SCR 6428
De asjkenazim en de sefardiem van Curaçao Een antropologisch onderzoek naar joodse identiteit
Masja Cohen
() n
\r\
o,o ':\ 0\ LI c_
t)
Ll
De asjkenazim en de sefardiern van Curaçao Een antropologisch onderzoek naar joodse identiteit
Masja Cohen
Doctoraalscriptie Culturele Antropologie Universiteit van Amsterdam Dr. A. Strating maart 1998
INHOUDSOPGAVE Voorwoord Hoofdstuk 1 Inleiding
1
1.1 1.2 1.3 1.4
3 6 8
Joodse identiteit en de Holocaust Sociale identiteit en etniciteit Groepsidentificatie en Sociale categorisering Probleemstelling
9
Hoofdstuk 2 Methoden en technieken van het onderzoek 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Het eerste contact met de gemeenschap Het gestructureerde interview Participerende observatie Archieven en bibliotheken op Curaçao Mijn positie als Goodse) onderzoeker
12 12 15 16 16
Hoofdstuk 3 De geschiedenis van de joodse gemeenschappen op Curaçao 3 .1 3.2 3 .3 3.4 3.5
De sefardische gemeenschap De relatie van de sefardiem met andere bevolkingsgroepen Economische en sociale veranderingen De asjkenasische gemeenschap De relatie tussen de sefardiem en de asjkenazim
18 21 23 25
28
Hoofdstuk 4 Joodse identiteit op Curaçao 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Jasha, een sefardische joodse man Natanja, een asjkenasische joodse vrouw De relatie tussen de asjkenazim en de sefardiem De joden in relatie tot de niet-joden op Curaçao Sociaal economische status en huidkleur Racisme en antisemitisme Talen op Curaçao Geografische factoren Joodse jongeren op Curaçao, een blik op de toekomst
30 32 33 37 40 43 46 48 50
Hoofdstuk 5 Conclusie
53
Literatuur
56
Appendix 1 De vragenlijst Appendix 2 Korte weergave van de respondenten Appendix 3 Kaart van Curaçao
VOORWOORD
Joodse identiteit, wat is dat? Uit eigen ervaring ken ik de complexiteit van deze identiteit. Zelf heb ik twee joodse ouders. Zij zijn met de joodse religie grootgebracht en als Zionisten begin jaren zeventig naar Israël vertrokken. In Israël aangekomen, bleek de realiteit anders dan zij zich hadden voorgesteld. Mijn vader komt uit een orthodox1 gezin. Mijn moeder is ook orthodox opgevoed, maar een stuk vrijer. In Israël ontstonden daardoor problemen. Mijn vader kreeg het gevoel dat zij in twee kampen werden verdeeld. Vrienden van mijn vader wilden niet bij mijn moeder thuis eten, omdat zij niet koosjer11 genoeg zou zijn. Andersom begrepen de vrienden van mijn moeder niet wat zij met een orthodoxe man moest. Voor mijn moeder was de politieke situatie in Israël onbegrijpelijk en onverteerbaar; hoe konden de joodse inwoners Israël een vrij en veilig thuisland noemen terwijl Arabieren door hen werden onderdrukt en er voortdurend de dreiging van oorlog heerste? Na eenjaar besloten zij, na deze desillusies, terug te keren naar Nederland. Als dit de manier was waarop 'hun volk' met elkaar en anderen omging dan wilden zij daarmee niets te maken hebben. Zij reisden via Parijs, aten daar een broodje hamIII en verhuisden naar Nijmegen. Daar werd ik geboren. In de opvoeding van mij en mijn zusje speelde religie geen rol in de zin van het opgroeien met de joodse religieuze wetten en plichten. Wel wilden onze ouders ons wat meegeven van de joodse traditie, evenals dat zij ons iets mee wilden geven van andere traditiès. Joodse feestdagen brachten wij zodoende door bij familie en op vrijdagavond1V werden er verhalen voorgelezen uit zowel het Oude als het Nieuwe Testament, de Griekse mythen enzovoort. Mijn grootouders speelden een belangrijke rol in het bijbrengen van aspecten uit het jodendom. Onze opa nam ons mee naar de synagoge en bij hen thuis werd er gebeden voor het eten. Mijn grootouders speelden voor mij niet zo zeer in religieus opzicht een belangrijke rol, maar zij hebben zeker bijgedragen aan mijn joods bewustzijn. Mijn opa en oma hebben de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Hierover werd en wordt nauwelijks gesproken. Het leed dat zij hebben meegemaakt, is te groot om onder woorden te brengen. Hierdoor heb ik altijd gedacht
1 Leven volgens de religieuze geboden Il Zich houden aan de joodse spijswetten 111 Varkensvlees is onrein en verboden volgens de joodse spijswetten IV Op vrijdagavond wordt de sabbat (de joodse rustdag) ingeluid.
