de studie.
13
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
6
Oordelen over instellingen
6.1
De manier van vergelijken tussen de instellingen
In de vorige hoofdstukken is aangegeven dat elk jaar andere studies geënquêteerd worden en dat het type studie van invloed kan zijn op het oordeel van de instelling. In dit hoofdstuk worden de oordelen van de studenten over de verschillende instellingen weergegeven. Om een mogelijk 'ongunstige' mix van studies te voorkomen, zijn de oordelen van 2004 en 2005 samengenomen. De betekenis van de oordelen is toegelicht in hoofdstuk 3.
6.2
Hogescholen 3
In tabel 7 worden de resultaten van de hogescholen weergegeven. De combinatie van oordelen over twee jaren heeft ertoe bijgedragen dat bij meer instellingen de steekproef groot genoeg is geworden om in de tabel te worden opgenomen. Bovendien zijn een aantal vestigingen uitgesplitst, zoals bij de Haagse hogeschool, Fontys, Saxion en InHolland. Uit de tabel blijkt dat de Haagse hogeschool in Rijswijk duidelijk de hoogste waardering krijgt van de eigen studenten. Op vrijwel alle facetten krijgt de instelling een 7 of hoger. Zelfs over de voorlichting, die over het algemeen een erg lage score krijgt, is men tevreden. Alleen de begeleiding kan (met een 6,5) nog duidelijk verbeterd worden. Saxion komt net als vorig jaar op de tweede plaats. Men moet dan echter wel naar de locatie in Enschede, want de waardering van de studenten in Deventer ligt een stuk lager. Windesheim kwam vorig jaar op de eerste plaats. Doordat de eigen studenten dit jaar een lagere waardering geven is de opleiding nu opgeschoven naar een derde plaats. Dit komt vooral doordat de oordelen op aanpassingen in het onderwijs, intake en hulpmiddelen dit jaar een paar tienden lager liggen dan vorig jaar. Artez staat op een vierde plaats, bij deze instelling kan vooral de voorlichting nog verbeterd worden. Tenslotte valt op dat ook Tilburg Fontys een aardige score krijgt op veel facetten. Deze instelling zou het nog beter doen wanneer de docenten meer begrip zouden tonen voor de studenten met een handicap.
Intake
Hulpmiddelen
Aanpassingen onderw.
Voorlichting
Begeleiding
Begripvol **
Totaal '04+'05 *
Rijswijk Haagse Enschede Saxion Zwolle Windesheim Tilburg Fontys Artez Den Bosch Avans Arnhem HAN Van Hal/Larenstein Hogeschool Zuyd Leiden Hogeschool HvU/Horst Eindhoven Fontys Breda Avans Den Haag Haagse Rotterdam HR Vlissingen HZ Rotterdam InHolland Nijmegen HAN Leeuwarden NHL Alkmaar InHolland Deventer Saxion Breda NHTV Amsterdam HvA Leeuwarden CHN Groningen Hanze Tilburg Avans Amsterdam HES Haarlem InHolland Diemen InHolland Delft/Den Haag InHolland
3
N ('04+'05)
Tabel 7 Oordelen van studenten over hogescholen (04+05)
26 84 67 46 27 64 57 31 78 42 151 64 67 74 106 32 28 49 70 63 25 37 101 28 71 24 18 52 41 31
7,2 6,5 6,3 6,3 6,7 6,6 6,4 6,8 6,3 6,2 6,4 6,4 6,3 6,2 6,2 6,4 5,9 5,9 6,0 5,7 5,2 6,1 5,9 6,0 5,7 6,1 6,0 5,6 5,4 5,5
7,2 7,0 7,0 6,7 6,5 6,9 7,0 6,5 6,6 7,0 6,7 6,9 6,7 6,5 6,5 6,7 6,9 6,4 6,7 6,5 6,3 6,3 6,6 6,8 6,4 6,3 6,2 6,1 6,2 5,9
