De NEW YORK CITY-marathon
(november 1999)
“die moet je niet lopen, die moet je beleven !!!”
voorwoord Omdat onze razende reporter niet op de deelnemerslijst voorkwam, heb ik besloten zelf maar een verslag te schrijven van dit onvergetelijke evenement. Ik hoop dat het drempelverlagend mag werken voor al die medelopers die al jaren tegen hun eerste marathon aanhikken.
de voorgeschiedenis ‘t Zal ongeveer in de tijd van de goede voornemens geweest zijn, zo begin januari van dit jaar, als ik Piet van Dongen (mijn overbuurman) ‘s zondags na de Goedemorgenloop spreek. Hij wil dit jaar, het jaar waarin hij zestig wordt, nog éénmaal de hele marathon lopen. In principe zijn laatste, dus het moet natuurlijk wel een échte zijn . . . . . de New York City-marathon dus !!! Nou liep ik al jaren met het idee om ook eens mijn eerste marathon te lopen, doch om allerlei redenen (vooral gebrek aan tijd) kwam het er steeds niet van. Daarom nu de handschoen maar opgenomen . . . . . ik ga mee Piet. Naast mij willen er nog wel een aantal enthousiastelingen mee, doch die haken uiteindelijk (veelal om financiële redenen) bij het definitieve bespreken af. Zo onlogisch is dat overigens niet, want voor de prijs van zo’n reisje kun je ook heel veel andere leuke dingen doen. Het uiteindelijke bespreken in april levert echter een fikse desillusie op; er is geen enkele plaats (lees: startbewijs) meer beschikbaar, zelfs niet via België ! Dat de run op deze run zo groot is heeft een aantal factoren: het is de laatste van de eeuw, het is een jubileumversie (de dertigste) en bovendien heeft het lopen van voorgaande versies door BN-ers (bekende Nederlanders) kennelijk meer lopers op het idee gebracht. Voor deze twee BN-ers (bekende Noordwijkerhouters) is er voorlopig echter geen plaats. Wel worden we nog op de reservelijst geplaatst voor als er mensen annuleren, maar dat hoor je dan meestal pas in oktober.
de eerste voorbereiding In de periode voorafgaand aan ons boekingsprobleem leefde het idee van de marathon enorm. Er was een grote motivatie om fanatiek te gaan trainen, want tenslotte kon slechts een gedegen voorbereiding met veel trainingskilometers de basis vormen voor het halen van die, door velen zo vervloekte, zesentwintig mijlen (het Amerikaanse denken begon al). Mijn wekelijkse Goedemorgenloop werd vanaf dat moment standaard het hele rondje (van thuis tot thuis zo’n 19 kilometer), en het lukte me zelfs om ook nog eens twee keer doordeweeks te lopen. Niet twee keer in één week hoor, maar gewoon twee keer in het totaal van zo’n twintig weken. Het niet direct al kunnen inschrijven voor de NYC-
marathon doet deze, voor mij toch ietwat overdreven, noeste arbeid weer direct afzwakken. de ommekeer In juli krijgt Piet de gelegenheid om één startbewijs te bemachtigen (hij vraagt mij zelfs nog toestemming, de schat !). In de grote groep die vanuit de Spartaan gaat (zo’n 36 lopers en 20 supporters) is één van de “lopers” al zó geschrokken van tien kilometer dat hij “supporter” wordt. Het vrijkomende startbewijs is snel geregeld en dat lukt later ook nog met de vlucht en het bed. Voor mij dus einde verhaal, want alléén ga ik echt niet. Alleen een reservelijst bij de Spartaan kan voor mij nog een passende oplossing bieden; dat heeft Piet tenslotte ook gered. Steeds meer balend van het feit dat ik niet naar New York ga en dus weer geen marathon zal lopen dit jaar (en deze eeuw), verdiep ik mij in de alternatieven. Amsterdam, Eindhoven en Etten Leur kunnen mij niet echt bekoren, alleen Berlijn (waar ik vóór de val van de muur al eens geweest ben) spreekt me erg aan. Wel is deze marathon al erg snel (over twee maanden al), dus eerst maar gewoon op vakantie. Nog dubbend over wat te doen word ik op 2 augustus, één dag na terugkomst uit Portugal, door Holland International Marathons gebeld; er is één plaats vrij voor New York, of ik nog mee wil. De perfecte manier waarop zij dit soort marathon-reizen als individuele groepsreis organiseren doet me uiteindelijk toch besluiten de stap dán maar alleen te zetten: "New York, here I come !!!" Later blijkt ook Truus van Dongen (ze heet eigenlijk van Gijlswijk, maar zo gedraagt ze zich al lang niet meer) nog een “supporters”-plaats bij de Spartaan te kunnen bemachtigen, dus er staat dan straks zelfs nog privé-publiek voor me langs het parcours.
