Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –1
Vrij Nederland bijlage 2 MEI 1987
De zon schijnt in Kampala, die hebben ze niet kapot kunnen krijgen (Vreemde eend, Ndi We Wale, na achttien jaar terug in Oeganda)
Achttien jaar terug publiceerde Vrij Nederland, met wekelijkse regelmaat, de brieven die Ndi We Wale, medicijnman in Afrika, schreef over zijn verblijf in Oeganda. Het pseudoniem stond voor Vreemde Eend en betrof Hilbert Kuik, toen een pas afgestudeerde arts. Zijn brieven werden om het hardst gelezen en geprezen: als hij er een café te Kampala in bezocht, dan kon je je tegenover hem aan het tafeltje wanen. Nu, achttien jaar later, is Hilbert Kuik voor het eerst naar Oeganda teruggegaan. In dat land, ondertussen, heeft zich de zondvloed van de Amin- en de Obote-terreur voltrokken. Wat vond hij terug van zijn Eerste Liefde, waarover hij indertijd zo enthousiast berichtte? Hoe was het zijn vrienden van toen vergaan? In dit Vrij Nederland magazine: de Vreemde Eend van toen, terug als toerist in·Afrika.
Oeganda heeft al die achttien jaar sinds ik er wegging als een ster aan mijn firmament gehangen. Als een eerste liefde waarnaar ik eens zou terugkeren. Eerst nog met de bedoeling om er weer voor een paar jaar te gaan werken. Maar de berichten over Amin deden mij daarvan afzien. Toen – veel bescheidener – om er als toerist naartoe te gaan en oude herinneringen en oude vrienden, met wie ik het contact inmiddels verloren had en voor wier bestaan in levende lijve ik vreesde , op te sporen. Via via hoorde ik sporadisch nog wel eens een bestaansbericht van deze of gene Maar op de brieven die ik enkele jaren geleden weer begon te schrijven kreeg ik geen reactie. Pas vorige zomer - actiever op zoek naar herstel van oude contacten omdat ik besloten had in december naar Oeganda te gaan – kreeg ik op een brief die ik meegegeven had aan iemand die er ging werken mijn eerste en voorlopig enige antwoord. Wie zijn er na al die jaren van militaire terreur nog over? En wat is er na al die jaren van plundering en vernietiging nog over van het Oeganda dat ik had leren kennen? Het zal wel mijn angstige preoccupatie met deze vragen geweest zijn die maakte dat, ondanks voorbereidende activiteiten voor mijn reis (het lezen van boeken en informatiemappen over Oeganda, het ophalen van mijn Swahili), de ster van Oeganda aan mijn firmament eerder kleiner en vager werd dan dat hij dichterbij kwam. Vrienden die zich kennelijk goed in mij inleefden, hadden het over 'de reis van je dromen' . Eén keer droomde ik inderdaad dat ik weer door Kampala liep. Ik
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –2
herkende er niets. Toch zag het er keurig en ordelijk uit en was alles intact. Alleen, er zat geen leven in. Ook de mensen waren intact en zagen er zelfs gezond en verbazend goed doorvoed uit, maar in plaats van de vrolijke lach 'Eééh, mzoengoe! (een witte)', die ik verwachtte, liepen zij starend als robots langs mij heen. Het leven was hen niet ontnomen, maar hun ziel, leek het, was eruit gerukt. Een sfeer alsof de bom gevallen was en men gelaten wachtte op de fall-out. Mijn ster Een maand voor mijn vertrek werd ik uitgenodigd voor een bijeenkomst van mensen die net terug waren uit Oeganda en ik verzamelde uiterst praktische informatie (over geld meenemen, adressen om te logeren, over hoe je het beste kunt reizen), maar toen ik 's avonds thuiskwam kon ik mijn ster niet meer vinden. Ik begon mij ongerust te maken omdat het langzamerhand de hoogste tijd werd allerlei zaken, visa, tickets, het kopen van een zonnepetje) definitief en concreet te regelen en ik het steeds uit bleef stellen. Twee weken voor mijn geplande vertrek op 16 december – de avond tevoren heb ik mijn eerste Swahili-conversatieles gehad – word ik wakker met de heldere gedachte: over twee weken sta ik dus op het vliegveld van Entebbe Oeganda en wat dan? Voor het eerst is er een duidelijk besef dat ik ook echt zal gaan. Een gevoel alsof ik van een ziekte hersteld ben. Als die vergelijking klopt dan was mijn ziekte dat ik de laatste maanden, zoekend naar mijn ster en wachtend tot hij dichterbij zou komen, tegen elk beter weten in de illusie wilde vasthouden dat ik straks het oude Oeganda van mijn eerste bezoek zou terugvinden. De illusie dat mijn eerste liefde mij mooier, jonger, stralender en vitaler dan ooit zou staan op te wachten en mij, haar doktari Quick, herrezen uit vergetelheid met ulelele-geroep ontvangen zou. 'So there you are, deserter!' zou zij zeggen en aan de toon waarop zou ik horen dat zij mij mijn tijdelijke desertie en ontrouw allang vergeven heeft. Ik zie mij met mijn koffer over het vliegveld zeulen, niet goed wetend waar ik naartoe moet. Met veel moeite, gezeur en gemarchandeer slaag ik erin een taxi te vinden die mij naar Kampala brengt. De zon schijnt, dat wel. De zon hebben zij niet kapot kunnen krijgen. Maar is de weg nog wel een weg te noemen? En die mensen langs de weg moeten dat Oegandezen voorstellen? En waarom is alles in zwart en wit? Waar zijn de kleuren gebleven? En valt er hier dan echt niets meer te lachen? Hebben Amin en Obote ook de lach naar het buitenland geëxporteerd om voor de harde buitenlandse valuta die hij oplevert wapens te kunnen kopen? Die ochtend verricht ik achter elkaar door alle handelingen om mijn reis definitief te regelen. Ik blader ook de informatie door die ik de afgelopen jaren verzamelde en vind in een reisverslag (1983) van een collega een foto terug die destijds diepe indruk op me maakte. Een bijna twintig verdiepingen hoog gebouw staat er op, een prestigeobject dat de protserige Arnin in 1976 liet bouwen. Een spookgebouw dat
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –3
nooit afkwam. Alleen het karkas staat er, zonder ramen en aan alle kanten steken de staaldraden nog uit het beton. En ook de grote hijskraan steekt er boven uit. Zo stond het er in 1983 al jaren. Geen geld om zelfs maar de kraan te ontmantelen. Eén gigantische verkwisting. (Ook nu, in 1987, staat het er nog precies zo. Ik meen mij vaag te herinneren dat het als hotel was bedoeld, maar krijg daarover geen duidelijke bevestiging. Niemand weet nog waarvoor het ooit bedoeld was.) De foto roept dezelfde onwezenlijke spooksfeer op als mijn droom over Kampala. Of beter: ik begrijp nu dat mijn droom door deze foto geïnspireerd werd, Het Andere Na een nacht vliegen, een landing in Bujumbura (Burundi en in Kigali .Rwanda) gord ik mijn veiligheidsgordel vast voor de landing in Entebbe (Oeganda). Weelderig groen, zonovergoten land dat grillig uitloopt in het grijs-blauwe Victoriameer. Hooghartig wend ik mijn blik van dit prachtige, vredige stilleven af. Als ik gekomen ben om mij opnieuw te laten veroveren dan zal mijn ex-geliefde mij meer moeten laten zien dan dit landschap, Zij zal mij moeten verleiden met zang en dans en verhalen, mij net als vroeger moeten overrompelen met haar vrolijkheid, haar kleuren en vitaliteit. Tegelijk besef ik dat dit een oneerlijke houding is. Als het straks niet helemaal meer klikt tussen mij en Oeganda – wat om een lang verhaal kort te maken ook inderdaad gebeurt – dan komt dat natuurlijk ook omdat ik niet meer dezelfde ben als twintig jaar geleden. Toen. net afgestudeerd en op zoek naar het Nieuwe en het Andere en het Avontuur was ik met een natte vinger te lijmen. Nu ben ik redelijk tevreden verwikkeld in een duurzaam en stabiel huwelijk met Nederland en degene die mij hiervan los wil weken zal van goeden huize moeten komen. Het grote avontuur zoek ik niet meer, hoogstens sta ik open voor een klein stiekem avontuurtje. Ik ben dus helemaal niet gekomen om mij te laten veroveren. Ik ben hier, houd ik mijzelf voor, slechts om oude vrienden op te sporen. Meer, houd ik mijzelf nog strenger voor, moet ik niet willen verwachten. Vluchtige gedachten, die als ik een keer geland ben weer uit mijn hoofd verdwijnen, maar waar ik de laatste dagen van mijn verblijf ineens pijnlijk aan herinnerd word als een vriend er op aandringt om weer snel te. Terug te komen om het psychiatrisch ziekenhuis waar ik destijds gewerkt heb weer op poten te helpen zetten. ‘We hebben je nodig. Juist nu.' 'Yesyes, jaja,' zeg ik vaag als hij concrete voorstellen doet om nog voor mijn vertrek een afspraak te maken met het ministerie van Gezondheid om de mogelijkheden van een contract te bespreken. 'Yesyes, jaja.' Als wij een uur later, wanneer het gesprek inmiddels alle wendingen genomen heeft die er mogelijk zijn, afscheid nemen, kom ik niet op zijn voorstel terug. En mijn gevoelige gesprekspartner ook niet. Die heeft dan allang gemerkt dat ik geen zin heb op zijn aanzoek om voor Oeganda te dansen in te gaan. De mogelijkheid van een nieuw contract heeft wel degelijk al die tijd in mijn achterhoofd gezeten, maar toch
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –4
voel ik mij door zijn voorstel overvallen. Ik wil niet, dat is duidelijk. Maar waarom niet? Omdat Oeganda niet voor mij gedanst heeft? Later, als ik zonder afspraak met het ministerie gemaakt te hebben in het vliegtuig terug naar Nederland zit, vind ik een rationeel argument voor mijn terughoudendheid. Wat moet ik met mijn zekere mate van psychiatrische deskundigheid in een ziekenhuis waarvan de hele infrastructuur op zijn gat ligt zonder dat er vooruitzichten zijn dat er op korte termijn geld beschikbaar komt voor verbetering? Een ziekenhuis zonder water, zonder elektriciteit, zonder telefoon, nauwelijks ambulancevervoermogelijkheden, vrijwel geen medicijnen, vrijwel geen voedsel voor de patiënten, geen bedden, kapotte gebouwen. De doktoren en de verplegers zijn elke dag maar tijdelijk aanwezig. 'Je kan het ze niet kwalijk nemen. Ze moeten toch op een of andere manier aan hun voedsel komen.' Het wordt, begrijp ik, oogluikend toegestaan. De enige reden trouwens waarom de staf een dergelijk, vrijwel onbezoldigd, baantje wil hebben en houden is dat zij daardoor vrijwel gratis over een regeringshuis (met veldje om eten te verbouwen) beschikken. Ik was het een paar dagen tevoren nog hartstochtelijk eens met de opmerking dat het een godswonder was dat het ziekenhuis nog steeds draaide. Maar nu ik alles op een rijtje gezet heb vraag ik mij af wat er dan eigenlijk nog draait, behalve de wind. Merkwaardig geluk Mijn oude vrienden opsporen, daar ging ik voor. Meer moest ik niet willen verwachten. Op een collega na die met zijn auto verongelukt is, vind ik ze allemaal in redelijke welstand terug, al is niet een van hen ongeschonden uit de chaos te voorschijn gekomen. De meesten zijn al in het begin van de jaren tachtig het land uit gevlucht en hebben als arts of leraar emplooi gevonden in Kenia, Zambia, Engeland of de Zuidafrikaanse Bantoestans. Ik hoor hun verhalen over familieleden die kapotgeschoten zijn, over hun huizen en boerderijen die, net opgebouwd, verwoest en geplunderd werden door soldaten van Obote. Zonder reden, dat wil zeggen alleen om de buit. Verhalen over hoeveel merkwaardig geluk ze gehad hebben. Eén hoorde een uur voor ze hem kwamen halen dat hij op een lijst stond en vluchtte prompt met medeneming van twee overhemden over de Keniaanse grens. Een ander greep het geweer van de man die hem, kennelijk in opdracht, kwam doodschieten en wist hem het huis uit te vechten, waar anderen hem te hulp schoten zodat de man zijn geweer losliet en eieren voor zijn geld koos. Mijn vriend verdween nog dezelfde dag naar Engeland, waar hij gelukkig weer terecht kon in de kliniek waar hij vroeger zijn psychiatrische opleiding kreeg. Weer een ander is er met zijn gezin via enige 'narrow escapes' redelijk goed doorheen gerold: 'Omdat ik tien jaar geleden op mijn achtendertigste ineens grijs haar kreeg en ik mijzelf als een mzee (oude man) kon verkopen.’ Een ander is zwaar aan de drank, waarvoor hij als excuus aanvoert dat zijn broer in 1980 door soldaten van Obote vermoord en aan stukken gesneden werd en zijn vader kort daarop stierf: 'Dat kun jij mij vertellen als psychotherapeut: is het mogelijk dat iemand van louter verdriet sterft?'
