MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van
, TRCJZ/2006/533,
houdende wijziging van de Tijdelijke regeling tot wering van AI II
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Gelet op beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L274); beschikking 2005/744/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 oktober 2005 tot vaststelling van voorschriften voor de preventie van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, bij gevoelige vogels in dierentuinen in de lidstaten (Pb EU L279); Gelet op artikel 17 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
BESLUIT:
Artikel I De Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II1 wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 1 komt te luiden: Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder:
1
Stcrt. 2005, 187; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 december 2005 (Stcrt.
253)
2
a. pluimvee: gehouden dieren van een soort behorende tot de orde van de hoenderachtigen (Galliformes), tot de familie van de eenden, ganzen en zwanen (Anatidae), en de familie van de duiven (Columbidae); b. broedeieren: eieren van pluimvee, bestemd om te worden bebroed; c.
vervoermiddel: voertuig, waaronder mede begrepen een combinatie van een voertuig met één of meer door dat voertuig voortbewogen aanhangwagens, opleggers of containers;
d. VWA: Voedsel en Waren Autoriteit; e. ganzenflappen: met behulp van netten en met gebruikmaking van lokganzen wilde ganzen vangen ten behoeve van onderzoek; f.
dierentuin: dierentuin als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder i, van beschikking 2005/744/EG;
g. beschikking 2005/734/EG: beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L274); h. beschikking 2005/744/EG: beschikking 2005/744/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 oktober 2005 tot vaststelling van voorschriften voor de preventie van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door influenza A-virus subtype H5N1, bij gevoelige vogels in dierentuinen in de lidstaten (Pb EU L279). B Artikel 2 komt te luiden: Artikel 2 1. Deze regeling is niet van toepassing op het houden van fazanten. 2. De artikelen 4a tot en met 5c zijn niet van toepassing op pluimvee, gehouden in dierentuinen. C Na het opschrift van §2 worden de volgende artikelen ingevoegd: Artikel 3 1. Het is verboden pluimvee te houden. 2. Het verbod, bedoeld in het eerste lid, is niet van toepassing indien wordt voldaan aan deze paragraaf.
3
Artikel 4 1. De houder van pluimvee neemt passende maatregelen om zo veel mogelijk te voorkomen dat de door hem gehouden dieren in contact komen met trekvogels of hun uitwerpselen. 2. Onder passende maatregelen als bedoeld in het eerste lid, wordt ten minste begrepen het niet doorlaatbaar afdichten aan de bovenzijde van de al dan niet beperkte uitloop en het afschermen met netten van de zijkanten van deze uitloop. 3. De verplichting tot het nemen van de maatregelen, bedoeld in het eerste, geldt niet: a. voor de houder van in dierentuinen gehouden pluimvee dat na 21 november 2005 is gevaccineerd ingevolge de Tijdelijke vrijstellingsregeling enten AIgevoelige vogels dierentuinen 2003; b. gedurende het ganzenflappen, en c.
voor de houder van watervogels behorend tot de familie van de eenden, ganzen en zwanen (Anatidae), indien: 1º. de vogels bij een waterpartij worden gehouden met een omvang groter dan 25 vierkante meter; 2º. over de waterpartij linten worden gespannen op zodanige wijze dat zo veel mogelijk wordt voorkomen dat de door hem gehouden dieren in contact komen met trekvogels en hun uitwerpselen, en 3º. voedsel en water wordt verstrekt in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde ondoorlaatbaar is afgedekt. D
Artikel 4a wordt als volgt gewijzigd: 1. Voor de tekst wordt een 1. geplaatst. 2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende: 2. De houder die bedrijfsmatig zowel eenden of ganzen als ander pluimvee houdt, neemt passende maatregelen om te voorkomen dat zijn eenden of ganzen in contact komen met het andere pluimvee. E Artikel 4b wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt “is het verboden pluimvee, loopvogels of postduiven tijdelijk te verzamelen” vervangen door: is het verboden pluimvee, loopvogels of siervogels tijdelijk te verzamelen. 2. Het tweede lid komt te luiden: 2. In afwijking van het eerste lid is het toegestaan siervogels, niet zijnde pluimvee, te verzamelen indien deze verzameling plaatsvindt in een afgesloten ruimte.
