Versie 8/99
Bestnr. 70 03 63
Digitale capacitieve radiaalveld sensor MT 2.5
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Nadruk, ook als uittreksel is niet toegestaan. Druk- en vertaalfouten voorbehouden. Deze gebruiksaanwijzing voldoet aan de technische eisen bij het in druk gaan. Wijzigingen in de techniek en uitvoering voorbehouden. © Copyright 2006 by CONRAD ELECTRONIC BENELUX B.V. Windmolenweg 42, 7548 BM Boekelo Internet: www.conrad.nl of www.conrad.be
Belangrijk! Beslist lezen! Deze gebruiksaanwijzing is een integraal onderdeel van dit product. Er staan belangrijke aanwijzingen in betreffende de ingebruikneming en het gebruik. Let hier op, ook als u deze producten doorgeeft aan derden. Lees deze handleiding zorgvuldig door! Bij schades, die ontstaan door het niet in acht nemen van deze handleiding, vervalt het recht op garantie! Wij zijn niet aansprakelijk voor letsel en schades die daarvan het gevolg zijn. Bewaar daarom deze gebruiksaanwijzing zorgvuldig! Een opsomming van de inhoud vindt u in de inhoudsopgave met vermelding van de overeenkomstige paginanummers op pagina 2.
Introductie Geachte klant, Hartelijk dank voor de aankoop van dit product. Lees eerst deze gebruiksaanwijzing volledig en zorgvuldig door, voor u de digitale capacitieve radiaalveld -sensor MT2.5 in gebruik neemt. U dient zich beslist te houden aan de aanwijzingen betreffende de veiligheid en het gebruik. Voor meer informatie kunt u kijken op www.conrad.nl of www.conrad.be.
Inhoudsopgave
pagina
1.
Inleiding
3
2.
Benaming van de verschillende onderdelen
3
3.
Veiligheidsaanwijzingen
4
4.
Wijze van functioneren
4
5.
Ingebruikneming
5
6.
Bediening
6
7.
Onderhoud en verzorging
6
8.
Verhelpen van storingen
7
9.
Technische specificaties
8
Aanhangsel A – Schakelvoorbeelden met de MT2.5
9
2
1.
Inleiding
De radiaalveld –sensor MT2.5 (Conrad Electronic ‘2000: bestnr. 70 06 63) hoort tot een groep van totaal nieuwe capacitieve bewegingssensoren, die als elektronische invoerelementen voor schakel - of instelcommando’s in het bereik van de huis -, sanitair -, alarm – en veiligheidstechniek toegepast kunnen worden. Het voordeel ten opzichte van de bekende elektronische instelelementen bestaat eruit, dat de radiaalveld –sensor MT2.5 achter resp. onder alle niet geleidende behuizing- of constructieonderdelen (b.v. onder tegels, keramiek, ruiten, pleisterwerk, hout of achter kunststofwanden) onzichtbaar vastgelijmd wordt en na een automatische compensatieprocedure door deze materialen heen via een benadering met hand of vinger bediend kan worden. Met een aangepaste relaisprintplaat (Bestnr. 70 03 71) kunnen de meest uiteenlopende elektrische verbruikers in- en uitgeschakeld worden. In het “Aanhangsel A - schakelvoorbeelden met de MT2.5” worden nog meer schakelingprincipes voor het uitkoppelen van het sensorsignaal voorgesteld. Het toepassingsbereik van de digitale capacitieve radiaalveld –sensor omvat: • Het in- en uitschakelen van laagspanningsverbruikers bij een werkspanning tussen 9 en 24 VDC. • De verbinding met de verbruikers vindt plaats via een doelmatige extra schakeling, bij voorkeur via een relaisprintplaat. • Het gebruik van de radiaalveld –sensor MT2.5 is alleen toegestaan, als er bij het niet goed functioneren ervan geen gevaar voor gezondheid, leven en waardevolle zaken kan optreden. • Een andere toepassing dan hierboven genoemd is niet toegestaan. De digitale capacitieve radiaalveld –sensor MT2.5 met zijn aangepaste relaisprintplaat is EMV –getest en voldoet aan de normen EN 50082-1 (storingsstabiliteit) en EN 55011 (uitzending van storende straling). Dit product voldoet derhalve aan de eisen van de geldende Europese en nationale richtlijnen. De conformiteit is bewezen, de desbetreffende documenten bevinden zich bij de fabrikant.
