Emcomat 14 Conventionele draaimachine
Gebruiksaanwijzing Emcomat 14 Ref.-nr. HL 2203 Versie A2006-06
Naam van de machine
Karakteristieke eigenschappen
Emcomat-14S
· Standaard uitvoering · 2 toerentalgebieden (elektronisch geregeld)
Emcomat-14D
· 2 toerentalgebieden (elektronisch geregeld) · Geïntegreerde digitale positieweergave
EMCO Maier Ges.m.b.H. P.O. Box 131 A-5400 Hallein-Taxach/Austria Phone ++43-(0)62 45-891-0 Fax ++43-(0)62 45-869 65 Internet: www.emco.at E-Mail:
[email protected]
Emcomat 14 3-Punkt-Auflage / 3-Point Bearing
Bohrplan Drill template
Voorwoord Al meer dan vijf decennia ontwikkelt en vervaardigt EMCO machines ter bewerking van hout en metaal. Sinds 1980 brengt onze firma ook computergestuurde gereedschapmachines met veel succes op de markt. De serie draaimachines EMCOMAT profiteert van deze lange ervaring. De machine is eenvoudig te bedienen en wordt volgens de modernste productiemethodes overeenkomstig ISO 9001:2000 vervaardigd. De draaimachine EMCOMAT 14D is uitermate geschikt voor draaiers met CNCervaring, maar ook als eerste machine die met CNC-technologie is uitgerust. De machine is voorzien van een digitaal trajectmeetsysteem, dat de contouren van de gereedschappen en werkstukken kan opslaan. Omdat onze machines wereldwijd worden gebruikt, beschikken we over een uitgebreid servicenet. Het is voor ons daarom vanzelfsprekend dat onze klanten gebruik kunnen maken van steeds beschikbare servicemonteurs, een telefonservice en zonodig - ook nog lang ná de tienjarige serviceplicht - van de snelle levering van alle reserve-onderdelen. Onze meer dan 100 hoofdvertegenwoordigers in alle landen verstrekken u graag inlichtingen inzake nieuwe ontwikkelingen (bijv. spanmogelijkheden voor werkstukken of gereedschappen enz.) en het achteraf uitrusten van bestaande machines met nieuwe technische voorzieningen. In deze gebruiksaanwijzing vindt u een complete beschrijving van de veiligheidsvoorschriften, het transport, de opstelling, de bediening en het onderhoud van de machine. Lees deze aanwijzing daarom in zijn geheel door, alvorens de machine in gebruik te nemen. De gebruiksaanwijzing bevat tevens driedimensionale tekeningen van alle onderdelen, die de constructie van de machine verduidelijken. Aan de hand van deze tekeningen kunnen ook alle reseve-onderdelen probleemloos besteld worden. Indien u vragen of verbeteringsvoorstellen met betrekking tot deze gebruiksaanwijzing heeft, kunt u zich direct richten tot: EMCO MAIER Gesellschaft m. b. H. Afdeling Technische Documentatie A-5400 HALLEIN, Oostenrijk
innovative machine tools
EG-conformiteit Het CE-teken bevestigt samen met de EG verklaring van overeenstemming dat de machine en de gebruiksaanwijzing voldoen aan de richtlijnen die voor deze producten gelden. Alle rechten voorbehouden, vermenigvuldiging alleen met toestemming van de firma EMCO MAIER © EMCO MAIER Gesellschaft m.b.H., Hallein/Taxach-Oostenrijk
3
4
Inhoud Onderdel - 1 Gebruik conform de voorschriften ............................................. 7 Garantievoowaarden voor nieuwe machines van EMCO ......... 7 Veiligheidsvoorschriften ......................................................... 8 Brand- en explosiegevaar .................................................... 10 Preventie .......................................................................... 10 Maatregelen bij de brandbestijding ................................. 10 Veilig verspanen .................................................................. 11 Werkvoorschfriten ............................................................ 12 Technische gegevens van de machine ................................... 13
A Opstellen van de machine
Toerental instelling ................................................................... 33 Selectie - toerentalgebied .................................................... 33 Fijninstelling ......................................................................... 33 Hoofdspindel in-/uitschakelen ............................................. 33 Automatische voeding ............................................................. 34 Instellen van de voeding ...................................................... 34 Voedingsas selecteren ........................................................ 35 Voeding inschakelen ............................................................ 35 Schroefdraad snijden ............................................................... 36 Instellen van de spoed ......................................................... 36 Inschakelen van de voeding bij het schroefdraadsnijden ... 37 Hoofdspindel inkoppelen ................................................. 37 Werkvolgorde schroefdraadsnijden ................................. 37 Snijsnelheden .......................................................................... 38
Aanvaarding van de machine .................................................. 15 Machinenummer en elektrotechnisch nummer ................... 15
Verspaningsvermogen ............................................................. 39 Vermogensdiagram ................................................................. 39
Inhoud van de levering van de basismachine ......................... 16 Transport v. de machine .......................................................... 17 Transport met pallet ............................................................. 17 Transport zonder pallet ........................................................ 17
C Onderhoud en bijstelwerkzaamheden
Criteria v.h. opstellen ............................................................... 18 Vloer ..................................................................................... 18 Gebruiksvoorwaarden .......................................................... 18 Ergonomie ............................................................................ 18 Plaats die nodig is voor bediening en onderhoud .............. 18
Aanbevolen smeermiddelen .................................................... 43
Afmetingen van de machine .................................................... 19 Opstelmogelijkheden, horizontaal opstellen ........................... 20 Opstellen m.b.v. nivelleerschoenen ..................................... 20 Machine vastschroeven ....................................................... 20 Verdere criteria v. opstelling ................................................ 21 Transportbeveiliging ................................................................. 21 Elektrische aansluiting ........................................................... 22 Gegevens v. aansluiting op het stroomnet .......................... 23 Eerste inbedrijfstelling ............................................................. 23
B Beschrijving en gebruik v. de machine Belangrijkste onderdelen en bedieningselementen ................ 25 Machine-onderstel ............................................................... 26 Machinebed ......................................................................... 26 Aandrijving hoofdspindel ..................................................... 26 Voedingsaandrijving ............................................................. 26 Hoofdspindel ............................................................................ 27 Technische gegevens .......................................................... 27 Aansluitafmetingen spindel ................................................. 27 Montage van het spanmiddel op de hoofdspindel .............. 28 Vastschroeven v. de Camlock-bouten in het spanmiddel ... 28 Slotkast .................................................................................... 29 Veiligheidspakket ..................................................................... 29 Lengteslede (Z) ....................................................................... 30 Dwarsslede (X) ........................................................................ 30 Bovenslede (Z0) ...................................................................... 30 Losse kop ................................................................................ 31 Verplaatsen van de klemhendel van de losse kop .............. 31 Draaien van lange kegels .................................................... 32 Verzetten van de neus v. d. losse kop ............................. 32 Berekening verplaatsing losse kop .................................. 32
5
Onderhoudsoverzicht .............................................................. 42 Aanbevolen koelsmeermiddelen (chloorvrij) ........................... 44 Aanwijzingen voor de keuze van het koelsmeermiddel .. 45 Reiniging van de koelsmeermiddeltank ........................... 45 Doorzichtige klauwplaat-bescherming vervangen .................. 46 Onderhoud van de ruit ......................................................... 46 Bijstelwerkzaamheden ............................................................ 47 Spindelbok ........................................................................... 47 Spindelmoeren voor dwars- en bovenslede ........................ 47 Controle ............................................................................ 47 Sledegeleidingen voor dwars- en bovenslede .................... 48 Axiale speling van de hoofdspindel ..................................... 48 Controle ............................................................................ 48 Flankspeling tussen slotkast en hoofdspindel .................... 49 Slotkastgeleiding ................................................................. 49 Bijstellen ........................................................................... 49 Controle ............................................................................ 49 Hoofdspindellagers .............................................................. 49 Glijkoppeling ........................................................................ 50 Tandriemen voor voedings-drijfwerk .................................... 50 Correcte riemspanning .................................................... 50 Tandriem voor de schuifas op het voedingsdrijfwerk ...... 50 Tandriem voor de voedingsas op de spindelbok ............. 50 Hoofddrijfriem ...................................................................... 51 Correcte riemspanning .................................................... 51 Losse kop ............................................................................ 52 Schuifpen op de hoofdspindel ............................................. 52 Veiligheidsvoorzieningen ......................................................... 53 NOOD-UIT-knop ................................................................... 53 Bewaking eindschakelaar .................................................... 53 Testmethode ........................................................................ 53
D Toebehoor Set wisseltandwielen ............................................................... 55 Mogelijke schroefdraden ..................................................... 55 Monteren van de wisseltand-wielen op de machine ........... 55 Positie van de wisseltand-wielen veranderen ..................... 56 Montageaanwijzingen ...................................................... 57 Plaats v. d. wisseltandwielen ............................................... 58 Koelmiddelinstallatie ................................................................ 60 Montage van de koelmiddel-installatie ................................ 60 Elektrische aansluiting ......................................................... 62 Machinelamp ........................................................................... 63 Monteren van de machinelamp ........................................... 63 Elektrische aansluiting ......................................................... 64 Voetrem .................................................................................... 65 Monteren van de voetrem .................................................... 65 Elektrische aansluiting ......................................................... 66 Conus draai-installatie ............................................................. 67 Montage van de conus draai-installatie ............................... 67 Voorbeelden voor de berekening van kegels ...................... 67 Machinelade ............................................................................ 68 Snelspan tangklauwplaat ........................................................ 69 Montage van de tangklauwplaat met de trekbuis ............... 69 Demontage v.d. tangklauwplaat .......................................... 69 Montage van de spantangen ............................................... 70 Spannen van de werkstukken ............................................. 70 Onderhoud van de spantang-installatie .............................. 71 Bijstellen van het glijlager .................................................... 71
Onderdel - 2 Digitaal display voor Emcomat 14D Foutmeldingen
Onderdel - 3 Extra lijst van onderdelen
6
GEBRUIK VOLGENS VOORSCHRIFTEN/GARANTIEBEPALINGEN
Gebruik conform de voorschriften De machine is bestemd voor het draaien van verspaanbare metalen en verspaanbare kunststoffen. De bewerking van ander materiaal is niet toegestaan cq. mag in speciale gevallen alleen na overleg met de producent van de machine geschieden. Reglementair gebruik betekent tevens dat alle gebruiks-, onderhouds-, en reparatievoorschriften van de producent moeten worden opgevolgd. De machine mag alleen worden bediend en onderhouden door personen die ervaring hebben op het gebied van gebruik, onderhoud en reparatie en die zijn onderricht omtrent de gevaren. De Emcomat 14 is een "eenpersoonsmachine". Hij mag dus niet gelijktijdig door meer dan één persoon worden bediend. Alle voorschriften t.a.v. ongevallenpreventie en alle veiligheidsvoorschriften voor het werken met gereedschapmachines moeten altijd worden nagekomen. Bij gebruik in strijd met de voorschriften is de producent nooit aansprakelijk en ligt de verantwoordelijkheid uitsluitend bij de gebruiker.
Garantievoowaarden voor nieuwe machines van EMCO 1. De garantieperiode voor nieuwe machines van EMCO bedraagt zonder werkurenbeperking 12 maanden vanaf levering van de machine door EMCO of door de bevoegde handelaar. Indien EMCO of de bevoegde handelaar de machine tevens installeert, begint de garantieperiode vanaf installatie van de machine te lopen. Indien de installatie zonder schuld van EMCO wordt vertraagd, loopt de garantie 12 maanden na de geplande installatietermijn van de machine af. 2. De garantie omvat het verhelpen van alle materiaal- en uitvoeringsgebreken die afbreuk doen aan het goede functioneren van de machine. 3. Gebreken die zich voordoen moeten onmiddellijk en met gedetailleeerde beschrijving van het gebrek schriftelijk of mondeling, met schriftelijk bevestiging achteraf, worden medegedeeld aan de EMCO-handelaar of aan de dichtstbijzijnde EMCO servicepost. 4. Correct medegeelde en door de garantie gedekte gebreken worden door herstel van het gebrek of door levering van het reserveonderdeel zonder kosten voor de klant verholpen; defecte onderdelen moeten op verzoek van EMCO of van de handerlaar worden teruggestuurd. Kosten en risico van deze terugzending zijn voor rekening van de klant. 5. De garantieperiode voor reserve-onderdelen bedraagt zes maanden vanaf levering resp. vanaf vervanging van het defecte onderdeel, waarbij de fabrikant ook bij herhaaldelijke garantieclaims slechts tot dezelfde prestatie als bij de eerste garatieclaim verplicht is. 6. Er bestaat geen garantie voor gebreken die zijn ontstaan door: niet-naleven van de gebruiksaanwijzingen, veiligheidsvoorschriften en toelatingsvoorwaardes of andere instructies aangaande levering, installatie, inbedrijfstelling of gebruik van de machine; verkeerd of ondeskundig gebruik van machine; foutieve montage resp. inbedrijfstelling; eigenmachtige cq. niet uitdrukkelijk opgedragen of toegestane ingrepen in of veranderingen van de machine door de klant of door derden; natuurlijk slijtage, foutieve of nalatige bediening resp. chemische, elektrochemische of elektrische invloeden; ontoereikende energietoevoer of overmacht. 7. Kosten voor prestaties die buiten de garantieverplichting vallen zijn voor rekening van de klant.
7
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Veiligheidsvoorschriften Gebruiksaanwijzing lezen Lees de gebruiksaanwijzing helemaal, alvorens de machine in gebruik te nemen.
Gevaarlijke materiaal Het verspanen van magnesium en magnesiumlegeringen is verboden vanwege brandgevaar.
Aansluiting op het stroomnet De elektrische aansluiting van de machine en werkzaamheden in de schakelkast mogen alleen door een elektrotechnische vakman worden verricht. De machine mag alleen op stopcontacten met een aarddraad worden aangesloten.
Spansleutels Spansleutels (klauwplaten etc.) mogen niet met kettingen, touwen of soortgelijke middelen aan de machine worden bevestigd. Ze moeten voor de bewerking altijd worden verwijderd. Nooit in de draaiende machine grijpen!
Bevoegde bediening De machine mag alleen door geschoolde en bevoegde personen worden bediend. De machine moet worden beveiligd tegen gebruik door onbevoegden (hoofdschakelaar afsluiten).
