Een plastic kerkhof C HAR LE S M O O R E
O N T D E K K E R VA N D E P L A S T I C S O E P
15
in de oceaan Captain Charles Moore had net meegedaan aan de Transpacific Yacht Race 1997, van Point Fermin bij Los Angeles naar Diamond Head in Honolulu, toen hij besloot terug te varen door de Noord-Pacifische Gyre. Een gyre is een plek in de oceaan waar verschillende zeestromen in een gigantische cirkelvormige beweging bij elkaar komen. De Noord-Pacifische Gyre is ongeveer 34 miljoen vierkante kilometer groot...
Captain Moore zeilde met zijn bemanning op zijn in Tasmanë gebouwde catamaran Alguita door de gyre, toen hij een ontdekking deed die zijn leven zou veranderen. Hij stuitte op de Great Pacific Garbage Patch – de vuilnisbelt van de Stille Oceaan – ofwel: de plastic soep.
‘Eigenlijk kun je niet zegen dat ik de plastic soep heb “ontdekt”,’ vertelt captain Moore in de kajuit van de Alguita. ‘Een echte ontdekking doe je in één keer, zoals Vasco Núñez de Balboa, die vanaf de top van een heuvel in Panama uitkeek over de Stille Oceaan en zich realiseerde dat hij een nieuwe oceaan had ontdekt. Hier was het anders. Iedere dag als ik aan dek kwam en op de achtersteven stond, zag ik iets langs drijven – een flessendop, een stuk plastic, een deel van een frisdrankflesje – het zou me niet eens zijn opgevallen als het niet steeds opnieuw gebeurde: dag na dag na dag... Wel een week lang zag ik midden op de oceaan voorwerpen dobberen, over een gebied van zo’n duizend mijl. Ik kwam er geleidelijk achter dat terwijl ik door het deel van de oceaan voer dat zo ver van de menselijke beschaving verwijderd is als je op aarde maar kunt zijn, de invloed van de mens toch voortdurend zichtbaar was. Ik raakte er verstoord door; dit hoorde een schone, ongerepte omgeving te zijn. Maagdelijk. Toch drong de werkelijke ernst van de situatie pas twee jaar later tot me door, toen ik terugkeerde met wetenschappelijke apparatuur om proeven te nemen.’ SCHOKKENDE CIJFERS Zelfs na ruim tien jaar kan captain Moore nog zijn hoofd schudden in ongeloof over zijn ontdekking. ‘Als je een smal pad door de oceaan bevaart, en een bepaald fenomeen ziet terugkeren, weet je dat dat niet de enige plek is waar zoiets voorkomt. De oceaan is één geheel – ik kon niet anders dan concluderen dat het overal op de oceaan zo moest zijn. Daarom besloot ik terug te gaan om dit afvalverschijnsel te bestuderen en te meten. Als het werkelijk zo erg was als het ernaar uitzag – en dit drijvende afval een cirkelvormig oppervlak besloeg met een diameter van duizend mijl – dan was de hoeveelheid plastic die zich hier ophoopte net zo groot als de grootste afvalberg van Californië.’ En dat vermoeden bleek waarheid. Tijdens verschillende onderzoekstochten met de Alguita werd berekend dat in een kwart van de Stille Oceaan – een gebied van 8,6 miljoen vierkante kilometer – maar liefst 44 miljoen kilo plastic afval drijft: 5,114 kilo per vierkante kilometer. En dat is alleen nog maar het drijvende afval...
