DE ROTTERDAMSE MARKTBEZOEKER 2007 Resultaten uit de Omnibusenquête 2007
G.H. van der Wilt Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) juli 2007 In opdracht van Stadstoezicht
© Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) Auteur: G.H. van der Wilt Project: 07-2670 Prijs: € 10,-
Adres:
Goudsesingel 78, 3011 KD Rotterdam Postbus 21323, 3001 AH Rotterdam Telefoon: (010) 489 95 00 Telefax: (010) 489 95 01 E-mail:
[email protected] Website: www.cos.rotterdam.nl
2
INHOUD
| Samenvatting en conclusies
5
1
Inleiding
7
1.1 1.2
De enquête Opbouw van deze rapportage
7 7
2
De Rotterdamse marktbezoeker kwantitatief
9
2.1 2.2
Aantal en bezoekfrequentie Schatting van het totale marktbezoek
9 10
3
De Rotterdamse marktbezoeker kwalitatief
11
3.1 3.2 3.3
Persoonskenmerken Etniciteit Marktbezoekers naar deelgemeente
11 12 13
4
Bezoek aan de drie grotere Rotterdamse weekmarkten
15
4.1 4.1.1 4.2 4.3 4.4
Centrummarkt, markt Afrikaanderplein en markt Grote Visserijplein Schatting totale marktbezoek per markt Waarvoor komt men naar deze markt Wie bezoekt deze drie markten, en wie niet Waardering markten
15 16 16 16 18
Bijlagen
3
4
Samenvattende beschouwing Aantal martkbezoeken gedaald, percentage marktbezoekers wel stabiel 75% van de Rotterdammers van 16 jaar en ouder geeft aan in de afgelopen twaalf maanden wel eens een Rotterdamse markt te hebben bezocht. Iets meer dan 40% doet dat minstens één keer per maand; 16% doet dat één of meer keer per week. Het percentage frequente marktbezoekers is ten opzichte van een jaar geleden weer iets gedaald en bevindt zich nu op het niveau van 2005. Door de daling van het aantal frequente marktbezoekers is ook het aantal geschatte marktbezoeken gedaald. Naar schatting zijn er de afgelopen twaalf maanden door Rotterdammers tussen de 6,5 en ruim 11 miljoen bezoeken gebracht aan Rotterdamse markten. In de minimumvariant is dat een daling van bijna 9% (ruim 600.000 bezoeken) ten opzichte van vorig jaar; in de maximumvariant gaat het om een daling van ruim 7% (ongeveer 900.000 bezoeken). Marktbezoek hoger onder ‘kwetsbare groepen’ Het bezoeken van markten komt voor onder alle lagen van de Rotterdamse bevolking, maar vooral onder de ‘kwetsbare’ groepen in de samenleving is het marktbezoek hoog. Zo bezoeken ouderen, gepensioneerden, lager opgeleiden, sociale minima en Rotterdammers met een uitkering frequenter de Rotterdamse markten dan bijvoorbeeld jongeren, Rotterdammers met betaald werk en Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen. Onder niet-westerse allochtonen is het marktbezoek aanzienlijk hoger dan onder autochtonen en, in iets mindere mate, onder westerse allochtonen. De drie grote weekmarkten: bezoek, bezoekreden en waardering Net als in de voorgaande jaren is de Centrummarkt op de Binnenrotte de afgelopen 12 maanden het beste bezocht: 63% heeft de markt tenminste één keer bezocht. De markten op het Afrikaanderplein en het Grote Visserijplein zijn veel minder goed bezocht (resp. 29% en 18%). Naar schatting hebben tussen de 4 en 7 miljoen Rotterdammers het afgelopen jaar een bezoek gebracht aan de Centrummarkt, tussen de 2 en 3,5 miljoen aan de markt op het Afrikaanderplein en tussen de 1,5 en 2,5 aan de markt op het Grote Visserijplein. Op de Centrummarkt komen vooral autochtone Rotterdammers, Rotterdammers met een bovenmodaal inkomen en Rotterdammers tussen de 25 en 64 jaar. Op de markten op het Afrikaanderplein en het Grote Visserijplein komen vooral niet-westerse allochtonen, Rotterdammers met een benedenmodaal inkomen en een lagere opleiding. Evenals in voorgaande jaren komen de meeste Rotterdammers naar de markt voor groenten en fruit, vis en kleding. Bijna 40% van de bezoekers van de Centrummarkt komt ook voor de gezelligheid; bij de andere twee markten is dit met respectievelijk 21% en 18% een stuk minder. De gemiddelde waardering voor de markten komt met een 6,7 één tiende lager uit dan vorig jaar. De waardering van de bezoekers hangt af van de frequentie van het bezoek: hoe vaker men een markt bezoekt, hoe hoger het rapportcijfer dat men geeft.
5
De aspecten ‘kwaliteit van het aanbod’, ‘variatie in het aanbod’ en ‘opstelling van de kramen’ worden op elk van de drie markten door minstens de helft van de bezoekers als goed beoordeeld. De voorzieningen op de drie markten worden, net als in 2006, het slechtst beoordeeld. Iets meer dan de helft van de Rotterdammers vindt de drie weekmarkten aantrekkelijk genoeg; voor de markt op het Grote Visserijplein is dat zelfs bijna twee op de drie Rotterdammers (63%). Dat is erg opmerkelijk, aangezien vorig jaar nog ‘slechts’ 44% vond dat deze markt aantrekkelijk genoeg was. Deze stijging is het resultaat van puur toeval; er is het afgelopen jaar niets bijzonders gebeurd op de markt op het Grote Visserijplein.
6
1
Inleiding
Op verzoek van diverse afdelingen en diensten van de gemeente Rotterdam voert het Centrum voor Onderzoek en Statistiek (COS) jaarlijks in februari een Omnibusenquête uit onder Rotterdammers van 16 jaar en ouder. Op verzoek van Stadstoezicht is daarin een aantal vragen opgenomen over de belangrijkste weekmarkten in Rotterdam. De voorliggende rapportage handelt over de beantwoording van deze vragen, waarbij ook vergelijkingen worden gemaakt met de resultaten uit eerdere Omnibusenquêtes.
1.1
De enquête
Zoals gezegd, stammen de gegevens voor dit onderzoek uit de in het voorjaar van 2007 gehouden Omnibusenquête. Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête opgesplitst in vier vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de Blijst, een aantal alleen op de C-lijst, een aantal alleen op de D-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De vragenlijsten van de enquête zijn op basis van vier aselecte steekproeven verspreid onder vier keer 3.500 inwoners van Rotterdam. De respons bedroeg voor de A-lijst 39% (1.347 respondenten), voor de B-lijst 44% (1.546 respondenten), voor de C-lijst 40% (1.391 respondenten) en voor de D-lijst 43% (1.487 respondenten; in totaal 41%. Daarmee is de respons fors lager dan in vorige jaren. Voor zo ver op verifieerbare kenmerken valt na te gaan, is echter ook dit jaar de respons op de Omnibusenquête voldoende representatief voor de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder, al zijn mannen, jongeren en (niet-westerse) allochtonen ondervertegenwoordigd. In voorgaande jaren was dit echter niet veel anders, zodat uitkomsten nog steeds goed vergeleken kunnen worden met uitkomsten uit eerdere Omnibusenquêtes. Zie hierover uitgebreider in Bijlage II.
1.2
Opbouw van deze rapportage
Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt gekeken naar de bezoekfrequentie van de Rotterdamse marktbezoekers en wordt een vergelijking gemaakt met voorgaande jaren. Ook wordt het totaal aantal Rotterdamse marktbezoekers geschat. Hoofdstuk 3 bevat een algemene profielschets van de Rotterdamse marktbezoeker. Gekeken wordt naar persoonskenmerken, etniciteit en bezoekers per deelgemeente. Ook hier wordt een onderscheid gemaakt naar de frequentie van het marktbezoek. In hoofdstuk 4 wordt het bezoek aan de drie belangrijkste weekmarkten uitgewerkt. Gekeken wordt hoe vaak de markten bezocht worden, wat de kenmerken zijn van de bezoeker, waarvoor men vooral naar deze markten komt en hoe de markten gewaardeerd worden. Deze rapportage kent tevens vijf bijlagen. Bijlage I bevat een lijst met alle opdrachtgevers van de Omnibusenquête 2007 en een overzicht van hun vragen in de verschillende vragenlijsten. In Bijlage II worden respons en reprensentativiteit van de Omnibusenquête 2007 besproken aan de hand van de achtergrondkenmerken van de respondenten. In Bijlage III zijn de in deze rapportage behandelde vragen uit de enquête letterlijk van de vragenlijst overgenomen. In Bijlage IV staat per markt een overzicht van de belangrijkste redenen waarvoor men naar de 7
markt komt. In Bijlage V tenslotte wordt een korte toelichting gegeven op de statistische interpretatie van de in deze rapportage weergegeven en over de significantie van verschillen. De boodschap uit deze bijlage moge zijn, dat in het algemeen verschillen of afwijkingen van 1à 2% niet als verschillen mogen worden beschouwd, maar evengoed door het toevalskarakter van de steekproef kunnen zijn veroorzaakt. Als bijvoorbeeld iets het ene jaar 14% was, en het volgende jaar 15%, dan is daarmee dus nog geen toename aangetoond. Tot slot van deze inleiding zij er op gewezen, dat overal, waar in deze rapportage gesproken wordt over ‘de Rotterdammers’, de Rotterdammers van 16 jaar en ouder bedoeld worden. Op 1 januari 2007 waren dat er 478.978 (van de in totaal 584.046). Voorts zij er wellicht ten overvloede op gewezen, dat de Omnibusenquête een personenenquête is, zodat de hier gepresenteerde uitkomsten in eerste instantie gelden voor personen, en niet voor huishoudens. Met andere woorden: als een bepaald percentage Rotterdammers iets vindt of heeft, dan zegt dat nog niets over het precieze percentage Rotterdamse huishoudens dat dat vindt of heeft.