Bij gevaar - NOODSTOP (NOOD-UIT) Bij gevaarlijke situaties de machine onmiddellijk met de NOOD-UIT-knop uitzetten. Let op het maximaal toelaatbare toerental Het maximaal toelaatbare aantal omwentelingen van het gebruikte gereedschap mag niet worden overschreden.
Verplicht toezicht Machine nooit zonder toezicht laten draaien. Na afloop van het werk de hoofdschakelaar uitzetten en met een slot tegen onbevoegd gebruik beveiligen.
In geval van schade Bij botsingen of schade a.u.b. contact opnemen met de vertegenwoordiger of met de producent. Bij reclamaties of bij schade alsmede bij vragen of bij het bestellen van reserve-onderdelen altijd het machinenummer vermelden. EMCO is niet aansprakelijk voor onderdelen die niet door EMCO zijn geleverd.
Machine niet veranderen Eigenmachtige veranderingen van de veiligheidsinrichtingen, het buiten werking zetten van bewakingselementen alsmede ingrepen in de elektrische/elektronische onderdelen van de machine zijn verboden. Negeren van dit verbod betekent gevaar voor de bediener en kan storingen van de machine tot gevolg hebben. Ook alle garantieclaims gaan hierdoor verloren.
Reiniging Zorg ervoor dat werkplaats en machine altijd schoon zijn. Spanen nooit bij draaiende machine verwijderen. Hiervoor spanenhaak, penseel of hand-bezem gebruiken. Een niet opgeruimde werkplaats en een vervuilde machine vergroten de kans op ongelukken!
Ingebruikneming Overtuig u vóór ieder gebruik van de goede toestand van de machine en controleer of er geen veiligheidsinrichtingen zijn verwijderd. Dragen van veiligheidskleding Haarbescherming (hoofdbedekking), oogbescherming (bril) en nauw zittende kleding dragen.
Onderhouds- en bijstelwerkzaamheden Alle onderhouds- en bijstelwerkzaamheden mogen alleen bij uitgeschakelde machine en geactiveerde NOOD-UIT-knop worden verricht.
Werken bij stilstaande machine Meet- en spanwerkzaamheden, het wisselen van gereedschap en werkstuk alsmede instelwerkzaamheden alleen bij stilstaande machine en bij geactiveerde NOODSTOP-knop verrichten.
Werkplaats Machine zo opstellen dat er voldoende plaats voor bediening en onderhoud van de machine is. Rondom de machine niets opstellen of bewaren, en ook geen elektrische leidingen aanbrengen.
Verwijderen van voorwerpen Voor aanvang van de werkcyclus moeten alle losse voorwerpen uit de opspanruimte worden verwijderd, zoals bijv. overtollige spanklemmen, schroef-sleutels, meettoestellen, gereedschap enz.
Machinelamp De afstand tussen de machinelamp en het verlichte oppervlak moet tenminste 0,1 m bedragen, anders kan de lamp door de stralingswarmte kapot gaan.
Gereedschap Alleen met goed geslepen gereedschap werken. Let op de draairichting van het gereedschap.
Veilig spannen Voor werkbegin controleren of werkstuk en gereedschap goed zijn opgespannen. Hoofdspindel nooit zonder opgespannen gereedschap inschakelen!
8
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Veiligheidshandschoenen dragen Door de bewerking kunnen de werkstukken sterk verhit worden.
Spanklauwbescherming nooit verwijderen!
min. 25 m m
Aanslagbout instellen De aanslagbouten voor de aanslag van het draaien met de slede (toebehoor) en de losse kop (toebehoor) moeten zo worden vastgeklemd, dat de afstand tussen de aanslag en het uiteinde van de bout minstens 25 mm bedraagt.
Draaiaanslag v.d. lengteslede (toebehoor) 1
Knelplekprotector nooit verwijderen Op de geleiding van de lengteslede is een wig (1) aangebracht die voorkomt dat men bekneld raakt tussen de lengteslede en de losse kop. Deze protector mag niet worden verwijderd! De knelplek tussen de dwarsbrug van de lengetslede en de plaat van de losse kop wordt door een bout (2) gemarkeerd. Deze bout mag niet worden verwijderd!
2
Geen uitstekende delen Om het risico om een verwonding op te lopen zo gering mogelijk te houden mogen de opgespannen werkstukken niet uitsteken buiten het profiel van de machine Het verbodsbord mag niet van de machine worden verwijderd!
Aanslag losse kop en protectorwig
Verwijderen van problematiche stoffen Bij gebruik van hulpmiddelen en hulpmateriaal (koelsmeermiddel, reinigingsmiddelen, smeerolie enz.) de veiligheidsvoorschriften en de afval-voorschriften voor de betreffende stof in acht nemen. Tref adequate maatregelen voor de opslag en de verwijdering van deze stoffen.
9
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Brand- en explosiegevaar Voor het gebruik van de machine heeft men verschillende vetten, smeer- en koelmeermiddelen nodig. Bij verkeerd gebruik resp. gebruik in strijd met de voorschriften kunnden deze middelen vlam vatten. Er kunnen branden ontstaan en zelfs explosies plaatsvinden, met grote kans op letsel en/of beschadiging van de machine. Verder ontstaan er in geval van verbranding vergiftige zuurstofverbindingen uit koolstof, stikstof, zwafel en fosfor, almede organische en anorganische toxische stoffen.
Preventie • Principieel met water mengbare koelsmeermiddelen in de juiste mengverhouding gebruiken, aangezien het ontbrandingsgevaar hier uitermate gering resp. te verwaarlozen is. • Bij de bewerking van licht ontbrandbaar materiaal met niet met water mengbare koelsmeermiddelen moet de machine worden uitgerust met explosiekleppen en brandblussers (optie). • Alle koel- en smeermiddelen mogen alleen volgens de voorschriften van de producent worden gebruikt (toepassingsgebied, mengverhouding, te bewerken materiaal). • Koel- en smeermiddelen niet met elkaar mengen (natuurkundige en chemische eigenschappen kunnen daardoor veranderen). • Machine regelmatig en grondig schoonmaken (resten van koel- en smeerstoffen etc.). • De bediener van de machine moet regelmatig op de hoogte worden gebracht van potentiele gevaren.
Maatregelen bij de brandbestijding • Machine van het stroomnet scheiden. • Beschermende uitrusting voor personen: veiligheidskleding en ademhalingsapparatuur met druklucht. • Passende blusmiddelen: bluschuim, CO 2, bluspoeder, geen water! Let er a.u.b. op dat er een goedgekeurde en gecontroleerde brandbusser in de omgeving van de machine aanwezig is.
10
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN
Veilig verspanen Werkstukken uitsluitend spannen op voorgedraaide, voorbewerkte oppervlakken! L≥3xD
L≥3xD
Bij vliegende bewerking uitsluitend korte werkstukken opspannen Als het gedeelte van het werkstuk, dat uit de klauwplaat steekt, langer is dan de drievoudige diameter, moet het werkstuk door de losse kop (met rolcenter) of een draaibankbril worden geteund. Reden: anders buigt het werkstuk door de druk van de bewerking dóór en begint te trillen. Gevolg: slecht draairesultaat, afbreken van de draaibeitel, verbuigen of wegslingeren van het werkstuk. Meeloopbril Lange werkstukken buigen dóór onder de druk van de bewerking. Gebruik in dit geval de meeloopbril als steun. De meeloopbril wordt op de lengteslede gemonteerd. Staande bril Als tegenhouden met de losse kop niet mogelijk is, dient u de staande bril te gebruiken als het werkstuk te ver uitsteekt. De staande bril wordt gemonteerd op het machinebed Gevaren zonder staande bril: slecht draairesultaat, afbreken van de draaibeitel, doorbuigen of wegslingeren van het werkstuk. Draaibeitel zo kort mogelijk opspannen! Een te lang opgespannen draaibeitel buigt dóór, begint te trillen en breekt af. De afgbroken delen worden als projectielen weggeslingerd! De neus van het gereedschap moet precies op de hoogte van de center liggen.
Werkstuk nooit te kort opspannen (A) Het werkstuk moet stevig worden gespannen, anders word het uit de klauwplaat geslingerd. Vermijd te kleine spandiameters (d) bij grote draai-diameters (D). De spankrachten op de kleine diameter worden te klein, waardoor het werkstuk wordt weggeslingerd. Alle klauwplaatschroeven altijd goed vasttrekken. Let op de spanbereiken van de klauwplaten! Te ver uitstekende spanklauwen breken af en vliegen als een projectiel weg. De maximale spanbereiken zijn vastgelegd door de producent van de klauwplaat.
11
WERKVOORSCHRFITEN
Werkvoorschfriten In stilstand schakelen Alle schakelhendels mogen uitsluitend bij stilstaande machine worden overgehaald. Alle schakelhendels moeten altijd worden vastgezet en mogen nooit in een tussenpositie blijven staan.
Aanwijzing: Door de juiste behandeling van de spanen kan worden voorkomen dat er smeermiddelen en emsulsies in het grondwater komen. Spanen zijn geen waardeloos afval, maar een kostbare grondstof. Door de spanen per soort te verzamelen kan de kwaliteit van deze grondstof duidelijk worden verbeterd (bijv. scheiding van aluminium en stalen spanen). Hoe minder olieafval er tussen de spanen zit (voldoende afdruppeltijd bij de juiste temperatuur in acht nemen), des te geringer is de milieuvervuiling bij de tussenopslag en het transport. Hierdoor wordt tevens de kwaliteit van de spanen in het recyclingproces verbeterd.
Schuifpen De schuifpen op de hoofdspindel is om veiligheidsredenen vervaardigd uit een aluminiumlegering. Als deze door overbelasting breekt, moet hij door een originele schuifpen worden vervangen.(Nooit door een pen uit een harder materiaal!). Vergrendeling De schakeling van spillen en de voeding zijn ten opzichte van elkaar vergrendeld. Machine reinigen Na werkzaamheden met koelmiddelen de machine reinigen en oliën. Machine nooit met perslucht reinigen, aangezien er anders spanen in de geleidingen kunnen komen. Werkspindels Voorkom klappen op de werkspindels (beschadiging van de precisielagers). Smeren Machine volgens smeerschema onderhouden, oliepeil regelmatig controleren. Hoogte van de gereedschapsneus Draaibeitels altijd op de hoogte van de draaias afstemmen. Zonodig onderleggers gebruiken.
Gevaar, attentie, aanwijzing Let in de verschillende hoofdstukken a.u.b, altijd op de voorschriften op het gebied van de ongevallenpreventie en op de veiligheids-voorschriften. Belangrijke aanwijzingen die betrekking hebben op de technische veiligheid en de veiligheid van de bediener zijn als volgt gekenmerkt:
Aanwijzing/tip Wordt gegeven, als bij het verrichten van bepaald werk op iets speciaals dient te worden gelet.
Gevaar Heeft betrekking op mogelijk gevaar voor personen bij het werken met en het gebruik van de machine.
Milieuaanwijzing/-tip Heeft betrekking op het vermijden van speciaal afval, de verantwoordelijke omgang met schadelijke stoffen en geeft tips om materiaal en grondstoffen te besparen.
Voorzichtig Staat bij werk- en gebruiksvoorschriften die nauwkeurig moeten worden opgevolgd, om eventuele beschadiging van de machine en lichte verwondingen van de bediener te voorkomen.
12
TECHNISCHE
GEGEVENS
Technische gegevens van de machine Werkruimte Maximale breedte Maximale hoogte Omloopdiameter boven bed Omloopdiameter boven dwarsslede Afstand bovenslede-draaimidden Bedbreedte Verschuiftraject lengteslede Verschuiftraject dwarsslede Verschuiftraject bovenslede Lengte dwarsslede Breedte dwarsslede Lengte geleiding bedslede Draaibeitel dwarsdoorsnede Zwenkbereik bovenslede Draaispindel
[mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm] [mm²] [°]
Spindelneus volgens DIN 55 029 (Camlock ASA 5.9 D1) Spindelgat Spindeldiameter in het voorste lager Binnenkegel Camlock Max. diameter stelplaat Max. diameter klauwplaat Spindeltoerental Toerentalregeling Toerentalgebieden, omschakelbaar met sleutelschakelaar Aandrijfmotor
[mm] [mm] [mm] [mm] -1
[min ]
650 140 ø280 ø170 23 155 590 135 100 240 120 218 12×12 180 / 180 Gr. 4 ø40 ø54 MK5 ø152 ø140 60–4000 traploos 2
AC-draaistroommotor met geïntegreerde rem -1
Motortoerental Vermogen bij 100%/40% ED Max. nominaal koppel op de hoofdspindel Voedingsgebied
[min ] [kW] [Nm]
14 voedingstrajecten lengte Z (basisuitrusting) 14 voedingstrajecten dwars X (basisuitrusting) Schroefdraad snijden
1440 5,4 / 7,5 34
[mm/omw 0,03 – 0,3 [mm/omw 0,015 – 0,15
14 metrieke schroefdraadspoeden in de basisuitrusting Spoed van de hoofdspindel Optie wisseltandwielset (bestnr. C6Z 200) 13 metrieke schroefdraadspoeden 38 inch schroefdraad (Withworth) 12 module schroefdraad 25 Diametraal Pitch schroefdraad
[mm] [mm]
0,25 – 2,5 3
[mm] [sp/inch]
0,125 – 5,0 96 – 4 m0,25 – m2,5 [sp/inch] 96 – 11
Technische wijzigingen voorbehouden! Bij afwijkende gegevens gelden principieel de waardes van de "Technische Specificatie"
13
TECHNISCHE GEGEVENS
Losse kop Pinole diameter Pinole slag Binnenkegel van de pinole Zijdelingse verplaatsing losse kop Schaalringindeling van de handwielen
[mm] [mm] [mm]
ø30 80 MK2 +10 / –8
Lengteslede Z Dwarsslede (diametervoeding) X Bovenslede Zo Losse kop Toelaatbare gewichten van de werkstukken
[mm] [mm] [mm] [mm]
0,2 ø0,05 0,025 0,05
[kg] [kg]
45 80
Vliegend Met losse kop Elektrische aansluiting Sroomspanning Max. spanningsschommelingen Frequentie Aansluitwaarde Hoofdzekering Voorzekering voor de machine Gebruiksvoorwaarden
[V] 3/PE a400V [%] +6/–10 [Hz] 50 / 60 [kVA] 7,0 [A-traag] 16 [A-traag] 25
Vereiste omgevingstemperatuur Rel. luchtvochtigheid Afmetingen machine
[°C] [%]
10 – 35 20 – 75
Totale lengte Totale breedte Totale hoogte Draaispindel boven vloer Totaal gewicht van de machine Lak
[mm] [mm] [mm] [mm] [kg]
1330 835 1480 (1570) 1100 243
overeenkomstig RAL 7040 overeenkomstig RAL 3002 overeenkomstig RAL 7021
Lichtgrijs Rood Zwart Digitale positieweergave (alleen EM 14D) Geïntegreerd in 3 assen (weergave in mm- of inch) Kleinste weergave X-as (dwarsslede) Kleinste weergave Zo-as (bovenslede) Kleinste weergave Z-as (lengteslede) Geluidsniveau Gemiddeld geluidsniveau Onder de volgende voorwaarden: Meetmethode: omhuld vlak meetmethode volgens DIN 45 635 Toestand van de machine: maximaal toerental stationair
0,01 0,01 0,01 [dB(A)]
77
Technische wijzigingen voorbehouden! Bij afwijkende gegevens gelden principieel de waardes van de "Technische Specificatie" .
