Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
POLITIEACADEMIE - Lectoraat Financieel-economische Criminaliteit
Wynsen Faber
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Openbare les In verkorte vorm uitgesproken aan de Politieacademie op 18 november 2011 door drs. Wynsen Faber
Politieacademie, Lectoraat Financieel-economische Criminaliteit, Apeldoorn, 18 november 2011
Inhoudsopgave Introductie 1.
Samenleving en financieel-economische criminaliteit
9 13
2. Beïnvloedingsvraagstukken
21
3.
29
De opgave
4. Visie
37
5.
Strategie en voertuigen
51
Reflectie
59
Noten
63
Literatuur
67
Colofon
71
Introductie
Introductie
We staan op de Oijense Bovendijk onder de rook van Oss in het dorp Oijen. De uiterwaarden aan onze voeten, met daarachter een meanderende Maas. Het is ergens in de dertiger jaren van de vorige eeuw. In hoog tempo nadert ons een peloton fietsers. Als ze dichterbij komen herkenen we Kees Pellenaars en Gerrit Schulte, met vlak daarachter Jan Ceelen.1 Onze Jan (bijgenaamd ‘De Ceel’) was toentertijd een van de bekendste wielrenners uit Brabant. De Ceel kwam uit Oss en, zoals het hoort in zijn sport, wilde ook hij zowel letterlijk als figuurlijk vooruit. Een plaats op het erepodium lonkte, maar ja, hoe dat te bereiken op een aftands rijwiel? De Ceel had alles voor zijn sport over en dus zou een nieuwe fiets het begeerde doel dichterbij moeten brengen. Helaas deed zich in dat verband een kleinigheidje voor: De Ceel had geen geld. Nu was dat in de crisisjaren alom het probleem, wat menigeen aanzette tot de nodige creativiteit. ‘Out of the box-denken’ zouden we het nu noemen, en ook De Ceel was niet voor één gat te vangen. Hij sloot een ongevallenverzekering af zoals dat toen vrij eenvoudig kon, in combinatie met een abonnement op een weekblad (Hoeks & Rooijakkers, 2011). Zijn handtekening was nog maar amper droog, of er overkwam hem iets afschuwelijks: de wijsvinger van zijn linkerhand raakte afgehakt. Wat een geluk bij een ongeluk dat hij net zijn verzekering had afgesloten. De nieuwe fiets voor onze Jan kwam er (Schouten, 1938). In de tijd van onze Jan was het amputeren van ledematen om verzekeringsgelden op te strijken geen uitzondering. In de omgeving van Oss al helemaal niet, want in de vleesindustrie zat een ongeluk in een klein hoekje. Financieel-economische criminaliteit bestond in de crisisjaren voor een belangrijk deel uit verzekeringsfraude. Niet alleen amputeren was om die reden populair, maar vooral ook brandstichting. Financieeleconomische criminaliteit? Men kon destijds niet zonder.
10
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Ongetwijfeld zijn er dagen waarop uw gedachten uitgaan naar een nieuwe fiets. Zelden zal door uw hoofd spelen om daarvoor een vinger op te offeren. Het voorbeeld is nogal extreem, maar staan andere vormen van financieel-economische criminaliteit ook heel ver van ons af? Kunnen onze denkbeeldige buren zonder financieel-economische criminaliteit? En de politie? Deze vragen en hun mogelijke antwoorden vormen de rode draad in deze rede, die is opgebouwd uit vijf invalshoeken. De eerste gaat over het slachtofferschap van financieel-economische criminaliteit en hoe dat doorwerkt op de samenleving. Daaruit putten we de motivatie voor de aanpak van financieel-economische criminaliteit. In de samenleving ligt ook de ultieme toets van de resultaten van die aanpak. ‘Aan de slag’ dus, zult u daarna zeggen. Gelukkig gebeurt dat ook op allerlei terreinen en door veel partijen. Alleen lopen onder meer politie en Openbaar Ministerie tegen een aantal hardnekkige vraagstukken aan die door-werken op hun effectiviteit en vooral ook op die van anderen. Een aantal van die vraagstukken vormt de tweede invalshoek van mijn betoog. Nadat deze zijn toegelicht, komt als derde aan bod wat ons met elkaar te doen staat. Als calvinist noem ik dat ‘de opgave’ waarvoor de gemeenschappelijke bestrijding staat. Ze bestaat uit een aantal beginselen dat, gezien het slachtofferschap en de hardnekkige vraagstukken waarmee de bestrijding te kampen heeft, noodzakelijk is voor een effectieve bestrijding van financieel-economische criminaliteit in een zo vroeg mogelijk stadium. De eerste drie invalshoeken bestrijken de vraag wat financieeleconomische criminaliteit is, wat er komt kijken bij de bestrijding en wat voorwaardelijk nodig is voor de aanpak. De daaropvolgende twee laatste invalshoeken gaan over de vraag hoe als lectoraat aan de aanpak van financieel-economische criminaliteit bij te dragen;2 te beginnen met de visie en focus van het lectoraat en als afsluiting een aantal voertuigen waarvan het lectoraat zich bedient om die visie waar te maken.
Samenleving en financieeleconomische criminaliteit
1.
Samenleving en financieel-economische criminaliteit
Financieel-economische criminaliteit levert grote financiële schade op voor individu, bedrijf en overheid. Dat geldt ook voor een willekeurige diefstal, maar fraude is een bijzonder fenomeen. Fraude lijkt overal. Geen enkele sector lijkt er van vrij, of het nu om vastgoed gaat, financiële dienstverlening, kinderopvang, onderwijs, de gezondheidszorg of het declaratiegedrag van ogenschijnlijk wie dan ook. Maar wat verstaan we onder financieel-economische criminaliteit en wat merkt de samenleving daarvan?
Wat is financieel-economische criminaliteit? De motieven van daders van marktplaatsfraude, creditcardfraude, hypotheekfraude, witwassen, skimmen, phishen etc. bestaan weliswaar uit financieel gewin, maar dat geldt ook voor diefstal, drugshandel of heling. En toch noemen we die vormen geen financieel-economische criminaliteit.3 Niet het financiële motief is bepalend voor financieel-economische criminaliteit, maar de aard van de onrechtmatige handeling en het object waarop die is gericht. Fraude waarbij een ander zonder uw medeweten met uw creditcardgegevens leuke spullen voor zichzelf koopt, behoort om drie redenen tot financieel-economische criminaliteit. In de eerste plaats omdat de zakelijke of ‘economische’ (rechtsverhouding) tussen u en uw creditcardprovider in het geding is. In de tweede plaats omdat die verhouding op geld kan worden gewaardeerd, en in de derde plaats omdat die verhouding door middel van misleiding wordt gemanipuleerd. Financieel-economische criminaliteit is samengevat: ‘het misleidende of onrechtmatig gebruik van een op geld waardeerbaar aspect binnen of in relatie tot een zakelijke aangelegenheid’. Oplichting, bedrog, bankbreuk, phishing, skimmen, hypotheekfraude, creditcardfraude etc. vallen daarmee duidelijk binnen de definitie4, in
14
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
tegenstelling tot bijvoorbeeld ‘drugshandel’, ‘heling’, diefstal5, of de ‘verkoop van schadelijke goederen. Naast de verschillende vormen van fraude rekenen we doorgaans ook het witwassen van crimineel verkregen opbrengst tot financieel-economische criminaliteit. Niet helemaal terecht, omdat het sterk afhangt van wat onder witwassen wordt verstaan en welke witwasmethode er in het geding is. Ik onderscheid drie vormen van slachtofferschap van financieel-economische criminaliteit.
Persoonlijk slachtofferschap De eerste is het zogenoemd persoonlijk slachtofferschap. Neem het geval van de Nigerianenscam die we kennen van de authentiek lijkende mails en brieven (Schoenmakers, de Vries Robbé, & van Wijk, 2009) waarin ons een groot vermogen wordt voorgespiegeld. Dankzij onze vooraf te betalen geringe bijdrage, kan een actie op touw worden gezet om geld vrij te maken (bijvoorbeeld een schat of een erfenis6), waarna wij ruimhartig zullen delen in de hoge opbrengst. Althans, zo wordt het voorgespiegeld. Na eenmaal op het aanlokkelijke aanbod te zijn ingegaan, ontrolt zich een fijnmazig script van misleiding en overtuiging dat maanden of jaren kan duren (Faber, Mostert, Faber, & Vrolijk, 2010). Het daarmee samenhangende slachtofferschap van deze vormen van financieel-economische criminaliteit is sterk gepersonaliseerd. De psychosociale gevolgen zijn vaak verstrekkend (Kunst & Dijk van, 2009). Spaartegoeden verdampen volledig of faillissementen zijn onontkoombaar. Mensen raken aan de rand van een financiële en emotionele afgrond of zijn er inmiddels in terecht gekomen. Deels hebben gevolgen ook te maken met de reacties van de omgeving nadat het criminele feit is gepleegd. Slachtoffers wordt bijvoorbeeld hebzucht verweten of dommigheid,7 waardoor men zich dubbel slachtoffer voelt: van de fraude op zich en van de reacties daarop uit de omgeving (‘post crime’ of ‘secondary’ victimisation). Philip Hunt werd slachtoffer van de op dit moment zeer actuele romance scams.8 Hij viel voor een prachtige vrouw die hij via een datingsite ontmoette. Helaas was het een uitgebreid plan om Philip op te lichten. Het kostte hem tweeëntachtigduizend pond en zijn leven. In Australië vallen per jaar meer doden als gevolg van financieel-economische criminaliteit dan door moord of doodslag.9
1.
Samenleving en financieel-economische criminaliteit
15
Institutioneel slachtofferschap Als individu worden u en ik niet zo snel slachtoffer van een verzekeringsfraude, hypotheekfraude, belastingfraude, of fraude met het Persoonsgebonden Budget. Het slachtofferschap van deze vormen van financieel-economische criminaliteit valt samen met een organisatie of een instituut. Het was de verzekeringsmaatschappij die door De Ceel werd opgelicht en niet een individuele persoon. Zo is de bank slachtoffer van een op valse gegevens verstrekte hypotheek, en de belastingdienst van een onjuiste of verzwegen opgave van inkomsten of vermogen. Ik noem dat institutioneel slachtofferschap, dat ook nog vaak voortvloeit uit persoonlijk slachtofferschap. Laten we het zogenaamde skimmen als voorbeeld nemen. In het kort komt dat er op neer dat onze pincode wordt ontfutseld op het moment dat we een betaling of geldopname doen; de bijbehorende kaartgegevens worden gekopieerd, om daarna de combinatie van beiden te misbruiken voor het plunderen van onze rekening. In eerste instantie zijn wij persoonlijk slachtoffer, maar dat slachtofferschap kan worden ‘afgewenteld’ op onze bank of creditcardorganisatie als een vorm van institutioneel gepersonaliseerd slachtofferschap.