8
2
De Rotterdamse marktbezoeker kwantitatief
In dit hoofdstuk wordt gekeken hoe vaak de Rotterdamse markten worden bezocht en hoe deze aantallen zich verhouden tot de voorgaande jaren. Tevens wordt een schatting gemaakt van het totaal aantal bezoekers van de Rotterdamse markten gedurende het hele jaar.
2.1
Aantal en bezoekfrequentie
In de Omnibusenquête is in februari 2007 gevraagd of men in de afgelopen twaalf maanden (wat grotendeels neerkomt op 2006) wel eens een Rotterdamse markt heeft bezocht en in welke frequentie. Daaruit blijkt dat precies driekwart van de Rotterdammers wel eens een Rotterdamse markt bezoekt. Een kwart geeft aan zelden of nooit naar een Rotterdamse markt te gaan (tabel 2.1). Tabel 2.1
Bezoekfrequentie Rotterdamse markten, 1999 tot en met 2007
Een paar keer per jaar Één of meer keer per maand Één of meer keer per week Wel eens een markt bezocht Zelden of nooit / geen antwoord Totaal
1999 20% 23% 13% 56% 44% 100%
2001 21% 25% 22% 68% 32% 100%
2003 20% 24% 22% 66% 34% 100%
2005 31% 27% 16% 74% 26% 100%
2006 31% 24% 19% 74% 26% 100%
2007 33% 26% 16% 75% 25% 100%
Tussen 1999 en 2001 is het percentage Rotterdammers dat wel eens een Rotterdamse markt bezoekt flink toegenomen. Het relatief lage percentage in 1999 kan gedeeltelijk worden verklaard door de oververtegenwoordiging van de groep ouderen (65-75 jaar) in dat onderzoek. Ouderen, zo blijkt uit datzelfde onderzoek, bezoeken minder vaak markten dan mensen tot 65 jaar1. Na een lichte daling in 2003 was dit cijfer in 2005 weer flink gestegen. In 2007 is de bezoekfrequentie van Rotterdammers aan Rotterdamse markten zo goed als gelijk aan de twee voorgaande jaren. Het percentage frequente marktbezoekers (één of meer keer per week) is na een lichte stijging in 2006 (ten opzichte van 2005) weer terug op het niveau van 2005. Iets meer dan één op de zes Rotterdammers bezoekt nu frequent een markt. Het percentage geregelde marktbezoekers (één of meer keer per maand) is, na een lichte daling in 2006 ten opzichte van 2005, weer iets gestegen. Ook het percentage incidentele marktbezoekers (een paar keer per jaar) is enigszins gestegen: één op de drie Rotterdammers die wel eens een Rotterdamse markt bezoekt doet dat slechts een paar keer per jaar. Uit bovenstaande cijfers wordt dus duidelijk dat het percentage Rotterdammers dat wel eens een Rotterdamse markt bezoekt het afgelopen jaar zo goed als gelijk is gebleven, dat het percentage Rotterdammers dat frequent een markt bezoekt iets is afgenomen en dat er iets meer Rotterdammers geregeld of incidenteel een markt bezoeken.
1
‘De Rotterdamse marktbezoeker, een profiel’. COS, december 2002.
9
2.2
Schatting van het totale marktbezoek
In deze paragraaf wordt op basis van een aantal aannamen een schatting gemaakt van het totaal aantal bezoeken dat de Rotterdammers (vanaf 16 jaar) in de twaalf maanden voorafgaande aan het Omnibusonderzoek aan Rotterdamse markten hebben gebracht. De schatting bestaat uit een minimum- en een maximumvariant. Daarbij zijn de gegeven globale antwoorden van de respondenten over hun bezoekfrequentie vertaald naar een concreet aantal binnen de marges van de antwoordbeschrijving. Theoretisch is op basis van de gegeven antwoorden een absoluut minimum en een absoluut maximum te berekenen. Dit zou echter leiden tot erg grote marges. In onderstaand overzicht zijn daarom de uitgangspunten voor meer realistische varianten weergegeven. Tabel 2.2
Uitgangspunten voor een schatting van het aantal bezoeken per jaar van Rotterdammers aan Rotterdamse markten in 2007
Zelden of nooit Een paar keer per jaar Eén of meer keer per maand Eén of meer keer per week Totaal *):
Aantal respondenten 386 502 396 249 1.533
Aantal Rotterdammers* 120.604 156.847 123.728 77.799 478.978
Aantal in minimumvariant 0 keer 2 keer 18 keer 52 keer
Aantal in maximumvariant 0 keer 4 keer 36 keer 78 keer
iedere respondent staat voor 312 Rotterdammers van 16 jaar en ouder
Op basis van deze aannamen komt de minimumvariant uit op ruim 6,5 miljoen bezoeken van Rotterdammers aan de Rotterdamse markten per jaar, en de maximumvariant op iets meer dan 11 miljoen bezoeken. Per week zou dit neerkomen op respectievelijk ruim 126.000 en ruim 214.000 Rotterdamse bezoeken (tabel 2.3). Dit alles is exclusief bezoeken van nietRotterdammers. Tabel 2.3
Schatting van het aantal bezoeken per jaar van Rotterdammers aan Rotterdamse markten, 2007 Aantal bezoeken per jaar
Een paar keer per jaar Eén of meer keer per maand Eén of meer keer per week Totaal Idem Omnibus 2006 Idem VTO 2005 (najaar 2005) Idem Omnibus 2005
minimumvariant
maximumvariant
313.694 2.227.104 4.045.548 6.586.346 7.220.690 7.217.762 7.063.564
627.388 4.454.208 6.068.322 11.149.918 12.020.936 12.009.080 11.930.126
Wanneer deze cijfers worden vergeleken met de schatting die is gemaakt naar aanleiding van de Omnibusenquête 2006, dan is het aantal bezoeken in het afgelopen jaar (fors) gedaald: ruim een half miljoen bezoekers in de minimumvariant en bijna een miljoen bezoekers minder in de maximumvariant. Hiermee is de geleidelijke stijging van het marktbezoek sinds 2005 gestopt en bevindt het huidige marktbezoek zich zelfs onder het niveau van 2005. Uiteraard veranderen al deze getallen wanneer de aannamen die aan beide varianten ten grondslag liggen worden gewijzigd.
10
3
De Rotterdamse marktbezoeker kwalitatief
In dit hoofdstuk wordt een profiel opgesteld van de Rotterdamse bezoekers van de Rotterdamse markten op basis van de Omnibusenquête. Allereerst zal worden ingegaan op de persoonskenmerken en etniciteit in het bijzonder. Daarna komt de herkomst (deelgemeente) aan de orde.
3.1
Persoonskenmerken
De Rotterdamse marktbezoekers vormen over het algemeen een redelijke afspiegeling van de gehele Rotterdamse bevolking. Vrouwen, jongeren, (echt)paren zonder kinderen, mensen met een betaalde baan en sociale minima komen iets vaker voor; ouderen en mensen met meer dan twee keer een modaal inkomen komen iets minder vaak voor. Het kenmerk ‘etniciteit’ komt in de volgende paragraaf apart aan de orde. Het frequente marktbezoek, dat in totaal met 3%-punt is gedaald ten opzichte van 2006, is vooral sterk gedaald onder Rotterdammers die werkzaam zijn in het huishouden (-19%-punt), paren zonder kind(eren) (-8%-punt) en Rotterdammers van 45 tot en met 64 jaar (-7%-punt). Onder bejaarden en alleenstaanden is het frequente marktbezoek juist licht gestegent. Het geregelde marktbezoek, dat over de hele linie met 2%-punt is gestegen ten opzichte van 2006, is harder gestegen onder Rotterdammers met betaald werk (+18%-punt), Rotterdammers tot 45 jaar (+14%-punt), paren met kind(eren) (+6%-punt) en sociale minima (+5%-punt). Onder gepensioneerden, bejaarden en eenoudergezinnen is het geregelde marktbezoek juist gedaald, met maximaal 8%-punt. De lichte stijging van het incidentele marktbezoek is vooral zichtbaar onder Rotterdammers werkzaam in het huishouden (+10%-punt), Rotterdammers met een modaal tot 2 keer modaal inkomen (+7%-punt) en gepensioneerden (+6%-punt). Onder sociale minima is het incidentele marktbezoek licht teruggelopen. Het percentage dat zelden of nooit een Rotterdamse markt bezoekt tenslotte, is flink gedaald onder Rotterdammers met betaald werk, jongeren, Rotterdammers met een middelbare opleiding en gepensioneerden en gestegen onder Rotterdammers met een uitkering en Rotterdammers van 45 tot en met 64 jaar. In tabel 3.1 op de volgende pagina is de bezoekfrequentie van de Rotterdamse markten naar persoonskenmerken in 2007 weergegeven. De tabel kan als volgt gelezen worden: van alle mannen bezoekt 31% zelden of nooit een Rotterdamse markt of heeft geen antwoord gegeven; 30% van de mannen bezoekt incidenteel een Rotterdamse markt, 24% doet dat geregeld en 16% frequent. In de laatste kolom tenslotte staat het percentage mannen in de gehele enquête: 43%.