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –5
'Ja,' zeg ik, 'dat is mogelijk.' En ik neem de gelegenheid te baat hem erop te wijzen dat hem hetzelfde zal overkomen als hij door blijft drinken. Even ben ik bang dat ik hem te hard aanpak, maar hij begint te lachen. 'Eens op een dag hou ik ermee op,' zegt hij. 'Met drinken, hoop ik?' 'Ja, met drinken.' Een poging om er bij hem op aan te dringen actief hulp te zoeken in plaats van passief te wachten tot het drinken ophoudt breek ik halverwege af omdat ik mij ineens realiseer dat er in dit land, waar het alcoholisme een zeer groot probleem is, geen enkele antialcoholische hulp te krijgen is. In het vliegtuig terug naar Nederland laat ik mijn vrienden voor zover ik ze weer ontmoet heb en niet alleen maar over hun voortbestaan gehoord heb nog eens de revue passeren. Zij hebben mij, concludeer ik, hartelijk en gastvrij ontvangen. Ik heb bij ze gelogeerd. Zij hebben mij meegenomen naar hun familie in het binnenland 'omdat ik altijd zo geïnteresseerd was in het echte Afrika.' Zij hebben mij uitgenodigd voor feesten. Ik besef dat ze erg hun best gedaan hebben Oeganda voor mij te laten dansen. Aan hen ligt het niet als ik Oeganda alleen maar af en toe een beetje zonder overtuigende vrolijkheid heb zien bewegen. Ja, de vrolijkheid van vroeger, die heb ik eigenlijk geen moment meer teruggevonden. En dat ligt niet alleen aan mij. Dodenrit Het is net twaalf uur geweest als ik uit het vliegtuig in de brandende zon stap. De hitte, waarvan ik vreesde dat die als een moltondeken over mij heen zou vallen en mij in zweet zou hullen, valt mee. Maar de weg waarover Nederlandse vrienden mij van Entebbe via Kampala naar Jinja vervoeren is erger dan in mijn fantasie van twee weken geleden. In die fantasie ging ik als enige over een weg die geen weg meer was. Nu zijn er auto's die ons passeren en, nog erger, tegenliggers die op topsnelheid van links naar rechts over de weg flitsen om de kuilen in het midden en de afgronden naast het aan beide kanten afbrokkelende asfalt Ie ontwijken. Zij komen met hoge snelheid recht op ons af om pas op het laatste moment het stuur om te gooien en ons rakelings te passeren. Een dodenrit voor mijn gevoel en ik maak mij ongerust over de geestelijke toestand van mijn medereizigers die te midden van dit gevaar laconiek blijven en zelfs intussen nonchalant gezellig keuvelen over zaken die niets met dood te maken hebben. Ik neem mij onderweg heilig voor mij in Oeganda geen meter meer per auto te verplaatsen. Dit blijkt echter al gauw onwerkbaar en de volgende weken schiet ik dan ook over de wegen oost-, west- en zuidwaarts door Oeganda. Niet naar het noorden, want daar blijkt nog hevig gevochten te worden. En als ik aan het eind van mijn verblijf dezelfde weg van die eerste dag nog eens rijd, vraag ik mij verbaasd af of de weg inmiddels gerepareerd is. Wat een uitstekende weg! Een van de beste en veiligste in Oeganda. Over dood gesproken. Slechts één keer in al die weken staar ik hem recht in de
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –6
ogen. Ik zit in een met twintig mensen volgestouwde Volkswagenbus-taxi die steeds sneller heuvelafwaarts gaat. De chauffeur doet wanhopige en vergeefse pogingen de pook in de tweede versnelling te krijgen om de motor te starten en op de motor te kunnen remmen. Zijn remmen vertrouwt hij kennelijk niet want hij doet geen enkele poging er gebruik van te maken. We gaan zo'n kilometer of veertig per uur en sommige mensen doen al pogingen uit de auto te springen. Zij worden daarin ruw gedwarsboomd door het hulpje van de chauffeur dat, denk ik, eerst geld wil zien. Zometeen, weet ik, komt er een scherpe bocht en dan een stuk weg met zulke diepe kuilen dat een auto er alleen stapvoets overheen kan. Ik probeer in mijn beknelde positie bij het raam iets te bedenken om de gevolgen van het onvermijdelijke over de kop gaan en een botsing met een tegenligger te beperken. Maar alles waaraan mijn handen houvast zoeken zit los. Gelukkig is erop gerekend. De chauffeur neemt de bocht niet, maar schiet met een snelheid van zo'n 60 kilometer per uur rechtdoor een smal maar gelukkig onbekuild weggetje op om na 200 meter heuvelopwaarts lachend tot stilstand te komen. Ik loop terug en neem de volgende taxi die meteen al weer vol is en met ronkende motor vertrekt. Taboe Slechte wegen wennen gauw. De truc is niet meer op het verkeer letten en alleen nog maar opzij uit het raam kijken. Wat dan opvalt is de verwaarloosde staat van de huizen. Aan de lemen hutten en de Afrikaanse stenen huizen met hun daken van gegolfd ijzer valt het niet zo op, maar aan de gekleurde huizen waar vroeger de Muhindi ('Asians') in woonden des te meer. De Muhindi werden in 1972 door Amin abrupt het land uitgejaagd en hun bezit werd door hem genaast. Hun huizen vallen nu onder het beheer van een regeringsinstantie met de mooie naam Departed Asians Property Custodian Board, die ze aan zwarte Oegandezen heeft toegewezen. Maar het beleid is zo grillig en zo corrupt dat niemand er zeker van kan zijn dat zijn huis de volgende dag niet aan een ander wordt toegewezen. Van enig onderhoud is dus geen sprake, zo men er al geld voor heeft. Rijdend door Kampala valt mij op dat het straatbeeld vergeleken met vroeger zo ontzettend zwart is. Zo veel zo zwarte gezichten heb ik nog nooit bij elkaar gezien. Vroeger was het zwart voor minstens een derde doorspekt met de Muhindi (Indische Hindoes, Pakistaanse mohammedanen, Sikhs, Ismaëliers, veel vrouwen met rode stip op het voorhoofd, gekleed in prachtige sari's). Niet een zie ik er deze eerste dag. De ramp die zich in 1972 over deze, vaak al drie generaties in Oeganda levende groep voltrok, laat zich moeilijk voorstellen. En de Oegandezen zijn de economische klap, veroorzaakt door het in een keer wegvagen van de hele middenstand nooit meer te boven gekomen. Maar van geen enkele Oegandees hoor ik hierover tijdens mijn verblijf iets van spijt. Ook geen enkel woord van schuld of schaamte of berouw. Integendeel. Amin nooit meer! Amin was een onmogelijke tiran en fascist! Amin was een domme geborneerde anti-intellectueel!. Maar op zijn credit staat dat de Muhindi weg zijn. Ook in de kranten kom ik geen enkel vriendelijk of verzoenend woord over hen
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –7
tegen. De corruptie van genoemde Custodian Board staat vol morele verontwaardiging in de kranten, maar niemand die naar aanleiding hiervan een stemmetje verheft dat zegt dat dit van de Muhindi geroofde bezit ‘– 'misschien', 'eigenlijk', 'alles welbeschouwd', 'als we echt eerlijk bezig willen zijn – weer aan de rechtmatige eigenaars zou behoren teruggegeven te worden. Dit onderwerp is, merk ik al gauw, taboe. Wel een verhaal in de krant over een Muhindi-manager van een textielfabriek in Jinia die door loonsverhoging eisende stakers urenlang belaagd wordt met 'Muhindi go out!'- geroep. Sporadisch in het straatbeeld zie ik later nog wel zo nu en dan een Muhindi. Een keer loop ik achter een Muhindi-teenage-meisje, modern maar niet gewaagd gekleed in een tot haar knieën komend jurkje, en zie hoe ze door een Afrikaan obsceen wordt uitgescholden. Zij lacht er om. Op eerste kerstdag word ik door twee opgeschoten jongens begroet met: 'Muhindi, good afternoon. Happy Christmas.' Ik weet niet goed hoe ik deze gewaagde grap moet interpreteren en antwoord met: 'Zo mzoengoes (witten) how are you?' 'Maar wij zijn geen mzoengoes,' zeggen zij. 