2. Benaming van de verschillende onderdelen
Afbeelding 1: onderdelen van de MT2.5
[1] actieve sensorkant met zelfklevend oppervlak [2] (+) – positieve werkspanning (rood gekenmerkt) [3] (E) – middelste ader voor de gevoeligheidsinstelling [4] (-) – massa –aansluiting (omgevingsaarde)
3
3. Veiligheidsaanwijzingen De radiaalveld -sensor MT2.5 mag niet gebruikt worden als dat gevaar oplevert voor gezondheid, leven en waardevolle zaken. De radiaalveld –sensor werkt met functie –laagspanning. De uitgangsstroomimpulsen ervan kunnen ook externe schakelinstallaties aansturen, die elektrische verbruikers met een spanning boven de functie –laagspanning schakelen. Bij schakelinstallaties resp. apparaten met een werkspanning > 35 Volt mag de eindmontage alleen geschieden door een vakman, onder aanhouding van de VDE –bepalingen. Het gebruik van de MT2.5 is alleen toegestaan binnen de vermelde limietwaarden (zie “Technische specificaties”). Bij het onvakkundig omgaan of het met geweld openen van de MT2.5 zijn wij niet aansprakelijk voor schades die daarvan het gevolg zijn!
4. Wijze van functioneren
Afbeelding 2: Functie van de MT2.5
Volgens een gepatenteerd procédé wordt door de radiaalveld –sensor een snelle toename van de omgevingscapaciteit gedetecteerd. Dit leidt tot een stijging van de werkstroom met 15 mA met een duur van ca. 200 ms. Langzame veranderingen van de omgevingscapaciteit, b.v. door temperatuur – of vochtigheidsschommelingen, worden in een groot dynamiekbereik uitgeregeld (automatische sensorcompensatie). De veldlijnen van de sensor dringen door alle niet -geleiders heen (zie afbeelding 2), b.v. bouwmaterialen, maar ook door water. De bediening vindt plaats door de sensor te naderen met een vinger, een hand, een ander lichaamsdeel of met een voorwerp binnen het activeringsbereik. De aanspreekkarakteristiek van de sensor is geoptimaliseerd op de normale menselijke motoriek. De lichaamscapaciteit van de mens ten opzichte van zijn omgeving garandeert de sensorfunctie.
4
Door de MT2.5 op geleidende, geïsoleerde oppervlakken te plakken (b.v. op spiegels), worden deze capacitief gekoppeld en werken zo zelf als sensor. De daarbij toenemende omgevingscapaciteit wordt door de radiaalveld –sensor MT2.5 automatisch binnen brede grenzen uitgeregeld. Sterke elektrische storingsbronnen in de directe omgeving van de MT2.5 beperken echter de mogelijkheid van een vergroting van het sensorvlak! De radiaalveld – sensor MT2.5 beschikt tevens over een automatische regeling, die bij het inwerken van elektrische storingsvelden zijn gevoeligheid reduceert. Daardoor wordt de storingsstabiliteit van de MT2.5 aanzienlijk verhoogd. Na het bijschakelen van de werkspanning tot aan de paraatheid van de MT2.5 verstrijkt er een compensatietijd van maximaal 5 seconden.