11
Tabel 3.1
Bezoekfrequentie Rotterdamse markten naar persoonskenmerken, 2007
Geslacht: man vrouw Leeftijd: 16 - 24 jaar 25 - 44 jaar 45 - 64 jaar 65 - 75 jaar 76 + jaar Gezinssamenstelling: alleenstaand (echt)paar zonder kind(eren) paar met kind(eren) eenoudergezin anders student op kamers/inwonend Hoogst voltooide opleiding: laag / geen midden hoog Sociaal-econ. situatie: betaald werk werkzaam in huishouden studerend gepensioneerd uitkering 2 Huishoudensinkomen : sociale minima minimum tot modaal modaal tot 2x modaal meer dan 2x modaal Alle Rotterdammers
Zelden of nooit/ geen antwoord
Een paar keer per jaar (incidenteel)
Één of meer keer per maand (geregeld)
Eén of meer Alle keer per week respondenten (frequent) in enquête
31% 21%
30% 35%
24% 27%
16% 17%
43% 57%
21% 24% 26% 23% 38%
40% 35% 32% 28% 24%
31% 29% 25% 27% 12%
9% 12% 17% 23% 27%
10% 33% 35% 14% 9%
26% 26% 24% 20% 31% 38%
31% 32% 35% 35% 28% 38%
26% 24% 26% 28% 31% 25%
18% 17% 14% 17% 10% 0%
24% 35% 31% 7% 2% 1%
23% 20% 32%
27% 37% 35%
28% 25% 24%
22% 18% 10%
34% 33% 33%
17% 27% 21% 20% 25%
34% 39% 23% 29% 28%
39% 25% 36% 27% 22%
10% 10% 21% 24% 25%
51% 11% 11% 23% 4%
20% 21% 27% 35% 25%
23% 33% 39% 38% 33%
33% 26% 25% 20% 26%
24% 20% 9% 7% 16%
26% 31% 24% 19% 100%
Wanneer wordt gekeken naar de frequente marktbezoekers dan blijken er nog aardig wat verschillen te bestaan. Zo behoren jongeren en Rotterdammers met een bovenmodaal huishoudensinkomen minder tot de frequente marktbezoekers. Ouderen, gepensioneerden, lager opgeleiden, sociale minima en Rotterdammers met een uitkering daarentegen zijn juist vaker frequente marktbezoekers. Over het algemeen kan dus geconcludeerd worden dat marktbezoek voorkomt onder alle lagen van de Rotterdamse bevolking, maar dat, net als vorig jaar, vooral de mensen die kwetsbaarder zijn in de samenleving meer tot de frequente marktbezoekers horen.
3.2
Etniciteit
In deze paragraaf wordt apart ingegaan op een persoonskenmerk waarin marktbezoekers en niet-marktbezoekers flink van elkaar verschillen: de etniciteit. Tabel 3.2 laat de bezoekfrequentie zien van autochtonen (“Nederlanders”), westerse allochtonen (Noord2
Sociale minima: tot € 950 c.q. € 1.300 p.m.; minimum tot modaal: € 950 c.q. € 1.300 tot € 1.900 p.m.; modaal tot 2x modaal: € 1.900 tot € 3.150 p.m.; meer dan 2x modaal: € 3.150 p.m en meer
12
mediterranen en mensen uit overige rijke landen) en niet-westerse allochtonen (Turken, Marokkanen, Antillianen, Surinamers, Kaapverdianen en mensen uit overige arme landen). Het marktbezoek van autochtonen verschilt aanzienlijk van dat van allochtonen, en dan vooral van de niet-westerse allochtonen. Van de autochtone Rotterdammers bezoekt 71% wel eens een Rotterdamse markt, van de westerse allochtonen 81% en van de niet-westerse allochtonen maar liefst 85%. In vergelijking met 2006 is daarmee vooral het marktbezoek van westerse allochtonen flink gestegen (+12%). Het frequente marktbezoek (meer dan één keer per week) van niet-westerse allochtonen is hoger dan dat van de autochtonen en westerse allochtonen: respectievelijk 23% tegenover 16% en 14%. Marokkaanse Rotterdammers behoren al jaren tot de meest frequente marktbezoekers. Tabel 3.2
Bezoekfrequentie van Rotterdamse markten naar etniciteit, 20073
Autochtonen Westerse allochtonen Niet-westerse allochtonen Turken Marokkanen Antillianen Surinamers Kaapverdianen Overige arme landen Alle Rotterdammers
3.3
Zelden of nooit / geen antwoord 29% 19% 15% 16% 10% 14% 15% 15% 17% 25%
Een paar keer per jaar 35% 36% 26% 21% 20% 46% 28% 20% 26% 33%
Één of meer keer per maand 22% 29% 36% 41% 33% 34% 34% 20% 39% 26%
Eén of meer keer per week 14% 16% 23% 22% 37% 6% 23% 45% 18% 16%
Totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100%
Marktbezoekers naar deelgemeente
Het percentage Rotterdammers dat zelden of nooit een Rotterdamse markt bezoekt is in de deelgemeenten Delfshaven, IJsselmonde en Hoogvliet + Pernis licht gestegen ten opzichte van 2006 (met 3% tot 4%). In Hoek van Holland is dit percentage met 15% gestegen; het gaat hier echter maar om zeer beperkte absolute aantallen op basis waarvan harde uitspraken niet mogelijk zijn. In de deelgemeenten Kralingen-Crooswijk (+ 5%), Noord (+ 6%) en Hillegersberg-Schiebroek (+ 9%) is het percentage dat wel eens een Rotterdamse markt bezoekt juist behoorlijk gestegen. In Noord en Hillegersberg-Schiebroek is deze stijging voornamelijk terug te zien in het percentage geregelde bezoekers, in Kralingen-Crooswijk is vooral het percentage incidentele marktbezoekers gestegen ten opzichte van 2006. In vijf deelgemeenten bezoekt meer dan 80% van de bewoners wel eens een Rotterdamse markt: Kralingen-Crooswijk (86%), Overschie (84%), Noord (83%) en Delfshaven en Charlois (beide 81%). Ook ongeveer driekwart van de bewoners van Stadscentrum, HillegersbergSchiebroek, Feijenoord en Prins Alexander bezoekt wel eens een Rotterdamse markt. De meest frequente marktbezoekers komen uit Delfshaven: bijna één op de drie bewoners bezoekt één of meerdere keren per week een Rotterdamse markt. In Charlois bevinden zich met 43% de meeste incidentele marktbezoekers (zie ook figuur 3.1).
3
Door de kleine absolute aantallen zijn de afzonderlijke percentages slechts indicatief.
13
Tabel 3.3
Bezoekfrequentie van Rotterdamse markten naar deelgemeente, 20074
Deelgemeente: Stadscentrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Prins Alexander Feijenoord IJsselmonde Charlois Hoogvliet + Pernis Hoek van Holland
Figuur 3.1
Zelden of nooit / geen antwoord
Incidenteel
Geregeld
Frequent
24% 19% 16% 17% 24% 14% 25% 24% 38% 19% 38% 80%
22% 24% 34% 36% 37% 34% 33% 26% 36% 43% 35% 13%
37% 28% 32% 34% 26% 29% 30% 30% 18% 21% 13% 3%
17% 30% 18% 14% 13% 23% 13% 21% 9% 17% 15% 3%
Kaart bezoekfrequentie Rotterdamse markten naar deelgemeente, 2007
Frequentie marktbezoek per deelgemeente Zelden of nooit / geen antwoord Incidenteel Geregeld Frequent
4
Door de kleine absolute aantallen zijn de afzonderlijke percentages, vooral voor Stadscentrum, Overschie en Hoek
van Holland, slechts indicatief.
14
4
Bezoek aan de drie grotere Rotterdamse weekmarkten
In dit hoofdstuk worden de bezoeken aan de belangrijkste weekmarkten van Rotterdam verder uitgewerkt. Hoe vaak bezoekt men de afzonderlijke markten, wat zijn de kenmerken van de marktbezoekers, waarvoor komt men naar de verschillende markten en hoe worden de markten gewaardeerd?
4.1
Centrummarkt, markt Afrikaanderplein en markt Grote Visserijplein
Van alle Rotterdammers heeft 35% de Centrummarkt op de Binnenrotte incidenteel bezocht; 20% deed dat geregeld en 8% frequent. 37% geeft aan de Centrummarkt op de Binnenrotte het afgelopen jaar zelden of nooit bezocht te hebben. Daarmee is het percentage bezoekers van de Centrummarkt ten opzichte van vorig jaar licht gestegen. Het bezoek aan de markt op het Afrikaanderplein en de markt op het Grote Visserijplein, beide meer lokale markten, is aanzienlijk lager dan het bezoek aan de Centrummarkt. 71% van de Rotterdammers geeft aan de markt op het Afrikaanderplein het afgelopen jaar zelden of nooit bezocht te hebben. Voor de markt op het Grote Visserijplein is dat zelfs 82%. Het percentage bezoekers van de markt op het Afrikaanderplein is daarmee iets gedaald ten opzichte van 2006, het percentage bezoekers van de markt op het Grote Visserijplein is gelijk gebleven. De verhoudingen tussen de incidentele, geregelde en frequente bezoekers is voor alle drie de markten ongeveer gelijk gebleven aan vorig jaar. Figuur 4.1 geeft een overzicht. Figuur 4.1
Bezoek aan de drie grote wekelijkse markten, 2007
90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% incidenteel
geregeld Binnenrotte
frequent
Afrikaanderplein
zelden / nooit
Grote Visserijplein
Op de vraag welk van deze drie markten men in het afgelopen jaar het meest heeft bezocht, antwoordt 51% van alle Rotterdammers het meest de Centrummarkt op de Binnenrotte te hebben bezocht, 17% de markt op het Afrikaanderplein en 7% de markt op het Grote Visserijplein. Een kwart van de Rotterdammers tenslotte geeft aan de afgelopen twaalf maanden geen van de drie genoemde markten te hebben bezocht. Deze percentages zijn zo goed als gelijk gebleven aan de percentages uit de rapportage van 2006.