14
A
Opstellen van de machine Aanvaarding van de machine • Controleren of de machine eventueel beschadigd is en of de levering compleet is. In geval van schade meteen contact opnemen met de handelaar en/of verzekering. • Bij reclamaties altijd de volledige naam van de machine en het machinenummer aangeven. • Het opstellen van de machine moet op deskundige wijze geschieden. • Het anti-roest middel moet door de klant worden verwijderd. • De machine wordt op een houten pallet geleverd. De verpakking van de machine varieert per land en/of volgens afspraak. Na het verwijderen van de vier bevestigingsschroeven kan de machine van het pallet worden getild.
Machinenummer en elektrotechnisch nummer
2
Emcomat 14D
Het typeplaatje met het machinenummer (1) en het elektrotechnische nummer (2) bevindt zich op de zijkant van de machine onder de afsluitbare hoofdschakelaar. Verder is het machinenummer ook gestanst in het bed van de machine.
400V~3/PE 50/60Hz Imax=38A Im=29A IK<6kA S6=40% Vorsicherung voor die Machine 80A gL/NH Primary fuse for the machine ('RNX6HU1R
C7D V01 BA2
)DEU1R
C7D T05 51
%DXMDKU
1 Machine- en elektrotechnisch nummer
Aanwijzing: De schakelschema´s die voor uw machine geldig zijn vindt u in de Elektrische Documentatie. Deze bevindt zich in de schakelkast van de machine Een Elektrische Documentatie is ook - onder het volgende bestelnummer en onder vermelding van het elektrotechnische nummer - verkrijgbaar bij EMCO : Emcomat 14S ............................. ZVP 677 927 Emcomat 14D ............................. ZVP 677 928
15
I NHOUD
OPSTELLEN
VAN DE LEVERING
Inhoud van de levering van de basismachine 1.
EMCOMAT 14D Draaimachine met machine-onderstel, spatwand, losse kop, complete elektrische uitrusting, veiligheidspakket, digitale trajectmeter, digitaal toerentalinstrument en elektronisch regelbare hoofdaandrijving.
1
2.
1 enkelvoudige beitelhouder
3.
1 Camlock-sleutel voor hoofdspindel
4.
1 centreerpunt, MK5 voor hoofdspindel
5.
1 centreerpunt MK2 voor losse kop
7.
3 schuifpennen
8.
1 vetpers
9
9.
1 binnenzeskantsleutel SW 5
10
10.
1 binnenzeskantsleutel SW 6
11.
1 dubbele gaffelsleutel SW 8×10
11
12.
1 enkelvoudige gaffelsleutel SW 13
12
13.
1 dubbele ringsleutel SW 13×17
14.
1 E-kastsleutel
15.
1 steeksleutel SW 13×17
16.
3 frameschroeven ø8×70 met bijlagen
14
17.
3 muurpluggen S10
15
18.
1 gebruiksaanwijzing inclusief lijst met reserve-onderdelen
19.
1 Elektrische Documentatie
20.
1 testprotocol
2
3
4 5
7 8
17
EMCOMAT 14S Draaimachine met machine-onderstel, spatwand, losse kop, complete elektrische uitrusting en veiligheidspakket, digitaal toerental-instrument en elektronisch regelbare hoofdaandrijving.
13
16
18 19 20
Inhoud van de levering van de basismachine
16
OPSTELLEN
TRANSPORT
Transport v. de machine
1
Positie van de heftrukvorken (1) bij het transport van de machine
Gevaar: • Let bij het optillen van de machine op de maximale draaglast van het hefwerktuig! • De machine mag alleen op het pallet worden getransporteerd, indien hij met de anker-schroeven op het pallet is bevestigd. • De hefpunten en de afmetingen van de vorken moeten in acht worden genomen, zodat er geen vervormingen van de machinesokkel optreden . • Het transport zonder pallet is alleen op korte afstanden geoorloofd. Overe langere afstanden moet de machine vastgeschroefd op het pallet worden getransporteerd.
min. 350 kg
800
mi n 10 . 00
Transport met pallet
Transport met pallet Draaglast ............................................ min. 350 kg Vorkbreedte .............................................. 800 mm Vorklengte ..................................... min. 1 000 mm
min. 280 kg
650
Transport zonder pallet
mi n 10 . 00
Draaglast ............................................ min. 280 kg Vorkbreedte .............................................. 650 mm Vorklengte ..................................... min. 1 000 mm
Transport zonder pallet
17
CRITERIA
OPSTELLEN
VOOR HET OPSTELLEN
Criteria v.h. opstellen Vloer De machine moet naar mogelijkheid op een volkomen horizontale vloer (waterpas) met voldoende draagkracht worden opgesteld, om te verzekeren dat de machine veilig en zeker staat en om trillingen te vermijden, die een negatieve kunnen hebben op de nauwkeurigheid van het productieproces.
Gebruiksvoorwaarden De omgevingstemperatuur voor EMCOmachines moet tussen min. +10°C en max. 35°C liggen, anders kan niet worden gegarandeerd dat • het productieproces nauwkeurig verloopt • de machine goed fucntioneert • de levensduur van de machine geen nadeel ondervindt.
Ergonomie Dankzij zijn ergonomische vormgeving kan de machine eenvoudig worden bediend. Let er echter op dat de plaats van opstelling goed verlicht is (als toebehoor verkrijgbaar: halogene machinelamp bestelnr. C7Z 310).
Plaats die nodig is voor bediening en onderhoud
E-kast koelmiddelservice
Toevoer van stangmateriaal
Plaats die nodig is voor bediening en onderhoud
18
A FMETINGEN
OPSTELLEN
Afmetingen van de machine
afmetingen voor de gaten
Standaardmachine EM-14S / EM-14D met toebehoor
19
O PSTELMOGELIJKHEDEN,
OPSTELLEN
HORIZONTAAL OPSTELLEN
Opstelmogelijkheden, horizontaal opstellen Het bed van de machine rust volkomen horizontaal op de sokkel.
2
Let op: Om de precisie niet negatief te beïnvloeden, mag de machine uitsluitend met de drie stelschroeven (1) waterpas worden opgesteld en worden geborgd. Na het horizontale opstellen van de machine hoeft de stelschroef (2) alleen nog maar tegen het betreffende draagvlak te worden gedraaid en te worden geborgd.
1
Stelschroeven (van boven)
Opstellen m.b.v. nivelleerschoenen Hiervoor zijn nodig 4 stuk nivelleerschoenen (3) best.-nr. 585 110
3
4
• Schroef de stelschroeven (1) M10x45 in het schroefdraad van de gaten in het onderstel van de machine. Vooraf de contramoeren (4) erop schroeven. • Zet de machine zo op de nivelleerschoenen (3), dat de stelschroeven (1) precies op de inzinkingen van de nivelleerschoenen staan. • Machine met de drie stelschroeven (1) horizontaal zetten. • Stelschroeven (1) met de moeren (4) borgen. • Stelschroef (2) slechts lichtjes tegen het draagvlak draaien en eveneens met moer borgen.
1
Opstellen met nivelleerschoenen
In plaats van de nivelleerschoenen kan men ook een stalen plaat 80×80×10 gebruiken.
Machine vastschroeven Als de machine op de vloer moet worden vastgeschroefd, moeten er gaten voor de onderstelschroeven (7) met schijf en plug S10 (6) in de vloer worden geboord (afmetingen voor de gaten zie "Afmetingen van de machine - gaten A"). Aanbevolen onderstelschroeven: ø8x70 DIN 571.
5
4
1
6
• De machine wordt met drie stelschroeven (1) M10x45 en de bijbehorende contramoeren horizontaal gezet, en door het vastchroeven van het onderstel (7) vastgezet. • Stelschroef (2) slechts lichtjes tegen het draagvlak draaien en eveneens met moer borgen. • Gebruik stalen plaat 80×80×10 (5) als onderlegger, om de voorkomen dat de stel-schroeven zich in de vloer nestelen.
7
Vastschroeven met onderstelschroeven
20
O PSTELCRITERIA ,
OPSTELLEN
TRANSPORTBEVEILIGING
Verdere criteria v. opstelling • Er dient te worden gelet op de speciale geluidsbelasting van het personeel dat met de machine werkt. Soms kan een geluidsisolerende wand de situatie verbeteren.
Naast voldoende draagvermogen en stabiliteit van de vloer tegen trillingen, moet bij de opstelling van de machine ook nog aan andere criteria aangaande ondergrond en ruimte worden voldaan. • De plaats van opstelling moet voldoen aan de plaatselijke bouwvoorschriften, zodat eventuele lekkages van olie en smeerstof geen gevaar voor het milieu opleveren. De optimale plaats van opstelling functio neert tevens als opvangbak. • De trillingsdemping moet zo goed mogelijk zijn, zodat de omgeving zo weinig mogelijk hinder van de machine ondervindt. (vooral bij werkzaamheden met een hoog toerental, bij het bewerken van slecht gebalanceerde werkstukken, bij ononderbroken snijden, bij gebruik van aangedreven gereedschap). • Goede verlichting van de werkplaats vergemak kelijkt de bediening van de machine en verhoogt de kwaliteit van het werk en de veiligheid.
Het is uit onderzoek gebleken dat een verdubbeling van de afstand tot de geluidsbron een vermindering van de geluidspegel van 3 tot 5 dB(A) oplevert. Een verdubbeling van het aantal gelijkwaardige geluidsbronnen leidt tot een verhoging van de geluidspegel met 3 dB(A). • Warmtebronnen met een niet constante temperatuur in de buurt van de machine alsmede tocht hebben niet alleen een negatieve invloed op de kwaliteit van de werkplaats, maar ook op de nauwkeurigheid van machine. Indien nodig, moeten beschermende maatregelen worden getroffen.
Transportbeveiliging
1
De lengteslede is met een zeskantschroef vastgeklemd (1). Maak de schroef vóór werkbegin los.
Aanwijzing: Bij exact vlakdraaien wordt aanbevolen de lengteslede vast te klemmen.
Klem van de lengteslede
21
E- AANSLUITING
OPSTELLEN
Elektrische aansluiting Gevaar: • De elektrische aansluiting van de machine en het toebehoor mag uitsluitend door een elekromonteur worden verricht. • Bij de aansluiting moet de toevoerkabel stroomvrij zijn. 1 • Schakelkastdeur (1) openen.
2
• Toevoerkabel (2) door de PG-schroef op de zijkant van de machine leiden. • Toevoerkabel (3) in de E-kast naar de klemlijst "+L1–X1" leiden.
Achterkant van de machine
• De verschillende aders stuk voor stuk op de klemmen aansluiten. Om naar behoren te functioneren moet de machine op een rechtsdraaiend stroomveld worden aangesloten. • Schakelkastdeur sluiten.
• De machine moet worden voorzien van een voorzekering! • Afwijkingen van de aangegeven waardes van de zekering en de toevoerkabels zijn niet toegestaan. • De plaastelijk veiligheidsvoorschriften moeten zonder uitzondering worden opgevolgd. • Voorzichtig: De aansluiting van deze machine op een FIveiligheidsschakelaar is alleen geoorloofd, als er een voor ieder soort stroom gevoelige FI wordt gebruikt. Reden: de voor deze machine gebruikte aandrijvingen kunnen gelijkstroomfouten veroorzaken, die de veiligheidsfunctie van een gebruikelijke FI-veiligheidsschakelaar beïnvloeden (de schakelaar wordt niet geactiveerd). Typeaanduiding van de door EMCO geteste, voor ieder soort stroom gevoelige FIveiligheids-schakelaars:
Klemlijst +L1-X1
1
2
3
4
L1 L2 L3 PE
SIEMENS 5 SZ6 468 - OKG00 EMCO bestelnr. ZME 280 720 ABB F804 - 63/0,3
2 Klemlijst voor E-aansluiting
22
E-AANSLUITING /
OPSTELLEN
EERSTE INBEDRIJFSTELLING
Gegevens v. aansluiting op het stroomnet Voedingsspanning ............................3/PE 400V ~ Frequentie .............................................. 50/60 Hz Max. spanningsschommelingen ............. +6/-10% Aansluitwaarde ......................................... 7,0 kVA Hoofdzekering van de machine ............. 16 A/träg Voorzekering voor de machine ............. 25 A/träg Diameter toevoerkabel ................... min. 4×4 mm² Aanwijzing: Nadere informatie aangaande de elektrische aansluiting vindt u in de Elektrische Documentatie van uw machine. Bij verschilende waardes gelden de gegevens in de Elektrische Dokumentatie.
1
Eerste inbedrijfstelling • Alle blanke onderdelen moeten met een schoon doekje worden schoongemaakt (anti-roestmiddel verwijderen). • Bij de eerste inbedrijfstelling cq. na langere stilstand moeten de geleidingen van de machine worden gesmeerd. Kijkglas voor voedingsdrijfwerkolie
• Controleer het oliepeil van het voedingsdrijfwerk bij het kijkglas (1). De machine is reeds in de fabriek van olie voorzien.