16
S TE RV E N D P L A S TI C Hoe komt het dat zich juist op deze plaats in de oceaan, waar geen mens te bekennen is, zoveel plastic bevindt? Captain Moore legt uit dat dat verschijnsel wordt veroorzaakt door de oceaanstromen. Plastic van over de hele wereld stroomt naar deze plek toe. ‘De Great Pacific Garbage Patch is de plaats waar het plastic naartoe gaat om te sterven. Het is als het ware een afvalkerkhof. In een kerkhof vergaan de dode dingen, valt alles uiteen in kleinere deeltjes. Op het afvalkerkhof in de oceaan tref je dan ook iets anders aan dan op de plek waar het afval wordt weggegooid. In de Noordzee, bijvoorbeeld, vind je “vers” afval: stukken plastic die zichtbaar zijn, flesjes, tasjes – de grotere fragmenten. De Great Pacific Garbage Patch bestaat uit twee delen: een oostelijk en een westelijk deel. Het afval in het oostelijke gedeelte van de patch is ouder dan waar ook ter wereld – je kunt daar plastic vinden dat nog in de jaren vijftig is gemaakt. De westelijke garbage patch wordt voortdurend gevoed door onder meer Japan. Tussen de westelijke en de oostelijke patch is een soort snelweg door het water, waarin je nog grote delen plastic kunt aantreffen. Maar toen ik mijn net ophaalde in de oostelijke patch,
P
L
A
S
T
I
C
S
O
E
P
17
MOORE
die zich bevindt tussen Los Angeles en Honolulu, merkte ik dat het plastic daar in deeltjes was gebroken die nog kleiner waren dan de mazen van mijn net: nog kleiner dan éénderde millimeter. Dat was me bij eerder onderzoek – verder naar het westen – niet overkomen.
alles eten wat ze binnen kunnen krijgen; ze leven niet op maar één soort voedsel. Op die manier krijgen ze allerlei plastic binnen. In sommige gevallen eten deze vissen meer plastic dan natuurlijk voedsel – dat geldt ook voor vogels.
Kortom: hoe dichter je bij de bron van het afval komt, hoe groter de stukken zijn. Hoe verder je je van de beschaving bevindt, hoe kleiner de plastic deeltjes zijn die je aantreft. Het kleinst zijn ze op de plek waar ze tot rust komen.’
En hoe kleiner het plastic wordt, hoe gevaarlijker – hoe giftiger – het wordt. Het zijn juist de kleinste deeltjes, die voor het blote oog nauwelijks te zien zijn, die de grootste problemen veroorzaken. De oceaan bevat namelijk piepkleine deeltjes gifstoffen die door menselijk toedoen in het water zijn terechtgekomen – zogenaamde POPs, Persistent Organic Pollutants, chemische giftige stoffen als DDT, dioxines, pesticiden, PCB’s, noem maar op. Die gifstoffen hechten zich zelfs aan de allerkleinste plastic deeltjes in het water. Als je je indenkt dat de biochemische industrie met piepkleine deeltjes experimenteert om medicijnen te laten werken, kun je je voorstellen dat we in feite met een gigantisch medicijnenexperiment in de Stille Oceaan bezig zijn.’
DE GEVOLGEN De grote en kleine stukken plastic afval hebben elk op hun eigen manier gevolgen voor het milieu, legt captain Moore uit. ‘Het probleem van de grote stukken afval is dat zeedieren erin verstrikt raken, en op die manier sterven. Alleen al door de ronddrijvende visnetten sterven in het noordelijke gedeelte van de Stille Oceaan honderdduizend zeezoogdieren per jaar – nog los van de vogels en vissen die erin verstrikt raken. Het probleem van de kleinere stukken plastic is dat dieren het binnenkrijgen, met name de aaseters. Er is niet veel voedsel in de oceaan – noch boven aan, noch onder aan de voedselketen. Juist omdat er niet veel te eten is, heeft de evolutie ervoor gezorgd dat de dieren die daar leven
Los van het feit dat de plastic deeltjes drager zijn van gifstoffen die zich eraan vasthechten, is het plastic zelf ook vaak giftig. ‘Er zijn tussen de 80.000 en 100.000 chemicaliën die voor de jaren vijftig nog niet bestonden en die nog op geen enkele manier zijn getest op hun effect op de
18
menselijke gezondheid en het milieu,’ legt Charles uit. ‘Die stoffen worden in plastic gebruikt. De chemici kunnen ermee experimenteren en fantastische nieuwe producten maken. De plasticindustrie hoeft echter niet te bewijzen dat de producten waarin deze stoffen zijn verwerkt, veilig zijn; het is aan ons om te bewijzen dat ze schadelijk zijn.... Terwijl zij verdienen aan het product en wij er geen cent aan overhouden, zijn wij degenen die geld moeten uitgeven om de producten te analyseren, om te bestuderen welke gevolgen ze hebben op het milieu en op onze gezondheid, om een evaluatie te maken en om er een hiërarchie in aan te brengen: welk product is het meest schadelijk? Want we mogen het productieproces niet te veel ontwrichten door meerdere producten tegelijk uit de roulatie te nemen –het lijkt erop dat we alleen bereid zijn de allerergste producten van ons boodschappenlijstje te schrappen...’