7,1 6,7 7,0 6,6 6,9 6,6 6,7 6,8 6,6 6,3 6,5 6,4 6,4 6,3 6,2 6,0 6,3 6,6 6,4 6,4 6,2 6,1 6,2 6,2 6,0 6,0 6,6 6,0 5,7 5,7
7,0 6,3 6,1 6,1 5,6 5,8 5,7 5,6 5,8 5,6 5,9 5,6 5,3 5,7 5,9 5,9 5,8 5,3 5,2 5,6 5,6 5,8 5,2 4,9 5,0 5,3 4,3 5,4 4,8 5,2
6,5 6,7 6,8 6,6 6,7 6,4 6,4 5,8 6,3 6,2 6,1 5,7 6,3 6,1 5,8 5,7 5,3 6,3 5,9 5,8 6,3 5,9 5,7 5,7 6,0 5,5 6,0 5,3 5,1 5,1
7,4 7,2 6,7 5,3 8,0 7,2 6,8 6,9 7,2 7,1 6,7 7,1 6,5 6,7 6,5 7,1 7,6 6,6 7,1 6,9 7,1 6,5 6,7 6,7 6,8 6,6 7,2 6,4 6,5 5,9
7,11 6,75 6,68 6,61 6,57 6,55 6,53 6,45 6,43 6,40 6,40 6,36 6,30 6,30 6,26 6,26 6,20 6,19 6,18 6,16 6,12 6,08 6,07 6,05 5,98 5,97 5,94 5,78 5,58 5,57
* Inclusief correctiefactor ( +0,1 punt op de totaalscore voor 2004) ** Enquêtevraag alleen in 2005 gesteld, kleinere N bij deze vraag Bij de berekening van de totaalscore zijn voor studenten die een vraag niet hebben beantwoord, de ‘neutrale’ vervangende waarden gebruikt. De totaalscore kan daardoor licht afwijken van het gemiddelde van de vraagscores. 3
14
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
De instellingen met de laagste scores zijn te vinden bij diverse vestigingen van InHolland. Ook Amsterdam HES scoort laag, ondanks de relatief hoge score op begripvolheid. Verder zijn er nog wat verschuivingen ten opzichte van vorig jaar. Zo is Rotterdam HR een stuk lager op de lijst gekomen, terwijl Den Bosch Avans en Utrecht HvU/Horst juist hogere waarderingen krijgen. Leeuwarden NHL is ook een paar plaatsen omhoog geschoven, dit komt vooral doordat de docenten veel begrip tonen voor de studenten met een handicap.
6.3
Universiteiten 4
In tabel 8 worden de resultaten van de universiteiten weergegeven, met de totaalscore inclusief de correctiefactor van 0,1 punt voor 2004. Hoewel de combinatie van oordelen over twee jaren ertoe heeft bijgedragen dat de steekproef groter is geworden, is deze bij Wageningen nog steeds vrij klein. De instelling wordt wel vermeld omdat Wageningen net als vorig jaar de beste score krijgt. Een onderdeel dat nog verbeterd kan worden is de begripvolheid van docenten. Op dit onderdeel krijgen ze in vergelijking met elders een lagere waardering. De Universiteit Twente krijgt dit jaar een totaalscore die een paar tienden hoger ligt dan vorig jaar. Daarmee komt de instelling op een tweede plaats. De begripvolheid van de docenten heeft bijgedragen aan de hogere score van Twente. Maastricht komt net als vorig jaar op een derde plaats. Bij deze instelling valt op dat de waardering voor de voorlichting vergeleken met elders zeer redelijk is. Op dit aspect hebben de meeste andere instellingen een veel lager cijfer gekregen. Eindhoven en Tilburg staan onderaan de ranglijst. Eindhoven krijgt een onvoldoende op zowel intake als voorlichting, Tilburg scoort laag op de intake en de aanpassingen in het onderwijs. Voor de overige instellingen geldt dat er weinig verschuivingen hebben plaatsgevonden ten opzichte van vorig jaar. Opvallend is wel dat bij de UvA de docenten weinig begripvol zijn, de instelling krijgt op dit aspect duidelijk de laagste score.