Systemisch slachtofferschap Als derde vorm is de samenleving als geheel het slachtoffer. Bij elkaar opgeteld, raken alle vormen van financieel-economische criminaliteit de samenleving als systeem. Dit zogenaamde systemisch slachtofferschap beïnvloedt de stabiliteit van en het vertrouwen in dat systeem. De samenleving als resultante Wat wij zien als de samenleving, is de resultante van eeuwenlang op elkaar inwerkende factoren en ontwikkelingen. Die zijn elkaar opgevolgd, hebben elkaar versterkt of juist afgezwakt. Het resultaat anno vandaag kan niet meer worden gereconstrueerd uit al haar afzonderlijke bijdragen. Dat samenlevingsresultaat noemen we emergent (Goldstein, 1999). De opbrengsten afkomstig van slachtoffers zijn geassimileerd door het totale financieel-economische systeem dat er zich bovendien mede door
16
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
heeft kunnen ontwikkelen en op heeft geprepareerd. Net als de door Piet Hein veroverde zilvervloot en de winst van de slavenhandel daar ook deel van uit maken. Ook al de proactieve, preventieve en repressieve maatregelen tegen malversaties zijn toegevoegd aan de smeltkroes die de samenleving is. Daardoor beschikken samenlevingssystemen ook over ingebouwde eigenschappen om met dreigingen om te gaan (Luhmann, 1985), op dezelfde manier als ook virussen en ziekten een belangrijke bijdrage hebben geleverd aan de genetische ontwikkeling van de mens tot wat hij nu is. De resulterende robuustheid is een groot goed en zorgt er voor dat wij relatief onbezorgd kunnen deelnemen aan het financieeleconomisch verkeer.10 Gelijktijdig heeft ze ook een onvermijdelijke keerzijde: wij kunnen ons nauwelijks voorstellen dat die robuustheid kan worden aangetast. Wij persoonlijk willen ons de samenleving als ultiem slachtoffer ook niet voorstellen. Wat is immers het alternatief? Waar moeten we dan onze aankopen doen of met ons geld naar toe? Ook de overheid wil begrijpelijk de indruk vermijden van een aan te tasten financieel-economisch systeem. Tot op zekere hoogte leidt dat tot een spagaat: onrust niet willen aanwakkeren omdat ons systeem berust op vertrouwen, maar gelijktijdig wel de ‘awareness’ willen vergroten dat de rek in het systeem eindig kan zijn. Het voortbestaan van een dergelijk in evenwicht verkerende samenleving zou overigens zeer worden bedreigd als wij al in staat zouden zijn om al het misdaadgeld dat de afgelopen pakweg 25 jaar in onze economie is gepompt, er in korte tijd aan te onttrekken. De samenleving is als systeem desondanks niet immuun voor slachtofferschap van financieel-economische criminaliteit. Het is vergelijkbaar met een elastiek waarin een zekere maximale rek is ingebouwd, maar dat knapt op het moment dat de maximale uitslag wordt overschreden. De kredietcrisis heeft laten zien hoe slechte hypotheken een wereldwijd sneeuwbaleffect tot gevolg hadden dat niet met de bestaande financiële buffers kon worden opgevangen. Welk deel van deze hypotheken is verstrekt op basis van te rooskleurig voorgestelde salarisgegevens en werkgeversverklaringen? En in hoeverre kon de kredietverstrekker daarvan op de hoogte zijn? Kon een deel van deze hypotheekgevers en hypotheeknemers wellicht niet zonder hypotheekfraude?
1.
Samenleving en financieel-economische criminaliteit
17
In 1997 verscheen de Nota Integriteit Financiële sector11 waaraan onder meer de strafbaarstelling van witwassen in 2001 te danken is.12 Voor het eerst schetste deze nota het samenhangend belang van integriteit en het vertrouwen in het financiële systeem. Zonder dat vertrouwen geen welvaart, en zonder onkreukbaarheid en integere werking van dat systeem geen vertrouwen. De Triple A status van Nederland, en daarmee onze internationale handelspositie, hangt ermee samen, maar evenzeer de zekerheid waarmee u en ik rekenen op een eerlijke, oprechte en zorgvuldige behandeling in het economische en financiële verkeer. De mate waarin wordt gefraudeerd, is een belangrijke graadmeter voor het algehele normbesef van ‘goed’ en ‘kwaad’. Witwassen Naast de emergente gevolgen van persoonlijk en institutioneel slachtofferschap voor de samenleving, is witwassen het delict dat de samenleving rechtstreeks raakt. Het persoonlijk slachtofferschap van witwassen is moeilijk te definiëren, hoewel het witgewassen geld natuurlijk ook afkomstig kan zijn van de marktplaatshandelaar waardoor ik ben opgelicht. Unger et al (2006) inventariseerden achttien verschillende witwasdefinities waaraan ik voor ons doel, het duiden van slachtofferschap, nog een negentiende moet toevoegen. Onder witwassen versta ik ‘het onttrekken of in omloop brengen van uit criminaliteit verkregen geld onder de suggestie van een legale herkomst, en alle daarop gerichte activiteiten’.13 Dat kent verschillende samenlevingseffecten, zoals het scheeftrekken van bestedingen/sparen waarbij de aanvankelijke spreiding en besteding van kleinere hoeveelheden geld door de oorspronkelijke eigenaren wordt vervangen door oppotten of injecteren van grote bedragen door een enkeling. Beïnvloeding van prijs, beurskoersen en rente zijn andere voorbeelden. Door het niet afdragen van belastingen neemt de financiële druk op de rest van de samenleving toe. Crimineel geld wordt bovendien weer in criminaliteit geherinvesteerd waardoor de criminaliteitsdruk in de samenleving met tal van sociale onveiligheidseffecten toeneemt. Relatie naar commune criminaliteit Het negatieve systeemeffect van financieel-economische criminaliteit strekt zich tot slot nog veel breder uit dan tot het financieel-economisch stelsel. Georganiseerde criminaliteit gaat hand in hand met financieeleconomische criminaliteit. De klassieke crimineel als de mensenhan-
18
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
delaar, drugshandelaar of kinderpornoproducent, maar ook de moderne crimineel als een phisher of skimmer kunnen nauwelijks zonder financieel-economische criminaliteit. Het ene slachtofferschap wordt gebruikt om het andere te faciliteren. Niet zelden bedient de misdaad zich van creditcardfraude, faillissementsfraude, hypotheekfraude, valsheid in geschrifte en identiteitsfraude als steundelict (Faber, Mostert, Faber, & Vrolijk, 2010); om hun criminele winsten nog verder op te schroeven, om de herkomst van hun wederrechtelijke opbrengsten van een ogenschijnlijk legale titel te voorzien, of om zelf buiten schot te blijven voor toezichthouders en de opsporing. Zonder financieel-economische criminaliteit zijn vele andere vormen van criminaliteit onmogelijk (Kleemans, Brienen, & van de Bunt, 2002). Criminelen kunnen niet zonder financieel-economische criminaliteit. Onder- en bovenwereld De samenleving kent ook geen afgebakend hoekje of onderwereld waar de criminelen verblijven en alles ondermijnen wat ze tegen komen. Evenmin kent ze een paradijselijke tegenhanger die bovenwereld heet (Joldersma, Teeven, De Wit, Heerts, Anker, De Roon, 2008). Psychologisch is het onderscheid in een onder- en een bovenwereld die ook nog verweven zijn, desondanks zeker van belang. Ze drukt uit dat wat onkreukbaar werd gewaand (de bovenwereld bestaande uit notarissen, advocaten, accountants, beleggingsinstellingen, bouwbedrijven, en u en ik) onderdeel blijkt te zijn van minder onkreukbare activiteiten (de onderwereld), of daar zelfs hun primaire bestaan aan danken. Financieeleconomische criminaliteit beperkt zich niet tot de klassieke crimineel met een haakhand en een lapje voor één oog. Dat is ook precies waar het criminelen om te doen is: het aannemen van een werkwijze die precies lijkt op het reguliere gedrag van u en mij. Ook dat is niet nieuw, alleen zijn we ons er meer van bewust evenals van de risico’s. Als zelfs bepaalde functies en functionarissen in de samenleving niet te vertrouwen zijn, valt het systeem in elkaar. Het onderscheid helpt ons bovendien om onszelf te positioneren aan de goede kant in tegenstelling tot ‘the bad guys’. Het helpt om te vertrouwen in een goed systeem waarnaast, noodlottig genoeg, ook nog een slecht systeem bestaat. Voorstellingen van onderen bovenwereld hebben een belangrijke functie om de complexiteit van de samenleving te reduceren en hanteerbaar te maken.
Beïnvloedingsvraagstukken
2.
Beïnvloedingsvraagstukken
De verhouding van politie en OM tot slachtoffers en verschijningsvormen van financieel-economische criminaliteit is niet vrij van ambivalentie. De aanpak van witwassen kan zich inmiddels in een grote populariteit van de politie verheugen. Dat is wel eens anders geweest en dat is dus zonder meer positief. De afzonderlijke fraudevormen waaruit financieel-economische criminaliteit toch met name bestaat, krijgen minder aandacht terwijl volgens - overigens discutabele - schattingen ruim 30% van de opbrengsten van criminaliteit afkomstig is van fraude. Effectieve beïnvloeding van financieel-economische criminaliteit en fraude in het bijzonder vereist dat men zich rekenschap geeft van achterliggende duurzame factoren waardoor haar aanpak niet vanzelfsprekend is. In 2008 zijn die factoren verzameld en verwerkt in een vragenlijst naar de attitude14 ten opzichte van financieel-economische criminaliteit. In opdracht van het Finec-programma Politie is de vragenlijst in vijf politieregio’s15 en drie eenheden van de Bovenregionale Recherche twee keer afgenomen: als nulmeting en herhalingsmeting na een jaar. De meetperiode besloeg 2009 tot en met 2011 en het aantal respondenten bedroeg 895. Factoren en de globale uitslag van het attitudeonderzoek indiceren drie vraagstukken rond de aanpak van financieel-economische criminaliteit: aandacht, kennis en gedrag.
Het vraagstuk van de aandacht voor financieel-economische criminaliteit Het aandachtsprobleem is een belangrijke determinant voor de houding tegenover de aanpak van financieel-economische criminaliteit, van zowel politie als OM. Het uit zich niet alleen in affiniteit, maar ook in prioriteit. Gemiddeld staan politiemensen positiever tegenover de aanpak van financieel-economische criminaliteit dan tot dusver is verondersteld. Vooral de affiniteit met persoonlijk slachtofferschap is relatief hoog, wat
22
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
minder geldt voor het institutioneel- of systemisch slachtofferschap. Politiemensen vinden ook dat zij zich in hun functie druk moeten maken over fraude. Dat gevoel neemt bovendien toe. Meer dan driekwart van de medewerkers basispolitiezorg vindt de aandacht die uitgaat naar de aanpak van fraude terecht, maar ook volstrekt onvoldoende. Dat zijn nieuwe en vooral ook positieve inzichten. Helaas staan daar ook andere beelden tegenover. Door de massaliteit en verscheidenheid in verschijningsvormen van vooral fraude, slaan kabinetsboodschappen ter intensivering van fraudebestrijding gemakkelijk dood. Dat iedereen lijkt te frauderen roept een gevoel op van ‘dweilen met de kraan open’. Bovendien blijven de effecten van financieel-economische criminaliteit vaak lang onzichtbaar. Door de robuustheid van ons financieel-economisch systeem worden ze opgevangen. Politiemensen zien fraude eerder als iets waar specialisten en de Bijzondere Opsporingsdiensten mee aan de slag moeten. De schade en impact van financieel-economische criminaliteit voor banken, verzekeraars of telecomorganisaties wordt deels ook gezien als het logisch gevolg van het eigen handelen. Als ‘all in the game’ van het zakendoen of ‘iets minder van de toch al forse winst’ die deze instituties worden verondersteld te maken. Tot op zekere hoogte lijkt er onder bestrijders ook begrip te zijn voor daders. Het ‘thuiskopiëren’ van cd’s of video’s, het downloaden van illegale muziekbestanden, het gebruik van illegale software, of de zwartwerkster die het huis schoon houdt wordt min of meer ‘normaal’ gevonden; ook binnen de politie. Kunnen we niet meer zonder die vormen van financieel-economische criminaliteit?
Het kennisvraagstuk van financieel-economische criminaliteit Het aandachtsprobleem is een belangrijke determinant voor de houding ten opzichte van de aanpak van financieel-economische criminaliteit, van zowel politie als OM. Stel dat de prioritaire aandacht er wel zou zijn, dan nog resteert een kennisprobleem. Nu kan men terecht inbrengen dat het één met het ander samenhangt. Belang hechten aan de bestrijding van financieel-economische criminaliteit is inderdaad een voorwaarde, maar betekent niet automatisch dat ook de kennis van die criminaliteit toeneemt.
