Sectorconvenant 2013-2014 tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector van het Paritair Comité voor de Bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de logistiek (PC 226) Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; De heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel
en de sociale partners van de sector van het Paritair Comité voor de Bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de logistiek: met als vertegenwoordiger voor de werkgevers:
De heer Paul Valkeniers, Voorzitter van de Werkgeversfederatie voor de Internationale Handel, het Vervoer en de Logistiek
en als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De heer Peter Börner, Nationaal sectorverantwoordelijke van de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België; De heer Erwin De Deyn, Voorzitter van de Bond der Bedienden, Technici en Kaders; De heer Wannes Gielis, Nationaal verantwoordelijke van de Bediendencentrale en van het Nationaal Verbond voor Kaderpersoneel
Landelijke
1
[Wordt overeengekomen wat volgt] Verbintenissen van de Vlaamse Regering Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een maximale toelage van 306.000,00 EUR uit te betalen aan het Sociaal Fonds van het Paritair Comité voor de Bedienden uit de Internationale Handel, het Vervoer en de Logistiek, (Brouwersvliet 33 bus 7 - 2000 Antwerpen; bankrekeningnummer: BE68 2200 0170 7034; ondernemingsnummer: 0423.133.004) ter financiering van 3 VTE sectorconsulenten. Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende overeenkomst, door: 1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergadering waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten, via de SERV, die fungeren als doorgeefluik van informatie en die in het teken staan van ondermeer ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, en sectoroverschrijdende samenwerking.
Verbintenissen van de sector Artikel 3. De sector van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de logistiek verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn inspanningsverbintenissen en hebben betrekking op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 3 VTEsectorconsulenten ingezet. Zij werken in de sector onder paritair toezicht en zijn er belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er wordt uitgeoefend. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen, wijzigingen melden en een sectorconsulent(e) (per netwerk) aanduiden voor de SERV netwerkbijeenkomsten.
2
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 15 maart 2014 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2015 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en het eindrapport omvatten: - de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan; - de toetsing van de realisaties aan de voortgangsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant en het actieplan; - de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport). Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering. De sector van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de logistiek werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant.
3
Voor de sectorale visie vertrekt de sector vanuit de omgevingsanalyse (voornamelijk gebaseerd op de sectorfoto, aangevuld met enkele sectorale studies en trends) waarin de kenmerken van de sector in beeld worden gebracht. Hierin wordt ook de aandacht gevestigd op de actuele crisis die nog steeds een fundamentele impact heeft op de bedrijven. Vervolgens wordt vooruitgeblikt naar enerzijds de belangrijkste overkoepelende megatrends en anderzijds de ontwikkelingen eigen aan de sector. De huidige multigelaagde crisis vormt een gigantische uitdaging die de volgende jaren nog heel wat energie en aandacht zal opeisen. Als indicatie kan verwezen worden naar o.m. de conjunctuurenquête van het eerste kwartaal van 2012 van het Belgisch Instituut voor Transportorganisatoren (BITO). Deze geeft, ondanks de stijging van omzet en volumegewicht, een daling aan van de rendabiliteit en van de tewerkstelling. Deze actuele en toekomstige sectorale analyse leidt tot de visie die aan de basis ligt van de uitgewerkte prioriteiten en acties. 1. Omgevingsanalyse A. SECTORFOTO (actuele situatie) De sector voor de bedienden van de Internationale Handel, het Vervoer en de Logistiek wordt vertegenwoordigd door het PC 226. Hieronder vallen de bedrijven met werkgeverskengetal 083, 084, 200 en 283 die bedienden tewerkstellen. Deze bedrijven stellen ook heel wat bedienden uit andere PC’s tewerk m.n. PC 218. De arbeiders uit de sector vallen onder andere paritaire comités zoals PC 140.03. De sector kenmerkt zich door een waaier aan activiteiten (zie art. 2 van de CAO) die bij wijze van voorbeeld in een 5-tal activiteitenclusters (ongeacht de transportmodus) onderverdeeld kunnen worden, met name: - Expeditie- & douaneactiviteiten - Transportactiviteiten (alle modi en combinaties van modi incl. transportconcepten) - Overslag-, opslag-, behandelings- (controle,…) & afhandelingsactiviteiten - Logistieke activiteiten (magazijnen, verdeelcentra, creëren van toegevoegde waarde,…) - Ondersteunende activiteiten (bevoorrading, classificatie, experten, …). De bedrijven zijn terug te vinden in zee- en luchthavens, multimodale overslagterminals, op industrie- en bedrijventerreinen, … De sector heeft per definitie een internationaal karakter. Heel wat bedrijven (vooral ook de grote) zijn organisatorisch meestal een onderdeel van een “global player” of oriënteren zich op de wereldmarkt. De bedrijven bevinden zich in een sterk concurrentiële omgeving op binnenlands en op mondiaal vlak. Steeds meer beslissingsorganen van ondernemingen situeren zich buiten België (als gevolg van fusies en overnames). De lokale activiteiten worden steeds vaker gestuurd vanuit een externe globale visie. Uitgedrukt in tewerkstelling telde de sector eind 2010 op federaal niveau ongeveer 3.400 bedrijven, goed voor +/- 41.700 bedienden. In 2008 (vóór de crisis) waren nog ruim 44.000 bedienden werkzaam. Tussen 2003 en 2009 groeide de tewerkstelling met bijna 5.800 bedienden. De geografische spreiding van de sector over België kan als volgt in beeld worden gebracht: In Vlaanderen stellen 2.571 bedrijven (74,52%) 35.560 bedienden (85,35%) tewerk. In het Brussels Hoofdstedelijke Gewest werken 2.528 bedienden (6,07%) in 288 bedrijven (8,35%) en in Wallonië zijn in 591 (17,13%) bedrijven actief met 3.588 bedienden (8,61%). De micro-bedrijven (77,05%) zorgen voor een tewerkstelling van 15,24%, de kleine bedrijven (18,01%) zijn goed voor 27 %. Slechts 3,89% behoren tot de groep middelgrote bedrijven die
4
instaan voor een tewerkstelling van 25,47% en in de grote bedrijven (1,05%) zijn 32,29% van de bedienden actief. Concreet betekent dit dat op Vlaams niveau 1 bedrijf gemiddeld bijna 14 bedienden tewerkstelt. In vergelijking ligt deze verhouding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op +/9 bedienden en in Wallonië op +/- 6 bedienden. Op Belgisch niveau zorgt een bedrijf uit de sector voor een gemiddelde tewerkstelling van +/- 12 bedienden. Hoewel deze cijfers niets zeggen over de totale bedrijfsgrootte (paritair comité overschrijdend) kan gesteld worden dat de sector naast enkele zeer grote bedrijven voornamelijk bestaat uit kleine en microbedrijven. De middelgrote en grote bedrijven staan voor bijna 5% van het aantal bedrijven en stellen bijna 58% van de bedienden tewerk. Hieruit blijkt alvast het belang van de KMO’s en micro-ondernemingen in de sector. Deze bedrijven beschikken meestal niet of onvoldoende over de tijd, het geld en de mensen om te werken aan imago, competentieontwikkeling, opleidingsbeleid, sociale innovatie, etc.. Zij hebben dikwijls ook onvoldoende weet van de kanalen waar welke informatie te vinden is (subsidies, etc.). Velen zijn geen lid van een werkgeversorganisatie of beroepsfederatie. Naar verdeling in geslacht hebben de mannen met 54,5% nog een voorsprong t.o.v. de vrouwen met 45,5%. 76,6% van de bedienden heeft een leeftijd tussen 25-49 jaar en 18% tussen 50-64 jaar. Bijna 79% heeft een voltijdse arbeidsovereenkomst. Ca. 83,5% stroomt de sector in, uit een ander PC terwijl 84,5% de sector verlaat. Opvallend is dat 22% instroomt uit het Aanvullend PC 218 en 33,5% uit het PC 322 voor de uitzendsector. In de uitstroom ligt deze verhouding op 41,7% voor PC 218 en 13,8% voor PC 322. De sector heeft ondanks het status quo tussen instroom en uitstroom te kampen met een onvoldoende kwantitatieve en een gebrekkige kwalitatieve toeleiding. Dit tekort manifesteert zich (met uitzondering tijdens crisisperiodes) op alle niveaus. O.w.v. het internationale karakter en de complexiteit van het organiseren van transport, dienen de bedienden te beschikken over een (toch wel) hoog opleidingsniveau en de nodige competenties. Hoewel eenzelfde functie afhankelijk is van de deelsector waarin het bedrijf actief is of zelfs tussen verschillende bedrijven onderling een andere of een meer specifiekere invulling kan krijgen, is de basiskennis van de sector een vaste waarde. In het algemeen worden de volgende competenties als belangrijk beschouwd voor (kandidaat) bedienden. -De integrale logistieke keten en relevante tussenpersonen -Relevante nationale en internationale regelgevingen eigen aan procedures, het transport, de opslag, de producten (gevaarlijke goederen), … -Technische bagage betreffende de vervoersmodi, opslag- en behandelingsmogelijkheden -Transport-, douane- & verzekeringsdocumenten en formaliteiten -Taalvaardigheid (gesproken en geschreven) in meerdere talen -ICT-vaardigheid -Organisatievermogen -Zelfstandigheid en nauwkeurigheid -Verantwoordelijkheidszin -Proactief denken en handelen -Probleemoplossingsgerichtheid -Zin voor initiatief -Beschikken over een helikoptervisie -Commerciële ingesteldheid -Omgaan met culturele verschillen (internationale omgeving), contactvaardigheid -Open mindsetting wat betreft LLL en LBL 54% van de bedienden PC 226 in Vlaanderen beschikken over een midden tot hoog opleidingsniveau. Ingevolge de verwachte ontwikkelingen op o.m. technologisch en organisatorisch vlak zal dit niveau minimum behouden blijven.
5
B. MEGATRENDS EN SECTORGERICHTE ONTWIKKELINGEN Een sectorale visie kan slechts ontwikkeld worden indien de maatschappelijke evoluties en uitdagingen op mondiaal vlak gekoppeld worden aan de sectorale trends. Ook de sector van PC 226 kan zich niet onttrekken aan demografische, economische, sociale en politieke evoluties. De 21ste eeuw is algemeen de eeuw van de: -
globalisering van de economische -& financiële markten verschuiving van het economische en politieke machtscentrum naar Azië opgang van nieuwe internationale samenwerkingsverbanden naar analogie met de EU (ASEAN, NAFTA, MERCUSOR, …) doorbraak van geïntegreerde ICT-pakketten (douane-expeditie-warehouseboekhouding, …) gekoppeld aan tal van technologische doorbraken (cloudcomputing) doorbraak van ecologie en duurzaamheid in het bedrijfseconomisch handelen en denken toenemende dualiteit in de westerse maatschappij zoals vb. bevolkingsgroepen die open staan voor / toegang hebben tot opleiding en anderen voor wie dat niet van toepassing is toename van parallelle leefmaatschappijen binnen grootsteden evolutie naar een kennismaatschappij individualisering vervrouwelijking en multiculturaliteit van de samenleving betere afstemming tussen arbeid en gezin demografische shift in Europa (de vergrijzing, de ontgroening en de “leegloop” van bepaalde regio’s) en tegelijk de talloze uitdagingen in de rest van de wereld.