4
Voorlichting
Begeleiding
Begripvol **
Totaal '04+'05 *
Wageningen WU 12 7,1 7,5 Enschede UT 23 7,1 7,1 Maastricht UM 27 6,4 7,0 Nijmegen RU 55 6,5 6,7 Groningen RUG 52 6,3 7,1 Delft TUD 39 6,6 7,3 Leiden UL 48 6,1 6,9 Rotterdam EUR 30 6,1 6,7 Utrecht UU 59 6,0 6,7 Amsterdam UvA 58 6,1 6,8 Amsterdam VU 41 6,2 6,2 Tilburg UvT 23 5,6 6,0 Eindhoven TUE 19 5,4 6,1 * Inclusief correctiefactor ( +0,1 punt op de totaalscore voor 2004) ** Enquêtevraag alleen in 2005 gesteld, kleinere N bij deze vraag
4
Aanpassingen onderw.
Hulpmiddelen
Intake
N 04+05
Tabel 8 Oordelen van studenten over universiteiten (04+05)
7,0 6,8 6,8 6,7 6,8 6,5 6,6 6,7 6,4 6,4 6,2 5,6 5,7
6,9 6,6 7,0 6,6 6,1 5,6 5,7 5,2 5,6 5,8 6,0 5,7 4,9
7,1 7,0 6,8 7,0 6,8 5,9 6,7 6,3 6,5 6,2 5,6 5,8 5,7
6,9 7,6 7,0 7,2 7,1 6,9 7,0 7,3 7,3 5,6 7,4 6,3 6,1
7,18 7,01 6,87 6,77 6,70 6,49 6,48 6,38 6,33 6,33 6,15 5,77 5,70
Ook bij de universiteiten is bij de berekening van de totaalscore, de ‘neutrale’ vervangende waarde gebruikt wanneer een vraag niet is beantwoord. De totaalscore kan daardoor licht afwijken van het gemiddelde van de vraagscores.
15
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Samenvatting en conclusies In de lente van 2005 is voor de tweede maal een landelijke enquête gehouden onder studenten met een handicap. Deze "gebruikerstoets" is uitgevoerd door Choice, in het kader van de Nationale Studentenenquête (NSE). Dit gebeurde in opdracht van expertisecentrum handicap + studie. Studenten met een handicap konden hun opleiding rapportcijfers geven voor aspecten die speciaal voor hen relevant zijn. Hier worden de resultaten samengevat:
Aantal. Van de 20.600 ondervraagde voltijdstudenten in 2005 zegt 5,8 procent een handicap of functiebeperking te hebben die hem of haar bij het studeren belemmert. Vorig jaar was dit 5,5 procent. In het WO ligt dit percentage wat lager dan in het HBO (4,5 tegen 6.0 procent)
Handicaps. Handicaps zoals gehoor- en gezichtsbeperking vormen net als in 2004 slechts een kleine minderheid. Vaker voorkomend zijn dyslexie/dyscalculie (53%). Daarna komen bij de ondervraagden het meest voor: psychische problemen (11%) en bewegingsbeperking (10%).
Kritiek op voorlichting, begeleiding. De 1202 ondervraagde voltijdstudenten met een handicap blijven kritisch in hun oordeel. Voor intake en begeleiding geven ze cijfers rond de 6,2. Het laagste cijfer, een 5,7, is voor de voorlichting over de regelingen die er voor hen bestaan. Alles samen geven ze hun opleiding een krappe 6,5 voor de behandeling van studenten met een handicap. Dit is wat lager dan de gebruikelijke rapportcijfers in de NSE, die rond 6,8 uitkomen.
Ook lichtpuntjes. Milder is het oordeel over 'tastbare' voorzieningen en aangepaste regelingen voor studenten met een handicap (6,7). Ook is voor het eerst gevraagd of de docenten 'begripvol' met deze groep studenten omgaan. Over dit aspect klinkt een relatief gunstig oordeel (6,9), maar er zijn wel verschillen per studie en instelling. De grote mate van begripvolheid staat overigens in 5 contrast met de resultaten van het Verwey-Jonker Instituut . De studenten gaven in dat onderzoek juist aan dat de begripvolheid van docenten te wensen overliet.