O P R U I M E N LIJ K T O N M O G E LIJ K ‘Als je bedenkt dat zich plastic deeltjes in de oceaan bevinden die kleiner zijn dan 0,3 millimeter, hoe wil je dat dan gaan opruimen?’ vraagt captain Moore terwijl hij een machteloos gebaar maakt. ‘Als je het water gaat zeven, dood je al het andere leven dat zich erin bevindt, op de bacteriën
P
L
A
S
T
I
C
S
O
E
P
na. Als je probeert het water te schonen met behulp van een net, zul je vissen en zeeplankton doden. Het is gewoon geen optie – zeker niet als je bedenkt dat er zelfs door een fijnmazig net nog altijd kleine plastic deeltjes heen glippen. Uiteindelijk zal de oceaan al het afval uitspugen – niet in één grote klodder: stukje bij beetje zal de oceaan zichzelf reinigen. Maar dan moeten we er in de eerste plaats voor zorgen dat er geen afval meer bij komt. Grotere stukken plastic zullen op het strand aanspoelen; het is aan ons om ervoor te zorgen dat ze dan niet opnieuw in het water terechtkomen. Daarnaast zal het zand op de bodem van de oceanen als een zeef dienen, waardoor de plastic delen die zinken, uiteindelijk door een laag zand zullen worden bedekt. Tot die tijd vormt het plastic nog een groot, levensbedreigend probleem voor alle levende organismen in de zee – maar uiteindelijk wordt het opgenomen. Dat betekent niet dat we helemaal niets kunnen of moeten doen. De grote stukken plastic vallen in de zee in kleinere delen uiteen. Ik moedig dan ook ieder initiatief aan om die grote drijvende stukken op te ruimen. Maar dat is erg lastig. Vanuit Honolulu richt een organisatie zich op het verwijderen van de grote stukken visnet uit de Stille Oceaan – de National Oceanic and Atmospheric Administration (NOAA). Er zijn minstens drie manieren waarop netten, en stukken van netten, in de oceaan terechtkomen. In sommige gevallen zijn ze opzettelijk overboord gekieperd, bijvoorbeeld omdat ze niet meer voldoen. Soms worden ze simpelweg verloren: slaan ze overboord door een storm of hoge golf, of breken ze los van het schip. In andere gevallen worden ze gebruikt als Fish Aggregation Device (FAD), een visaantrekkende constructie – alles wat in de oceaan stilstaat, trekt dieren aan. Een stilliggend net biedt bescherming aan kleine dieren, en de grote beesten komen vervolgens op die kleine af; op die manier ontstaat rond zo’n net een heel arsenaal aan voedsel. Tonijnvissers weten dat, dus die plaatsen opzettelijk vallen van grote ballen afgedankte visnetten om grote hoeveelheden vis aan te trekken. Maar de Hawaïaanse organisatie die de drijvende netten wil opvissen, heeft tot nu toe nog geen succes – sterker nog, het is een totale mislukking. Het is te moeilijk om die netten te vinden; er is nog geen systeem
20
ontwikkeld om ze op te sporen. Ze komen dichter bij een oplossing, maar hebben tot nu toe geen geluk gehad. Toch is het opvissen van drijvend afval de enige praktische manier waarop een deel van het probleem op volle zee kan worden opgelost. Alleen al aan drijvend plastic vinden we van alles. Een dag varen levert genoeg op om er het achterdek van de boot mee te bedekken.’ Captain Moore wijst naar het grote achterdek van de Alguita. ‘En de diversiteit aan plastic dat opvissen is eindeloos: van stukken plastic folie tot kratjes, netten en huishoudproducten. Alles wat we op weten te vissen verpulvert niet in kleinere deeltjes en verstikt het zeeleven niet. Er is geen enkele twijfel dat zo’n actie al enig positief resultaat zou opleveren. Ik zou mensen willen aanmoedigen om naar de gyre toe te zeilen en zoveel mogelijk afval te verzamelen. Hoe meer mensen nieuwsgierig worden naar de plastic soep, en erheen gaan, hoe meer ideeën er zullen ontstaan om de opruimacties groter aan te pakken. Al zullen we nooit alle kleine stukken kunnen verzamelen, we worden misschien wel beter in het opruimen van de grotere stukken. Ik denk alleen niet dat het op het moment een levensvatbaar industrieel