de tweede voorbereiding Nu wordt het ineens wel erg serieus; nog maar drie maanden te gaan. Het van Piet gekregen trainingsschema van de Spartaan loopt al vanaf januari en beschrijft inmiddels vier trainingen per week. Gauw het maar ver weg gestopt; zo’n trainingsbeest ben ik nou ook weer niet. Bovendien, waar moet ik in godsnaam de tijd vandaan halen zonder het sociaal onverantwoord te laten zijn. Uiteindelijk vind ik voor mij het Ei van Columbus: de “Kortjakje-methode”. Ik besluit weinig te trainen (alleen op zondag) en veel te rusten (doordeweeks), waarbij ik de training op de lengte en tijdsduur van de marathon ga afstemmen. De uiteindelijke dag van de marathon (7 november) wordt zo vanzelf een “gewone zondag” voor me. Ik begin zodoende elke zondag steeds vroeger met eerst voor mezelf te lopen om daarna met de Goedemorgenloop er nog eens in ontspannen sfeer vijftien kilometer bij te lopen (en te lullen). Door er elke week gewoon een klein stukje aan vast te plakken zit ik via 19, 21, 24, 27, 30 en 33 kilometer binnen zeven weken al aan de 36 kilometer (had Berlijn toch eigenlijk ook wel gekund . . . . .). Doordat ik gewoon steeds vroeger uit bed
moet (ik start inmiddels al om kwart over zeven) kost de training me echter hoegenaamd geen extra tijd. Wel wordt het voedingspatroon enigszins aangepast. Ik verplicht me elke dag een fles met anderhalve liter Noordwijkerhouts kraanwater leeg te drinken en neem op zondag tijdens het lopen steeds extra sportdrank tot me (gewoon twee keer langs mijn auto lopen). Een biertje of een wijntje laat ik er op zaterdagavond echter niet voor staan, dat zie ik maar als geestelijke brandstof. Uiteindelijk volgen er nog vijf zondagen van respectievelijk 25, 30, 35, 30 en 38 kilometer om daarna de laatste zondag voor de marathon de trainingsperiode nog even met dertig kilometer te besluiten. Je moet tenslotte wel in je wekelijkse ritme blijven en bovendien loop je je zo lekker leeg voor een goede opname van extra koolhydraten. De laatste dagen voor het vertrek heb ik me daarna volledig volgepropt met pasta en bananen. Zo, ik ben er klaar voor !!
the days before Donderdag op Schiphol wacht me een verrassing, die voor mijn vrouw Sylvia, die thuisblijft, wat minder aangenaam is. Ik blijk niet op maandag maar pas op dinsdag na de marathon terug te vliegen. Dat betekent dan toch nog die extra dag om wat van de stad te zien, want de overige dagen zullen grotendeels in het teken van de marathon staan. Ik was er zelf dus wat sneller overheen dan mijn vrouw. Het vliegtuig, een Boeing, zit bijna volledig vol met lopers en supporters en brengt ons in zo’n acht uur naar New York. Er is aanspraak genoeg en de stemming zit er goed in; het wordt zodoende zeker geen eenzame reis. Mijn hotel, waar zelfs zo’n driehonderd Nederlanders zijn ondergebracht, staat midden in het centrum van Manhattan (aan Broadway, direct bij Times Square). De overige Nederlanders, waaronder Piet en Truus (die al op woensdag arriveerden), zitten in twee andere hotels wat verder weg uit het centrum. Zij komen echter veelvuldig met de bus naar het stadshart, met ons hotel als verzamelpunt; ik zie ze dan ook al die avond. ‘s Avonds nog laat opgebleven om de jetlag te vermijden en de straat op geweest. Eén grote mengelmoes van duizenden door elkaar heen “stromende” mensen, bij theaters wachtende limousines, nerveus kijkende illegale straatverkopers, toeterende gele taxi’s, en gillende sirenes onder een steeds wisselend schijnsel van miljoenen reclamelichtjes. “Open 25 hours a day” lees ik op een winkel. New York, the city that never sleeps !! Vrijdag begint het “marathon-circus”. Eerst gezamenlijk de startnummers opgehaald bij de Marathon Expo, een oud havengebouw op een pier in de Hudson, waarin zich tevens een beurs met alles op loopgebied bevindt. Daarna is ‘s middags een korte verkenningsloop voor alle Holland International gasten in het finishgebied in Central Park. Piet is ook weer van de partij en samen oefenen we onze eindsprint over de laatste heuvels naar het inmiddels opgebouwde finishdoek. Truus zit ons daar al op de tribune toe te juichen; ook zij moet natuurlijk oefenen.