Verschil per handicap. Bij uitsplitsing van oordelen per type handicap zien we enkele verschillen. Studenten met relatief herkenbare fysieke klachten, zoals bewegings- en gezichtsbeperking, blijken meer begrip te ontmoeten dan bijvoorbeeld dyslectici of studenten met concentratieproblemen. De studenten met dyslexie zijn ook wat minder tevreden over de voorlichting en begeleiding voor studenten met een handicap.
WO/HBO. Net als in het eerste onderzoeksjaar oordelen de studenten met een handicap in het WO gemiddeld wat positiever dan die in het HBO. Dit betreft vooral begeleiding en voorlichting. De HBO-studenten zijn dit jaar iets positiever over de aanpassing van gebouwen dan hun collega‟s in het WO. Dit resultaat is echter gebaseerd op een beperkte steekproef.
Studies. Studenten met een handicap kiezen relatief vaker voor een technische of creatieve opleiding met praktische inslag. Deze indruk uit het eerste jaar is opnieuw bevestigd. Bij de techniek blijkt het vooral te gaan om mensen met dyslexie. Studenten met andere handicaps worden meer aangetroffen bij de sociale studies en de talen, èn bij de kunstopleidingen.
Per hogeschool. Om instellingen met elkaar te vergelijken, zijn de resultaten van 2004 en 2005 (waarbij verschillende studies zijn onderzocht) gebundeld. In het HBO oogst de TH Rijswijk (nu onderdeel van de Haagse Hogeschool) de meeste waardering van studenten met een handicap. Daarna volgen Saxion Enschede en Zwolle Windesheim. Kritiek krijgen vooral enkele vestigingen van InHolland en de HES in Amsterdam.
Per universiteit. Bij de universiteiten springt Wageningen er gunstig uit, met de kanttekening dat hier nog steeds weinig studenten met een handicap zijn geënquêteerd. Ook Enschede en Maastricht scoren goed. Kritiek is er vooral op de universiteiten van Eindhoven en Tilburg.
5
Dit onderzoek is recent uitgevoerd en zal in het najaar van 2005 beschikbaar worden gesteld. Het is een vervolg op het onderzoek van 2001: Studeren met een handicap, Belemmeringen die studenten met een lichamelijke beperking, psychische klachten of dyslexie in het hoger onderwijs ondervinden. N. Broenink en K. Gorter. (2001).
16
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
BIJLAGE 1: Overige tabellen en figuren Wat zijn de knelpunten in 2005? 7,50
7,00 HBO vt (N=1046) WO vt (N=156)
6,50
6,00
5,50
5,00
4,50 Intake
Hulpmiddelen
Aanpassingen onderw.
Voorlichting
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
Totaal
N (steekproef)
Intake
Hulpmiddelen
Aanpass. Ows
Begeleiding
Voorlichting
Totaal ('04)*
Knelpunten per type handicap 2004
50
7,2
7,2
6,9
6,8
6,5
7,04
Energietekort
80
6,8
6,9
6,9
6,8
5,9
6,76
Psychische probl.