5. Ingebruikneming Het sensoroppervlak van de radiaalveld –sensor MT2.5 is gevormd als zelfklevend oppervlak (vergelijk de benaming van de aparte onderdelen – afbeelding 1). Dit zorgt voor de hechting op praktisch alle oppervlakken.Het elektrische veld gaat door het constructiegedeelte heen en komt aan de oppervlakte in de vrije ruimte. Op deze plekken kan het beïnvloed worden. Als voedingsspanning voor de radiaalveld –sensor MT2.5 wordt een gelijkspanning gebruikt (zie hoofdstuk “technische specificaties”). De positieve werkspanning wordt aangesloten op de met rood gekenmerkte ader (zie afb. 1 – [2]). Het massa – resp. het nulpotentiaal (zie afb. 1 – [4]) wordt via de buitenste, grijze ader toegevoerd. Het verdient aanbeveling deze aansluiting extra te aarden (b.v. naar de PE) zodat er een gedefinieerd referentiepotentiaal bestaat. Bovendien moet deze aansluiting verbonden worden met andere metallieke niet spanningvoerende constructieonderdelen in de nabijheid van de sensor. De middelste aansluiting (zie afb. 1 – [3]) van de MT2.5 is bedoeld voor de optionele gevoeligheidsinstelling van de sensor. Hiertoe verbindt een trimpotmeter (typ, 500kΩ) deze draad met massa [4] (vergelijk “Aanhangsel A – schakelingvoorbeelden met de radiaalveld – sensor MT2.5). Als de weerstand van de trimpotmeter onder een bepaalde waarde komt, is de MT2.5 uitgeschakeld. Als de weerstand van de trimpotmeter vergroot wordt, stijgt de gevoeligheid van de radiaalveld –sensor MT2.5. Met de trimpotmeter kan de gevoeligheid van de MT2.5 alleen verlaagd worden. Door een vergroting van het actieve sensoroppervlak kan deze binnen bepaalde grenzen weer verhoogd worden. Daartoe wordt een groter stuk metaalfolie vlaksgewijs tussen het constructieonderdeel en de radiaalveldsensor gelijmd. Zo kan bijvoorbeeld ook een dubbelwandige, niet-metallieke etalageruit capacitief doordrongen worden.
LET OP!
Overtuig u er bij de montage resp. bij de installatie van de radiaalveld –sensor MT2.5 van, dat alle onderdelen en leidingen spanningvrij zijn. Het gebruik van de MT2.5 is alleen toegestaan binnen de in acht te nemen spanningsbereiken. Als u zich daar niet aan houdt, kan dat leiden tot onherstelbare schade of zelfs tot gevaar voor uw gezondheid en leven. De bevestiging van de radiaalveld –sensor dient zo te gebeuren, dat deze ook later voor een inspectie goed toegankelijk is. Bij installatie onder tegels is het daarom gunstig, deze tegels met siliconenrubber te bevestigen en te voegen, zodat ze later weer losgemaakt kunnen worden.
5
De toevoerleidingen van de sensor moeten op een afstand groter dan 10 cm van netspanning voerende leidingen gelegd worden. Kruisingen met voedingsleidingen moeten haaks uitgevoerd worden. Elektronische trafo’s voor halogeenverlichting zijn ongeschikt voor de spanningsvoorziening van de radiaalveld –sensor. Deze trafo’s hebben enerzijds een minimumlast nodig voor ze de benodigde spanning kunnen leveren. Anderzijds zijn ze vaak de bron van hoge elektro – magnetische stoorstraling. Dit kan de functie van de radiaalveld –sensor beïnvloeden.
6. Bediening De radiaalveld –sensor MT 2.5 is speciaal geconstrueerd als toets voor het uitvoeren van schakelcommando’s. De bediening van de MT2.5 vindt hier plaats op dezelfde manier plaats als bij een conventionele mechanische schakelaar door het benaderen met de hand. Aanraken is hier echter niet nodig. De gebruikskarakteristiek is afgestemd op de menselijke motoriek. Een te snelle of te langzame benadering met de hand wordt niet geregistreerd. Afbeelding 3: bediening van de MT2.5
De bewegingsgevoeligheid neemt toe met de verlaging van de afstand tot het sensorvlak (zie afbeelding 3). Als een er op liggende hand van het sensoroppervlak weggehaald wordt, gaat er een inregeltijd voorbij tot aan het opnieuw instellen van de oorspronkelijke sensorgevoeligheid. Een beweging loodrecht op het sensoroppervlak geeft de grootste gevoeligheid.
7. Onderhoud en verzorging De radiaalveld –sensor MT2.5 is onderhoudsvrij. Vervuiling van de sensor beïnvloedt over het algemeen de functie ervan niet. Als het schoonmaken van de sensor toch nodig is, gebruik dan een droge of enigszins vochtig gemaakte doek. Let op! Vermijd het contact tussen de sensorbehuizing en koolwaterstof bevattende oplosmiddelen zoals benzine of verfverdunners. Enerzijds zijn de dampen van deze middelen giftig en anderzijds kan de lijmlaag van de sensor opgelost worden. Schakel, om een ongewone functie te voorkomen, voor het schoonmaken de sensor spanningsvrij.