De sector van de Internationale Handel, het Vervoer en de Logistiek ziet zich vanuit een Belgische/Europese context geplaatst voor volgende uitdagingen: - Value Added Logistics en ketenregie als toekomstopportuniteiten. - In het kader van een verhoogde efficiëntie van de logistieke stromen, zullen vernieuwende concepten zoals de “extended gateways” verder uitvoering krijgen. Ook de optimale inzet van diverse transportmodi “opti-modaliteit” is een belangrijk element. Aansluitend kan verwezen worden naar de “citylogistiek” als een volgend nieuw initiatief dat enerzijds moet bijdragen tot een efficiëntere logistiek met voorkoming van congestieproblemen. Bovendien moet het België als dé logistieke hub voor Europa trachten te vrijwaren. - Een doorgedreven automatisering (tal van ICT-programma’s worden gekoppeld (PLDA & NCTS met een expeditie-, WMS en TMS-programma, …)). - Technologische innovaties o.m. in het kader van de bescherming van het milieu (vb. Ecocombi, hybride voertuigen, high-tech windzeilen,…) en een efficiënter gebruik van energie, tijd & plaats (vb. door een efficiëntere planning). - De ecologisch verantwoorde logistieke keten wordt steeds belangrijker. De ecologische footprint van een transport is niet louter een kwestie van imago, maar van commercieel succes. - Tal van functies vereisen steeds meer een probleemoplossend vermogen van de bedienden. Diverse functies ondergaan een kwalitatieve upgrading. Zij dienen problemen mogelijks te voorkomen en als ze zich toch stellen, ook op te lossen. Van steeds meer functies (ook soms louter operationele functies) wordt verwacht dat men beleidsmatig kan meedenken en handelen. Opdrachten voor transport, opslag, VALactiviteiten, e.d. vereisen een helikopterperspectief met kennis van alle logistieke partners en stappen (in de keten, maar ook in het magazijn). Voor de volgende jaren krijgen deze functies steeds meer een strategische invulling.
6
-
-
De wensen en verwachtingen van de klanten (maar ook de eisen van de leveranciers en partners) inzake kostprijs en activiteiten rond VAL nemen verder toe. Commercieel handelen en denken wordt ook in niet louter commerciële functies steeds voornamer. Naast de prijs wordt het tijdsargument een steeds belangrijker commerciële factor. Het bedrijf dat de dienstverlening “nu” kan aanbieden met de juiste partners, sluit de deal. Door de demografische ontwikkeling enerzijds en de gebrekkige invulling van bestaande en nieuwe functies anderzijds, dreigt op middellange termijn een tekort aan goed opgeleide bedienden (op alle niveaus). Kortom te weinig kwantitatieve en kwalitatieve instroom om de natuurlijke uitstroom in de sector op te vangen incl. de verwachte tewerkstellingsgroei aan nieuwe functies (Vlaanderen logistiek-land). Een betere kwalitatieve uitstroom uit het sectorgerichte onderwijs en een uitbouw van dat onderwijs op een gespecialiseerd middle-management-niveau. Een bevestiging van de “hands-on” mentaliteit en oog hebben voor niche-markten (nieuwe trafieken/cargo/lijnen), opportuniteiten (trendwatching).
De huidige “multigelaagde”-crisis vormt een enorme uitdaging. De internationale financiële crisis is een onberekenbare factor die een grote impact heeft op alle aspecten van de sector. Dit maakt een mogelijk herstel van de crisis en de neveneffecten (in tijdsduur) zo goed als onvoorspelbaar. Dit hypothekeert in grote mate aspecten zoals de conjuncturele ontwikkelingen en de groei van de sector in omzet, rendement en tewerkstelling, de internationalisering & het omgaan met marktverschuivingen en outsourcingstendenzen, de diversificatie in dienstverlening, de technologische & ICT-evoluties, de kanteling van de arbeidsmarkt, de verwachte/vereiste competenties & attitudes van de toekomstige bedienden, het aantrekken van goed opgeleide bedienden met aandacht voor ouderen, personen met een multiculturele achtergrond. Heel wat sectortechnische functies zijn ook in crisistijden knelpuntfuncties. Functies zoals dispatcher/transportplanner, douanedeclarant, expediteur, expeditiebediende, manifestbediende, functies rond warehousing alsook diverse salesgerelateerde functies zullen ook de knelpuntfuncties van de toekomst zijn. De vergrijzing en de ontgroening op de arbeidsmarkt en de (toch wel) hoge vereisten inzake basiscompetenties en attitudes zorgen voor dit tekort. De arbeidsmarkt van morgen zal meer divers dan ooit zijn. Alertheid voor wijzigende omgevingsfactoren en een proactief handelen (naar buiten én naar de eigen organisatie toe) zijn de sleutelconcepten waarop moet worden ingezet om de toekomst van de sector inzake tewerkstelling te vrijwaren. 2. Uitdagingen op korte, middellange en lange termijn Uitgedrukt in een tijdsvenster kunnen de uitdagingen als volgt geplaatst worden op korte termijn: Het hoofd bieden aan de directe gevolgen van de crisis, die de sector bijzonder diep en langdurig treft en waarvan de gevolgen zich nog geruime tijd zullen laten voelen. De bedrijven moeten volop gesteund worden om de ervaring en de polyvalentie van hun bedienden in het bedrijf te houden. Het inrichten van werkzoekendenprojecten in functie van de economische omgevingsfactoren (i.f.v. een toeleiding naar tewerkstelling) blijft zeker een aandachtspunt. middellange termijn: Het imago van de sector verbeteren door een actief aanwezigheidsbeleid te voeren in scholen, op SID-In’s, jobbeurzen, maar ook door logistieke zitdagen, infodagen voor VDAB& derdenmedewerkers, e.d. te organiseren. Ook in contacten met diverse beleidsinstanties, overheden en belangenorganisaties dient de sector juist gepositioneerd te worden in het economisch landschap. Dit moet bijdragen tot een optimalisatie van de toeleiding naar de sector vanuit verschillende instroomkanalen (onderwijs (regulier e.a.)-
7
werkzoekendenprojecten, herintreders en werknemers uit andere sectoren). Ook de bedrijven worden gesensibiliseerd om hierin actief te participeren. De bedrijven sensibiliseren en hen aanzetten om een competentie- en talentbeleid uit te bouwen. De bedrijven moeten gestimuleerd worden om, via een opleidingsplanning, te groeien naar een volwaardig competentiebeleid. In het gratis opleidingsaanbod kunnen opleidingen rond competentiebeheer verder uitgediept worden. De bedrijven bewust maken en sensibiliseren voor het belang van sociale innovatie, (efficiëntere arbeidsorganisatie, werken in teams, het takenpakket haalbaar maken en houden, het zich flexibel kunnen aanpassen aan de marktvereisten, leeftijdsbewust personeelsbeleid …). De conjuncturele verzwakking van de sector en de moeilijke financiële vooruitzichten enerzijds alsook de kanteling van de arbeidsmarkt anderzijds maken dat werken rond het thema van sociale innovatie cruciaal wordt. lange termijn: Het dynamiseren en openbreken van bedrijfsculturen en -structuren. Tal van bedrijven zullen hun interne structuur en werking kritisch moeten onderzoeken om zich succesvol aan te passen aan de uitdagingen zoals de kanteling van de arbeidsmarkt, de diepgaande demografische, de maatschappelijke, economische en technologische veranderingsprocessen, … Hierbij zal men ook oog moeten hebben welke evoluties zich buiten de sector (in andere sectoren) afspelen. De toekomst van de sector zal gevrijwaard blijven indien gewerkt wordt aan o.m.: - een duurzaam bedrijfsbeleid - een vooruitziend competentie- en talentbeleid - een diversiteits/duurzaamheidsdenken- & handelen als meerwaarde voor de persoon en het bedrijf - initiatieven binnen het kader van sociale innovatie. 3. Visie Uit de bovenstaande omgevingsanalyse blijkt dat de sector al in de huidige financiële en economische crisis worstelt met tal van kwantitatieve en kwalitatieve tekorten inzake “human activa”. Daarenboven dient de sector rekening te houden met de demografische shift, de kanteling van de arbeidsmarkt en de verhoging van de competenties naar de toekomst toe. De sociale partners wensen er dan ook zorg voor te dragen dat er voldoende kwantitatieve en kwalitatieve toeleiding is van goed opgeleide bedienden naar de bedrijven in functie van hun noden en behoeften. Dit vertaalt zich hoofdzakelijk in de hierna omschreven prioriteiten 1, 3 en 4. Daarnaast is een uitgebouwd competentie- en talentbeleid een absolute vereiste om talent en ervaring aan te trekken, in het bedrijf te houden en te laten ontwikkelen. De sector ijvert ervoor om de kennis en ervaring via LLL & LBL in de bedrijven te optimaliseren en in de sector te houden. Om deze reden schuift de sector prioriteit 2 naar voor. Voor de sector is niet enkel het volgen van opleidingen of het proactief plannen van opleidingen belangrijk. De sector zet ook in op een volwaardig competentiebeleid waarin het belang van (toekomstige) competenties opgenomen is en onderschrijft ook het belang van de uitbouw van een ruimer proactief HR-beleid. Tenslotte dienen de bedrijven zelf de omgeving en de voorwaarden te scheppen om dergelijk beleid te faciliteren. Om deze visie en de daaraan gekoppelde prioriteiten uit te voeren onderstreept de sector het belang van samenwerking met derden (zie prioriteit 5). De hoofddoelstellingen van de samenwerkingsverbanden is steeds om een win-win te bewerkstelligen voor alle betrokken partners, om door betere inzet van de middelen betere resultaten te kunnen voorleggen.