128
6,3
6,9
6,6
6,6
5,7
6,54
Chronische ziekte
117
6,4
6,9
6,5
6,4
5,7
6,48
Bewegingsbeperking
86
6,5
6,6
6,5
6,6
5,6
6,47
Gehoorsbeperking
27
6,7
6,6
6,3
6,8
4,9
6,35
Dyslexie
524
6,3
6,8
6,5
6,0
5,6
6,34
Overig
49
5,9
6,3
6,1
6,1
6,0
6,17
Pijnklachten
58
5,7
6,6
5,9
5,7
5,1
5,90
6,3
6,8
6,5
6,2
5,7
6,41
Gezichtsbeperking
1119 Totaal HBO+WO *Inclusief correctiefactor van +0,1 punt voor 2004
17
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
6,1 6,4 6,4 6,1 6,3 6,2 6,3 6,5 6,3 6,1 6,1 6,2 6,1 6,1 5,6 6,4 6,2 5,7 5,8 6,2 6,1 6,2 6,1 6,1 5,9
6,7 7,0 7,1 6,7 6,6 6,7 6,7 6,8 6,8 6,7 6,8 6,9 6,2 6,7 7,0 6,5 6,9 6,5 6,5 6,5 6,7 6,4 6,2 6,6 6,5
6,5 6,8 6,5 6,4 6,8 6,6 6,5 6,5 6,5 6,4 6,3 6,6 6,5 6,3 6,9 6,5 6,4 6,4 6,2 6,1 6,0 6,6 6,3 5,9 6,0
5,9 5,5 5,4 6,1 5,7 5,7 5,7 5,4 5,7 5,6 5,8 5,6 5,6 5,5 5,4 5,3 5,8 5,4 5,9 5,7 5,7 5,2 5,5 5,2 5,3
6,4 6,2 6,4 6,3 6,2 6,2 6,4 6,3 6,3 6,2 6,0 5,8 6,1 6,1 5,8 6,2 5,3 6,3 6,0 5,8 5,8 5,9 5,5 5,4 5,8
7,2 6,49 6,47 6,47 7,0 6,43 6,9 6,41 7,0 6,42 6,41 6,40 6,6 6,39 7,2 6,35 7,1 6,35 6,31 7,2 6,31 7,0 6,32 7,0 6,29 6,7 6,25 6,22 7,1 6,27 6,7 6,18 6,6 6,16 6,15 6,14 6,6 6,04 7,0 6,03 6,4 6,02
Totaal*
Voorlichting
4,6% 3,9% 4,5%
Aanpassingen onderw.
HBO WO Totaal
N 82 81 45 26 48 40 36 76 39 107 62 64 36 37 17 18 24 31 76 42 15 46 35 24 28
Hulpmiddelen
HBO Sociaal pedagogische hulpverlening HBO Informatica HBO Verpleegkunde HBO Academie lich. opvoeding (ALO) HBO Biologie en medisch laboratoriumonderzoek HBO Personeel en arbeid HBO Fysiotherapie HBO Beeldende Kunsten HBO Accountancy HBO Leraar basisonderwijs (PABO) HBO Chemie en Chemische technologie HBO Werktuigbouwkunde HBO Muziek Deeltijd studenten met handicap HBO Bedrijfseconomie HBO Hotelschool HBO Informatie- en Mediastudies HBO Int. bus. en manag. studies (IBMS) HBO Pedagogiek HBO Bouwkunde HBO Civiele techniek HBO Ruimtelijke ordening HBO Management, economie en recht HBO Milieustudies HBO Lerarenopleidingen maatsch. vakken HBO Communicatie
Intake
Oordelen over HBO studies (04+05) - Midden scores
*Inclusief correctiefactor van +0,1 punt voor 2004
18
Voorlichting
Begeleiding
Begripvol **
Totaal '04+'05 *
Ede CHE 15 7,0 6,8 Zwolle Gereformeerd 10 7,0 7,6 Zeist Helicon 11 6,7 6,8 Venlo Fontys 15 6,7 6,9 Utrecht HKU 10 6,2 6,5 Sittard Fontys 15 6,3 6,6 Den Haag Kon. Acad. 15 6,0 6,7 Emmen HDrenthe 12 6,3 6,3 Amsterdam HKA 11 5,5 6,9 * Inclusief correctiefactor ( +0,1 punt op de totaalscore voor 2004)
Aanpassingen onderw.
