1.
Motorische ontwikkelingsproblemen en/of Developmental Coördination Disorder Onderzoek (4 + observatie) en behandeling binnen REVANT Informatie voor ouders/verzorgers
Inleiding In deze brochure willen wij de mogelijkheden binnen het revalidatiecentrum voor kinderen met een probleem in de motorische ontwikkeling, nader toelichten. De werkwijze voor het onderzoek van kinderen met een motorische achterstand binnen de 4 + observatie wordt beschreven. Daarnaast wordt een overzicht van de behandelmogelijkheden gegeven. Deze brochure is gericht op kinderen in de basisschoolleeftijd, dus van 4 tot en met 12 jaar. Wij wijzen u nog op de folder ‘poliklinische revalidatie voor kinderen en jongeren’ voor algemene informatie over onderzoek en behandeling binnen ons revalidatiecentrum.
Het kind en zijn ontwikkeling
In vergelijking met andere leeftijdsfasen is het meest kenmerkende van de kinderleeftijd dat deze periode getypeerd wordt door groei en ontwikkeling. Kinderen maken in hun ontwikkeling verschillende fases door waarin wisselende vaardigheden en competenties centraal staan. Zo staat in de fase van 0-4 jaar de ontwikkeling van basisvaardigheden centraal; het kind leert bijvoorbeeld zitten, kruipen, staan, lachen en praten. In de volgende fase, vanaf 4 jaar gaat het kind waarschijnlijk naar de basisschool. Op deze leeftijd worden andere motorische vaardigheden weer belangrijker zoals: rennen, fietsen, schrijven en knutselen. Daarnaast ook communicatieve vaardigheden zoals verstaanbaar spreken, het onder woorden brengen van gedachten en het vertellen van een logisch verhaal. Ook zullen sociale vaardigheden meer aan bod komen in bv. het contact maken met andere kinderen. Naarmate kinderen ouder worden, worden er steeds hogere eisen gesteld. Elke kind is uiteraard uniek en ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier. Soms verloopt de ontwikkeling van een kind anders dan verwacht. Hierdoor kunnen uw kind, u en de omgeving van uw kind problemen ervaren.
Problemen in de ontwikkeling van uw kind
Het begrip ‘ontwikkelingsproblemen’ is erg ruim. Hieronder kunnen zowel problemen vallen in de grove en fijne motoriek, de spraak-taal ontwikkeling, het cognitief- en het sociaal-emotioneel functioneren. Problemen in de motoriek kunnen bijvoorbeeld zijn dat uw kind moeite heeft met vaardigheden als rennen, springen, hinkelen, balvaardigheden en evenwichtsvaardigheden. Ook kunnen motorische problemen meer fijn motorisch van aard zijn, zoals bv. moeilijkheden met schrijven, knippen, kleuren, aan- en uitkleden, veters strikken en eten met mes en vork. In de spraak-taal ontwikkeling kunnen zich moeilijkheden voordoen met bijvoorbeeld het logisch vertellen van een verhaal, het goed uitspreken van een bepaalde klank of het op de juiste manier gebruiken van de stem. Op sociaal emotioneel gebied hebben kinderen soms een verminderd gevoel van eigenwaarde. Ook kunnen problemen in het leren of het gedrag ontstaan.
Revant
Kinderen kunnen druk en over beweeglijk zijn of juist langzaam, teruggetrokken en last hebben van faalangst. Door al deze problemen kan een kind tegen zijn grenzen aan lopen en zich niet optimaal ontwikkelen. Dit kan o.a. problemen geven in de thuissituatie en op school. Bij een deel van de kinderen is de motorische achterstand zo groot dat er gesproken kan worden van Developmental Coordination Disorder (Engelse term voor een coördinatie ontwikkelingsstoornis).