8
Rekening houdend met het hoge aantal micro- en kleine ondernemingen in de sector (zie hierboven punt 1. omgevingsanalyse / A. sectorfoto) en de realiteit dat deze bedrijven niet of onvoldoende beschikken over de middelen (tijd, geld, personeel) om te werken aan imago, competentieontwikkeling, opleidingsbeleid, sociale innovatie, … zal de sector zich prioritair richten op de micro- en kleine ondernemingen van de sector. Eerder dan mailings wordt een quasi-individuele aanpak van deze bedrijven en afspraken i.f.v. een bepaalde thematiek naar voor geschoven. Dit om deze bedrijven te informeren en op hun vraag te adviseren. Hierbij is een op maat van deze KMO’s afgestemde aanpak essentieel. Om de bedrijven te benaderen en te informeren zal het prospectiegegeven zowel een warme als koude component inhouden. Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname zijn vaste agendapunten in het licht van de kanteling van de arbeidsmarkt (vergrijzing, ontgroening en veelkleurigheid) en van een verdere specificatie van vereiste competenties en attitudes. De bedrijven zullen in een geglobaliseerde wereld slechts kunnen overleven indien zij binnen het personeelsbestand beschikken over een evenwichtige en gerichte spreiding van specifieke competenties en persoonlijkheden. Hierbij vormen multiculturaliteit en leeftijdsbewust personeelsbeleid belangrijke ontwikkelingsvelden. De demografische shift gekoppeld aan de uitstroom van oudere werknemers (als gevolg van oppensioenstelling) nopen op korte en middellange termijn eveneens tot een hertekening van het personeelsbeleid. Uiteraard is de evolutie van de meervoudig gelaagde internationale crisis niet te voorspellen. Alle vormen van diversiteit die een kwalitatieve meerwaarde genereren voor de bedrijven zullen actief ondersteund worden. Voorbeelden zijn o.m. de diversiteitsplannen op bedrijfsniveau, sectoroverschrijdende initiatieven, sectoreigen brochures. De sector wenst hierbij duaal tewerk te gaan met enerzijds een endogene en anderzijds een exogene aanpak. Vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat en de geschetste sectorale visie maakt de sector van het Paritair Comité voor de bedienden uit de Internationale handel, het Vervoer en de Logistiek werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten (zie prioriteitenfiches):
o
Prioriteit 1: Verdieping van samenwerking met onderwijs
Vanuit de huidige knelpuntberoepen waarmee de sector, zelfs in huidige economische context, geconfronteerd wordt en de uitdagingen van de demografische shift, de kanteling van de arbeidsmarkt en de toekomstige verwachtingen inzake competenties, blijft de sector inzetten op de samenwerking met onderwijs en dit zowel kwantitatief als kwalitatief. Kwantitatief blijft de sector inzetten op de uitgebouwde studierichtingen (Volwassenonderwijs, 7de specialisatiejaar TSO) om de zij-instromers hun weg te laten vinden naar de sector. De relevante onderwijspistes in het BSO en DBSO worden verder opgevolgd. Daarenboven wenst de sector aandacht te besteden aan de uitbouw van een gespecialiseerde expertenopleiding. Deze “missing link on the top” past in het ontwikkelen van een volledige leerladder vanuit de behoefte van de sector. Met ingang van dit convenant zal ook versterkt worden ingezet op studierichtingen in het ASO. Hier sluimert nog een groot potentieel dat nu niet of nauwelijks wordt aangesproken. Kwalitatief ijvert de sector ervoor de leerplannen zo nauw mogelijk te laten aansluiten aan de behoeften van de bedrijven (d.w.z. het verwerven van de noodzakelijke elementaire basiscompetenties en attitudes in de diverse sectorrelevante opleidingen). Het globaal samenwerkingsakkoord met het onderwijs is hiervoor een goede vertrekbasis. Via tal van fora en gelegenheden (events met verschillende sectoren) zal de sector werken aan zijn visibiliteit (imago).
9
Prioriteit 2: versterking van het competentie-en talentbeleid, met de volgende 3 doelgroepen
o
Voor de bedienden zijn werkzekerheid, werkbaarheid, loopbaanontwikkeling centrale aandachtspunten. Hiervoor blijft het op peil houden en, mogelijks, verruimen van de competenties (LLL & LBL) om de uitbouw van een kwalitatieve tewerkstelling in het bedrijf/de sector te bevorderen een belangrijk punt. Voor de bedrijven wordt het HR-beleid dé sleutel om een optimale dienstverlening te kunnen (blijven) aanbieden. Het vinden, behouden en ontwikkelen van menselijk potentieel binnen de firma wordt de uitdaging. Maar de hoge klantenverwachtingen en de veranderende marktomstandigheden vereisen méér dan dit. Het gericht stimuleren en optimaliseren van sociale innovatie-projecten (incl. gerichte opleidingen) vormt de 2de piste. Ervaring “in house houden en effectief valoriseren“ wordt dé troef. Dus ook vanuit een bedrijfsstrategie zal men zich moeten open stellen voor LLL & LBL. De aandacht gaat in de eerste plaats uit naar de micro- en de kleine ondernemingen. Gericht op de werkzoekenden en in het kader van een effectieve armoedebestrijding, worden bij een concrete behoefte i.s.m. o.m. VDAB en toeleidingsorganisaties duurzame opleidingstrajecten uitgewerkt om werkzoekenden zo snel mogelijk terug naar een job in de sector te leiden. Infoverstrekking, begeleiding en sensibilisering staan hierin centraal.
Prioriteit 3: Diversiteit en Evenredige Arbeidsdeelname
o
Vanuit de geschetste problematiek neemt de aandacht voor deze thematiek verder toe. LOGOS zal een dubbel spoor bewandelen: Enerzijds -
Vanuit het onderwijsconvenant de scholen aanzetten om de diversiteit in hun sectorgerichte opleidingen te stimuleren door opendeurdagen in specifieke regio’s/locaties te organiseren. Dit zou op termijn moeten resulteren in een hoger aandeel van goed opgeleid en competent divers talent bij de uitstroom naar de sector.
-
Nog sterker specifieke “derden-organisaties” betrekken in het informeren van werkzoekenden voor specifieke projecten van de sector.
Anderzijds -
Het stimuleren, ondersteunen en promoten van diversiteitsplannen (vanuit de optiek “duurzaamheid”) alsook het “Ervaringsfonds”. Dit verloopt in nauwe samenwerking met het sectorfonds SFTL.
-
Met behulp van de regionale servicepunten (in ontwikkeling) specifieke doelgroepen (gemeenschappen) informeren en mogelijks toeleiden.
-
In het kader van het open opleidingsaanbod de deelname van kansengroepen (45+ en -26j) opvolgen.
Hoe dan ook dient de minimumkwaliteit gevrijwaard te worden, wat betekend dat het belang aan goede “voortrajecten” voor toeleiding of verdere opleiding via vb. een werkzoekendenproject aan belang zal winnen.
10
o
Prioriteit 4: Knelpuntfuncties & WZ-projecten
De sector blijft inzetten op extra toeleidingskanalen voor de invulling van specifieke knelpuntfuncties. Elk relevant partnerschap (met de VDAB, bedrijven uit de sector, opleidingsverstrekkers, het SLN-netwerk, …) zal i.f.v. het regionaal belang aangegaan worden om een optimale (kwalitatieve) en diverse toeleiding te verwezenlijken. Het scheppen van tewerkstellingsopportuniteiten via een gerichte duurzame opleiding is het beste instrument om uitsluiting en verpaupering van bepaalde bevolkingslagen op termijn te voorkomen. De werkzoekenden moeten echter over de nodige minimale basiscompetenties (taal- en rekenvaardigheid) en werkattitudes beschikken om in dit verhaal nl. in een bediendencontext mee te kunnen. De andere geïnteresseerden dienen een door VDAB op maat gesneden voortraject te volgen als voorbereiding naar een ander traject. Via deze weg halen de bedrijven ook een schat aan ervaring en elders verworven competenties binnen.
o
Prioriteit 5: Samenwerking met derden (incl. doelgerichte intersectorale samenwerking)
Via gerichte partnerschappen moet een zo optimaal mogelijk resultaat behaald worden in de aangehaalde beleidsvelden. Het betreft hierbij specifieke en strategische samenwerkingsverbanden met sectorfondsen, VDAB, het SLN-netwerk (specifieke derdenorganisaties), de RTC’s, EAD-projectontwikkelaars, … in het kader van opleidings- resp. toeleidingstrajecten. Daarnaast dient de bestaande samenwerking met onderwijspartners (regulier onderwijs en derden) verder uitgebouwd te worden (zie prioriteit 1). Verder is een specifiek partnerschap mogelijk met organisaties zoals het VOV in het kader van leeruitwisseling, implementeren van nieuwe ideeën, begeleiden van bedrijven, … Het betreft hierbij zowel formele als informele afspraken. Ook een concrete samenwerking met de SERV in het kader van intersectorale projecten kan hiervan deel uitmaken. De uitbouw van deze partnerschappen zijn belangrijke bruggenhoofden om efficiëntiewinsten (in acties, uitwerking, bereik, …) te generen en een betere doeltreffendheid te realiseren. De aanwezigheid van diverse (regionaal gebonden) partners moet dit faciliteren.
11
PRIORITEIT 1 Verdieping van samenwerking met onderwijs Motivatie Vanuit de huidige knelpuntberoepen waarmee de sector, zelfs in huidige economische context, geconfronteerd wordt en de uitdagingen van de demografische shift, de kanteling van de arbeidsmarkt en de toekomstige verwachtingen inzake competenties, blijft de sector inzetten op de samenwerking met onderwijs. De sector heeft in het verleden een samenwerking met onderwijs uitgebouwd en wenst deze inhoudelijk verder op punt te stellen, op regelmatige tijdstippen te evalueren en eventueel bij te sturen. Met de verdieping van de samenwerking stelt de sector vooral wederzijdse engagementen voorop die resulteren in een win-win voor beide partijen. Tot op heden werd de focus vooral gelegd op een verbreding van de studierichtingen. De sector wil immers kansen bieden aan alle mogelijke leerlingen met diverse maatschappelijke achtergronden om een toekomst uit te bouwen in de sector. Er zijn immers tal van sectorgerichte instapfuncties. De sector engageert zich om deze verschillende studierichtingen in het onderwijs die zorgen voor een zij-instroom van bedienden in de sector blijvend te ondersteunen. Omwille van de bewegingen binnen onderwijs én de evoluties op de arbeidsmarkt (zie ook prognoses inzake competenties), grijpt de sector nu haar kans om het bestaande opleidingsaanbod ook uit te breiden met nieuwe studierichtingen. Uit bevragingen bij bedrijven blijkt immers nog steeds een lacune te bestaan tussen het aanbod van schoolverlaters en de vraag naar geschikte werknemers. Vanuit deze invalshoek zet de sector dan ook in op het Hoger BeroepsOnderwijs (HBO5) en een expertenopleiding. De sector heeft nog steeds problemen met haar imago. Ondanks de geleverde inspanningen om een correct beeld van de sector te schetsen, blijven vooroordelen en onwetendheid een grote rol spelen. Het beeld van de sector dat mensen hebben, komt vaak niet overeen met de realiteit. Om deze problematiek het hoofd te bieden, blijft de sector inzetten op imagobuilding, bij voorkeur in samenwerking met andere partners. De beste resultaten worden immers gehaald indien krachten gebundeld worden. Centraal in de samenwerking met onderwijs staat het garanderen en bewaken van de kwaliteit in sectorgerichte opleidingen. De gevraagde competenties in de sector zijn van een hoog niveau. Bijgevolg is het noodzakelijk dat er een degelijke afstemming is tussen onderwijs en bedrijfsleven. Van belang is dat bij een ‘kwaliteitsbewaking’ voldoende ruchtbaarheid wordt gegeven aan werkplekleren. Diversiteitscheck Kwantitatief manifesteren zich drempels zoals onwetendheid, foute percepties over de functies en arbeidsvoorwaarden, een gebroken zelfbeeld, … die een gezonde doorstroom van deze leerlingen naar sectortechnische studierichtingen in de weg staan. Dit maakt dat tal van kansengroepen in diverse sectortechnische studierichtingen ondervertegenwoordigd zijn. De sector bekijkt samen met onderwijsverantwoordelijken en eventueel met lokale “derden-organisaties” welke initiatieven kunnen genomen worden. Kwalitatief zal de sector
12
gerichte partnerschappen zoeken. Op lange termijn moet dit resulteren in een grotere bewustwording bij een deel van de kansengroepen om voor de sector te kiezen. Hierdoor levert de sector ook een effectieve bijdrage in de armoedebestrijding van deze doelgroep.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De sector zet in op de verdieping van de structurele samenwerking met onderwijs •
De sector herbekijkt en vernieuwt het globaal samenwerkingsakkoord met de 4 onderwijskoepels (GO!, VVKSO, POV en OVSG). Er zal een evaluatie plaatsvinden van de opleidingen die in het huidige samenwerkingsakkoord opgenomen zijn (relevantie, kwaliteit,…). Op basis van deze evaluatie en nieuwe ontwikkelingen in het onderwijslandschap wordt beslist welke opleidingen in het nieuwe samenwerkingsakkoord worden opgenomen. Daarnaast zal het werkplekleren een essentieel nieuw onderdeel worden in het globaal samenwerkingsakkoord. Evaluatie na schooljaar 2012-2013. Hernieuwing van het samenwerkingsakkoord in september 2013.