4
3. Het derde lid komt te luiden: 3. Reeds verleende ontheffingen ten aanzien van het verbod, bedoeld in het eerste lid, worden ingetrokken. 4. Het vierde lid vervalt. F Na artikel 4b wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 5 De houder van pluimvee draagt ervoor zorg dat de dieren bij het verplaatsen niet in contact komen met trekvogels of hun uitwerpselen. G Na artikel 5b wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 5c In afwijking van artikel 50, eerste lid, onderdelen d en e, van de Flora- en Faunawet, is het gebruik van gehouden eenden als lokvogels als middel tot jagen verboden. H In artikel 8 vervallen het tweede lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid. Artikel II Deze regeling treedt in werking met ingang van 20 februari 2006. Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, dr. C.P. Veerman
Toelichting voor de Staatscourant 1. Inleiding In het najaar van 2005 zijn in Nederland maatregelen vastgesteld die het risico voor de insleep van het hoogpathogene Aviaire Influenza (hierna: AI) door met AI besmette trekvogels moesten beperken. Met ingang van 1 januari 2006 is gelet op het einde van de wintertrek de afschermplicht voor heel Nederland beëindigd. Andere maatregelen ter wering van AI, zoals de verplichting dat voedsel en water aan bedrijfsmatig gehouden pluimvee wordt verstrekt onder een afdak en de verplichting dat pluimvee geen water wordt aangeboden dat afkomstig is van oppervlakte water zonder dat deze is behandeld om eventueel aanwezig virus te inactiveren, zijn van kracht gebleven. Ingevolge artikel 1, vierde lid, van beschikking 2005/734/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 19 oktober 2005 tot vaststelling van bioveiligheidsmaatregelen ter beperking van het risico van overdracht van hoogpathogene aviaire influenza, veroorzaakt door het influenza A-virus subtype H5N1, van in het wild levende vogels naar pluimvee en andere in gevangenschap gehouden vogels en tot instelling van een systeem voor vroege opsporing in risicogebieden (PbEU L274) dienen de lidstaten regelmatig de maatregelen te beoordelen die zijn getroffen ter voorkoming van de insleep van AI. 2. Nieuwe ontwikkelingen In diverse lidstaten van de Europese Unie, waaronder Duitsland, Italië, Slovenië en Oostenrijk zijn de afgelopen week besmettingen met het hoogpathogene AI-virus van het type H5N1 bij knobbelzwanen bevestigd. In Nederland zijn bovendien de vondsten en inzendingen van dode zwanen de afgelopen dagen sterk in aantal toegenomen. Knobbelzwanen spelen een vooralsnog onduidelijke rol in de verspreiding van het H5N1-virus. Zij zijn in beginsel redelijk honkvast en leven zowel binnen als buiten de bebouwde kom in de buurt van water. Zij komen intensief in aanraking met zowel wilde als gedomesticeerde eenden. Het vermoeden bestaat dat knobbelzwanen zeer gevoelig zijn voor het hoogpathogene AI-virus en er daarom aan sterven. Andere wilde vogels, zoals eenden, kunnen het virus vermoedelijk verspreiden zonder zelf symptomen van de vogelgriep te tonen. Gelet op het bovenstaande alsmede het begin van de voorjaarstrek van vogels vanuit Afrika, alwaar in Nigeria uitbraken van het hoogpathogene AI van het type H5N1 zijn bevestigd, is het noodzakelijk om de maatregelen aan te scherpen. Afschermmaatregelen Op grond van deze wijzigingsregeling worden houders van pluimvee verplicht om passende maatregelen te treffen om het contact tussen hun pluimvee en trekvogels en hun uitwerpselen te vermijden. Onder dergelijke passende maatregelen wordt ten minste begrepen het niet doorlaatbaar afdichten aan de bovenzijde van de al dan niet beperkte uitloop en het afschermen met netten van de zijkanten van deze uitloop. Houders van pluimvee kunnen er ook voor kiezen