15
4.1.1
Schatting totale marktbezoek per markt
Per markt is op dezelfde manier als in het tweede hoofdstuk (met dezelfde aannamen en uiteraard ook hetzelfde voorbehoud) een schatting gemaakt van het totaal aantal bezoekers tijdens de afgelopen twaalf maanden. In tabel 4.1 is te zien dat in de minimumvariant ruim 4 miljoen bezoeken zijn gebracht aan de Centrummarkt, en ruim 7 miljoen in de maximumvariant. De schattingen voor de markt op het Afrikaanderplein komen ongeveer uit op de helft van het aantal bezoeken aan de Centrummarkt: ruim 2 miljoen in de minimumvariant en 3,5 miljoen in de maximumvariant. Het aantal bezoeken aan de markt op het Grote Visserijplein wordt geschat op ongeveer 1,5 miljoen in de minimumvariant en ongeveer 2,5 miljoen in de maximumvariant. Zoals in de laatste twee rijen van de tabel is te zien, valt de schatting van het totaal aantal bezoeken aan de 3 markten samen hoger uit (zowel in de minimum- als maximumvariant) dan de schatting uit hoofdstuk twee. Dit heeft te maken met enige inconsequentheid tussen het invullen van de vraag of men de afgelopen twaalf maanden wel eens een Rotterdamse markt heeft bezocht (op basis waarvan de schatting uit hoofdstuk 2 is gemaakt) en diezelfde vraag, maar dan uitgesplitst per markt (op basis waarvan de schatting voor dit hoofdstuk is gemaakt). Tabel 4.1 Schatting van het aantal bezoeken per jaar van Rotterdammers aan de drie grote weekmarkten in 2007 Aantal bezoeken per jaar
Centrummarkt Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein Totaal 3 markten Totaal alle markten (uit hfst. 2)
4.2
minimumvariant
maximumvariant
4.052.906 2.044.270 1.526.444 7.623.620 6.586.346
7.103.902 3.495.344 2.539.232 13.138.478 11.149.918
Waarvoor komt men naar deze markt
Naast de vraag hoe vaak men naar welke markten gaat, is de respondenten ook gevraagd waarvoor men naar de markt gaat. Net als in de voorgaande jaren komen de meeste mensen naar de drie markten voor groenten en fruit. Naar de Centrummarkt komt men daarna in eerste instantie voor de gezelligheid en om vis te kopen. Op de beide andere markten komt men na het kopen van groenten en fruit vooral voor het kopen van vis en van kleding, en op de markt op het Grote Visserijplein ook voor het kopen van brood, kaas, eieren, olijven en dergelijke. In bijlage IV is per markt een overzicht van de belangrijkste bezoekredenen opgenomen.
4.3
Wie bezoekt deze drie markten, en wie niet
Om te kijken wat voor soort mensen de drie weekmarkten vooral aantrekken, waar de markten van elkaar afwijken en waar ze juist overeenkomsten vertonen, is per markt een profiel opgesteld met daarin de belangrijkste kenmerken van de bezoekers. Ook is gekeken wat de kenmerken zijn van de mensen die minstens één van de markten hebben bezocht en van de mensen die geen van de weekmarkten hebben bezocht (tabel 4.2).
16
Net als in vorige jaren vormen de bezoekers van de Centrummarkt het meest een afspiegeling van de gehele Rotterdamse bevolking. Het profiel van de bezoekers van de Centrummarkt is nauwelijks veranderd ten opzichte van vorig jaar. Het profiel van de bezoekers van de markt op het Afrikaanderplein is wel enigszins veranderd ten opzichte van 2006. Het afgelopen jaar is de markt door iets meer 45-plussers, alleenstaanden, gepensioneerden en Rotterdammers met een modaal tot twee keer modaal inkomen bezocht. De markt op het Grote Visserijplein is het afgelopen jaar iets vaker bezocht door zowel jongeren als 65-plussers, Rotterdammers met een minimum tot modaal inkomen én Rotterdammers met een meer dan twee keer modaal inkomen en door Rotterdammers met een hoogst voltooide opleiding tussen lager onderwijs en hoger onderwijs. Vooral (echt)paren zonder kind(eren) hebben deze markt het afgelopen jaar minder vaak bezocht dan het jaar ervoor. Veruit de belangrijkste kenmerken van niet-bezoekers van de drie markten zijn etniciteit en sociaal-economische situatie. Maar liefst 84% van de niet-bezoekers is autochtoon en 56% van de niet-bezoekers heeft een vaste baan. Ten opzichte van vorig jaar zijn autochtonen weer minder de markten gaan bezoeken. Het percentage autochtonen dat geen weekmarkten heeft bezocht licht ook iets boven het percentage uit 2005. Daarnaast bevinden zich onder de Rotterdammers die het afgelopen jaar geen van de drie markten hebben bezocht, net als vorig jaar, ook veel hoger opgeleiden (43%), gepensioneerden (26%) en inwoners van de deelgemeente Prins Alexander (22%). Tabel 4.2
Profiel marktbezoekers en niet-marktbezoekers, 2007
Geslacht: man vrouw Leeftijd: 16 – 24 jaar 25 – 44 jaar 45 – 64 jaar 65 – 75 jaar 76 jaar en ouder Gezinssamenstelling: alleenstaand (echt)paar zonder kind(eren) paar met kinderen eenoudergezin anders student op kamers / inwonend Sociaal-econ. situatie: studerend betaald werk werkzaam in huishouden uitkering gepensioneerd Hoogst voltooide opleiding: laag of geen midden hoog Totaal
Centrummarkt Binnenrotte
Markt Afrikaanderplein
Markt Grote Visserijplein
Minstens één markt bezocht
Geen weekmarkt bezocht
Alle respondenten
42% 58%
42% 58%
43% 57%
41% 59%
49% 51%
43% 57%
10% 37% 34% 13% 6%
13% 30% 41% 13% 4%
15% 36% 36% 9% 3%
13% 44% 33% 7% 3%
9% 33% 35% 15% 9%
10% 33% 35% 14% 9%
24% 34% 32% 7% 2% 1%
25% 29% 30% 12% 4% 0%
19% 25% 39% 13% 3% 0%
21% 31% 37% 9% 2% 1%
21% 40% 32% 5% 1% 1%
24% 35% 31% 7% 2% 1%
4% 54% 12% 11% 20%
5% 43% 15% 18% 20%
7% 44% 18% 16% 15%
6% 57% 13% 11% 11%
3% 56% 9% 7% 26%
4% 51% 11% 11% 23%
31% 34% 35% 100%
48% 36% 17% 100%
38% 40% 22% 100%
27% 37% 37% 100%
28% 29% 43% 100%
34% 33% 33% 100%
17
Tabel 4.2
Profiel marktbezoekers en niet-marktbezoekers, 2007, vervolg
Huishoudensinkomen: sociale minima minimum tot modaal modaal tot 2x modaal meer dan 2x modaal Etniciteit: autochtonen westerse allochtonen niet-westerse allochtonen Deelgemeente: Stadscentrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Prins Alexander Feijenoord IJsselmonde Charlois Hoogvliet + Pernis Hoek van Holland Totaal
4.4
Centrummarkt Binnenrotte
Markt Afrikaanderplein
Markt Grote Visserijplein
Minstens één markt bezocht
Geen weekmarkt bezocht
Alle respondenten
26% 32% 24% 18%
42% 32% 20% 7%
45% 31% 15% 9%
26% 29% 26% 18%
16% 26% 28% 30%
26% 31% 24% 19%
64% 9% 27%
43% 7% 50%
33% 5% 62%
59% 8% 33%
84% 6% 10%
69% 8% 24%
8% 9% 5% 11% 8% 11% 16% 9% 8% 10% 5% 1% 100%
2% 7% 2% 4% 2% 3% 5% 26% 16% 25% 7% 0% 100%
9% 37% 7% 9% 2% 7% 6% 8% 6% 7% 3% 1% 100%
8% 10% 4% 11% 7% 10% 14% 11% 8% 12% 5% 0% 100%
4% 3% 2% 6% 10% 5% 22% 6% 14% 8% 14% 6% 100%
6% 8% 4% 8% 8% 8% 16% 10% 11% 11% 8% 2% 100%
Waardering markten
De waardering voor de drie Rotterdamse weekmarkten in z’n algemeenheid is het laatste jaar met een tiende gedaald, van een 6,8 in 2006 naar een 6,7 in 2007, en bevindt zich daarmee weer op het niveau van 2005. Net als in 2006 geeft 85% van de Rotterdammers een 6 of hoger als rapportcijfer. Een kwart van de Rotterdammers geeft zelfs een 8 of hoger. Dit percentage is echter met 5%-punt gedaald ten opzichte van 2006. De waardering voor de markten stijgt met het marktbezoek. Rotterdammers die zelden of nooit een markt bezoeken waarderen de markten met een magere voldoende (5,8). Rotterdammers die geregeld of frequent een markt bezoeken waarderen deze met een 7,1. Rotterdammers die de Centrummarkt en de markt op het Afrikaanderplein wel eens hebben bezocht waarderen deze met een 7,0, Rotterdammers die de markt op het Grote Visserijplein wel eens hebben bezocht geven een 6,9. De waardering voor deze markt is daarmee met drietienden gedaald. De waardering voor de markt op het Afrikaanderplein is met een 7,0 één tiende hoger dan in 2006. Zie tabel 4.3 voor een totaaloverzicht sinds 2005.
18
Tabel 4.3
Rapportcijfer Rotterdamse markten, 2005 tot en met 2007 2005
2006
2007
Bezoekfrequentie -zelden of nooit -incidenteel -geregeld -frequent
5,9 6,7 7,0 7,3
5,9 6,8 7,2 7,3
5,8 6,7 7,1 7,1
Locatie -Centrummarkt -Markt Afrikaanderplein -Markt Grote Visserijplein
7,0 6,7 7,0
7,1 6,9 7,2
7,0 7,0 6,9
Rapportcijfer algemeen
6,7
6,8
6,7
Ook naar achtergronden bezien bestaan er geen grote verschillen in de waardering van de markten, al geven ouderen, studenten, sociale minima en (niet-westerse) allochtonen gemiddeld wat hogere rapportcijfers. Evenals vorig jaar geven Marokkaanse Rotterdammers het hoogste rapportcijfer (7,1).