•
De sector maakt een grondige analyse van de sectorspecifieke opleiding Administratief Medewerker Expeditie in het deeltijds onderwijs (DBSO). Op basis van deze analyse zal een beslissing worden genomen of deze opleiding nog verder opgenomen wordt in de samenwerkingsovereenkomst. Evaluatie na schooljaar 2012-2013.
•
De sector evalueert alle reeds bestaande individuele samenwerkingsovereenkomsten met (hoge)scholen en past deze aan indien nodig. Aan het einde van een schooljaar maakt de sector een bilan op van de meerwaarde die de overeenkomst voor beide partijen heeft gehad: welke informatie is er uitgewisseld?, welke acties zijn er in samenwerking uitgevoerd (opendeurdagen, gastsprekers, stages, gevolgde opleidingen)?, ... Tijdens de gehele convenantperiode.
•
De sector onderzoekt of er nog individuele (hoge)scholen zijn waarmee een relevante individuele intentieverklaring kan worden afgesloten. In elke nieuwe intentieverklaring zal het belang van werkplekleren worden benadrukt. Streefdoel is om 5 nieuwe intentieverklaringen af te sluiten gedurende de looptijd van het convenant.
•
De sector wil de samenwerking met onderwijs uitbreiden naar richtingen binnen ASO. In samenspraak met andere partners (zoals o.a. de POM) wordt bekeken op welke manier deze doelgroep het best kan bereikt en opgenomen worden in de samenwerking.
13
Actie 2: De sector werkt verder aan de uitbouw van nieuwe opleidingsinitiatieven •
De sector werkt mee aan de opmaak van beroepskwalificatiedossiers in het kader van de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Een eerstvolgend mogelijk dossier is dit van Douanedeclarant. Nadat onderwijs de vertaalslag naar onderwijskwalificaties heeft gemaakt, blijft de sector ter beschikking om scholen, schoolgemeenschappen, … met de praktische uitwerking behulpzaam te zijn.
•
De sector fungeert als vragende partij voor de uitbouw van nieuwe opleidingen zoals Dispatcher op niveau HBO5. Hierbij wordt het aspect van werkplekleren geïntegreerd in de opleiding.
•
De sector werkt 1 nieuwe “expertenopleiding” uit in samenwerking met onderwijspartners. Deze opleiding moet de lacune invullen aan de top van de leerladder in het sectorspecifiek onderwijs. Voor deze “expertenopleiding” wordt gedacht aan een masterniveau (professionele master) als eventuele aanvulling op de bestaande bachelor “Logistiek Management”. De sector voelt deze nood enerzijds aan bij studenten die een masteropleiding ambiëren en die, bij gebrek aan een logistiek georiënteerde masteropleiding, uiteindelijk een andere opleiding kiezen. Anderzijds hebben ook de bedrijven meer en meer nood aan profielen die vanuit een operationele instapfunctie snel kunnen doorgroeien naar een beleidsfunctie (middlemanagement). Op basis van de sectorale bevraging bij bedrijven in 2012 rond knelpuntberoepen, zal onderzocht worden voor welke profielen een nieuwe opleiding nodig is. De sector betrekt zowel de bedrijven als hogescholen om dit project inhoudelijk vorm te geven.
Actie 3: De sector zet in op imagobuilding via verschillende kanalen •
De sector geeft input en maakt promotie voor de website www.onderwijskiezer.be. Deze website geeft bezoekers een volledig beeld van alle mogelijke studierichtingen op elk onderwijsniveau. Daarnaast wordt meer uitleg gegeven bij de tewerkstellingsmogelijkheden na het volgen van een bepaalde studierichting, alsook de verschillende soorten jobs die aanwezig zijn in een sector.
•
De sector engageert zich om deel te nemen aan de SID-In beurzen in de 5 Vlaamse provincies om de aanwezigen een beter beeld te geven over de opleidings- en tewerkstellingsmogelijkheden in de sector. LOGOS werkt in dit verband samen met SFTL en neemt de vertegenwoordiging van bedienden- én arbeidersprofielen op zich. De sector contacteert het SLN-netwerk om af te spreken op welke wijze de kansenjongeren hun weg naar de SID-In’s kunnen vinden. Indien dit een reële optie is, zal LOGOS trachten ook de andere sectoren hierin te betrekken.
•
Het vormingsfonds geeft meer bekendheid aan de sector in zijn geheel en de studieen jobmogelijkheden in het bijzonder via: o o
presentaties in (hoge)scholen (aangepast per doelgroep) opendeurdagen op vraag van een (hoge)school
De sector bekijkt met o.a. de (hoge)scholen of het mogelijk is om in bepaalde wijk(en) een specifieke infosessie te geven i.s.m. een derdenorganisatie.
14
Actie 4: De sector engageert zich om de kwaliteit in sectorspecifieke opleidingen te bewaken •
De sector neemt deel aan resonantiecommissies/opleidingsadviesraden van hogescholen met de afstudeerrichting Logistiek Management. Via deze weg zal de sector onder meer het belang van werkplekleren in de opleiding benadrukken.
•
De sector levert input indien sectorspecifieke richtingen inhoudelijk worden bijgestuurd, zowel op het niveau van secundair als hoger onderwijs.
•
De sector begeleidt en evtl. beoordeelt eindwerken, thesissen en geïntegreerde proeven en/of maakt deel uit van de jury bij het beoordelen hiervan indien een (hoge)school dit vraagt.
•
De sector engageert zich om het gratis sectorspecifieke cursusaanbod van LOGOS open te stellen voor leerkrachten/docenten van (hoge)scholen die in het globale onderwijsconvenant zijn opgenomen. Deelname aan deze opleidingen is mogelijk tot uitputting van het goedgekeurde budget. Tijdens de gehele convenantperiode, tot uitputting van het voorziene budget.
•
De sector informeert (hoge)scholen met een sectorspecifieke opleiding over relevante vakbeurzen. Een (hoge)school kan slechts deelnemen met leerlingen/cursisten indien het bezoek aan de beurs degelijk voorbereid wordt. De sector neemt het engagement op zich om deze aanvragen en voorbereidingen te screenen en goed te keuren. Per convenantjaar volgt de sector 1 vakbeurs op.
•
De sector engageert zich om gastsprekers uit bepaalde vakgebieden te zoeken die een uiteenzetting geven over de sector in sectorgerichte opleidingen, indien een (hoge)school deze vraag stelt.
•
De sector engageert zich om elk schooljaar een opleidings-/bijscholingsinitiatief te voorzien voor leerkrachten, in samenwerking met SFTL. Dit kan zich vertalen in een sectorspecifiek bedrijfsbezoek, bijscholing, e.d. Per convenantjaar minstens 1 gezamenlijk initiatief.
Actie 5: De sector zet in op kwaliteitsvol werkplekleren •
De sector sensibiliseert de (hoge)scholen met een sectorspecifieke opleiding én bedrijven over het belang van werkplekleren. Daarbij wordt aandacht besteed aan de voorwaarden voor waardevol werkplekleren. Naast een artikel over het belang van werkplekleren in het e-zine, zal hiervoor een infosessie georganiseerd worden voor de (hoge)scholen met een samenwerkingsakkoord. Per convenantjaar 1 infosessie.
•
De sector ondersteunt de (hoge)scholen met een sectorspecifieke opleiding in hun zoektocht naar een geschikte plaats voor kwaliteitsvol werkplekleren, op vraag van de (hoge)school. Bedrijven die een stagemogelijkheid aanbieden, zullen dit aan de school én aan het Vormingsfonds melden. LOGOS zal deze bedrijven ondersteunen omtrent de criteria van “een kwaliteitsvol stagetraject”. Hierbij wordt gedacht aan de omschrijving van de sleutelcompetenties van een peter of meter en aan een verwijzing naar de opleidingsmogelijkheden (peter- meterschapsopleidingen, Train The Trainer, Coaching, …) die in het gratis aanbod van het Vormingsfonds zijn opgenomen.
15
•
De sector engageert zich om internationale stages te promoten in (hoge)scholen en bedrijven, zowel via mail als tijdens bijeenkomsten.
•
De sector pleit voor nieuwe leervormen, ervaringsmethoden e.d. o LOGOS ijvert voor de invoering en verdere uitbouw / gebruik van een virtueel kantoor. o LOGOS onderzoekt in welke mate het gebruik van het simulatiekantoor (STCRotterdam) een meerwaarde kan betekenen voor WZ-projecten, voor studierichtingen, …De doelstelling bestaat erin om op termijn een gelijkaardig STC-concept in Vlaanderen te hebben. Omdat dit een groot financieel engagement vraagt van heel wat partners (VDAB, Onderwijs, Flanders Logistics, …), zal LOGOS actief input blijven geven. o De sector maakt deel uit van de COFEP stuurgroep van RTC Netwerk. Een van de doelen binnen deze stuurgroep is het concept van oefenfirma’s vormelijk en inhoudelijk meer af te stemmen op de logistieke eigenheden. o LOGOS blijft het gebruik van meer moderne en efficiënte leermiddelen & methoden promoten. Dit is nodig voor een optimale kennisoverdracht. Voorbeelden zijn o.m. het gebruik van e-learning, PPT, mindmapping (als tool om samenvattingen weer te geven), inspirerende onderwijsvoorbeelden uit andere culturen. Dit alles met respect voor de verschillende leerstijlen van de doelgroepen.
16
PRIORITEIT 2 Versterking van het competentie- en talentbeleid Motivatie In deze prioriteit richt LOGOS zich op 3 concrete doelgroepen: de bedienden, de bedrijven en de werkzoekenden. LOGOS beschikt naar elke doelgroep toe over een arsenaal aan instrumenten en tevens over een specifieke dienstverlening. Wat de bedienden betreft wil de sector via het Vormingsfonds de dienstverlening verder uitbouwen om de competenties minstens op peil te houden zodat de werkzekerheid kan gevrijwaard worden middels een verticale/horizontale loopbaanontwikkeling. Hierdoor kan de werkbaarheid en de beschikbaarheid van goede profielen in het bedrijf geoptimaliseerd worden. Tools (gericht op de bedrijven) als een subsidiekrediet, een gratis opleidingsaanbod, een kredietlijn, staan ter beschikking. Aan de bedrijfszijde volgt de sector 2 pistes: -
Enerzijds moeten bedrijven een modern, eigentijds HR-beleid (elk op hun schaal en binnen hun mogelijkheden) uitbouwen om goede werknemers aan te werven, te houden en te laten doorgroeien. “Ervaring in house houden en effectief valoriseren“ wordt hierbij dé troef. Uit de laatste sectorbevraging (maart 2012) rond het gebruik van EVC en een competentiebeleid bleek nog een duidelijke nood te bestaan aan ondersteuning vanuit het Vormingsfonds. Heel veel concepten en bouwstenen voor een eigentijds HR-beleid werden de voorbije jaren ontwikkeld. Evenwel stelt LOGOS vast dat ze dikwijls niet gekend zijn en vooral niet op maat van de sector (lees micro- en kleine ondernemingen) opgemaakt zijn. Daarom schenkt de sector inzake KMOstrategie aandacht aan volgende acties: LOGOS als Vormingsfonds wil alvast een maximum aan tools, instrumenten, websites e.d. bundelen en ter beschikking stellen van de bedrijven (i.f.v. de eigen noden en behoeften). Begeleiding bij deze tools is hierbij een belangrijke ondersteuning vanuit LOGOS. LOGOS wil deze instrumenten ook koppelen aan het opleidingsaanbod. Dit kan door: • In een bestaande opleiding te verwijzen naar enkele instrumenten • Een nieuwe of aangepaste opleiding rond deze instrumenten uit te werken.