dat mijn joodse identiteit voor een groot deel werd bepaald door de familiegeschiedenis en met name de Tweede Wereldoorlog. Vanaf mijn zesde levensjaar woonden wij in Breukelen, een dorp tussen Utrecht en Amsterdam. De beste lagere school die mijn ouders daar konden vinden, was de katholieke school. Daar kreeg ik eens per week bijbelles van de pastoor en brachten we regelmatig een bezoek aan de kerk. Op deze school werd ik zo nu en dan geconfronteerd met mijn joodse identiteit. Een herinnering staat mij nog vers in het geheugen: de pastoor vertelde tijdens een van zijn bijbellessen dat de joden Jezus hadden vermoord. Vervolgens werd er tijdens het speelkwartier verschillende malen aan mij gevraagd of 'wij' Jezus zouden hebben vermoord. Thuis gekomen, vroeg ik aan mijn moeder of 'wij' dat hadden gedaan. Mijn moeder is vervolgens op hoge poten naar de school gegaan om verhaal te halen. Lange tijd heb ik het wijzen op mijn joodse identiteit door anderen als heel vervelend ervaren. Hoezo joods? Ik ben gewoon Masja, punt. Op mijn achttiende besloot ik culturele antropologie te gaan studeren in Amsterdam. Ook wilde ik toen graag naar Amsterdam verhuizen. Een vriendin van mijn moeder vertelde over een joods studentenhuis bij haar in de buurt. Ik heb toen het studentenhuis opgebeld en gevraagd of er kamers vrij waren. Bij toeval bleken er net twee kamers vrij te komen. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek. Tot die tijd had ik weinig te maken gehad met joodse jongeren buiten mijn familie om. Wat moest ik hen gaan vertellen over mijn joodse identiteit? Wat werd er verwacht van mij? Tijdens het gesprek met de bewoners van het huis heb ik verteld dat ik niet-religieus ben opgevoed, maar wel met de joodse cultuur. Dat wil zeggen Jiddische muziek, joodse feestdagen bij de familie en het daarmee gepaard gaande 'joodse gevoel' dat ik heb. Dezelfde avond kreeg ik een telefoontje dat ik een van de acht kamers mocht betrekken in het joodse studentenhuis. In het studentenhuis ontstond een nieuwe situatie ten aanzien van mijn joodse identiteit. In het huis woonden destijds een aantal praktizerende joden en een aantal niet-praktizerende joden. De niet-praktizerende joden waren over het algemeen wel groot gebracht met de joodse religie, maar hadden besloten er zelf niets mee te doen. Grote verbazing ontstond er toen ik vertelde dat ik nog nooit in Israël was geweest. Opeens werd ik niet alleen van buitenaf door niet-joden op mijn joodse identiteit gewezen, maar ook vanuit de groep. Ik heb toen lang nagedacht over wat mijn joodse identiteit voor mij inhield. Uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat ik het erg oneerlijk vond dat ik een identiteit, waarvoor ik niet gekozen had, als een stempeltje op mijn voorhoofd met mij meedroeg. Dat stempeltje zou daar ook altijd blijven zitten, of ik nou wil of
niet. Door al deze ervaringen nam de interesse voor mijn eigen joodse identiteit en joodse identiteit in het algemeen toe. In 1995 besloot ik mijn studie eenjaar te onderbreken. In datjaar heb ik als au pair drie maanden doorgebracht op Curaçao. Daarmaakte ik kennis met een aantal leden van de sefardische joodse gemeenschap. Twee jaar later moest ik een onderwerp voor mijn antropologische veldwerk kiezen. Bij toeval werd ik in die periode opgebeld door een Roemeense sociologe die bezig was met een vergelijkend onderzoek naar joodse identiteit in West- en Oost-Europa. Zij vroeg of zij mij mocht interviewen over mijn joodse identiteit. Toen ze tijdens het interview hoorde dat ik antropologie studeerde, vroeg zij mij of ik voor haar interviews wilde afuemen van joodse jongeren in Amsterdam. Zij zelf had problemen met het verkrijgen van toegang tot joodse instanties en joodse jongeren door haar niet-joodse en Roemeense afkomstV. Vervolgens heb ik met plezier twintig interviews afgenomen onder joodse jongeren tussen de 18 en 35 jaar. De Roemeense sociologe en het onderzoeksinstituut waarvoor zij werkteVI waren dermate enthousiast over de uitkomsten van de interviews dat zij vroegen of ik wilde meewerken aan de verdere ontwikkeling van het project. Een belangrijke uitkomst van de interviews die zowel in Nederland als in Roemenië afgenomen waren, was de nog steeds aanwezige invloed van de holocaust op het bestaan en voortbestaan van joodse identiteit van de geïnterviewde jongeren. Als gevolg van deze drie factoren, mijn persoonlijke ervaringen, mijn verblijf op Curaçao en het onderzoek in Nederland hebben er toe geleid dat ik als onderwerp voor mijn leeronderzoek joodse identiteit op Curaçao heb gekozen. Uiteindelijk heeft dat geresulteerd in deze scriptie.
V Oost-Europa wordt door joden veelal geassocieerd met antisemitisme als gevolg van het verleden van pogroms, jodenhaat en verdrijving van joden. VI Studia lnteretnica Research (SIR) uit Utrecht. Een onderzoeksinstituut voor etnische studies.
HOOFDSTUK!