'Welles,' zeg ik en we lachen, al weet ik niet precies waarom. Een tros bananen Het salaris van de gegoede werknemers (bijvoorbeeld artsen en specialisten in regeringsziekenhuizen) ligt tussen de zeg 50.000 en, zeg, 250.000 shilling per maand. Een tros matoke-bananen, waar een gezin een paar keer van kan I eten, kost tussen de 20.000 en 40.000 shilling. In een café varieert de prijs voor een pot thee of koffie van 2000 tot 4000 shilling, een flesje Pepsi kost 3000, een fles bier 5000 tot 7000 shilling, een beetje lunch of diner 4000 tot 12.000 shilling. Een rit met taxi of bus van een buitenwijk van Kampala naar je werk in het centrum kost 500 shilling. Dat is dus heen en terug gedurende 20 dagen per maand: 10.000 shilling. Voor de goedkoopste personenauto betaal je minstens 40 miljoen shilling. Met deze getallen in mijn hoofd verbaast het mij elke dag opnieuw dat er zoveel auto's rondrijden, dat er zo een gigantische drukte heerst in het taxi- en buspark, dat ik zoveel mensen in de cafés zie eten en drinken. Waar komt het geld voor deze 'extravaganties' vandaan? En welke mensen beschikken erover? Daar probeer ik de volgende weken achter te komen, maar een echt bevredigend antwoord vind ik niet. Men wijst er mij lachend op dat de Oegandezen er om bekend staan onder de meest extreme omstandigheden nog in staat te zijn het hoofd boven water te houden. En ja, ik weet ook wel dat velen behalve hun baan nog een shamba (akker) hebben of familie in de provincie met een shamba, waar zij matoke voor eigen gebruik en verkoop op verbouwen. Een shamba van een acre (47x 100 meter) levert, lees ik in een krant, minstens vier trossen matoke per dag op. Dat is dus zo'n 100.000 shilling per dag, een dubbel maandsalaris. In een maand levert dat 3 miljoen shilling op. Maar als iedereen matoke verbouwt, wie zijn dan de kopers? Een andere verklaring is dat de meesten naast hun werk wel in een ander handeltje
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –8
betrokken zijn. Artsen in regeringsdienst hebben naast hun baan (waar zij zich sporadisch schijnen te vertonen) vaak een privékliniekje waar je voor een consult al gauw 10.000 shilling betaalt. Maar als iedereen arts is, wie is er dan patiënt? En dan is er natuurlijk nog de corruptie waarbij ambtenaren zich onder tafel laten betalen voor de bureaucratische handelingen waarvoor ze hun salaris ontvangen. Zelf heb ik van dit soort corruptie geen last gehad. Ik kreeg zonder problemen een reentry-visum toen ik een paar dagen naar Kenia ging. Ook heb ik nooit iets extra's hoeven te betalen om op het postkantoor mijn poste restante te krijgen. Maar de verhalen erover zijn legio. Het mooiste vond ik dat van een broer van een vriend die wij dertig kilometer buiten Kampala opzochten. Hij is daar penningmeester van een boerencoöperatie. Voor die coöperatie moet hij eens in de zoveel tijd naar de bank in Kampala om twee miljoen shilling op te halen. Zo'n reisje moet met de nodige zorgvuldigheid worden voorbereid. Hij vertrekt om geen slapende dieven wakker te maken bijvoorbeeld expres zonder tas. Maar om het bedrag los in je zakken te kunnen vervoeren zonder dat het er naar alle kanten zichtbaar uitpuilt, moet je wel worden uitbetaald in 5000-shillingbiljetten (grotere biljetten bestaan er in Oeganda niet). Dat is voor twee miljoen shilling dan een stapeltje van tien centimeter dikte. Dat kan, in je zakken, dus net. Maar dan moet de loketbeambte van de bank natuurlijk niet moeilijk gaan doen en zeggen dat hij geen 5000-shillingbiljetten heeft en je alleen maar in 500-shillingbiljetten (een stapel van één meter) kan uitbetalen. Meestal doet de loketbeambte dat wel en moet je hem dus omkopen om ergens, diep in de bank, nog een stapel 5000-shillingbiljetten op de kop te tikken . Een politieagent die een paar honderdduizend shilling moest betalen voor een reparatie, zei: 'Wacht even!' In één dag had hij het geld bij elkaar door langs de weg te gaan staan en bekeuringen uit te delen en weer af te kopen. (Ik denk niet dat er in Oeganda ook maar een auto te vinden is die volledig aan de wettelijke voorschriften voldoet.) 'Every Ugandan is corrupt,' lees ik in een ingezonden brief in de krant. Hij moet wel. De briefschrijver vermeldt het verhaal van een bevriende vrachtwagenchauffeur die zijn baas om twee miljoen shilling vroeg voor een reparatie waarvan hij wist dat die maar 80.000 shilling zou kosten. Dit zijn dan nog de kleinschalige corruptiepraktijken. Maar elke dag staat vrijwel elke krant vol met nieuwe grote corruptieschandalen. Rechters zouden zich door beide partijen laten betalen en beslissingen nemen ten gunste van de meest betalende. Mensen worden hun huizen uitgezet omdat de eigenaren smeergeld kregen van anderen. Het hoofd van de posterijen heeft regeringsfondsen gebruikt om zijn persoonlijke schulden in de Verenigde Staten te betalen. Dat verklaart dan waarom ik, toen ik op het hoofdpostkantoor vroeg of ik even het telefoonboek in mocht kijken, als antwoord kreeg: 'Sorry Sir, dat hebben we niet meer. Somebody took it.' Ja, als iedereen corrupt is, dan begrijp ik het. En misschien is iedereen inderdaad corrupt, maar ik ontmoet twee mensen die mij bekennen dolgraag corrupt te willen
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –9
zijn en die zich erover beklagen dat hun mogelijkheden daartoe nihil zijn. Kerst op z'n Engels Voor ik er zelfs maar aan gedacht heb, val ik met mijn neus in de kerstboter. Al dagen ervoor luidt de groet op straat: 'Happy Christmas to you, sir,' in plaats van gewoon: 'How are you?' Het is de bedoeling dat de Oegandees, voorzover hij tenminste geen moslim is, dit feest op de meest burgerlijke manier viert en liefst ook nog zo Engels als maar kan. Daar zijn dus uitheemse dennetakken en bomen voor nodig, balletjes, engeltjes en ga maar door. In de officiële regeringskrant, The New Vision van 19 december, lees ik een uitgebreid artikel van een Engelse dame die gelukkig nog eens vertelt hoe dat in Engeland nu precies toegaat en hoe lang de fazant er over doet. In de cafés en door de radio word je murw gemaakt met Engelse kerstliederen, waarbij het versleten 'Jinglebells' in Oeganda duidelijk de grootste populariteit geniet. Ik weet waarom. Het is het enige stukje kerstmuziek waarin nog iets van swing en beat te herkennen is. Maar nadat ik het tien dagen lang in alle versies en toonaarden gehoord heb, verdwijnt het direct via mijn oren mijn neus uit. 'Jingiebells, Jingiebells, jingle all the way/oh what fun it is to ride in a one horse open sleigh.' Sneeuw! Bellen! Paarden! Slee! Wat zou de Oegandees die deze zaken (ook paarden niet) nog nooit gezien heeft zich er bij voorstellen? Het door de week zo drukke Kampala is tijdens de kerstdagen een wat verlaten stad. Men flaneert een beetje op zijn paasbest in de hoofdstraat. De mannen in serieuze pakken, de vrouwen in hun netste (zeer ouderwetse) Engelse jurkjes én op hoge hakken. Vanaf het balkon van café '007 James Bond Place' kijk ik neer op de flaneurs. Maar het mooiste gebeurt onder de tafeltjes naast mij. Ik kijk naar drie jonge dames die al een uur niet meer proberen te kijken naar het laatste restje Pepsi in hun flesjes en zie op een gegeven moment hoe zij alle drie hun schoenen uit hebben en hun blote voeten over elkaar wrijven. Zo ook de andere dames aan de andere tafeltjes en mij ontsnapt een korte onbetamelijke lach. Een ober schiet op mij af en even vrees ik dat hij mij om uitleg zal vragen. 'Ja, sorry, ik had even een binnenpretje dat naar buiten schoot.' En ik voorzie een moeizaam gesprek waarin ik er niet echt in zal slagen over te brengen wat er nou zo leuk is aan blote voeten en lege schoenen. Misschien is het ook wel helemaal niet leuk. Misschien gaat het er meer om dat ik een merkwaardige Buñuel-achtige fetisjist ben. Gelukkig vraagt de ober alleen maar of ik nog iets wil bestellen. Ik wens hem een vrolijk kerstfeest. Overigens wordt mij in deze '007 James Bond Place' ook een, zij het maar klein tipje van de sluier van het geldprobleem opgelicht. Ik zie twee mannen die voor hun vrouw of vriendin eten en bier bestellen, maar zelf niets nemen. Zelfs geen hapje of slok. Ja, als je een keer gezegd hebt dat je niets hoeft dan moet je ook consequent zijn.