P
L
A
S
T
I
C
S
O
E
P
project is. Plastic uit de zee opvissen om te recyclen of er energie uit te winnen, kost een ongelofelijke hoeveelheid brandstof en tijd voor een relatief kleine opbrengst. Als je een schip als het mijne hebt, vrijwilligers, en alle tijd van de wereld, dan kun je eraan werken. Maar als je een bemanning moet betalen – hoe wil je dat dan doen? Dit gaat geen geld opleveren. Als je een kosten-batenanalyse maakt, zul je zien dat de kosten de baten overstijgen. Ik denk dat we moeten kijken wie het plastic heeft geproduceerd en de kosten van het opruimen op hen moeten verhalen. Dat proberen we al op Hawaï, via het Marine Science Program van de universiteit van Hilo. De inwoners van Hawaï behoren tot de slachtoffers van de garbage patch – het afval spoelt aan op hun stranden. Zij zouden de herkomst van het plastic moeten traceren en de landen waar het vandaan komt een rekening moeten sturen voor het schoonmaken. Het is sowieso de moeite waard om een nieuwe kosten-batenanalyse te maken waarbij rekening wordt gehouden met het milieu. Dan weten we pas echt wat de kosten van deze vervuiling zijn. Maar er is geen visseneconomie die we in dollars of euro’s kunnen weergeven; we kunnen niet
21
zeggen dat het verlies van honderdduizend zeehonden ons zoveel dollars of euro’s kost. Zelfs de aanwas van ongewenste diersoorten – krabben, zeepokken, algen en bacteriën – die leven van dit soort afval, is niet in geld uit te drukken.’ D E N AT U U R V E R A N D E R T Captain Moore spreekt over de aanwas van ongewenste diersoorten. Maar wat heeft plastic afval daar nou mee te maken? Alles, vertelt captain Moore. ‘Als je meereist op een voorwerp dat zich met een snelheid van twintig mijl per dag verplaatst, koel je niet snel af.’ Hij maakt het nog duidelijker: ‘Als je hier in Californië op het vliegtuig stapt, en landt in New York, dan ervaar je binnen een paar uur een enorme klimaatverandering. Maar dat geldt niet voor drijvend plastic. Het duurt maanden – en soms zelfs jaren – voordat het plastic zich heeft verplaatst naar een plek waar het water een paar graden in temperatuur verschilt. In die tijd kunnen de organismen die op het plastic leven, zich aanpassen aan hun nieuwe omgeving, aan de nieuwe temperatuur. Dat kunnen uitheemse organismen zijn die helemaal niet thuishoren in het nieuwe milieu waar ze naartoe zijn gedreven. Er zijn wetenschappers die beweren dat als er een totale biotische mix plaatsvindt – dus als het plastic overal organismen oppikt en die al drijvend over de oceanen verspreidt – dat we dan de helft van de biodiversiteit in de oceanen zullen kwijtraken... Om een voorbeeld te geven: we hebben hier in de Verenigde Staten prairies met inheemse gewassen. Maar doordat er Europese planten het land zijn binnengekomen en zich hebben verspreid, hebben die een groot deel van de oorspronkelijke gewassen verdrongen. Je verliest aan biodiversiteit als exotische flora of fauna zo sterk is dat die de bestaande verdrijft. In plaats van iets nieuws toe te voegen aan wat er al is, haal je als het ware een dictator binnen die de macht overneemt en de oorspronkelijke bevolking wegjaagt. Zo overwint een succesvol nieuw organisme de oude organismen in het plantenrijk, in het dierenrijk en in de oceanen. Dat gebeurt op het ogenblik over de hele wereld, doordat we steeds meer reizen, door import en export, en door immigranten die overal vandaan komen en hun favoriete planten en dieren meenemen. En in de oceanen speelt plastic afval daarin een belangrijke rol.’