Waardering naar kenmerken markten Behalve een algemeen rapportcijfer is de respondenten ook gevraagd te reageren op een zevental specifieke kenmerken, zoals kwaliteit van het aanbod, opstelling van de kramen en voorzieningen zoals toiletten. Evenals vorig jaar zijn er drie aspecten die op elke markt door minstens de helft van de bezoekers als goed worden beoordeeld. Het gaat om:
•
De kwaliteit van het aanbod: op de markt op het Grote Visserijplein is het percentage bezoekers dat de kwaliteit als goed beoordeeld zelfs 10% gestegen ten opzichte van vorig jaar. Op de andere twee markten is de waardering voor de kwaliteit zo goed als gelijk gebleven.
•
De variatie in het aanbod: deze wordt het best beoordeeld door de bezoekers van de Centrummarkt (69% goed). Voor alle drie de markten geldt echter wel dat de variatie minder goed wordt beoordeeld dan een jaar geleden.
•
De opstelling van de kramen: hoewel de meeste bezoekers positief zijn over de opstelling van de kramen, is het percentage bezoekers dat dit als goed beoordeeld op de Centrummarkt en op de markt op het Grote Visserijplein wel aardig gedaald (resp. –6% en –11%).
De overgebleven aspecten worden, met uitzondering van de ruimte van de looppaden op de markt op het Afrikaanderplein en de gezelligheid op de Centrummarkt, door meer dan de helft van de bezoekers als matig tot slecht beoordeeld. De voorzieningen worden het slechtste beoordeeld: respectievelijk 82% (Centrummarkt), 79% (Afrikaanderplein) en 84% (Grote Visserijplein) van de bezoekers beoordeeld deze als matig tot slecht. Positieve kanttekening daarbij is dat het percentage bezoekers dat de voorzieningen wel als goed beoordeeld op het 19
Afrikaanderplein en het Grote Visserijplein met 10% gestegen is. De veiligheid op deze twee markten wordt echter weer minder goed beoordeeld ten opzichte van 2006, terwijl de veiligheid op de Centrummarkt er volgens de bezoekers juist op vooruit is gegaan. Zie voor een compleet overzicht tabel 4.4. Tabel 4.4
Waardering verschillende kenmerken per markt, 2007
Kwaliteit aanbod: -goed -matig -slecht Variatie aanbod: -goed -matig -slecht Opstelling kramen: -goed -matig -slecht Ruimte looppaden: -goed -matig -slecht Voorzieningen: -goed -matig -slecht Gezelligheid: -goed -matig -slecht Veiligheid: -goed -matig -slecht
Centrummarkt op de Binnenrotte
Markt Afrikaanderplein
Markt Grote Visserijplein
72% 27% 1%
61% 37% 2%
62% 37% 1%
69% 28% 3%
60% 34% 6%
54% 41% 5%
69% 28% 3%
63% 34% 3%
53% 40% 7%
40% 45% 15%
53% 36% 11%
42% 44% 14%
18% 48% 34%
21% 38% 41%
16% 43% 41%
54% 37% 9%
43% 47% 10%
46% 40% 14%
44% 46%
32% 52%
37% 53%
10%
16%
10%
Aansluitend is men gevraagd of de markten naar hun mening nog aantrekkelijker gemaakt zouden kunnen worden en zo ja, op wat voor manier. In onderstaande tabel staan de uitkomsten hiervan. Tabel 4.5
Zou de markt nog aantrekkelijker gemaakt kunnen worden?
Nee, is voldoende aantrekkelijk Ja, kan aantrekkelijker
Centrummarkt Binnenrotte 55% 45%
Markt Afrikaanderplein 54% 46%
Markt Grote Visserijplein 63% 37%
Totaal alle 3 markten 56% 44%
Vergeleken met vorig jaar zijn er meer Rotterdammers die vinden dat de Centrummarkt en de markt op het Grote Visserijplein voldoende aantrekkelijk zijn. Vooral de mening over de markt op het Grote Visserijplein is aanzienlijk bijgesteld ten opzichte van 2006: +19%. Het is niet duidelijk waar deze grote stijging door komt.
20
Over de markt op het Afrikaanderplein is men echter minder positief. Vond vorig jaar nog 60% dat de markt voldoende aantrekkelijk was, dit jaar is dat gedaald naar 54%. Deze daling heeft waarschijnlijk te maken met de herinrichting van het plein in het afgelopen jaar. Door de grote boombakken die bij die herinrichting zijn geplaatst, konden de marktkramen niet goed meer geplaatst konden worden. Ook de afwatering liet sindsdien te wensen over, waardoor er geregeld water op het plein stond, wat ook in de putkasten (stroomvoorzieningen voor de kooplieden) terechtkwam. Gevolg hiervan was dat er geregeld stroomstoringen optraden. Ook wordt het nieuwe asfalt op het plein bij mooi weer erg warm, wat het marktbezoek minder aantrekkelijk maakt en waren er te weinig toiletten. Inmiddels kunnen de marktkramen weer goed geplaatst worden, is het nieuwe marktkantoor (met toiletten) geopend, wordt er vaker gereinigd door Roteb om water- en stankoverlast te voorkomen en worden de putkasten aan uitgebreid onderzoek onderworpen (bron: Marktwaarde magazines, Stadstoezicht). Of hierdoor de aantrekkelijkheid van de Afrikaandermarkt ook weer toe zal nemen moet blijken uit een volgende meting. Aan diegenen die hebben aangegeven dat de markt nog aantrekkelijker kan is ook gevraagd hoe de markt aantrekkelijker zou kunnen. Daarbij konden ze meerdere antwoorden geven. Net als in de vorige jaren zijn het enkele aspecten die steeds weer genoemd worden. Het gaat om het ruimer maken van de markten (bredere looppaden, hogere marktkramen), het vergroten van de veiligheid (meer agenten op de markten), meer variatie in het aanbod van de markten (minder kleding, meer biologisch), het overdekken van de markt bij slecht weer, het plaatsen van meer horeca en voorzieningen rondom de markten en het beter bereikbaar maken van de markten. In tabel 4.6 zijn de antwoorden op de vraag hoe de markt nog aantrekkelijker gemaakt kan worden uitgesplitst naar de drie grote weekmarkten. Dit is gedaan op basis van de vraag welke van de drie markten men in de afgelopen twaalf maanden het meest heeft bezocht. Tabel 4.6
Hoe kan de markt nog aantrekkelijker gemaakt worden (absolute aantallen)
-ruimere opzet markt (bredere paden / hogere kramen)
Centrummarkt
Markt
Markt Grote
Binnenrotte
Afrikaanderplein
Visserijplein 12
141
26
-veiligere markt (meer blauw / cameratoezicht)
34
11
4
-meer variatie en betere kwaliteit aanbod
90
29
13
-markt overdekken
21
5
4
-meer horeca, zitgelegenheden
21
2
0
-meer en betere voorzieningen (toiletten / kinderopvang)
21
7
2
-meer sfeer (straatartiesten / activiteiten)
13
6
2
-meer (werkende) pinautomaten
14
4
0
2
7
3
-schonere markt (meer prullenbakken)
5
7
3
-vaker markt, langere openingstijden
8
0
1
16
8
2
386
112
46
-betere bereikbaarheid (meer parkeermogelijkheden)
-overig Totaal aantal gegeven antwoorden
21
22
Bijlagen
23
24
BIJLAGE I: OPDRACHTGEVERS VOOR DE OMNIBUSENQUETE 2007 Aan de Omnibusenquête 2007 hebben de volgende gemeentelijke instanties als opdrachtgever deelgenomen: 1. de Bestuursdienst met een vraag naar de belangrijkste problemen in Rotterdam (A-, B-, C- én D-lijst, ieder vraag 7), over het imago van de stad (A-lijst, vraag 8 tot en met 10) en over religie (C-lijst, vraag 65; D-lijst, vraag 73); 2. de Dienst Publiekszaken (tegenwoordig: Publiekszaken Rotterdam) met vragen over klachten bij de gemeente (A-lijst, vraag 11 tot en met 17), over de bereikbaarheid van de gemeente (Alijst, vraag 18 en 19), over servicenormen (A-lijst, vraag 23 tot en met 27), over contacten met de gemeente en de deelgemeenten (A-lijst, vraag 35 tot en met 41; B-lijst, vraag 76 tot en met 82), over het bezit en gebruik van Internet (B-lijst, vraag 17 en 18), over gemeentelijke informatievoorziening en dienstverlening op Internet (B-lijst, vraag 19 tot en met 27) en over het centrale telefoonnummer van de gemeente (B-lijst, vraag 69 tot en met 75); 3. de Afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V met vragen over taxi’s (A-lijst, vraag 20 tot en met 22; B-lijst, vraag 14 tot en met 16; C-lijst, vraag 33 tot en met 35; D-lijst, vraag 47 tot en met 49); 4. het Programmabureau ‘Meedoen of achterblijven’ met vragen over hoe mensen met verschillende achtergronden met elkaar omgaan (A-lijst, vraag 28 tot en met 34; B-lijst, vraag 57 tot en met 67); 5. het Team Welstand van de dS+V met vragen over welstand (A-lijst, vraag 42 tot en met 45); 6. de Afdeling Regie Werk en Inkomen van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid met vragen over de Rotterdamse Sociale Dienst (A-lijst, vraag 46 tot en met 49); 7. de Stichting Werkeenheid ETV.nl met vragen over televisie (A-lijst, vraag 50 tot en met 52); 8. de Afdeling Organisatie- en Informatie Management van de Bestuursdienst met vragen over actieve burgers (A-lijst, vraag 53 tot en met 63); 9. de Afdeling Beheer Buitenruimte van de Dienst Gemeentewerken met vragen over het onderhoud van de buurt (B-lijst, vraag 8 tot en met 11); 10. het Bureau ‘Opzoomer Mee’ met vragen over Opzoomeren (B-lijst, vraag 12 en 13); 11. 12. 13. 14. 15. 16.
17.