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –10
Opknapbeurt Kampala is druk en levendig. Van een spooksfeer, zoals in mijn droom vooraf, is geen sprake. Hoogstens misschien in enkele achterafstraten waar veel winkels van de vroegere Muhindi leeg staan of dichtgespijkerd zijn. Veel vooral textielwinkels zijn open met prijzen die voor iemand met dollars goedkoop zijn maar voor een Oegandees exorbitant. Er wordt gekocht. En overal op straat floreert de kleinere Afrikaanse commercie. De mensen zien er redelijk gevoed en gekleed uit. Eigenlijk zie je opvallend weinig bedelaars. Zo nu en dan leprozen en mensen en soldaten die een been of een arm missen. Er blijkt eigenlijk niets bijzonders aan de hand. Van de oorlog, die in het noorden nog steeds hevig woedt, merk je weinig. Je leest erover in de kranten zo nu en dan, als iets dat alleen op papier gebeurt. En je ziet nogal wat, meestal zeer jonge, soldaten rondlopen met hun stengun over de schouder. Maar niet overdreven veel. Alleen zodra je je buiten Kampala begeeft, herinneren de 'road-blocks', waar groepjes soldaten iedereen op wapens controleren en je identiteitskaart willen zien, je eraan dat er wel degelijk nog steeds van alles aan de hand is. De bestrating is op een paar achterafstraten na redelijk. En zo hier en daar zie je door de oorlogen (in 1979, 1985, 1986) verwoeste gebouwen. De straten zijn nogal vies vanwege afval en vuil dat niet opgehaald is door de stadsreiniging. De winkels en de huizen staan er tamelijk verwaarloosd en ongeverfd bij. Vlak voor mijn vertrek wordt hier wat aan gedaan. Naar aanleiding van de eerste verjaardag van de huidige NRM-Museveni-regering begint premier Kisekka aan een campagne om Kampala een grote opknapbeurt te geven. Leuk bedacht, denk ik, maar wie heeft er geld voor en welke gek zal er geld voor uitgeven als hij het al heeft? Grote verbazing dus als ik enkele dagen voor het feest iedereen in Kampala bezig zie op uiterst wankele geïmproviseerde ladders – en ook de prijzen van de verven zijn inmiddels gigantisch gestegen – zijn pandje te schilderen. Niet eens alles in goedkoper wit. Je ziet ook op vele plaatsen de oude – meestal roze en lichtgroene – kleuren van de Muhindi weer bijgewerkt worden. Ook een vriend die een kantoor heeft in de hoofdstraat is ermee bezig, terwijl er op zijn pandje toch niets aan te merken was. 'Anders gaan ze nog denken dat wij niet achter de nieuwe regering staan,' zegt hij. Ook de stadsreiniging is druk bezig met het ophalen van afval. En ik zie veel vrouwen met bezempjes het onmogelijke verrichten: stof vegen van zanderige trottoirs. De campagne is geslaagd. Kampala ziet er bij mijn vertrek een stuk frisser en vrolijker uit. Naarmate ik langer in Kampala ben gaan mij trouwens toch steeds meer dingen opvallen die er nog wel goed uitzien. Ook infrastructureel functioneert er nog van alles. De meeste telefoongesprekken, ook die met het buitenland, lukken op den
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –11
duur. Op de twee brieven waarin ik iemand vraag mij poste restante terug te schrijven met een tijdstip voor een afspraak, krijg ik beide keren antwoord. Beide keren helaas kan de afspraak niet doorgaan omdat ik het antwoord een dag te laat lees. In het begin verbaast het mij dat er water uit de kraan komt en dat de elektriciteit het doet, zodat ik 's avonds kan lezen of naar de kleurentelevisie kan kijken. Die verbazing blust helaas snel uit en na paar dagen is het zo vanzelfsprekend dat je er totaal niet bij stilstaat dat je van vrij ingewikkelde voorzieningen gebruik maakt. Dan is het weer frustrerend als midden in een spannende Engelse voetbalmatch de elektriciteit het begeeft en Uganda-television blank wordt. En ook is het vervelend om als je uitgenodigd bent voor een diner je gastvrouw in alle staten van wanhoop aan te treffen omdat er ineens geen water meer is. En nog frustrerender is het dat, net op de avond dat je afgesproken hebt dat iemand je zal bellen om je het tijdstip van een belangrijke bijeenkomst met meerdere personen op de volgende dag mee te delen, de telefoon uitvalt. Zo word je als westers mens geleerd dankbaar te zijn voor het vanzelfsprekende. Aan recreatie heeft Kampala zijn bezoekers en inwoners weinig te bieden. Even afgezien van de vele mogelijkheden tot alcoholconsumptie, de dancings en de vele kerken en moskeeën. Het voetbalseizoen was net afgelopen. Vlak voor mijn vertrek bezoek ik het voetbalstadion om een wedstrijd te zien tussen de kampioensclub van Oeganda (Villa) en de kampioen van Tanzania. Villa wint met 4-1. Voorts is er een druk bezochte bioscoop (Odeon). Titels: 'Green Berets', 'Fists and Guts' 'Blastfighter', 'No Retreat, No Surrender'. De keer dat ik het Nationale Theater bezocht (entree: 1500, 3000 en 6000 shilling) om een Luganda-musical te zien, was het vrijwel uitverkocht. De prachtig gezongen, zeer ritmische Luganda-songs zijn een genot om naar te luisteren, ook al begrijp je de tekst niet. Het verhaal ging over een man die op het punt staat zijn geliefde te huwen, maar gek wordt omdat hij door de vader van een rivaal, die toevallig medicijnman is, 'bewitched' is. Gelukkig zijn er vrome nonnen die hem genezen, zodat het christelijk huwelijk (in het stuk helemaal uitgespeeld) alsnog voltrokken kan worden. Mijn vriend Ss. neemt mij enige keren mee naar de 'golfclub', waar ik nooit eerder geweest ben. Vroeger was het een typisch Engelse (koloniale) gelegenheid maar nu zit er de Oegandese high-society, klagend over hun gebrek aan liquide middelen, de ene whisky na de andere te drinken. 'Dokter,' bekent een even waardige als bejaarde rechter mij, 'ik heb een groot probleem .Zodra ik een vrouw naakt zie dan moet ik "het" doen.' Met mijn antwoord: 'Ja, als "het" het drinken van whisky is, dan is dat inderdaad een groot probleem,' kan wat hem betreft de avond niet meer stuk. Hij is trouwens ooit in Amsterdam geweest en heeft er uitgebreid de wallen bezocht. En hij houdt bij hoog en bij laag vol dat echtparen in Amsterdam alleen naar de kroeg gaan om van partner te wisselen.
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –12
Love carefully Dat brengt mij dan op het onderwerp aids. In de westerse pers wordt Oeganda afgeschilderd als het aidsland bij uitstek en soms zelfs genoemd als de bron van alle kwaad. De getallen die genoemd worden van tien tot dertig procent virusdragers lijken mijn lichtelijk overdreven. Als die getallen al kloppen dan slaan ze hoogstens op de grotere dorps- en stadscentra waar men het met de seksualiteit en de seksuele hygiëne inderdaad niet zo nauw neemt. Het grootste deel (zeg: negentig procent) van de mannelijke bevolking leeft immers kuis met een of twee al even kuise vrouwen op het platteland en wordt nooit door (vuile) naalden geprikt. Het onderwerp blijkt in Oeganda en - lees ik later - ook in Kenia zeer gevoelig te liggen. Men heeft misschien niet helemaal ten onrechte het idee dat er in de westerse pers een uitgebreide progandaactie aan de gang is om de schuld van aids op Oeganda af te wentelen. En dat, terwijl het toch allemaal in de Verenigde Staten begonnen is. De vele westerse aidsexperts in Oeganda zouden er slechts zijn om het bewijs van Oegandese schuld te leveren. Het overigens goed geïnformeerde en kritische weekblad TOPIC gaat hierover helemaal uit zijn bol. Dezelfde krant neemt ook de verdediging op zich van een zekere Oegandese hematoloog, dr. Ssebabi, die beweert duizend gevalle~ van aids succesvol behandeld te hebben en die met een theorie komt die nogal afwijkt van de officiële bevindingen. Welke behandelingen hij precies toepast en hoe zijn theorie precies in mekaar zit blijft onduidelijk. Zijn claim wordt dan ook tegengesproken door dr. Mugerwa, de coördinator van het Nationale Klinische Onderzoek naar aids,'. die onder andere opmerkt dat Ssebabi een hematoloog is en dus niet gekwalificeerd is voor diagnostiek en behandeling. De TOPIC-journalist, niet gehinderd lijkt het, door deskundigheid, gaat zover om te proberen deze officiële desavouering van Ssebabi tot een racistische rel en een neokoloniale samenzwering te verheffen. Als dr. Ssebabi een blanke geweest zou zijn dan zou hem immers allang een paar miljoen gulden aangeboden zijn om zijn claim te bewijzen. In dit verband wordt er ook nog gerefereerd aan een 'local doctor' die ook al beweert duizend gevallen van aids vrijwel genezen te hebben. Aids immers uit zich vooral in het symptoom diarree. Welnu, in minstens duizend gevallen was hij er in geslaagd dit symptoom te doen ophouden. Het blijft allemaal beperkt tot een storm in een glas troebel water en de officiële voorlichtingscampagne over aids gaai gelukkig gewoon door. Onder andere met een voorlichtingsspot elke avond na het nieuws op de televisie. Daarin een man die bier zit te drinken in een bar met een vriendin en door een boze echtgenote wordt weggesleept. De moraal is: 'Pas op voor aids. Hou je bij één vrouw.' 'Love carefully' en doe aan 'zero grazing'. De Verenigde Naties (WHO), lees ik in een krant, hebben Oeganda twee miljoen condooms geschonken ter bestrijding van aids. Een druppel dus op een gloeiende plaat.
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –13
Verschroeide aarde Een vraag die mij ook, vooral de eerste dagen, bezighoudt is of men onvriendelijker tegenover de blanken in het algemeen en meer in het bijzonder tegenover mijn witte verschijningsvorm staat dan twintig jaar geleden. Ik meen dat namelijk de eerste dag als 'een eerste indruk' geconstateerd te hebben. Sombere, wat wrokkige gezichten die mij weinig belovend aanstaren en zich weigeren te ontspannen in een lach of een groet. Voor zover men op mij let, kijkt men slechts hoe ik voorbijloop. Geen enkele keer treft mij een lonkende lach van de meisjes, zoals ik mij – misschien al te geïdealiseerd – van vroeger meen te herinneren. Maar dat kan ook komen omdat ik inmiddels twintig jaar onaantrekkelijker geworden ben, al spreken mijn vroegere vrienden hun verbazing er over uit dat ik totaal niet veranderd ben en er nog precies hetzelfde uitzie. Alleen de kinderen – zij zien niet mijn verloren jeugd, wel mijn blijvende witheid – komen nog even regelmatig als vroeger vrolijk 'goodbye mzoengoe (witte)' roepend op mij af. Ook, als ik ergens (op vervoer) sta te wachten, gebeurt het verrassend vaak dat er een oude man op mij afkomt en een praatje begint te maken. Hij herkent kennelijk niet alleen mijn witheid, maar ook mijn leeftijd. Het doet mij, voor het eerst, realiseren dat ik zo langzaamaan inderdaad tot het rijk van de eerbiedwaardige mzees (oude mannen) ben ingegaan. (Ben ik daarvoor naar Oeganda gegaan? Inderdaad is het leuker een mzee in Oeganda te zijn dan een ouwe vent in Holland.) Maar misschien betekent hun aandacht voor mij niet meer dan dat mijn verschijning herinneringen oproept aan oude tijden toen alles nog goed was. Witten zie je in Kampala nog regelmatig rondlopen, alhoewel veel minder dan vroeger. Maar witten staan nooit, zoals ik, ergens op te wachten. Staat men onvriendelijker tegenover mij omdat ik wit ben? Het zou mij niet verbazen. Immers, Europa heeft Oeganda de afgelopen achttien jaar volkomen in haar eigen vet laten gaar smoren. Het waren destijds vooral de Engelsen die Amin in het zadel hielpen omdat Obote hen in 1970 met zijn zogenaamde 'Move to the Left' te veel op de linkse en antineokoloniale toer ging, met name in hun 'Rhodesië'-politiek. Toen Amin al gauw verkeerd bleek uit te pakken hielden de Engelsen Oeganda voor gezien. Ze (en andere Europeanen) kwamen weer terug toen Obote in 1980 voor de tweede keer, middels vervalste verkiezingen, aan de macht kwam en zich, bij gebrek aan basis in eigen land, gehoorzaam aan de economische voorschriften van het Internationale Monetaire Fonds (IMF) hield. De zuiderlingen Museveni (uit Ankole) en Lule (uit Buganda) gingen toen meteen ondergronds en bouwden in de bush een guerrillaleger op. Obotes antwoord kwam neer op een rücksichtsloze represaille op alles wat zuiderling was. Met name in het gebied van de zogenaamde Luwerodriehoek (in Buganda) werden middels het toepassen van 'de tactiek van de verschroeide aarde' tussen de twee- tot driehonderdduizend Buganda-burgers vermoord. De Europese officials in Oeganda wisten het, maar zwegen en hielpen Obote het toe te dekken. Er moest een rapport van Amnesty International (1984) aan te pas komen om de wereld duidelijk te maken dat Obote met een bewuste en
