GAS - JAARVERSLAG GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES in BRUGGE
2015
1
VOORWOORD Artikel 8 van het stedelijk GAS-kaderreglement bepaalt dat de gemeenteraad jaarlijks, vóór eind april, van de hiervoor aangewezen sanctieambtena(a)r(en) een omstandig verslag krijgt over de toepassing van de administratieve sancties gedurende het voorbije kalenderjaar. In dit GAS-jaarverslag 2015 wordt info, cijfermateriaal en commentaar gegeven m.b.t. de afhandeling van de bestuurlijke verslagen die de sanctieambtenaren ontvingen in de periode 1 januari 2015 tot 31 december 2015. Daarbij wordt nog opgemerkt dat op het moment van het opmaken van het voorliggend verslag, nog niet alle dossiers uit die periode op financieel vlak zijn afgerond. De cijfergegevens werden verwerkt begin maart 2016. Pro memorie wordt ook de mogelijkheid tot het opleggen van GAS-sancties door het college van burgemeester en schepenen vermeld (schorsing of intrekking van vergunning of sluiting van een inrichting). In 2015 werden geen dergelijke sancties opgelegd. Tom Dewaele
----------
INHOUD VOORWOORD ............................................................................................................................................. 1 INHOUD........................................................................................................................................................ 1 1. TOEPASSINGSKADER ........................................................................................................................... 3 1.1. Brugse toepassingsdomeinen van administratieve geldboetes ........................................................ 3 1.2. Praktisch toepassingskader (actoren) ............................................................................................... 3 1.3. Nieuwe GAS-Wet ............................................................................................................................... 4 2. GAS-VASTSTELLINGEN 2014 ................................................................................................................ 6 2.1. Totaal en spreiding over jaar ............................................................................................................. 6 2.2. Verdeling soorten inbreuken .............................................................................................................. 6 2.3. Verdeling vaststellingen politie c.q. gemeenteambtenaren ............................................................... 8 2.4. Herkomst overtreders ........................................................................................................................ 9 2.5. Aandeel minderjarigen ....................................................................................................................... 9 3. ONDERNOMEN ACTIES OP BASIS VAN DE BESTUURLIJKE VERSLAGEN .................................... 11 3.1. Seponeringen ................................................................................................................................... 11 3.2. Bijzondere groep dossiers met enkel waarschuwing bij eerste vaststelling .................................... 11 3.3. Voor beboeting opgestarte dossiers ................................................................................................ 12 4. AANSCHRIJVING EN MOGELIJKHEID TOT VERWEER ..................................................................... 13 4.1. Eerste aanschrijving betrokkenen.................................................................................................... 13 4.2. Mogelijkheid tot verweer .................................................................................................................. 13 4.3. Verweerpraktijk 2014 ....................................................................................................................... 13 5. BEMIDDELING IN DOSSIERS MINDERJARIGEN ............................................................................... 15
2
5.1. Principe ............................................................................................................................................ 15 5.2. Bemiddelingspraktijk 2014 ............................................................................................................... 15 6. BESLISSINGEN ..................................................................................................................................... 16 6.1. Doorlooptijd ...................................................................................................................................... 16 6.2. Aantal dossiers eindigend met effectieve geldboete ....................................................................... 16 6.3. Totaalbedrag opgelegde boetes ...................................................................................................... 17 6.4. Toegepaste boetebedragen ............................................................................................................. 17 7. BEROEPSMOGELIJKHEID ................................................................................................................... 20 7.1. Wettelijke regeling............................................................................................................................ 20 7.2. Tot nu toe nog steeds geen beroepen ............................................................................................. 20 8. BETALING VAN DE OPGELEGDE BOETES ........................................................................................ 21 8.1. Wettelijke regeling en praktische organisatie .................................................................................. 21 8.2. Concrete inningen 2014 (zeer gedeeltelijke stand) ......................................................................... 21 9. ANDERE ADMINISTRATIEVE SANCTIES, OPGELEGD DOOR HET COLLEGE ............................... 22 9.1. Mogelijkheid ..................................................................................................................................... 22 9.2. Geen toepassingen in 2014 ............................................................................................................. 22
3
1. TOEPASSINGSKADER
1.1. Brugse toepassingsdomeinen van administratieve geldboetes In de gemeenteraadszitting van 29 maart 2011 werd een vernieuwd reglement vastgesteld met betrekking tot afval en openbare netheid. Daarin voor Brugge de eerste toepassing van administratieve geldboetes als sanctie voor overtredingen. In functie van mogelijke latere uitbreidingen van die boetes, stelde de gemeenteraad in dezelfde zitting een GAS-kaderreglement vast met een aantal algemene regels en verwijzingen naar de federale GAS-wetgeving. In het voorjaar van 2012 werden vervolgens twee bijkomende reglementeringen voorzien van GASboetes als sanctie. De gemeenteraad stelde in zitting van 27 maart 2012 via politieverordening een verbod vast op het consumeren van alcoholische dranken op de openbare weg in uitgaansbuurten. Men viseerde daarmee het gebruik van alcohol in een reeks met naam genoemde straten en pleinen tijdens de weekendnachten, met een GAS-boete voor overtredingen. In de gemeenteraadszitting van 29 mei 2012 werd in de politieverordening op het gebruik van de openbare weg een GAS-boete als sanctie bepaald voor het ongevraagd aanklampen van voorbijgangers aan horecazaken. Daarvóór werd die praktijk gesanctioneerd via een schorsing of intrekking van de terrasvergunning van de betrokken zaak. Na een arrest van de Raad van State heeft de gemeenteraad dit veranderd in een administratieve geldboete voor de aanklampende ober. De gemeenteraad besliste op 26 februari 2013 om de toepassing van de verordening van 27 maart 2012 over het alcoholconsumptieverbod op te schorten. Tot slot werd in de gemeenteraadszitting van 25 november 2013 in het algemeen reglement met betrekking tot afval en openbare netheid een hoofdstuk 7 ‘Tarifering en inzameling van afvalstoffen via containerparken’ (cfr. het voormalige containerparkreglement) toegevoegd. De Stad Brugge past dus de gemeentelijke administratieve sancties slechts toe in het kader van enkele specifieke reglementeringen. Dit is een bewuste keuze van het bestuur.