18.
de Bibliotheek Rotterdam met vragen over bezoek aan de bibliotheek (B-lijst, vraag 28 tot en met 37); de griffie van de gemeenteraad met vragen over de Rotterdamse gemeenteraad (B-lijst, vraag 38 tot en met 41); Rotterdam Festivals met vragen over het Rotterdams Uitburo (B-lijst, vraag 42 tot en met 47); de Dienst Stadstoezicht met vragen over markten in Rotterdam (B-lijst, vraag 48 tot en met 54); de gemeenteraadsfractie van GroenLinks met vragen over fietsgebruik (B-lijst, vraag 55 en 56); de Afdeling Beleid van de Bestuursdienst met vragen over binding met de omgeving (B-lijst, vraag 68), over onderwijs (C-lijst, vraag 40 tot en met 42) en over buurtvoorzieningen (C-lijst, vraag 53 en 54); de Afdeling Waterhuishouding van de Dienst Gemeentewerken met vragen over singels, sloten en vijvers in Rotterdam (C-lijst, vraag 8 tot en met 12) en over diverse soorten afval (Clijst, vraag 26); de Afdeling Economie van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam met vragen over glasvezel (Clijst, vraag 13 tot en met 17);
25
19. 20. 21.
22. 23.
24. 25.
26. 27. 28.
de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over de Stadskrant (Clijst, vraag 18 tot en met 20); de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over het tv-programma Aanpakken! (C-lijst, vraag 21 tot en met 25); de DCMR Milieudienst Rijnmond met vragen over het milieu (C-lijst, vraag 27 tot en met 32), over geluid (C-lijst, vraag 36 tot en met 39) en over milieu en gezondheid (C-lijst, vraag 47 tot en met 52); de Afdeling Concerncommunicatie van de Bestuursdienst met vragen over het gemeentebestuur (C-lijst, vraag 43 tot en met 46) en over de wethoudersgesprekken (C-lijst, vraag 75); Roteb met vragen over of men de buurt en Rotterdam schoon vindt (D-lijst, vraag 8 tot en met 10), over hondenbeleid (D-lijst, vraag 50) en over afvalinzameling en hun dienstverlening (Dlijst, vraag 56 tot en met 61); de Afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V met vragen over bezit en gebruik van vervoermiddelen (D-lijst, vraag 11 tot en met 26); de dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving met vragen over mannen en vrouwen (D-lijst, vraag 27), over discriminatie (D-lijst, vraag 28 tot en met 30), over de omgang met anderen (D-lijst, vraag 35) en over tolerantie (D-lijst, vraag 51 tot en met 55); RADAR met vragen over discriminatie (D-lijst, vraag 31 tot en met 34); de RET met vragen over het openbaar vervoer in Rotterdam (D-lijst, vraag 36 tot en met 42); en de GGD Rotterdam-Rijnmond met vragen over zorgverzekeraars (D-lijst, vraag 43 en 44) en over gezondheidszorg en zwangerschap (D-lijst, vraag 45 en 46).
26
BIJLAGE II: ACHTERGRONDKENMERKEN VAN DE RESPONDENTEN Als gevolg van het grote aantal opdrachtgevers aan, en onderwerpen in de Omnibusenquête is de enquête dit jaar opgesplitst in vier vragenlijsten: een aantal onderwerpen kwam slechts op de zogenoemde A-lijst aan de orde, een aantal alleen op de B-lijst, een aantal alleen op de C-lijst, een aantal alleen op de D-lijst, en sommige op meerdere lijsten. De respons bedroeg voor de Alijst 39% (1.347 respondenten), voor de B-lijst 44% (1.546 respondenten), voor de C-lijst 40% (1.391 respondenten) en voor de D-lijst 43% (1.487 respondenten); in totaal 41%. Daarmee is de respons fors lager dan in vorige jaren. Bij deze responspercentages moet worden bedacht, dat ieder formulier dat om welke reden dan ook niet ingevuld is geretourneerd tot de non-respons is gerekend; dus ook formulieren voor mensen die inmiddels niet meer bereikbaar zijn door bijvoorbeeld verhuizing of overlijden. Veel onderzoeksbureaus tellen zulke mislukte contacten niet mee bij de bepaling van het responspercentage. Al met al is een respons zoals hierboven weergegeven nog steeds niet slecht voor schriftelijke enquêtes in een stad als Rotterdam; het CBS kampt bijvoorbeeld bij haar landelijke enquêtes in de grote steden met een slechtere en selectievere respons, en overal kampen markt- en opinieonderzoeksbureaus met een dalende responsbereidheid! Op zich is de representativiteit ook belangrijker dan de omvang van de respons, die natuurlijk nog altijd groot genoeg is om uitspraken te kunnen doen. Niettemin zal het COS zich de komende tijd uitgebreid beraden op de vraag hoe de negatieve trend in de omvang van de respons bij volgende enquêtes een halt kan worden toegeroepen of zelfs kan worden omgebogen. Dat zal echter niet eenvoudig zijn: de dalende responsbereidheid is al jaren een algemene trend, en het is ook goed voorstelbaar dat mensen zo langzamerhand “enquêtemoe” zijn nu werkelijk alles en iedereen je constant bestookt met vragenlijsten over je klanttevredenheid en met andere soorten enquêtes... In deze Bijlage wordt aan de hand van een aantal algemene persoonskenmerken de representativiteit van de uiteindelijke netto steekproef (de respons) besproken. Daartoe worden kenmerken van de respondenten vergeleken met die van de totale Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder.
II.1
Geslacht en leeftijd
In figuur II.1 staat de verdeling van de respondenten van de Omnibusenquête 2007 en van de Rotterdamse bevolking naar geslacht en naar leeftijd begin 2007. Traditiegetrouw blijken vrouwen en Rotterdammers van 45 tot 75 jaar over-, en mannen en jongeren ondervertegenwoordigd. Figuur II.1:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar geslacht en naar leeftijd.
Geslacht: Man Vrouw Respons Leeftijd: 16 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 65 t/m 75 jaar 76 jaar en ouder Respons
A-lijst
B-lijst
C-lijst
D-lijst
Totaal
44% 56% 1.347 9% 33% 37% 13% 8% 1.347
43% 57% 1.546 10% 33% 35% 14% 9% 1.545
44% 56% 1.391 9% 33% 35% 15% 8% 1.391
44% 56% 1.487 10% 35% 34% 12% 8% 1.487
44% 56% 5.771 10% 34% 35% 14% 8% 5.770
27
Rotterdam op 1-1-’07 48% 52% 478.978 15% 38% 29% 10% 8% 478.978
Nadere analyse van de respons per leeftijd leert, dat die het slechtst is bij de jongeren: zo’n 30%. Vervolgens loopt de respons langzaam op tot zo’n 55% bij de 70-jarigen, maar daarna daalt de respons snel met de leeftijd (figuur II.2).
Figuur II.2:
Respons op de (totale) Omnibusenquête 2007 naar leeftijd. Respons, aantal (linker as)
150 140 130 120 110 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
70%
Respons, percentage (rechter as) Responspercentage trendlijn
60% 50% 40% 30% 20% 10%
leeftijd
II.2
90 e.o.
85
80
75
70
65
60
55
50
45
40
35
30
25
20
0%
Etniciteit
Figuur II.3 geeft de verdeling van de respondenten en van de Rotterdamse bevolking van 16 jaar en ouder naar etniciteit.
Figuur II.3:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar etniciteit.
Surinamers Antillianen/Arubanen Turken Marokkanen Kaapverdianen Overige arme landen Etnische aandachtsgroepen Nederlanders Noord-mediterranen Overige rijke landen Respons
A-lijst
B-lijst
C-lijst
D-lijst
Totaal
6% 2% 6% 3% 1% 6% 25%
7% 2% 5% 3% 1% 5% 24%
6% 2% 5% 3% 2% 6% 24%
7% 2% 6% 2% 2% 6% 25%
6% 2% 6% 3% 1% 6% 24%
Rotterdam op 1-1-’07 9% 3% 7% 5% 2% 8% 34%
67% 2% 6% 1.347
68% 2% 6% 1.545
68% 2% 6% 1.391
67% 2% 6% 1.487
68% 2% 6% 5.770
57% 3% 6% 478.978
28
Autochtonen (“Nederlanders”) zijn oververtegenwoordigd, en de meeste allochtone groeperingen zijn als vanouds ondervertegenwoordigd. De afwijkingen zijn ook iets groter dan vorig jaar, en daarmee weer op het niveau van de jaren daarvóór.
II.3
Deelgemeente
Figuur II.4 geeft tenslotte de verdelingen naar deelgemeente. De spreiding van de respondenten over de deelgemeenten is nog steeds uitstekend; alleen is traditiegetrouw Delfshaven wat ondervertegenwoordigd en Prins Alexander wat oververtegenwoordigd.
Figuur II.4:
Verdeling van de respondenten en van de totale bevolking in Rotterdam van 16 jaar en ouder naar deelgemeente.