-
Anderzijds moeten bedrijven bijgestaan worden bij het ontwikkelen van een visie rond HR en bij het onderzoek in hoeverre hun lokale organisatie, hun interne werking, hun structuur, hun manier van werken aan de talloze uitdagingen nog tegemoet komt. En in welke mate hier geen drempels verscholen liggen die een vooruitstrevend HR-beleid belemmeren.
De sector bereikt de bedrijven vooral door mailings. Reeds jaren geleden besliste de sector om de communicatie met de bedrijven niet meer via de post te laten verlopen. Teneinde het mailverkeer te structureren hanteert LOGOS volgende subcategorieën: • Last-Minutes (overzicht van de opleidingen in de volgende maand waarvoor er nog plaatsen beschikbaar zijn) • Regio-mailings: acties, opleidingen gericht voor de bedrijven in een bepaalde regio
17
• •
Nieuwe opleidingen in het aanbod Opleidingen door partners: interessante opleidingen buiten het aanbod van het vormingsfonds • Onderwijs-arbeidsmarkt: afstemming over onderwijs of vragen rond sectorspecifieke studierichtingen Deze mailings worden gestuurd naar de HR-verantwoordelijken binnen de grote bedrijven en naar de leidinggevenden (directie, operationeel verantwoordelijke, financieel verantwoordelijke, …) binnen de KMO’s. Toch blijkt dat mailings voor KMO’s niet altijd de meest gerichte en doeltreffende aanpak zijn. Omdat de sector in alle begeleidende acties in eerste instantie de aandacht wil richten op de micro- en kleine ondernemingen van de sector wordt de aanpak binnen de KMO-strategie uitgebreid naar: a. HR-tools (zoals o.m. de LOGOSWIJZER) b. Een quasi-individuele benadering van de bedrijven. Zij beschikken meestal niet over de mensen, de tijd en de middelen om zich met HRthematieken (subsidies, opleidingen, competenties, recrutering & selectie, …) aller aard bezig te houden. c. Afspraken maken bij bedrijven i.f.v. specifieke thematieken. (vb. diversiteitsplannen of het Ervaringsfonds, …) Naar werkzoekenden toe blijft de sector inzetten op projecten die toeleiden naar instapprofielen voor sectorgerichte knelpuntfuncties. Duurzame tewerkstelling staat daarbij centraal. Dit verloopt via verschillende vormen van telkens doelgerichte partnerschappen. In functie van de nood vanuit de sector en het succes van dergelijke initiatieven kunnen deze partnerschappen (incl. trajecten) bestendigd worden. Centraal staat steeds de duurzaamheid naar een kwalitatieve tewerkstelling. Deze doelgroep wordt vooral uitgewerkt in prioriteit 4 (zie verder). De hieronder omschreven acties binnen deze prioriteit 2 “Versterking van het competentieen talentbeleid” worden in een opbouwende volgorde opgelijst: van het stimuleren van opleidingen, over de uitbouw van een opleidingsbeleid waarin het plannen van opleidingen centraal staat, naar competentiebeleid inclusief het belang van (toekomstige) competenties, tot de uitbouw van een ruimer proactief HR-beleid. Diversiteitscheck De sector wil o.m. via de tool HRM² bedrijven aanzetten om bewust om te gaan met leeftijd, opleidingsniveau en veelkleurigheid via een “to the point” publicatie. Tevens zal LOGOS de registreerbare diversiteit aan deelnemers in haar gratis opleidingsaanbod meten.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten:
18
Actie 1: De sector neemt via opleidingen initiatieven die ertoe bijdragen de sectorrelevante competenties van de bedienden op peil te houden/te verbeteren
• Het Vormingsfonds LOGOS wenst het opleidingsaanbod i.f.v. de budgettaire mogelijkheden en na akkoord van de Raad van Bestuur kwalitatief verder uit te bouwen via: -
-
een inhoudelijke screening van de goedgekeurde subsidieaanvragen, om na te gaan welke opleidingen kunnen opgenomen worden in het open aanbod (na het fiat van de Raad van Bestuur). semestermailings waarin feedback gevraagd wordt aan de bedrijven over de bestaande opleidingen en tegelijkertijd gepolst wordt naar nieuwe noden. Per convenantjaar worden 2 nieuwe cursussen uitgewerkt.
• De sector voorziet in het gratis aanbod specifieke HR-opleidingen (en/of sessies) gericht naar HR-mensen en operationeel verantwoordelijken (in het kader van de uitbouw van een competentiegericht bedrijfsbeleid). Per convenantjaar organiseert competentieopleidingen.
LOGOS
2
specifieke
sessies
van
• Het Vormingsfonds zal via bedrijfsbezoeken de globale dienstverlening (opleidingen, subsidieregeling van LOGOS en andere kanalen zoals VDABkredietlijn(*) of KMO-portefeuille, begeleiding & infoverstrekking rond competentie- en talentbeleid, …) voorstellen en toelichten. (*)Voor de investering van de sector in opleidingen voor werkzoekenden stelt de VDAB een kredietlijn ter beschikking. Deze wordt gedeeltelijk benut door de sector door kortingen op opleidingen van VDAB. Daarnaast stimuleert de sector het gebruik van deze kredietlijn door bedrijven: bedrijven krijgen ook een korting op opleidingen die zij inkopen bij VDAB. Tijdens de convenantperiode wil LOGOS in 40 bedrijven haar aanbod voorstellen. Hierbij streeft LOGOS ernaar om 10 micro- & kleine ondernemingen te overtuigen om opleidingen te volgen. Actie 2: De sector zoekt in het opleidingsveld synergieën met opleidingsverstrekkers (zoals vb. SYNTRA, het Volwassenenonderwijs, VDAB, …) om sectorale cursussen en leertrajecten uit te bouwen
• Het Vormingsfonds LOGOS zal een selectie van bijkomende relevante cursussen van het sectortechnische opleidingsaanbod van “kwalitatieve opleidingsverstrekkers” aan de bedrijven bekendmaken. Dit zal gebeuren via specifieke (ook regionale) mailings. Hierbij kan gedacht worden aan diverse opleidingsverstrekkers. De doelstelling is dubbel nl.: - het regionaal bundelen van kwalitatieve sectorale opleidingen, waardoor de bedrijven een meer volledig aanbod krijgen van de opleidingsmogelijkheden -
het bestaande gratis aanbod van LOGOS kaderen als een onderdeel in de uitbouw van persoonlijke loopbaantrajecten in de bedrijven
Bedrijven die cursisten inschrijven kunnen hiervoor een subsidiedossier bij LOGOS indienen. Indien de budgettaire en inhoudelijke omkadering past, kan ook een bepaalde cursus in het gratis open aanbod van LOGOS opgenomen worden. Uiteraard draagt LOGOS er zorg voor dat dit niet zal leiden tot “mailpollutie” bij de bedrijven. Doelstelling is om 3 mailings per convenantjaar te voorzien.
19
• Via overlegmomenten helpt LOGOS het bestaande sectorgerichte opleidingsaanbod (initiatiecursus, doorgroeicursus tot gespecialiseerde cursus) van o.m. SYNTRA, het Volwassenenonderwijs, VDAB,… te herwerken, te stroomlijnen en verder uit te bouwen met nieuwe relevante opleidingen. Hierbij beoogt de sector een dubbel doel: Andersgeschoolden de mogelijkheid bieden om vanuit een zij-insteek een sectorgericht opleidingspad te volgen om in de sector aan de slag te kunnen en dit vanuit elke regio. - Bedienden uit de sector en werkzoekenden de mogelijkheid bieden zich hetzij verder te specialiseren, hetzij een sectorgerichte basisopleiding te starten. Tijdens de convenantperiode zullen met de relevante opleidingsverstrekkers afspraken gemaakt worden i.f.v. de mogelijkheden van de partners en de sectorale behoeften. -
Actie 3: De sector geeft de bedrijven een aanzet tot een structurele uitbouw van een opleidingsbeleid
• De sector brengt via extra mailings en tijdens bedrijfsbezoeken de peter- / meterschapsopleidingen, alsook de train-the-trainer opleidingen onder de aandacht. LOGOS voorziet 1 mailing per convenantjaar.
• LOGOS wil het concept van opleidingsplanning blijvend stimuleren. Ook loopbaanontwikkeling/-begeleiding, functioneringsgesprekken, … worden hierin meegenomen. Aansluitend zullen ook diverse websites (vb. www.innovatiefaandeslag.be, …) verspreid worden naar de bedrijven. Doelgroep zijn in eerste instantie de micro- en kleine bedrijven alsook de niet vormingsbedrijven. LOGOS tracht 10 micro-, 15 KMO-bedrijven en 10 niet-vormingsbedrijven op pad te zetten om met een opleidingsplan resp. opleidingen te starten.
• LOGOS ijvert d.m.v. de sectorale IBO voor een kwalitatief IBO-pad bij werkzoekendenprojecten. De doelstelling is om zowel naar werkgever als naar de betrokken werkzoekende/cursist een kwalitatief sterke opleiding aan te bieden met een duurzame tewerkstelling als eindpunt (ook in het kader van de bestrijding van armoede). LOGOS zal i.s.m. VDAB zorg dragen voor de continuïteit van tewerkstelling aan het einde van het IBO-traject. Per convenantjaar zal binnen de werkzoekendenprojecten de sectorale IBO als eerste keuze gehanteerd worden.
• LOGOS grijpt de maandelijkse overzichten van de IBO’s van het PC 226 aan om hieraan bedrijfsbezoeken te linken. LOGOS zal samen met o.a. SFTL nagaan welke synergieën mogelijk zijn naar ruimere dienstverlening (diversiteitsplannen, …). Tijdens de gehele convenantperiode. Actie 4: De sector stimuleert en promoot de invoering van competentiebeleid vanuit de werking van het Vormingsfonds LOGOS
een
gericht
• De sociale partners blijven volop inzetten op COMPETENT als een belangrijke toegevoegde waarde om de talloze uitdagingen van de arbeidsmarkt het hoofd te bieden. LOGOS is dan ook voor de volgende periode een vaste 20
partner in het scherp stellen en het inhoudelijk aanpassen van de bestaande en eventueel nieuwe sectorale profielen (valideren). • LOGOS screent het eigen gratis opleidingsaanbod en tracht de cursussen stelselmatig te hertalen naar te bereiken competenties. Het competentiewoordenboek van de SERV en COMPETENT worden als leidraad genomen. De actie overstijgt de convenantperiode. Doelstelling is om de nieuwe cursussen te hertalen binnen de technische mogelijkheden van de LOGOSdatabase. Dit kunnen per jaar 2 cursussen zijn.