Hulpmiddelen
Intake
N 04+05
Oordelen over de kleine hogescholen (N>10)
7,7 7,5 6,9 6,9 6,0 5,6 6,7 6,3 5,7
6,4 4,5 5,4 5,3 6,3 4,8 5,2 4,4 5,4
7,8 6,9 6,9 6,5 6,4 6,7 6,2 6,1 5,0
7,6 8,0 7,6 8,4 8,0 6,7 4,8 7,2 6,3
7,24 6,85 6,70 6,54 6,40 6,29 6,25 6,06 5,77
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Zijn deeltijd studenten met handicap blijvertjes? 40%
35%
30%
25% Studenten DT (tot) N= 2936 Student DT met handicap N= 131
20%
Student DT met dyslexie N= 28
15%
10%
5%
0% jr1
jr2
jr3
jr4
jr5
jr6<
Type handicap genoemd in deeltijd enquete 2005
Psychische problematiek 17%
Concentratieproblemen 4%
Overig 2%
Bewegingsbeperking 17% Gezichtsbeperking 4%
Dyslexie/dyscalculie 21%
Chronische ziekte 16%
Gehoorstoornis 2% Pijnklachten 6%
Energietekort 11%
19
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
Diagnose en/of regeling
Diagnose en/of regelingen bij de deeltijd studenten
Bewegingsbeperking
91%
Gezichtsbeperking
60%
Dyslexie/dyscalculie
68%
Gehoorstoornis
100%
Energietekort
87%
Pijnklachten
100%
Chronische ziekte
86%
Psychische problematiek
91%
Concentratieproblemen
100%
Overig
100%
Wat zijn de knelpunten in 2005 bij deeltijders? 7,50
7,00
6,50
HBO (N=108)
6,00
WO (N=23)
5,50
5,00
4,50 Intake
Hulpmiddelen
Aanpassingen onderw.
Begripvol docenten
Voorlichting
Speciale begeleiding
Totaal
Speciale begeleiding
Begripvol docenten
Aanpassingen onderw.
2
8,0 7,5 7,5 7,4 7,5 6,0 7,24
Overig
3
6,1 7,6 5,7 7,9 7,9 7,0 7,04
Pijnklachten
8
5,9 6,7 7,2 7,2 7,3 6,7 6,84
Bewegingsbeperking
22
5,5 5,6 6,3 6,7 7,4 6,2 6,35
Gezichtsbeperking
5
5,0 5,5 6,8 6,3 7,1 6,6 6,25
Chronische ziekte
21
5,1 5,6 6,3 6,2 7,2 6,3 6,16
Energietekort
15
5,2 5,1 6,1 5,9 6,9 5,8 5,83
Concentratieproblemen
5
5,6 4,8 5,6 5,5 6,7 6,3 5,75
Psychische problematiek
22
5,2 4,8 5,7 6,0 6,6 6,3 5,74
Dyslexie/dyscalculie
28
4,6 4,9 4,9 4,9 5,3 4,8 4,92
20
Totaal
Voorlichting
Gehoorstoornis
Intake
Aantal
Hulpmiddelen
Knelpunten per type handicap bij deeltijdstudenten
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
BIJLAGE 2: VRAGENLIJST NSE 2005 Gedeelte van handicap en studie uit de vragenlijst van de nationale studentenenquête 2005 HANDICAP EN STUDIE ENQ: Ten slotte wil ik namens de landelijke organisatie Handicap en Studie graag een aantal vragen stellen. Zij zijn benieuwd hoe je opleiding studenten met een functiebeperking behandelt. Je oordeel hierover kan van belang zijn voor toekomstige studenten. 85. Heb je een handicap of functiebeperking die je belemmert bij het studeren, zoals lichamelijke handicaps, chronische ziekte, dyslexie of psychische klachten? Ja Nee GA NAAR EINDE VRAGENLIJST
Wil niet antwoorden
GA NAAR EINDE VRAGENLIJST
90. Is er voor deze handicap of functiebeperking een diagnose gesteld (bijv. door een huisarts) en/of een officiële regeling getroffen (bijv. met de gemeente of IB-Groep)?