2
• Als de machine is voorzien van een koelmiddelinstallatie (toebehoor), koelmiddel in de tank doen (ca. 20l). • Machine met de hoofdschakelaar (2) inschakelen. • Voor verdere bediening: zie hoofdstuk "B Beschrijving van de machine".
Aanwijzing: Als de machine langere tijd niet wordt gebruikt, blanke delen licht invetten, machine beveiligen tegen onbevoegde ingebruikneming (hoofdschakelaar afsluiten), en hoes als bescherming tegen stof over de machine leggen. Hoofdschakelaar van de machine
23
24
B Beschrijving en gebruik v. de machine 40
14
15
16
41
17
42
43
44
45
18
46
19
20
21
22
23
4 5 6 7 1 24
2
25
3
26
8
27
9
47
10
28
11
29
12
30
13
31
48
32
33
34
35
36
49
37
38
50
39
Belangrijkste onderdelen en bedieningselementen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Hoofdschakelaar (afsluitbaar) Schakelaar koelmiddelpomp (toebehoor) E-kast Bovenslede Handwiel voor bovenslede (Z0-as) Klemhendel voor los kop pinole Hendel voor klem losse kop Losse kop handwiel Losse kop Losse kop aanslag Machinebed Typeplaatje Machinesokkel Spindelbok Hoofdspindel (Camlock Gr.4) Klauwplaatbescherming met eindschakelaar 17 Schutplaat 18 Digitaal trajectdisplay (EM-14D)
19 Schakelaar hoofdspindel aan/uit rechtsdraaiend/linksdraaiend 20 Digitaal toerentalinstrument 21 Handwiel v. traploze regeling toerental 22 Sleutelschakelaar voor toerentalgebied (2000/4000 min -1) 23 NOOD-UIT schakelaar 24 Voedingsdrijfwerk 25 Klauwkoppeling (uittrekbaar) voor hoofdspindel 26 Draaiknop voor voedingsrichting (omkeerschakelaar) 27 Draaiknoppen voor voedingssnelheid/ schroefdraadspoed 28 Kijkglas oliepeil voedingsdrijfwerk 29 Glijkoppeling voor voedingsspindel 30 Handwiel voor dwarsslede (X-as) 31 Handwiel voor lengteslede (Z-as) 32 Spanenzeef 33 Dwarsslede
25
34 35 36 37 38 39
Slotkasthendel voeding Slotkast Lengteslede Protector Aanslag lengteslede
Toebehoor: 40 Snelspanmechanisme 41 Schuifdeur 42 Snelle wisselaar beitelhouder 43 Meeloopbril 44 Machinelamp 45 Flexibele koelmiddelslang 46 Kegeldraaimechanisme 47 Lengteaanslag 48 Uittrekbare lade 49 Voetrem 50 Klep voor koelmiddel
BESCHRIJVING
HOOFDELEMENTEN
Machine-onderstel Het machine onderstel bestaat uit gelast, geribt plaatstaal met een geïntegreerde spanenbak (2). Als toebehoor kan op het machine-onderstel een uittrekbare lade (1) worden gemonteerd als opbergruimte voor spanmiddelen en gereedschap.
1
2
Machine onderstel
Machinebed Het machinebed is vervaardigd uit hoogwaardig machinegietijzer. Hoge kanten en diagonale ribben zorgen voor een trillingsdempend en torsievrij bed. De inductiegeharde geleidingsbanen hebben een prismavorm en zijn nauwkeurig geslepen. Er is één geleidingsbaan voor de lengteslede en één geleidingsbaan voor de losse kop.
Machinebed
Aandrijving hoofdspindel 3
4
5
De spindelbok (5) is vervaardigd uit trillingsdempend machinegietijzer. Dankzij de elektronisch geregelde directe aandrijving via de aandrijfriem (3) kan het toerental van de hoofdspindel (4) traploos worden geregeld. Het toerental kan zo ook bij draaiende hoofdspindel worden veranderd.
6
Voedingsaandrijving De aandrijving van het voedingsdrijfwerk geschiedt via een tandriem (6). Deze vorm van krachtoverbrenging is bijzonder onderhoudsvriendelijk en vertoont een rustig draaigedrag. Voor buitengewone schroefdraadspoeden staat ook een wisseltandwielset als toebehoor ter beschikking.
Spindelbok, voedingsaandrijving
26
BESCHRIJVING
HOOFDSPINDEL
Hoofdspindel De hoofdspindelneus (1) en de binnenkegel van de hoofdspindel zijn volgens DIN-Norm vervaardigd. Hierdoor kunnen spanmiddelen die voldoen aan deze norm worden opgespannen. Een ander voordeel van deze spindelneus is het snelle en eenvoudige wisselen van verschillende spanmiddelen.
1
Technische gegevens Spindelneus ............ DIN 55 029 (Camlock), Gr. 4 Binnenkegel .................................. DIN 228, MK 5 Spindelboring ........................................... ø40 mm Max.diameter spanklauw ....................... ø140 mm Max.diameter stelplaat .......................... ø152 mm Spindeltoerental .......................... 60 – 4000 min–1 Spindelbok met hoofdspindel
Aansluitafmetingen spindel
Aansluitafmetingen van de hoofdspindel
Aanwijzing: EMCO biedt spanklauwen van hoogste precisie aan, die compleet in staal zijn uitgevoerd. De nauwkeurigheid voor vlakdraaien en ronddraaien ligt 50% boven de DIN-norm.
27
BESCHRIJVING
HOOFDSPINDEL
Montage van het spanmiddel op de hoofdspindel 1
Aanwijzing: Voordat een spanmiddel op de spindelneus wordt gemonteerd, moeten spindelneus en klauwplaat worden gereinigd van spanen en ander vuil.
2 3 4 2 1
Werkwijze: • Spanmiddelen (4) met de Camlockbouten (3) in de opnamegaten van de spindelneus (2) steken. • Spanmiddelen door het draaien van de 3 klemnokken (1) met een vierkantsleutel met de wijzers van de klok op de spindelneus vastmaken. De klemnokken (1) zijn geopend, als de markeringen op de nokken met de markeringen op de spindelneus overeenstemmen.
Gevaar: De montage of de demontage van een spanmiddel op/van de spindelneus mag uitsluitend bij stilstand van de machine en met omhooggeklapte klauwplaatbescherming geschieden.
Montage van het spanmiddel op de hoofdspindel
Vastschroeven v. de Camlockbouten in het spanmiddel Aanwijzing: Let erop, dat u de juiste Camlockbouten volgens DIN 55 029-4×37 gebruikt. • Alle 3 Camlockbouten (5) in de opnamegaten van het spanmiddel (4) draaien. De Camlockbouten slechts zo ver indraaien, tot de gaatjes (7) op de bouten op dezelfde hoogte liggen als het vlak van het spanmiddel en de borgschroeven (6) kunnen worden ingeschroefd. • De 3 borgschroeven (6) inschroeven en vastdraaien.
4
5
6
Gevaar: Als het gaatje op de Camlockbouten boven of onder het vlak van het spanmiddel ligt, kan het gereedschap niet veilig worden opgespannen.
7
Montage van de Camlockbouten
28
BESCHRIJVING
SLOTKAST
/
VEILIGHEIDSPAKKET
Slotkast De slotkast (2) is vastgeschroefd op de onderkant van de lengteslede (1). De aandrijving van de tandwielen in de slotkast geschiedt door de voedingsas (3) door middel van een glijkoppeling. Dankzij de glijkoppeling is aanslagdraaien met behulp van een lengteaanslag (toebehoor) mogelijk.
1
2
3
Slotkast
Veiligheidspakket 4
5
6
7
Het veiligheidspakket maakt deel uit van de basismachine. Dankzij dit pakket kan de machine vrijwel zonder gevaar worden bediend. De machine voldoet zo aan de Europese veiligheidsnormen (CE).
8
Het veiligheidspakket bestaat uit: • • • • • • • •
NOOD-UIT-knop (7) Afsluitbare hoofdschakelaar (8) Sleutelschakelaar voor hoge toerentaltrap (6) Klauwplaatbescherming met eindschakelaar (5) Wieldop met eindschakelaar (4) Dekplaat voor de hoofdspindel (11) Schutplaat op de dwarsslede (9) Protector en aanslagen voor slede en losse kop (10)
Toebehoor: • Schuifdeuren ter afscherming van de werkruimte
9
10
11
Gevaar: Ter bescherming van de bediener mogen de veiligheidsvoorzieningen op de machine nooit worden verwijderd of veranderd!
10
Veiligheidspakket
29
BESCHRIJVING
S LEDE
Lengteslede (Z) Werkafstand (traject) ...................... max. 590 mm Indeling schaalring op het handwiel ......... 0,2 mm 1 omdraaiing v.h. handwiel ........................ 19 mm
1
2
3
4
5
De lengteslede (8) loopt spelingvrij op de exact geslepen geleidingsbaan van het machinebed. Aan de onderkant van de lengteslede is de slotkast gemonteerd. De lengteslede wordt met het handwiel bewogen (7). Op het handwiel is een instelbare schaalring aangebracht, waarmee de werkafstand (traject) van de slede kan worden bepaald. De lengteslede kan met de zeskantschroef SW13 (9) worden vastgeklemd.
6
Aanwijzing: De klemschroef (9) mag bij het losmaken van de lengteslede max. slechts één omdraaiing worden losgemaakt, aangezien anders delen van het klemmechanisme kunnen losraken. De losgeraakte delen kunnen een blokkade van de lengteslede veroorzaken. Gevolg: service nodig!
+Z 0
+X
Dwarsslede (X) Werkafstand (traject) ...................... max. 135 mm Indeling schaalring op het handwiel ... ø 0,05 mm 1 omdraaiing v.h. handwiel ........................ ø4 mm
+Z 7
8
De dwarsslede (2) is gemonteerd op de lengteslede en loopt spelingvrij op een bijstelbare zwaluwstaartgeleiding. De slede wordt met het handwiel (1) bewogen. De indeling van de schaalring heeft betrekking op de diameter van het werkstuk.
9
Sledesysteem
Bovenslede (Z0) Werkafstand (traject) ...................... max. 100 mm Indeling schaalring op het handwiel ..... 0,025 mm 1 omdraaiing v.h. handwiel .......................... 1 mm De bovenslede (5) is zwenkbaar gemonteerd op de dwarsslede. De slede loopt spelingvrij op een bijstelbare zwaluwstaartgeleiding. Het handwiel (6) voor het bewegen van de slede is voorzien van een instelbare schaalring. Voor het draaien van korte kegels kan de bovenslede worden gedraaid door de beide zeskantmoeren (3) los te maken.
30
BESCHRIJVING
L OSSE
KOP
Losse kop Pinolediameter ......................................... ø30 mm Binnenkegel van de pinole ............................ MK2 Pinoleslag .......................................... max. 80 mm Indeling schaalring op het handwiel ....... 0,05 mm 1 omdraaiing v.h. handwiel .......................... 2 mm 1
2
3
4
5
De losse kop is vervaardigd uit hoogwaardig, trillingsdempend machinegietijzer en op een afzonderlijk geleidingsprisma gemonteerd op het machinebed. De losse kop kan met de klemhendel (3) worden vastgezet. De pinole wordt met het handwiel (5) bewogen en met de klemhendel (2) vastgezet. Ter groffe instelling van de pinoleslag is er op de zijkant van de pinole een millimeterschaal (1) aangebracht, de fijne instelling geschiedt met de op het handwiel gemonteerde instelbare schaalring (4). De binnenkegel van de pinole MK2 kan de center, de rolcenter, de boorklauwplaat of de 4-voudige gereedschapsrevolver opnemen. Uit de pinole drukken van het gereedschap: als de pinole tot de aanslag wordt teruggedraaid, wordt het gereedschap automatisch uit de binnenkegel van de pinole gedrukt.
Losse kop
Aanwijzing: Als de losse kop niet wordt gebruikt, moet hij helemaal naar rechts worden verschoven en in deze positie worden vastgezet. De pinole moet helemaal worden ingetrokken. Zo krijgt men de grootst mogelijke werkruimte. Tevens blijft de pinole zo schoon.
3
Verplaatsen van de klemhendel van de losse kop De klemhendel van de losse kop kan worden verplaatst, om een ongunstige positie van de hendel te vermijden. • Klemhendel (3) er zo ver uitdraaien, dat de schroefkop van de klemschroef (7) uit de gleuf van de klembek (6) steekt. • Klemschroef verdraaien, schroefkop in de gleuf van de klembek doen en klemhendel (3) weer vastschroeven.
6 7
Verplaatsen van de klemhendel van de losse kop
31
LOSSE
BESCHRIJVING
KOP
Draaien van lange kegels Voor het draaien van lange kegels kan de neus van de los kop in de de X-richting (diameterrichting) worden verplaatst.
1,2
Aanwijzing: • Neus van de losse kop pas vanaf een kegellengte van ca. 100 mm verzetten. • Kortere kegels worden gedraaid door de bovenslede te verzetten. Zo hoeft de losse kop na het kegeldraaien niet opnieuw te worden gejusteerd. • Het werkstuk moet tussen de neuzen worden gespannen.
5m m
1
Verzetten van de neus v. d. losse kop
8
• De neus van de losse kop kan worden verzet (verplaatst) door de bouten (8) te verdraaien. Let erop dat u eerst de tegenoverliggende schroefbout eruit schroeft, voordat u de andere bout erin draait. Eén omdraaing van een bout komt overeen met een verplaatsing van de losse kop van 1,25 mm.
Verzetten van de neus van de losse kop
• Beide bouten met de hand vasttrekken (met matige kracht).
v= ød
v
øD
Berekening verplaatsing losse kop
v D d L l
l L
Berekenen van de verplaatsing van de losse kop
D−d L ⋅ ≤ 1 2 l 50
[mm] ...................... Verplaatsing losse kop [mm] ...................... Grote kegeldiameter [mm] ...................... Kleine kegeldiameter [mm] ...................... Werkstuklengte [mm] ...................... Kegellengte
Voorbeeld: D = 70 mm, d = 65 mm, L = 400 mm, l = 200 mm v=
Aanwijzingen: • De verplaatsing van de losse kop mag niet meer dan 1/50 van der werkstuklengte L (v/ L < 0,02) bedragen. Als de losse kop verder wordt verzet, kan de centerpunt worden beschadigd door te hoge belasting. • De losse kop kan het eenvoudigst m.b.v. een meetklok worden verzet, die met de magneetvoet wordt bevestigd op het machinebed. • Als toebehoor voor deze machine wordt een aparte kegeldraai-installatie aangeboden (zie hoofdstuk "Toebehoor").