INLEIDING
Door de eeuwenlange vervolging van joden in Europa en later in andere werelddelen met als dieptepunt de Tweede Wereldoorlog, zijn de joden over de wereld verspreid geraakt, de Diaspora!. Nog steeds bestaan overal ter wereld joodse gemeenschappen die van elkaar verschillen in karakter. Deze verschillen in karakter komen voort uit de lange tijd dat zij onderdeel uitmaken van andere culturen. Daardoor zijn er verschillen in klederdracht, voedsel en tradities ontstaan tussen verschillende joodse gemeenschappen. Een voorbeeld hiervan zijn joden uit Ethiopië, de falasja's. Hun liturgische taal is Ge'ez (oud - Ethiopisch). Hun godsdienst is gebaseerd op een com~inatie van bijbelse en inheems Afrikaanse elementen. Eeuwenlang waren zij afgezonderd van de joodse wereld. Sinds de jaren tachtig zijn velen van hen naar Israël geëmigreerd. In Israël waar vele joden vanuit de hele wereld heengetrokken zijn en nog steeds arriveren, zijn de verschillen in karakter van de joodse gemeenschappen duidelijk zichtbaar (de Lange 1984:223). Binnen het jodendom bestaan drie hoofdstromingen: het orthodoxe, het liberale en het conservatieve jodendom. Het orthodoxe jodendom is de meest conservatieve richting in het huidige jodendom. De term orthodox, die overgenomen is van het christendom, wordt ook wel gebruikt voor sterk traditionalistische vormen van het jodendom (De Lange 1984). Het liberale ·jodendom is een term die vrijwel synoniem is met het reform jodendom, en die vooral in WestEuropa voorkomt. In Engeland staat het liberale jodendom voor de radicalere vleugel van de reformbeweging. Het conservatieve jodendom is een stroming die aan het begin van de twintigste eeuw in de Verenigde Staten tot ontwikkeling kwam. De term omvat een heel scala van overtuigingen en gebruiken. De beweging is voorzichtig modernistisch van aard en verwerpt zowel het strenge traditionalisme als de radicale reformbeweging. Joodse identiteit is een moeilijk te definiëren begrip. Een van de redenen daarvoor is, dat het jodendom niet alleen een godsdienst is. Voor religieuze joden is de definitie van joodse identiteit
1 Diaspora is Grieks voor verstrooiing. Verzamelnaam voor de gemeenschappen buiten het land Israël. (De Lange 1984:226)
1
het minst complex. Voor hen betekent joodse identiteit het praktizeren van religieuze regels in het dagelijks leven. Deze regels staan bekend als mitzvot (religieuze geboden). Mendelssohn, een door (religieuze) joden nog steeds gewaardeerde joodse denker uit de tijd van de Verlichting gaf de volgende definitie van joodse identiteit: "Jood zijn betekent het behoren tot een religieuze gezindte, min of meer zoals de christenen tot het christendom behoren. Joodse identiteit is het erkennen van het geloof en het uitoefenen van rituelen. Joodse continuïteit komt voort uit het gemeenschappelijke geloof' (Meyer 1990: 18). Volgens de joodse wet, die voornamelijk door de orthodoxe joden wordt nageleefd, is een jood iemand die geboren is uit een joodse moeder. Deze definitie is echter te beperkt voor de eigentijdse sociale werkelijkheid. Er zijn mensen die zijn geboren uit een niet-joodse moeder die in hun leven kennis maken met het jodendom en daar vervolgens affiniteit mee krijgen. Sinds het bestaan van liberaal joodse gemeenschappen, kunnen deze mensen toetreden tot die gemeenschappen. Een andere mogelijkheid is dat men geboren wordt uit een joodse moeder maar het besluit neemt om zich niet met religie bezig te houden. Is deze persoon dan joods? Zoals bij vele religies stapt de jonge generatie van het geloof af. Desalniettemin blijft joodse identiteit bestaan omdat het een identiteit is die niet (meer) alleen op religie gebaseerd is. Empirisch onderzoek naar joodse identiteit, zoals het onderzoek van Studia Interetnica onder Nederlandse joodse jongeren, wijst uit dat vele joden niet religieus zijn maar wel vinden dat zij de joodse identiteit hebben. Volgens Jean Paul Sartre in zijn Réjlexions sur la question juive, verschenen in 1946 is een jood iemand die door anderen als jood wordt beschouwd. Met 'anderen', bedoelde Sartre voornamelijk antisemieten (Wasserstein 1996:8). Het definiëren van iemand als jood door anderen is een eenzijdige invalshoek. Men kan alleen maar iemand als jood definiëren door bepaalde criteria te hanteren, zoals het 'joodse uiterlijk' en 'joodse namen'. Deze eenzijdige belichting laat buiten beschouwing hoe joden zichzelf definiëren. De zelfdefinitie van joden is gebaseerd op de gemeenschappelijke afkomst, emotionele binding, (het doorgeven van) cultuur en traditie en de herkenning van elkaar waardoor zij zich onderscheiden van anderen. De herkenning van elkaar komt mijns inziens voort uit herkenning van een bepaalde non-verbale communicatie, die nietjoden niet herkennen. De non-verbale communicatie die ik noem is niet rationeel, maar wordt
2
door joden onderschreven. Benjamin (1996), een antropoloog met een joodse achtergrond zegt over deze non-verbale communicatie: A Jew may indicate Jewish Peoplehood through a variety ofbehaviors, both secular and sacred - in my terms these are "indicators" or "markers" of ethnic identity ... Thus, though one may be considered a Jew by other Jews largely according to the circumstances of one's birth and the type of Judaism practiced, the degree to which one follows Judaic religious practices is nota determining factor in whether one is perceived by other Jews to be Jewish. (Benjamin 1996:190191) Als de hiervoor genoemde definities van joodse identiteit samengevoegd zouden worden, ontstaat er een definitie van joodse identiteit waarin zowel de zelfdefinitie van joden als de toegeschreven identiteit door niet-joden vertegenwoordigd wordt. Namelijk enerzijds de definitie van joden door niet-joden aan de hand van onder andere 'joodse namen' en een 'joods uiterlijk' en anderzijds hoe de joden zichzelf definiëren als gevolg van de gemeenschappelijke afkomst, cultuur, traditie en emotionele binding.