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –14
systematische vernietiging bezig was van dit Buganda-gebied, waarschijnlijk met de uiteindelijke bedoeling het met mensen uit het noorden te herbevolken. Ik heb dit Luwero-gebied bezOCht en de talloze gedenkplaatsen, waar men de schedels van vermoorde Baganda verzameld heeft, gezien. Ook de nog talloze plekken waar links en rechts de resten liggen van de lijken, meestal niet meer nog dan een hoopje botten en kleren. De gevluchte bewoners die langzamerhand weer naar dit ontvolkte gebied terugkeren wijzen ons een twee-verdiepingenhuis aan waar men de mensen gebonden in zakken van het dak gooide om ze later met kogels te doorzeven. Men brengt ons naar een diepe put waarin men mensen levend opstapelde, met benzine overgoot en verbrandde. Maar wat vooral verder opvalt langs de wegen, waar anders praatgrage maar nu zwijgende vrienden mij vervoeren, is dat er echt geen enkel huis meer heel is. Hier is men echt op een voor Oeganda ongewoon grondige en systematische wijze te keer gegaan. Europa pleegde schoorvoetend enige lippendienst aan het Amnesty-rapport, maar intussen bleef men Obote daad werkelijk met geld en wapens steunen. (En trouwens ook de rest van Afrika deed al die tijd alleen maar of z'n neus bloedde.) Men heeft dus alle reden zich door Europa verraden en in de steek gelaten te voelen. Nog sterker: ik heb al die jaren zo ongeveer wel geweten wat zich in Oeganda afspeelde maar ook geen poot uitgestoken. Mijn schuldgevoel ineens in alle duidelijkheid beseffend kan ik na de eerste dagen ook bedenken dat ik de sombere blikken die meen te zien veel verwijtender, bozer en onvriendelijker invul dan ze in werkelijkheid bedoeld zijn. De blikken zijn helemaal niet speciaal voor mij of voor mijn witheid bedoeld. Dat blijkt eigenlijk telkens weer als ik de eerste stap zet om contact te leggen en een praatje te maken. Dan is men de vriendelijkheid en bereidwilligheid zelve. Voor zover blikken inderdaad somber zijn dan heeft dat waarschijnlijk meer te maken met de somberheid van de situatie, de status-quo na vijftien jaar burgeroorlog en een totaal ingestorte economie, waarvan niemand op dit moment nog zien hoe die ooit weer op gang moet komen. Visioen
Een enkele keer, minder dan vroeger, word ik op straat spontaan gegroet. 'Howare you?' 'Fine, and how are you?' 'Fine.' 'And how is Uganda?' 'Uganda is fine now, but no money.' 'How was your Christmas?' vraagt een man die naast mij in een taxi schuift. 'Fine,' zeg ik, 'and yours?' 'Ah,' zegt hij, 'niet zó goed, vanwege geld.' Hij werkt als 'mechanic' bij de 'Iocal administration' en verdient 15.000 shilling per maand. Hoe kan een eerlijk mens daarvan leven als de prijs van de matoke vlak voor kerst gestegen is van 20.000 naar 30.000 shilling? Je bent gedwongen tot corruptie, maar de mogelijkheden tot corruptie in zijn baan zijn, helaas, beperkt. De volgende week moet hij 60.000 shilling
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –15
op tafel leggen om het schoolgeld voor zijn twee kinderen voor het volgende trimester te betalen. Hij heeft het niet en is nu in een laatste wanhopige poging op weg naar familie in de provincie om het hun af te smeken. Maar zij hebben het ook niet. Vroeger kwam de familie naar de stad om het van hem af te smeken. Overigens laat hij er geen twijfel over bestaan dat hij zeer blij is met de huidige regering Museveni, die een eind maakte aan de soldatenterreur. Dit, vertelt hij, was de eerste kerst sinds jaren die men viert. De vorige jaren bleef je thuis om niet door dronken soldaten gemaltraiteerd te worden. Nu durven de mensen weer de straat op te gaan. Ook 's avonds als het donker is. Het is een onvoorstelbare weldaad dat de soldaten die je controleren bij de zogenaamde 'roadblocks' alleen maar kijken of je wapens hebt en je niet meer beroven van je geld, je horloge, je schoenen en je kleren of je verkrachten of je voor de lol een kogel door de kop jagen. Als voorbeeld vertelt hij dat hij een paar maanden geleden met een tas vol geld van zijn baas reisde. Een soldaat vroeg wat er in zat. ' Geld,' zei hij en de soldaat keek er niet eens naar! 'He didn't even look at it!' Onvoorstelbaar. Iemand die het niet heeft meegemaakt kan zich er maar slecht een voorstelling van maken wat die soldaten terreur betekend heeft. Pas langzaamaan geven de vele verhalen die ik erover hoor een beeld. Het begint mij te dagen hoe bedreigd en onveilig je je voelde en hoezeer je leven en je bezit hingen aan het zijden draadje van geluk of pech. Ik heb mijn atheïstische scepsis, maar ik kan er op een gegeven moment goed inkomen dat mijn vriendje F., bij wie ik een tijd logeer, het feit dat hij en zijn vrouw S. en hun zeven kinderen er steeds goed doorheen gerold zijn, eruit verklaart dat hij God altijd gebeden heeft hem en zijn gezin te beschermen. 'And He did, man.' Hij vertrouwt mij toe, wat ik van vroeger ook nog wel wist, dat hij tot de Anglicaanse Church of Uganda behoorde. Behalve een sporadisch kerkbezoek deed hij er eigenlijk nooit iets aan. Maar in 1983 kreeg hij een visioen dat hij eens zelf een kerk zou bouwen. Hij wist niet wat hij met dat visioen aan moest en nam het slechts voor kennisgeving aan. Inmiddels zijn hij en zijn gezin zeer actieve leden en bezoekers geworden van de 'Saved Church' en is hij bovendien in een vergevorderd stadium met plannen om in het gebied waar hij vandaan komt, Ankole, een kerk te bouwen. 'Zo kan het leven gaan soms.' God is goed voor hem en zijn familie geweest. Als we een paar keer op reis gaan in zijn auto, neemt hij voor we vertrekken mijn handen om samen te bidden voor de goede afloop. Ik hoop dan maar dat God vooral hém ziet en wat mij betreft een oogje dichtknijpt. En als het goed is afgelopen prijst hij 's avonds God voor zijn goedheid. Hij vertelt ook dat een Muslim-taxi-driver die vreesde dat hij in zijn krakkemikkige auto niet meer thuis zou komen, hem vroeg voor hem te bidden. 'Kennelijk had hij meer vertrouwen in mijn God dan in zijn zijne.' Nou ja, elke God in Oeganda is meegenomen. Een keer trouwens loopt een reisje niet helemaal goed af. Een fietser wordt frontaal geschept. De fietser brengt het er redelijk af maar de auto is behoorlijk beschadigd.
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –16
Die avond aan tafel zit ik met een typisch transcultureel probleem. Ik heb de behoefte over het ongeval te praten, maar niemand begint erover. Ik heb er mijn twijfel over of het ook in de moderne Afrikaanse cultuur vanzelfsprekend is dat je je vrouw over zoiets vertelt. Maar zelfs als dat zo is dan weet ik dat het als buitenstaander onbeleefd is over zo'n pech-gebeurtenis te praten. Later blijkt hij het zijn vrouw en kinderen wel degelijk verteld te hebben. Amin en Obote Een verhaal van S. Zij werd als zuster met de hele staf van haar ziekenhuis naar Entebbe gecommandeerd omdat Amin hen wilde toespreken. Amin vertelde dat hij zelf ook dokter was. Op het slagveld had hij soldaten behandeld en bovendien had hij vele operaties op dode lichamen verricht. Hij was bezig met een boek over geneeskunde. De toespraak was zo belachelijk dat iedereen grote moeite had zijn lachen in te houden. Maar als je lachte, wist je, was je er geweest. Gelukkig permitteerde degene van de staf die Amin na afloop bedankte zich een klein grapje, waarop iedereen zijn spanning in een geweldig gelach ontladen kon. Amin, na enige aarzeling, want het gelach stond in geen verhouding tot de grap, lachte gelukkig mee. Bij dit soort gelegenheden had Amin de gewoonte een van de dames uit te zoeken en door zijn soldaten op te laten halen voor vermaak in bed. Of je nu wilde of niet, of je nu getrouwd was of niet. Iedereen kleedde zich bij dit soort gelegenheden dus zo onaantrekkelijk als maar kon en de zwangere vrouwen werden zo veel mogelijk vooraan gezet opdat de rest zich achter hen kon verbergen. Een door Amin begeerde half-cast-vrouw weigerde overigens eens en wist te ontsnappen. Het leidde tot een pogrom in het hele land tegen de half-casts. In de beginjaren van Amin werd het Engelse hoofd van de afdeling psychiatrie plotseling opgehaald om Amin te onderzoeken. De Engelse professor stelde geen psychiatrische diagnose, maar schreef de – waarschijnlijk door syfilis in het derde stadium – hypomane president diplomatiek 'een zekere mate van rust' voor. De professor kreeg huisarrest en vluchtte later het land uit. Over de radio werd omgeroepen dat de president onderzocht en volledig normaal bevonden was. De verhalen over de wreedheden en krankzinnigheden van Amin en zijn speciale politie zijn destijds breed uitgemeten in de westerse pers, maar een feit was dat hij onder zijn soldaten nog een zeker gezag had, zodat zij zich tamelijk gedisciplineerd gedroegen en de gewone burger die zich verre hield van politiek niet direct bedreigd werd. Ook al natuurlijk omdat Amin, weliswaar ten koste van de nationale economie, zijn soldaten goed betaalde en met het van de Muhindi geroofde bezit beloonde. B., een Lugbara uit het noordelijke West-Nile-district (Amins moeder was een Lugbara) vertelt: 'Een vriend gaf mij een wijze raad. Hij zei: ‘Het beste is zo ver mogelijk van Amin vandaan te blijven als maar mogelijk is.’ Die raad heb ik goed in mijn oren geknoopt. Ik ging van mijn huis naar mijn werk en van mijn werk naar huis en vermeed alle publieke gelegenheden. Het was een saai leven, maar het heeft me
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –17