2. Beïnvloedingsvraagstukken
23
Het vraagstuk van de kenniscumulatie Deelnemers aan het slachtofferonderzoek van Intervict naar financieeleconomische criminaliteit hadden de indruk dat aan de zijde van de politie weinig kennis bestaat over de werkwijzen die daders hanteren om hun slachtoffers geld afhandig te maken. Kennisvergroting onder politiefunctionarissen zou kunnen voorkomen dat ook zij door de gewiekste dader op het verkeerde been worden gezet. De ‘zaak’ is het dominante organiserende principe binnen de opsporing. Die dominante oriëntatie leidt er toe dat er minder aandacht is voor cumulatie van inzichten zoals die uit verschillende zaken zouden kunnen blijken. Dat wordt versterkt door het grote aanbod. Vindt cumulatie van inzichten binnen gelijksoortige zaken al nauwelijks plaats; tussen verschillende zaken is het al helemaal geen usance, laat staan tussen verschillende dossiers van verschillende diensten. Het vraagstuk van de beperkte kennisreflectie in dossiers Het gemiddelde proces-verbaal bevat ook weinig informatie over hoe de financieel-economische crimineel te werk gaat en hoe die zich daarop met anderen organiseert. Die kennis is relatief smal omdat een procesverbaal zich doorgaans beperkt tot het delict dat het wil bewijzen, en dan vaak ook nog uitsluitend gerelateerd aan daders en gedragingen met een directe relatie naar Nederland. Dat is begrijpelijk omdat het voor de houdbaarheid van de zaak niet nodig en ook niet efficiënt is om alle onderzoekslijnen langs te lopen. Alleen ontbreekt het daardoor wel aan cruciale informatie over achterliggende patronen of over eventueel betrokken faciliterende mededaders. Kennisarmoede in processen-verbaal wordt in de praktijk verder in de hand gewerkt door het veelvuldig gebruik van de zelfstandige strafbaarstelling van het witwassen. In plaats van een moeizame bewijsroute te kiezen via het zogenaamde gronddelict, baseert men opsporing en vervolging op het ten laste leggen van witwassen. De route van het witwassen is vooral ook een efficiënte bypass in vergelijking met een tijdrovend en kostbaar onderzoek van het gronddelict waarvan dat witwassen het sluitstuk vormt. Het risico bestaat dat voor de bestrijding noodzakelijke kennis en kunde op het gebied van modus operandi van gronddelicten en achterliggende machtsstructuren daardoor verschraalt.
24
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Het vraagstuk van de kennismobilisatie Er is veel inhoudelijke kennis van financieel-economische criminaliteitvraagstukken, alleen bevindt die zich op allerlei plaatsen in het veld en dan ook nog vaak in de hoofden van mensen. De bereidheid tot feitelijke samenwerking (het delen van kennis en informatie) tussen en binnen het publieke en private domein blijkt op het uitvoerend niveau groot16. Op het meer strategische niveau wordt dat minder teruggevonden (Faber, Van Nunen, & la Roi, 2009). Men blijkt zich gemiddeld goed bewust van de noodzaak tot samenwerking in het kader van gezamenlijke doelbereiking, maar het veiligstellen van het voortbestaan of de autonomie van de eigen organisatie lijkt dominant ten opzichte van dat bewustzijn. Het gevoel bestaat dat samenwerking ten koste gaat van de uniciteit van de eigen dienst en daarmee van de continuïteit en het bestaansrecht.
Het vraagstuk van het feitelijk gedrag tegen financieel-economische criminaliteit De gemiddelde politiemens, officier van justitie en ook docent, ontvangt veel externe prikkels die allemaal vanuit een eigen perspectief schreeuwen om aandacht voor een bepaald probleem of een manier van optreden. Uit zelfbescherming moet men daar wel in selecteren. Wat het minst noodzakelijk is in het werk of, anders gezegd, waaraan het dagelijkse werk het minst appelleert (zoals financieel-economische criminaliteit), wordt het gemakkelijkst terzijde gelegd (Faber & Van Nunen, 2002). Hetzelfde geldt voor werk dat als minder leuk wordt ervaren. Het administratieve karakter van fraudeonderzoeken spreekt het merendeel van de medewerkers niet aan, deels omdat men er geen ervaring mee heeft. In tegenstelling tot financieel-economische criminaliteit roept de aanpak van diefstal of drugs een dynamisch beeld op van op elkaar volgende actiemomenten, doortrapte criminelen en grote maatschappelijke aandacht. Deze beeldvorming werd versterkt door het beperkte succes van vervolging in een aantal grote fraudezaken, de relatief lage straffen die in andere zaken werden opgelegd, en een hoge schikkingsbereidheid bij het Openbaar Ministerie. Hoewel in de onderzochte regio’s een grotere affiniteit met slachtoffers is aangetroffen dan tot dusver werd aangenomen, is de prioriteit die fraude krijgt daarmee niet in overeenstemming. Politiemensen verwachten daarin volgens het
2. Beïnvloedingsvraagstukken
25
onderzoek ook weinig verandering. De maximale aandacht voor met name fraude is bereikt. Op de functie van teamleider en coördinator na, zitten politiemensen zelf ook niet in de positie om die verandering in het feitelijk handelen te laten zien. Dat de bestrijding van witwassen op meer aandacht kan rekenen heeft alles te maken met kenmerken van bijvoorbeeld een ‘patseraanpak’. Die heeft dezelfde aantrekkingskracht als de aanpak van commune criminaliteit. Het afpakken van een auto of een jetski is direct tastbaar, appelleert aan het rechtvaardigheidsgevoel van burger en diender, en wordt op zichzelf al gezien als een passende ‘straf’ die wordt uitgedeeld, nog ongeacht wat het daaropvolgende strafvorderlijke proces nog zal opleveren. Men waarschuwt voor het doorslaan in de aanpak van patsers op basis van een verdenking van witwassen. Eerst werd daar niets aan gedaan, en nu lijkt het alleen daarom te draaien. Bovendien is de aanpak complexer dan doorgaans wordt voorgespiegeld.
26
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
De opgave
3.
De opgave
Als de aanpak van financieel-economische criminaliteit niet vanzelfsprekend is, zijn de coördinatiekosten om de aandacht vast te houden hoog. Exogene prikkels zoals intensiveringprogramma’s zullen dan bij herhaling nodig blijven om de verontwaardiging over slachtofferschap levend te houden en om te zetten in een hoge prioriteit en daarmee consistent gedrag. Gelukkig lonkt er een positief toekomstperspectief. De samenleving beschikt, naast politie en OM, over veel private beïnvloedingsmogelijkheden. De opgave is om die te verzilveren. Dat vraagt vooral om een functionele benadering van vraagstukken van financieeleconomische criminaliteit waarbij wordt gekeken naar werkzaamheid. Een aantal uitgangpunten of paradigma’s wil ik bij u introduceren.
Van oriëntatie op middel naar oriëntatie op doel Door het samengestelde karakter van de samenleving is het moeilijk om effecten toe te schrijven aan één partij, terwijl de behoefte daartoe uit oogpunt van ‘prestatiesturing’ wel bestaat. Dat spanningsveld tussen multidisciplinaire aanpak en monodisciplinair resultaat is helaas een vruchtbare bodem voor een oriëntatie op middelen in plaats van op doelen. Het afpakken van 100 miljoen aan crimineel vermogen bijvoorbeeld als doelstelling. Niemand heeft er natuurlijk bezwaar tegen als dat lukt, maar wat is de bijdrage aan veiligheid? Onveiligheid bestaat namelijk niet uit wat er wordt opgepakt of afgepakt, maar wat er desondanks resteert. Daarom moeten wij ons erop richten te voorkomen dat zelfgenoegzaamheid over het middel de boventoon gaat voeren boven het doel.
30
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
De kenmerken van financieel-economische criminaliteit dicteren de aanpak Effectieve beïnvloeding van financieel-economische criminaliteit vraagt van de bestrijding dat ze een afspiegeling is van wat ze ‘naar hun hand’ willen zetten (Ashby & Conant, 1970; Beer, 1974). Als niet bekend is hoe financieel-economische criminaliteit in elkaar steekt en welke rollen daarbij zijn betrokken: hoe is/zijn ze dan te beïnvloeden? Hetzelfde geldt overigens voor de bestrijdingsorganisaties in de brede zin van het woord. Ook daarvoor geldt dat bekendheid met de mogelijkheden van deze organisaties tot het voorkomen, detecteren of interveniëren voorwaardelijk is voor optimale bestrijding van financieel-economische criminaliteit. Als het aan dit type inzichten ontbreekt, weet men als verantwoordelijken voor het voorkomen en bestrijden van financieel-economische criminaliteit ook niet hoe men zich daarop moet organiseren en prepareren. Het gevaar bestaat dat men vervalt in het willekeurig kiezen van middelen zonder te weten op welke wijze ze aangrijpen op het onderliggende vraagstuk. Het middel loopt dan ook het gevaar tot doel te worden verheven.17
Van persoonsgerelateerde naar gedragsgerelateerde kenmerken Onderzoek naar daderschap richt zich voor een belangrijk deel op sociaaldemografische factoren. Het is niet altijd eenvoudig om die te operationaliseren (Faber, Mostert, Faber, & Vrolijk, 2010). Zo is het weinig onderscheidend als bekend is dat 86% van de afnemers van kinderporno mannen zijn van boven de 26, meestal hoger opgeleid, single of getrouwd en bovenmodaal verdienend. Ze duiden nog steeds een hele grote groep mensen aan, wat dit type criminologische criteria ongeschikt maakt voor detectie van criminaliteit. De oriëntatie van dit soort kenmerken die zijn verbonden aan de achtergrond van de dader als persoon zoals in de sociaaldemografische, sociaalpsychologische of sociaaleconomische sfeer zal meer moeten worden verbreed naar gedragstyperende kenmerken. Deze hangen niet in de eerste plaats samen met de persoon, maar met de rol of functie die iemand binnen de modus operandi van financieeleconomische criminaliteit vervult. Betalingsgedrag, surfgedrag, reisgedrag etc. kunnen als ‘markers’ meer typerend zijn voor een delict of
3.
De opgave
31
onrechtmatigheid dan algemene persoonskenmerken. Naarmate gedrag dat indiceert voor bepaalde delicten beter kan worden beschreven en geoperationaliseerd, neemt de kans op vroegtijdige ontdekking van criminaliteit en voorbereidingshandelingen toe.
‘Iedereen een bestrijder’ De samenleving blijft kennelijk ‘in control’ op dezelfde manier als ze is ontstaan en aan het ontstaan is: als een optelsom van allerlei acties en interacties die veelal zonder nadrukkelijk controle te beogen in gezamenlijkheid ondermeer leidt tot een bepaald niveau van veiligheid. Interventies van de strafrechtketen mengen zich in dat dagelijks doorgaande proces van interactie. Het is een logische consequentie om het geheel van op elkaar inwerkende variabelen niet alleen te zien als oorzaak van financieel-economische veiligheid, maar daarmee ook als voorwaardelijk voor het reduceren ervan. Op het niveau van de samenleving is er zelden één partij die exclusief ontwikkelingen naar zijn hand kan zetten. De functies van detectie en correctie van financieel-economische criminaliteit zijn gedistribueerd over tal van publieke en private partijen, die elk beschikken over een eigen ‘sanctiearsenaal’ dat wellicht kan worden aangewend om het criminele bedrijfsproces te beïnvloeden. De keuze om ‘maatschappelijk verantwoord’ te willen ondernemen is dus niet vrijblijvend. Wie heeft bijgedragen aan wat de huidige samenleving is geworden of daarvan profiteert, is ook verantwoordelijk voor haar kwaliteit.
Strafrecht: van ‘ultimum remedium’ naar ‘optimum remedium’ In het beleidsplan Samenleving en Criminaliteit uit 1984 werd voor het eerst betoogd dat het strafrecht zou moeten fungeren als sluitstuk in de bestrijding van criminaliteit (ultimum remedium). Een sympathiek uitgangspunt, maar in een functionele benadering geldt ook voor toepassing van het strafrecht het criterium van contingentie: ze is wenselijk als het goed aansluit op de kenmerken van criminaliteit binnen het perspectief van het te bereiken doel. Dat is de inzet van het strafrecht als optimum remedium: inzetten als ze kan bijdragen aan de bestrijding van criminaliteit.
32
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Inductieve bestrijding uitbreiden naar deductieve Veel bestrijders zijn vooral gericht op afzonderlijke voorvallen van criminaliteit. Dat is ook prima: daar zijn bijvoorbeeld rechercheurs en officieren van justitie ook voor ingehuurd. Vanuit hun inductieve oriëntatie vanuit de individuele zaak beschikken zij over kennis van de wijze waarop delicten plaatsvinden en wie daarbij zijn betrokken. Alleen is het wel de vraag of inductief opgedane kennis representatief mag worden geacht voor de mate waarin bepaalde financieel-economische delicten plaatsvinden en voor de aard van die delicten. Hoe zit het met de dark number, de onveiligheid die ondanks de aanpak resteert? Reflecteren bijvoorbeeld politiedossiers wel de verschillende werkwijzen van criminelen en wie daarbij zijn betrokken? Of zijn ze een weerspiegeling van de beleidskeuzes van politie en OM, waardoor daarin passende delicten sterk de boventoon voeren? Gaat er niet een groot deel van financieeleconomische delicten schuil achter slimme werkwijzen en internationale constructies? Juist voor het beïnvloeden van de dark number is, naast de inductieve, een meer deductieve oriëntatie gewenst, gericht op werkwijzen die niet worden gezien en waarvan gedacht wordt dat ze mogelijk wel door criminelen en hen die daarbij behulpzaam zijn worden toegepast. Professionals moeten niet alleen worden aangesproken op hun feitelijke kennis maar ook worden uitgenodigd om die creatief aan te wenden om op het spoor te komen van de (veronderstelde) dark number. Feitelijke en veronderstelde werkwijzen worden op die manier gecombineerd om meer en slimmer uitgevoerde financieel-economische criminaliteit in een vroeg stadium te beïnvloeden.