6
8. Verhelpen van storingen Hieronder wordt het verhelpen van storingen in de radiaalveld –sensor in combinatie met de bijpassende relais –printplaat (Conrad Electronic 2000, bestnr. 70 03 71) beschreven. 1) Het relais schakelt bij het benaderen van de sensor niet om (geen functie)
• • • • • •
Controleer alle verbindingen op juistheid en sluit onderbrekingen uit. Controleer de werkruststroom van de sensor. Deze moet ca. 4 mA bedragen (loskoppelen op de aansluiting (+), zie afbeelding 2). Controleer of de werkspanning op de sensor binnen het toelaatbare bereik ligt (9 tot 24 V gelijkspanning). Controleer, of de trimpotmeter op de relaisprintplaat RP1.0 op minimaal staat. Als dat het geval is, vergroot dan de ingestelde waarde door draaien van de instelsleuf met de wijzers van de klok mee. Controleer de zekering S1 van de verbruikerstroomkring en vervang deze, indien nodig. Als er op de sensorleidingen een kortsluiting tussen (+) en (-) aanwezig is, dan beschermt de polyswitch –zekering S2 de relaisprintplaat RP1.0 tegen schades. Verhelp de kortsluiting en wacht, tot de zekering zich weer vanzelf teruggezet heeft (typisch 20 s).
2) De radiaalveld –sensor functioneert niet gevoelig genoeg:
• • •
•
Vergroot op de trimpotmeter van de relaisprintplaat de ingestelde waarde door draaien van de instelsleuf naar rechts (met de wijzers van de klok mee). Controleer, of er zich tussen het sensorvlak en het constructiegedeelte een storende luchtspleet bevindt. Als dat het geval is, dient u deze te verwijderen. Onder bepaalde omstandigheden heeft u een elektrisch geleidend vlak als extra sensorvlak inbegrepen, dat een te grote capaciteit naar de aarde heeft. Bij een dergelijke capacitieve aardsluiting van de sensor moet het extra inbegrepen sensorvlak verkleind worden. Soms kan de capaciteit tegen aarde al verkleind worden door het sensorvlak iets verder van metalen delen in de omgeving te plaatsen. Zorg er voor, dat zich geen te hoge elektromagnetische storingsvelden in de nabijheid van de sensor bevinden. Dergelijke storingsvelden worden bijvoorbeeld afgegeven door sommige elektronische halogeentrafo’s.
7
9. Technische specificaties Radiaalveld -sensor MT2.5 Afmetingen (l x b x h) Behuizing Gewicht Temperatuurbereik Relatieve luchtvochtigheid Aansluitleiding Lengte van de aansluitleiding Beveiligingsgraad Werkspanning +Ub Referentiepotentiaal 0 Gelijkstroom -restrimpel Bescherming tegen verpoling van de aansluitingen Bevestiging Compensatie Paraatheid na het inschakelen Schakelfrequentie Compensatiebereik van de statische omgevingscapaciteit t.o.v. massa Gevoeligheidsinstelling Rustwerkstroom Schakelstroom (ca. 200ms) Inschakelstroom ( < 5s) Werkingskarakteristiek
33 x 33 x 5 mm PUR – gegoten massa 5g -20 … +70 °C Max. 100% Vlakleiding 3 x 0,14 mm2 Maximaal 10 m, bij levering 80 cm IP67 9-24 V DC PE max. 10% < 24 V DC Zelfklevend Automatisch Maximaal 5 s Maximaal 1 Hz Tot 30 pF, automatisch Extern via trimpotmeter, typ. 500 kΩ 4 mA ± 0,5 mA 19 mA ±0,5 mA 7 mA ± 0,5 mA Dynamische benaderingsschakelaar
Elektromagnetische verdraagzaamheid Storingsvastheid -test Volgens EN 50082-1:1997 HF - storingszending Volgens EN 55011-1991 –B Limietwaarde -klasse Groep 1
8
Aanhangsel A – Schakelvoorbeelden met de radiaalveld –sensor MT2.5 Voorbeeld 1: eenvoudige bediening van een lichtdiode De afbeelding A1 toont een zeer simpele toepassing van de radiaalveld –sensor MT2.5. In de positieve voedingsweg van de radiaalveld –sensor wordt hierbij een gebruikelijke lichtdiode D1 in serie geschakeld. Parallel met de LED D1 ligt een weerstand R1. Deze is zo gedimensioneerd, dat bij 4 mA werkstroom via deze weerstand ca. 1/3 van de diode –vloeispanning UF afvalt. Als bij het gebruiken van de radiaalveld –sensor de stroom naar 19 mA stijgt, dan wordt de voor het oplichten van de diode benodigde spanning bereikt.