1.2. Praktisch toepassingskader (actoren) Een twintigtal medewerkers van de dienst leefmilieu/stadsreiniging zijn, na het volgen van de daarvoor vereiste opleiding aan de politieschool, door de gemeenteraad aangeduid als gemachtigde vaststellers voor inbreuken op het afvalreglement. Daarnaast kunnen ook alle politieambtenaren en agenten van politie GAS-vaststellingen doen. De eigenlijke procedurele afhandeling wordt verzorgd door de door de gemeenteraad aangestelde sanctieambtenaren. De stad Brugge telt twee sanctionerende ambtenaren nl. Chris Pauwels en Tom Dewaele. Sinds 2014 worden zo goed als alle dossiers behandeld door Tom Dewaele, dit ter ontlasting van sanctieambtenaar en juridisch adviseur Chris Pauwels. Hierdoor kwam de eigenlijke afhandeling van de bestuurlijke verslagen en het administratief centrum voor de GAS-dossiers onder de vleugels van de preventiedienst terecht (Blinde Ezelstraat 1, 8000 Brugge). Chris Pauwels blijft echter (ook in 2015) steeds ter beschikking voor juridische en praktische zaken en fungeert als backup bij eventuele
4
langdurige afwezigheid van Tom Dewaele. De sanctieambtenaar wordt verder (administratieve) ondersteund door twee medewerkers van de preventiedienst. Voor de verplichte bemiddeling ten aanzien van minderjarige overtreders wordt eveneens beroep gedaan op de stedelijke preventiedienst. Chantal Sedeyn doet er dienst als bemiddelaar. Gelet op het beperkt aantal bemiddelingsdossiers voor minderjarigen in Brugge wordt er geen gebruik gemaakt van de arrondissementeel bemiddelaar die is aangesteld in Oostende. De dienst financiën (fiscaliteit) volgt de betalingen van de opgelegde boetes op. Zij bezorgen de sanctieambtenaren periodieke overzichten, sturen desgevallend aanmaningen en maken zo nodig dossiers voor invordering over aan een gerechtsdeurwaarder. Vanaf 2016 staat de preventiedienst zelf in voor de opmaak van de facturen en de eerste herinnering. Bij de start in 2011 verkoos het bestuur om voor dit alles voorlopig geen extra personeelsleden aan te werven en om dit te laten doen door bestaande medewerkers bovenop hun bestaande takenpakketten. Dat is ook in 2015 zo gebleven, vandaar de gespreide verdeling van de taken over verschillende medewerkers.
1.3. Nieuwe GAS-Wet1 Na moeizame voorbereidingen en onder soms felle kritiek uit diverse hoeken (o.a. op de verlaging van de leeftijdsdrempel, het doorschieten van het GAS-systeem in sommige gemeenten, …) raakte de reeds in 2011 aangekondigde wijziging van de federale GAS-wetgeving in de loop van 2013 eindelijk rond: de artikelen 119bis en 119ter van de Nieuwe Gemeentewet werden vervangen door de Wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (B.S. 1 juli 2013). De nieuwe regeling ging pas effectief in voege vanaf 1 januari 2014. Elke stad of gemeente is vrij te ‘kiezen’ of zij hun reglementen aanpassen/uitbreiden cfr. de mogelijkheden van de nieuwe wet. Zo heeft de stad Brugge er voor gekozen om het toepassingsgebied niet uit te breiden en de bedragen van de maximumboetes niet te verhogen. Het blijft dus in Brugge zo dat GAS-boetes slechts worden opgelegd aan minderjarigen vanaf 16 jaar en niet aan 14-jarigen zoals de nieuwe wet mogelijk maakt en ook de max. bedragen voor minderjarigen en meerderjarigen blijven resp. op 175 en 250 euro. Ook de gemeenschapsdienst werd in het Brugse kaderreglement niet toegevoegd als ‘alternatieve sanctie’ voor de geldboetes. Een niet onbelangrijk accent in de nieuwe wetgeving is dat een positieve bemiddeling (bij minderjarigen) niet langer aanleiding kan geven tot een geldboete. Voor deze nieuwe wet kon de sanctionerend ambtenaar daar alsnog voor opteren. De sanctionerend ambtenaren van de stad Brugge hebben dit echter nooit gedaan. Verder verplicht de nieuwe wet de steden en gemeenten om afgehandelde dossiers gedurende een periode van 5 jaar bij te houden in een sanctieregister. Dat kan helpen bij het nazicht van de betaling van de boete en in functie van eventuele herhaling, maar kan de minister van Binnenlandse Zaken wellicht ook helpen om een globaal zicht te krijgen over de toepassing van GAS in de steden en gemeenten en daarover verantwoording af te leggen in het parlement, iets wat om de twee jaar zal moeten gebeuren.
1
In 2013 door parlement goedgekeurd, doch pas vanaf 1 januari 2014 in voege.
5
Tot slot verplichte de nieuwe GAS-wet, de sanctionerend ambtenaren tot het volgen van een 2-daagse opleiding (nl. een module strafrecht en een module conflictbeheersing). Deze opleiding diende te worden gevolgd voor 1 januari 2016. Zowel Chris Pauwels als Tom Dewaele hebben deze opleiding gevolgd in de door de wet opgelegde periode.