Die avond is er een facultatief entertainmentprogramma. Ik heb gekozen voor een musical, Smokey Joe’s Cafe, die bij mij om de hoek draait. Je raadt nooit wie er voor me zitten; Piet en Truus. Ik heb ze in dit “dorp” inmiddels vaker gezien dan thuis in de Sweensstraat. Het wordt dus nog een “latertje” die avond. Zaterdag gaat om zes uur de wekker. Net na zevenen vertrekken we lopend naar de International Friendship Run, die om acht uur bij het gebouw van de Verenigde Naties start. Het is een “verbroederingsloop” van zo’n dikke zeven kilometer dwars door de stad die in het finishgebied eindigt en waaraan alle buitenlandse deelnemers en hun supportes kunnen meedoen. Eén grote hollende carnavalsoptocht, van zo’n 15.000 mensen, met veel verklede lopers ertussen. Kaasdragers, koeien, heksen, steltlopers; je kunt het zo gek niet bedenken of het loopt er. Elke kreet van de lopers en het vreemd opkijkende publiek echoot langzaam weg tussen de kolossale gebouwen. Wát een mensenmassa, en wát een sfeer. Wat moet dat morgen dan wel niet worden? De tocht eindigt met een gezamenlijk ontbijt op de tribunes bij de finish. ‘s Middags nog een facultatieve, vier uur durende, stadstour met de bus gedaan en daarna ‘s avond nog één keer naar de Italiaan voor de ultieme spaghetti. De naam van het restaurant, “Pasta Lovers”, roept zo langzamerhand toch enige weerstand bij me op. Tenslotte de hotelbar nog even opgezocht, maar daar is bijna iedereen al weg. Nou ja, er moet toch iemand zijn die het licht uitdoet . . . . .
Marathon day ‘s Ochtends om zes uur gaat wederom de wekker, ik slaap dan al lang niet meer. Mijn toegewezen kamergenoot baant onrustig door de kamer om voor de zevende keer zijn spullen te checken. Vanuit de hotelkamer op de vijfendertigste verdieping kijken we grotendeels neer op de stad. Het lijkt mooi weer, maar een klok in de verte geeft pas drie graden aan en de wind voelen we nog niet. Om zeven uur vertrekken vijf bussen vanaf ons hotel naar de start. Er hangt een giechelige sfeer. In de verte zien we al snel de Verrazano Narrows Bridge opdoemen, waar het straks allemaal zal beginnen. Het duurt echter nog zeker zo’n drie kwartier voor we er zijn. Zou een marathon dan toch echt zo’n lang eind zijn? Vlak voor het uitstappen geeft Gerard Nijboer, die een aantal van zijn trainingspupillen naar de start begeleidt, de hele bus nog wat nuttige tips voor de voeding in de laatste tweeëneenhalf uur die we nog moeten wachten. Het verzamelgebied is een kazernekomplex aan de voet van de “startbrug”, maar heeft inmiddels meer weg van een hulpverleningskamp na een aardbeving. Overal mensen in plastic zakken en oude lompen, soms liggend op luchtbedden, die zich in de luwte van tenten en gebouwen trachten te beschermen tegen de ijzige kou. ‘t Is nu dan wel al zo’n acht graden, maar de harde, dunne gure wind geeft een heel andere gevoelstemperatuur (namelijk géén gevoel meer !). Toiletteren geschiedt in een gigantisch lang urinoir van 115 meter of in één van de ruim vierhonderd toiletunits, waarbij per huisje wel zo’n twintig wachtenden staan. Je moet dus eigenlijk al aansluiten voordat je echt moet in de hoop dat de boodschap zich net op tijd aankondigt. Het door mij meegenomen vissersstoeltje