De 4+ observatie
Tijdens de eerste afspraak bij de revalidatiearts wordt de procedure en inhoud van de 4 + observatie met u besproken. Voor deze observatie ontvangt u van de revalidatiearts een aantal vragenlijsten die u en de leerkracht van uw kind moeten invullen voor de start van de observatie. Het 4 + team ontvangt voorafgaande aan de observatie deze ingevulde vragenlijsten. Daarnaast ontvangt het team informatie van de revalidatiearts en eerder betrokken behandelaars. De 4+ observatie vindt plaats door een specialistisch behandelteam. Er is een vast programma dat bestaat uit twee dagdelen, waarin u met uw kind 5 disciplines ontmoet. Het eerste dagdeel start met een gesprek bij de maatschappelijk werker. Daarna wordt uw kind een uur geobserveerd door een fysiotherapeut en ergotherapeut eventueel in aanwezigheid van de maatschappelijk werker. Het tweede dagdeel (in principe een week later) start met een half uur observatie van uw kind door de logopedist. U heeft dan een gesprek met de orthopedagoog, die daarna uw kind ook nog een half uur ziet. Hierna volgt de tweede observatie door de fysiotherapeut en ergotherapeut maar nu in aanwezigheid van de orthopedagoog. Het uitgangspunt van de observatie is de motorische achterstand en de hulpvragen van uw kind, u en school zo goed mogelijk in kaart te brengen en een passend vervolgvoorstel te doen. De brede samenstelling van het team dat uw kind ziet, is optimaal om het functioneren van uw kind in al zijn facetten te bekijken. Na afronding van de observatie wordt een werkverslag gemaakt door het team. Er volgt een bespreking met de revalidatiearts of zorgcoördinator en het observatieteam (en eventueel eerstelijns therapeuten en de ambulant begeleider) waarin dit werkverslag besproken wordt. Er wordt dan ook een voorstel voor het eventuele vervolgtraject/behandeling voor uw kind gemaakt. De revalidatiearts of zorgcoördinator zal vervolgens de teaminformatie en het voorstel met u bespreken en samen met u wordt besloten of eventuele begeleiding in het revalidatiecentrum of elders gewenst en zinvol is.
De behandeling
Naar aanleiding van de observatie zal uw kind mogelijk in behandeling komen binnen het revalidatiecentrum.
Informatie voor ouders/verzorgers van kinderen met (het vermoeden van) DCD
De therapeuten die uw kind gaan behandelen (dit kunnen andere therapeuten zijn dan bij de observatie), gaan samen met u en uw kind de doelstellingen voor de behandeling meer specifiek maken. Er zal met u en uw kind overlegd worden aan welke meetbare doelen er gewerkt gaat worden. De behandeldoelen zullen gericht zijn op functionele problemen waar u en uw kind in het dagelijks leven tegen aan lopen, bijvoorbeeld veters strikken, evenwicht houden bij fietsen, het goed uitspreken van een bepaalde letter etc. Tevens kunnen doelen gericht zijn op het sociaal-emotioneel en cognitief functioneren van uw kind. Het doel van de behandeling is dat uw kind beter functioneert binnen zijn dagelijkse bezigheden, thuis en op school. Het doel van de behandelingen is gericht op het werken aan praktische hulpvragen en functionele doelen. Het doel is dus niet om de motoriek op een gemiddeld niveau te brengen. Het behandelperiode bestaat in principe uit een traject van 14 weken. Vijf à zes weken na start van het behandeltraject vindt er een interdisciplinair overleg (IDO) plaats. Een IDO wordt geleid door de zorgcoördinator of de revalidatiearts. Van te voren heeft u een (eventueel telefonische) controle bij de zorgcoördinator/revalidatiearts. Naast uw aanwezigheid bij het IDO is het streven dat zoveel mogelijk behandelaars van uw kind ook aanwezig zijn. In het eerste IDO zullen de behandeldoelen van de therapeuten in het RAP-verslag (rapportage) duidelijk en meetbaar omschreven worden. Samen met u wordt tijdens het IDO een kernprobleem en een hoofddoelstelling voor het revalidatietraject geformuleerd. Het tweede IDO volgt in de 13e week van het traject. Vooraf is weer een controlegesprek bij zorgcoördinator of revalidatiearts. Tijdens het IDO worden onder andere de behandeldoelen geëvalueerd. Het streven is de behandeling na 14 weken af te ronden.
De rol van de verschillende disciplines De revalidatiearts De huisarts of specialist heeft uw kind naar het revalidatiecentrum verwezen, waarna u een afspraak gemaakt heeft met de revalidatiearts. Tijdens het eerste consult inventariseert de revalidatiearts de hulpvragen van u en uw kind. De probleemgebieden van het kind worden in kaart gebracht, lichamelijk onderzoek wordt verricht en zonodig wordt aanvullend onderzoek gedaan. De revalidatiearts bekijkt met u of andere medische aandoeningen overwogen moeten worden en welke vervolgstappen dan gewenst zijn. Indien er een 4+observatie geïndiceerd is worden u en uw kind door de revalidatiearts aangemeld voor deze observatie in het revalidatiecentrum De revalidatiearts zal eveneens aan u toestemming vragen om indien nodig informatie op te vragen bij medisch specialisten waar uw kind bekend is of bij externe behandelaars zoals b.v. een fysiotherapeut, logopedist, psycholoog of een ambulant begeleider. Deze informatie wordt voor de start van de 4+observatie doorgespeeld aan de betrokken disciplines in het revalidatiecentrum.