6
2. GAS-VASTSTELLINGEN 2015
2.1. Totaal en spreiding over jaar Tussen 1 januari 2015 en 31 december 2015 ontvingen de sanctieambtenaren in totaal 360 bestuurlijke verslagen van vaststellingen van GAS-inbreuken. Ze waren als volgt over het jaar gespreid:
Aantal BV'en per maand 56
60 50 37
40 30
25
25
26
30
27
26
33 27
23
24
Jul
Aug Sep Okt Nov Dec
20 10 0 Jan Feb Maa Apr Mei Jun
In het voorgaande jaar 2014 waren er in totaal 321 vaststellingen. Voor 2015 waren dat er dus een 40-tal meer. De stijging situeert zich, zoals we hierna zullen zien, voor een belangrijk deel bij de wildplasdossiers. De ‘kalmste’ maanden waren juli en augustus (23 en resp. 24 vaststellingen), de ‘drukste’ maand was oktober met 56 vaststellingen. Ook september piekte met 37 vaststellingen.
2.2. Verdeling soorten inbreuken De 360 bestuurlijke verslagen betroffen de volgende specifieke soorten inbreuken:
Verdeling naar soort inbreuk 4
aanklampen afval hondenpoep
136
onkruid 203
ophaling afvalstoffen voederen 4 42
7
wildplassen
7
• Wildplassen – Er waren 203 bestuurlijke verslagen (56%) inzake wildplassen. In vergelijking met 2014 (48%) kunnen we hier spreken van een stijging van het aantal vaststellingen, die procentueel gezien zelfs hoger ligt dan alle voorbije jaren. • Afval – Van niet-reglementair achterlaten van afval waren er 136 bestuurlijke verslagen (38%). Hier gaat het om feiten zoals het niet-respecteren van de afvalkalender en/of de gescheiden ophalingen, het oneigenlijk gebruik van de openbare afvalmanden door er huishoudelijk afval in te steken of zakken met vuilnis naast te gaan zetten, het dumpen van huishoudelijk afval aan glascontainers, het zomaar ergens aan de kant achterlaten van vuilnis, klein zwerfvuil en dergelijke. In 2014 hadden we voor deze categorie een gelijkaardig aantal dossiers nl. 139 (goed voor een aandeel van 43,3%). De daling die reeds in 2013 werd ingezet, blijft dus gecontinueerd. • Hondenpoep – In 2015 betroffen 4 bestuurlijke verslagen (1%) het niet-opruimen van hondenpoep en/of het niet bijhebben van een zakje daarvoor. In 2013 en 2014 waren er dat nog respectievelijk 11 en 10 dus is er ook hier een daling vast te stellen al moet er worden opgemerkt dat het over de jaren heen over een beperkt aantal vaststellingen gaat. Wellicht heeft de objectieve pakkans (vaststelling op heterdaad) hier één en ander mee te maken. • Netheid voetpad – Er werden in 2015 7 bestuurlijke verslagen m.b.t. onkruid gemaakt. Vooraleer het echter tot een bestuurlijk verslag komt krijgen de betrokkenen via de stedelijke preventiedienst één of meer uitdrukkelijke verzoeken om het voetpad of de straatgoot proper te maken. Net zoals in 2014 werd ook in 2015 zwaar op het onkruidverhaal ingezet door onder andere de gemeenschapswachten. In het overgrote deel doen de sensibiliseringskaarten dus voortreffelijk hun werk daar er slechts 7 bestuurlijke verslagen dienden te worden opgesteld. In 2014 werden geen bestuurlijke verslagen voor onkruid opgesteld. • Sluikverbranding – In 2015 waren er geen vaststellingen van sluikverbrandingen. In 2014 waren er 3 dossiers en in 2013 2. De problematiek van sluikverbranding blijft en blijkt dus eerder marginaal over de jaren heen. • Voederen van dieren op openbaar domein – In 2015 waren er 4 vaststellingen (1%) m.b.t. het voederen van dieren op het openbaar domein. In 2014 8 en in 2013 waren er nog 17 bestuurlijke verslagen. In 2013 kon dit echter toegeschreven worden aan enkele hardleerse overtreders. • Aanklampen, ronselen, ongevraagd aanspreken van voorbijgangers aan horecazaken – Het is (medewerkers van) handelszaken verboden mensen/passanten ongevraagd aan te spreken om ze naar de zaak te lokken. Sinds 2014 stak het fenomeen weer de kop op en er werden dan ook 5 bestuurlijke verslagen (1,6%) opgesteld. Ook in 2015 waren er opnieuw 4 bestuurlijke verslagen (1%). Het aantal vaststellingen is echter niet representatief voor het probleem. In de bestuurlijke verslagen is er vaak sprake van meerdere inbreuken op een kleine tijdspanne en het vergt gerichte controles om hierop toe te zien. • Ophaling afvalstoffen – Net zoals in 2014 waren er ook in 2015 2 (1%) vaststellingen betreffende de ophaling van afvalstoffen waarbij particuliere bedrijven en privé-instellingen bepaalde onderdelen van de selectieve inzameling van huishoudelijke en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen op het grondgebied van Brugge uitvoeren zonder te voldoen aan de wettelijke bepalingen en zonder te beschikken over een schriftelijke toelating van het college van burgemeester en schepenen.
8
2
Een visuele voorstelling van de cijfers 2011 tot 2015 : 250
200
150 2011 2012
100
2013 2014
50
2015 0
Uit bovenstaande grafiek valt duidelijk de dalende trend afvaldossiers op, idem voor hondenpoep en voederen van dieren. Het wildplassen daarentegen kent een eerder stijgende trend.
2.3. Verdeling vaststellingen politie c.q. gemeenteambtenaren Van alle bestuurlijke verslagen samen kwamen er 138 (38,33%) van de gemachtigde vaststellers van de dienst leefmilieu, 199 (55,28%) van de lokale politie en 23 (6,39%) van de spoorwegpolitie.