zou hier, gezien de jaloerse blikken, een kapitaal kunnen opleveren, maar ik hou het lekker zelf. Rond tien uur lever je je “waardevolle” spullen in; die kun je in Central Park weer ophalen. Daarna begint de menigte langzaam door elkaar te schuifelen naar de aangewezen startvakken. Opeen gepropt en verscholen achter een rij bussen zien we niets van wat er gebeurd. We wachten ongeduldig op het startschot dat om tien voor elf zal vallen. Zou je die kanon hier ook kunnen horen? . . . . . . . . BOEM !!!! . . . . . . . ja, dus. Na enkele minuten komt de menigte om mij heen in beweging en de laatste overtollige kledingstukken vliegen overal in het rond. Daar is dan de startstreep, daar is dan die beroemde brug. Voor het eerst heb ik er volledig zicht op. Hij is inmiddels al compleet overgoten met één kleurrijke, deinende mensenmassa die de eerste klim van zo’n tachtig meter aan het bedwingen is. Een klim overigens die je nimmer als klim zult ervaren, want je loopt niet, maar je “drijft” mee in de mensenstroom. Wel voel ik nu ook voor het eerst die ijskoude tegenwind, die voorlopig de eerste dertig kilometer zal gaan duren. Maar ach, “what the hell, it’s party-time !!” Direct na de brug is er plaats voor de eerste toeschouwers. “Come on, Hans, you’re looking great !”, “You’ll make it, Hans !”, “Okay, Hans, run !!!”. Binnen vijftig meter loop ik met kippenvel over mijn hele lijf en ervaar ik het effect van het dragen van mijn naam op mijn borst. In die euforie begin ik gelijk aan mijn eerste vijfhonderd meter high fives met het langs de weg staande publiek. Dit is dus de New York City-marathon . . . . . Tussen de twee en de drie mijl haal ik Jos Nederpelt in, een mij bekende Hillegommer, die ook met de Spartaan mee is. Zou Piet hier dan ook ergens lopen . . . . . en ja hoor, vijf minuten later heb ik hem te pakken. Na een kilometertje samen te hebben gelopen maak ik nog een foto van hem en verlaat ik hem weer om verder mijn eigen weg (en tempo) te gaan. Voor en achter me strekt zich één lang lint lopers uit, waarbij ik op het hoogste punt in één oogopslag zo’n drie mijl ver kan kijken. Wát een enorme massa, zou het ooit nog wel wat rustiger worden? De eerste helft van de marathon, die zich volledig in het stadsdeel Brooklyn afspeelt, loopt lekker. Veel publiek, veel bands, langzamerhand wat meer ruimte voor mijn toch wat grote passen en een lekker tempo. Voor mijn gevoel heb ik over maar toch klok ik elke mijl binnen de acht minuten. Het gaat toch niet uit de klauwen lopen, dat zou namelijk slechts drie uur dertig betekenen. Gauw die tijd maar uit mijn hoofd gezet, ik zou “blanco” lopen. Ondanks de perfecte verzorging onderweg (elke mijl water, bijna elke mijl sportdrank (Gatorade) en heel veel ander lekkers) heb ik besloten op mijn eigen trainingsdrank (Extran) te lopen. Met een rugzak vol en een bidon die ik in mijn hand meedraag ben ik vertrokken. Ik vergeet de bidon echter één keer te sluiten, wat ik pas merk als ik weer een slok denk te nemen en mijn hele gezicht ondergiet. Bij de volgende post dus maar even gestopt om de plakzooi van me af te wassen; gebruik ik tóch nog wat water !