Verbijzondering van de aandacht voor financieel-economische criminaliteit Wanneer delictsoorten mét en delictsoorten zónder urgentiebeleving gelijktijdig door dezelfde opsporingseenheid moeten worden aangepakt, zal de aandacht primair uitgaan naar de delicten met een hoge urgentiebeleving. Het verbijzonderen van bepaalde vormen van financieeleconomische criminaliteit in afzonderlijke opsporingseenheden garandeert dat een bepaalde capacitaire aandacht exclusief uitgaat naar bepaalde aandachtsgebieden, zonder te hoeven concurreren met andere.
3.
De opgave
33
Een succesvolle bijdrage van de politie aan de gezamenlijke bestrijding van bijvoorbeeld fraude, vraagt om afzonderlijke eenheden met een specifieke fraudetaak. Anders loopt de aandacht én capaciteit weg naar zaken met een hogere prioriteitsbeleving.
Windows of opportunity18: de heilzame werking van externe druk Gezien de hardnekkigheid van beïnvloedingsvraagstukken is een terechte vraag in hoeverre het zal lukken om in de opgave bestaande uit de hiervoor genoemde uitgangspunten te laten slagen. De term opgave is niet voor niets een wat calvinistische benadering van de uitvoering van een taak (Kastelein, 1990). Het riekt naar zwoegen en zweet des aanschijns 19. Toch valt dat eigenlijk wel mee. De opgave projecteert geen onmogelijkheden op een systeem met een voorspelbare negatieve uitkomst, maar opent juist de weg naar onbenutte potentie, die bovendien niet uitsluitend op het bordje van politie, bijzondere opsporingsdienst of het OM komt te liggen. De sterk functionele oriëntatie geeft de argumenten waarom iedereen er aan zou mee moeten doen die kan bijdragen. Enige externe druk kan zeker geen kwaad, zoals ook eerder in de historie het legendarische bezoek van de toenmalige directeur van de Nederlandse Vereniging van Banken in 1994 aan de minister van Justitie een belangrijke impuls heeft gegeven aan de fraudebestrijding (Faber & van der Lugt, 1999). Nu, geruime tijd later, doet er zich een conjunctie20 van mogelijkheden voor die we nog niet eerder hebben gezien. Het benutten van dat momentum zou de werking van reguliere beleidsstructuren wel eens kunnen versterken en condities kunnen creëren (Kingdon, 1995). Ik noem een aantal ‘windows of opportunity’ die zich nu voordoen. De IMF/FATF-evaluatie Nederlandse aanpak van witwassen en terrorismefinanciering In februari 2011 is het verslag van de zogenaamde mutual evaluation verschenen. Dit onderzoek, uitgevoerd door het IMF onder de vlag van de internationale supra-toezichthouder FATF, legt het Nederlandse beleid tegen witwassen en terrorismefinanciering onder de loep. De twee jaar die Nederland zijn gegeven om te werken aan verbetering kunnen onder meer als hefboom dienen voor het nader concretiseren van de aandacht voor financieel-economische criminaliteit.
34
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Borging van het Finec-programma Politie Het Finec-programma Politie bevindt zich in een afrondende fase. Nadrukkelijk probeert men de bereikte resultaten te borgen. Grote aantallen mensen met hoogwaardige financiële deskundigheid zijn ingestroomd om de bestrijding van financieel-economische criminaliteit op een hoger strategisch niveau te tillen. Nationale politie De opsporingsaandacht voor nationale financieel-economische prioriteiten heeft als één van de elementen een rol gespeeld bij het besluit om te komen tot een nationale politie. De uitwerking van het concept loopt en biedt kansen voor een herijking van de politiefuncties gericht op de bestrijding van financieel-economische criminaliteit. ‘Practice by speech’ wordt omgezet in ‘practice by deeds’. Het afpak-programma van het OM Onder leiding van het OM werken Belastingdienst, bijzondere opsporingsdiensten en de politie samen in een programma dat is gericht op het afnemen van de opbrengst uit criminaliteit. Dit programma kent verschillende actielijnen, onder meer gericht op innovatie. In dat kader mag ook worden geëxperimenteerd met nieuwe vormen van aanpak. Het Herziene Toezicht op Rechtspersonen (HTR) De incidentele controle op rechtspersonen is per 1 juli 2011 vervangen door permanente en risicogestuurde screening.21 De controle vindt gedurende de hele ‘levensloop’ van de rechtspersoon plaats: oprichting, verhuizing, bestuurderswisseling, omzetting, fusie en splitsing, faillissement, ontbinding, of beëindiging van de rechtspersoon. Kredietcrisis en Eurocrisis Op de schaal van de geschiedenis gaan we gebukt onder zowel een kredietals een Eurocrisis. Wellicht ook een moment waarop we beseffen dat de robuustheid van onze financieel-economische infrastructuur grenzen kent, waardoor we kwetsbaarder zijn voor vormen van ondermijning.
Visie
4.
Visie
De maatschappelijke problematiek van financieel-economische criminaliteit, de moeizame aandacht van traditionele partijen voor de bestrijding daarvan, en de opgave waarvoor we staan om dat te beïnvloeden, vormen het vertrekpunt voor de visie van het lectoraat. Consistent met vraagstukken van financieel-economische criminaliteit, omvat die visie niet alleen de lectoraatsactiviteiten maar vooral ook die van anderen. Met maar één legitimatie: de samenleving. Het lectoraat wil een aanjager of katalysator zijn in het stimuleren van ‘bestrijdingsgedrag’ van iedereen die kan bijdragen aan het voorkomen of detecteren van en interveniëren op financieel-economische criminaliteit. Drie elementen dragen daaraan bij22: de missie die bestaat uit wat het lectoraat toevoegt aan al die anderen in de samenleving die veiligheid ook een warm hart toe dragen, de functies waarvan het lectoraat zich bedient om die toegevoegde waarde ook daadwerkelijk in praktijk te brengen, en de uitgangspunten die gelden voor de manier waarop zij dat doet.
De missie: zicht op dark number Mijn betoog startte in de samenleving en daarin vindt ook de missie van het lectoraat haar oorsprong. Het kan niet genoeg worden gezegd: onveiligheid in en van die samenleving bestaat niet uit wat er aan daders is opgepakt of aan vermogen is afgenomen, maar uit wat er desondanks resteert. Parallel aan de kosmos kent ook onze samenleving veel donkere materie. Wie de kranten leest kan er niet omheen: een groot deel van de ogenschijnlijk brave burgers kan niet zonder financieel-economische criminaliteit. De missie van het lectoraat is zowel logisch als eenvoudig: licht werpen op de financieel-economische criminaliteit die tot nu toe in ‘duister’ is gehuld. Zowel als het gaat om ‘unknown victims’ als om de ‘unknown offenders’ en de vaak creatieve methoden waarvan zij zich bedienen. Als er door criminelen al iets valt wit te wassen, dan zijn we kennelijk te laat geweest. De enige legitimatie die het lectoraat kent
38
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
ligt ‘buiten’. Op het moment dat u dit leest, zijn slachtoffers zich het hoofd aan het breken over hoe ze uit hun ellende kunnen komen. Op dit moment bedenken meer of minder onkreukbare burgers snode plannen om zichzelf te verrijken ten koste van u en mij. Alle romantiek over een onder- en bovenwereld ten spijt. Op dit moment zijn deskundigen koortsachtig aan het nadenken hoe de stabiliteit en integriteit van uw en mijn financieel-economische infrastructuur is te garanderen. Als we niet weten hoe financieel-economische criminaliteit in elkaar steekt, kunnen we haar ook niet adequaat en vroegtijdig beïnvloeden.
‘Dark’ Crime
Figuur 1: dark number onderzoek; verhoging van de resolutie door het combineren van verschillende zienswijzen
4. Visie
39
Functies van het lectoraat: kennis, overdracht en onderzoek Het lectoraat kent drie samenhangende functies: kennis, overdracht en onderzoek. Overeenkomstig de sterk geïntegreerde kenmerken van financieel-economische criminaliteit, staan de functies van het lectoraat niet alleen ten dienste van de politiepraktijk, maar van alle ‘praktijken’ die kunnen bijdragen aan de kwaliteit van de samenleving. Degenen voor en met wie het lectoraat werkt bevinden zich dan ook voor een belangrijk deel buiten de politie. Dat wordt mede zichtbaar in het besluit van de FEC-raad om als Programmacollege van het lectoraat te willen optreden. De FEC-raad bestaat uit bestuursleden van de De Nederlandsche Bank, de Autoriteit Financiële Markten, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst, de politie en de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Het ministerie van Financiën en het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn waarnemer bij de FEC-raad.
Praktijken
Overdracht
Overdracht
Overdracht
Samenleving Overdracht
Overdracht
Kennis
Overdracht
Figuur 2: functies van het lectoraat
Onderzoek
40
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Kennis Kennis is de motor van het lectoraat. Kennis staat voor ‘bewustzijn’ van het belang van de aanpak van financieel-economische criminaliteit en de dark number. Kennis staat ook voor hoe die dark number in elkaar zit en voor het gebruik van dat inzicht in de brede praktijk. Die kennis is van belang voor de bestrijding van financieel-economische criminaliteit en vooral ook voor de bestrijding van de georganiseerde commune criminaliteit. De vormen van fraude die daarmee gepaard gaan, zijn een dankbare invalshoek voor het detecteren van georganiseerde misdaad. De bestrijding van de algemene misdaad is inmiddels voor een belangrijk deel geënt op het afnemen van crimineel verkregen voordelen. Ook de opsporing kan niet meer zonder financieel-economische criminaliteit. Niet door ze zelf te plegen, daarover geen misverstand, maar als ingang voor het achterhalen van daders en buit. De aanpak van financieel-economische criminaliteit is in meerdere opzichten de bakermat voor de moderne misdaadbestrijding. Niet voor niets worden FIOD-medewerkers veel gevraagd om zitting te nemen in rechercheteams. Hun werk en professionele omgeving bestaan voor 100% uit de aanpak van financieel-economische criminaliteit. Veel van de ‘intelligence’ die over welke vorm van misdaad ook wordt verzameld, heeft iets te maken met geldstromen en financiële of economische relaties of transacties. De populariteit van de FIOD illustreert dat de financiële technieken waarmee ook commune criminaliteit kan worden opgespoord, pas echt goed worden aangeleerd door het uitvoeren van onderzoeken naar financieel-economische criminaliteit. Het toepassen van die financiële technieken noemen we van oudsher financieel rechercheren. Die vlag dekt niet meer de lading. Het financieel-economisch rechercheren heeft zich terecht verbreed tot het op slimme wijze zoeken naar administratieve sporen van criminaliteit in tal van gegevensbronnen.