Afbeelding A1
Voor de dimensionering van de weerstand R1 moet bij gebruik van een gebruikelijke lichtdiode de volgende vergelijking gelden: R1 = weerstandswaarde van R1 UF = vloeispanning van de LED IMTmin = ruststroom van de MT2.5 Voorbeeld: Het volgende berekeningsvoorbeeld toont de dimensionering van R1 uit afbeelding 1. Gegeven: UF = 1,7 V; IMtmin = 4 mA Gezocht: R1 Oplossing: Uit de voorgaande berekening resulteert, dat R1 = 141,7 Ω moet zijn. Uit de weerstandsreeks E24 werd een weerstand van R1 = 150 Ω gekozen. Er kan ook afgezien worden van de weerstand. Dan licht de diode matig helder op door de werkstroom van 4 mA. Bij het gebruiken van de radiaalveld –sensor vindt er gedurende 200 ms een toename van de helderheid plaats, die bepaald wordt door de schakelstroom van 19 mA. Daardoor kan de werkstroom van de sensor permanent gecontroleerd worden. Voorbeeld 2: gevoeligheidvermindering van de radiaalveld –sensor MT2.5 door een trimpotmeter Vaak zal de gebruiker de wens hebben de gevoeligheid van de radiaalveld –sensor MT2.5 aan te passen aan gegeven omstandigheden. Om dit voor elkaar te krijgen is in de afbeelding A2 tussen de radiaalveld –sensor – aansluiting E (middelste ader) en het nulpotentiaal (-) een trimpotmeter P1 ingevoegd. Hiermee kan de gevoeligheid van de radiaalveld –sensor zonder problemen verminderd worden.
9
Als de weerstandswaarde van P1 onder een bepaalde waarde komt, dan is de radiaalveld –sensor uitgeschakeld. Daarom verdient het aanbeveling, een trimpotmeter met een tamelijk hoge waarde te gebruiken (vergelijk afb. A2).
Afbeelding 2
Voorbeeld 3: radiaalveld –sensor MT2.5 stuurt een optische koppeling aan
Afbeelding A3
Afbeelding 3 toont de schakeling van de radiaalveld –sensor MT2.5 met een optische koppeling. Op deze manier kan een verbruiker potentiaalvrij geschakeld worden. De berekening van de weerstand R1 vindt hierbij op dezelfde manier plaats als bij voor-beeld 1. Storende wisselspanningen op de voedingsleiding en daarmee ook over R1 worden met de conden-sator C2 quasi kortgesloten. Met de trimpotmeter P1 kan, zoals al in voor-beeld 2 is beschreven, de gevoelig heid van de MT2.5 ingesteld worden.
Voorbeeld 4: radiaalveld –sensor MT2.5 stuurt open collector –uitgang (pnp – transistor)
Afbeelding A4
Afbeelding A4 toont de schakeling van de radiaalveld –sensor MT2.5 met een pnp – transistor, die een open collector –uitgang ter beschikking stelt voor verdere toepassingen. Een aansluitende verbruiker wordt tussen de uitgang (OUT) en het nulpotentiaal (GND) geschakeld.