Ja, diagnose en regeling Ja, diagnose Ja, regeling Anders, nl……………………………………………………………………………………………………….. Nee
91. Kun je vertellen wat voor type handicap of handicaps je hebt voor het onderwijs? ENQ: Mogelijkheden oplezen, per categorie aankruisen als de respondent de handicap heeft: meerdere antwoorden mogelijk Bewegingsbeperking (lopen, bukken, arm of handbewegingen) b Gezichtsbeperking (ook normale bril of lenzen vallen hieronder) b Dyslexie (moeite met lezen, spellen) a Gehoorstoornis (ook: moeite om een gesprek te volgen) b Spraakproblemen (stotteren, moeilijk te verstaan) a Energietekort (chronische vermoeidheid) a Pijnklachten (leidend tot concentratieproblemen) a Chronische ziekte (zoals epilepsie, suikerziekte) a Psychische problematiek (zoals depressie en angsten) a Overig, namelijk: … (EDP: indien alle bovenstaande categorieën niet zijn aangevinkt) a 92. EDP: Alleen indien meerdere antwoorden zijn gegeven bij 84. Antwoorden tonen. Welke van deze handicaps is voor jou de belangrijkste? Bewegingsbeperking (lopen, bukken, arm of handbewegingen) b Gezichtsbeperking (ook normale bril of lenzen vallen hieronder) Dyslexie (moeite met lezen, spellen) Gehoorstoornis (ook: moeite om een gesprek te volgen) Spraakproblemen (stotteren, moeilijk te verstaan) Energietekort (chronische vermoeidheid) Pijnklachten (leidend tot concentratieproblemen) Chronische ziekte (zoals epilepsie, suikerziekte) Psychische problematiek (zoals depressie en angsten) a Overig, namelijk: …
van 84 als categorieën
b a b a a a a a
EDP: Indien 91 of 92 is b: ook vraag 89 vragen, else niet vraag 89 ENQ: Ik ga nu je oordeel vragen over de manier waarop je instelling met je functiebeperking omgaat. Zou je
21
GEBRUIKERSTOETS “Studeren met een handicap 2005”
CHOICE, Leiden
dit oordeel kunnen geven in een rapportcijfer van 1 “zeer slecht‟ tot en met 10 „uitmuntend‟ 93. Hoe beoordeel je de voorlichting en informatievoorziening over studeren met een handicap bij jouw opleiding of instelling? (hierbij bedoelen we brochures, studiegids, studentenstatuut, examenreglement, website, enzovoorts)
…… cijfer 94. Vind je dat je opleiding aan studenten met jouw handicap genoeg opvang bij de start van hun studie biedt? …… cijfer 95. Ben je tevreden over de beschikbare hulpmiddelen en faciliteiten, voor zover je die nodig hebt? (we bedoelen hierbij rust- of werkruimtes, werkplekaanpassingen, extra verlichting, scanner, computeraanpassingen zoals spraak of braille, ringleiding)
…… cijfer 96. Zijn de gebouwen van je opleiding of instelling geschikt gemaakt voor mensen met jouw handicap? (we bedoelen hierbij de toegankelijkheid en begaanbaarheid, bijvoorbeeld door drempels, liften, breedte van de deuren, aangepaste toiletten, ringleidingen enzovoorts)
…… cijfer 97. Ben je tevreden over de aanpassingen in het onderwijs die je opleiding biedt? (we bedoelen hierbij aanpassingen aan het rooster, inleverdata, andere les- en tentamenvormen, alternatieve opdrachten, andere stagemogelijkheden)
…… cijfer
98. Vind je dat docenten en/of andere medewerkers begripvol zijn met betrekking tot jouw handicap? …… cijfer
99. Wat is je oordeel over de speciale begeleiding die je tijdens je studie krijgt? (hierbij bedoelen we begeleiding in de studievoortgang, steun voor aanpassingen aan studie en voorzieningen, stagebemiddeling, enzovoorts)
…… cijfer 100. Ben je bereid mee te doen met een studentenpanel dat 1 à 2 keer per jaar via e-mail door het expertisecentrum handicap+studie geraadpleegd wordt over kwesties rond studiebeperkingen en toekomstig beleid? a. Nee
b.
Ja
noteer e-mail adres
22