22
P L A S TI C I S E E N B LIJ V E RT J E Het is niet zo dat Charles Moore strijdt tegen de plasticindustrie in het algemeen: ‘Plastic is niet per definitie slecht. Mijn grootvader richtte een eigen onafhankelijke olieonderneming op, de Hancock Oil Company, en tegelijkertijd was hij een milieubeschermer. In de beginjaren van de olieindustrie werd het niet gek gevonden dat je én milieubeschermer was én oliefabrikant. Olie heeft zijn goede kanten: ik denk dat het zelfs gerechtvaardigd is om te zeggen dat petroleum de walvissen heeft gered. De olie die we uit walvissen haalden werd gebruikt voor hydraulica, verwarming en licht. Die hele diersoort zou vrijwel zijn uitgestorven als we geen alternatief hadden gevonden. Het is het misbruik van petroleum dat ons in de huidige situatie heeft gebracht, en waardoor wereldwijd de atmosfeer, het water en het land zijn vervuild. Het ongebreidelde, niet aan regels gebonden, toepassen van petrochemische industrie heeft de hele aarde besmet. Maar tegelijkertijd hebben de technische ontwikkelingen en nieuwe uitvindingen ervoor gezorgd dat we vandaag de dag zoveel kunnen: daardoor hebben we nu de mogelijkheid om de mensheid te bevrijden van de noodzaak van vernietigende industrialisatie. Alles heeft schijnbaar tegenstrijdige aspecten.
P
L
A
S
T
I
C
S
O
E
P
Welk toekomstscenario je ook bedenkt, er zal altijd behoefte blijven aan materiaal dat lucht en vocht kan tegenhouden. Er zal altijd behoefte blijven aan plastic voor medische toepassingen. Dat is geen enkel probleem, als we ons op het geheel gaan richten: op het totaalbeeld. We moeten duurzaamheidslijsten gaan samenstellen, lijsten van producten die andere producten overbodig maken. Want het eerste dat we moeten doen is het aantal producten dat we gebruiken, verminderen. Er zou een prijs moeten worden uitgereikt aan het ontwerp van een product dat zoveel mogelijk andere producten overbodig maakt. Dat betekent dat mensen anders moeten gaan denken dan nu het geval is: nu worden er juist producten gemaakt waarvoor je nog meer bijproducten of hulpstukken moet aanschaffen. Je kunt denken dat het probleem te groot is om er iets aan te doen en je schouders erover ophalen, maar je kunt ook bij jezelf beginnen. Denk na over je consumptiepatroon. Vraag je als je iets koopt af of je het ook werkelijk nodig hebt. Vraag jezelf af of je niet beter af zou zijn als je wat minder spullen hebt. We zitten in een tredmolen die ons ertoe drijft om steeds meer spullen te verzamelen. Het is moeilijk om uit die tredmolen te springen, maar uiteindelijk zou iedereen dat moeten doen.’ WIE HEEFT DE SCHULD? Je kunt je afvragen wie schuldig is aan dit enorme probleem, maar captain Moore vindt een schuldvraag lastig. Liever spreekt hij over ‘verantwoordelijkheid’ – en daar heeft hij wel een heel duidelijke mening over: ‘De grootste verantwoordelijkheid voor de toestand waarin we nu verzeild zijn geraakt, ligt bij mensen die in de discussie over de groeiende afvalberg vaak over het hoofd worden gezien: de marketinggenieën. Zij zijn degenen