Plastic wordt... M I C HAE L B I D D LE
plastic
D I R E C T E U R E N O P R I C H T E R M B A P O LY M E R S ,
O V E R P L A S T I C R E C YC L I N G
61
‘Als kind liep ik voortdurend het huis rond om in alle kamers de lampen uit te doen. Ik maakte mijn ouders gek met mijn opmerkingen over hoe ze beter met het milieu moesten omgaan... Ik heb altijd van het buitenleven gehouden, altijd het milieu gerespecteerd en van kinds af aan begrepen dat als wij niet voor de natuur zorgen, zij dat niet voor
ons kan doen. En nu maak ik mijn kinderen gek met dezelfde opmerkingen die ik ooit tegen mijn ouders maakte: “Draai de kraan dicht! Doe de lamp uit!”’ Aan het woord is Mike Biddle, scheikundig ingenieur en oprichter van MBA Polymers, een bedrijf dat van oud plastic nieuw plastic maakt.
BIDDLE
tijd – het materiaal van de toekomst. De plasticindustrie groeide als een bezetene, er kwamen steeds meer nieuwe soorten plastic bij... Binnen een jaar zat ik bij GE Plastics. Later werd ik door Dow Chemical ingehuurd om te werken aan hoge kwaliteit plastics: materiaal dat in Stealths en andere gevechtsvliegtuigen wordt gebruikt. Als jonge ingenieur vond ik dat fantastisch, maar toch merkte ik dat ook hier mijn hart niet echt lag. Ik ben toen onderzoek gaan doen naar de mogelijkheden om plastic te recyclen. Daar was niet iedereen even blij mee. Mijn directeur zei letterlijk: “We hebben geen gepromoveerde ingenieur aangenomen om onderzoek te doen naar afval.”
‘Wij richten ons op het recyclen van het plastic uit solide artikelen,’ vertelt Mike. ‘Auto’s, elektronica, telefoons, computers... We krijgen meestal niet de complete apparaten aangeleverd – hoewel dat ook wel voorkomt. De wet in veel Europese en Aziatische landen verplicht de metaal- en computerindustrie om vervuilende onderdelen, zoals de batterijen, uit de goederen te halen voordat ze mogen worden weggegooid. Hier in de Verenigde Staten zijn we nog barbaren: wij gooien de meeste spullen zo op de vuilnisbelt. Wij krijgen meestal versnipperd materiaal aangeleverd – ongeveer ter grootte van je hand – waar de grote delen metaal al uit zijn gehaald. Wat is achtergebleven, is een hoop afval: het grootste deel ervan is plastic, maar er zitten ook nog kleine metaaldeeltjes in, printplaten, foam, papier, hout, folies, glas, letterlijk vuil, soms zelfs stenen. Wij sorteren het versnipperde materiaal – eigenlijk delven we, net als dat gebeurt in een mijn: we delven bovengronds plastic uit het versnipperde afval.’ VA N K O E L K A S T E N V I A G E V E C H T S V L I E G T U I G E N N A A R A F VA L Hoe wordt een jongetje dat de lampen achter de rug van zijn ouders uitdoet, een plasticdelver? Mike lacht: ‘Eigenlijk ging ik vooral een opleiding tot scheikundig ingenieur volgen, omdat daar op dat moment veel werk voor was. Maar na mijn studie kwam ik bij General Electric terecht, en voor ik het wist was ik koelkasten aan het ontwerpen. Dat vond ik nou niet bepaald interessant. Ik vroeg me af waarom ik eigenlijk ingenieur was geworden. Maar toen ontdekte ik plastic: plastic was – zeker in die
Een halfjaar later gebeurden er verschillende dingen tegelijkertijd. Het werd duidelijk dat de Verenigde Staten een afvalprobleem hadden. Er was een schip vol met as van verbrand afval uit Philadelphia dat nergens mocht afmeren omdat mensen zich zorgen maakten over de inhoud. Tegelijkertijd werden in Berkeley, Californië en Suffolk County, New York, bekers van polystyreen foam verboden die je meekrijgt in coffeeshops. Dow was de grootste producent van polystyreen foam, dus er moest iets gebeuren. Nu zei mijn directeur: “Ik geef je één kans: je hebt zes maan-
62
P
L
A
S
T
I
C
S
