Een en ander uit de geschiedenis van Langstraat De toestand van deze buurtschap der gemeente Ooltgensplaat was er een van ongodsdienstigheid en verwildering tot op de komst van de heer J.C. Wielhouwer, destijds woonachtig te Middelharnis die zich later vestigde in het meer nabijgelegen Oude-Tonge. Deze studeerde toen voor godsdienstonderwijzer en ving hier op verzoek van J. Beyer, van wie hij een neef is, de arbeid van evangeliedienaar aan. 10 januari 1900 werden door hemde eerste godsdienstoefeningen geleid voor een klein groepje heilbegerigen in een huisje dat door genoemde Beyer in vereniging met D. Mooyaart gehuurd was van een zekere W. Gebuis. ’t Was met recht behelpen. Er waren enkele banken maar voorts brachten zij die opkwamen zelf stoelen mede. Terwijl als preekgestoelte dienst deed een afgehouwen boomstam. Des morgens was de tekst Jeremia 3 vers 22, des middags psalm 73 vers 28. Het werk droeg kennelijk zegen. Er kwam spoedig meer belangstelling. Er werd een bestuur gekozen bestaande uit de heren J. v/d Boogaard, D. Mooyaart en J. van Nieuwaal. Na 3-jarige evangelieverkondiging, na 3-jarig tobben in genoemd huisje kon 1 mei 1903 door C. Maris van Den Bommel, een kind van de inmiddels opgerichte zondagsschool, de eerste steen worden gelegd voor een kerkgebouwtje. Dit kerkje werd 21 juni 1903 met grote plechtigheid en dankbaarheid ingewijd door de heer Wielhouwer een prediking over Ezra 3 vers 13 welke ook in druk is gegeven: ‘Het juichende volk Israëls’. Feestrede bij gelegenheid van de ingebruikneming der nieuwe kerk te Ooltgensplaat / Langstraat / 21 juni 1903 door J.C. Wielhouwer. Er werd toen gezongen en gelezen Psalm 122 vers 1, gelezen 2 Kronieken 6 vers 14 t/m 30, Psalm 68 vers 13, Psalm 150 vers 1, Psalm 65 vers 1, Psalm 122 vers 3 terwijl onder ’t heengaan nog werd aangeheven Psalm 98 vers 3. Uit deze prediking blijkt duidelijk welk een opgewekt godsdienstig leven er toen reeds in de Langstraat was gekomen, dat de verandering groot en zegenrijk mocht heten. Er was voor zo heel veel te danken. De speler maakte gewag van bange zorgen die drukten en gevaren welke dreigden in de toekomst maar het behaagde de Almachtige te redden. In de jaren zijner bediening was hij wel moedeloos geweest, eens zelfs had hij heimelijk het plan henen te gaan. Het is begrijpelijk gelijk het in de voorrede wordt gezegd dat enkele dingen van de Langstraat uit de in druk gegeven prediking zijn weggelaten, maar jammer is het nochtans omdat zo beter de algemene toestand der buurtschap zou kunnen worden gekend. Uit de gehouden toespraken blijkt vrij duidelijk dat de commissie der zondagsscholen te Oude-Tonge en de heer Maris, vader van het kind dat de eerste steen legde, zich bijzonder voor de bouw hebben geïnteresseerd. Sprak
genoemd kind bij de steenlegging de woorden Soli Deo Gloria, bij de inwijding werd door hem gebeden: “O Heere, dat Uw ogen open zijn dag en nacht over dit huis en deze plaats”. Een roeping naar Paterson in Amerika werd door de heer Wielhouwer aangenomen en toen hij afscheid had gepredikt was de Langstraat zonder voorganger. De oude predikant van Ooltgensplaat, ds. J. Verwey, kon voor de buurtschap niet zo veel doen. Gelukkig wat hij niet kon deed ds. L. Emmen van Den Bommel wiens naam voorgoed aan de geschiedenis van de Langstraat blijft verbonden, gelijk in de Langstraat zelf de namen der families J. v/d Boogaard en D. Mooyaart waar de huizen inzonderheid bij v/d Boogaard omdat diens woning vlakbij het kerkgebouw is gelegen, bepaaldelijk voor verschillende sprekers die toen kwamen, gastvrij werden ontsloten. Ds. Emmen moest de Langstraat houden uit de handen van scheurmakers, omdat de bewoners der buurtschap, al was de heer Wielhouwer niet kerkelijk aangesteld, tot de Hervormde Kerk wilden blijven behoren en van de beginne was het de bedoeling van Ds. Emmen de beweging verder in kerkelijke banen te leiden. Zijne eerwaarde zorgde voor sprekers en heeft ze menigmaal -evenals trouwens ds. Verweij- welwillend geherbergd. Het had zijn grote bezwaren een vaste evangeliearbeider