gered.' De terreur tegen de gewone burger begon pas goed onder Obote, die met de ingestorte economie die hij van Amin overnam, niet meer in staat was zijn soldaten goed te betalen. Zij pakten alles en iedereen. Als je geluk had, werd je niet meteen doodgeschoten, maar gevangen gezet op beschuldiging dat je een guerrilla was en kreeg je familie enige lijd de gelegenheid met het betalen van een grote som geld te bewijzen dat je het niet was. Talloze verhalen over echtgenoten die langs de weg doodgeschoten werden of gewoon verdwenen en echtgenoten die als weduwe met hun kinderen, totaal onverzorgd achterbleven. Even talloze verhalen over mensen die om te overleven een boerderij begonnen die, toen hij een beetje begon te lopen, geplunderd en verwoest werd. Van een Nederlander hoor ik het verhaal dat er in Kampala in een weeshuis vol kinderen een soldaat werd gestationeerd om het huis tegen overvallen te beschermen. Een keer beviel het eten hem niet en schoot hij zijn stengun leeg. De officier aan wie dit gerapporteerd werd, stuurde de soldaat een paar dagen met verlof omdat hij 'wat overspannen' was. De soldaat met zijn geweer was koning. Maar laat ik zijn superieuren niet vergeten. Het jaar voordat Museveni de macht overnam (Obote was toen al verdreven door de Acholi Lutwa Okello) had de Army Commander van Kampala er een gewoonte van gemaakt mensen hun eigen slippers te laten opeten. Een keer, volgens een getuige bij een publieke bijeenkomst, riep hij een al te nieuwsgierig toekijkend tienjarig jongetje naar zich toe. 'Wat wil je?' vroeg hij het jongetje. 'Ik wil een soda,' zei het jongetje. De Army Commander liet een krat pepsi aanrukken en dwong het jongetje dit achter mekaar op te drinken. Het jongetje stierf. 'Zij wilden niet samenwerken met de mensen, zij wilden de mensen alleen maar vrees inboezemen.' En: 'Als hun leiders roven en moorden en hun bankrekeningen in het buitenland spekken, hoe kun je dan van soldaten verwachten dat zij zich gedragen?' Aldus verklaart men de ontaarding van de soldaten. Het noordelijk leger Er valt natuurlijk wel iets meer over te zeggen. Het belangrijkste punt is dat men nooit zelfs maar een poging gedaan heeft het leger volgens evenredigheid uit de verschillende stammen te rekruteren die Oeganda rijk is. Al tijdens de koloniale overheersing ontstond de traditie dat de zuidelijke Baganda hun carrière zochten in de 'Civil Service' als regeringsambtenaar, terwijl de noordelijke Acholi en Langi, die eens wat meer wilden zien dan de neus van hun koeien, het leger in gingen. Dit werd nog eens extra in de hand gewerkt doordat de Engelsen – bevreesd voor een te grote machtsconcentratie bij de Baganda-stam – voor toetreding tot het leger een lengte-eis stelden die dusdanig was dat de gemiddeld kleinere Baganda geen kans
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –18
hadden. Toen Obote in 1966 de president van Oeganda, die tegelijk de Kabaka (koning) van de Baganda was, verjoeg, werd het Baganda-gebied rondom Kampala feitelijk door een noordelijk leger bezet. En dat was – in een land waarvan de grenzen vrij willekeurig door de koloniale machten bepaald werden en het begrip 'natie' nog geen enkele betekenis had – géén bezetting van Oegandees gebied door Oegandese soldaten met de beperkte doelstelling van tijdelijke ordehandhaving. Het was niet meer en niet minder dan een verovering door een buitenlandse vijand van buitenlands gebied met als uiteindelijk doel het gebied te usurperen, de bevolking te onderwerpen en te kleineren. Het volgende verhaal van S. zegt misschien iets over de onoverbrugbare afstand tussen 'bezetter' en 'people'. Zij woonde in de buurt van het beruchte 'Argentina'-huis, een van de vele plaatsen waar aan de lopende band mensen gemarteld en vermoord werden. Het geschreeuw en gejammer kon zij 's nachts horen. De soldaten zagen haar dagelijks in haar witte verpleegsterskledij naar het ziekenhuis gaan. 'Doktari' noemden de soldaten haar en het duurde niet lang of zij dreigden de doktari dood te schieten of in een put te verdrinken als zij 's avonds van haar werk geen medicijnen meebracht 'for my gonorrhoea'. Eén van de soldaten had een ernstige wond aan zijn been die er niet veel beter op werd toen hij er een tube Colgate-tandpasta in leeggeknepen had. 'Dawa ya meno' (medicijnen voor de tanden) staat er in het Swahili op zo'n tube en de soldaat had gedacht: Medicijn, dat kan nooit kwaad. De wond vereiste enige weken lang een dagelijkse behandeling. Mijn veronderstelling dat er op den duur tussen haar en de soldaat zoiets als een band ontstond en dat hij haar wellicht af en toe iets (suiker, melk, vlees) toeschoof om zijn dankbaarheid te tonen, blijkt niet te kloppen. De behandeling, waar zij zich niet tegen verzette, werd elke keer weer met het geweer in de aanslag afgedwongen en ze moest ervoor zorgen elke dag op tijd thuis te zijn om de man geen kans te geven haar kinderen te bedreigen. Hij eiste zelfs haar slippers op. Binnen de stamgemeenschappen golden strenge morele normen. En er was een strenge sociale controle van de 'ouderen' die in 'de gramschap van de voorouders' een machtig metafysisch wapen hadden het individu dat zich niet aan de regels hield tot de orde te roepen. De oude stammoraal geeft regels hoe men onderling met elkaar dient om te gaan, maar op de moderne ontwikkelingen heeft het geen antwoord. Met name niet op de vraag hoe men met mensen van een andere stam moet samenleven. Daarvoor is een 'ruimere', non-tribale gedragscode nodig. Gedeeltelijk wordt die gevonden in de christelijke godsdiensten en het mohammedanisme, die in Afrika deze eeuw dan ook een gouden tijd beleefden. De gewone noorderling, in het leger een keer losgeweekt van zijn stammoraal, vond zijn nieuwe moderne en ruimere gedragscode niet zozeer in de grote godsdiensten als wel in de strenge, heldere regels van de militaire discipline. Maar toen die door het voorbeeld van politici (Obote) en het kader (onder anderen Amin) haar inhoud verloor, raakte de soldaat van alles los. En, in het 'buitenland' opererend, was er ook
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –19
geen sociale controle meer van zijn stamouderen om aan vast te blijven haken. Discipline Bij de opbouw van zijn guerrillaleger (National Resistance Army, NRA) legde Museveni de nadruk op de discipline. Niet alleen op de militaire discipline maar vooral ook op een correcte behandeling van de gewone burgers. Toen die burgers het onmogelijke – namelijk soldaten die niet roofden en plunderden – zagen gebeuren, gaven zij de NRA massaal en onvoorwaardelijk hun steun. Vlak voor kerst hoor ik op de radio het bericht dat de bevolking van een gebied in het westen tegen het laten zien van een door de NRA ondertekend document betaald zullen worden voor hun destijds door de NRA gevorderde fietsen. Of ze ook waren betaald als de NRA verloren had, laat zich raden. Het zegt iets, maar niet zo veel. Per slot kan een guerrillaleger zonder hulp van de bevolking niets uitrichten. En bovendien ging het om voornamelijk zuidelijke soldaten in al even zuidelijke gebieden. Belangrijker is, denk ik, dat Museveni de eerste leider in Oeganda is die zich niet alleen in woorden maar ook in daden nationaal en non-tribaal probeert te profileren. Hij heeft de tribale achtergronden van de tegenstellingen altijd proberen te bestrijden en af te zwakken in plaats van ze, zoals Obote, kortzichtig te exploiteren om zich van een even snelle als tijdelijke machtsbasis te verzekeren. Vanaf het begin heeft hij zijn veelal zeer jonge soldaten – die vaak met eigen ogen gezien hadden hoe hun ouders en familie door de noordelijke Obotesoldaten waren afgeslacht – voorgehouden dat er van een vendetta straks geen sprake kon zijn. Iedereen is individueel verantwoordelijk voor zijn daden en als een zekere noorderling Okot wandaden begaat dan kunnen zijn broeders en ouders in het noorden er niet op aangesproken worden. Waarom Museveni zoveel jeugdigen in zijn leger rekruteerde, weet ik niet. Misschien durfden of wilden de ouderen niet en waren alleen ontheemde jong,eren wanhopig en wraakzuchtig genoeg om de gok te wagen. Met zeer gemengde gevoelens zie ik deze jonge soldaten (er zijn ook meisjes onder) met hun wapens aan de schouder door Kampala lopen en laat ik mij bij de roadblocks door hen controleren. Zo jong, meestal geen schoolopleiding en dan al zoveel macht. Het probleem wordt onderkend. 'Deze kinderen,' zegt een oudere guerrilla die mij in een café aanspreekt en graag zijn verhaal kwijt wil, 'zijn nu al een probleem voor de familie. Zij voelen zich volwassen, maar wat voor mensen zullen zij zijn als zij echt volwassen zijn? Zij laten zich niet zomaar naar school sturen en zij zullen de onderwijzer straffen in plaats van andersom.' Op den duur zal er zoiets als een speciale legerschool voor hen moeten komen, denkt hij. Voorlopig, zolang er in het noorden nog gevochten wordt, dringt een oplossing nog niet. En het is, lijkt mij, zelfs de vraag of Museveni het zich kan permitteren de jonge soldaten naar school te sturen. Niet alleen vanwege hun grote aantal en hun kennelijke vechtkwaliteiten. Ook omdat het misschien juist wel vanwege hen is dat zijn leger zich zo gedisciplineerd blijft gedragen. Deze kindersoldaten, veelal wezen
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –20
uit het geterroriseerde Luwero-gebied, beschouwen Museveni als hun held en vader. Zij gehoorzamen hem blindelings. En een nog belangrijker voordeel van hun jeugdigheid is dat zij geen gezin hoeven te onderhouden en dat geld en soldij voor hen nog geen al te belangrijke zaken zijn. Rebellen In het zuidelijke gebied waar ik voornamelijk verblijf, hoor ik niets dan lof voor de Museveni-soldaten. Ook is vrijwel iedereen vol hoop en verwachting dat het tij in Oeganda zich dit keer echt ten goede heeft gekeerd en dat, nu aan de grondvoorwaarden van orde en veiligheid is voldaan, ook de van vorige regimes geërfde economische chaos weer op orde zal komen. Voordat hier echt aan gewerkt kan worden zal eerst de oorlog in het noorden tussen de vroegere guerrilla's, die nu het officiële NRA-leger van Oeganda vormen, en de gevluchte resten van het zwaarbewapende vroegere officïele leger, nu 'rebellen' genoemd, gewonnen moeten worden. En de kernvraag is natuurlijk of de huidige NRM-Museveni-regering erin zal slagen zijn soldaten in toom te houden zodat zij met hun gedisciplineerde gedrag ook de (uiteraard wantrouwende) noordelijke burgers achter zich zullen krijgen. De berichten in de kranten daarover zijn gunstig. Geen meldingen van systematische wraakacties op de noorderlingen. Wel heeft men het over 'individuele ontsporingen'. Het is in dit land al bijzonder dat zij niet ontkend en vergoelijkt worden. Museveni noemt ze in zijn speeches in het noorden, die uitgebreid op radio en televisie verslagen worden, en spoort de bevolking aan zulke gevallen te melden opdat de schuldigen berecht en gestraft kunnen worden. Zulke geluiden klinken goed, vooral ook omdat ze – hoop ik – indirect voor de soldaten zelf bestemd zijn. Maar geluiden zijn geluiden. Hoe individueel de 'ontsporingen' in werkelijkheid zijn, is niet te zeggen. Propaganda of werkelijkheid? Zelf ben ik geneigd te denken dat het de werkelijkheid is. Omdat Museveni een man is die op mij een integere indruk maakt en hij ook al in zijn boekje Selected Articles on the Uganda Resistance War (gepubliceerd in 1985, maar de artikelen zijn uit de jaren daarvoor) zeer helder en eenduidig benadrukt dat niet alleen een guerrilla, maar ook een regering in Oeganda totaal niets kan uitrichten als ze 'the people' niet aan hun kant kunnen krijgen. Voorts is het zo dat ik de indruk krijg dat de pers op dit moment redelijk vrijuit kan zeggen wat zij wil en moeilijke onderwerpen, kritiek en scepsis niet schuwt. Maar misschien ben ik weer eens al te optimistisch en is mijn wens de vader van de gedachte. Hoe hevig de emoties in het zuiden ten opzichte van het noorden zijn, merk je aan de verbazing over het gedisciplineerd blijven van het leger. 'Het is maar goed,' hoor ik zeggen, 'dat ik niet bij het leger ben gegaan want ik zie niet hoe ik mij daar zou kunnen beheersen.' Dat klinkt dan nog iets beter dan anderen die Museveni ervan verdenken met de noorderlingen te heulen.