70 − 65 400 5 • = • 2 ⇒ v = 5mm 2 200 2
5 mm º 4 omdraaiingen
32
BESCHRIJVING
TOERENTAL
INSTELLING
Toerental instelling De aandrijving van de hoofdspindel geschiedt direct via een drijfriem. Hierdoor is een spindeldrijfwerk overbodig. Tevens kan het toerental ook bij een draaiende hoofdspindel worden veranderd.
Selectie - toerentalgebied Men kan kiezen tussen twee toerentaltrappen: 1. 60 – 2000 omw/min 2. 2000 – 4000 omw/min Het toerentalgebied wordt met de sleutelschakelaar (4) geselecteerd.
1
2
3
Gevaar: • Door de hoge toerentallen t/m 4000 omw/ min neemt ook de kans op ongelukken/letsel toe (grote middelpuntvliedende krachten, grote voedingssnelheden). De sleutelschakelaar (4) moet daarom altijd in de positie "2000" staan, en de sleutel moet uit het slot zijn gehaald. • Men mag de andere toerentaltrap alleen bij stilstand van de machine inschakelen.
4
Bedieningselementen voor de hoofdaandrijving
Fijninstelling 60 – 2000 omw/min
2000 – 4000 omw/min
• Het toerental wordt op het display (2) in [omw./ min] weergegeven. Bij stilstand van de machine wordt het ingestelde toerental weergegeven. Bij draaiende hoofdspindel toont het display het daadwerkelijke/actuele toerental . • Met de draaiknop (3) het gewenste toerental instellen.
Toerentalselectie
Linksdraaiend
Hoofdspindel in-/uitschakelen STOP
• Hoofdspindel met de schakelaar (4) in de gewenste richting inschakelen.
Rechtsdraaiend
• Het uitschakelen geschiedt door de schakelaar in de positie "0" te zetten. De in de aandrijving geïntegreerde elektrische rem brengt de hoofdspindel onmiddellijk tot stilstand. Gevaar: Voor het inschakelen van de hoofdspindel moet de automatische voeding zijn uitgeschakeld. Controleer tevens alle instellingen (vconst aan/uit, enz.)!
Hoofdaandrijving inschakelen (links-/rechtsdraaiend)
33
A UTOMATISCHE
BESCHRIJVING
VOEDING
Automatische voeding De automatische voeding kan voor bewegingen in de lengterichting (Z-as) en in de dwarsrichting (X-as) worden gebruikt. Vóór het voedingsdrijfwerk is een omkeerdrijfwerk aangebracht. Hierdoor kan de richting van de voeding worden omgedraaid, terwijl de draairichting van de hoofdspindel gelijk blijft. In de voedingstabel staan de voedingswaardes in [mm/omw] vermeld. Verder blijkt de standaardconfiguratie van de wisseltandwielen (toebehoor) uit het diagram.
5 4 3 2 1
Aanwijzing: Als de automatische voeding niet wordt gebruikt, de draaiknop (3) op "0" zetten, om de voedingsaandrijving niet onnodig te belasten.
Instellen van de voeding
Spindelbok met hoofdspindel
• Met de draaiknop (1) moet de richting van de voeding worden geselecteerd (zonodig andere set wisseltandwielen aanbrengen - zie hoofdstuk "Toebehoor"). In de positie "0" ist de krachtoverbrenging tussen spindel- en voedingsdrijfwerk onderbroken. Voedingsdrijfwerk, wisseltandwielen, hoofd- en voedingsas staan ook bij draaiende hoofdspindel stil.
5
• Met de draaiknoppen (2) en (3) de gewenste voedingswaarde overeenkomstig de diagrammen (4) of (5) instellen.
4
Bij het instellen moet de hoofdspindel voorzichtig met de hand worden gedraaid, zodat de draaiknoppen voelbaar en soepel in juiste schakelposities komen te zitten. Om de hoofdspindel eenvoudiger te kunnen draaien, een hoog toerental (hoog toerentalgebied) kiezen, of de klauwplaatsleutel bevestigen.
1
2
Gevaar: • De voeding mag uitsluitend bij stilstand van de machine worden ingesteld. • Let op de juiste voedingsrichting bij gebruik van de tandriem resp. wisseltandwielen (verandering van de richting!). • Het omkeren van de richting van de voeding met de draaiknop (1) mag uitsluitend bij stilstand van de machine geschieden.
3
Voedingstabellen op de machine
34
BESCHRIJVING
A UTOMATISCHE
VOEDING
Voedingsas selecteren
Z
De voedingsas wordt met de hendel (5) gekozen. De selectie is alleen bij uitgeschakelde voeding mogelijk. • Hendel (5) in de gewenste richting draaien. De voedingsrichting wordt aangeduid door het pijlsymbool op de hendel (5). 5
X Selectie van de voedingsas (lengteas/dwarsas)
b
Voeding inschakelen • Voedingsrichting met de draaiknop (1) bepalen (zie vorige bladzijde).
0
Z
• Hoofdspindel inschakelen.
a
• De voeding wordt overeenkomstig de gekozen voedingsas ingeschakeld. 5
Lengtevoeding (Z) Hendel (5) uittrekken (a) en dan naar boven trekken (b).
Lengtevoeding inschakelen (Z)
Dwarsvoeding (X) Hendel (5) uittrekken (a) en dan naar beneden drukken (c). • Uitschakelen van de voeding door de hendel (5) in de nulstand terug te zetten (0).
0 a
X c 5
Dwarsvoeding inschakelen (X)
35
S CHROEFDRAAD
BESCHRIJVING
SNIJDEN
Schroefdraad snijden Met de basisuitrusting van de machine kunnen de meest gebruikelijke metrieke schroefdraden met een spoed tussen 0,025 en 2,5 mm worden vervaardigd. De grootte van de verschillende schroefdraadspoeden staan in het diagram (4) op het plaatje op de voorkant van de machine . Aanwijzing: Met de extra wisseltandwielset kunnen behalve metrieke schroefdraden ook nog een groot aantal andere schroefdraden met verschillende spoeden worden gemaakt (Zie: "Toebehoor").
mm
(30 127 90)
0,025
0,5
1,25
0,03
0,6
1,5
0,35
0,7
1,75
0,4 0,5
0,8 1
2 2,5
Instellen van de spoed • Met de draaiknop (1) de richting van de voeding voor het schroefdraadsnijden kiezen.
4
Tandriemaandrijving: Rechtsdraaiend schroefdraad Linksdraaiend schroefdraad
3 2
• Met de draaiknoppen (2) en (3) de gewenste schroefdraadspoed volgens het diagram (4) instellen. (Zonodig andere set wisseltandwielen aanbrengen - zie hoofdstuk "Toebehoor").
1
Bij het instellen moet de hoofdspindel lichtjes met de hand worden gedraaid, zodat de draaiknoppen voelbaar en soepel in juiste schakelposities komen te zitten.
Spindelbok met hoofdspindel
Gevaar: • Het instellen van de schroefdraadspoed mag alleen bij stilstaande machine geschieden. • Vóór het inschakelen van de machine de klauwplaatsleutel verwijderen.
Voorbeeld: Schroefdraad: metriek ISO-schroefdraad M16 met een spoed van P=2 mm. Uit diagram (4): Draaiknopstand (1): Draaiknopstand (2): Draaiknopstand (3):
36
"4" "C"
(rechtsdraaiend schroefdraad)
BESCHRIJVING
S CHROEFDRAAD
SNIJDEN
Inschakelen van de voeding bij het schroefdraadsnijden Voor het schroefdraadsnijden wordt uitsluitend de hoofdspindel gebruikt.
Hoofdspindel inkoppelen • Deksel (1) omhoogklappen.
a
• De hoofdspindel (4) door het verschuiven van de koppelingsnaaf (3) naar links (a) inkoppelen. Hierbij de hoofdspindel met de hand uitdraaien, tot de naaf (3) vast komt te zitten en de hoofdspindel wordt ingekopppeld. Bij ingekoppelde hoofdspindel is de schaarpen (2) van de naaf bedekt.
0
• Deksel (1) sluiten.
1
2
3
Gevaar: Het inkoppelen van de hoofdspindel mag alleen geschieden als de slotkast is uitgekoppeld. (hendel (5) in de nulstand (0)).
4
Inkoppelen van de hoofdspindel
Werkvolgorde schroefdraadsnijden 1. Laag toerental instellen. Hoe groter de schroefdraadspoed, des te lager het toerental. 2. Slotkasthendel (5) naar links (b) overhalen. Hierbij de lengteslede met het handwiel bewegen, tot de slotkasthendel komt vast te zitten. Bij overgehaalde slotkasthendel is de voedingshendel geblokkeerd.
b
3. Voeding in de X-richting.
0
4. Hoofdspindel inschakelen. Zodra de hoofdspindel begint te draaien, beweegt de lengteslede in de ingestelde richting.
5
Inkoppelen van de slotkast
5. Hoofdspindel aan het einde van de te snijden lengte van de schroefdraad uitschakelen. 6. Schoefdraadbeitel in de X-richting uit de schroefdraad bewegen.
Aanwijzing: Tijdens het schroefdraad snijden de slotkast niet uitkoppelen, omdat het moeilijk is de gesneden schroefdraadspoed opnieuw te bewerken. De dwarsslede aan het einde van de schroefdraad eruitdraaien, en de lengteslede door het omschakelen van de draairichting van de hoofdspindel weer naar de beginpositie bewegen.
7. Hoofdspindel in de tegenovergestelde richting inschakelen. De lengteslede beweegt nu terug naar de beginpositie . 8. Hoofdspindel uitschakelen. 9. Herhaal de punten 3. t/m 8. zolang, tot de schroefdraad klaar is.
37
S NIJSNELHEDEN
BESCHRIJVING
Snijsnelheden n=
1000 · v d·π
n [t/min] ....................... Toerental v [m/min] ....................... Snijsnelheid d [mm] ....................... Draaidiameter
40
00
1000
00 00 00 00 30 25 20 15 10
500 400 300
Snijsnelheid v [m/min]
200
To
e
n re
ta
ln
[
t/m
i
n]
100
50 40
00
75
0
50
0
35
0
20
0
15
0
10
0
60
30 20
10
5
3
5
10
20
30 40 50
Draaidiameter d [mm]
38
100
200
MAXIMALE
BESCHRIJVING
SNIJWAARDES
Verspaningsvermogen Materiaal: EC80 (16MnCr5) Werkstuk
ød [mm]
Toerental [ /min]
Snijdiepte
Voeding
f [mm/
]
a [mm]
Langsdraaien 165 135 120 90 70
35
36
190 240 270 360
0,15 0,06 0,086 0,12 0,12 450 0,075 0,25 0,18 910 0,15 0,1 Vliegend draaien
1,0 1,0 1,0 1,0 1,5 2,0 1,5 2,0 2,5 3,0
1330 1680
1,0 1,5
0,21 0,1
Draaimoment (koppel)
Vermogensdiagram
Toerental
39
40
C Onderhoud en bijstelwerkzaamheden Onderhoudsoverzicht .................................................................... 42 Aanbevolen smeermiddelen ......................................................... 43 Aanbevolen koelsmeermiddelen (chloorvrij) ............................... 44 Doorzichtige klauwplaat-bescherming vervangen ...................... 46 Bijstelwerkzaamheden .................................................................. 47 Spindelbok ................................................................................... 47 Spindelmoeren voor dwars- en bovenslede .............................. 47 Sledegeleidingen voor dwars- en bovenslede .......................... 48 Axiale speling van de hoofdspindel ........................................... 48 Flankspeling tussen slotkast en hoofdspindel .......................... 49 Slotkastgeleiding ......................................................................... 49 Hoofdspindellagers ..................................................................... 49 Glijkoppeling ................................................................................ 50 Tandriemen voor voedings-drijfwerk ......................................... 50 Hoofddrijfriem .............................................................................. 51 Losse kop .................................................................................... 52 Schuifpen op de hoofdspindel .................................................... 52 Veiligheidsvoorzieningen .............................................................. 53 NOOD-UIT-knop .......................................................................... 53 Bewaking eindschakelaar ........................................................... 53 Testmethode ................................................................................ 53
Gevaar: Alle onderhouds- en bijstelwerkzaamheden mogen uitsluitend bij uitgeschakelde machine plaatsvinden.
41
OVERZICHT
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Onderhoudsoverzicht Zonodig
24 1
11
3
8 17
16
6
13
9
14
5
19 20
22
23
12
4
2
15
7
10
8h
8h
18
40 h
21
500 h Zonodig
Controle, indien nodig bijvullen
Oliesmering
Reiniging
Vervangen
Vetsmering via smeernippels
42
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Onderdeel
Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
OVERZICHT
Klauwplaatbescherming, wieldop - eindschakelaar NOOD-UIT-knop Voedingsdrijfwerk - oliekijkglas Koelsmeermiddelpeil Spanenbak Bovenslede - spindelmoer (smeernippel) Losse kop - spindelmoer (smeernippel) Wielschaar - astap (smeernippel) Lengteslede tandstangrondsel (smeernippel) Hoofdspindel - lager (smeernippel) Bovenslede - geleidingen (oliedoekje) Losse stok - pinole en klem (oliedoekje) Machinebed - geleidingen (oliedoekje) Dwarsslede - geleidingen (oliedoekje) Hoofdspindel (oliekanne) Hoofdaandrijving - drijfriem Voedingsdrijfwerk - tandriem Koelmiddeltank Lengteslede tandstangen (penseel) Voedingsdrijfwerk - olie Koelmiddel Hoofdaandrijving - drijfriem Voedingsdrijfwerk - tandriem Klauwplaatbescherming, schuifdeur - ruit
Werkzaamheid controle controle controle controle reinigen smeren smeren smeren smeren smeren smeren smeren smeren smeren smeren controle controle reinigen smeren verversen verversen vervangen vervangen vervangen
Middel
koelsmeerm.
Liter
Interval
[l]
[h]
z.nodig
vet vet vet vet vet olie olie olie olie olie
8
40 vet olie koelsmeerm.