den tijd om te onderzoeken of er op het gebied van plasticrecycling mogelijkheden liggen.” Ik vormde een groep die uitgroeide tot twintig medewerkers en bewees dat er allerlei mogelijkheden waren. Het hele recyclingproject dat ik opzette, is uiteindelijk binnen de muren van het laboratorium gebleven. Ik denk dat de twee belangrijkste redenen daarvoor waren dat recycling inging tegen het belang van Dow – recycling zorgt er immers voor dat chemische fabrieken minder werk krijgen, terwijl Dow miljarden had geïnvesteerd om dat soort fabrieken te bouwen. Ten tweede was
O
E
P
er geen grote toevoer van afvalmateriaal waarmee we konden werken. Het afval was er natuurlijk wel, maar er was nog geen georganiseerd systeem om het in te zamelen.’ D E S T R IJ D O M Z E LF I E T S O P TE Z E T TEN ‘Bij Dow sloten ze op een gegeven moment mijn laboratorium. Ik had de keus om op hun hoofdkantoor in Michigan of in hun onderzoekscentrum in Texas te gaan werken. Maar ik was jong, alleenstaand en had geen zin om Californië te verlaten, dus ik verzamelde vrienden om me heen – mensen die ik onder meer bij Dow had leren kennen – en begon een eigen be-
63
drijf: Michael Biddle and Associates, wat later MBA Polymers is geworden. Ik moet de plasticindustrie danken dat ze ons in die beginperiode verschillende onderzoeken hebben laten uitvoeren. Ze wisten dat recycling een bedreiging voor ze zou vormen, maar de auto- en computerindustrie hadden gedreigd dat als er geen onderzoek naar plasticrecycling zou worden gedaan, zij hun apparaten uitsluitend nog van metalen zouden maken. De plasticindustrie koos eieren voor zijn geld en besloot goede wil te tonen door dit soort onderzoek te financieren. De eerste vijf jaar kregen we geld van de plastic-, de auto- en de computerindustrie. Daarna werd het commercieel aantrekkelijk en kon ik fondsen gaan werven bij investeerders. Maar het was niet gemakkelijk.’ G E H E I M E TE C H N I E K E N Inmiddels bestaat MBA Polymers al vijftien jaar. De trots is van het gezicht van Mike af te lezen als hij erover praat: ‘Op het ogenblik hebben we vier verschillende fabrieken. Hier, in Richmond, richten we ons voornamelijk op onderzoek en verdere ontwikkeling van de technieken. In Wenen en in China staan twee fabrieken waar vooral elektronica-afval wordt verwerkt – van mobiele telefoons tot kopieermachines. En op het ogenblik wordt er een grote fabriek in Groot-Brittannië gebouwd waar we vooral auto-onderdelen, en zelfs hele auto’s, zullen gaan verwerken.
MOORE
Het eerste dat we in onze fabrieken doen is alles wat niet plastic is uit het afval halen: met behulp van geavanceerde technologie schiften we de restanten metaal en andere niet-plastics uit het materiaal. Ik kan niet precies vertellen hoe we dat doen – die kennis is beschermd – maar we hebben technieken aangepast die in de mijnen werden gebruikt. In een goudmijn wordt drie gram goud gewonnen uit een ton erts. Wij hebben een erts waarin meer van de stof zit die wij willen ontginnen, maar die stof is een stuk minder kostbaar. Maar hoe hoger de prijs van olie wordt, hoe waardevoller plastic zal worden... Als er alleen nog maar plastic over is, komt het moeilijkste: het scheiden van de plastics naar soort. Plastic heb je in allerlei kleuren, veel soorten plastic wegen bijna hetzelfde en bovendien komen de elektrotechnische eigenschappen van de soorten voor een groot deel overeen. Drie methoden die normaal gesproken gebruikt worden om materialen te scheiden – kleur, gewicht en elektrotechnische eigenschappen – zijn dus niet bruikbaar om plasticsoorten te scheiden. Wij hebben zelf technieken ontworpen om dat te doen. En dat is gelukt; maar het heeft ons wel vijftien jaar gekost om die te perfectioneren.’