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –21
In de kranten trouwens ook berichten dat de 'rebellen' hun oude Luwero-gedrag nu tegenover hun eigen mensen voortzetten en hen met terreur aan hun kant proberen te krijgen. Zij hebben, wordt er gezegd, ook geen enkel politiek programma en zijn alleen maar uit op het herwinnen van hun oude machtspositie. Museveni uit zich in genoemde speeches hard en weinig verzoeningsgezind tegenover de rebellen. Van vredesbesprekingen is geen sprake. Evenmin van een algemene amnestie. Wel stelt hij amnestie in het vooruitzicht voor soldaten die slechts op bevel wandaden begingen. Maar iedereen die ze op eigen initiatief beging of er bevel toe gaf, zal zich voor zijn daden moeten verantwoorden. In de laatste week van mijn verblijf (eind januari) lees ik dat de rebellen wanhopig zouden zijn en in een laatste stuiptrekking offensieven beginnen waarbij zij grote verliezen lijden. Zij zouden zich daartoe laten inspireren door een vrouwelijke witchdoctor die suggereert dat haar amuletten en medicijnen hen tegen kogels zullen beschermen zodat zij dus geen dekking hoeven te zoeken. De conclusie dat de oorlog nu wel gauw gewonnen zal zijn, neem ik nog even met een korreltje zout. In Kampala lijkt het erop dat de aldaar wonende individuele noorderlingen zich vrij kunnen bewegen. Een keer sprak ik in een café met een Acholi die bij de Bata werkt. Hij voelt zich, zegt hij, niet bedreigd in Kampala. Steunt hij de regering-Museveni? 'Misschien,' zegt hij, 'maar laten we eerst even een jaartje of zo afwachten.' Ik vraag hem nog of hij denkt dat Oeganda structureel zo moeilijk in elkaar zit dat elke leider, hoe goed bedoelend ook, er op den duur tribaal de mist in gaat. Zijn antwoord is: 'Ja', maar ik heb niet de indruk dat hij mijn vraag helemaal begrijpt. Ik zeg hem nog dat Museveni.op mij als buitenstaander een solide en integere indruk maakt. 'Yes, maar Museveni is niet de enige die bepaalt wat er gebeurt.' Er zat nog een 'stille' man aan ons tafeltje mee te luisteren, dus misschien is de informatie die er uit zijn woorden te halen is, 'gekleurd'. Het illegale circuit In de Amin- en Obote-jaren zijn er gigantische hoeveelheden wapens in het illegale circuit terechtgekomen. En regelmatig word je dan ook 's nachts, maar soms ook overdag, opgeschrikt omdat er schoten klinken. Het vege lijf moge dan nu minder bedreigd zijn, de strijd om het bestaan en vooral om het geld gaat verhevigd en recht evenredig met de verslechtering van de economie door. Behalve een eigen 'shamba' en corrupt gedrag is de derde manier om het schamele bestaan aan te kleden, uiteraard, het gewone stelen. En de verhalen over gewapende roofovervallen, onder andere ook op volle taxi's, zijn niet van de lucht. Meteen een van de eerste dagen al kom ik op het 'Social Centre' van Rubaga, waar ik logeer, een Engelse 'agriculturist' tegen die beroofd is van zijn geld en Landrover. Op oudejaarsdag, lees ik in de krant, werd een Engelse vrijwilliger door als soldaten verklede dieven doodgeschoten toen hij zich verzette. En van Nederlandse kennissen hoor ik later nog eens van een
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –22
roofoverval op een door blanken bewoond huis. Het lijkt alsof – in tegenstelling tot vroeger – de blanken, waar uiteraard het meest te halen is, steeds vaker tot slachtoffer worden gekozen. Ik besluit in ieder geval er zo veel mogelijk voor te zorgen binnen te zijn voor 's avonds om 7 uur de duisternis valt. Manna In het drukke taxi park sta ik weer eens op vervoer te wachten. Het vlakke terrein is uitgegraven in een heuvel en aan één kant moet je dan ook een hoge wal opklimmen om de straat te bereiken waar mensen in de open lucht hun handeltjes hebben uitgestald. Er ontstaat ineens grote beroering bij de wachtenden waar ik tussen sta. Het is vrijwel windstil maar niettemin blijkt er langs de hoge kant een zeer lokale kleine wervelwind te trekken die stof; papier en, zie ik, ineens ook een heleboel geld.de lucht in zuigt. Men lacht en begint achter het geld aan te rennen, maar het zakt niet en verdwijnt steeds hoger en verder de lucht in waar het tenslotte onzichtbaar wordt. Manna, dat ten hemel vaart! Een mooiere symbolische beschrijving voor de economie van Oeganda van de afgelopen jaren valt er, door mij althans, niet te bedenken. Eens stortte God het manna rijkelijk over Oeganda uit. Vruchtbare grond, ideale klimatologische omstandigheden. Twee of zelfs meer oogsten per jaar. Vrienden van wie ik cassave krijg voorgeschoteld, vertellen mij dat zij deze grote wortel 's morgens nog uit de grond hebben gehaald. Zij snijden er dan een stukje van af, stoppen dat weer in het gat en over drie maanden halen zij er weer een zelfde grote wortel uit zonder er verder iets aan te doen. Vier oogsten per jaar dus! Er wordt beweerd dat het al bijna vier eeuwen bestaande Buganda-koninkrijk zich, ondanks zijn geïsoleerde positie in Centraal-Afrika, juist daarom zo in sociaal-maatschappelijk en cultureel opzicht ontwikkelen kon omdat het verbouwen van matoke zo weinig arbeidsintensief is. Je plant de bomen en na een tijdje kun je de trossen ervan afhalen. Meer hoeft er niet aan gedaan te worden. (Een andere theorie trouwens beweert dat een al te makkelijk leventje juist de oorzaak is van ontwikkelingsachterstand.) Oeganda was bij de onafhankelijkheid in 1964 uiteraard een Derde-Wereldland: eenzijdige export van koffie en katoen, geringe technologische ontwikkeling en vrijwel geen eigen industrie. Maar in ieder geval was de agricultureIe potentie veelbelovend, wat meer is dan er van de meeste ontwikkelingslanden gezegd kan worden. De koffie en de katoen waren van hoge kwaliteit en zouden het ver kunnen schoppen op de wereldmarkt (die toen overigens tijdelijk ingestort was). Ook suikerrietsuiker werd in grote hoeveelheden geëxporteerd. En er waren prima mogelijkheden voor de ontwikkeling van de rijstbouw. Genoeg 'foreign exchange' in ieder geval om langzaam aan een breder en minder kwetsbaar economisch draagvlak te ontwikkelen. Na tweeëntwintig jaar Obote-Amin-Obote is de koffie- en katoenexport tot de helft gereduceerd. De boeren, lees ik in de krant, breken hun
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –23
koffievelden af omdat zij met de verbouw van matoke nu veel meer kunnen verdienen. En al tijdens Amin was het zo dat de koffie in grote hoeveelheden naar Kenia gesmokkeld werd omdat zij er daar twee keer zoveel voor kregen. In zijn roman Black Gold (koffie) of Chepkube vertelt de Keniaanse schrijver Wamugunda Geteria over de 'boom' die deze gesmokkelde Oeganda-koffie in de grensplaatsen van Kenia veroorzaakte. De suikerrietverbouw in Oeganda is gestaakt en de suiker moet nu geïmporteerd worden. Bijna driekwart van het Oegandese nationale budget wordt nu besteed aan de import van de noodzakelijke benzine en suiker. In het jaar dat de NRM-Museveni-regering nu aan de macht is, zijn de prijzen van de gewone gebruiksgoederen vervijfvoudigd. De keldering van de Oegandese shilling is uiteraard dienovereenkomstig, De regering heeft vorig jaar de officiële dollarprijs gefixeerd op 1400 shilling, maar de werkelijke waarde van de dollar op de zwarte markt ligt nu tussen de 10.000 en 12.000 shilling. Die officiële dollarkoers stelt de regering in staat in het buitenland viif keer goedkoper in te kopen en die spullen even goedkoop aan te bieden op de Oegandese markt. Een liter benzine bijvoorbeeld kost in Oeganda 1200 shilling (zwarte- marktprijs: f 0,30). Dat lijkt zo op het oog handig, maar de problemen die er mee gecreëerd worden zijn enorm. Het gevolg is dat de meeste spullen linea recta naar de buurlanden verdwijnen waar je er vijf keer zoveel voor krijgt. Genoeg geld om de eventuele douane twee oogjes dicht te laten knijpen. En dit gebeurt niet alleen met de buitenlandse goederen, voor zover zij officieel zijn gekocht (voor de niet-officieel gekochte goederen betaal je de normale, maar voor Oegandese begrippen gigantische prijs). Het gebeurt ook met de binnenlandse producten. Ook de koffie, waar het land het van moet hebben, wordt nog steeds in grote hoeveelheden over de grenzen gesmokkeld. Een oplossing voor de smokkel zou zijn de dollarprijs vrij te geven, maar daardoor zou in één klap alles in het land nog eens vijf keer zo duur worden. De andere oplossing, de opbouw van een gigantische politiemacht, lijkt ook niet aan te bevelen. Er is geen geld voor en bovendien zou het waarschijnlijk slechts het corruptiecircuit vergroten. Een derde oplossing, aangedragen door een Oegandese econoom, is de grenzen te sluiten door de benoeming van blanke controleurs die minder corrupt zouden zijn. Het lijkt me nogal naïef te denken dat, zo deze controleurs al niet bezwijken voor de gigantische bedragen, zij ook maar enige greep op deze smokkel kunnen krijgen. De regering intussen bewandelt, denk ik, de enige reële weg. Zij probeert de smokkel met de voorhanden zijnde middelen te bestrijden en in te tomen en laat hem verder voor wat hij is. Zij probeert langzaam aan de productie weer op gang te krijgen om zo weer enige greep op de economische chaos te krijgen. Om te beginnen probeert zij de suikerproductie weer op gang te krijgen. Daartoe is de Muhindi Metha weer binnengehaald om zijn vroegere suikerrietplantages en -fabriek weer op poten te zetten. Anderhalf jaar wachten tot de nieuw geplante suikerriet gegroeid is en de