1.1 JOODSE IDENTITEIT EN DE HOLOCAUST
De Tweede Wereldoorlog speelt een belangrijke rol in de ontwikkeling, het bestaan en voortbestaan van joodse gemeenschappen en joodse identiteit. Dit wordt beschreven door onder andere de geschiedkundige Wasserstein ( 1996). Hij ziet de hedendaagse joodse identiteit als een gevolg van de genocide door de nazi's. Het bestaan van joodse gemeenschappen en de daarmee samengaande joodse identiteit is een gevolg van een obsessie onder joodse leiders en denkers, religieuzen en leken van de overleving, beweert hij. Vrijwel alle joden zijn het er volgens Wasserstein over eens dat het in stand houden van het joodse cultuurgoed het hoofddoel van het joodse gemeenschapsleven moet zijn. Abram (1993) sluit zich aan bij Wasserstein wat betreft het effect van de Holocaust op het hedendaagse bestaan van joodse gemeenschappen, zij het wat genuanceerder. De zelfdefinitie en de toegeschreven identiteit komen beiden aan bod. Bij de zelfdefinitie speelt Sjoa, het Hebreeuwse woord voor catastrofe wat de aanduiding is geworden voor de jodenvervolging, een belangrijke
3
rol. De Holocaust (het Griekse woord voor Sjoa) heeft de joden op zichzelf teruggeworpen; toen zij ten dode waren opgeschreven boden slechts weinigen hulp. De wereld zweeg. Of dat nou bewust of uit onwetendheid was is de vraag, maar er is toen weinig gedaan voor de joden (Abram 1993). Sinds de Diaspora en met name door de Tweede Wereldoorlog is een jood bovenal een overlevende die, volgens Abram, weet dat zijn overleven weer ter discussie gesteld kan worden. Door de Holocaust en het antisemitisme is een sterk gevoel van identiteit ontstaan. Door de negatieve benadering van het jodendom werden (en soms worden) joden op hun eigen identiteit gewezen door niet-joden. Dat geeft aanleiding om over die opgeplakte identiteit na te denken. Tijdens de Holocaust en daarvoor in mindere mate, is getracht de joden uit te roeien. Een effect daarvan is, dat de overlevenden van de Holocaust een extra sterk identiteitsgevoel hebben, dat zij willen behouden (Abram 1993). Ook Meyer onderschrijft dat effect: Antisemitism has become most important for Jewish identity not as a force operative in contemporary society but as the memory of the Holocaust. The intense consciousness of that event is felt as a particular imperative to preserve Jewishness and as a universal task -based on the Jews' having been singled out- to prevent anything resembling a Holocaust in the future. (Meyer 1990: 84) Een ander effect van de Holocaust is het negatieve gevoel dat sommige joden hebben ten opzichte van hun eigen joodse identiteit. Een angstgevoel dat er nog een keer een situatie ontstaat waarvan de joden de dupe worden. Deze joden doen er juist alles aan om hun eigen joodse identiteit te ontkennen (Abram 1993). Dit gaat zo ver dat sommigen over zijn gegaan tot naamsverandering en bekering tot het Christendom. Naast het effect van de Tweede Wereldoorlog op de hedendaagse joodse identiteit noemt Abram nog vijf factoren die mede de joodse identiteit bepalen. Zijn definitie van joodse identiteit komt voort uit een onderzoek naar de Nederlandse samenleving als multiculturele samenleving. Daarin stelt hij de vraag: waar liggen de grenzen tussen eigenheid en aanpassing die de samenleving vereist?. Abram heeft de joden in Nederland als model genomen om zijn definitie te onderbouwen. Abram definieert joodse identiteit aan de hand van een combinatie van vijf factoren (Abram 1993: 10):
4
1- Religie, cultuur en traditie Onder religie, cultuur en traditie verstaat Abram kort gezegd datgene wat de generaties aan elkaar overleveren in de vorm van gewoonten, gebruiken, normen, waarden, oordelen, vooroordelen, taaluitingen, (bij)geloof, mythen, theorieën, taboes en instellingen (bijvoorbeeld huwelijk, synagoge, school etcetera). Religie, cultuur en traditie zijn in het betoog van Abram ook te omschrijven als het samenhangende geheel van normen, waarden, houdingen, verwachtingen en ideeën waardoor een groep de werkelijkheid zin geeft en interpreteert én de wijze waarop dat zichtbaar wordt in gedragingen, gevoelens en symbolen.
2- De betrokkenheid met Israël In 1948 werd de staat Israël gesticht. Het Zionisme als politieke beweging ontstond in de vorige eeuw. Het Zionisme is al eeuwen oud. De meeste joden (in Nederland) voelen zich erg betrokken bij Israël. Zionistische programmapunten die een deel van hen onderschrijft, zijn: het bevorderen van de terugkeer van joden naar Israël; het streven naar de eenheid van het joodse volk en het bewaren van de joodse identiteit van het joodse volk door middel van onder andere opvoeding en onderwijs.