die steeds nieuwe producten uitdenken en de nieuwigheid ervan promoten. Onze maatschappij heeft “bruikbaarheid” vervangen door “nieuwigheid”. Voorwerpen die nieuw zijn en snel kapotgaan, zijn tegenwoordig belangrijker in onze economie dan producten die werken en langer meegaan. Nieuw en breekbaar kan vervangen worden: dat levert meer winst op dan dingen die een langere levensduur hebben. Het is hetzelfde in de farmaceutische industrie. Een generatie die gezond is en lang leeft, is lang niet zo winstgevend voor de medicijnenindustrie als een generatie die ongezond is en kort leeft. Ze kunnen tegenwoordig weliswaar de levensduur van mensen verlengen, maar de kwaliteit van
23
het leven wordt niet verbeterd; in plaats daarvan wordt een leven gecreëerd waarin voortdurend ziekten worden bestreden. Toen ik nog op school zat was er niemand die sprak over ziektekostenverzekeringen. Er werd gewoon aangenomen dat je een aardig lang, gezond leven kon leiden zonder dat je naar de dokter ging. Nu gaat iedereen ervan uit dat je allerlei verschillende medicijnen nodig hebt, regelmatig naar de dokter gaat, behandelingswijzen voor allerlei medische problemen moet ondergaan – dat is de nalatenschap van de moderne industrialisatie: meer ziekten, meer behandelingen, meer winst... maar minder échte gezondheid. Mensen hebben ruimte nodig om in vrijheid hun eigen mogelijkheden en vaardigheden te ontdekken. Maar op het ogenblik zit iedereen gevangen in een consumptiepatroon dat de hele wereld verovert: steeds nieuwe producten, steeds meer betalen, steeds meer behandelingen voor steeds weer andere ziekten, junkfood, stress, onafgebroken werken, slaapgebrek – daar komen allerlei symptomen uit voort die vervolgens weer met veel winst voor de farmaceutische industrie behandeld kunnen worden. Deze ratrace zal waarschijnlijk niet veranderen. De mensen wordt wijsgemaakt dat ze deze levenswijze nodig hebben. Waarom? Omdat ze dan méér zullen hebben: meer producten, meer luxe, meer overvloed... Als de bevolking blijft groeien kunnen we niet op dit niveau blijven doorgaan – de hoeveelheid grondstoffen is eindig. Het is een onmogelijke opgave om 10, 15, 20 miljard mensen te voeden, te kleden en een dak boven het hoofd te geven. Honderd jaar geleden waren er nog maar 1 à 2 miljard mensen op deze wereld. In een paar honderd jaar wordt die bevolking vertienvoudigd. Als je het verstandelijk beredeneert, is het niet mogelijk zo door te gaan... behalve als je ook de keerzijde accepteert: dat er steeds meer ziekten zullen ontstaan, dat het milieu vervuilt, en dat je in een onvrijheid zult leven die je het best kunt vergelijken met ratten in een kooi die hun eigen staart achternazitten. De opvattingen over ‘verandering’ zijn steeds beperkter geworden, zodat áls er nog veranderingen worden doorgevoerd, dat minuscule aanpassingen zijn. Toch is er een enorme omslag noodzakelijk om het hele systeem te herzien, om het werkelijk menselijk te maken. Leefbaarder. Of om het op zijn Frans te zeggen, de mensen “la promesse de bonheur” terug te geven.’