Aantal 23; 7% 138; 38%
199; 55%
Gemeentelijke ambtenaren Lokale politie Spoorwegpolitie
2
Opmerking: 2011 was geen volledig jaar, er werd maar gestart met GAS-boetes vanaf 1 juni
9
In vergelijking met 2014 is het aandeel vaststellingen door de gemachtigde medewerkers van de dienst leefmilieu nagenoeg gelijk gebleven. In absolute aantallen werden er meer vaststellingen (14 meer t.o.v. 2014) gedaan door de gemeentelijke vaststellers. Traditiegetrouw is het gros van de vaststellingen afvalgerelateerd (87,7%). De lokale politie stelde in 2015 199 inbreuken vast, goed voor een aandeel van 55,28% van alle vaststellingen. Ook bij de lokale politie wordt een stijgende vaststellingsactiviteit waargenomen (2014: 163 vaststellingen). Doorgaans gaat het om wildplasfeiten (89,9%). Bij de vaststellingsactiviteit van de spoorwegpolitie is terug een daling vast te stellen nl. 23 vaststellingen, goed voor een aandeel van 6,39% (in 2014: 34 vaststellingen). Ook hier gaat het doorgaans om wildplasfeiten (91%).
2.4. Herkomst overtreders Alle bestuurlijke verslagen in acht genomen (ook diegene waarvoor geen boete werd opgelegd of ‘geseponeerd’ werden) kan volgende verdeling worden gemaakt of vastgesteld naar herkomst van de overtreders: 63% Bruggelingen (vorig jaar 59,1%) 35% Belgische inwoners maar niet woonachtig in Brugge (30% vorig jaar) 2% Buitenlanders (Frankrijk, Nederland, Canada en het Verenigd Koninkrijk) (vorig jaar 1%)
brugge elders (B) elders (CA)
125; 35%
elders (FR) elders (NL) 227; 63%
elders (UK) onbekend (leeg)
2.5. Aandeel minderjarigen Een sanctieprocedure met verplicht bemiddelingsluik kán worden aangevat tegen minderjarigen vanaf de leeftijd van zestien jaar. De vaststellers maken evenwel voor eenieder die een overtreding begaat een bestuurlijk verslag op dat aan de sanctionerend ambtenaar wordt overgemaakt. Het is aan deze laatste om na te gaan wat er concreet met de vaststelling kan of moet gebeuren.
10
3; 1% 12; 3%
25; 7%
ME MI MI<16 RP 320; 89%
Aldus waren er 3 bestuurlijke verslagen (1%) op naam van een minderjarige jonger dan zestien en 12 bestuurlijke verslagen (3%) op naam van een minderjarige van zestien of zeventien jaar. Zoals we hierna nog zullen zien in onderdeel 3, werden de vaststellingen jegens de <16-jarigen sowieso geseponeerd met enkel een brief ter info aan de ouders. In 2015 gebeurde dit driemaal. Alle feiten gepleegd door minderjarigen (ook de < 16 jarigen) betroffen wildplasfeiten. De officiële procedure met het verplichte bemiddelingsluik is slechts gehanteerd tegen 8 wildplassende minderjarigen tijdens het uitgaan. Reden: 3 minderjarigen jonger dan 16 jaar kregen een waarschuwing en 4 bestuurlijke verslagen werden onmiddellijk ‘geseponeerd’ (3 wegens te laat bij SA en 1 omdat betrokkene zelf heeft opgekuist). Op de 8 bemiddelingsvoorstellen t.a.v. minderjarigen, gingen er slechts 3 minderjarigen ook effectief op in. De overige verkozen de geldboete. In 2014 werden alle bemiddelingen die werden opgestart ook positief afgerond. (zie ook 5. Bemiddeling in dossiers minderjarigen)
11
3. ONDERNOMEN ACTIES OP BASIS VAN DE BESTUURLIJKE VERSLAGEN
3.1. Seponeringen Er werden 27 bestuurlijke verslagen (7,5% van de dossiers in 2015) door de sanctieambtenaren onmiddellijk zonder gevolg geklasseerd omdat een verdere procedure ermee om een of andere reden niet mogelijk was of ernstig bediscussieerbaar zou zijn. In 2014 bedroeg dit percentage nagenoeg evenveel namelijk 6,9%. In geen enkel van de 27 gevallen betrof het minderjarige onder de drempelleeftijd van 16 jaar (in 2015: 3 <16 jarigen). Zij kregen een waarschuwing. Er werd in die gevallen wel telkens een brief aan de ouders gestuurd om het voorval te melden, met een kopie van het bestuurlijk verslag en met het verzoek om zoon of dochter toch mee duidelijk te maken dat hij of zij, ook jonger dan zestien en ook zonder boete, niet mag wildplassen. Verder kregen ook nog 3 meerderjarigen onmiddellijk een waarschuwing zonder dat de procedure werd opgestart. De redenen voor het onmiddellijk zonder gevolg klasseren, van de bovengenoemde 25 bestuurlijke verslagen, waren de volgende:
de dader was compleet onbekend of niet traceerbaar om de verplichte aanschrijvingen te kunnen doen (=> 8 BV’en); er werd een document met naam en/of adres gevonden in afval, doch dat was naar alle waarschijnlijkheid of zelfs met zekerheid niet de persoon die het afval daar effectief gaan deponeren is; wie wel was onbekend of niet sterk genoeg bewijsbaar (=> geen in 2015); het was betwistbaar of het vastgestelde feit wel als een echte inbreuk op het reglement te beschouwen was, in het algemeen of in de concrete omstandigheden van het geval (=> 5 BV’en); bestuurlijk verslag te laat overgemaakt aan sanctionerend ambtenaar (=> 11 BV’en) de persoon die de inbreuk beging was overleden voor de eerste kennisgeving (=> 1 BV) de overlast of schade werd reeds teniet gedaan onmiddellijk na de vaststelling (bv. opkuisen afval of urine, …) (=> 1 BV)
Deze bestuurlijke verslagen komen zoals alle andere in het opvolgingsprogramma en krijgen een dossiernummer. Tot slot kan nog worden meegedeeld dat er 20 BV’en wildplassen en 7 BV’en afval onmiddellijk werden ‘geseponeerd’ of onmiddellijk zonder gevolg werden geklasseerd.