3- De herinnering aan vervolging en de wil te overleven Een gevolg van de Tweede Wereldoorlog op hedendaagse joodse identiteit is de herinnering aan vervolging, gekoppeld aan de wil te overleven.
4- De eigen levensgeschiedenis De joodse identiteit zoals Abram die beschrijft, is niet erfelijk en wordt ook niet pasklaar overgeleverd. Ze kan religieus zijn, maar ze kan evengoed op gespannen voet met (belijden van) het religieuze jodendom staan. Zij ontwikkelt zich tijdens het leven in ontmoetingen en conflicten met andere mensen, andere denkbeelden en andere culturen.
5- De band met de omgevingscultuur Vele joden voelden zich voor de Tweede Wereldoorlog meer Nederlander dan jood. Het leven in Nederland beviel hen doorgaans uitstekend. Ze waren al gewend aan het ook hier
5
bestaande antisemitisme, dat als tamelijk mild en weinig vreeswekkend ervaren werd. De gemiddelde Nederlandse jood vond dat hij het hier goed had, hij was zeer gezagsgetrouw en hij was als jood weinig zelfbewust. De Tweede Wereldoorlog heeft aan deze schijnbare idylle en dit toch wel fascinerende acculturatieproces een bruusk einde gemaakt.
Joodse identiteit in Europa wordt volgens bovenstaande definities sterk bepaald door de Tweede Wereldoorlog. Deutscher ( 1968) stelt zelfs, dat wanneer het antisemitisme in de Europees christelijke samenleving niet zo diepgeworteld, volhardend en krachtig zou zijn geweest, de huidige joodse gemeenschappen niet als afgescheiden gemeenschappen zouden bestaan, maar volledig geassimileerd zouden zijn. Joodse gemeenschappen in westerse landen beschouwen zich als aparte groepen en worden door niet-joden als zodanig gezien. De belangrijke plaats van de Holocaust in de ontwikkeling van de Europese joodse identiteit, roept de vraag op hoe de joodse identiteit gevormd en behouden wordt in landen waar de Tweede Wereldoorlog niet heeft gewoed. Een van die (ei)landen is Curaçao. Alvorens verder in te gaan op de joden van Curaçao, wil ik eerst nader ingaan op het begrip identiteit.
1.2 SOCIALE IDENTITEIT EN ETNICITEIT Sinds de jaren zestig zijn er vele definities en theorieën ontwikkeld over (sociale) identiteit, waarvan etnische identiteit deel uitmaakt. De culturele revoltes, de strijd om de wil en het bewustzijn, de opkomst van het feminisme en het 'zwarte bewustzijn' hebben in die tijd tot wetenschappelijke discussies over dit onderwerp geleid (Hall 1991 ). De definitie van identiteit als stabiele eenheid veranderde in de jaren zestig. Sinds die tijd wordt de identiteit van een persoon beschouwd als een samenstel van meerder identiteiten. Daarnaast werd duidelijk dat deze identiteiten niet voortdurend hetzelfde zijn, maar aan verandering onderhevig zijn. Het laatste heeft te maken met de verschillende identiteiten of subjectposities die men aan- of inneemt binnen de omgeving waarin men zich beweegt. De onderlinge verschillen, het verschil tussen het individu en de omgeving, werden in de discussies naar voren gehaald in tegenstelling
6
tot de onderlinge overeenkomsten waar sociale wetenschappers zich eerder op concentreerden (Hall 1991:15). Etniciteit werd een belangrijk begrip in deze discussies. Voor de jaren zestig werden gemeenschappen gezien als op zich bestaande groepen met een eigen cultuur die de leden van de gemeenschap met elkaar delen. Etniciteit was in die tijd een synoniem van cultuur. De invulling van het begrip etniciteit veranderde als gevolg van de dekolonialisatie in de jaren zestig en zeventig. Daarvoor was het westen 'de cultuur', de rest bestond uit 'de anderen', ook wel 'de wilden' genoemd (Govers en Vermeulen 1997:3). Tijdens de dekolonialisatie ontstonden voor het eerst etnische bewegingen, zoals zwarte bewegingen die erkenning eisten van hun eigen volwaardige identiteit. Barth (1969) was één van de eerste antropologen die een nieuwe invulling gaf aan etniciteit. Volgens hem werd met de nieuwe invulling van het begrip, etniciteit losgekoppeld van cultuur. Die loskoppeling vindt plaats op het moment dat men niet meer kijkt naar de gemeenschap als een eenheid met de gedeelde cultuur als basis van haar bestaan, maar als men zich richt op de grenzen van de gemeenschap. De grenzen van een gemeenschap zijn alleen zichtbaar wanneer men geconfronteerd wordt met een gemeenschap die verschilt van de eigen gemeenschap. Door interactie worden de verschillen in normen en waarden van de (sociale) identiteit van de gemeenschappen zichtbaar (Barth 1969). Een ander belangrijk en nieuw aspect dat Barth introduceerde, was dat etniciteit geen vaststaand gegeven is, maar situationeel bepaald wordt. De invulling die wordt gegeven aan grenzen verandert voortdurend naarmate de omgeving verandert. Voortbouwend op Barth stelt Cohen (1985) dat een gemeenschap kan worden gezien als een symbolische constructie, een systeem van normen, waarden en morele codes die de leden van de gemeenschap voorzien van een gevoel van identiteit. Symbolisch in de zin dat leden van een gemeenschap betekenis toekennen aan een verbeelde grens waarbinnen zij 'horen' en waartoe leden van een andere gemeenschap niet behoren.