• Op basis van de voorgaande actie wordt verder nagedacht over een Competentiepas PC226 (226-COMPAS). Doelstelling is de in competenties geschreven opleidingen uit het gratis aanbod te linken aan dergelijke pas. Zo kan de HR-verantwoordelijke, directielid of operationeel leidinggevende zien welke competenties een werknemer vanuit het gratis aanbod reeds heeft verworven. Een definitief voorstel van “pas” zal steeds aan het deskundige oordeel van onze sociale partners onderworpen worden. Wat de gesubsidieerde opleidingen betreft zal worden nagegaan of deze in dit verhaal kunnen opgenomen worden. Met het zusterfonds SFTL zal nagegaan worden of er een samenwerking mogelijk is op basis van hun actie in dit kader en of opportuniteitswinsten mogelijk zijn. Tijdens de convenantperiode zal de technische haalbaarheid (LOGOSdatabase) bestudeerd worden.
• LOGOS stimuleert (via mailings, bedrijfsbezoeken, …) opleidingen die zich richten op competentie- en talentmanagement of op innovatieve arbeidsorganisatie. Als voorwaarde geldt dat al deze opleidingen, acties en initiatieven afgestemd moeten zijn op de bedrijven in de sector. Dergelijke opleidingen kunnen via een subsidieaanvraag ingediend worden. Per convenantjaar wil LOGOS streven om 5 specifieke opleidingen te subsidiëren.
• Daarnaast onderzoekt LOGOS de mogelijkheid om een eigen (op de sector toegespitste) opleiding / inforonde rond innovatieve arbeidsorganisatie op te starten. Hierbij wordt de focus gelegd op het beperken van de werkstress (werkbaar werk). • LOGOS zal nagaan of het mogelijk is om in bepaalde HR-gerelateerde opleidingen in het gratis aanbod een themagericht bedrijvennetwerk op te zetten. Dit netwerk is niet gebonden aan een vorm of een bepaalde tool, maar legt de nadruk op de meerwaarde voor de deelnemers. Dit moet de uitwisseling van ervaringen en ideeën tussen de deelnemers aan een specifieke opleiding bevorderen. Indien relevant zal dit als een extra troef in het dienstenpakket van LOGOS opgenomen worden. Tijdens het 1ste convenantjaar zal de haalbaarheid van dit idee (opzet, organisatie en meerwaarde) onderzocht worden. Bij een positieve uitkomst zal dit in het 2de jaar worden geïmplementeerd.
21
Actie 5: De sector zet in op het stimuleren van en aanzetten tot een kwalitatief HRbeleid met een link naar opleiding & LLL
• De sector sensibiliseert de bedrijven voor een kwalitatief en lange termijn HRbeleid: In concreto worden volgende initiatieven verdergezet; o Een HRM²-gids (in PDF-format) waarbij aan de volgende thema’s wordt gedacht: rekrutering & selectie, onthaalbeleid, loopbaanontwikkeling, stages, werkplekleren, peterschap, functioneringsgesprekken, opleidingsplanning, POP, diversiteit, ervaringsfonds. Deze gids zal per onderdeel opgesteld worden en ook op de site beschikbaar zijn. LOGOS baseert zich op de gids van o.m. de houtsector, EDUCAM, HRM-coach, … én diverse “producten” die de EAD-projectontwikkelaars in de loop der jaren hebben ontwikkeld. Hierbij is het essentieel dat deze HRM2-gids vertaald wordt op maat van de logistieke bedrijven en maximaal aangepast wordt aan de behoeften en de eigenheid van de KMO-bedrijven in de sector. o De sector voegt bij elke LOGOS E-zine de LOGOS-wijzer waarin via korte praktische HR-communicatie-/managementtips, bedrijven op 1 A4 een handleiding ontvangen over een specifiek HR-thema. De tips zijn meestal gelinkt aan een actuele opleiding van LOGOS uit het open aanbod. o Op de website van LOGOS zullen enkele relevante en beschikbare HR-tools (competentiegidsen, checklists, …) via een link of PDF-files ter beschikking worden gesteld. Dit wordt ook, indien relevant, meegenomen tijdens de bedrijfsbezoeken om dit te situeren en op maat van het bedrijf toe te lichten. o Goede voorbeelden uit de sector of gelieerde sectoren worden op de website geplaatst. Dit wordt ook, indien relevant, meegenomen tijdens de bedrijfsbezoeken om dit te situeren en op maat van het bedrijf toe te lichten. De 4 deelacties zullen over de 2 jaren looptijd gespreid worden.
• De sector tracht via de werkzoekendenprojecten en de sectorale IBO bedrijven te sensibiliseren om kwaliteitsvol werkplekleren in het HR-beleid in te bouwen. Dit werkplekleren moet een “docking station” worden om werkzoekenden zo efficiënt mogelijk op te leiden. Eenmaal verankerd, kan de sectorale IBO ook dienen voor het in- en doorstromen van bedienden in nieuwe functies. Dit verloopt vooral via het contacteren van bedrijven in het kader van werkzoekendenprojecten en via de daaraan gekoppelde bedrijfsbezoeken waarbij de bedrijven ondersteund worden omtrent criteria van “een kwaliteitsvol stagetraject”. Hierbij wordt gedacht aan de omschrijving van de sleutelcompetenties van een peter of meter en aan een verwijzing naar de opleidingsmogelijkheden (peter- meterschapsopleidingen, Train The Trainer, Coaching, …) die in het gratis aanbod van het vormingsfonds zijn opgenomen. • LOGOS zet de samenwerking met het VOV in het kader van een eigentijds HR-beleid verder voor KMO-bedrijven. Dit betekent in concreto: o Onderzoeken of een gratis lidmaatschap voor nieuwe bedrijven uit de sector voor het fonds financieel haalbaar en voldoende doelgericht is. o In functie van relevante pitstops van het VOV, het opleidingsaanbod van LOGOS in die mate planmatig sturen, dat bedrijven de mogelijkheid hebben
22
om de opgedane kennis via een pitstop verder te verdiepen. Dit zal met de verantwoordelijken van het VOV verder uitgezocht worden. o Nagaan hoe deze bedrijven kunnen kennismaken met een actief op “mens en bedrijf” gericht HR-beleid. o Nagaan hoe specifieke inzichten kunnen verworven worden, hoe een actieve uitwisseling van ideeën mogelijk is, hoe in de sector meer goede voorbeelden kunnen verkregen worden. Tijdens de convenantperiode zullen deze en verdergaande initiatieven onderzocht (en zo mogelijk) verder uitgewerkt worden.
23
PRIORITEIT 3 Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname Motivatie Uit de omschreven omgevingsanalyse en de toekomstige uitdagingen voor de sector blijkt duidelijk dat de demografische shift en de kanteling van de arbeidsmarkt de bedrijven ertoe noodzaken hun personeelsbeleid aan te passen. Reeds in de huidige economische en financiële crisis worstelt de sector met tal van kwantitatieve en kwalitatieve tekorten inzake “human activa”. Na de crisis zal de situatie enkel nijpender worden. Zonder een evenwichtige mix aan diverse persoonlijkheden en competenties zal menige dienstverlening op termijn in het gedrang komen. Multiculturaliteit en leeftijdsbewust personeelsbeleid zijn dan ook belangrijke ontwikkelingsvelden. Het instrument “diversiteitsplan” is voor de sector de ideale opstap om het HR-beleid een nieuwe dynamiek te geven. Niet enkel de instroom van nieuwe bedienden, maar ook de doorstroom (horizontaal & verticaal) in de bedrijven kan hierdoor gefaciliteerd worden. Daarnaast moeten opleidingsplanning, een gericht competentiedenken en acties in het kader van sociale innovatie in bedrijven aangekaart worden. Om deze prioriteit van “Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname” waar te maken wenst de sector, waar mogelijk en relevant, andere partners actief te betrekken. Hierbij zal concreet een beroep worden gedaan op de expertise van het zusterfonds SFTL, en zal de vraag ook gericht worden aan de gelieerde sectoren zoals de Verhuissector en het Fonds voor de Rijnen Binnenscheepvaart. Naast de hierboven omschreven acties naar bedrijven, wenst de sector ook in te zetten op een samenwerking met verenigingen die contacten hebben met specifieke kansengroepen: VDAB, derden-organisaties, bijblijfconsulenten, … De meerwaarde voor de sector ligt erin om, dankzij deze verenigingen als tussenpersoon, de uiteindelijke kansengroepen gemakkelijker te bereiken. Een aandachtspunt hierbij is om ervoor te zorgen dat deze organisaties ook over juiste en adequate sectorinformatie beschikken. Dit kan verholpen worden via een regelmatige update vanuit de sector naar de desbetreffende organisaties en doelgroepen. (cfr. speeddating) Diversiteitscheck De sector wenst in deze prioriteit de diversiteitscheck als een blijvend aandachtspunt in elke actie in te bouwen. Kwantitatief is het streven om met zoveel mogelijk relevante partners de verschillende doelgroepen te informeren via specifieke evenementen in welomschreven regio’s en stadswijken. Het kwalitatieve aspect zal erin bestaan deze personen naar een hetzij reguliere opleiding, hetzij in een werkzoekendenproject toe te leiden. Voor hen die niet voldoen aan de basis competenties en vereisten van de sector dienen de derdenorganisaties samen met VDAB voor de nodige voortraject(en) te zorgen.
24
Acties De sector engageert zich de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De sector zal de bedrijven informeren over beschikbaar materiaal, handige websites e.d. die een bijdrage kunnen leveren tot een divers personeelsbeleid •
De sector stelt de nodige info ter beschikking van de bedrijven (hetzij via PDF, eigen brochure of op de website). Het betreft o.m.: o relevante informatie (competentiegidsen, checklists, financiële voordelen, …), o doelgroepgerichte websites zoals (www.dejuistestoel.be, www.openkijkoptalent.be, www.italento.be, www.disability-management.be, www.aandeslag.be, www.rva.be, www.innovatiefaandeslag.be, …), o eigen opgestelde info zoals (non-discriminatiecode, handleiding petermeterschap, onthaalbeleid, …) De sector tracht over de convenantperiode een maximaal aantal bedrijven te bereiken.
•
De sector onderzoekt de mogelijkheid (vooral concreet uittesten) om bij specifieke competentieopleidingen uit het gratis LOGOS-aanbod, de deelnemende bedrijven te informeren over de beschikbare (gratis) tools.
•
In overleg met de lokale EAD-projectontwikkelaars, VDAB en het zusterfonds SFTL zal worden onderzocht of het houden van specifieke infodagen rond thema’s die verband houden met een divers personeelsbeleid voor de bedrijven uit de internationale handel, transport en logistiek op termijn kan herhaald worden (cfr. 24 april 2012: “In mensen investeren doet renderen” te Brugge) en als een voorbeeld van een excellent partnerschap kan omgezet worden. Geen specifiek tijdspad voorzien. Dit is afhankelijk van de opportuniteit en de mogelijkheden van de partners.
Actie 2: De sector engageert zich om, via o.m. intersectorale samenwerking, het gebruik van diverse instrumenten en financiële voorzieningen bij de bedrijven te stimuleren •
De sector promoot bij bedrijven volgende instrumenten als mogelijke opstap naar een divers personeelsbeleid: o Diversiteitsplannen en de toegevoegde waarde van de EADprojectontwikkelaars (i.s.m. het zusterfonds SFTL, maar ook met de sector Verhuis) o Het Ervaringsfonds via concreet uitgewerkte voorbeelden per deelsector Tijdens de convenantperiode zullen 40 bedrijven (hoofdzakelijk micro- en kleine ondernemingen) worden bereikt via (mailing / bedrijfsbezoek).