3.2. Bijzondere groep dossiers met enkel waarschuwing bij eerste vaststelling Ten aanzien van schooljongeren van zestien en meer die in/aan het station zwerfvuil (drankblikje, kleine verpakking, kauwgum, …) achterlieten, is in 2015 de praktijk aangehouden die in 2012 werd ontwikkeld. In de meeste gevallen blijkt namelijk uit het bestuurlijk verslag dat de betrokkenen na aangesproken geweest te zijn door de spoorwegpolitie het afval toch nog in een vuilnismand wierpen. Een procedure tegen een minderjarige van zestien of zeventien behelst kennisgeving aan het parket, de ambtshalve toewijzing van een advocaat door de stafhouder en een bemiddelingsprocedure. In 2012 werd de keuze gemaakt om het bij een eerste dergelijk feit bij een waarschuwing te houden, met uitdrukkelijke verwittiging dat er bij een gebeurlijke nieuwe vaststelling van achterlaten van zwerfvuil wél een
12
formele sanctieprocedure opgestart zal worden. Ook aan de ouders gaat in die zin een brief, met kopie van het bestuurlijk verslag. In 2015 werden echter geen vaststellingen afval/zwerfvuil t.a.v. minderjarigen gedaan. In 2014 waren dat slechts 3 bestuurlijke verslagen; in 2013 waren dat er nog 20 en in 2012 telden we er 50! Wellicht kan één en ander worden toegeschreven aan de vaststellingsactiviteiten van de spoorwegpolitie op vlak van afval.
3.3. Voor beboeting opgestarte dossiers Voor 327 vaststellingen (90,83% van de ontvangen bestuurlijke verslagen) werd de beboetingsprocedure effectief opgestart. In 2013 was dit het geval voor 81,9% van de ontvangen bestuurlijke verslagen. In 2012 voor 74%. Deze evolutie lijkt erop te wijzen dat de opmaak van de vaststellingen en/of het overmaken ervan aan de sanctionerend ambtenaren doorheen de jaren iets doordachter gebeuren en dat er al een eerste ‘filtering’ gebeurd door de vaststellers zelf. (bv. geen aanwijsbare dader = geen bestuurlijk verslag) 100% 90% 80%
93,10%
90,83%
2014
2015
81,90% 74%
70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 2012
2013
13
4. AANSCHRIJVING EN MOGELIJKHEID TOT VERWEER
4.1. Eerste aanschrijving betrokkenen Na ontvangst van het bestuurlijk verslag vanwege de vaststeller, dient de sanctieambtenaar een eerste aangetekende brief naar de (vermoedelijke) overtreder te sturen, waarin hij of zij in kennis wordt gesteld van het bestuurlijk verslag, van de gestarte procedure tot het opleggen van een administratieve geldboete en van de mogelijkheden tot verweer. Bij de eerste aanschrijving wordt ook een folder met korte uitleg over het GAS-systeem gevoegd. Wanneer de aangetekende brief door de post teruggestuurd wordt wegens niet afgehaald door de bestemmeling – wat zich vrij regelmatig voordoet, bewust of uit vergetelheid – wordt, na controle van het adres, de kennisgeving per gewone post opnieuw verstuurd.
4.2. Mogelijkheid tot verweer Binnen de vijftien dagen kan men op de eerste aanschrijving reageren, een schriftelijk verweer indienen en/of vragen om zich mondeling te komen verdedigen. Volgens de wetgeving dient een schriftelijk verweer bij aangetekende brief ingediend te worden en moeten we een mondelinge verdediging strikt genomen enkel toestaan als een boete wordt overwogen van meer dan 70 euro (tot 2014 was dit nog voor een boete hoger dan 62,5 euro). Echter, in Brugge wordt dit vrij soepel gehanteerd, t.t.z. om het even welke vorm van reactie (gewone brief, een e-mail, een telefonische reactie, op eigen initiatief informeel langskomen bij de sanctieambtenaar, …) wordt meegenomen in de verdere beoordeling. Bedoeling is de verweermogelijkheden zo voor iedereen maximaal mogelijk te maken, zonder formalistische drempels. Om dezelfde reden wordt ook met de termijn van vijftien dagen niet té strikt omgegaan. Vooral als de verweertermijn geheel of gedeeltelijk binnen een verlofperiode valt (krokus, Pasen, juli-augustus, herfst, kerst-nieuwjaar) wordt er rekening mee gehouden dat de betrokkenen op reis kunnen zijn. We wachten dan tot een viertal weken na de uitreiking van de aanschrijving alvorens de eindbeslissing te nemen en te versturen.