4. Visie
41
Onderzoek Onderzoek is voor het lectoraat een instrument waarmee de dark number van financieel-economische criminaliteit kan worden gesondeerd, en waarmee wordt geprobeerd te achterhalen op welke manier die dark number zich het best laat beïnvloeden. De daarvoor benodigde bronnen worden gedicteerd door de kenmerken van het financieel-economisch delict en degenen die daarbij zijn betrokken als slachtoffer en dader. Het zoeken en mobiliseren van de juiste bronnen om de dark number te achterhalen vraagt om hetzelfde soort creativiteit als daders ook aan de dag leggen. Wij kunnen financieel-economische onveiligheid alleen effectief beïnvloeden als de gezamenlijke bestrijding een afspiegeling is van de werkwijze van de crimineel. “Every good regulator of a system must be (contain) a model of that system”, aldus Ashby en Conant (Ashby & Conant, 1970). Juist de bronnen die nodig zijn voor onderzoek naar de dark number van financieel-economische criminaliteit bevinden zich veelal buiten het normale bereik van politie en justitie. Het vraagt dan ook de nodige extra inspanning en voorzieningen om die bronnen te mobiliseren. Overdracht Zoals Figuur 2 op zichzelf al adstrueert, speelt overdracht een cruciale rol in de relatie van de samenleving met de verschillende praktijken die daarop van invloed zijn, en de daaraan dienstbare kennis- en onderzoeksfunctie. Uit het plaatje blijkt ook dat het lectoraat voor zichzelf en voor anderen zelfstandige overdrachtsrelaties ziet naar de samenleving. Wij zijn er zeker ook voor om de opsporingspraktijk te voeden, maar gezien de kenmerken van vraagstukken van financieel-economische criminaliteit kunnen we daarmee niet volstaan. De overdrachtsfunctie van het lectoraat veronderstelt tweezijdige relaties. In klassieke opvattingen over onderwijs wordt kennisoverdracht gezien als een beweging van docent naar cursist. Dat stadium zijn we al lang voorbij. E-learning lijkt innovatief, maar is nog niet veel anders dan dat de cursist en docent tijdens de les thuisblijven. U en ik als bestrijder impliceert voor het lectoraat dat iedereen ook onderzoeker is, evenals een bron van kennis en van beïnvloeding of interventies. Op die manier beïnvloeden we de samenleving zoals ze is ontstaan. Overdracht is daarvoor essentieel. U en ik staan als bestrijders niet buiten, maar in de samenleving.
42
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Uitgangspunten: de zeven voorwaarden voor effectieve beïnvloeding23 Bij de uitoefening van haar functies laat het lectoraat zich leiden door zeven grondregels die met elkaar de voorwaarden vormen voor effectieve beïnvloeding van criminaliteit. Ze zijn bovendien zo generiek dat u er ook binnen het bestuur van de tennisclub uw voordeel mee kunt doen. Of, en dat is de keerzijde, helaas ook bij het effectief beramen van financieel-economische criminaliteit. Wordt niet minimaal voldaan aan deze overigens samenhangende voorwaarden dan is effectieve aanpak van financieel-economische criminaliteit, niet mogelijk.
Doelen
Definiëren Normeren en monitoren
Beeld systeemtoestand
Activeren
Diagnostiseren
Maatregelen
Normeren en monitoren
Beeld systeemwerking
Activeren
Diagnostiseren
Mobiliseren of ontwerpen
Bronnen Aanwenden
Aanwenden Mobiliseren of creëren
Capaciteit
Figuur 3: voorwaarden voor effectieve beïnvloeding
4. Visie
43
Capaciteit voor informatieverwerking Voor het doen van onderzoek, het mobiliseren van soms exotische bronnen, het verwerken van resultaten en het bedenken van interventies is ‘denk- en doe-kracht’ nodig op verschillende abstractieniveaus. Niet alleen bij de politie, want de kenmerken van financieel-economische criminaliteit maken het juist noodzakelijk om gebruik te maken van wat er in de samenleving al aanwezig is. Neem bijvoorbeeld denkkracht op het vlak van faillissementsfraude. Die is bij andere partijen veel groter dan die van de politie ooit zou kunnen zijn. Door daarvan gebruik te maken wordt de capaciteit voor informatieverwerking niet alleen vergroot, maar ook kwalitatief verbeterd. In de visie van het lectoraat valt ook de evaluatie van de gezamenlijke doelbereiking onder capaciteit van informatieverwerking. Een integraal samengesteld probleem dat een integrale aanpak vereist, vraagt ook om integrale meting van haar doelbereiking. Het hebben van een doel werkt ook alleen sturend (gericht) als over een mechanisme wordt beschikt waarmee kan worden gemeten èn beoordeeld in hoeverre optredende veranderingen ten opzichte van dat doel een verbetering, verslechtering of geen effect inhouden. Ook daarvoor is capaciteit nodig, niet alleen bestaande uit denkkracht maar ook uit systeemkracht. Zoals financieel-economische criminaliteit is gedistribueerd over de samenleving, geldt dat ook voor systemen die zicht geven op de aard, omvang en ontwikkeling van die criminaliteit. Van die andere systemen maakt de politie nog maar mondjesmaat gebruik. Bovendien worden systemen nog vaak ingezet aan de registratieve kant of voor het genereren van zogenaamde managementinformatie. Het gebruik van systemen als gedrag- of effectvoorspellers is nog maar nauwelijks ontwikkeld. Dat soort systemen kan denkkracht van dure mensen vrijmaken voor het doorgronden van nog meer complexe opgaven. Bronnen Voor zowel de detectie van criminaliteit als het succesvol beïnvloeden ervan zijn bronnen nodig. Bronnen zijn vindplaatsen van gegevens, kennis, middelen en bevoegdheden. Het merkwaardige aan die bronnen is dat ze vaak worden gekozen op basis van beschikbaarheid en niet op basis van noodzakelijkheid. Hoe logisch is het om bronnen te operationaliseren onder vaste keten- of netwerkpartners als de aanpak van financieel-economische delicten in kwestie gebaat zou zijn bij een heel andere invalshoek? Het type onregelmatigheid of delict dat men
44
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
wil voorkomen, detecteren of aanpakken bepaalt welke bronnen men nodig heeft. Ook dat is een reden voor een daadwerkelijk integrale aanpak, omdat de praktijk uitwijst dat dit soort bronnen zich in relatie tot financieel-economische criminaliteit veel eerder onder private partijen bevindt dan bij de traditionele ketenpartners. De opgave is om dit soort bronnen te exploreren en er ook gebruik van te maken voor brede of alternatieve interventies. Verbindingen De aanpak van financieel-economische criminaliteit vraagt om het aanboren en mobiliseren van detectie- en interventiekracht onder alle partijen die op een of andere manier aan het (samengestelde) effect in de samenleving kunnen bijdragen. Dat is alleen mogelijk wanneer men, en dus ook de politie, met die partijen in verbinding staat. Als een moderne crimineel in zijn anonieme witwasactiviteiten graag gebruikt maakt van zogenaamde ‘digital currencies’ (valuta die alleen maar virtueel bestaan en waarmee gewoon aankopen kunnen worden gedaan en geld kan worden overgedragen) is het dan niet vanzelfsprekend dat degene die dat wil bestrijden zich voorziet van relaties (verbindingen) met actoren die ter zake kundig zijn of over mogelijkheden tot detectie en interventie beschikken? Dit is een voorbeeld van het voorwaardelijke karakter van verbindingen. Naast deze zijn er meer typen verbinding te onderscheiden: tussen de omvang van een probleem en het doel, tussen doel en beschikbare middelen, tussen beelden van de aard en omvang van financieel-economische criminaliteit en de bronnen waaruit die zou kunnen blijken. Ook de verschillende overdrachtsrelaties uit Figuur 2 (met de functies) zijn voorbeelden van verbindingen Beeld systeemtoestand: hoe hangt de vlag erbij? If you can’t write the handbook of crime…. Effectieve beïnvloeding van financieel-economische criminaliteit is alleen mogelijk als de beïnvloeders een afspiegeling (model) zijn van hetgeen ze ‘naar hun hand’ willen zetten. Dus als niet bekend is hoe financieel-economische criminaliteit in elkaar steekt en welke rollen daarbij zijn betrokken: hoe is/zijn ze dan te beïnvloeden? Hetzelfde geldt overigens voor de bestrijdingsorganisaties in de brede zin van het woord. Ook daarvoor geldt dat onbekendheid met de mogelijkheden van deze organisaties tot het voorkomen, detecteren of interveniëren, leidt tot suboptimale bestrijding van financieel-
4. Visie
45
economische criminaliteit. Dat vraagt om het gezamenlijk ontwikkelen van beelden over de relaties tussen oorzaak en gevolg van financieeleconomische criminaliteit, en beelden van de relatie tussen maatregel en effect. Zoals de onderlinge verbinding van verschillende radiotelescopen op de aardbol een supertelescoop oplevert waarmee men meer en verder in het heelal kan kijken, geldt dat ook voor financieel-economische criminaliteit en haar dark number. Beeld systeemwerking: hoe lopen de hazen? Als we financieel-economische criminaliteit effectief willen beïnvloeden dan zijn daarvoor veronderstellingen nodig over de werking van de systemen die beïnvloed moeten worden. Anders gezegd: bepaalde acties of interventies worden geacht het doel dichterbij te brengen dan andere. Dat geldt niet alleen voor beïnvloeding van het ‘criminelen-systeem’, maar ook voor het systeem van de bestrijding. Krachtenvelden doen zich aan beide zijden voor. Kennis en het benutten van die krachtenvelden zijn voorwaardelijk voor de keuze van effectieve maatregelen. Bestrijders moeten weten wat de patronen zijn waardoor het systeem werkt zoals het werkt. “Without a model of the system to be regulated, you cannot have a regulator.” (Beer, 1974). Bestrijders moeten een representatie zijn van het criminelensysteem dat ze willen beïnvloeden. De keuze door het lectoraat voor kenniskringen en hun samenstelling, zijn op dit beginsel terug te voeren. Een probleem van onvolledige beelden van ‘hoe de vlag erbij hangt’ en ‘hoe de hazen lopen’ is dat men vrij snel vervalt in het willekeurig kiezen van middelen zonder te weten op welke wijze ze aangrijpen op het onderliggende vraagstuk. Het middel loopt dan ook het gevaar tot doel te worden verheven. Zo wordt alom gekozen voor een aanpak van de crimineel via de route van het witwassen. Maar in hoeverre weten we of de crimineel daar ook gevoelig voor is? Is een fraudeur of een andere crimineel zo calculerend dat hij of zij in zijn/haar overwegingen tot het plegen van financieel-economische criminaliteit het afpakrisico van buit mee laat wegen? Of is de (doorgewinterde) crimineel veel opportunistischer? Of is juist de doorgewinterde crimineel zo slim om zijn modus operandi zoveel mogelijk te laten lijken op die van een willekeurige burger? Dit zijn achtergrondvragen waarvan de antwoorden van belang zijn om de wenselijkheid en keuze van interventies door te laten leiden.
46
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Het lectoraat wil graag fundamenteel onderzoek doen naar de gevoeligheid van daders voor een aanpak van hun criminele opbrengsten, maar loopt daarin aan tegen financiële beperkingen. Doel: ‘niet weten waar naar toe’ betekent ook ‘niet weten wanneer je er bent’ Beïnvloeding van financieel-economische criminaliteit vraagt om richting en doel. Als niet bekend is welke kant de beïnvloeding moet opgaan, weet men ook niet in welke mate het resultaat gaandeweg wordt bereikt. Juist ten aanzien van een groot, complex en verweven vraagstuk als het voorkomen en bestrijden van financieel-economische criminaliteit, is het belangrijk om scherp voor ogen te houden waartoe verschillende inspanningen zouden moeten leiden. Die centrale doelstelling zou algemeen als volgt kunnen worden verwoord. Het verminderen van de kwetsbaarheid van burgers, overheid en bedrijfsleven voor financieel-economische criminaliteit, het zoveel mogelijk komen tot herstel van schade, en het bereiken en handhaven van een wenselijk niveau van normering: • door verhoging van het bewustzijn over gevolgen ervan; • door verhoging van het kennisniveau; • door het organiseren van preventieve maatregelen; • door verbetering van het collectieve reactievermogen op zich voordoende incidenten. De noodzaak om als publieke en private partijen gezamenlijk financieeleconomische criminaliteit aan te pakken in een samenleving die daarvan doordrenkt is, wordt nog eens onderstreept door deze doelstelling. Consistent met de omgevingskenmerken en met de integrale manier waarom de aanpak van financieel-economische criminaliteit vraagt, is ze dus niet exclusief op de politie van toepassing. Dat kan ook niet gezien de kenmerken van zowel samenleving als het vraagstuk. ‘Iedereen een bestrijder’, was immers een uitgangspunt van de opgave. Maatregelen Het eerder geïntroduceerde principe dat de aanpak van financieeleconomische criminaliteit een afspiegeling moet zijn van de werkwijze van de (potentiële) crimineel en van de daarbij betrokken rollen, is ook bepalend voor het in te zetten interventiearsenaal. Als gerichte beïnvloe-
4. Visie
47
ding van de dark number van financieel-economische criminaliteit en van gelegenheidsstructuren het doel is van de integrale aanpak en de bijdrage van de politie, dan dient te worden beoordeeld in welke gevallen welk instrument de meeste geëigende manier is om het doel te bereiken. Voor een ‘witteboordencrimineel’ zou juist het strafrecht veel correctiever kunnen werken en bovendien een grotere generaal-preventieve uitwerking kunnen hebben naar diens omgeving en ‘soortgenoten’ dan een bestuurlijke sanctie of een transactie of schikking. Aan de andere kant is de klassieke crimineel wellicht eerder te beïnvloeden door het zichtbaar afpakken van luxe, zodat bijvoorbeeld de status onder buurtgenoten wordt aangetast.