0,4 12
500 zo nodig 5 jaar
Aanbevolen smeermiddelen Toepassing
Aanduiding volgens DIN
Spindeldrijfwerk Voedingsdrijfwerk
Hydraulische olie: HLP DIN 51524/2 ISO VG 46
Sledegeleidingen Lose kop pinole
Glijbaanolie: CGLP DIN 51502 ISO VG 68
Alle vetsmeerpunten (smeernippels) Wisseltandwielen Tandstang
Vet DIN 51804/T1 NLGI 2 DIN 51807 1
43
Aanbevolen smeermiddel BP CASTROL EUROL ESSO KLÜBER MOBIL OMV BP CASTROL JOKISCH KLÜBER MOBIL OMV SHELL TRIBOL EMCO BP CASTROL KLÜBER MOBIL MOLUB ALLOY OMV RÖHM TRIBOL
Energol HLP 46 Vario HDX Spezial K Nuto H 646 Lamora HLP 46 DTE 25 Hyd HLP 46 Maccurat D 68 Magnaglide D 68 BBÖ 68 Lamora D 68 Vactra 2 Glide 68 Tonna S68 1060/68 Gleitpaste L2 Grease MS 3 Altemp Q NB 50 Mobilgrease Special Topfit 3284 Signum LM F 80 4020/460-2
KOELSMEERMIDDELEN
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Aanbevolen koelsmeermiddelen (chloorvrij)
Al, Ms, non-ferro metalen
Staal, gietijzer, gele-geerd staal
Fosfor
Zwafel
Vet
Anti-corrosie-cijfer ø [%] *)
pH-waarde
Aardolie-gehalte [%]
Viscositeit bij 40°C [cSt]
Viscositeit bij 20°C [cSt]
Soort
in water oplosbaar
Let bij de keuze van het koelsmeermiddel ook op de aanwijzingen op de volgende pagina!
Castrol [3%-ig] Hysol R 40 9,3 3,0 + 320 Alusol B 40 8,8 3,0 + 210 Syntilo XPS (Syntilo 9954) 0 9,3 4,0 + 50 295/3 40 9,1 3,0 + 320 Variocut C 334 11 – + + – × Variocut C 335 37 – + + + × Variocut C 462 22,5 – + – – Cimcool-types [3%-ig] Cimstar MB 602 (Qualstar) 9,0 6,7 + Cimperial 1070 8,9 + OMV [3%-ig] Unimet AS 220 R 70 39 9,3 3,0 + Alumet AL 877 42 9,0 3,5 + 135 hebro chemie [3%-ig] KSM 921 41 9,0 4,0 + 90 KSM 950 28 8,9 3,0 + 120 Jokisch [5%-ig] Kompakt V 40 9,3 + 360 Kompakt YV 40 8,9 + 110 Kompakt W4CBF 60 8,9 + 180 Spezial S91 28 0 – + + + Spezial S94 23 53 – + + + × Shell [3%-ig] + Adrana D2215.04 32 9,2 3,0 + – – – × Adrana D406 30 9,3 3,0 + – – + Adrana D2420 28 9,2 4,0 + ++ – – Adrana A2859 40 9,2 4,0 + ++ ++ – Metalina B3850 0 9,2 4,0 + – – – Metalina B3650 0 9,2 4,0 + – – – Garia 601 M 12 80 – 24,8 12 + ++ +++ × Garia 601 M 22 57,8 22 80 – + ++ +++ × Garia 601 M 32 80 – 86,2 32 + ++ +++ × Macron 401 F 12 12 93 – + + + Macron 401 F 22 22 93 – + + + Belangrijkste toepassing × Niet geschikt Geschikt *) Als de opgegeven waarde (= mengverhouding van koelsmeermiddel en water) niet wordt bereikt, bestaat er geen weerstand meer tegen corrosie.
44
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
KOELSMEERMIDDELEN
Aanwijzingen voor de keuze van het koelsmeermiddel Gevaar: De nevel van niet met water mengbare koelsmeermiddelen kan op hete oppervlakken (gereedschapsneus, spanen) exploderen! Beperking van het risico: Het hete oppervlak gericht inunderen (met vloeistof koelen). Vermijden van het risico: Zo mogelijk met water mengbare koelsmeermiddelen in de juiste verhouding gebruiken!
Reiniging van de koelsmeermiddeltank • Bij de reiniging dient erop te worden gelet dat het afzetsel compleet wordt verwijderd (vooral van moeilijk toegankelijke hoeken en kanten)! Achtergebleven verontreinigingen zijn broedplaatsen voor bacteriën, die de verse emulsie aantasten en de levensduur van de machine drastisch verkorten!
• De verbruikte smeermiddelen moeten in duidelijk gekenmerkte tanks/vaten worden opgevangen om te voorkomen dat ze met andere vloeistoffen worden verwisseld. • Resten in het koelsmeermiddelsysteem (slik) zijn speciaal afval en mogen niet als normaal afval worden behandeld!
• Met olie doordrenkte lappen zijn speciaal afval en mogen niet als normaal afval worden verwijderd.
• Voor de reiniging van de koelsmeermiddeltank mogen geen vet oplossende CFC´s worden gebruikt (bijv. trichloorethyleen, trichloorethaan, perchloorethyleen enz), aangezien het gebruik van zulke stoffen in niet gesloten systemen bijzonder gevaarlijk voor de gezondheid is
• Met poetslappen en reinigingsmiddel moet zo spaarzaam mogelijk worden omgegaan, om de hoeveelheid speciaal afval te beperken!.
Tips bij de keuze van koelsmeermiddelen • • • • • • • • • • • • • • • • •
Afvalverwerking (splijtingsprodukten, afbraak) Bestanddelen (chloor, nitraat, fenol enz....) Anti-corrossiemiddel Viscositeit Levensduur, standtijd Weerstand tegen micro-organismes Emulgerend vermogen, reactiegedrag Schuimgedrag Vuilafscheidend vermogen Bevochtigend vermogen Filtrerend vermogen Transparentie Verdraagzaamheid t.o.v. metaal, kunststof Resteigenschappen Ontbrandbaarheid Geur Invloed op de gezondheid (nevelvorming, huidverdraagzaamheid, giftigheid) Koelsmeerstoffen die niet met water kunnen worden gemengd leveren, afgezien van nevelvorming en het olievrij maken v.d. spanen, bij hun machinale toepassing, vrijwel geen problemen op.
Een verkeerd gekozen koelsmeerstof kan grote invloed op het produktieproces hebben en daardoor indirect zeer hoge onkosten veroorzaken. Na afloop van hun standtijd vormen koelsmeerstoffen speciaal afval dat zorgvuldig verwijderd moet worden.Indien er met een hoog toerental wordt verspaand, is de belangrijkst taak van de koelsmeerstof de effectieve koeling van gereed-schap en werkstuk. In dit geval is het gebruik van koelsmeerstoffen die met water kunnen worden gemengd aan te bevelen. Bij gecompliceerde verspaanmethodes (schroefdraad draaien, tappen, steekdraaien) moet de koelsmeerstof vooral het contactoppervlak tussen gereedschap en werkstuk smeren. In deze gevallen kunnen betere resultaten worden behaald met koelsmeerstoffen die niet met water kunnen worden gemengd. Het op efficiente wijze wegspoelen van de spanen kan worden beinvloed door de positie van de koel-smeerstofsproeiers alsmede door de capaciteit en de druk van de koelsmeerstofstraal. Bij de keuze van de koelsmeerstof dient tevens op de volgende punten te worden gelet:
45
RUIT
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Doorzichtige klauwplaatbescherming vervangen De doorzichtige plaat (ruit) uit polycarbonaat (PC) (1) beschermt de bediener tegen wegvliegende onderdelen, zoals bijv. klauwplaatwangen of afgebroken gereedschapsneuzen.
1
Onderhoud van de ruit De voor de veiligheid relevante beschermende sterkte van de PC-ruit gaat in de loop van enkele jaren verloren. De veroudering resp. het bros worden van de PCruit is niet zichtbaar: daarom moet de ruit principieel uiterlijk na 5 jaar worden vervangen. Verder moet regelmatig worden gecontroleerd of de PC-ruit (1) beschadigd is. Bij de volgende schade moet de ruit meteen worden vervangen: - plastische vervorming (deuken) door opgetreden belasting door botsingen/klappen. - Scheuren of andere schade.
Doorzichtige PC-platen op de machine Voorzichtig: Dezelfde onderhoudsvoorschriften gelden ook voor de optionele spanendeur, voor zover deze op uw machine gemonteerd is.
46
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
SPINDELBOK /
SPINDELMOEREN
Bijstelwerkzaamheden Gevaar: Alle bijstelwerkzaamheden op de machine mogen uitsluitend verricht worden als de hoofdschakelaar op "0" staat en de NOODUIT-knop is ingedrukt.
1
Spindelbok Aanwijzing: De spindelbok mag alleen bijgesteld worden als hij door een botsing is verschoven. Verder moet men beschikken over testwerktuigen, zoals testdoorn en meetuur. Gegevens m.b.t. de nauwkeurigheid van de instellingen staan in het testprotocol dat gevoegd is bij de machine. • Plaatwerk verwijderen, zodat de vier moeren (1) toegankelijk zijn. • De vier moeren SW19 (1) losmaken. • Spindelbok justeren. • Bevestigingsmoeren (1) stuk voor stuk vasttrekken. • Plaatwerk monteren. Bijstellen van de spindelbok
Spindelmoeren voor dwars- en bovenslede Te herkennen aan het doordraaien van het handwiel: het handwiel kan een stuk worden gedraaid, zonder dat de slede beweegt.
3
Bijstellen • Bovenslede demonteren. • Dwarsslede De schroefbout (2) bijstellen, tot het handwiel niet meer doordraait. 2
• Bovenslede De schroefbout (3) aan de onderkant van de bovenslede bijstellen, tot het handwiel niet meer doordraait.
Controle De boven-/ dwarsslede moet soepel kunnen worden bewogen. Te sterk bijstellen veroorzaakt onnodige slijtage van de boven- /dwarsspindelmoer.
Schroefbout voor de speling van de spindelmoeren
47
SLEDEGELEIDINGEN / HOOFDSPINDEL
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Sledegeleidingen voor dwarsen bovenslede Dwars- en bovenslede zijn met bijstelrichels uitgerust. Het bijstellen geschiedt met de schroefbouten (1), die op de bijstelrichels drukken. Met de zeskantmoeren (2) wordt de schroefbout geborgd. 1
Bijstellen
2
• De zeskantmoeren losmaken. • Schroefbouten (1) bijstellen tot de slede zonder speling loopt. • Vasttrekken (borgen) van de zeskantmoeren (2). De schroefbouten in de bijgestelde positie houden, anders draaien de schroefbouten mee en wordt de slede vastgeklemd.
2 1 Schroefbouten voor speling van de sledegeleidingen
Axiale speling van de hoofdspindel De hoofdspindel (3) kan met de hand heen- en weer worden geschoven.
Bijstellen • De zelfborgende zeskantmoer (4) aantrekken, tot de speling niet meer dan ca. 0,05 mm bedraagt. De slotkast inkoppelen om de zeskantmoer bij het vasttrekken tegen te houden
Controle De hoofdspindel (3) moet met de hand worden gedraaid, anders wordt de zeskantmoer te vast aangetrokken. 3
4
Hoofdspindel - axiale speling
48
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
SLOTKAST
Flankspeling tussen slotkast en hoofdspindel Aanwijzing: De juiste flankspeling heeft geen invloed op de nauwkeurigheid van het schroefdraadsnijden. Zonder flankspeling bestaat er kans op onnodige wrijving en slijtage. • Contramoer (4) SW10 losmaken. • Slotkasthendel (2) compleet overhalen, zodat de slotkast (7) in de hoofdspindel (8) grijpt. • Speling instellen door de schroefbout (3) met een binnenzeskantsleutel SW3 te verdraaien: - Minder speling: Draaiing met de wijzers van de klok - Meer Speling: Draaiing tegen de wijzers van de klok • Instelling fixeren door de contramoer (4) met matige kracht vast te trekken. Hierbij de schroefbout (3) tegenhouden.
Slotkastgeleiding 1
2
3
4 5
6
7
Indien de slotkasthendel gedurende het schroefdraadsnijden van zelf naar beneden zwenkt, moet de slotkastgeleiding bijgesteld worden.
8
Flankspeling en geleiding van de de slotkast
Bijstellen • Schroefbouten (5) met een binnenzeskantsleutel SW3 bijstellen. Hierdoor wordt de geleidingsrichel (6) sterker tegen de slotkast (7) gedrukt, de speling wordt hierdoor verminderd.
Controle De slotkast moet soepel en niet te zwaar schakelbaar zijn.
Hoofdspindellagers De hoofdspindel rust in exact draaiende schuine kogellagers. De lagers hoeven niet te worden bijgesteld.
49
GLIJKOPPELING / TANDRIEM
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Glijkoppeling Aanwijzing: De instelling van de glijkoppeling mag niet sterker zijn dan de door de fabriek ingestelde waarde, aangezien er anders slijtage optreedt en de koppeling beschadigd wordt. • Glijkoppeling op de instelring (1) met een cilinderpen ø4 mm bijstellen: + = vaster – = losser
Tandriemen voor voedingsdrijfwerk Het vervangen van de tandriemen voor de voedingsaandrijving is slechts noodzakelijk, als de de tandriemen (4) of (6) zichtbaar versleten of beschadigd zijn.
1 Instelring voor glijkoppeling
Correcte riemspanning De tandriem moet op de plaats van de grootste open lengte nog net 90° kunnen worden omgedraaid. 2
Tandriem voor de schuifas op het voedingsdrijfwerk
3
• Zeskantmoer SW13 (8) losmaken. • Drijfriem (6) door draaien van de wielschaar (7) ontspannen. • Riem (6) door nieuwe riem vervangen (zie lijst met reserve-onderdelen). • Riem over de wielschaar spannen door de spanrol (5) aan te drukken. • Zeskantmoer (8) vasttrekken.
4 5 6
Tandriem voor de voedingsas op de spindelbok
7
• Tandriem (6) en hoofdaandrijfriem demonteren. • Schroef (3) met een binnenzeskantsleutel SW8 losmaken. • Riem (4) ontspannen door de excenter (2) met een zeskantsleutel SW17 te draaien. • Riem door nieuwe riem vervangen (zie lijst met reserve-onderdelen). • Riem met excentriek spannen, schroef (3) vasttrekken.