4.3. Verweerpraktijk 2015 Ook in 2015 werd in eerder beperkte mate van de mogelijkheid tot reageren/verweer gebruik gemaakt: op de 327 opgestarte – en dus aangeschrevenen – dossiers, reageerden er 52 (ofwel 14,44%). In 2014 was dat 13,7%, in 2013 was dat nog 28,2% en in 2012 ging het om 18,8%. Het verweer wordt in 63,46% aangewend voor vaststellingen m.b.t. afval en in 23,08% m.b.t. vaststellingen wildplassen. De overige verweeracties betreffen vaststellingen over onkruid (9,62%), ophaling van afvalstoffen zonder vergunning (1,92%) en voederen van wilde dieren (1,92%). In 24 (oftewel 46,15%) van de 52 dossiers die verweer aantekenden, werd uiteindelijk geen boete opgelegd. In enkele omdat de uitleg voldoende ‘verschoningsgrond’ is, maar doorgaans omdat de feiten
14
niet voldoende als bewezen kunnen worden geacht. De verweerder krijgt dan zogenaamd ‘het voordeel van de twijfel’. De reacties die binnenkomen betreffen doorgaans een erkenning van de inbreuk en/of verontschuldiging. In een aantal gevallen gaat het eveneens om een erkenning van de overtreding met duiding van speciale omstandigheden of er worden elementen aangehaald – veelal m.b.t. afval – waarbij men de verantwoordelijkheid van zich af schuift. Slechts een beperkt aantal keren betreft het iemand die de feitelijke vaststelling op zich ontkent of zijn er boze reacties.
15
5. BEMIDDELING IN DOSSIERS MINDERJARIGEN
5.1. Principe Ten aanzien van minderjarige overtreders tussen de 16 en 18 jaar is het aanbieden van een bemiddeling verplicht. De minderjarige is natuurlijk niet verplicht om effectief op dat aanbod in te gaan. De ouders moeten bij de procedure betrokken worden en dus krijgen naast de minderjarige ook (elk van de) ouders een aangetekend schrijven. Tevens wordt de stafhouder van de balie in kennis gesteld, in functie van de aanstelling van een advocaat voor de minderjarige. Ook de afdeling jeugd van het parket moet op de hoogte gebracht worden van een GAS-inbreuk door een minderjarige. Tenslotte wordt ook de bemiddelingsdienst – hier de stedelijke preventiedienst – van de stad Brugge aangeschreven met de aankondiging van een mogelijke kandidaat voor de bemiddeling inzake een GAS-inbreuk. In de eerste aanschrijving van de minderjarige en zijn/haar ouders wordt gevraagd om binnen de vijftien dagen (d.i. de verweertermijn) te laten weten of men bereid is om op het bemiddelingsaanbod in te gaan.
5.2. Bemiddelingspraktijk 2015 Zoals hierboven reeds kort aangehaald waren er in 2015 12 dossiers met een minderjarige overtreder. Daarvan kregen 8 minderjarigen (en hun ouders) het aanbod om op de bemiddeling in te gaan. 4 dossiers of bestuurlijke verslagen werden onmiddellijk zonder gevolg geklasseerd, een aanbod tot bemiddeling aan deze minderjarigen was bijgevolg niet nodig. Van die 8 minderjarigen die bemiddeling kregen aangeboden gingen er slechts 3 minderjarigen op het aanbod in. 3 minderjarigen lieten niets van zich horen en 2 tekenden verweer aan tegen de vaststelling. De 3 minderjarigen die op het bemiddelingsaanbod ingingen, brachten dit ook tot een goed einde. Er werd bijgevolg geen boete meer opgelegd. Per uitzondering, wordt er ook op uitdrukkelijke vraag van meerderjarige overtreders een bemiddelingsprocedure gestart. Doorgaans betreft het meerderjarigen die er financieel slecht voorstaan. Geval per geval wordt vervolgens gekeken of een bemiddeling kan worden toegestaan. In 2015 werden echter geen dergelijke vragen gesteld of bemiddeling voor meerderjarigen toegestaan. Zowel voor minder- als meerderjarigen verloopt de bemiddelingsprocedure als volgt: de preventiedienst organiseert en modereert voor elk van hen een gesprek met de dienst leefmilieu. In onderling overleg en akkoord, worden de minderjarigen/meerderjarigen elk gedurende een halve dag ingeschakeld in de stadsreiniging. Voor de inwerkingtreding van de nieuwe GAS-wet kon de sanctionerend na een positieve bemiddeling alsnog opteren om een boete op te leggen. Dit werd in Brugge echter nooit gedaan. Sinds de inwerkingtreding van de nieuwe wet op 1 januari 2014, kan een positieve bemiddeling nooit meer aanleiding geven tot het alsnog opleggen van een geldboete.
16
6. BESLISSINGEN
6.1. Doorlooptijd Het was de bedoeling van de wetgever dat de gemeenten met de administratieve geldboetes kort op de bal zouden kunnen spelen. Tussen het moment van de inbreuk en het opleggen van de sanctie mag geen (te) lange periode liggen. In dat licht werd een verjaringstermijn ingesteld van uiterlijk zes maanden waarbinnen de eindbeslissing aan de overtreder moet worden meegedeeld. In geval dat er een bemiddeling is, bedraagt de verjaringstermijn 12 maanden (zowel bij meer- als minderjarigen) De concrete doorlooptijd van een dossier kan van meerdere factoren afhangen: de snelheid waarmee het bestuurlijk verslag aan de sanctieambtenaar wordt overgemaakt de vlotheid waarmee de eerste aanschrijving naar de betrokkene kan vertrekken en/of bij hem/haar uitgereikt raakt (onduidelijkheid over actueel adres, aangetekende brief niet afgehaald, …) eventueel nader onderzoek van ingediende verweerelementen het bemiddelingsluik. In 2015 bedroeg de gemiddelde doorlooptijd van een dossier 53 dagen (in 2014 was dat 46 dagen). Over het algemeen werden de meeste eindbeslissingen verstuurd binnen 2 maand na de datum van e vaststelling of dus binnen de 61 dagen, nl. 72,5%. (6,1% binnen de maand en 66,4% in de 2 maand na vaststelling). Dit komt overeen met het hierboven beschreven feit dat er binnen de stad Brugge rekening gehouden wordt met een soepele termijn van verweer, waarbij er in vakantieperiodes tot 4 weken gewacht wordt alvorens de eindbeslissing op te maken. e Verder werd 25,3% van de eindebeslissingen verstuurd in de 3 maand na datum van vaststelling en e slechts 1,7% in de 4 maand na de datum van vaststelling. Ook in geval van dossiers met een bemiddelingsvoorstel, werden de beslissingen binnen de 4 maanden verstuurd.