7
1.3
ÜROEPSIDENTIFICATIE EN SOCIALE CATEGORISERING
Jenkins (1997) stelt dat iedere sociale identiteit wordt gevormd door een combinatie van zelfdefinitie en toegeschreven identiteit, respectievelijk groepsidentificatie en sociale categorisering. De identiteit van een persoon of groep kan alleen ontstaan als er een andere groep is waarvan men verschilt of wenst te verschillen. Een minderheidsgroep kan niet bestaan als er geen meerderheid is. Daarnaast is er een groep waarin men zichzelf herkent als gevolg van bepaalde overeenkomsten. Jenkins heeft Barth als uitgangspunt genomen en zijn theorie verder ontwikkelt. Barths bedoeling om gemeenschappen te analyseren als groepen die voortdurend in beweging zijn en die veranderen naarmate de omgeving verandert, heeft volgens Jenkins het tegengestelde doel bereikt. Door gebruik te maken van termen als 'grens' en 'gemeenschap' heeft hij het beeld van de etnische groep als een corporatieve eenheid bestendigd. Weer werd de gemeenschap het onderwerp van onderzoek in plaats van de dynamiek van een gemeenschap. Jenkins (1997) stelt dat de etnische identiteit van gemeenschappen veranderlijk kan zijn, maar dat die identiteit niet per definitie veranderlijk is. Alvorens vast te stellen dat etnische identiteit veranderlijk is, zou men eerst de vraag moeten stellen waarom etnische identiteit op bepaalde plaatsen en bepaalde momenten meer veranderlijk is dan op andere plaatsen en momenten. Daarnaast laat Barth, volgens Jenkins, bestaande machtsongelijkheid tussen verschillende gemeenschappen buiten beschouwing. Hiermee gepaard gaan klasse en stratificatie (Jenkins 1997: 22)). Met betrekking tot machtsrelaties laat Barth ook racisme buiten beschouwing. Deze zwakke punten in Barths theorie heeft Jenkins in zijn model verder uitgewerkt om een betere analyse van etnische identiteit mogelijk te maken. Met groepsidentificatie en sociale categorisering, twee van elkaar onderscheiden analytische processen, probeert Jenkins de aspecten die bij Barth ontbraken te ondervangen. Groepsidentificatie vindt binnen de etnische grens plaats, terwijl sociale categorisering zowel binnen als buiten deze grens plaats vindt.
8
Zonder categorisering zouden er geen etnische, of andere gemeenschappen kunnen bestaan (Jenkins 1997 :47). Categorisering begint al in iemands jeugd. Er wordt gewezen op wie men is, door zowel de eigen groep als door buitenstaanders. Een gemeenschap kan alleen bestaan als individuen er betekenis aan geven, dan pas kan men spreken van een gemeenschap. Om stigmatisering van groepen te voorkomen, wijst Jenkins erop dat etnische identiteit op verschillende niveaus bestudeerd moet worden, variërend van etnische identiteit op groepsniveau tot etnische identiteit op individueel niveau. Individuen maken verschillende ontwikkelingen door gedurende hun leven. Deze ontwikkelingen komen tot stand door de verschillende relaties en ervaringen die zij meemaken. Bij de definitie van identiteit op individueel niveau spelen de zelfdefinitie en de toegeschreven identiteit een belangrijke rol. Zelfdefinitie is de manier waarop we onszelf zien, maar nog meer de manier waarop we gezien zouden willen worden. Het iaatste komt niet altijd overeen met de toegeschreven identiteit (Jenkins 1997:59). Sociale categorisering is sterk verbonden met machtsrelaties. Een dominante groepering zou een identiteit kunnen opleggen aan een groep met minder macht, doordat bijvoorbeeld een groep met minder macht vindt dat de dominante groep de legitieme autoriteit heeft hen te categoriseren door hun superieure rituele status, kennis of iets anders in die orde (Jenkins 1997:71).
1.4 PROBLEEMSTELLING
Op Curaçao bestaan twee joodse gemeenschappen, de asjkenasische gemeenschap en de sefardische gemeenschap. De sefardiem verblijven al zo'n driehonderd jaar op het eiland in tegenstelling tot de asjeknazim, die zich sinds de jaren twintig van deze eeuw op het eiland gevestigd hebben. Naast de asjkenazim en de sefardiem is er sinds enkele decennia een derde joodse groep op Curaçao. Het betreft joden uit Noord-Afrika, met name uit Marokko. Zij zijn veelal actief in de textielhandel en kunnen door de vrijhandelszone met Venezuela voordelig handel drijven. Omdat deze groep slechts enkele tientallen leden telt en zich aansluit bij de asjkenazim, laat ik hen in deze studie buiten beschouwing. Hoewel deze groep van oorsprong sefardisch is, acht zij de sefardiem niet religieus genoeg om zich bij aan te sluiten. Met de komst van deze joden is er
9
binnen de asjkenasische gemeenschap een orthodoxere stroming ontstaan die vooral de actieve jongeren aanspreekt.