64
R E C YC LE N I S B E TE R E N G O E D KO PE R Je vraagt je af waarom iemand al die moeite neemt om plastic naar soort te scheiden. Plastic is toch plastic... Maar zo eenvoudig ligt het niet, legt Mike uit. ‘De meeste soorten plastic kunnen het niet met elkaar vinden. Ze zijn incompatibel. Als je van twee verschillende soorten plastic één nieuwe soort plastic maakt, is dat een zwakker, slechter materiaal dan de twee onafhankelijke plasticsoorten waaruit het bestaat. Daarom is het vruchtbaarder om plastic te scheiden naar soort, en die soorten opnieuw op de markt te brengen. Er is geen plastic dat niet te recyclen is – het is alleen de vraag hoe makkelijk of moeilijk bepaalde plastics te recyclen zijn. Wij richten ons op plasticsoorten die goed te recyclen zijn én die uiteindelijk een hoogwaardige kwaliteit nieuw plastic opleveren. Daarnaast hebben we een bijproduct – een kleine hoeveelheid waarvan het niet de moeite waard is om die nog verder te scheiden – dat we in een gemengde vorm houden en waar we bijvoorbeeld plastic constructiemateriaal van maken. En ten slotte is er nog een klein percentage dat helemaal nergens meer goed voor is – en dat moeten we weggooien of verbranden.’ Ondanks al het werk dat er in het scheiden van het plastic gaat zitten, is het toch nog goedkoper om op deze manier plastic te maken, dan om nieuw plastic te produceren dat net zo’n hoge kwaliteit heeft, vertelt Mike. ‘Hoewel het technisch gezien heel moeilijk is om oud plastic te scheiden, is het maken van nieuw plastic nog veel ingewikkelder: daarvoor wordt op moleculair niveau gewerkt. Dat kost heel veel energie – er wordt onder hoge druk en bij hoge temperaturen gewerkt. Er komt veel complexe chemie bij kijken, en er komt veel afval bij vrij. Wij werken over het algemeen bij kamertemperatuur, behalve tijdens het smeltproces om de uiteindelijke plastickorrels te maken. Wij gebruiken alleen maar lucht, water en elektriciteit. Afhankelijk van het soort plastic dat we recyclen, gebruiken we tussen de vijf en tien procent van de energie die het vervaardigen van nieuw plastic kost, en slechts één procent van het water dat een chemische fabriek gebruikt: we gebruiken niet alleen minder water – eigenlijk vooral om het plastic te wassen – we hergebruiken dat water ook. Wij werken aan een beter milieu én we maken plastic op een manier die aantrekkelijker is voor de economie. We kunnen een fabriek bouwen die
P
L
A
S
T
I
C
S
O
E
P
45.000 ton gerecycled plastic produceert, die de helft of minder kost van een fabriek die dezelfde hoeveelheid nieuw plastic produceert. Maar het blijft veel geld: zo’n fabriek kost 25 miljoen dollar.’ E E N H E K E L A AN V E R S P I LLI N G ‘De plasticindustrie heeft gemengde gevoelens over wat wij doen. Enerzijds weten ze dat er iets moet gebeuren, maar anderzijds concurreert recycling met de multimiljarden dollars verdienende fabrieken die zij over de hele wereld hebben gebouwd. De plasticlobby is buitengewoon machtig. In Europa heb je Plastics Europe, in de Verenigde Staten The American Chemistry Council. Wij werken met ze samen – in sommige opzichten promoten ze recycling, maar daarnaast besteden ze veel meer geld aan het promoten van de verbranding van plastic afval. Ik begrijp dat natuurlijk wel: als plastic verdwijnt moet er nieuw