Revant
Indien er onvoldoende reden is voor verdere observatie binnen het revalidatiecentrum wordt er, indien nodig, een voorstel door de revalidatiearts gedaan voor doorverwijzing. De revalidatiearts is eindverantwoordelijk voor het behandeltraject en bewaakt de medisch-technische aspecten van de behandeling. De zorgcoördinator Na de 4+ observatie wordt u uitgenodigd om met de zorgcoördinator de bevindingen van het 4+ observatieteam te bespreken. Komt uw kind in het revalidatiecentrum in behandeling, dan volgt na een aantal maanden een teamvergadering waar u ook voor uitgenodigd wordt. De zorgcoördinator zit alle teambesprekingen voor en is uw eerste aanspreekpersoon bij vragen over de organisatie van de geboden hulp. De maatschappelijk werker Specifieke taken van de maatschappelijk werker zijn o.a. het ondersteunen en begeleiden van u als ouder tijdens de observatie en behandelperiode en het verhelderen van de hulpvragen ten aanzien van uw kind. De maatschappelijk werker zal met u bespreken wat de gevolgen van de achterstand kunnen betekenen voor uw kind, u en uw omgeving. Ouders/verzorgers van een kind met ontwikkelingsproblemen hebben in de regel extra taken en zorgen rond de ontwikkeling van hun kind of het gezin, indien u hier behoefte aan heeft, kunt u dit met de maatschappelijk werker bespreken. Verder kan de maatschappelijk werker u ondersteunen in het verkrijgen van inzicht in het omgaan met de (bewegings-)stoornis van uw kind. Wanneer er meer hulp nodig is dan het revalidatiecentrum kan bieden, kan de maatschappelijk werker u helpen met het zoeken naar andere hulpverleners/ mogelijkheden ten aanzien van uw kind. De orthopedagoog Specifieke taken van de orthopedagoog zijn het in kaart brengen van de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van uw kind. Tijdens de observatie worden uw hulpvragen ten aanzien van deze zaken geïnventariseerd. Daarnaast wordt uw kind geobserveerd en wordt er een inschatting gemaakt of verder onderzoek en/ of begeleiding gewenst is. Tijdens het behandeltraject kan eventueel verder onderzoek plaatsvinden, waarin wordt bekeken of er naast motorische problemen sprake is van bijkomende problematiek op cognitief en sociaal-emotioneel gebied (zoals gedragsstoornissen en/of leerstoornissen) De orthopedagoog onderkent deze problemen en geeft, indien gewenst, specifieke begeleidingsadviezen aan u, de leerkrachten en behandelaars. Het orthopedagogisch onderzoek wordt met u besproken en kan u helpen in het begrijpen van (het gedrag) van uw kind. Wanneer uit de observatie blijkt dat er problemen zijn met de zelfcompetentie, brengt de orthopedagoog de mate van zelfvertrouwen, faalangst, zelfbeeld en zelfinzicht van uw kind in kaart. Indien er sprake is van bijvoorbeeld een verminderd zelfvertrouwen dan is dit een belangrijk behandeldoel van de orthopedagoog en de rest van het behandelteam. De orthopedagoog kan dan, indien nodig, een begeleidingstraject starten.