Stadscentrum Delfshaven Overschie Noord Hillegersberg-Schiebroek Kralingen-Crooswijk Prins Alexander Feijenoord IJsselmonde Charlois Hoogvliet en Pernis Hoek van Holland Respons
II.4
A-lijst
B-lijst
C-lijst
D-lijst
Totaal
5% 10% 3% 8% 9% 9% 17% 10% 11% 10% 6% 2% 1.346
6% 8% 4% 8% 8% 8% 16% 10% 11% 11% 7% 2% 1.543
6% 10% 3% 7% 8% 8% 18% 10% 10% 11% 6% 2% 1.390
5% 10% 3% 8% 8% 9% 18% 11% 10% 9% 6% 1% 1.487
5% 9% 3% 8% 8% 9% 17% 10% 10% 10% 6% 2% 5.766
Rotterdam op 1-1-’07 6% 11% 3% 9% 7% 9% 15% 11% 10% 11% 7% 2% 478.978
Conclusie
Net als in eerdere jaren en in andere enquêtes, zijn sommige bevolkingsgroepen, en met name mannen, jongeren en (niet-westerse) allochtonen, ondervertegenwoordigd in de Omnibusenquête. Niettemin is de respons nog altijd acceptabel; kwantitatief zowel als kwalitatief. De ondervertegenwoordiging van een aantal (niet-westerse) allochtone groeperingen, die vorig jaar flink was afgenomen, ligt nu weer op het niveau van de jaren daarvóór; mede doordat het aanvullend mondeling rappelleren bij hen dit jaar weer wat minder succesvol was. De respons van mannen blijft nog steeds achter bij die van vrouwen. Dit verschil wordt, ook al traditiegetrouw, voor een deel veroorzaakt doordat kennelijk méér mannen de vragenlijst door een vrouwelijke huisgenoot laten invullen dan andersom1. Deze relatieve tevredenheid over de representativiteit naar controleerbare kenmerken neemt niet weg, dat natuurlijk nog steeds wel een zekere selectiviteit in de respons van de Omnibusenquête bestaat. Dit selectieve karakter van de respons lijkt met name ook terug te vinden in het traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te lage aandeel respondenten dat zegt een minimuminkomen te hebben, en het al even traditiegetrouw waarschijnlijk toch wel iets te hoge aandeel respondenten dat zegt een bovenmodaal huishoudensinkomen te hebben (ook onder allochtonen): gevreesd moet worden dat daarmee toch een wat te rooskleurig beeld wordt gesuggereerd. Voor de selectiviteit van de respons op enquêtes kan een aantal verklaringen worden bedacht, die impliceren dat een oplossing van deze problematiek niet zo simpel is. Zo zijn frequent 29
verhuizende mensen (letterlijk) moeilijk te achterhalen, evenals mensen die niet wonen op het adres waar ze door Burgerzaken geacht worden te wonen. Dit impliceert in een aantal opzichten ook een selectiviteit. Daarnaast valt niet te vermijden, dat - ondanks de moeite die gedaan wordt om de vragen in de enquête zo begrijpelijk mogelijk te formuleren - dergelijke vragenlijsten voor een aantal mensen toch te hoog gegrepen zijn; met name voor mensen die de Nederlandse taal slecht beheersen. En tenslotte moet ook gevreesd worden, dat de grote stad een aantal inwoners heeft die steeds minder ontvankelijk zijn voor vormen van maatschappelijke participatie zoals het deelnemen aan een gemeentelijke enquête. In dat opzicht is wellicht ook een vergelijking te trekken met de selectieve opkomst bij verkiezingen. Al met al moet worden geconcludeerd, dat de Omnibusenquête een zekere mate van selectiviteit in zijn respons kent, die voor een belangrijk deel moeilijk tot niet te voorkomen is, en waarmee bij de interpretatie van resultaten rekening moet worden gehouden. De mate waarin deze selectiviteit uitkomsten beïnvloedt, moet echter ook niet overschat worden. Zo valt eenvoudig na te rekenen, dat als bijvoorbeeld 50% van de Nederlanders iets vindt, en 25% van de allochtonen, hiervoor in de B-lijst van de Omnibusenquête voor de totale Rotterdamse bevolking 42,1% zal worden gemeten, terwijl dit 39,3% had moeten zijn. Een dergelijk verschil ligt in de orde van grootte van de betrouwbaarheidsmarge van de Omnibusenquête (zie Bijlage III), en is maar nét significant. (Bovendien is het in zo’n geval wellicht interessanter te weten dat autochtonen en allochtonen kennelijk zo sterk verschillen, dan hoeveel het totale gemiddelde precies bedraagt...)
Noten 1.
Van de 5.771 respondenten in de totale Omnibusenquête 2007 hadden er 192 ingevuld een vrouw te zijn terwijl de vragenlijst aan een man was gestuurd, en 108 een man te zijn terwijl de vragenlijst aan een vrouw was gestuurd. In voorgaande jaren was het saldo van deze twee aantallen overigens groter.
30
BIJLAGE III: DE VRAGEN IN DE VRAGENLIJST De volgende vragen gaan over markten in Rotterdam. 48.
Heeft u in de afgelopen twaalf maanden wel eens een Rotterdamse markt bezocht? zelden of nooit een paar keer per jaar één of meer keer per maand één of meer keer per week
49.
Wilt u met een rapportcijfer van 1 tot en met 10 aangeven wat u in het algemeen vindt van de markten in Rotterdam? (1 = heel laag; 10 = heel hoog)
50.
Hoeveel keer heeft u in de afgelopen 12 maanden op onderstaande markten gewinkeld? zelden of nooit
a b c
51.
één of meer één of meer keer per keer per maand week
Centrummarkt op de Binnenrotte (dinsdag, zaterdag en/of zondag) Markt Afrikaanderplein (woensdag, zaterdag) Markt Grote Visserijplein (donderdag, zaterdag)
Welke van deze drie markten heeft u in de afgelopen twaalf maanden het meest bezocht? Centrummarkt op de Binnenrotte Markt Afrikaanderplein Markt Grote Visserijplein ik ben de afgelopen 12 maanden op geen van deze markten geweest
52.
een paar keer per jaar
=> Ga door naar vraag 55
Waarvoor komt u vooral naar deze markt? (niet meer dan 2 antwoorden aankruisen!) kopen van groenten en fruit brood, kaas, eieren, olijven en dergelijke vis kleding gereedschap, video’s, CD’s, 2e hands spullen en dergelijke gezelligheid, de mensen; rondkijken anders, namelijk
31
53.
Wat vindt u van deze markt? goed a b c d e f g
54.
matig
slecht
kwaliteit van het aanbod variatie in het aanbod (assortiment) opstelling van de kramen ruimte van de looppaden voorzieningen zoals toiletten, pinmogelijkheden, horeca, … gezelligheid om te verblijven en/of boodschappen te doen veiligheid
Zou deze markt naar uw mening nog aantrekkelijker gemaakt kunnen worden? nee, is al voldoende aantrekkelijk ja, door
32
Bijlage IV: Waarvoor komt men naar de markt (max. 2 antwoorden) Centrummarkt Binnenrotte: 13% Groenten en fruit
10% 50%
Vis
16% Brood, kaas, eieren, olijven Voor de gezelligheid Kleding Gereedschap, video's, cd's
38% 25%
Overig
19%
Markt Afrikaanderplein: 3% 8%
Groenten en fruit
27%
Vis 71%
Brood, kaas, eieren, olijven Voor de gezelligheid
21% Kleding Gereedschap, video's, cd's 21%
Overig 32%
Markt Grote Visserijplein: 3%
3% Groenten en fruit
25%
Vis Brood, kaas, eieren, olijven
18%
82% Voor de gezelligheid Kleding Gereedschap, video's, cd's
26%
Overig 29%
33
34
BIJLAGE V: DE BETEKENIS VAN DE PERCENTAGES; SIGNIFICANTIE V.1
Percentages
In de tabellen in dit rapport staan de uitkomsten in percentagevorm weergegeven. Dit is gedaan omdat percentages in populaties van verschillende grootte (bijvoorbeeld: de steekproef versus heel Rotterdam) onderling gemakkelijker te vergelijken zijn dan aantallen. Metingen via een steekproef leveren een schatting van de werkelijkheid. Het toevalskarakter van de steekproef heeft als consequentie, dat schatting en werkelijke waarde ten gevolge van het toeval kunnen afwijken. (Daarnaast zijn ook afwijkingen mogelijk ten gevolge van andere zaken dan het toeval, zoals onder- en oververtegenwoordigingen van bepaalde categorieën respondenten, bijvoorbeeld door selectieve non-respons.) Deze mogelijke afwijkingen ten gevolge van het toeval kunnen worden uitgedrukt in statistische betrouwbaarheidsmarges. Gangbaar hierbij is een uitdrukking in 95%-betrouwbaarheidsmarges. De 95%-betrouwbaarheidsmarge bij een steekproefpercentage en een steekproefgrootte geeft aan, hoe groot de afwijking van de geschatte waarde met de werkelijke waarde zou kunnen zijn ten gevolge van het toeval. De betekenis van zo'n marge is, dat, indien de steekproef en de meting vele malen zouden worden herhaald, en steeds een 95%-betrouwbaarheidsmarge zou worden bepaald, de werkelijke waarde zich in 95 van de 100 gevallen binnen de betrouwbaarheidsmarge zal bevinden. Een betrouwbaarheidsmarge (dus: de onnauwkeurigheid) is kleiner naarmate de steekproef groter is, maar verschilt ook met het gemeten percentage: percentages van rond de 50% hebben de grootste onnauwkeurigheid, en hoe verder het percentage van de 50% af zit, hoe kleiner de onnauwkeurigheid1. Dit betekent in het bijzonder ook, dat bij heel kleine percentages die zijn veroorzaakt door één of twee respondenten nog sprake kan zijn van een toevalstreffer, maar dat dit niet kan worden gezegd als het wat meer respondenten betreft. De volgende tabel geeft voor in steekproeven of delen daarvan gemeten percentages de betrouwbaarheidsmarges voor een meting van 50% (dus voor het ongunstigste geval), en ter illustratie ook voor een meting van 10- of 90%.
Figuur V.1:De 95%-betrouwbaarheidsmarges van gemeten percentages. Bij een (deel-)steekproefomvang van: 50 100 150 200 250 500 1.546 (volledige Omnibusenquête B)
is 10% eigenlijk: 10% ± 8% 10% ± 6% 10% ± 5% 10% ± 4% 10% ± 4% 10% ± 3% 10% ± 1%
is 50% eigenlijk: 50% ± 14% 50% ± 10% 50% ± 8% 50% ± 7% 50% ± 6% 50% ± 4% 50% ± 2%
is 90% eigenlijk: 90% ± 8% 90% ± 6% 90% ± 5% 90% ± 4% 90% ± 4% 90% ± 3% 90% ± 1%
Voorbeeld: als in een steekproef(-deel) van 500 ondervraagden 50% een bepaald antwoord geeft, moet dit gelezen worden als 50% ± 4%, ofwel 46- à 54 procent. Bij kleinere of grotere gemeten percentages wordt deze marge kleiner.