hier te krijgen omdat er geen vast traktement was en de Langstraters zelf niet zo veel kunnen doen. Daarbij kwam dat de kerkvoogdij van Ooltgensplaat zich onwillig betoonde, ook op het schrijven van het Classicaal Bestuur van Brielle zich met de zaak in te laten, blijkbaar vrezende dat de buurtschap, waar het kerkgebouw met hypotheek was bezwaard, veel te veel zou kosten, aldus schromelijk de geestelijke verzorging van dat deel der gemeente uit het oog verliezende. Door de krachtige steun van het classicale en het provinciale kerkbestuur intussen kwam het zo ver dat de Synode toezegging deed voor traktement van een evangeliedienaar alhier, uit de Generale Kas van een subsidie van fl 500,-. Dat was een hele stap voorwaarts. Een poging van ds. Emmen om in de Langstraat een (…….) te krijgen mislukte, omdat niemand zich op de oproeping aanmeldde. Intussen werd Ooltgensplaat 1 mei 1909 vacant door het eervol emeritaat verleend aan Ds. Verweij en had daar als consulent ds. J. Polhuys van Stad a/h Haringvliet. Een oproeping van de kerkenraad van Ooltgensplaat, die de Langstraat zeer genegen was, kort daarop geplaatst in een der bladen, had tengevolge dat verschillende brieven van godsdienstonderwijzers inkwamen. Was inmiddels nog onder Ds. Verweij het bestuur eerst van de evangelisatie in de Langstraat, later van de vereniging tot stichting van een tweede predikantsplaats met standplaats de Langstraat, aangevuld krachtens in de notulen opgenomen bepaling van de 4 ouderlingen van Ooltgensplaat. Dit bestuur heeft onder leiding van de consulent 23 augustus 1909 een
vergadering in de buurtschap. In deze vergadering werd het traktement bepaald op fl 650,- met vrije woning. De woning was een heel bezwaar geweest. In de Langstraat was geheel geen geschikte huurwoning, ook in de nabijgelegen plaatsen Den Bommel en Ooltgensplaat was totaal niets te vinden, althans niet voor een gezin. Daarom werd het met het oog op de woningschaarste juist als een verblijdende en een verrassende uitkomst beschouwd dat er nu net te Den Bommel ene geschikte woning open werd gevonden die ook kort daarop is gehuurd. Omdat de heer Schalekamp te Oldemarkt een ontkennend antwoord zond, werd 31 augustus onder leiding van de consulent een samenkomst van mannen boven de 23 jaar gehouden in de Langstraat waarin met 12 tegen 4 stemmen besloten werd voor men overging tot de keuze eerst nog uit te nodigen -op het voorstel van een zekere Holleman- de heer W. van Leeuwen, godsdienstonderwijzer te Vriezenveen, tot het vervullen van de dienst op een zondag. Kon deze niet dan zou de heer J.C. Fey worden uitgenodigd. De laatste trad dan ook 12 september op. In de samenkomst op 14 september, waar 19 Langstraters tegenwoordig waren werden op de heer Fey 2 stemmen uitgebracht, terwijl de anderen zich verenigden op de heer P.M. Hack, die meermalen in de Langstraat optrad. Een die niet tegenwoordig kon zijn had zijn briefje ingeleverd, dat ook was voor de heer Hack. De kerkenraad van Ooltgensplaat voldoet aan het verzoek uit de buurtschap om deze te benoemen en zond hem navolgend schrijven: “De kerkenraad der Hervormde Gemeente te Ooltgensplaat, heden wettig bijeengekomen ter zake van de benoeming van een evangeliearbeider in de buurtschap dezer gemeente te Langstraat. Gezien een ingekomen verzoek van de vereniging tot stichting van een tweede predikantsplaats te Ooltgensplaat met standplaats de Langstraat, om tot onze voorganger te zullen benoemen de eerwaarde heer P.M. Hack. Heeft goedgevonden te benoemen gelijk hij benoemt bij deze de genoemde eerwaarde heer P.M. Hack, thans als evangelist werkzaam te Zuidland en omstreken. Aan de betrekking is verbonden een traktement van fl 650,- plus vrije woning te Den Bommel waaruit voorlopig althans de buurtschap moet worden bearbeid. Er worden intussen ernstige pogingen aangewend om in de Langstraat zelf een geschikte woning te verkrijgen en de hoop is, als daar een vrije woning zal zijn het traktement te brengen op fl 700,- wat zo het maar enigszins mogelijk is beslist zal geschieden.