Op de Pulaski Bridge van Brooklyn naar het stadsdeel Queens is het halve marathon punt. Ik ben er al in 1:46:21, en stop tevreden om mijn bidon bij te vullen. De laatste flesjes Extran gaan erin. Gelukkig is over vijf mijl het Holland Point al, waar Truus met een nieuwe voorraad klaarstaat. Midden in Queens kom je door de streng orthodox joodse buurt, die allemaal uitgelopen lijken te zijn om de extreem-rechtse Oostenrijkse premier, die ook meeloopt, op te wachten. Er staat hier net zoveel publiek, maar de sfeer is toch anders. Strak in het zwarte pak, met pijpenkrul en hoed, kijken de mannen bijna emotieloos toe; vrouwen zie je er bijna niet. Alleen de grote hoeveelheden kinderen, die in grootte aflopend (als Daltons) op rijtjes naast hun vaders staan, lachen nog vrolijk. Een “high five” bij de laatste wordt zo wel een “low five”. Uiteindelijk wordt de enige spontane hilariteit onder het publiek op dit stuk veroorzaakt door een kleine Japanner, die verkleed als giraf (een kleine vier meter hoog !!), aan zijn eigen race bezig is. Hij kan hooguit vier minuten vóór me gestart zijn en toch haal ik hem pas bij vijftien mijl in; ‘t is dus een echt “beest”, wat nog eens extra blijkt als ik merk dat hij ook niet te verstaan is. We verlaten Queens om via het onderdek van de Queensboro Bridge voor het eerst in Manhattan te komen. Dit is een vreselijke kuitenbijter, die maar niet lijkt op te houden en me uiteindelijk tot wandelen dwingt. Mijn benen beginnen langzaam vol met beton te lopen. De file met walmend verkeer op de andere rijbaan verhoogt ook niet echt de sfeer. Eenmaal op First Avenue, een immens brede, kaarsrechte weg die vier mijl zal duren, is dit snel vergeten. Heel New York City en half Nederland staan hier te schreeuwen, wel twintig rijen dik. ‘t Is goed dat ik weet waar Truus ongeveer moet staan (tussen de 83e en de 84e straat, links van de weg), want anders was ik al honderd keer voor niets gestopt, iedereen schijnt “Hans” te kennen. Royaal eerder dan verwacht sta ik voor Truus d’r neus want het fototoestel moet samen met de bevoorrading nog uit haar tas komen. Ik loop vervolgens een stuk terug om een nieuwe aanloop voor de foto te maken en omdat de hoffotograaf van de touroperator ook net aan een nieuw rolletje toe is volgt nog een nieuwe aanloop. Daarna draaf ik weer lekker door. Op naar de Bronx !! Dat de Bronx een redelijk criminele achterstandswijk is, waar je als toerist beter niet buiten de marathon-uren kunt komen, wist ik al. Ik wist echter niet dat ze het wegdek van de bruggen daar naartoe (en misschien ook wel daarom) van tralies gemaakt hadden, waar tussendoor je het onderliggende water kunt zien. De file op het smalle tapijt dat er is neergelegd lijkt wel op een kluunplaats, zodat ik, vertrouwend op mijn maat 45, me toch op het kale ijzer waag. Gelukkig zijn mijn hardloopschoenen groot en stroef genoeg . . . . . In de Bronx is het beton in mijn bovenbenen bijna uitgehard. Vlak voor de laatste brug zie ik uit mijn ooghoeken een masseuse bezig, die bijna klaar is met haar laatste “patiënt”. Volledig vrijwillig geef ik me over aan deze fantastisch vorm van wijkzorg: “the full treatment please !”. Terwijl ik vijf minuten onder handen wordt genomen zie ik al die dommerds langshollen die dit zullen missen. Het rekenen slaat toch weer toe: vanaf hier nog zo’n zes mijl, een kleine drie uur onderweg, binnen de vier uur moet dus kunnen lukken, daar gaan we dus voor . . . . . “Thanks, lady !!, I love you !!”