10
In rusttoestand is de uitgang hoogohmig, maar als de radiaalveld –sensor schakelt, dan wordt de transistor Q1 gedurende 200 ms doorgestuurd en op de uitgang ligt de werkspanning aan. U dient er op te letten, dat de limietwaarden van de transistor niet overschreden worden. Afhankelijk van de te schakelen last dient u eventueel een stroombegrenzing (b.v. voorweerstand) of een bescherming teen overbelasting (b.v. veiligheidsdiode) aan te brengen. De trimpotmeter P1 is bedoeld voor het instellen van de gevoeligheid van de radiaalveld –sensor (zie boven). De dimensionering van de weerstand R1 vindt op dezelfde manier plaats als in de berekening bij voorbeeld 1 en wordt met het volgende verduidelijkt: Vergelijking bij voorbeeld 4: R1: weerstandswaarde van R1 IMtmin: ruststroom van de MT2.5 UBE : vloeispanning van de basis –emitter –diode waarbij de IC merkbaar stijgt (typisch 0,6 V) Voorbeeld: Het volgende berekeningsvoorbeeld toont de dimensionering van de R1 uit afbeelding A4: Gegeven: UBE = 0,6 V; IMtmin = 34 MA Gezocht: R1 Oplossing: Uit de bovenstaande berekening volgt, dat R1 = 50Ω bedraagt. Omdat een dergelijke waarde in de weerstandsserie E24 niet beschikbaar is, werd er voor R1 een waarde van 47 Ω ingezet. Voorbeeld 5: radiaalveld –sensor MT2.5 stuurt open collector –uitgang (npn – transistor)
Afbeelding A5
Afbeelding A5 toont de schakeling van de radiaalveld –sensor MT2.5 met een extra npn – transistor (vergelijk afb. A4), die een open collector –uitgang ter beschikking stelt voor verdere toepassingen. Een gewenste verbruiker wordt tussen de uitgang (OUT) en de positieve werkspanning (+ 12V) geschakeld. In rusttoestand is de uitgang hoogohmig, maar als de radiaalveld –sensor schakelt, dan wordt ook de transistor Q2 doorgestuurd en de
11
uitgang ligt gedurende ca. 200 ms op nulpotentiaal. De trimpotmeter P1 is bedoeld voor het instellen van de gevoeligheid van de radiaalveld –sensor (zie boven). Voorbeeld 6: radiaalveld –sensor MT2.5 stuurt een mechanisch bistabiel relais
Afbeelding A6
Afbeelding A6 toont de aansturing van een stroomstoot –relais (mechanisch – bistabiel) van de fa. Dold (Conrad bestnr. 50 54 63-11). Dit relais werkt als Aan -/Uitschakelaar. Elke stroomimpuls van de radiaalveld –sensor MKT2.5 schakelt de contacttong naar de andere stabiele positie. De diode D1 beschermt de transistor tegen te hoge spanningen. U vindt een passende relaisprintplaat bij Conrad (bestnr. 70 03 71). Voorbeeld 7: radiaalveld –sensor MT2.5 stuurt CMOS-/TTL – niveau –uitgang
Afbeelding A7
Afbeelding A7 toont een aanpassing van het door transistor Q1 geleverde uitgangssignaal aan het CMOS-/TTL – niveau. Hierbij begrenst de diode D1 in combinatie met de weerstand R2 het maximaal mogelijke uitgangsniveau op 5,1 V. Het logische schakelcircuit 74HCT08 werkt hier met een werkspanning van 5 V.
12
Voorbeeld 8: gebruik van de radiaalveld –sensor MT2.5 als Aan -/Uitschakelaar (CMOS-/TTL – niveau )
Afbeelding A8
Afbeelding A8 toont een schakeling, waarbij het uitgangssignaal bij elke aanraking van de sensor schakelt tussen Low en high level. Hierbij werd, anders dan bij voorbeeld 7, een extra D-Flip-Flop (b.v. ½ 4013) ingevoegd. Het CMOS –schakelcircuit 4013 werkt hier met een werkspanning van 5 V. De genegeerde uitgang van de Flip-Flop wordt met de D -uitgang ervan verbonden, zodat een optredende positieve impuls op ingang C de uitgang (OUT) tuimelt.
Veranderingen voorbehouden!
Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Reproducties van welke aard ook, of het nu gaat om een fotokopie, microfilms of opslag in dataverwerking -installaties, alleen met schriftelijke toestemming van de uitgever. Deze gebruiksaanwijzing komt overeen met de technische stand van zaken op het moment van het ter perse gaan. Verandering in techniek en uitrusting voorbehouden. © 1999 by EDISEN electronic GmbH.
13
Änderung Kabelkennzeichnung MT2.5
(Schwarze Kennzeichnung)