hun pluimvee te houden in een afgesloten ruimte. Gelet op de hierboven omschreven omstandigheden geldt in heel Nederland hetzelfde risico van besmetting met het hoogpathogene AI-virus bij het contact tussen pluimvee enerzijds en trekvogels en hun uitwerpselen anderzijds. Ook wordt daarom geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsmatig of hobbymatig gehouden pluimvee en pluimvee dat binnen of buiten de bebouwde kom wordt gehouden. Bovendien wordt de reikwijdte van de Tijdelijke regeling ter wering van Aviaire Influenza II1 uitgebreid, waardoor vanaf 20 februari 2006 ook alle soorten gehouden duiven (familie van de Colombidae), waaronder sierduiven en postduiven, gehouden dienen te worden in een afgeschermde ruimte. Dit is thans noodzakelijk gelet op het feit dat nog niet onomstotelijk is bewezen dat duiven het AI-virus niet kunnen overbrengen. De verplichting om passende maatregelen te treffen geldt om reden van dierenwelzijn niet ten aanzien van fazanten en van watervogels behorend bij de familie van de eenden, ganzen en zwanen (Anatidae), die worden gehouden bij een waterpartij van ten minste 25 vierkante meter die met linten is overspannen en waarbij het voedsel en water aan de dieren wordt verstrek in een ruimte die ten minste aan de bovenzijde is afgedekt. De verplichting geldt tevens niet voor pluimvee in dierentuinen dat na 21 november 2005 tegen de vogelgriep is gevaccineerd, en ten aanzien van ganzen die worden gebruikt voor het met netten vangen van wilde ganzen voor onderzoek. Verzamelen van pluimvee, loopvogels en siervogels Gelet op de hierboven omschreven gewijzigde omstandigheden worden ook de maatregelen ten aanzien van het verzamelen van bepaalde vogels aangescherpt. In de eerste plaats is door uitbreiding van de reikwijdte van de regeling het verzamelverbod vanaf 20 februari 2006 tevens van toepassing op alle gehouden duiven (zowel voor consumptie gehouden duiven, als sierduiven en postduiven). In de tweede plaats is de mogelijkheid om ontheffingen van het verzamelverbod ten behoeve van wedvluchten, tentoonstellingen, culturele evenementen en keuringen aan te vragen in het licht van de gewijzigde risico’s komen te vervallen. Reeds verleende ontheffingen voor bovengenoemde verzamelingen die op of na 20 februari 2006 zouden worden gehouden, komen op grond van deze regeling te vervallen. Verzamelingen van siervogels, niet zijnde sierpluimvee en duiven, zoals tentoonstellingen en keuringen, die in een afgesloten ruimte plaatshebben zijn van het verzamelverbod uitgezonderd. Overige maatregelen Vanaf de inwerkingtreding van onderhavige wijzigingsregeling dienen houders van pluimvee er opnieuw voor te zorgen dat het pluimvee bij het verplaatsen niet in contact komt met trekvogels of hun uitwerpselen. De houder van bedrijfsmatig gehouden ganzen of eenden en ander pluimvee dient er bovendien voor zorg te dragen dat zijn ganzen of eenden niet met het andere pluimvee in 1
Stcrt. 2005, 187; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 december 2005 (Stcrt. 253)
contact komt. Tenslotte is het vanaf 20 februari 2006 opnieuw, maar nu in geheel Nederland, verboden om te jagen met als lokvogels gehouden eenden. De maatregelen inzake de reiniging en ontsmetting van vervoersmiddelen die kennelijk zijn gebruikt voor het transport van levend pluimvee of broedeieren blijven ongewijzigd in stand. De onderhavige regeling introduceert geen informatieverplichtingen voor de burger en het bedrijfsleven aan de overheid. DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,
dr. C.P. Veerman