Met de narigheid iets meer verdeeld in mijn benen loop ik weer twee mijl aan één stuk hard. Over de laatste brug komen we via Harlem weer voor de tweede keer Manhattan in. Alle stoplichten staan gelukkig op “DON’T WALK” dus ik kom ook niet in de verleiding om te wandelen. Eenmaal vlak bij Central Park begint het overleven; het denken geschiedt nog slechts in korte zinnen. Na elk mijlbord sta ik me toe zo’n honderd à honderdvijftig meter te wandelen. Daarna zet ik, ondanks de messen in mijn benen, weer aan tot het volgende bord. Veel tijd verlies ik er gelukkig niet mee. Bij elk bord haal ik weer dezelfde mensen in die wel “hard” zijn blijven lopen. Steeds maar weer “You’re looking good, Hans !!”. Ik geloof ze niet meer. “This morning I was looking better !!” roep ik maar terug. De heuvels in Central Park staan als zwaar aangemerkt. Voor een NSL-er, wiens looptrainingen doorgaans langs strand en duin voeren, vallen ze echter alles mee. ‘t Is uiteindelijk toch maar “Just an ordinary sunday !” Nog twee mijl, nu gaat de zweep erover. Niks meer wandelen, lopen kreng !! Op de grote molen “vlieg” ik de laatste mijl vals plat op naar Columbus Circle (‘t was toch ‘n ei ?). De rest lijkt stil te staan, wat een kick. De laatste bocht om, dit stuk ken ik al. De laatste twee heuveltjes nog. Dit heb ik al getraind met Piet, ik ken de finish, . . . . . ik hoor de finish, . . . . . ik ruik de finish, . . . . . ik zie de finish, . . . . . ik háál de finish !!!!! . . . . . 3:50:29 !!! . . . . . geweldig !!! Het beton in mijn bovenbenen is nu écht hard geworden, maar ik heb het gehaald. Ik “drijf” verder mee in de meute, laat mijn chip verwijderen, krijg een aluminium cape, een mooie medaille, een dikke zoen van een dito negerin en een voedselpakket. Op naar de bagagetrucks, daar is de eerste al. Nou is alfabetisch opbergen wel leuk, maar zet die wagens dan wel andersom. Bij de tiende truck sla ik toch maar linksaf om het park uit te gaan. Mijn hotel is namelijk de andere kant op en er zal wel geen taxi te krijgen zijn. In de zesenzestigste (!) truck blijft vandaag minimaal één pakketje en een vissersstoeltje over. Het heeft me, zo ik later hoorde, wel zo’n drie extra kilometers gescheeld en de man-diealles-al-heeft weet ineens weer iets om voor zijn verjaardag te vragen: nieuwe oude kleren !! In tien minuten wandel ik trots, met mijn medaille nog om, als een soort superman (met cape) naar het hotel. Waar men normaal nooit opkijkt in de drukte op straat oogst ik nu louter bewonderde blikken. Zelfs beton gaat daar van smelten. In het hotel eerst naar huis gebeld, ik hou het niet droog, de emoties komen er nu uit. Daarna de hotelbar opgezocht, het bad kan nog wel even wachten, eerst een biertje !! Langzaam druppelt iedereen binnen met ieder een eigen verhaal. Het blijft niet bij dat ene biertje . . . . . ‘s Avonds eerst uit eten en dan naar The Official All Star Café op Times Square, dat speciaal voor ons is afgehuurd voor een Fun-After-The-Run-Party. Iedereen die nog lopen kan is er. Ik win er nog een nieuw paar schoenen en mijn maat van die avond een reischeque van ƒ 1.500,-- voor een volgende reis. Het wordt weer laat die avond, maar de dansvloer blijft akelig leeg.
the days after De volgende ochtend om zeven uur op (ritme is ritme), er moet worden gewinkeld. Gesmolten beton blijkt toch weer hard te kunnen worden. Blij dat er
roltrappen en liften bestaan. Alleen de trappen naar de ondergrondse en die in het Vrijheidsbeeld (354 treden !) worden met de tanden op elkaar genomen. In de stad lopen veel pijnvollere exemplaren rond, die kunnen nog niet eens meer een stoeprand nemen. Je herkent ze naast aan hun “robotstijl” standaard aan het T-shirt van de marathon dat ze dragen, de medaille op hun borst en de van pijn doortrokken glimlach van oor tot oor. Voldaner kan een mens er bijna niet uitzien. Het hoge gehalte “gelegenheidslopers” laat zo zijn sporen na. De dag eindigt via vele shopping-malls, de Tourist-office, het World Trade Center, het Vrijheidsbeeld, het theaterburo, een bar, bijna elke krantenkiosk en vele malen de ondergrondse bij “Clementines” op de 8e straat. Deze kroeg, aangeraden door een New Yorker, oogt als “Cheers” met achterin een fantastisch