48
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Strategie en voertuigen
5.
Strategie en voertuigen
Prachtig, zo’n consistente visie zult u wellicht (en hopelijk) denken, maar nu de praktijk. Wat voor deuk kan het lectoraat in het spreekwoordelijke pakje boter slaan? Is de breedte van de sloot niet veel te groot voor de polsstok? Deze relevante vragen brengen ons op de strategie van het lectoraat. Die is niet zozeer geïnspireerd door haar personele omvang als wel door de wijze waarop de samenleving in relatie tot financieeleconomische criminaliteit in elkaar steekt. Ze probeert een afspiegeling te zijn van die samenleving en haar ontwikkeling. De metafoor van de ‘Gideonsbende’ spreekt ons aan en ook het lectoraat probeert een groter maatschappelijk effect te bewerkstelligen dan op basis van haar omvang zou mogen worden verwacht. Dat doet het lectoraat door zich te bedienen van twee strategieën en vier zogenaamde voertuigen.
Strategie: ekster en koekoek Velen willen graag weten hoe de dark number van financieel-economische criminaliteit in elkaar steekt en zich ontwikkelt, maar hun inductieve werkwijze gericht op individuele zaken staat dat ook in de weg. Er bestaat niet zoiets als een naslagwerk op het terrein van financieeleconomische criminaliteit; althans nog niet. Kennis van faillissementsfraude en hoe die bijvoorbeeld volgens de state of the art georganiseerde criminaliteit mogelijk maakt, wordt nergens op elkaar gelegd. Laat staan dat de ervaringen met nieuwe wegen van detectie en beïnvloeding daaraan zijn toegevoegd. Af en toe wordt er wel wetenschappelijk onderzoek naar fenomenen gedaan, maar dat onderzoek is vaak discontinue. Zodra het is afgerond met een boek, begint het wachten op een volgend onderzoeksmoment een paar jaar verder. Bovendien gaat ze, net als barrièremodellen, vaak uit van de beperkte kennis, zoals die is opgehaald uit dossiers en die mogelijk niet altijd de dark number juist en volledig representeren. De operationele bruikbaarheid van dat onderzoek is logischerwijs betrekkelijk.
52
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
De Eksterstrategie Gezien de behoefte wil het lectoraat in kennis van de dark number van financieel-economische criminaliteit voorzien. Niet eenmalig maar continue. Op basis van de veronderstelling dat veel partijen op zijn minst nieuwsgierig naar die dark number en alternatieve detectie- en interventiemethoden zullen zijn, legt het lectoraat de kennis daarvan in de etalage. Als een soort gadget of glimmertje waarvan wordt gehoopt dat langsvliegende eksters ze oppikken en meenemen naar het eigen nest, om vervolgens daar het glimmertje te gaan koesteren en op te nemen in de eigen beleidsvoering. Eenmaal meegenomen naar een nest gaat het lectoraat er niet meer over. Ze hoopt natuurlijk wel dat het aldus geadopteerde glimmertje mee gaat lopen en op zal gaan in de natuurlijke activiteiten van de ekster en daardoor zal versmelten in het geheel dat samenleving heet en zich evolueert. Op dezelfde niet-geregisseerde manier als de samenleving zich ontwikkelt, proberen we haar ook te beïnvloeden. De eksters kunnen bestaan uit de onkreukbaren uit onze samenleving, maar natuurlijk ook uit de kreukbaren. De koekoekstrategie Qua werking verschilt de koekoekstrategie niet zoveel van de ekster alleen is ze voor andere situaties geëigend. In de eksterstrategie heeft men geen idee wie er langs zal komen om wat op te pikken. Ze is nogal exploratief. In het geval van de koekoeksstrategie probeert het lectoraat op het spoor te komen van goede nesten om daarin op het juiste moment de juiste eieren te (doen) leggen. In die zin was het ‘Ei van Columbo’ waarschijnlijk al een voorbode (Faber & Nunen, 2002). Eieren hebben altijd een relatie naar de inhoud van financieel-economische criminaliteit en ze grijpen altijd aan op een belang van de adoptiefouder; ook al is dat mogelijk een heel ander belang dan criminaliteitsbestrijders er op na houden. Detectie van nesten kan alleen als men door heeft hoe criminaliteit in elkaar steekt of zou kunnen steken. Daarin zien we de relatie met de voorwaarden voor effectieve beïnvloeding weer terug, om vervolgens te kunnen beoordelen welke partijen gezien de aard van die criminaliteit in aanmerking komen als nest. Daarvoor is het nodig om te weten hoe de hazen aan de kant van de bestrijding (in de meest brede zin van het woord) lopen. En men moet enigszins weten wat die haas in het
5.
Strategie en voertuigen
53
perspectief van het te voorkomen, detecteren of op te lossen criminaliteitsvraagstuk heeft te bieden. Pas dan kan een ei worden gefabriceerd dat met dank wordt aanvaard, of vanzelfsprekend wordt gezien als een ei van zichzelf.
Voertuigen Het willekeurig distribueren van aan financieel-economische criminaliteit gelieerde ‘glimmertjes’ en ‘eieren’ levert weinig samenhang op. Om die reden heeft het lectoraat zich met gebruikmaking van haar gevleugelde strategieën, een viertal voertuigen gekozen die aansluiten op de eerdere besproken aandacht-, kennis- en gedragvraagstukken en de opgave. De kernfuncties van het lectoraat komen in die voertuigen samen (of vertrekken er uit) en ze willen vooral ook andere partijen uitnodigen om in te stappen. ‘Iedereen een bestrijder’ wordt als motto door de voertuigen gedragen. Voor zo lang als nodig is beheert het lectoraat de voertuigen, plaveit mede de weg en wijst voortdurend op waar het om gaat: de inhoud van financieel-economische criminaliteit en haar effectieve beïnvloeding in een zo vroeg mogelijk stadium. Hypothese Gestuurde Interventie (HGI) Het eerste voertuig bestaat uit een methodiek voor het in beeld brengen van modus operandi en daarbij betrokken daderrollen volgens de state of the art van financieel-economische criminaliteit, niet als doel op zich, maar als hulpmiddelen voor criminaliteitsvoorkoming en -bestrijding. Binnen de stappen van de methodiek worden beelden van ‘hoe de hazen lopen’ en ‘hoe de vlag erbij hangt’ gespiegeld naar de bestrijding. Op die manier ontstaan ook ‘modus operandi’ van de bestrijding (in de meest brede zin van het woord) en van de daarbij betrokken actoren (rollen). In tegenstelling tot gebruikelijke interventiestrategieën beperken deze bestrijdingswijzen zich niet tot degenen met een expliciete taak in de zin van toezicht, handhaving of opsporing. ‘Iedereen een bestrijder’ houdt in dat iedereen die kan bijdragen aan detectie of interventie van financieel-economische criminaliteit daarop wordt aangesproken.
54
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
HGI grijpt sterk aan op het eerder omschreven kennisprobleem. Het probeert gelijke tred te houden met de modaliteiten waaruit financieeleconomische criminaliteit bestaat; een en ander met inschakeling van juist die partijen die daar licht op kunnen werpen. Niet alleen vanuit de feitelijkheid van wat in dossiers is aangetroffen, maar vooral ook vanuit een verwachting hoe criminelen te werk gaan, ook al hebben we dat nog niet gezien (Faber, Mostert, Faber, & Vrolijk, 2010). Finec.eu Hypothese Gestuurde Interventie wordt vooralsnog offline toegepast. Onder de noemer finec.eu wordt momenteel een community en een verbindingskanaal ontwikkeld waarmee burgers en professionals gezamenlijk inzichten kunnen cumuleren over kwetsbaarheden van slachtoffers, de modus operandi van criminelen en de rollen die daarbij zijn betrokken, en van werkzame interventies; nationaal en internationaal. Wat in de hoofden van mensen zit, en daar vaak ook blijft, wil finec.eu aftappen, cumuleren en veredeld met andere kennis weer teruggeven; in een zoveel mogelijk operationele vorm die direct bruikbaar is binnen de inductieve benadering van professionals, maar ook in staat stelt tot meer deductieve criminaliteitsbestrijding. Met deze manier van het cumuleren en distribueren van praktische kennis wil het lectoraat ook de urgentiebeleving ten aanzien van financieel-economische criminaliteit beïnvloeden, opdat dit leidt tot effectievere en meer efficiënte interventies. Een belangrijk doel is ook om concreet te demonstreren dat ogenschijnlijk volstrekt verschillende delicten tot onderling uitwisselbare inzichten kunnen leiden. Nationale (kennis) Infrastructuur tegen Financieel-economische criminaliteit (NIFC) We weten inmiddels dat het zogenaamde ‘crowd sourcing’ niet per definitie leidt tot slimmere inzichten. Vandaar dat het lectoraat een kennisinfrastructuur heeft ingericht en verder uitbreidt die een afspiegeling wil zijn van de wijze waarop criminaliteit in elkaar steekt. Zij bedient zich van kenniskringen die zijn samengesteld uit partijen die op een of andere wijze zijn of kunnen worden betrokken bij een bepaald verschijnsel van financieel-economische criminaliteit. De boef zelf zit er nog net niet bij, hoewel je dat misschien ook nooit helemaal zeker kunt weten. De deelnemers namens die partijen vormen als het ware een ‘human interface’ tussen hun branche of relevante deel van de wereld en de
5.
Strategie en voertuigen
55
probleemstelling rond concrete vormen van financieel-economische criminaliteit. Twee van die breed samengestelde kenniskringen zijn sinds het voorjaar actief met als thema’s faillissementsfraude en witwassen. Kenniskringen interpreteren de cumulatieve informatie die door toepassing van Hypothese Gestuurde Interventie wordt verzameld. Zij zijn op zichzelf een katalysator en ook voorloper van een breder conceptueel model dat schuilgaat achter de noemer van een Nationale Infrastructuur Financieel-economische criminaliteit (NIFC).24 Met de nadruk op infrastructuur, worden in dat conceptueel model organisaties en hun detectieen beïnvloedingsmogelijkheden functioneel aan elkaar gerelateerd. Voor het detecteren en beïnvloeden van crimineel gedrag is een bredere blik nodig dan die vanuit één organisatie. In het ontwerp van de NIFC wordt die bredere blik functioneel op basis van de kenmerken van financieeleconomische criminaliteit georganiseerd. Is daarvoor een bijdrage nodig van bijvoorbeeld Albert Heijn? Dan proberen we die te mobiliseren. Finecademy Op zich is het merkwaardig om op tal van partijen een beroep te doen tot integraliteit en samenwerking terwijl men het personeel voor die partijen mono-disciplinair opleidt. Neem bijvoorbeeld de masterclass ondermijning van het OM waaraan alleen officieren van justitie deelnemen. Zou het niet veel logischer en ook effectiever zijn om hen de samenwerking met anderen te laten ervaren tijdens deze of andere opleidingen of overdrachtsituaties? Partijen die vanuit het criminaliteits- of maatschappelijk vraagstuk geredeneerd toegevoegde waarde kunnen en zelfs moeten leveren aan het voorkomen of oplossen er van, wil het lectoraat onder de noemer ‘Finecademy’ al in de opleidingssitituatie bij elkaar brengen. Academies zoals we die nu kennen als de NMA-academie, FIOD-academie, Politieacademie, SSR en niet te vergeten het reguliere HBO-onderwijs zouden uit oogpunt van effectiviteit van de bestrijding van financieel-economische criminaliteit met elkaar moeten worden verbonden. Leren kijken over de schutting (in plaats van over die schutting te gooien) en medewerkers als vanzelfsprekend vertrouwd maken met de mogelijkheden en onmogelijkheden van de verschillende bij de bestrijding van financieel-economische criminaliteit betrokken partijen.