In de ontwikkeling van de identiteit van de joodse gemeenschappen op Curaçao spelen groepsidentificatie en sociale categorisering een grote rol. Een belangrijk gegeven hierbij is dat de twee joodse gemeenschappen vinden dat zij onderling van elkaar verschillen en zij min of meer gescheiden door het leven gaan. De verschillen tussen beide gemeenschappen kunnen verklaard worden door de verschillende ontwikkeling die zij doorgemaakt hebben in de Diaspora. Dit geldt overigens niet altijd voor de jongere generatie. Desalniettemin wordt deze verdeeldheid niet opgemerkt door de niet-joden op Curaçao die van dé joodse gemeenschap spreken. De vraag die ik in deze scriptie beantwoord, luidt:
Hoe wordt op Curaçao de joodse identiteit geconstrueerd door enerzijds groepsidentificatie en anderzijds sociale categorisering?
Daarnaast zal ik, aan de hand van groepsidentificatie en.sociale categorisering ingaan op de vraag welke interne grenzen er binnen de joodse gemeenschap tussen de asjkenazim en de sefardiem zijn ontstaan, bestaan en hoe deze tot uiting komen. Alvorens deze vragen te beantwoorden wil ik in hoofdstuk twee eerst de methoden en technieken van het onderzoek behandelen. De gegevens voor deze scriptie heb ik op vier verschillende manieren verzameld. Voor mijn vertrek naar Curaçao heb ik een literatuurstudie verricht naar de geschiedenis van de (herkomst van) joden op Curaçao. Op Curaçao heb ik data verzameld aan de hand van twintig gestructureerde interviews, participerende observatie en via archief- en bibliotheek - onderzoek. In het derde hoofdstuk behandel ik de geschiedenis van de asjkenazim en de sefardiem. Omdat de huidige positie van deze twee groepen in de Curaçaose maatschappij sterk wordt bepaald door hun verleden, heb ik dat hoofdstuk in twee delen opgesplitst; de geschiedenis van de sefardische joden en de geschiedenis van de asjkenasische joden. In hoofdstuk vier geef ik naar aanleiding van mijn veldwerk een beschrijving van de huidige positie van de joden op Curaçao. Aan de hand van twee case-studies geef ik weer hoe de verschillende groepen zichzelf zien en hoe zij gezien worden door anderen; de sefardische identiteit tegenover de asjkenasische
10
identiteit, de asjkenasische identiteit tegenover de sefardische identiteit en de joodse identiteit in relatie tot de niet-joodse omgeving. In het laatste hoofdstuk zal ik nader ingaan op de vraag op welke wijze de processen van groepsidentificatie en sociale categorisering bijdragen tot de constructie van joodse identiteit(en) op Curaçao.
11
HOOFDSTUK2
METHODEN EN TECHNIEKEN VAN HET ONDERZOEK
2.1 HET EERSTE CONTACT MET DE GEMEENSCHAP
Door een eerder bezoek aan Curaçao had ik er reeds enkele bekenden, die mij in contact brachten met de eerste respondenten. Deze respondenten hielpen mij aan telefoonnummers van andere joodse jongeren en die jongeren hielpen mij weer aan de volgende telefoonnummers. Door dit sneeuwbaleffect breidde mijn netwerk zich snel uit. Een nadeel van deze methode is dat ik hiermee voornamelijk jongeren heb bereikt die dicht bij de joodse gemeenschappen op Curaçao staan. Jongeren met een joodse achtergrond waarvan de ouders of grootouders zich al dan niet bewust hebben gedistantieerd van het jodendom heb ik op deze manier niet kunnen bereiken als zij überhaupt op het eiland aanwezig zijn of bestaan. Dit nadeel van mijn methode heb ik me pas achteraf gerealiseerd.
2.2 HET GESTRUCTUREERDE INTERVIEW
Tijdens het schrijven van mijn onderzoeksvoorstel, was ik werkzaam voor SIR2, een organisatie die studie deed naar de joodse identiteit van joodse jongeren in West- en OostEuropa. Mijn werkzaamheden bestonden uit het afnemen van interviews onder joodse jongeren in Amsterdam op basis van een gestructureerde vragenlijst. Deze lijst heb ik aangevuld met extra vragen en op Curaçao gebruikt. De vragenlijst (Appendix 1) is onderverdeeld in negen verschillende secties.