8
Controle van de tandriemspanning
50
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
HOOFDDRIJFRIEM
Hoofddrijfriem Het vervangen van de hoofddrijfriem is slechts noodzakelijk, als de riem zichtbaar versleten of beschadigd is. • Machine plaatwerk demonteren. • Riemspanner op de schroeven SW6 (5) losmaken. • Zeskantschroeven SW17 (8) aan beide kanten van de motorconsole alsmede schroeven SW8 (4) en (6) losmaken. Hierdoor is de riem (7) ontspannen. • Drijfriem (7) door nieuwe riem vervangen (zie lijst met reserve-onderdelen). • Riemspanner met schroef (1) tegen de bout (3) leggen en met de schroeven (5) vastzetten. • Riemspanning instellen door de stelschroef SW17 (1) te draaien, daarbij de moer (2) tegenhouden. • Schroeven (4), (6) en (8) vasttrekken.
1 2 3 4 5 7
6
Correcte riemspanning Als in het midden van beide riemschijven met de kracht "F" tegen de riem wordt gedrukt, mag de indrukdiepte niet meer dan "e" bedragen. De riemspanning kan ook met een speciaal testtoestel worden gecontroleerd (frequentiemeettoestel).
Riem Nieuw Ingelopen
8 (2×)
Vervangen van de hoofddrijfriem
51
Test-
Voorspankracht
kracht
Testfrequentie
Indrukdiepte
[N]
F [N]
[Hz]
[mm]
390
30
73
9 12
LOSSE KOP
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
Losse kop Aanwijzingen: • Om de losse kop bij te stellen, heeft u een testdoorn en een meetklok nodig. • Gegevens inzake de nauwkeurigheid van de instellingen staan in het testprotocol dat gevoegd is bij de machine. • Testdoorn tussen de punten spannen, en meetklok met de magneetvoet en houder op de lengteslede zetten.
1,2
1
• Instelling losse kop controleren door de lengtesledes in beide richtingen te bewegen. De hendel van de losse kop moet hierbij lichtjes worden aangetrokken.
5m m 1
• De instelling van de losse kop wordt veranderd door de beide tegenover elkaar liggende schroefbouten (1) te verdraaien. • De instelling van de losse kop fixeren door het vasttrekken van de ertegenoverliggende schroefbout. • De nieuwe instelling van de losse kop met licht aangetrokken hendel controleren.
Losse kop justeren
Schuifpen op de hoofdspindel Mocht de schuifpen (2) door overbelasting of verkeerd gebruik afbreken, moet hij door een originele schuifpen worden vervangen. Schuifpen bestelnr. ......................... C6A 170 090
Montage • Deksel (3) openen • Hoofdspindel (4) uitkoppelen. • De rest van de schuifpen met een doorn verwijderen, de nieuwe schuifpen (2) aanbrengen.
2
3
4
Schuifpen voor hoofdspindel
52
ONDERHOUD / BIJSTELWERKZAAMHEDEN
VEILIGHEIDSVOORZIENINGEN
Veiligheidsvoorzieningen De veiligheidsvoorzieningen van de machine voldoen aan de Europese veiligheidsnormen (CE). Deze veiligheidsvoorzieningen moeten regelmatig, cq. voor iedere inbedrijfstelling van de machine worden gecontroleerd.
1
Gevaar: • Met het oog op de veiligheid van de bediener mogen de veiligheidsvoorzieningen van de machine niet worden verwijderd of veranderd! • De machine mag uitsluitend in gebruik worden genomen, als alle veiligheidsvoorzieningen naar behoren functioneren!
NOOD-UIT-knop op de machine 2
3
4
NOOD-UIT-knop
5
Door de bediening van de NOOD-UIT-knop (1) op de machine wordt de hoofdaandrijving meteen gestopt door een mechanische schijfrem. De hoofdspindel en de voedingen worden gestopt.
Bewaking eindschakelaar De wieldop (2) wordt door de eindschakelaar (3) bewaakt, de klauwplaatbescherming (5) wordt door de eindschakelaar (4) bewaakt. Bij open wieldop cq. omhooggeklapte klauwplaatbescherming wordt de bijbehorende eindschakelaar geactiveerd en wordt de hoofdaandrijving gestopt. Hoofdspindel en voedingen worden gestopt. Veiligheidseindschakelaars op de machine
Testmethode • • • •
Machine met de hoofdschakelaar inschakelen. Maximaal toerental instellen. Hoofdspindel inschakelen. Veiligheidsinstallatie activeren (op NOOD-UIT knop drukken, wieldop openen, klauwplaatbescherming omhoogklappen) • De hoofdspindel moet binnen 2 seconden tot stilstand komen. Hoofdspindel draait zonder vertraging door: De betreffende veiligheidsinstallatie is defect en moet worden gerepareerd. Het remmen duurt langer dan 2 seconden: De rem op de hoofdspindel moet worden vernieuwd.
53
54
D Toebehoor Set wisseltandwielen Bestel-nr. ................................................ C7Z 200 Met de set wisseltandwielen kunnen aanvullend op de basisspoeden nog andere schroefdraadspoeden op de hoofd- en voedingsspindel worden overgebracht. De set wisseltandwielen bestaat uit 14 tandwielen: 127, 120, 95, 90, 80, 70, 65, 60, 55, 50, 45, 40, 35, 30.
Mogelijke schroefdraden Alle schroefdraden zoals bij tandriemaandrijving 38 inch schroefdraden ........................... 4-96 n/1" 12 module schroefdraden ............... 0,25-2,5 Mod 25 diametrale-pitch schroefdraden ...... 11-96 DP
Monteren van de wisseltandwielen op de machine Gevaar: Het monteren van de wisseltandwielen mag alleen bij uitgeschakelde machine geschieden. (stekker uit het stopcontact halen!)
1 2 3
• Tandriem (3) van de machine halen (zie "Tandriem", hoofdstuk "Onderhoud").
4
• De beide riemschijven (1) en (4), alsmede de spanrol (2) door de gewenste tandwielen vervangen. • Verder moet - afhankelijk van de wisseltandwielset - op de wielschaar een as (5) met kartelmoer (6) en tandwielen (7 en 8) gemonteerd worden.
5 6 7 8 Monteren van de wisseltandwielen
Aanwijzingen: • Let erop, hoe u de tandschijf (1) demonteert. Als de machine weer op tandriemaandrijving wordt omgesteld, moet deze tandschijf weer net zoals voordien gemonteerd worden. • Let op de omgekeerde draairichting van de voeding, nadat de machine op de aandrijving met wisseltandwielen is omgesteld.
55
TOEBEHOOR
WISSELTANDWIELEN
Positie van de wisseltandwielen veranderen
Mocht u een ander schroefdraadspoed nodig hebben dan een spoed dat in de volgende diagrammen staat, kunt u zich richten tot onze serviceafdeling. Onze monteurs veranderen dan voor u de positie van de wisseltandwielen.
Gevaar: Veranderen van de positie van de wisseltandwielen alleen bij uitgeschakelde machine! • Wieldop met binnenzeskantsleutel SW6 openen. • De wisseltandwielen van de machine nemen. De tandwielen (1) en (9) moeten met behulp van een binnenzeskantsleutel SW6 van de machine worden gehaald, de tandwielen (5) en (10) kunnen met de kartelmoeren (2) van de machine worden genomen. Let erop welke moeren, koppelbussen en ringen u van welke astap afhaalt.
1
2 3
7
4 5 6
8
9
• Wielenschaar (13) met de zeskantschroef SW13 (12) losmaken.
4 10 11
12
• Wisseltandwielen conform één van de volgende diagrammen voor schroefdraadspoeden op hun nieuwe positie aanbrengen en met de bijbeho-rende bussen en ringen op de astap monteren. Als er twee tandwielen op één astap worden geschoven, hoeft de bus niet te worden gemonteerd.
13
Positie van de wisseltandwielen veranderen
• Begin bij het aanbrengen van de wisseltandwielen bij de uitgaande kant van de krachtoverbrenging (van onder naar boven). De tandnummers zijn gestanst in de wisseltandwielen. • De astappen door het openen van de klemmen SW13 (6) zo verstellen, dat de wisseltandwielen met niet al te veel speling ineengrijpen. (Speling zie "Montageaanwijzingen" op de volgende bladzijde). • Als alle wisseltandwielen gemonteerd zijn, de wielenschaar zo naar binnen draaien, dat het bovenste tandwiel (5) met niet al te veel speling in het vaste aandrijfwiel (1) grijpt. (Speling zie "Montageaanwijzingen" op de volgende bladzijde) Wielenschaar in deze positie vastklemmen. • Controleer of alle schroeven vast zijn aangetrokken. • Wieldop sluiten.
56
TOEBEHOOR
WISSELTANDWIELEN Montageaanwijzingen • De speling tussen de tandwielen wordt het eenvoudigste ingesteld, door een vel papier tussen de tandwielen te leggen. De tandwielen - met het papier ertussen - ineen laten grijpen, en de astap vastzetten. Door het draaien van de tandwielen wordt het papier er weer uitgeschoven. De speling tussen de tandwielen heeft geen invloed op de nauwkeurigheid van het werk, maar wel op het geluidsniveau van de machine. • Al er twee wisselwielen op één as worden aangebracht, dient u erop te letten dat de kragen van beide tandwielen naar elkaar zijn toegedraaid (zie tekening hiernaast). Zo wordt verzekerd dat er voldoende afstand tussen de tandwielen ligt en dat de tandflanken niet afbreken.
A
• De kragen van de ineengrijpende tandwielen moeten altijd in dezelfde richting wijzen (zie tekening hiernaast). • Vet de wisseltandwielen na het opnieuw aanbrengen lichtjes in. Dit verlengt de levensduur van de wisseltandwielen. Tekening A:
• De wisseltandwielen lopen op glijlagers. Let er daarom op dat de astap regelmatig wordt gesmeerd!
Kraag
Kragen Juiste positie van de kragen van de op de assen aangebrachte wisseltandwielen.
57
TOEBEHOOR
WISSELTANDWIELEN
Plaats v. d. wisseltandwielen Metriek schroefdraad Positie 30
30 95
Spoed
Schakelstand
0,125
A1
Positie 30
30 95
Spoed
Schakelstand
0,45
A1
Positie
Spoed
40
30
Schakelstand
3,0
C2
3,5
C3
4,0
C4
5,0
C5
95
95 80
80 40 40
0,15
A2
0,175
A3
95 80
80 40 40
90
0,2
90
0,75
A4
0,9
A5, B1
2,25
C1
4,5
B5
95 90
90
90
90
60
60
C2
Inch schroefdraad Positie
Spoed/ inch
Schakelstand
12
C4
16 24
B5
127 120
127 120
30
B4
40
B2
Spoed/ inch
Schakelstand
4
C5
5
C4
8
C1
40
40
C2
30
7 30 12
Positie
70
70 12
7
127 120
120
50
50
10
B5
20
B1, A5
9
C4
Positie
40
40 70
12
70
7
127 120
120
65
65
Spoed/ inch
Schakelstand
6½
C4
13
B5
26
B1, A5
52
A1
9½
C4
19
B5
38
B1, A5
76
A1
27
A1
4½
C1
90
48
90
B1, A5
60
A4
80
A2
96
40
12
7
127
40
120
120 90
90
A1
40
18
B5
36
A5, B1
1
27
40 127 120
120
95
72
A1
5½
C4
11
B5
95
40
65
65 127
7
C4
14
B5
120
120
70
70
28
B1, A5
56
A1
32
B1
64
A1
40 70
70
7 12
127
40
40
120
120
55
55
22
B1, A5
44
A1
95
95 127
12 7
40
7 12
40
90
45
12
7
45 127
90
120
45
45
120
90
90
58
TOEBEHOOR
WISSELTANDWIELEN
Module schroefdraad Positie
55
55
Module
Schakelstand
0,25
A1
0,3
Positie
55
55
A2
1,25
C1
1,5
C2
1,75
C3
2,0
C4
2,5
C5
Positie
Module
2,25
55
Schakelstand
C4
55 95
90
80 70
70
0,4
A4
0,5
A5, B1
90 80
80
90 80
Schakelstand
60
60
0,7
B3
1,0
B5
70
70
95 90 70
90
90
Module
60
60
70
60
60
Diametraal pitch schroefdraad Positie
Spoed/ inch
Schakelstand
12
C4
Positie
Spoed/ inch
Schakelstand
11
C4
Positie
Spoed/ inch
Schakelstand
14
B5
28
B1, A5
56
A1
13
B5
26
B1, A5
52
A1
55 40
40
16
C2
55
55
24
80
80
30
22
70 7 12
120
120
B4
90
B5
127
44
B1, A5
88
A1
20
B4
55
40
90
B2
70
48 60
55
12
7
55
A4
80
A2
96
A1
18
C4
36
B5
72
B1, A5
32
70
7 12
120
64
120 35
35
120
45 40
40
70
B1
127
127
120
45
B1, A5
120
35
35
55
55 70
70
127
120
35
35
80 70
70 7 12
55
80
12 7
127
B5
80
70
55
70
59
A1
80 65
65
7 12
127 120
120
35
35
TOEBEHOOR
KOELMIDDELINSTALLATIE
Koelmiddelinstallatie Bestelnr. ................................................. D3Z 460 Koelmiddeltank ............................................. 12 l Capaciteit van de pomp ....................... 48 l/min 1
De koelmiddelbak (5) wordt aan de achterkant van de machine op de vloer opgesteld.Hij bevat tevens een uitneembare spanenzeef (4). De koelmiddelpomp wordt aan de zijkant van van de machine met de schakelaar (1) onder de hoofdschakelaar ingeschakeld. Verder bevindt zich een kogelkraan op de koelmiddelslang (2).
2 3 4 5
Gevaar: Door de hoge druk en het met een hoog toerental draaiende werkstuk kan koelmiddel uit de werkruimte worden geslingerd. Draag daarom altijd een passende veiligheidsbril!
Plaats van de koelmiddelinstallatie op de machine
Montage van de koelmiddelinstallatie Gevaar: De koelmiddelinstallatie mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOOD-UIT-knop worden gemonteerd.