Actie 3: De sector wenst actoren in het werkveld en specifieke doelgroepen te informeren & sensibiliseren •
De sector informeert de derden-organisaties, VDAB & diversiteits-/bijblijfconsulenten over sectorale ontwikkelingen, de initiatieven rond diversiteitsprojecten, werkzoekendenprojecten, e.d. Dit kan via infomomenten, gastsprekerschappen, informatie-/job(?) beurzen, gerichte infomarkten voor specifieke doelgroepen (trajectbegeleiders), etc.. Voorbeeld: het organiseren van een themavoormiddag
25
Transport & Logistiek i.s.m. LOGOS en gelieerde sectoren zoals het SFTL, de verhuissector, de binnenvaart, etc.. Per convenantjaar wil LOGOS 2 dergelijke sessies organiseren. •
De sector informeert via de specifieke verenigingen bepaalde doelgroepen nl. (allochtone gemeenschappen, kansarme jongeren, langdurig werkzoekenden, personen met een arbeidshandicap en personen die zich willen heroriënteren) over de verschillende facetten van de sector. Dikwijls worden deze groepen niet meer of onvoldoende bereikt ondanks de inspanningen van VDAB. De sector tracht per convenantjaar 2 infosessies te geven in overleg met de desbetreffende organisaties gespreid over Vlaanderen.
•
De sector ondersteunt initiatieven gericht op personen met een arbeidshandicap door: - Het ondersteunen en verspreiden van tools die een betere toeleiding faciliteren (vb. loonsimulatie, GIBO, etc.) - Managing disability at work. Werkgevers in hun HR-activiteiten steunen om werknemers na een lange revalidatie als persoon met een arbeidshandicap opnieuw een plaats te geven in het bedrijf. LOGOS zal op vraag van de betreffende toeleidingsorganisaties in samenspraak gerichte initiatieven ontplooien (mailings, afspraken maken met bedrijven, etc.) om de kansen van een andersvalide op tewerkstelling zo groot mogelijk te houden.
26
PRIORITEIT 4 Knelpuntfuncties en werkzoekendenprojecten Motivatie Het beschikbaar arbeidspotentieel wordt de volgende jaren steeds veelkleuriger, anderstaliger, ouder, vrouwelijker én neemt bovendien in omvang af! Tegenover de kwantitatieve krapte staat de onontgonnen rijkdom aan talenten en competenties die niet altijd onmiddellijk zichtbaar zijn. Uiteraard zorgt de huidige crisis (zie hoger) in haar verschillende facetten en onvoorspelbaarheid op korte en middellange termijn voor een beperking inzake nieuwe tewerkstelling. Maar zelfs zonder een significante opleving van de sector zal de vraag naar goedgeschoolde arbeidskrachten stabiel blijven. Dit is te verklaren door de vervangingsvacatures. De sector zal via specifieke werkzoekendenprojecten trachten deze talenten, competenties en attitudes zichtbaar te maken en zo mogelijk te winnen voor de activiteiten van de internationale handel. De werkzoekenden moeten evenwel over de nodige minimale basiscompetenties (taal- en rekenvaardigheid) en werkattitudes beschikken om in dit verhaal nl. in een bediendencontext mee te kunnen. De andere geïnteresseerden dienen een door VDAB op maat gesneden voortraject te volgen als voorbereiding naar een ander traject. Op deze wijze kan naast de instroom uit de diverse reguliere onderwijstrajecten een bijkomende toeleiding gegenereerd worden. De sector verbindt zich uitdrukkelijk tot kwalitatieve opleidingspaden die rechtstreeks naar een duurzame tewerkstelling in de sector leiden. Rekening houdende met de moeilijke financiële situatie in tal van bedrijven moeten financiële implicaties tot een absoluut minimum beperkt worden. In het belang van de werkzoekende is elk werkzoekendenproject steeds gericht op een directe tewerkstelling in de sector of één van de subsectoren. Om dit te realiseren steunt de sector verschillende vormen van werkzoekendenprojecten. Hierbij gesteund door diverse partnerschappen en in functie van de mogelijkheden van elke partner maar steeds i.f.v. de noden en de behoeften van de sector en met een zo kostenneutrale impact voor de bedrijven. Diversiteitscheck Het Vormingsfonds LOGOS onderschrijft de VDAB-doelstellingen inzake diversiteitsmix. Afhankelijk van de regio kan de invulling van deze veelkleurigheid verschillen. Echter, de sector ervaart dat de vooropgestelde basiscompetenties en attitudes in een grootstedelijke context steeds moeilijker behaald worden. Deze zijn echter van essentieel belang om een toeleiding naar de sector te garanderen.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteit: Actie 1: De sector neemt initiatieven om het kader van de werkzoekendenprojecten beter af te bakenen met de betreffende verantwoordelijke instanties •
Het Vormingsfonds heeft regelmatig overleg met VDAB om de actuele knelpuntfuncties (ook regionaal) in kaart te brengen. Hierbij zullen vanuit LOGOS de echo’s vanuit de bedrijfswereld, alsook de resultaten van enquêtes en relevante studies (uit binnen- en buitenland) worden gebruikt.
27
Minstens 2 formele overlegmomenten zullen per convenantjaar op vraag van een partner gehouden worden. •
In het kader van de interregionale mobiliteit zal er tevens overleg plaatsvinden met ACTIRIS, FOREM en evt. ADG (resp. informatie worden opgevraagd) om een totaalbeeld van de sectorale noden en behoeften te genereren. Tijdens de convenantperiode zal onderzocht worden of er op dit vlak synergieën mogelijk zijn voor specifieke opleidingen.
•
LOGOS gaat samen met de verantwoordelijke Logistiek van VDAB na welke initiatieven per regio binnen het HAP (HavenActiePlan) of een ander relevant plan nog genomen kunnen worden om de toeleiding te optimaliseren zeker op het moment als de vraag naar goed opgeleide bedienden weer zal toenemen. Tijdens de convenantperiode.
•
De logistieke zitdagen geïnitieerd door LOGOS zullen i.s.m. VDAB verder uitgebouwd worden. Hierbij zullen de inhoudelijke thematiek, de doelgroepen en de regio’s verruimd worden. Voor een betere opvolging en toeleiding van werkzoekenden is het essentieel dat de beroepsaspiraties in het dossier nog actueel zijn. Door het scherpstellen van de reële mogelijkheden van de cliënt, kunnen foutieve matchings met bedrijven (en functies) voorkomen worden. Met VDAB zal nagegaan worden hoe de actualisering van de dossiers optimaal kan uitgevoerd worden. In functie van de doelgroep kunnen ook bijkomende partnerschappen (vb. specifieke organisaties binnen het SLN-Netwerk) overwogen worden. Per convenantjaar tracht LOGOS minstens 5 logistieke zitdagen “nieuwe stijl” i.s.m. VDAB te organiseren.
•
LOGOS ijvert voor een verdere uitbouw van regionale “sectorale servicepunten” waarbij de sector in de meest ruime betekenis in beeld wordt gebracht voor werkzoekenden, het onderwijsveld (leerlingen, leraren, pedagogische begeleiders, CLB-medewerkers,…). Maar ook voor bedrijven kan dit een ankerplaats worden om geïnformeerd te worden over specifieke HR-thema’s of nieuwe wetgeving, … De samenstelling van deze servicepunten en de mate waarin dit een vast dan wel mobiel punt kan zijn zal binnen elke regio bekeken worden i.f.v. de soepelheid van dienstverlening. Zo blijft het noodzakelijk dat de sector ook naar de werkzoekenden (Werkwinkels) of de scholen of de bedrijven e.a. kan toestappen. Momenteel staat de uitwerking van een servicepunt in Antwerpen het verst. Maar ook vanuit verschillende andere regio’s (o.a. West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant) wordt een dergelijke denkoefening opgestart. Het betreft een samenwerking tussen verschillende lokale organisaties (zoals VDAB, POM, …) met als doel de logistiek in een bepaalde regio via een onderlinge win-win) met diverse partners uit te bouwen. Tijdens de convenantperiode wordt gewerkt om 2 Servicepunten mee op te starten.
Actie 2: De sector zal opleidingstrajecten voor werkzoekenden aangaande huidige resp. toekomstige knelpuntfuncties organiseren •
LOGOS organiseert i.f.v. de noden en behoeften werkzoekendenprojecten (zie motivatie) steeds i.s.m. VDAB. LOGOS tracht hierbij ook specifieke derdenorganisaties via de nieuwsbrief ANTONE (of het SLN-Netwerk) te betrekken. Deze leerpaden kenmerken zich door een doorgedreven praktische toeleiding naar het werkveld echter rekening houdende met het minimale niveau waarover een kandidaat aan competenties en attitudes moet beschikken. In concreto zal op de eerste plaats de sectorale IBO als praktische tool worden gebruikt. Indien dit niet mogelijk is zal een gewone IBO of een stage naar voor geschoven worden. De financiële en
28
inhoudelijke inbreng (sectorgerichte lesgevers via LOGOS, inschakeling van externe opleidingsverstrekkers of van SYNTRA/Volwassenenonderwijs, samenwerking met scholen, …) worden steeds per project bekeken. Per convenantjaar tracht LOGOS minstens 3 WZ-projecten te organiseren. Hierbij streeft de sector per WZ-project naar 12 cursisten met een tewerkstellingsoptie. Afhankelijk van de noden zal hierbij rekening gehouden worden met een regionale spreiding.