56
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Dat levert de deelnemers ook nog eens een relevant netwerk op, waardoor men elkaar snel weet te vinden. Tot slot biedt dit type integrale overdracht ook nog eens meer kans op zelf-actualisatie van het onderwijs. In plaats van in vruchtbare afzondering binnen het eigen referentiekader opleiden van politiemensen, levert gezamenlijke opleiding met bijvoorbeeld toezichthouders, accountants, leden van het Openbaar Ministerie of Bijzondere Opsporingsdiensten, prikkels op vanuit verschillende omgevingen over nieuwe ontwikkelingen. Niet in de laatste plaats is dat zeer relevant voor docenten.
Reflectie
Reflectie
Financieel-economische criminaliteit is sterk verweven met de financiële, sociale en economische infrastructuur van ons land. Die is niet los te zien van relaties met andere landen en werelddelen. Al helemaal niet vanwege de centrale positie die Nederland internationaal in de financiële wereld inneemt. Daders binnen en buiten Nederland maken in verschillende rollen gebruik van allerlei kwetsbaarheden, technische verhullingsconstructies, complexe structuren of internationale omleidingen. Daarin zijn, te goeder èn te kwader trouw, allerlei verschillende dienstverleners (facilitators), producten en infrastructurele voorzieningen betrokken. Traditioneel wordt graag onderscheid gemaakt tussen boven- en onderwereld maar we weten dat onze huidige samenleving, onveiligheid incluis, een resultante is van het jarenlang op elkaar inwerken van tal van acties die elkaar versterken en uitdempen. Hoe dat eindresultaat precies uit al de onderliggende ontwikkelingen ontstaat, is niet te reconstrueren en bovendien ook niet eens uit die afzonderlijke ontwikkelingen te verklaren. In de systeemtheorie noemt men dat resultaat ‘emergent’: meer dan kan worden verklaard uit de som van de delen. Als die samenleving op deze manier is ontstaan en ook verder evolueert, dan impliceert dit dat op elkaar inwerkende acties van meerdere partijen, publiek en privaat, nodig zijn om de die samenleving qua niveau aan financieel-economische criminaliteit, te beïnvloeden. Daarover heb ik een aantal gedachten met u willen delen (Faber & Heel van, 2011). Aan het begin van mijn betoog nam ik u mee naar het plaatsje Oijen ergens in de dertiger jaren van de 20e eeuw. Ik maakte melding van het tragische ongeluk dat Jan de Ceel overkwam. Nu maken we een uitstapje naar het plaatsje Herent bij Leuven in België. Het is november 1999 en op de Brusselsesteenweg rijdt tandarts L.H. uit Gaanderen ongelukkigerwijze tegen een Belgische boom. Met voor een tandarts fatale gevolgen: de losse wijsvinger van zijn linkerhand lag op de vloer van de auto. Volgens een ooggetuige was er geen enkele hindernis op de rijbaan waarvoor de bestuurder diende uit te wijken en was er geen
60
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
enkele oorzaak waarom het ongeval gebeurde. Ook ontbrak ieder remspoor. Het op het stuur aangetroffen bloed was afkomstig van L.H. en had een hoog gehalte aan lidocaïne.25 Het leek de getuige-deskundige en ook de rechtbank erg onwaarschijnlijk dat de ‘scherpe’ amputatie van verdachtes linkerwijsvinger, zoals werd beweerd, door een gat in het sportstuurwiel van zijn auto was veroorzaakt.26 De verdachte L.H. had tot kort voorafgaand aan het ongeval een aantal arbeidsongeschiktheidsen persoonlijke ongevallenverzekeringen afgesloten. Net als onze Jan de Ceel was ook L.H. rechtshandig, denk ik. Er lijkt weinig nieuws onder de zon. Onze Jan wilde 60 jaar eerder steeds sneller en tandarts L.H. wilde ook sneller, maar dan met pensioen. Beiden leken niet zonder financieel-economische criminaliteit te kunnen. Leek, want Jan de Ceel is nooit voor zijn oplichting vervolgd en tandarts L.H. is weliswaar door de rechtbank veroordeeld maar in hoger beroep door het Gerechtshof vrijgesproken.27 En hoe is het eigenlijk Jan Ceelen uit Oss verder vergaan? Ondanks zijn nieuwe fiets won hij geen enkele wedstrijd, maar landelijke bekendheid kreeg hij zeker. (Hoeks & Rooijakkers, 2011). Het erepodium kreeg helaas voor hem meer iets van een ereschavot. Jan werd gerekend tot de Bende van Oss en verantwoordelijk gehouden voor de moord op Jan van der Pas. Wie durft nog te stellen dat er rond financieel-economische criminaliteit geen bloed vloeit? Het lectoraat Financieel-economische Criminaliteit is tot stand gekomen dankzij het Programma Finec-Politie, de Board Opsporing van de toenmalige Raad van Hoofdcommissarissen en de Politieacademie. De exponenten die dit gezamenlijke initiatief hebben weten te realiseren waren Pieter Tops, Frederik Janssen en Peter Klerks. Jullie zijn het ook geweest die mij hebben overgehaald om ja te zeggen tegen het lectorschap. Dat dit heel andere consequenties zou hebben dan destijds gedacht kon ik niet vermoeden. Jullie hebben mij ook opgezadeld met een onmogelijk waar te maken SKO-beschrijving. Dat duid ik jullie niet euvel. Ik dank jullie voor het in mij gestelde vertrouwen. Mijn excuses aan mijn collega lectoren, programmamanagers, André en Aukje. Het valt mij niet mee om alle schoteltjes gelijk draaiende te houden en er voldoende voor jullie te zijn.
Reflectie
61
Frederik, je wilde een luis in de pels en nu je hem hebt gekregen jeukt het soms best veel en ook op heel vervelende plaatsen. Steevast komen onze gesprekken uit op het vraagstuk van systeeminterventies; meebewegen versus confrontatie. Van machtspelletjes houden wij geen van beiden, maar wat zien we die toch veel gespeeld worden. Toch raar dat zo weinig onderzoeksrapporten daaraan aandacht geven. Even steevast eindigen onze gesprekken met warme steunverklaringen. Menigeen van u zal mij niet direct associëren met het voorlezen van een inleiding. Doorgaans geniet ik juist bijzonder van de interactie met het publiek. In klein verband bijvoorbeeld met mijn drie knullen die hier als inmiddels volwassen kerels vooraan zitten. Wat kunnen we toch geweldig met elkaar aan klooien. Of de wisselwerking zoals ik die vorige week in mijn geliefde Curaçao beleefde; intensief maar wat een geweldige response. Daarvan kan menig macamba nog wat leren. Tiny, mijn levensmaatje door dik en dun, houdt mij vanuit haar vakgebied altijd voor dat de ontwikkeling van het kind bijzonder is gebaat bij voorlezen. Dus na deze voorgelezen rede heb ik alle vertrouwen in de verdere ontwikkeling van u hier aanwezig. Niet alleen dank aan haar voor deze wijze raad, maar voor alle gedeelde ervaringen en avonturen. In voor- en tegenspoed. Dames en heren. Tijdens de sollicitatieprocedure voor de Politieacademie in 1978 werd mij vriendelijk de vraag gesteld of ik wellicht geen dominee zou moeten worden. Nu 30 jaar later oreer ik aan diezelfde Politieacademie aan de hand van een calvinistische ‘opgave’ en met de missie om ‘licht te brengen in de duisternis’. Ze zaten ze er destijds helemaal niet ver naast.
62
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Noten
63
Noten 1
Geboren te Oss op 19 april 1912 als Johannes Petrus Ceelen. Hij woont bij zijn ouders en helpt in 1932 in het kortgeleden opgetrokken café van buurtgenoot Jan van der Pas (Z.). Hij krijgt een intieme relatie met Janske van der Pas-van Uden (vrouw Z.), waarna hij haar humeurige echtgenoot heimelijk vermoord (Hoeks & Rooijakkers, 2011)(Hoeks & Rooijakkers, 2011)
2
Het lectoraat Finec is per 1 juli 2009 aan de Politieacademie ingesteld op initiatief van de Board Opsporing van de Raad van Hoofdcommissarissen. Het wordt voor de jaren 20092013 gefinancierd door het FinEC Programma Politie. Het Lectoraat heeft twee doelen: het versterken van de aanpak van financieel-economische criminaliteit en het vergroten van de slagkracht van het financieel opsporen.
3
In de zogenaamde WODC-criteria wordt diefstal tot financieel-economische criminaliteit gerekend en bedrieglijke bankbreuk bijvoorbeeld niet.
4
Hieronder worden de volgende delicten verstaan: flessentrekkerij, valsemunterij, witwassen, bankbreuk, oplichting, afpersing, bedrog, fraude. Fraude is op zijn beurt tevens een containerbegrip en wordt onderverdeeld in horizontale en verticale fraude waar voor beide noemers voldaan wordt aan de algemene definitie van financieel-economische criminaliteit. Horizontale fraude is de fraude, hypotheekfraude, beleggingsfraude, creditcardfraude, eigendomsfraude, verzekeringsfraude, acquisitiefraude, voorschotfraude, faillissementsfraude. Onder verticale fraude wordt verstaan belastingfraude, zorgfraude, sociale zekerheidsfraude en subsidiefraude. Je noemt voorbeelden maar wat is onderscheidend criterium tussen horizontale en verticale fraude?
5
Door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie wel gerekend tot financieel-economische criminaliteit.
6
LJN: BH5354
7
Volgens Oudejans en Vis (2008) blijken vooral hoger opgeleiden het slachtoffer te zijn van bijvoorbeeld oplichting.
8
Toen de eenzame, gescheiden Philip Hunt voor een prachtige vrouw viel die hij had ontmoet via een datingsite dacht hij dat al zijn gebeden waren verhoord. Ze overtuigde hem dat ze jong en overweldigend rijk was, en vroeg of Philip haar kon helpen met het overboeken van $2,9 miljoen dollar van Nigeria naar het Verenigd Koninkrijk. Hierna zouden zij samen een nieuw leven kunnen beginnen. Helaas was het een uitgebreid plan om Philip op te lichten, dat hem tweeëntachtigduizend pond kostte en uiteindelijk zijn leven. De 58-jaar oude Philip was in de ban geraakt van een toekomst met de bloedmooie ‘Rose’, en was bereid tienduizenden ponden te betalen om haar te helpen malaria te overwinnen, en om haar te helpen haar geld door de douane het Verenigd Koninkrijk binnen te sluizen. De ladingsambtenaar sloot een tweede hypotheek af op zijn huis, nam leningen aan, maakte courantkredieten aan en smeekte zijn
64
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
werknemers om geld nadat hij keer op keer geld had doorgesluisd naar de bankrekening van de fraudeurster. Uiteindelijk had hij zich zo ver in de schulden gewerkt dat hij zelfmoord pleegde door voor de trein te springen. Alhoewel hij door een ex-vriendin gewaarschuwd was dat hij werd opgelicht, leek Philip Hunt tot het einde te geloven in Rose. Zijn mobiele telefoon werd gevonden in een rugzak in de buurt van zijn lichaam. Uit een sms’je naar Rose (dat nooit verstuurd was) bleek het volgende: ‘Ik heb het koud, ik ben eenzaam en depressief, ik ben zo eenzaam zonder jou vanavond. Ik ga mijn God ontmoeten.’ (http://www.fraudwatchers.org/ forums/showthread.php?t=37530, geraadpleegd 24 oktober 2011; vertaling Niels Faber) 9 Bijdrage aan Congres MassMarketing, Fraud en Strategieën, door Brian Hay (Australian Competition and Consumer Commission), Brisbane, Australië 10 Hoe onaardig het ook klinkt en hoe slecht het ons ook uitkomt binnen onze denkmodellen en indruist tegen ons waarden: criminele opbrengsten hebben op tal van manieren bijgedragen en dragen nog bij, om de samenleving te vormen. Wat de één als slachtoffer is kwijtgeraakt, heeft de dader weer in diezelfde samenleving besteed of geïnvesteerd. In technische zin bestaat een criminele geldinjectie niet zozeer uit extra geld maar uit een herverdeling van geld. 11
TK, vergaderjaar 1997-1998, 25 830 nr. 2
12 artikel 420bis Wetboek van Strafrecht:
1. Als schuldig aan witwassen wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste 4 jaren of geldboete van de vijfde categorie:
a. hij die van een voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult wie de rechthebbende op een voorwerp is of het voorhanden heeft, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf;
b. hij die een voorwerp verwerft, voorhanden heeft, overdraagt of omzet of van een voorwerp gebruik maakt, terwijl hij weet dat het voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig is uit enig misdrijf.