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –24
productie kan weer beginnen. Een andere prioriteit zijn de slechte wegen die men met hulp van het buitenland weer zo snel mogelijk wil herstellen. Doordat de producten uit de provincie makkelijker naar de grote markten vervoerd kunnen worden, zal het meeraanbod de prijzen doen dalen. Het is inderdaad zo dat de matoke die in Kampala al gauw 30.000 shilling kost, tweehonderd kilometer verderop voor 5000 shilling te krijgen is. Het lijkt op een dam bouwen in een ziedende rivier door er zo nu en dan een kiezeltje in te gooien. Maar een betere oplossing is er niet. Eerst moet de oorlog in het noorden gewonnen worden. Misschien dat dan de ziedende rivier vanzelf in een kalmer stroompje verandert. Het heldenverhaal Dat Museveni, ooit opgeleid bij de Frelimo-vrijheidsstrijders in Mozambique een groot militair strateeg is, heeft hij bewezen door de guerrilla-oorlog te winnen. In februari 1981, zo luidt het heldenverhaal, begon hij door met zesentwintig mensen een militair trainingskamp te overvallen, In de bush bouwde hij langzaam met op de vijand buitgemaakte wapens zijn leger op en won. Een voor Afrika unieke prestatie, die zeer tot de verbeelding van de Afrikanen spreekt omdat de overwinning tegen alle 'odds' in, vrijwel zonder hulp van buitenaf door eigen geduld en wilskracht en met eigen middelen bevochten werd. De oudere guerrillastrijder, al eerder genoemd, vertelt pregnant hoe het toeging. 'We ambushed two trucks, So they came back with four trucks. We ambushed them.. They came back with eight trucks. We ambushed them. They came back with sixteen trucks. We ambushed them. They came ... ' Maar Museveni, afgestudeerd in de economische en politieke wetenschappen aan de 'linkse' universiteit van Dar Es Salaam (Tanzania) liet het niet bij militaire training alleen. Hij gaf zijn soldaten, en later ook de bevolking van de gebieden die hij beheerste, een politieke training in het soort democratie dat hij in de strijd voor ogen had, en hoe die bewaakt kon worden om herhaling van de ellende te voorkomen. Zijn 'bush-artikelen en -interviews' (vanaf 1981, verzameld in het genoemde boekje Yoweri Museveni, Selected Articles all the U ganda Resistance War) geven een idee van zijn politieke en economische programma. Wat mij betreft komt hij daarin naar voren als een helder en uitgebalanceerd politiek denker en zegt hij de dingen die er gezegd moeten worden en die bij mijn weten door Oegandese leiders nog nooit zo gezegd zijn. Woorden, maar als er niet eerst de goede woorden zijn dan is er helemaal niets om in goede daden om te zetten, Een van de opvallendste zaken, vind ik, is dat hij de hand in eigen boezem steekt. Hij is eigenlijk de eerste Afrikaanse leider die niet het neokolonialisme als de enige zondebok aanwijst voor alles wat er verkeerd is gegaan in Afrika. Ja, de neokolonialistische praktijken (bijvoorbeeld de zucht naar monopolieposities met als gevolg een al te grote afhankelijkheid en chanteerbaarheid) spelen een rol en moeten bestreden worden, maar de
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –25
belangrijkste boosdoener is: slecht politiek leiderschap. 'Het is een aanklacht tegen de huidige generatie van Afrikaanse leiders dat twintig tot vijfentwintig jaar na de onafhankelijkheid de helft van het continent gered moet worden van verhongering door internationale voedseldonaties.' Meer in het algemeen gaat het volgens hem om de niet te ontkennen realiteit van de sociologische en technologische 'backwardness' (onderontwikkeling) van de mensen. 'Verschijnselen als tribalisme, nepotisme, wilde corruptie, barbarisme door de zogenaamde legers en disrespect voor de menselijke waardigheid zijn voortbrengselen van deze "backwardness" ( ... ) die de neiging heeft "backward" -elementen in posities van leiderschap te brengen. Oeganda schijnt daar, ongelukkig genoeg, meer dan zijn deel van gehad te hebben. De belangrijkste reden schijnt te zijn dat onze elite, toen een van de best opgeleide in het Afrika bezuiden de Sahara, de politiek verachtte, grotendeels vanwege de aard van hun koloniale training. Zij lieten het over aan mensen met weinig politiek begrip, van wie de meesten slechts een laag niveau van moderne opleiding hadden. Zo bevonden school-drop-outs als Obote zich bij de onafhankelijkheid aan het roer van de staat.' Hij veroordeelt het exploiteren door leiders van tribale tegenstellingen en ziet het vergroten van de eenheid tussen de mensen 'als een sine-qua-non om zich uit hun slechte (economische) levensomstandigheden te verheffen'. 'Welke tegenstelling bestaat er tussen een Muganda- en een Langi-boer? Of tussen een christelijke en een moslim-boer? Zij hebben juist een gemeenschappelijke vijand: namelijk de Obotes en de Amins die het door de boeren verdiende "foreign exchange" misbruiken voor de aankoop van whisky in plaats van het te besteden aan de verbetering van de watervoorziening en de irrigatie of aan het opbouwen van industrieën waar hun zonen werk kunnen vinden.' Bij 'democratie' stelt Museveni zich een parlementaire democratie voor met regelmatige verkiezingen. Maar daarnaast moet het democratisch denken (leiders die door het volk gekozen worden, maar als zij niet bevallen ook weer weggestemd worden) op dorps- (muluka), districts- (gombolola) en regionaal (saza) niveau ontwikkeld worden. In het gebied dat door zijn NRM-regering beheerst wordt (het zuiden, het westen, het oosten en het noordoosten) is deze democratie 'at the bottom' al voor een groot deel in praktijk gebracht in de vorm van muluka-, gombolola- en saza-Resistance Committees (RCs). Het is de bedoeling dat zij op lokaal niveau, gedecentraliseerd, sociale controle uitoefenen op de kleine criminaliteit, corruptie en smokkel. Zij spelen al een rol in de distributie van schaarstegoederen als suiker en melk. Om woekerprijzen tegen te gaan worden zij via de RCs tegen vaste prijzen verkocht. Verder is het onmogelijk om een functie te krijgen in het leger, bij de politie en het gevangeniswezen als je niet een bewijs van 'goed gedrag' kunt overleggen van de RC van het dorp waar je vandaan komt. Natuurlijk zijn er meteen weer RC-voorzitters die de voor distributie bestemde melk inpikken en vervolgens tegen woekerprijzen verkopen. In de krant ook het verhaal van gewone dorpsbewoners, in een district dat aan Rwanda
Ndi We Wale na 18 jaar terug in Oeganda. (VN-bijlage dd 2.5.1987)
Pg –26
grenst, die een vrachtwagen met Oegandese bonen (die in Rwanda twee keer zoveel opleveren) tegenhouden. De RC zou omgekocht zijn door de smokkelaars. Later in de krant een verdediging van de betreffende RCdat de bonen niet voor smokkel maar voor gewone distributie bestemd waren. liJ de krant ook een verhaal dat de mensen het recht hebben hun 'verkeerde' RC's weg te stemmen. Ook in Kampala functioneren deze Resistance Committees. De vriend bij wie ik logeer heeft mijn aanwezigheid in zijn huis bij het RC gemeld. En regelmatig staat er op de hoek vlakbij een RC-lid tegen de vaste prijs (2000 sh) melk te verkopen. Ook verschijnen er zo nu en dan 'Museveni-vrachtwagens' met matoke die ver onder de 'normale' prijs verkocht wordt. De RC's zouden al met al redelijk functioneren. Ik hoop dan maar dat dat niet slaat op de RC in Mukono-district die opdracht gaf een vermoedelijke dief te castreren en op de RC in Mytiana die een inwoonster vermoordde en haar bezit verdeelde op beschuldiging dat zij een 'witch' zou zijn (The Sunday Review van 21-12-'86). Heilig vuur Ook de onoplettende lezer zal het niet ontgaan zijn dat ik zeer optimistisch ben over de integere bedoelingen van de huidige Museveni-regering. Mijn oordeel is gebaseerd op 'indrukken', op wat ik - in het zuiden - gezien, gehoord en gelezen heb. Ik ben mij er tegelijk van bewust dat het onmogelijk is om in enkele weken tijd een land te evalueren. Wie ben ik? Niet meer dan een buitenstaander die even een kijkje komt nemen en een stortvloed van – mogelijk al gecensureerde – informatie over zich heen laat komen. Daar selecteer ik ten eerste uit wat ik graag wil zien en ten tweede laat ik er alleen maar van tot mij doordringen wat ik bevatten en plaatsen kan. De rest blijft verborgen in de mist. Sommige dingen zie je in die mist nog wel, maar als buitenstaander heb je geen manier om te beoordelen hoe veel of hoe weinig ze te betekenen hebben. Een voorbeeld: ik heb er geen idee van hoe groot de politieke betekenis is van de (conservatieve) groep Baganda die hun Kabaka (koning) – wiens 'heilig' vuur nog steeds brandende wordt gehouden – weer terug wil hebben en het doen en laten van Museveni hieromtrent met argusogen in de gaten houdt. Het probleem lijkt op dit moment niet al te actueel omdat de huidige troonpretendent, prins Mutebi, zich volledig solidair verklaard heeft met de regering. Een smeulend binnenbrandje dat elk moment tot een uitslaande brand kan oploeien? Of is het, zoals ik sommige Baganda zelf hoor zeggen, een langzaam uitblussend vuur uit de Verleden Tijd dat in de Nieuwe Tijd geen rol meer zal spelen? Nou ja, ik ben ik (reporter Kuikje in Afrika) en ik ga in ieder geval naar huis met het prettige idee dat mijn eerste liefde na enkele zeer ongelukkige affaires in Museveni de man gevonden heeft die haar wispelturigheid beteugelen kan. Ik wens hem in zijn – hopelijk duurzame – huwelijk veel sterkte en wijsheid toe en alle hulp uit binnen- en buitenland die er maar te krijgen is. Hilbert Kuik