29
PRIORITEIT 5 Samenwerking met derden Motivatie De voorbije jaren heeft de sector ingezet op diverse partnerschappen. Deze konden in functie van de wederzijdse belangen (win-win) gerealiseerd worden. Hierbij werd dit niet steeds in een geformaliseerde overeenkomst vastgelegd. Naar aanleiding van de goede ervaringen en rekening houdende met de uitdagingen voor de bedrijven tijdens en na de crisis wil de sector deze weg verder bewandelen. De sector wenst de bestaande samenwerkingsverbanden inhoudelijk te verdiepen en kwalitatief verder te verbeteren. Maar rekening houdende met de gestelde uitdagingen, zullen nieuwe samenwerkingsverbanden opgezet moeten worden. Hierbij zet LOGOS in op - korte termijn door concrete samenwerkingsverbanden i.f.v. specifieke acties / initiatieven - middellange en lange termijn door initiatieven die minder rechtstreeks op concrete acties focussen, maar die zich eerder situeren in een beleidsmatige context. Deze samenwerkingsverbanden moeten een concrete samenwerking i.f.v. de resultaten verder faciliteren. Bijzondere aandacht verdienen de samenwerkingsverbanden op intersectoraal vlak (onder welke vorm ook). Het diversiteitsproject dat in 2011 werd opgestart is hiervan een eminent voorbeeld. Een nieuwe recente uitdaging is de zoektocht naar synergiëen op het kruispunt van het HRM-beleid en initiatieven rond sociale innovatie, werkbaar werk, … Het Vormingsfonds heeft reeds een samenwerking lopen met het VOV, maar ook hier dringen zich vernieuwing en verdieping op. De doelstellingen van alle akkoorden zijn om enerzijds, door samenwerking, een groter bereik en dus betere resultaten te behalen en anderzijds om acties, initiatieven en beleid af te stemmen op de desbetreffende sector met zijn eigenheden. Uiteraard dienen de partners het nut van deze samenwerking op sectoraal vlak in te zien. De sociale partners zijn ervan overtuigd dat deze aanpak ervoor zal zorgen dat bedrijven efficiënter gecontacteerd worden en betere steun en hulp vanuit hun Vormingsfonds zullen krijgen. De sociale partners wensen actief betrokken te worden bij diverse beleidsinitiatieven/-ontwikkelingen.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteit: Actie 1: De sector zet versterkt in op de link: opleiding-werk •
Binnen het bestaande raamakkoord met VDAB onderzoekt LOGOS of WZ-projecten, speeddatingsessies in het kader van een bepaalde thematiek, logistieke zitdagen voor specifieke doelgroepen, samenwerking in het kader van sectorgerichte excellente allianties, …bestendigd kunnen worden (indien het om eenmalige acties
30
gaat), naar andere regio’s kunnen worden overgezet of inhoudelijk verdiept kunnen worden. o Tevens zal onderzocht worden in welke mate de acties binnen het HAP (HavenActiePlan) verder structureel kunnen ingebouwd worden in deze samenwerking. o Vanuit de WZ-projecten enerzijds en de doelgroep-benadering binnen de “logistieke zitdagen” anderzijds, zal onderzocht worden of een samenwerking met het SLN-Netwerk op een meer structurele wijze mogelijk is. Tijdens de convenantperiode. •
Het akkoord met SYNTRA-Vlaanderen is voldoende ruim opgesteld om heel wat acties te bestendigen en nieuwe initiatieven te lanceren. Naast de deelname aan de sectorcommissies en het opnemen van bepaalde cursussen van een lokale SYNTRA in een mailing of het open aanbod van LOGOS, zal de focus vooral liggen op de verdere uitbouw van sectorgerelateerde leertrajecten. Met de lokale SYNTRA’s zullen meer praktische en concrete afspraken worden opgesteld (in functie van de regionale noden en behoeften zoals de aanwezigheid op opendeurdagen om specifieke sectorgerichte opleidingen te steunen). Tijdens de convenantperiode.
•
LOGOS wenst te onderzoeken of een concrete samenwerkingsovereenkomst met de RTC’s die een actief beleid voeren rond het studiegebied “Handel” resp. “logistiek”, een aanzet tot een meer intense samenwerking kan bieden. Tot op heden is LOGOS als enige sectorvertegenwoordiger voor de bedienden niet overal vertegenwoordigd. Een meer structurele aanpak zou hier een oplossing kunnen bieden. In de mate de positie van het RTC-Netwerk verder uitklaart, kunnen ook hier gelijkaardige initiatieven overwogen worden. Tijdens het 1ste convenantjaar zal dit bekeken worden.
•
Het samenwerkingsakkoord met Onderwijs (zie Prioriteit 1), zal behouden blijven. LOGOS onderzoekt de relevantie om nieuwe sectorspecifieke opleidingen in de convenantwerking op te nemen. Tijdens het 1ste convenantjaar zal dit onderzocht worden.
Actie 2: De sector neemt initiatieven in het kader van: arbeid-arbeid •
LOGOS onderzoekt de mogelijkheid of de Stichting Innovatie & Arbeid (SIA) over recente gegevens beschikt die een beeld geven van de situatie rond werkbaar werk in de sector PC 226. Goede praktijken in de sector waarover SIA beschikt, kunnen ook mee opgenomen worden. Tijdens het 1ste convenantjaar zal dit onderzocht worden.
•
LOGOS wil de voordelen voor het bedrijfsleven van nieuwe concepten zoals sociale innovatie, innovatieve arbeidsorganisatie, talentmanagement, werkbaar werk (met o.m. aandacht voor werkstress, mogelijkheden van thuiswerk), … in de verf zetten. Hierbij zal getracht worden om, via overleg met het VOV, een structurele samenwerking uit te bouwen: o De samenwerking met het VOV situeert zich in 4 domeinen:
De bestaande samenwerking rond een collectief lidmaatschap voor 10 nieuwe bedrijven (2011-2012) zal geëvalueerd worden en naar inhoud en effect onderzocht worden. Hiervoor voert LOGOS een enquête uit bij de 10 nieuwe bedrijven. Indien de partners menen dat dit concept kan worden verdergezet (al dan niet aangepast), zullen 10 nieuwe bedrijven per convenantjaar de mogelijkheid krijgen om aan te sluiten (uiteraard steeds binnen de budgettaire mogelijkheden van LOGOS).
31
LOGOS gaat na op welke wijze de sector kan betrokken worden bij het ingediende ESF-project (Evidence based werken aan langere loopbanen). Bij goedkeuring en na realisatie van dit project, zullen de resultaten naar de sector en de bedrijven op gepaste wijze gecommuniceerd worden.
LOGOS onderzoekt samen met het VOV-team de mogelijkheid om i.p.v. de relevantie en het nut een koppeling te maken tussen een specifieke opleiding uit het open LOGOS-aanbod (HR-gerelateerd) en de VOV-pitstops, de VOV-beurs of een lerend netwerk.
Lerende netwerken opstarten op maat van sectoroverschrijdende problematieken (Licht Op Sectoren – thema motiveren, leerprocessen, changemanagement, het waarderen van een functie of het waarderen van het individu?, …).
Actie 3: De sector neemt het engagement op met volgende sectorfondsen afhankelijk van de thematiek, acties en meerwaarden •
Het Vormingsfonds LOGOS en SFTL zullen vanuit een concrete aangelegenheid nagaan of een thematische en/of praktisch samenwerking kan uitgebouwd worden bij o.m.: - Het organiseren van initiatieven naar scholen inzake werving en promotie. Elk Fonds werkt binnen zijn resp. kader acties uit naar het relevante onderwijspad. -
Het uitwisselen van informatie i.v.m. lessenpakketten o.m. rond logistiek
-
Het opzetten van gezamenlijke acties naar de CLB’s. Omwille van de moeilijkheden die beide sectorfondsen ondervonden hebben bij het proactief benaderen van de CLB’s in het verleden, wordt het initiatief aan de diverse CLB-koepels overgelaten.
-
Het met de EAD-projectontwikkelaars organiseren van bedrijfsbezoeken (diversiteitsplannen/Ervaringsfonds) en het doorgeven van nuttige informatie (coördinaten van bedrijven, contactpersonen, e.d.)
-
In overleg en voor zover relevant kan een onderlinge afstemming plaatsgrijpen i.f.v. de thematiek van de aanwezigheid in diverse werkgroepen en fora zoals vb. bij de diverse POM’s, de VLOR, RTC’s, SID-In’s, EADprojectontwikkelaars, Jobbeurzen & infomarkten,….
-
De partners zullen in functie van de relevantie en de opportuniteit onderzoeken of andere sectorgerichte events ten behoeve van de bedrijven kunnen uitgewerkt worden.
-
Het informeren, uitwisselen van info en betrekken bij acties (i.f.v. opportuniteit) rond het ontwikkelen van nieuwe opleidingstools voor de bedrijven (met focus op kleine en micro-ondernemingen)
-
De bedrijven die peterschapsprojecten uitwerken i.s.m. het SFTL zullen aan LOGOS worden bezorgd om de scope naar de bedienden te verruimen.
- De SERV-initiatieven rond diversiteit (vb. talenten, etc.) Tijdens de convenantperiode zal de samenwerking stelselmatig worden verruimd
32
•
LOGOS werkt afhankelijk van het item samen met het Fonds voor de Rijn- en Binnenscheepvaart. Hierbij kan gedacht worden aan sectorale speeddatings voor diverse doelgroepen, opendeurdagen in scholen en het Beroepenhuis, samenwerking in het kader van de SID-In’s, op jobbeurzen en infomarkten, … Tijdens de convenantperiode.
•
LOGOS werkt (afhankelijk van de relevantie) samen met het Fonds voor de Verhuissector in het kader van bedrijfsbezoeken, diversiteitsplannen, e.d. Tijdens de convenantperiode.
•
LOGOS engageert zich in een multisectorale samenwerking waarbij projectmatig met méér dan een sector een project wordt uitgewerkt of een initiatief wordt genomen. Zo wordt in het kader van enkele specifieke WZ-projecten van LOGOS met verschillende sectoren samengewerkt (vb. sectorgerichte opleiding van CEVORA, het Fonds voor de Scheikundige Nijverheid, …), i.f.v. een optimale toeleiding naar werk (indien de normale toeleiding voor een aantal cursisten problematisch zou verlopen). Tijdens de convenantperiode.
Actie 4: De sector werkt samen met beleidsvormende en beleidsondersteunende organisaties in het kader van sectorgerelateerde initiatieven •
Het Vormingsfonds onderzoekt de mogelijkheid om met de POM West-Vlaanderen een specifieke samenwerking op te zetten om de sector herkenbaar te maken in de provincie. De inhoud moet nog verder geconcretiseerd worden. De resultaten van dit opzet vormen de basis om ook in andere regio’s te polsen naar een samenwerkingsbereidheid rond logistiek. Het betreft evenwel enkel die POM’s die logistiek als beleidsoptie effectief uitdragen. Doelstelling is de bestaande samenwerking te bestendigen en te intensifiëren. Tijdens het 1ste convenantjaar.
•
LOGOS participeert aan relevante logistieke fora of werkgroepen zoals de logistieke platforms van sommige POM’s, Flanders Logistics, e.d. Mogelijke thema’s zijn o.m. tewerkstelling, competentieontwikkeling/-management, visieontwikkeling, trendwatching (maatschappelijk en sectorgericht), onderwijs nl. een kwalitatieve verruiming/verbetering van het sectorale opleidingsaanbod, etc.. Tijdens de convenantperiode.
•
LOGOS tracht de sector in beeld te brengen door deelname aan initiatieven zoals het Beroepenhuis, Werk voor Durvers, SID-In’s dagen, Beroepsavonden van Rotary speeddatings, Jobbeurzen, … Via het SLN-Netwerk willen we ook de sector situeren voor bijblijfconsulenten en loopbaanbegeleiders … voor zover dit geen budgettaire implicaties heeft. LOGOS tracht eveneens via gastsprekerschappen bij tal van organisaties, infomomenten en tijdens logistieke zitdagen toelichting te geven over de sector, de bedrijven en de functies e.d.. Tijdens de convenantperiode.
Actie 5: De sector zet een samenwerking op in het kader van nieuwe, doelgerichte opleidingstrajecten, leer-/ ervaringsmethoden e.d. • •
LOGOS zet een samenwerking op met diverse onderwijs- en andere partners (SYNTRA, het Volwassenenonderwijs, VDAB,…) om de gevoelde opleidingslacunes (m.n. het ontbreken van specialisatieopleidingen) te sluiten. Tijdens het 1ste jaar worden contacten gelegd en zal overleg plaatsvinden. In het 2de jaar kan gestart worden met een nieuwe/aangepaste opleiding.
33
[Algemene bepalingen inzake beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst] Beëindiging - Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van twee jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. - Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie van het tussentijds rapport door het departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid - De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen is het sectorconvenant tijdens de looptijd van het sectorconvenant worden doorgevoerd.
Evaluatie - Het departement Werk en Sociale Economie pleegt overleg met de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties over de bevindingen van het tussentijds rapport en van het eindrapport. Dit gebeurt aan de hand van formele en informele opvolgingsmomenten en fysieke en/of desk evaluaties. Het departement Werk en Sociale Economie voorziet hiertoe een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij die opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht - De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
34