Informatie voor ouders/verzorgers van kinderen met (het vermoeden van) DCD
De ergotherapeut Specifieke taken van de ergotherapeut zijn het observeren van de armhandfunctie, oog-hand coördinatie, oogmotoriek, zithouding en de gevolgen hiervan voor het uitvoeren van dagelijkse activiteiten zoals bijvoorbeeld eten, aankleden, veters strikken, knippen en schrijven. Tijdens de observatie zal de ergotherapeut specifieke testen op het gebied van fijne motoriek, schrijven en visuele waarneming afnemen om deze vaardigheden met leeftijdsgenoten te kunnen vergelijken. Daarnaast wordt, indien nodig, de zintuiglijke prikkelverwerking in kaart gebracht. Als er problemen zijn met deze prikkelverwerking, zal tijdens de behandeling inzicht worden gegeven over hoe het kind de zintuiglijke prikkels als bewegingen, aanrakingen, pijn, geluid en dergelijke ervaart en hoe hiermee het beste kan worden omgegaan. Verder observeert de ergotherapeut of het kind in staat is een plan te maken over hoe hij een dagelijkse activiteit het beste en meest efficiënt kan uitvoeren. De ergotherapeut zal tijdens de behandeling met het kind ook allerlei specifieke dagelijkse vaardigheden oefenen en het geleerde overdragen aan ouders/verzorgers en school. Daarnaast kunnen tijdens de behandeling compensatiestrategieën worden aangeleerd en worden overgedragen. De fysiotherapeut Specifieke taken van de fysiotherapeut zijn het beoordelen en analyseren van de uitvoering van de grove motoriek, zoals evenwicht, hinkelen, spring- en balvaardigheden. Bij de observatie van deze motorische vaardigheden wordt gekeken naar de kwaliteit van de uitvoering en er wordt dmv een objectieve test gekeken hoe vaardig uw kind is vergeleken met leeftijdsgenootjes . Ook (problemen met) de uitvoering van functionele vaardigheden zoals fietsen, traplopen, zwemmen en sport- en spelbeoefening worden besproken en zo nodig bekeken. Een belangrijk deel van de behandeling bestaat uit het specifiek trainen van de functionele vaardigheden waar zich de problemen voordoen. Daarnaast kan de behandeling van kinderen met motorische problemen zich richten op het verbeteren van de zelfcompetentie, het zelfvertrouwen en plezier in bewegen. Het bieden van een veilige omgeving tijdens de behandeling, waarin kinderen nieuwe vaardigheden kunnen ontdekken en veel succeservaringen kunnen opdoen, is hierbij belangrijk. De fysiotherapeut (evt in samenwerking met de bewegingsagoog) kan ook adviseren en begeleiden bij het zoeken naar (aangepaste) sportbeoefening. De logopedist Specifieke taken van de logopedist zijn het onderzoeken en behandelen van de mondfuncties en de taal- en spraakvaardigheden. Wanneer het taalgebruik of het begrijpen van taal beperkt is, is het van belang voor de ontwikkeling van het kind, dat dit tijdig wordt herkend. Het komt voor dat kinderen met motorische problemen moeite hebben met het vertellen van een verhaal.
Revant
Bij een bewegingsstoornis kunnen ook de spieren van het gezicht betrokken zijn. Dit kan gevolgen hebben voor de verstaanbaarheid. Bij problemen met de zelfcompetentie kunnen compensatiestrategieën worden aangeleerd en geoefend om de communicatie met leeftijdsgenoten beter te laten verlopen. Verder kan de logopedist helpen bij problemen met overgevoeligheid in het mondgebied (denk bijvoorbeeld aan afweren van tandenpoetsen), speekselcontrole, slikken en kauwen. De bewegingsagoog Wanneer de functionele vaardigheden getraind zijn kan de bewegingsagoog het kind leren deze vaardigheden toe te passen tijdens sport & spel. Ook kan een kind begeleid worden door de bewegingsagoog bij het vinden van een geschikte sport(vereniging) als vrijetijdsbesteding (zie sportadvies folder). Wanneer er meerdere kinderen zijn, waarbij de behandeling zich richt op het verbeteren van de (motorische) zelfcompetentie en hoe om te gaan met het feit dat je moeilijk mee kunt komen met sport & spel, is groepsbehandeling mogelijk. Deze groepsbehandeling van gelijkgestemde kinderen qua leeftijd en doelstelling, wordt in de vorm van een cursus door de bewegingsagoog in samenwerking met de orthopedagoog aangeboden. De ambulant begeleider Afhankelijk van de problemen in het onderwijs, komen sommige kinderen in aanraking met ondersteuning op school door ambulante begeleiding. Dit wordt georganiseerd vanuit het kenniscentrum Flexinos. Indien betrokken, is de ambulant begeleider meestal aanwezig bij de teambesprekingen en kan desgewenst de begeleiding worden afgestemd met de behandelaars. Voor meer informatie over ambulante begeleiding verwijzen wij naar de desbetreffende folder. De afdeling planning In het revalidatiecentrum werken wij altijd in een interdisciplinair team (meerdere behandelaars voor u en uw kind). Dat betekent dat planningen van meerdere behandelaars op elkaar afgestemd moeten worden, zodat de behandeling qua tijd zo effectief mogelijk gepland staat. Dit is voor u en voor ons belangrijk en wij doen ons best om dit zo optimaal mogelijk te regelen. Wij vragen uw begrip mocht dit niet altijd lukken. Mocht u verhinderd zijn op een bepaalde dag of in een bepaalde week, dan is het van belang de planning hier zo snel mogelijk van op de hoogte te brengen, zodat zij hier op in kunnen spelen.