2. Onder voorwerpen worden verstaan alle zaken en alle vermogensrechten.
13 Kleemans, Brienen, & Van de Bunt (2002) definiëren in de monitor georganiseerde criminaliteit witwassen als ‘het geheel van handelingen dat nodig is om gelden die afkomstig zijn van criminaliteit een ogenschijnlijk legale herkomst te geven’. Voor een beschrijving van de samenleving als slachtoffer van witwassen komt deze definitie te kort. Het samenlevingseffect bestaat niet alleen uit de suggestie van een legale herkomst maar ook uit het injecteren van het criminele geld in het financieel-economisch systeem. Die handeling is bij de aangehaalde definitie niet inbegrepen. 14 Een attitude is de negatieve of positieve evaluatie van een bepaald object (persoon, zaak of organisatie). Deze wordt gevormd door een geheel van gevoelens, gedachten en gedragingen, ten opzichte van dat object. 15 Hoewel de Nederlandse politiek in toenemende mate aandacht schenkt aan financieeleconomische criminaliteit en van politie en justitie effectieve maatregelen verwacht, was het opvallend dat twee van de zeven benaderde politieregio’s niet aan het onderzoek wilden meewerken omdat hun prioriteit niet uitging naar fraude.
Noten
65
16 De kracht van de samenwerking op basis van gedeelde interesse en verontwaardiging op uitvoerend niveau is dat ze min of meer vanzelf gaat, ook als partijen elkaar niet of nauwelijks kennen. Men werkt niet samen om de ander een plezier te doen, maar vanwege de eigen ‘professionele irritatie’. 17 Zo wordt alom gekozen voor de invalshoek witwassen, maar in hoeverre weten we of de crimineel daar ook gevoelig voor is? Is een fraudeur of een andere crimineel zo calculerend dat hij of zij in zijn/haar overwegingen tot het plegen van financieel-economische criminaliteit het afpakrisico van buit mee laat wegen? Of is de (doorgewinterde) crimineel veel opportunistischer? Dan wel is juist de doorgewinterde crimineel zo slim om zijn modus operandi zoveel mogelijk te laten lijken op die van een willekeurige burger? Achtergrondvragen waarvan de antwoorden van belang zijn om de wenselijkheid en keuze van interventies door te laten leiden. 18 Kingdon spreekt van een policywindow: een ‘opportunity of action’ waarvan de mate van voorspelbaarheid waarmee ze zich opent en actief blijft varieert (Kingdon, 1995, p. 166).(Kingdon, 1995, p. 166). Hij onderscheidt twee soorten van dit soort vensters: in de probleemstroom zoals een acute crisis, en in het politiek-bestuurlijke procesverloop zoals het aantreden van een nieuw kabinet. 19 Kastelein maakt in zijn modulaire basisbenadering onderscheid tussen de opdracht van een organisatie (vrij vertaald als hetgeen men volgens een afspraak als resultaat gaat leveren) en de opgave: de manier waarop men met de beschikbare middelen en binnen de vigerende context aan de opdracht probeert te voldoen. De term opdracht geeft weinig blijk van de hobbels en weerstanden die men kan tegenkomen bij het uitvoeren; het begrip opgave echter wel. Het roept associaties op met ‘een te dragen last’ en met een uitdaging (Kastelein, 1999). 20 Samenstand van planeten. 21 Met inwerkingtreding van de Wet van 7 juli 2010 tot wijziging van onder meer Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet documentatie vennootschappen. 22 Nooit is iemand er in geslaagd om duidelijker uit te leggen waaruit een visie moet bestaan als John van der Torn. Het stuk daarover ben ik kwijtgeraakt maar gedurende bijna 20 jaar is de inhoud mij altijd bij gebleven. 23 Gebaseerd op de vijf Voorwaarden voor Effectieve Besturing van A.C.J. De Leeuw, (Leeuw De, 2001). 24 In 2005 is een ontwerp gemaakt voor een op kennisverzameling en -deling gerichte Nationale Infrastructuur tegen Cybercrime (NICC) dat gebruik maakt van, en aansluit op, de sterke dynamiek van het onderwerp van bestrijding: cybercrime. Het ontwerp is in de afgelopen jaren met succes experimenteel beproefd in de voormalige Nederlandse Antillen en vormde de basis voor het zogenaamde NICC-Programma tegen cybercrime. Vanwege deze positieve ervaringen en het gegeven dat de gedachten achter het ontwerp notabene stammen uit de aanpak van financieel-economische criminaliteit, is naar analogie de Nationale Infrastructuur tegen Financieel-economische Criminaliteit ontworpen. Het begrip ‘infrastructuur’ is bewust gekozen en duidt niet op een afzonderlijke organisatie maar op functionele verbindingen
66
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
tussen relevante partijen die aan het voorkomen en detecteren van criminaliteit of het daarop interveniëren een rol kunnen spelen. Het aardige van het NIFC-concept is dat er geen afzonderlijke organisaties voor hoeven te worden gecreëerd maar gebruik wordt gemaakt van wat er al is. Met de Nationale Infrastructuur ontstaat een ringleiding die bestaande partijen met elkaar verbindt;.niet op basis van een dogmatische oproep tot samenwerking, maar gestuurd door de kenmerken van financieel-economische criminaliteit en hun vertaling naar bronnen voor detectie en interventie. Inhoudelijke kennis van delicten als motor. 25 Lidocaïne HCl wordt o.a. gebruikt door tandartsen voor het lokaal verdoven van kaakdelen (http://www.bosscherstichting.org/index.php/informatie/de-werkzame-stoffen-in-lokaalanaesthetica.html, geraadpleegd 10 oktober 2011) 26 LJN: AU5333, Rechtbank Zutphen , 06/086025-00 27 In de zaak van tandarts L.H., was de Rechtbank van mening dat op geraffineerde wijze het verzekeringsstelsel werd ondermijnd. Verzekeringsfraude zouden wij het noemen en het Wetboek van Strafrecht dat de term fraude niet kent, noemt het oplichting. Het Gerechtshof is de Rechtbank overigens niet in haar oordeel gevolgd en heeft L.H. in 2007 vrijgesproken op basis van een naar haar oordeel onvolledig uitgevoerd opsporingsonderzoek. LJN: BB2125, Gerechtshof Arnhem , 21-005586-05
Literatuur
67
Literatuur Ashby, R., & Conant, R. (1970). Every good regulator of a system must be a model of that system. International Journal of Systems Science , 1 (2), 89-97. Bachrach, P., & Baratz, M. (1970). Power and poverty: theory and practice. New York: Oxford Unversity Press. Beer, S. (1974). Designing freedom. Chichester: John Wiley & Sons. Bovenkerk, F., & Leuw, E. (sd). Criminologische kennis en de toepasbaarheid daarvan.De wetenschappelijke benadering van criminaliteit. Opgeroepen op december 21, 2009, van wodc.nl: www.wodc.nl/.../Theoretische%20 achtergrond_tcm44-84952.pdf Checkland, P., & Scholes, J. (1990). Soft Systems Methodology in Action. Chichester: John Wiley & Sons. Faber, W., & Heel van, A. (2011). ‘Iedereen een bestrijder’. Financieel Economische Criminaliteit en het Lectoraat Finec: visie en realisatie. Apeldoorn: Politieacademie. Faber, W., & Mostert, S. (2006). Actieonderzoek NICC. Ontwerp van een aanpak. Oss: Faber organisatievernieuwing b.v. Faber, W., & Nunen van, A. (2002). Het ei van Columbo? Evaluatie van het project Financieel Rechercheren. Oss: Faber organisatievernieuwing. Faber, W., & van der Lugt, B. (1999). Inpoldering van het fraudelandschap. Tussenevaluatie interregionale fraudeteams en het landelijk loket horizontale fraude. Oss: Faber organisatievernieuwing b.v. Faber, W., & van Nunen, A. (2004). Uit onverdachte bron. Evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.
68
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Faber, W., Mostert, S., & Oude Alink, H. (2006). Nationale Infrastructuur Bestrijding Cybercrime. Oss: NPAC. Faber, W., Mostert, S., Faber, J., & Vrolijk, N. (2010). Phishing, Kinderporno en Advanced Fee internetfraud. Oss: Faber organisatievernieuwing. Faber, W., Mostert, S., Nelen, J., & la Roi, C. (2006). Baselinestudy Criminaliteit en Rechtshandhaving Curaçao en Bonaire. Oss/Willemstad: Faber organisatievernieuwing b.v./Vrije Universiteit. Faber, W., Van Nunen, A., & la Roi, C. (2009). Bijzonder zijn ze allemaal! Vergelijkend onderzoek reguliere en bijzondere opsporing. Amsterdam: Elsevier. Fijnaut, C., Bovenkerk, F., Bruinsma, G., & Van de Bunt, H. (1996). Eindrapport georganiseerde criminaliteit in Nederland. In E. opsporingsmethoden, Inzake opsporing: Enquete opsporingsmethoden (p. Bijlage VII). ‘s-Gravenhage: Sdu Uitgevers. Gateway and Steppingstone Substances. (sd). Opgeroepen op December 20, 2009, van Alcohol Problems and Solutions: http://www2.potsdam. edu/hansondj/YouthIssues/1104198586.html Goldstein, J. (1999). Emergence as a Construct: History and Issues. Emergence , 11, 49-72. Hoeks, L., & Rooijakkers, G. (2011). De bende van Oss. Sabel tegen mes. Alphen aan de Maas: Uitgeverij Veerhuis. Joldersma, C., Teeven, F., De Wit, J., Heerts, T., Anker, E., & De Roon, E. (2008). Verwevenheid van de bovenwereld met de onderwereld. Rapport van de parlementaire werkgroep verwevenheid onderwereld/bovenwereld. Den Haag. Kastelein, J. (1990). Modulair organiseren - tussen autonomie en centrale beheersing -. Groningen: Wolters-Noordhoff.
Literatuur
69
Kingdon, J. (1995). Agendas, Alternatives and Public Policies. Boston, Massachusetts: Addison-Wesley. Kleemans, E. (2011). Georganiseerde misdaad en de zichtbare hand. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. Kleemans, E., Brienen, M., & van de Bunt, H. (2002). Georganiseerde criminaliteit in Nederland. Tweede rpoortage op basis van de WODC-monitor. Meppel: Boom Juridische uitgevers. Kunst, M., & Dijk van, J. (2009). Slachtofferschap van fraude: een explo-rerend onderzoek naar de impact van diverse vormen van financieeleconomische criminaliteit. Tilburg: Intervict/Prisma. Lectoraat Financieel-economische criminaliteit. (2010). Kennisambitie. Apeldoorn: Politieacademie. Leeuw De, A. C. (2001). Bedrijfskundige methodologie. Management van onderzoek. Assen: Van Gorcum. Luhmann, N. (1985). Soziale Systeme. Grundriß einer allgemeinen Theorie. Frankfurt am Main: Suhrkamp Verlag KG. Schouten, M. (1938). De zaak Oss. Amsterdam. Unger, B., Siegel, M., Ferwerda, J., De Kruijf, W., Busuioic, M., Wokke, K., et al. (2006). The amounts and the effects on moneylaundering. Utrecht/ Canberra: Utrecht School of Economics/Australian National University Centre for Tax System Integrity. Williamson, O. (1981). Williamson, Oliver E.The Economics of Organization: The Transaction Cost Approach. The American Journal of Sociology , 87/3, 548-577.
70
Financieel-economische criminaliteit? We kunnen niet zonder!
Colofon Uitgave
Politieacademie Lectoraat Financieel-economische Criminaliteit
ISBN
978-90-79149-53-7
Datum
18 november 2011
Oplage
800 exemplaren
Omslagfoto
Can Stock Photo
Vormgeving
Clicsoft & design BV, Enschede
Drukwerk
OBT, Den Haag
Productiebegeleiding Communicatie & Marketing, Politieacademie Voor reacties of vragen:
[email protected] © 2011 Politieacademie Behoudens door de wet gestelde uitzonderingen mag niet uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van de Politieacademie, die daartoe door de auteurs met uitsluiting van ieder ander onherroepelijk is gemachtigd.
11-165
www.politieacademie.nl/lectoraatfinec
www.politieacademie.nl