R E VO LU TI E De eerste stap die gezet moet worden om het probleem aan te pakken, is ervoor te zorgen dat er geen nieuw afval bij komt. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor, zoals minder gebruik van plastic, het stoppen van de productie van wegwerpplastic, recycling... Maar de plasticindustrie is niet blij met de meeste van dit soort initiatieven en dat is zacht uitgedrukt. Captain Moore weet daar alles van. Er gaat nou eenmaal veel geld om in de plastic- en de olie-industrie. ‘Alleen al in de Verenigde Staten wordt er zo’n 50 miljard dollar per jaar aan ruwe materialen gespendeerd om wegwerpplastic te produceren,’ vertelt hij. ‘De plasticindustrie kan het zich veroorloven om een flinke campagne tegen initiatieven als een verbod
24
P
L
A
S
T
I
C
S
O
E
P
25
op plastic tasjes te voeren. Zo heeft Dow Chemicals een flink bedrag uitgekeerd aan Jean-Michel Cousteau, de zoon van de beroemde kapitein Jacques Cousteau, om te promoten dat het afvalprobleem een probleem is dat door mensen wordt veroorzaakt – niet door het materiaal zelf.’ Het is dan ook niet gemakkelijk voor captain Moore. ‘Ik voel me als een zeer eenzame stem die zich uitspreekt tegen een zeer succesvolle, wereldwijd doorgevoerde economie,’ zegt hij. ‘Het heeft altijd weerstand opgeroepen als iemand tegen de status quo – de huidige stand van zaken – ingaat. De status quo is in de loop van de geschiedenis altijd al machtig geweest, maar nu heeft hij zelfs wereldwijde macht; het is een wereldeconomie die bewaakt wordt door een wapenmacht. Zoiets is erg moeilijk te bestrijden. Maar toch moet aan de wereld worden duidelijk gemaakt dat het kennelijke succes en de kennelijke voorspoed die deze economie ons gebracht heeft, zo’n hoge tol eisen dat een volledige herziening van de situatie noodzakelijk is. We moeten ons uitspreken tegen de destructieve handelwijze van de heersende economie! Het probleem – dat niet zal verdwijnen – is dat het overgrote deel van de bedrijven en mensen die de technologie bezitten die een oplossing zouden kúnnen bieden, die technologie gebruiken om winst te maken. Ze zetten hun kennis niet in voor een betere mensheid. De hebzucht is geïnstitutionaliseerd: deel geworden van de bedrijven. Tenzij er een manier is om de mensheid te helpen én er winst uit te slaan – voor henzelf en hun aandeelhouders – zullen ze het niet doen. Regeringen kunnen een tegenbeweging in gang zetten door een grens te stellen aan de vervuiling die een industrie mag veroorzaken: dan maar minder winst, met minder vervuiling. Maar ‘minder vervuiling’ is in dit stadium niet eens voldoende, de vervuiling moet volledig stoppen. We hebben een volledige mentaliteitsomslag nodig. In de mens moet eerst een wanhopige behoefte aan verandering aanwezig zijn, voordat die verandering werkelijk kan plaatsvinden.’ Captain Moore slaat op tafel om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘De mensen moeten zich goed realiseren wat een ramp de Great Pacific Garbage Patch betekent. Ze moeten zich realiseren wat dit betekent voor het erfgoed van de mensheid. Ze moeten zich realiseren dat een dergelijk probleem zich ook in de ruimte voordoet, waar miljoenen stukken ruimteafval in een baan rond de aarde cirkelen. Ze moeten zich realiseren dat
MOORE
de atmosfeer is vervuild. Ze moeten zich realiseren dat er een wereldwijde uitstoot aan vervuilende stoffen is, waardoor de concentratie gifstoffen in de Noordelijke IJszee zelfs zo hoog is dat de borstvoeding van eskimovrouwen vergiftigd is, en ze hun baby niet de borst kunnen geven. De mensen moeten zich realiseren dat hun een geboorterecht ontzegd wordt: een schone, prachtige aarde om te bewonen. Pas als de mensen in opstand komen tegen deze vervuiling zal er iets veranderen. Het zijn de mensen die het moeten doen. Zij moeten het gevecht tegen de status quo aangaan.’