Indien de evangeliearbeider te eniger tijd van zijn betrekking afstand wensen te doen wordt verwacht dat hij zo mogelijk 2 maanden van te voren daarvan aan het bestuur van genoemde vereniging of de kerkenraad te Ooltgensplaat schriftelijk kennis zal geven terwijl hij alleen zal kunnen worden ontslagen om wettig gebleken redenen. Er moet op zondagen en ook op de 1e kerstdag als die niet op een zondag valt in de regel 2 keer godsdienstoefening worden gehouden. Op de zondagen tevens zondagsschool, maar de evangeliearbeider zal jaarlijks 3 vrije zondagen hebben. Op Goede Vrijdag, Tweede Paasdag en Tweede Pinksterdag, Oudjaar en Nieuwjaarsdag, tenzij deze beiden op zondag vallen en ook op Hemelvaartsdag zal hij eenmaal hebben voor te gaan en in de maanden december, januari en februari des avonds in de week Bijbellezingen moeten worden gehouden. Voorts wordt van de evangeliedienaar verwacht, dat hij zal catechiseren, huisbezoek doen, in een woord dat hij naar de mate zijner gaven en krachten hem verleend trouw en naarstig zal zijn in alles wat met recht en billijkheid van een ware evangeliearbeider mag worden verwacht. De kerkenraad, deze benoeming ter kennisbrengend van de eerwaarde heer P.M. Hack vertrouwt dat hij haar zal aannemen en ten spoedigste tot de arbeid in de Langstraat zal ingaan waarop kennelijk de rijke zegen des Heeren moge rusten terwijl de kerkenraad er zich van verzekerd houdt ook hier te spreken uit naam van het bestuur van bovenbedoelde vereniging de belofte aflegt hem te zullen steunen door de achting, liefde en medewerking welke iedere rechtgeaarde arbeider in het evangelie toekomt.” Gedaan in onze vergadering te Ooltgensplaat den 17de september 1909 De kerkenraad der Nederduitsche Hervormde Gemeente te Ooltgensplaat C. de Vos J. Polhuys (consulent) P. den Braber Kr. Melhouwer W. Ras L. Hobbel De heer Hack nam de benoeming aan en 21 november 1909 kon zijn inleiding tot zijn dienstwerk plaatsvinden. Dat was een blijde dag. De consulent van Ooltgensplaat vond het eigenaardig omdat ds. Emmen zoveel in ‘t belang der Langstraat gedaan had en bevriend is met de heer Hack dat hij hem inleidde en ds. Emmen was daartoe aanstonds bereid. De tekst zijner prediking was Psalm 126 vers 3, terwijl de heer Hack ’s middags sprak naar aanleiding van Psalm 39 vers 8. ’s Morgens was de consulent tegenwoordig terwijl ook de kerkenraad van Ooltgensplaat door de tegenwoordigheid van enige zijner leden blijk gaf van gewaardeerde belangstelling. Er werden vele woorden van gelukwens maar ook van dank gesproken. Van dank allereerst aan God, maar ook aan de
synode en de lagere besturen onzer kerk, ook aan de kerkenraad van Ooltgensplaat, die allen te zamen hebben meegewerkt om dit doel te bereiken. Ook de familie v/d Boogaard, gelijk het bestuur der vereniging uit de Langstraat werd niet vergeten maar dank gebracht voor gebleken toewijding. En herinnerde de consulent eraan dat ds. Emmen bij de velen die hij met dankbaarheid vermeld had zichzelf was vergeten. Ds. Emmen van zijn kant bracht de dank der Langstraters over aan de consulent. Hartelijke gelukwensen en zegenbeden natuurlijk ook voor de heer Hack, zijn persoon zijn werk en zijn gezin. Een dag die tot dankbaarheid stemde. Het werd gevoeld dat ds. Emmen zich een juist woord tot tekst had gekozen. “De Heer heeft grote dingen bij ons gedaan, dies zijn wij verblijd” en ook dat de consulent recht had, toen hij met het oog op de Langstraat aanhaalde het oudtestamentisch woord: de woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn en de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos. Sindsdien ging de arbeid van de heer Hack geregeld en zo wij hopen en menen gezegend voort. Moge Gods gunstrijk aangezicht bij voortduring over die arbeid tot heil der zielen in deze buurtschap gelijk over haarzelf lichten. De Langstraat is daar ten bewijze dat niet tevergeefs in het koninkrijk Gods en onder afwachting van ’s Heeren zegen wordt gearbeid, gelijk ook van de machtige vernieuwende invloed van het heerlijk evangelie. Een bezwaar bestaat nog terwijl deze dingen (augustus 1910) worden geschreven een groot bezwaar in de winter met zijn vele werk en lange avonden en vaak moeilijk begaanbare wegen namelijk dat de evangeliedienaar wonen moet, verwijderd van zijn terrein van werkzaamheid in Den Bommel. Een en andermaal is subsidie aangevraagd van de Synode om in de Langstraat een geschikte woning te kunnen bouwen. Ook nu terwijl dit wordt opgesteld berichtte de Synode dat afwijzend op het verzoek moet worden beschikt, omdat de gelden ontbreken. Moge een volgende aanvraag het gewenste resultaat hebben en het werk Gods gelukkig voortgaan in de eens verwilderde en nu gezegende buurtschap.
Overgenomenuit ‘Notulenboek De Langstraat’