De rol van de ouders
Bij het gehele behandeltraject binnen het Revalidatiecentrum Breda wordt u als ouder zoveel mogelijk betrokken. Uw hulpvraag, besproken met de revalidatiearts en zorgcoördinator, is uitgangspunt voor het observatie- en behandeltraject. Belangrijk is dat functionele vaardigheden die uw kind in het revalidatiecentrum leert, ook in de dagelijkse omgeving worden toegepast, bijvoorbeeld op school en thuis. Het is daarom van belang dat u (regelmatig) aanwezig bent bij de therapieën, zodat u bijvoorbeeld praktische vaardigheden die tijdens therapie
Informatie voor ouders/verzorgers van kinderen met (het vermoeden van) DCD
getraind worden kunt toepassen in het dagelijks leven van uw kind. U krijgt op deze manier ook inzicht in hoe uw kind bepaalde vaardigheden leert en welke benadering bij uw kind werkt om tot motorisch leren te komen. Ook kan het voorkomen dat uw kind huiswerk krijgt van een therapeut. Het is dan van belang dat u hiervan op de hoogte bent en begrijpt wat de bedoeling precies is en hoe u hierin kan ondersteunen.
Is er meer aan de hand?
Het revalidatiecentrum heeft een samenwerkingsverband met diverse andere instellingen. Indien tijdens de observatie- of behandelperiode blijkt dat andere problemen meer op de voorgrond liggen, (bv onderliggende gedragsstoornissen zoals ADHD, PDD-NOS) kunnen wij voorstellen verdere diagnostiek en behandeling elders te laten plaats vinden. Een deel van het behandelprogramma kan dan eventueel nog steeds op het revalidatiecentrum plaatsvinden.
Ontslag en nazorg
Het revalidatietraject van uw kind wordt beëindigd, wanneer er geen behandeldoelen meer zijn waaraan binnen het revalidatiecentrum kan worden gewerkt. De revalidatiearts en/of de zorgcoördinator informeert huisarts en betrokken medisch specialisten over het behandelresultaat en eventuele adviezen voor de toekomst. Indien nodig wordt er een na-controle bij de revalidatiearts of de zorgcoördinator afgesproken.
Verdere informatie
* Links op internet ter informatie: - www.recmiddenbrabant.nl: kies: -externe dienstverlening klik onderaan op de pagina op DCD - www.balansdigitaal.nl: kies: - DCD - www.kinderrevalidatie.info: kies: Alles over DCD (Balans is de landelijke vereniging voor ouders van kinderen met een leer- en/of gedragsstoornis, zoals ADHD, dyslexie, Asperger en PDD-NOS. Een site met veel informatie.) * Boeken: - Kinderen met Developmental Coordination Disorder H. Van Waelvelde en B. De Mey ISBN 978 90 341 9168 7 - Kinderen met ontwikkelingsdyspraxie P. Caemen en G. Dewitte ISBN 90 334 4807 6 - De nieuwe buitenbeentjes A.F. Kalverboer ISBN 90 5637 041 3 - Mijn kind heeft DCD – gids voor ouders, leerkrachten en hulpverleners P. Calmeijn, G. Dewitte ISBN 978 90 209 71781
Revant
- De DCD-survivelgids - Paul Calmeyn ISBN 978 9059326934 Voor kinderen vanaf 8 jaar - De onzichtbare plaaggeest – Rien Broere – ISBN 978-90-5838-699-1 Voor kinderen vanaf 8 jaar Mocht u nog vragen hebben over de inhoud van deze brochure of over het observatie/behandelprogramma, dan nodigen we u van harte uit om contact op te nemen met de zorgcoördinator van het 4 + team: Cobien van ’t Riet, telefoon: 076 – 5797900.
Folder aangepast d.d. 16 februari 2015
Informatie voor ouders/verzorgers van kinderen met (het vermoeden van) DCD