6 7 8
• Koelmiddelpomp (9) met de 4 bijgeleverde zeskantschroeven M6x16 en de 4 ringen op de motorplaat van de koelmiddelbak (5) vastschroeven.
9 10
• Koelmiddelbak (5) aan de achterkant van de machine op de vloer zetten.
11
• Spanenzeef (4) in de gleuf van de koelmiddelbak (5) hangen.
12
• Deksel (13) op de koelmiddelbak (5) zetten.
3
• Slang (8) met ø16 mm en L=600 mm met de slangklem (7) op de afvoerbuis (6) van de spanenbak monteren en door de spanenzeef (4) van de koelmiddelbak leiden.
13 4 5
• Overgangstuk R3/4" A-R3/8" (10) en schroefkoker (11) op de koelmiddelpomp (9) schroeven. • Slang (3) met ø10 en L=1500 mm met een slangklem (12) op de schroefkoker (11) monteren. Achterkant van de machine
60
TOEBEHOOR
KOELMIDDELINSTALLATIE • Op het andere uiteinde van de slang (3) een tweede schroefbuis (21) monteren. • Slang (3) door de rechter voet van de machinesokkel leiden, zodat de schroefbuis (21) door het gat van de sokkel kan worden geschoven. • De slang (3) met behulp van het hoekstuk (18) en de beide pasringen ø24 (20) aan de machinesokkel bevestigen.
14 15
16 17 18
19 20 21 20
3
• Kogelkraan (16), dubbele nippel (17), 2e hoekstuk (14) en schroefkoker (15) zoals op de afbeelding hiernaast monteren, en de complete unit waterpas zetten. Let op de stand van de kogelkraan, zodat deze eenvoudig kan worden bediend.
Monteren van de klep, voorkant van de machine
• Slang (19) met ø10 en L=720 mm op de schroefkoker (15) monteren (slangklem gebruiken).
22 23
• Buishouder (26) over de buis (25) schuiven en met schroef M8×20 (23) en ring op de dwarsslede monteren. 24
• Hoekstuk (27) op de buis (25) monteren.
25
• Vrij uiteinde van de slang (19) met schroefkoker en slangklem op het hoekstuk (27) monteren.
26
• Overgangstuk(24) en flexibele koelmiddelslang (22) op de buis (25) monteren.
27 19
Montage op de dwarsslede
61
TOEBEHOOR
KOELMIDDELINSTALLATIE
Elektrische aansluiting
Gevaar: De elektrische aansluiting van de koelmiddelinstallatie mag uitsluitend door een elektromonteur worden verricht. De machine moet vóór het aansluiten van het stroomnet worden gescheiden.
• Kabel (33) door de doorlaat (32) naar de E-kast leiden. Let op voldoende kabelreserve, zodat de koelmiddelpomp (9) uit de bak kan worden getild en kan worden weggelegd.
31
32
33
• De aders 1 (U), 2 (V) en 3 (W) op de klemlijst +L1-X2 op de klemmen 1, 2 en 3 aansluiten (zie ook Elektrische Documentatie). Aarding PE op de klemlijst +L1-X1 op één van de aardingsklemmen aansluiten.
9
Leiden van de kabel naar de E-kast
Aanwijzing: Nadere informatie inzake de elektrische aansluiting staat in de Elektrische Documentatie van uw machine. Bij verschillen in de gegevens gelden de gegevens in de Elektrische Documentatie.
Klemlijsten
+L1-X2
+L1-X1
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
PE U V W
Klemlijst voor E-aansluiting
62
TOEBEHOOR
MACHINELAMP
1
2
Machinelamp
3
Bestelnr. ................................................. C7Z 310 Halogeenlampje .................................... 24V/20W Reservelampje ............................... ZME 000 100
Monteren van de machinelamp
Gevaar: De machinelamp mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOODUIT-knop worden gemonteerd.
Machinelamp 1
6
• Machinelamp (1) met de 4 binnenzeskantschroeven M4x12 (4) en de passende ringen en moeren op de houder (2) monteren.
4 2
• Houder (2) met de 4 binnenzeskantschroeven M6×20 (6) en de ringen op de hiervoor bedoelde plaats op de machinekap (3) vastschroeven.
5 3
• Doorlaathuls (5) in het het vrije gat van de motorkap (3) schuiven. • Kabel (8) van de machinelamp door de huls (5) schuiven en langs de hoofdmotor naar de Ekast (7) leiden. • Kabel (8) door de kabeldoorlaat (9) verder naar de E-kast leiden.
Montage van de machinelamp 1 7
8
9
Aanbrengen van de kabel naar de E-kast
63
TOEBEHOOR
MACHINELAMP
Elektrische aansluiting Gevaar: De elektrische aansluiting van de koelmiddelinstallatie mag uitsluitend door een elektromonteur worden verricht. De machine moet vóór het aansluiten worden gescheiden van het stroomnet.
De kabel van de machinelamp wordt in de E-kast op de klemlijst "+L1-X2" aangesloten: • Blauwe ader op de klem "5" aansluiten. • Bruine ader op de klem "6" aansluiten.
Klemlijsten
+L1-X2
+L1-X1
1
2
3
4
5
1
2
3
4
5
6
Aanwijzingen: • De afstand tussen de machinelamp en het verlichte oppervlak moet minstens 0,1 m bedragen, anders kan het lampje door de hete luchtstroom kapot gaan.
7
0,1 m
• Nadere informatie inzake de elektrische aansluiting staat in de Elektrischen Documentatie van uw machine. Bij verschillen in de gegevens gelden de gegevens in de Elektrische Documentatie.
bruin
blauw
Conform ÖVE:
E-aansluiting van de machinelamp
64
TOEBEHOOR
VOETREM
Voetrem Bestelnr.: ................................................ C7Z 750
Monteren van de voetrem
Het bedienen van de voetrem heeft dezelfde werking als het bedienen van de NOOD-UITknop. In tegenstelling tot de NOOD-UIT-knop hoeft de voetrem niet te worden ontgrendeld, voordat de machine opnieuw wordt ingeschakeld: u hoeft slechts de hoofdspindel uit te schakelen en dan weer in te schakelen.
• Deksel (1) van de linker machinesokkel afschroeven. • Remstang (10) in de linker machinesokkel en tap (A) in het gat van de rechter machinesokkel schuiven. • Hendel (5) met twee borgringen op de steunstang (7) monteren. • Steunstang (7) met twee zeskantschroeven M10×16 (6) en bijlagen in de linker machinesokkel monteren. • Hendel (5) op de flens van de remstang (10) met een zeskantschroef M8×16 en een spanschroef (4) monteren. • Tweede spanschroef (2) met zeskantmoer M8 op de linker machinesokkel bevestigen. • Trekveer (3) op beide uiteinden van de spanschroeven bevestigen. • Afslagschakelaar (8) met twee schroeven M4×25 en moeren binnen op de linker machinesokkel monteren. • Kabel (11) door de huls (9) op de machinesokkel schuiven en door de kabeldoorlaat (12) naar de E-kasten (13) leiden. • Deksel (1) monteren.
Gevaar: De voetrem mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOOD-UIT-knop worden gemonteerd.
1
A
2 3
13
12
11
10
9
4 5 6 8
Montage van de voetrem (achterkant van de machine)
65
7
TOEBEHOOR
VOETREM
Elektrische aansluiting Gevaar: De elektrische aansluiting van de voetrem mag uitsluitend door een elektromonteur worden verricht. De machine moet vóór het aansluiten worden gescheiden van het stroomnet.
• De kabeladers van de afslagschakelaar worden in de E-kast op de klemlijst "+L1-X3 (24V)" op de klemmen "5" en "8" aangesloten. • Vooraf moet de brug tussen deze beide aansluitklemmen verwijderd worden.
Aanwijzing: Nadere informatie inzake de elektrische aansluiting staat in de Elektrischen Documentatie van uw machine. Bij verschillen in de gegevens gelden de gegevens in de Elektrische Documentatie.
Brug verwijderen Klemlijst +L1-X3 (24V)
8
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11
E-aansluiting van de voetrem
66
TOEBEHOOR
CONUS
DRAAI-INSTALLATIE
Conus draai-installatie 1
2
3
4
5
Bestelnr. ................................................. C6Z 350 Kegellengte ................................... max. 210 mm Diameter ........................................ max. ø80 mm Instelhoek ........................................................±9° Steellengte van het gereedschap .......... 16 mm
6
De kegeldraai-installatie is bedoeld voor het draaien van buiten- en binnenkegels en voor het snijden van conische (kegelvormige) schroefdraden Alle geleidingen kunnen worden bijgesteld.
Montage van de conus draaiinstallatie Gevaar: De kegeldraai-installatie mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOOD-UIT-knop worden gemonteerd. Montage van de conusdraai-installatie
• Kruisslede (2) met dwars- en lengteslede, alsmede de draaibare lineaal (4) en de dwarsslede met 4 cilinderschroeven M8 op de dwarsslede van de machine (1) vastschroeven. Voordien de 4 pennen uit de dwarsslede verwijderen. • Klemtafel (5) op de verbindingsstang (6) schuiven en op het machinebed vastklemmen.
Aanwijzing: Bij gemonteerde koelmiddelinstallatie de buishouder van de dwarsslede afschroeven, en in het schoefdraadgat (3) op de conus draaiinstallatie vastschroeven. 1:5,67
1:7
17,63%
Voorbeelden voor de berekening van kegels
8°
h
b
10° 9°
15%
7° 1:10
10%
6°
i=1:10, a=?
a
5° 1:15
h tan a = b
1:20
tan a = i =
4° 5%
1:
0%
a = 5,71°
3° 2°
1:50
h 1 , a = arctan , b 10
p=5%, a=?
1° 0°
tan a =
Nomogram ter berekening van de hoeken
67
p 5 , a = arctan , 100% 100%
a = 2,86°
TOEBEHOOR
MACHINELADE
Machinelade Bestelnr. ................................................. C7Z 750 Vóór de montage van de machinelade op de machinesokkel moet de standaard voorplaat inclusief de schroeven worden gedemonteerd
Gevaar: De machinelade mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOODUIT-knop worden gemonteerd
M4×12 M6×12
M4×12 M4×10
M6×16
M4
M6
Samenstelling en montage van de machinelade op de machinesokkel
68
TOEBEHOOR
SNELSPAN
TANGKLAUWPLAAT
Snelspan tangklauwplaat Bestelnr. ................................................. C7Z 080 Spangebied ............................. ø1,5 t/m ø30 mm Spantangen ........ type 163E volgens DIN 6343
Aanwijzing: De snelspan tangklauwplaat mag alleen door de EMCO-klantendienst gemonteerd worden.
Montage van de tangklauwplaat met de trekbuis Gevaar: De klauwplaat mag alleen bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOOD-UIT-knop worden gemonteerd.
• Wieldop openen. • Spanmoer (3) van de tangklauwplaat (2) demonteren.
1
2
• Tangklauwplaat met trekbuis (1) vanaf de rechter kant (spindelneus) in het hoofdspindelgat steken.
3
• Tangklauwplaat met de Camlockbouten op de spindelneus bevestigen (zie "B beschrijving gebruik" onder "Hoofdspindel").
Montage van de klauwplaat met de trekbuis
• Door de flens op het kartelwiel (4) te draaien, wordt de trekbuis (1) de flens ingetrokken en zo met de snelspanner verbonden. Let erop dat hoofdspindel niet meedraait (laag toerental instellen). • Wieldop sluiten.
Demontage v.d. tangklauwplaat
4
Om een andere klauwplaat te monteren hoeft men de tangklauwplaat slechts samen met de trekbuis te demonteren, de rest van de snelspaninstallatie kan gemonteerd blijven. De demontage van de tangklauwplaat geschiedt in de omgekeerde volgorde van de montage.
1
Trekbuis in de sluiteenheid vastschroeven
69
SNELSPAN
TOEBEHOOR
TANGKLAUWPLAAT
Montage van de spantangen
Gevaar: De montage of demontage von spantangen mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOOD-UIT-knop geschieden. • Borgschroef (2) op de klauwplaat (1) zo verdraaien (binnenzeskant SW5), dat de spanmoer (4) door draaiing tegen de wijzers van de klok kan worden verwijderd (bajonetsluiter). 1
2
3
4
• Gewenste spantang (3) in de tangklauwplaat schuiven.
Montage van de spantangen
• Spanmoer (4) met bajonetsluiter weer monteren. • Borgschroef (2) vasttrekken.
Spannen van de werkstukken Gevaar: Het spannen van de werkstukken mag uitsluitend bij uitgeschakelde machine en bij geactiveerde NOOD-UIT-knop geschieden. De werkstukken moeten vast en veilig worden opgespannen, zodat de bewerking zonder gevaar kan geschieden. • Werkstuk (6) in de tangklauwplaat (1) schuiven. • Spanhendel (5) naar links drukken (von de machine wegdrukken), het werkstuk wordt gespannen.
5
1
• Om het werkstuk te onstpannen (uit de klauwplaat halen), de spanhendel (5) naar rechts trekken (naar de machine toetrekken).
6
Spannen van de werkstukken Aanwijzing: Werkstukken kunnen uitsluitend worden opgespannen, als de machine met de hoofdschakelaar ingeschakeld is. Zo niet, blokkeert de magneetklep de spanhendel. Bij het inschakelen van de hoofdspindel wordt de spanhendel door de magneetklep geblokkeerd, zodat het werkstuk niet onbedoeld losraakt.
70
TOEBEHOOR
SNELSPANTANG
Onderhoud van de spantanginstallatie De spantangen iedere keer na het wisselen reinigen en licht met olie insmeren. Het glijlager op de sluitring (4) moet telkens na 8 bedrijfsuren worden ingevet (hetzelfde vet als voor de wisseltandwielen van de machine zie "D Onderhoud").
Bijstellen van het glijlager Als de speling van het glijlager op de sluitring (4) te groot of te klein is, moeten de geleideschoenen (1) worden bijgesteld: • Moeren SW19 (2) losmaken 1
2
3
• Geleideschoenen (1) door middel van de schroefbouten (3) met een binnenzeskantsleutel SW6 losmaken resp. aantrekken.
4
Bijstellen van het glijlager op de sluitring
• Moeren (2) weer vasttrekken.
71
72