6.2. Aantal dossiers eindigend met effectieve geldboete We meldden reeds in onderdeel 3 dat 27 bestuurlijke verslagen om een aantal redenen ‘geseponeerd’ of zonder gevolg geklasseerd werden. Daarnaast werden nog 6 dossiers onmiddellijk afgehandeld met een waarschuwing. In 327 dossiers werd dus de procedure opgestart en werd een kennisgeving en beslissing aan de overtreders verstuurd. 28 (of 8,57%) van de opgestarte dossiers werden zonder geldboete afgesloten. Redenen daarvoor waren: Men kon aantonen dat men niet de werkelijke dader van de inbreuk was; Men bracht elementen aan die, in combinatie met een niet spijkerharde vaststelling op het moment zelf van de inbreuk, de sanctieambtenaar ertoe noopten om betrokkene het voordeel van de twijfel te geven; Er bleken nog andere redenen of omstandigheden om op basis van het overgemaakte verweer geen boete (meer) op te leggen; Er was een geslaagde bemiddeling. In 299 dossiers (of 91,43%) van de daadwerkelijk opgestarte procedures, kreeg de betrokkene als eindbeslissing een effectieve geldboete opgelegd. Ten opzichte van alle dossiers van het werkingsjaar 2015 betreft het 83,1%, waarmee de effectieve beboetingsratio op hetzelfde niveau ligt als vorig jaar nl. 83,4%
17
en hoger ligt als in 2013 en 2012. De percentages bedroegen toen resp. 65,6% en 66,6%. Opnieuw zou dit kunnen gewijd worden aan het lagere aantal ‘seponeringen’, wat op zijn beurt zou kunnen verklaard worden door gerichtere vaststellingen vanwege de vaststellers. Hieronder wordt de verdeling van deze dossiers weergegeven naar inbreuk:
160
150
140 120 100 80 54
60
34
40
23
18 16
20
5
3
1
4
15 1
5
10
0 25 aanklampen
afval
40 hondenpoep
50
80
onkruid
90
100
130
ophaling afvalstoffen
geen
voederen
nvt
(leeg)
wildplassen
(leeg)
6.3. Totaalbedrag opgelegde boetes De 299 dossiers met effectieve geldboete van 2015 gaven aanleiding tot een totaal boetebedrag van 23.305 euro. In 2014 bedroeg het totale bedrag 19.530 euro, in 2013 was dat nog 15.095 euro en in 2012 zo’n 21.385 euro.
6.4. Toegepaste boetebedragen Binnen de wettelijke limiet van maximum 250 euro – 125 euro voor minderjarigen – is de concrete boete voor elk individueel geval proportioneel te bepalen, in functie van de zwaarte van de feiten die haar verantwoorden en in functie van eventuele herhaling. Het stedelijk kaderreglement (artikel 4) vraagt dat de sanctieambtenaar voor die proportionaliteit rekening houdt met enerzijds de objectieve ernst van de inbreuk (aard, omvang, duur, rechtstreeks of onrechtstreeks veroorzaakte schade of overlast) en anderzijds met de verwijtbaarheid aan de betrokkene (verzachtende of integendeel verzwarende omstandigheden, eventuele herhaling). Er is dan ook geen vooraf onveranderlijk vastgelegde tarieflijst voor elk soort inbreuk. Er wordt gewerkt met een aantal richtbedragen en in elk dossier wordt bekeken of dat in de gegeven omstandigheden een adequaat en te verantwoorden bedrag is, dan wel of er redenen zijn om in het individuele geval een hogere of een lagere boete te geven.
18
M.b.t. de inbreuk wildplassen werd in 175 dossiers een geldboete opgelegd. De hoofdmoot daarvan bedroeg 80 euro. In een aantal gevallen werden verzachtende of verzwarende omstandigheden in rekening gebracht, wat resulteerde in een resp. lagere of hogere geldboete of geen boete.
200 150 150 100 50 5
1
18
23
5
1
0 40 Inzake afval werd in 2015 in 111 van de opgestarte procedures een geldboete opgelegd. Deze hingen af van de omvang, plaats, tijdstip en eventuele andere bijzondere elementen (losse rommel, reglementaire of niet-reglementaire zak, langs normaal ophaaltraject, aan een vuilnisbak, naast een glascontainer, zomaar ergens, enz.). In functie daarvan varieerden de boetebedragen van 25 tot 130 euro, met als overgrote meerderheid een geldboete van 50 euro.
60
Naast de GAS inbreuken m.b.t. afval, zijn er ook nog de inbreuken betreffende de niet-reglementaire ophaling van afvalstoffen. In 2014 werden daar 2 effectieve geldboetes voor opgelegd, telkens ter waarde van 80 euro.
1,5
Betreffende de 4 dossiers voederen van dieren werden in 2015 tweemaal 50 euro opgelegd en eenmaal 80 (een verhoging wegens recidive). Daarnaast werd voor 1 inbreuk geen boete opgelegd.
80
90
100 130 geen nvt
54
50 40
34
30 16
20 10
15
10
4
3
0 25
50
80
100 130 geen nvt
1
1
130
geen
1 0,5 0
3 2 2 1
1
80
geen
1 0 50
In 2015 werden in totaal 4 boetes opgelegd in dossiers betreffende het ongevraagd aanspreken/aanklampen van mensen/toeristen. Dit ligt in de lijn van vorig jaar (2014) toen er 5 dossiers aanklampen waren. Vanwege de ernst van de problematiek, de overlast die het voor betrokkenen met zich meebrengt, de hardnekkigheid ervan en het feit dat de vaststellingen slechts het uiterste topje van de ijsberg zijn, werd besloten tegen dergelijke inbreuken streng op te treden. De geldboetes voor een eerste dergelijke inbreuk situeren zich dan ook rond de 130 euro. In geval van recidive (geen
5 4 4 3 2 1 0 130
19
dergelijke vaststellingen in 2015) staan boetes van 200 euro voorop. Het niet opruimen van hondenpoep leverde ook in 2015 telkens een boete van 50 euro op.