35
V.2
Vergelijkingen
Ook bij de vergelijking van percentages of verdelingen (bijvoorbeeld: tussen mannen en vrouwen, of tussen dit jaar en vorig jaar) is het mogelijk dat een gemeten verschil slechts veroorzaakt is door het toevalskarakter van de steekproef of steekproeven. Het gemeten verschil heet in dat geval niet ‘significant’. Voor de bepaling of het verschil tussen twee gemeten percentages groot genoeg is om significant te zijn, bestaan wiskundige technieken: de zogeheten t-toets. Van de uitkomsten van zo’n toets is echter geen eenvoudig leesbaar en interpreteerbaar overzicht te geven zoals met betrouwbaarheidsmarges is gedaan in figuur V.1. Wèl kan in het algemeen gesteld worden, dat de grens tussen ‘significant’ en ‘niet-significant’ wat kleiner is dan het totaal van de beide betrouwbaarheidsmarges. Voorbeeld: iets is niet aantoonbaar toegenomen als het vorig jaar volgens de Omnibusenquête 50% was en dit jaar 52%. Een stijging van 10- naar 12% daarentegen is wèl significant. Daarmee moge de boodschap zijn, dat in het algemeen verschillen of afwijkingen van 1- à 2% niet als verschillen mogen worden beschouwd, maar evengoed door het toevalskarakter van de steekproeven kunnen zijn veroorzaakt.
V.3
Gemiddelden
Ook om te bepalen of het verschil tussen twee gemeten gemiddelden (bijvoorbeeld het verschil tussen twee rapportcijfers) significant is of slechts veroorzaakt is door het toevalskarakter van de steekproeven, kan een t-toets worden verricht. Hoewel ook hier het precieze resultaat van geval tot geval verschilt, en met name ook afhangt van de gemeten waarden en de spreiding rond de gemiddelden, geldt in de praktijk in het algemeen, dat verschillen in rapportcijfers van 0,2 en hoger significant zijn. (Bij een meting over een deel van de steekproef - bijvoorbeeld: over alleen de Rotterdamse mannen - ligt deze grens hoger.)
Noten 1.
Bij het berekenen van de betrouwbaarheidsmarge bij percentages kan worden uitgegaan van de volgende benaderende formule: absolute 95%-betrouwbaarheidsmarge bij p% = 1,96 x √p(100-p) / √(n-1), waarbij n de omvang van de (deel-) steekproef is. Een gemeten percentage van 50% in de B-lijst van de Omnibusenquête 2007 heeft dus een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(50x50) / √1.545 = 2,5%. Evenzo heeft een gemeten percentage van 1% een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(1x99) / √1.545 = 0,5%. Bij alleen de 661 mannen in de B-lijst heeft een gemeten percentage van 50% evenwel een betrouwbaarheidsmarge van 1,96 x √(50x50) / √660 = 3,8%, en is bij een gemeten percentage van 1% de marge 1,96 x √(1x99) / √660 = 0,8%.
36
Publicatieoverzicht COS Titel rapport (uitgave)
jaar
Algemeen Feijenoord in beeld Feitenkaart Omnibusenquête 2006 Handleiding voor het opstellen van meetbare doelstellingen Kerncijfers Rotterdam 2006 Monitor Prins Alexander 2005 Binnenstadsmonitor 2005 Staat van Rotterdam 2005 Feitenkaart Rotterdam in Europees perspectief Staat van de Jeugd De G4 in de peiling Stadspeiling Vlaardingen 2003
2007 2006 2006 2006 2006 2005 2005 2004 2004 2003 2003
Arbeid en Inkomen Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2004 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam op deelgemeente- en buurtniveau 2004 Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2003 De Rotterdamse marktbezoeker 2006. Feitenkaart de Rotterdamse kantorenmarkt per 1 januari 2006 Monitor lage inkomens Delft. 1e meting Inventarisatie bedrijventerreinen regio Rotterdam Monitor Gemeentelijke Lastendruk Rotterdam, 2003-2006* Rotterdammers over werken bij de gemeente 2005 Feitenkaart economie en arbeidsmarkt in Rotterdam Economische statistiek per deelgemeente Monitor vraagzijde arbeidsmarkt havengebonden cluster, Rijnmond. Een pilot.
2007 2007 2006 2006 2006 2006 2006 2006 2005 2005 2004 2004
Bevolkingsgroepen Chinezen in Rotterdam Monitor allochtone ouderen IJsselmonde Minderhedenmonitor 2003. Integratie en inburgering Sociale integratie en de islam in Rotterdam Emancipatiemonitor Rotterdam 2004 Lus di Trafiko in 2003. Het jaar van de uitvoering Feitenkaart kerncijfers Antillianen in Rotterdam Prognose bevolkingsgroepen Rotterdam 2017 De maatschappelijke rol van de Rotterdamse moskeeën
2006 2005 2004 2004 2004 2004 2004 2003 2003
Communicatie en klanttevredenheid Kijk- en Luisteronderzoek SLOR 2006 Tevredenheidsmeting Feijenoord 2006 Rotterdammers over de gemeentelijke dienstverlening 2006. Gebruik en waardering JOS Intranet Stadswinkel op voorhand Rapportage Mediagebruik Rotterdamse Ambtenaren Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting maart 2005. Middelland Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting maart 2005. Tussendijken Communicatie wijkveiligheid. Effectmeting september 2004 Spangen Klanten over het City Informatie Centrum
2007 2006 2006 2006 2006 2005 2005 2005 2004 2004
Demografie Trendprognose Rotterdam 2020 De bevolkingsontwikkeling van Rotterdam 2003-2004 Huishoudensprognose Rotterdam 2017 Verhuizen in Rotterdam, onderzoek verhuisbewegingen 1995-2000 Inpakken en wegwezen: migratie-onderzoek Rotterdam en regio 1998-2000
2006 2004 2003 2002 2002
Kunst en cultuur Cultuurparticipatie van Rotterdammers 2005 Klanttevredenheid SKVR Rotterdammers en de bibliotheek 2005 Belangstelling voor opera in Rotterdam 2004
2006 2006 2005 2004
37
Publicatieoverzicht COS (vervolg) Titel rapport (uitgave)
jaar
Leefbaarheid en Veiligheid Effectmeting overlast Oude Noorden Beleving luchtkwaliteit onder Rotterdammers 2006 Herkenning van radicalisering Monitor hot spots Rotterdam 3e meting (2005) Nulmeting Leefbaarheid Opvang Pijnackerstraat Oude Noorden Rotterdammers over het milieu 2005. Resultaten uit de Omnibusenquête 2005 Blokken aan de Laan. Effecten van de fysieke aanpak van twee bouwblokken in de hot spot Dordtselaan Woonwensen van WBR-huurders in Nieuw Crooswijk Bewonersonderzoek afvalscheiding
2007 2006 2005 2005 2005 2005 2005 2003 2003
Onderwijs Leerlingprognoses primair onderwijs Rotterdam 2005 - 2020 Leerlingprognoses primair onderwijs Rotterdam 2004 - 2019 Integratie in het primair onderwijs Rotterdam Wonen en leren van volwassenen in de regio Belangstelling Openbaar Daltononderwijs Papendrecht
2006 2005 2005 2005 2004
Overig Evaluatie Flexwerken dS+V Rapportage Warmtekrachtkoppeling Bergschenhoek Rotterdammers en computers 2005 Evaluatie stoelmassage dS+V. Resultaten uit een enquête bij drie dS+V-afdelingen
2006 2005 2005 2004
Politiek en bestuur Opkomen voor Rotterdam Skyline op ooghoogte Analyse gemeenteraadsverkiezingen 2006 Analyse deelraadsverkiezingen 2006 Feitenkaart negende Belevingsmonitor
2006 2006 2006 2006 2005
Ruimtelijke ordening en verkeer Masterplan Lijnbaanhoven Draagvlakmeting parkeren onder de Noorderhavenkade Mobiliteit in Rotterdam, de stadsregio en Nederland 2004-2005 Rotterdammers over het verkeer 2006 Belevingsonderzoek groene golf Schiekade/Schieweg Rotterdammers over imagobepalende plekken in de openbare ruimte
2007 2006 2006 2006 2006 2005
Vrijetijdsbesteding Quick scan Rotterdamse jongeren in hun vrije tijd Rotterdammers in hun vrije tijd 2005 Recreatief bezoek van Rotterdammers aan Rotterdam 2005 Vrijwilligerswerk en informele hulp in Rotterdam 2005 Relevante trends voor het vrijwilligerswerk in 2020 Rotterdammers in de wintermaanden van 2005 Joffen in Feijenoord.
2006 2006 2006 2006 2006 2005 2005
Welzijn en Volksgezondheid Jonge moeders in Rotterdam. Stand van zaken 2004 Sociale kaart 2004. Stadsregio Rotterdam
2004 2004
Wonen Monitor Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam 2006 Kans van Slagen. Monitor Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam. 2006 kwartaal 4 Feitenkaart Aandachtsgroepen volkshuisvestingsbeleid Rotterdam en regio 2004 Bewoners over het nieuwe dure huursegment Rotterdammers over de verkoop van huurwoningen 2006 Monitor Aanbodmodel Rotterdam 2005 Rotterdammers over herstructurering 2006 Monitor Woonruimteverdeling Stadsregio Rotterdam 2005 Evaluatie experiment huisvestingsvergunning Bewonersonderzoek Nesselande
2007 2007 2007 2006 2006 2006 2006 2006 2005 2005
Bovenstaand overzicht is een greep uit het publicatieaanbod van het Centrum voor Onderzoek en Statistiek. Een compleet publicatieoverzicht is te raadplegen op het Internet: www.cos.rotterdam.nl
38