restaurant. De Deense journaliste, die ik om tien uur bij de Twin Towers al tegen kwam en die me de rest van de dag vergezeld heeft, zit, zelfs zónder marathon in haar benen, uitgeput tegenover me. ‘t Wordt een gezellig etentje met een overheerlijke biefstuk; gelukkig is ie zonder pasta !! Na afloop vinden we, verdwaald op weg naar het metro-station, de allerlaatste New York Times die er in de stad nog over is. Tussen alle andere lopers sta ik erin vermeld; ik heb hem dus officiëel gelopen ! Om elf uur stap ik uit de metro en volgen er nog drie zoenen op de wang. Ik strompel naar mijn hotel en slaap al voordat ik lig . . . . . Dinsdag ben ik er voor de verandering maar weer vroeg uit gegaan; ik heb nog maar een halve dag en wil nog veel te veel doen. Snel de koffers ingepakt en uitgecheckt. Nog even het Gugenheim-museum meegepikt (een must als bouwkundige), kaarten verstuurd, een doldriest taxi-ritje geregeld (gewoon tegen de chauffeur gezegd “I’m extremely in a hurry”) en de volledige Fifth Avenue af gelopen. Na een eerste (en laatste) bezoek aan een McDonalds stap ik ‘s middags moe maar voldaan in de bus naar het vliegveld. Daar volgt de reünie met een groot aantal van de heenvliegers. Er wordt tot op Schiphol nog maar over één ding gepraat. Met een tas vol souvenirs kom ik thuis. Het hele huis is versierd, en mijn kantoor later ook. Ik had nooit kunnen vermoeden dat zo’n “loopje” zoveel los zou maken. Toch blij weer thuis te zijn. Ooit zal ik nog wel eens een marathon “lopen”, maar ook zal ik er zeker ooit nog eens één gaan “beleven”. Die laatste heb ik al gepland, de New York Citymarathon van 2020. Via de post heb ik Bob, mijn zoontje van twee, uitgedaagd om hem dan samen met mij te lopen. Ik ben dan nog net geen zestig en hij is dan net in de twintig; dat moet dus kunnen. Als stimulans heb ik loopschoenen (die licht geven als hij loopt) voor hem meegenomen. Sylvia gaat dan natuurlijk wel mee, maar hoogstwaarschijnlijk als supporter . . . . . Drie keer raden wie ik binnen vijf minuten na thuiskomst in de Sweensstraat alweer tegenkwam . . . Piet en Truus !!
de moraal Voor het lopen van een marathon komt best heel wat kijken. Laat je echter niet standaard al afschrikken door al die wilde verhalen er omheen over onmenselijke trainingsarbeid. Laat je ook niet opjutten door een zelf opgelegde
tijdslimiet. Ook iemand die na zes uur binnen komt levert een wereldprestatie en is een winnaar. Kies je dan ook nog voor zo’n gigantische happening als New York of (naar horen zeggen) Berlijn, dan geniet je bovendien nog een paar uur langer dan de snellere lopers. Ook zal je daar veel langer gemotiveerd blijven om tot die eindstreep door te blijven gaan. Je eerste marathon moet je namelijk niet “lopen”, die moet je “beleven”. Ik realiseer me dat mijn verhaal niet een gemiddelde voorbereiding weergeeft, maar zo is het toch echt gegaan. Middel het daarom maar met de marathonervaringen van anderen en je zult zien dat het voor bijna iedereen op te brengen moet zijn. Het kan daarbij extra motiverend zijn om het met een groepje te doen, maar daar kan Piet je misschien meer over vertellen. Ik heb het gewoon alleen gedaan en dat beviel ook goed. Voor eventuele vragen kun je me in ieder geval altijd nog even aanschieten, want dit vergeet ik toch mijn hele leven nooit meer !!
Hans Zwetsloot.
algemene gegevens New York City-marathon 1999: - tijdstip:
eerste zondag in november
- deelnemers:
ca. 33.000, waarvan zo’n 16.000 buitenlanders uit meer dan 100 landen en waaronder zo’n 1.400 Nederlanders
- toeschouwers:
ca. 2.000.000
- lengte:
26,2 mijl (dat blijft gewoon 42.195 meter)
- touroperators:
Holland International Marathons, Jan Doets, e.a.
- kosten:
vanaf ƒ 2.000,-- tot zo’n ƒ 4.000,-- (afh. van hotelkeus; alleen logies)
- wanneer boeken:
zo snel als mogelijk (vol is vol !)
- resultaten BN-ers 1999:
Jaap Jongbloed Erik Breukink Hans Zwetsloot Pieter Christiaan van Oranje Piet van Dongen Mark Klein Essink Danny Blind René Froger
44 35 37 27 60 39 38 39
jaar jaar jaar jaar jaar (!) jaar jaar jaar
3:37:57 3:40:01 3:50:29 4:01:41 4:23:01 4:37:50 4:44:08 5:23:35
- resultaat oudste:
Sam Gadless (U.S.A.)
92 jaar (!)
9:28:05
- aantal BN-ers in 2000:
voorlopig nog onbekend