plastic gemaakt worden. Maar ik ben absoluut tegen plasticverbranding, dat is pure verspilling: als je plastic een nieuw leven kunt geven, is dat zoveel beter! Om dezelfde redenen vind ik afbreekbaar plastic een slecht idee. Waarom zou je iets produceren om weg te gooien? Alles wat je maar één keer gebruikt is slecht voor de omgeving: je gebruikt een hoop energie om iets te maken, vervolgens gebruik je veel energie om het een bepaalde vorm te geven – waarom zou je dan willen dat dat weer letterlijk tot stof vergaat? Het is natuurlijk een oplossing voor het afval dat in het milieu terechtkomt, maar we kunnen beter werken aan een gesloten afvalmanagementsysteem. Ik heb altijd een afkeer gehad van verspilling. Ik vind het verschrikkelijk om verspilling te zien: verspilling van tijd, van materiaal, van mensen... Wij geven in onze fabrieken dan ook niet alleen plastic, maar ook mensen een tweede kans: een deel van ons personeel – zeker hier in Richmond – bestaat uit mensen die ergens anders moeilijker aan het werk zouden komen. De markt is aan het veranderen. Vijf jaar geleden wilden bedrijven niet eens met ons praten – onder meer vanwege de verkeerde aanname dat het plastic dat wij produceren van mindere kwaliteit zou zijn dan nieuw plastic: dat is wat de plasticindustrie graag beweert. Maar tegenwoordig
65
zijn er zelfs bedrijven die alleen maar met gerecycled plastic willen werken. En ze zouden meer gerecycled plastic gebruiken als het voorhanden was – dus we bouwen zo snel als we kunnen nieuwe fabrieken.’ H E T R E C Y C L E N VA N D E P L A S T I C S O E P Als Mike gevraagd wordt of hij iets met het plastic uit de Great Pacific Garbage Patch zou kunnen, lacht hij opnieuw: ‘Ik wist dat deze vraag zou komen – en ik hoor hem niet voor het eerst. Er is ons al vaker gevraagd of het mogelijk is om plastic dat in zee heeft gelegen, te recyclen. Waarschijnlijk is dat mogelijk. We hebben hier in ons onderzoekscentrum een hoop wetenschappers die niets liever doen dan problemen oplossen. Om daaraan te werken hebben we wel eerst een voorbeeld van het materiaal nodig waarop we tests kunnen uitvoeren. We krijgen bijna iedere week wel een voorbeeld toegestuurd van een nieuw soort afval met de vraag: kunnen jullie hier iets mee? Als het er na wat testen interessant voor ons uitziet, vragen we meer materiaal op – en als het dan nog steeds veelbelovend is, vragen we om een complete scheepslading, die we vervolgens door onze fabriek in Richmond halen. Werkt dat, dan kan het materiaal ook in onze andere fabrieken worden verwerkt. Hetzelfde zou moeten gebeuren met plastic dat afkomstig is uit de Great Pacific Garbage Patch. Als we een voorbeeld krijgen, onderzoeken we of we het plastic in soorten kunnen scheiden, hoe beschadigd het is door de werking van het zeewater en het zonlicht – want plastic kan daardoor in kwaliteit achteruitgaan – zodat we uiteindelijk kunnen bepalen op welke manier we het het beste kunnen verwerken. In principe is het mogelijk om met de verwerkingsmethode die wij ontwikkeld hebben, van iedere plastic afvalstroom – ook van het plastic uit de oceanen – nieuw materiaal te maken. Alleen de kwaliteit van het uiteindelijke product verschilt. We zouden het geweldig vinden om een bijdrage te kunnen leveren aan de oplossing van dit probleem.’
MOORE