5
4
0 50 Het niet verwijderen van onkruid werd beperkt gesanctioneerd in 2015. Slechts in 1 dossier werd een boete van 80 euro opgelegd. In de andere dossiers waren er (al dan niet na verweer) elementen aanwezig waardoor een boete niet (meer) opportuun werd geacht (bv. alsnog opkuisen, een kluwen van mede-eigenaarschap, niet eerder zijn aangeschreven cfr. vooropgestelde procedure, enz.).
6
5
4 2
1
1
0 80
geen
nvt
Over het geheel van de dossiers 2015 kwamen zo de volgende concrete boetebedragen voor : 200
186
180 160 140 120 100 80
60
60 40 20
3
5
25
40
22
22
27
100
130
geen
34
1
0 50
80
90
nvt
20
7. BEROEPSMOGELIJKHEID
7.1. Wettelijke regeling Indien de overtreder zich niet kan vinden in de beslissing van de sanctieambtenaar tot het opleggen van een geldboete, kan binnen een termijn van één maand vanaf de kennisgeving van de beslissing een beroep instellen bij de politierechtbank. In dossiers met minderjarigen dient de minderjarige en/of zijn ouders zich voor dergelijk beroep te wenden tot de jeugdrechtbank.
7.2. Tot nu toe nog steeds geen beroepen Over dit onderdeel kunnen we nog altijd even kort zijn: tot op datum van het afsluiten van dit jaarverslag is geen enkel bericht ontvangen van enig beroep bij politie- of jeugdrechtbank.
21
8. BETALING VAN DE OPGELEGDE BOETES
8.1. Wettelijke regeling en praktische organisatie De opgelegde administratieve geldboete is te betalen binnen een termijn van één maand vanaf het verstrijken van de beroepstermijn. Dat geeft de overtreders hiervoor dus een termijn van twee maanden vanaf de kennisgeving van de beslissing van de sanctieambtenaar. Bij de kennisgeving van de beslissing zit een overschrijvingsformulier met alle gegevens om de betaling te kunnen doen. Wie dat wil, kan de geldboete eventueel ook cash komen betalen in de stadskas. De dienst financiën (fiscaliteit) volgt de betalingen van de opgelegde boetes op en bezorgen de sanctieambtenaar periodieke overzichten, sturen desgevallend aanmaningen en maken zo nodig dossiers voor invordering over aan een gerechtsdeurwaarder.
8.2. Concrete inningen 2015 (gedeeltelijke stand) De stand van zaken omtrent de betalingen is actueel tot op 31-03-2016. . Van de 299 dossiers waarin een effectieve geldboete werd opgelegd, waren er op 31-03-2016 reeds 253 effectief ontvangen. Daarvan waren er 58 na aanmaning en dus 195 spontaan binnen de vooropgestelde betalingstermijn. Op 31 maart 2016 was nog niet voor alle opgelegde boetes de betalingstermijn van twee maanden verstreken. De genoemde cijfers zijn bijgevolg onvolledig qua betalingsgedrag, wel qua opgelegde boetes en/of beslissingen.
22
9. ANDERE ADMINISTRATIEVE SANCTIES, OPGELEGD DOOR HET COLLEGE
9.1. Mogelijkheid Buiten een administratieve geldboete kan men in gemeentelijke reglementen en verordeningen eveneens als GAS-sanctie opnemen: de administratieve schorsing of intrekking van een door het gemeentebestuur verleende toestemming of vergunning, of de tijdelijke of definitieve administratieve sluiting van een inrichting (artikel 4 §1 GAS-Wet). Deze andere GAS-sancties worden niet opgelegd door de sanctionerend ambtenaar, maar door het college van burgemeester en schepenen, na de betrokkene eerst een waarschuwing te hebben gegeven. De stad Brugge voorziet in een schorsing of desgevallend intrekking van een vergunning/toelating bij wijze van GAS-sanctie als mogelijkheid opgenomen in het algemeen reglement inzake afval en openbare netheid (art. 26 en 50), in de ‘koetsenverordening’ (art. 44-46) en in de ‘bootjesverordening’ (art. 40-42). Een tijdelijke sluiting van de inrichting bij wijze van GAS-sanctie werd bepaald in de politieverordening van 25 maart 2008 betreffende de nachtelijke verkoop van alcoholhoudende dranken in de periode meiseptember (art. 3). Kanttekening hierbij dat er naast de genoemde gevallen ook nog andere situaties zijn waarin bestuurlijk kan worden ingegrepen middels een schorsing, intrekking of sluiting. Doch die kaderen in specifieke hogere regelgeving (bijvoorbeeld markten, taxi’s, nachtwinkels, …) of in de bevoegdheden van de burgemeester tot het nemen van maatregelen ter vrijwaring van openbare orde, rust, veiligheid, gezondheid e.d. (algemeen of krachtens bijzondere reglementeringen). Zij situeren zich buiten de GAS-wetgeving.
9.2. Geen toepassingen in 2015 In 2015 diende het college van burgemeester en schepenen niet tot een schorsing, intrekking of sluiting op grond van een van de genoemde verordeningen over te gaan. Ook geen formele waarschuwingen naar aanleiding van een eerste vastgestelde inbreuk. Ook in 2014 en 2013 werd geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. Enkel in 2012 kregen 5 nachtwinkels een waarschuwingsbrief naar aanleiding van een eerste vastgestelde inbreuk op het alcoholverkoopsverbod.