2 Studia lnteretnica Research (SIR), een onderzoeksinstituut voor etnische studies.
12
• personal data3 • jewish identity • personal and social feelings related to the jewish identity e
discrimination and anti-semitism
• jewish and non-jewish organizations • relationship with Israël-the Holocaust • the cultures of Curaçao • relation with Europe and the United States
De laatste drie secties heb ik aan het bestaande interview van SIR toegevoegd en zijn specifiek gericht op Curaçao. Het gaat grotendeels om gesloten vragen. De respondenten waren vrij om hierop een toelichting te geven. In totaal zijn op Curaçao twintig gestructureerde interviews afgenomen. De respondenten bestonden uit elf mannen waarvan vier asjkenazim en zeven sefardiem en negen vrouwen waarvan vier sefardiem en vijf asjkenazim. De leeftijd van de respondenten varieerde tussen de negentien en de vijfendertig jaar. Om verschillende redenen heb ik voor deze leeftijdcategorie (18-35 jaar) gekozen. In de eerste plaats maken de interviews deel uit van het vergelijkende onderzoek van SIR naar de joodse identiteit van jongeren in West-Europa, Oost-Europa en op Curaçao waar geen holocaust is geweest4 . Zij hanteren deze leeftijdscategorie. Ten tweede is er naar mijn weten nog niets over deze groep joodse jongeren op Curaçao geschreven. Het derde en tevens het voornaamste punt, is dat men door de joodse identiteit van de jongste generatie joden op Curaçao te beschrijven, de mogelijke veranderingen weergeeft van de joodse identiteit daar. De vragenlijst is in het Engels en voor het grootste deel heb ik de interviews ook in het Engels afgenomen op een paar na die ik in het Nederlands heb gedaan. De interviews vonden 3 In Q 14, 15 en 16 van sectie 1 heb ik een wijziging aangebracht. De hier genoemde schoolsystemen zijn op het Amerikaans schoolsysteem gebaseerd. Ik heb daar een Nederlandse indeling van gemaakt. Op Curaçao is deze hetzelfde. 4 Helaas zijn de resultaten van de interviews op Curaçao in vergelijking met die uit de andere gebieden mij tot op heden (nog) niet bekend gemaakt
13
over het algemeen bij de mensen thuis plaats, in een café en een keer in mijn kamer. Een keer heb ik een interview afgenomen bij iemand thuis waarbij andere joodse jongeren in de buurt waren, maar over het algemeen waren het gesprekken tussen mij en de respondent zonder dat daar anderen bij aanwezig waren. Bij de eerste paar interviews maakte ik gebruik van een mini-taperecorder. Ik merkte dat dit ten koste ging van mijn eigen alertheid tijdens een interview. Zonder taperecorder moest ik de informatie verwerken tot korte aantekeningen, waardoor ik direct merkte of ik verstond en begreep wat er gezegd werd. Op deze wijze filterde ik de voor mij interessante informatie sneller uit het gesprek. Het opnemen van gesprekken belemmerde daarnaast de respondenten om 'alles' te vertellen, aangezien er veel geroddeld wordt op het eiland, 'redu' in het Papiamento. Het laatste merkte ik toen een respondent mij vroeg of ik geen tape wilde maken omdat hij bang was dat iemand anders die tape zou kunnen afluisteren. Sindsdien besloot ik aantekeningen te maken tijdens de interviews die ik direct na het interview uitwerkte. Na het gestructureerde interview, werden de 'echte' gesprekken gevoerd. In deze gesprekken kreeg ik vaak de meest interessante informatie. Deze gesprekken varieerden van een praatje over het uitgaansleven op Curaçao tot diepgaande gesprekken over joodse identiteit. Het gestructureerde interview dat ik in het begin als doel had, werd na een aantal interviews meer een aanleiding om mensen op een 'legitieme' manier te benaderen, allerlei vragen te stellen en vooral te luisteren. De gestructureerde vragenlijst werd steeds meer een formaliteit om bij mensen binnen te komen. Achteraf bij het verwerken van de interviewgegevens had ik meer aan de extra vergaarde informatie buiten de interviews om, dan aan de directe uitkomsten van de interviews. Toen ik in Nederland de gegevens statistisch wilde gaan verwerken met het statistische computerprogramma SPSS, bleken de uitkomsten niet significant te zijn. Statistisch gezien kan ik dus geen uitspraken doen over de uitkomsten van het interview. Het is een handige lijst om te zien hoeveel mannen en vrouwen ik heb geïnterviewd, hoeveel asjkenazim en hoeveel sefardiem, hoe oud ze zijn, welke beroepen zij beoefenen, of zij religieus of niet religieus zijn (Appendix 2). De vragenlijst geeft een algemeen beeld van de joodse jongeren op Curaçao en is daardoor een goede basis (leidraad) voor mijn onderzoek geweest.
14
2.3 PARTICIPERENDE OBSERVATIE
Na verloop van tijd ging ik veel om met een groepje joodse jongeren, dat mij regelmatig uitnodigden voor autoritjes, boottochtjes of gewoon langs kwamen om wat te gaan drinken. Zo raakte ik betrokken bij de activiteiten van deze groep jongeren. Het waren zowel asjkenazim als sefardiem. Aangezien dit groepje van mijn leeftijd was, voelde ik weinig onderscheid en had ik ook het idee dat zij mij als gelijke zagen en niet zo zeer als onderzoeker. Naast deze respondenten, heb ik contact gezocht met andere leden van de joodse gemeenschappen die buiten de leeftijdscategorie 18-35 vielen. Dit heb ik gedaan door onder andere naar diensten in de synagoge te gaan. In de derde week dat ik op het eiland verbleef, bracht ik met een kennis een bezoek aan de sefardische synagoge. Daar werd ik voorgesteld aan de president van de gemeenschap. Hij zegende mij in de dienst en stelde mij voor aan andere mensen en vertelde wat ik op het eiland deed. Mensen waren nieuwsgierig en kwamen na afloop van de dienst een praatje met me maken. Ter gelegenheid van een joodse feestdag werd door beide gemeenschappen een feest georganiseerd in een joodse beachclub waarvoor ik werd uitgenodigd. Verder nodigde een aantal mensen mij uit om bij hen thuis sabbat te vieren. Een aantal asjkenasische joden is bezig de eigen geschiedenis in kaart te brengen. Bij een bespreking hierover werd ik ook uitgenodigd. Een aantal van hen gaf mij het telefoonnummer van een dochter of een zoon die ik eventueel kon interviewen. Ook maakte ik een verjaardagsfeestje van één van de asjkenasische kinderen mee. Naast het contact met joden had ik ook contact met een aantal mensen uit Nederland die op het eiland verbleven en met mensen van Afro-Caribische afkomst. Deze laatste groep kende ik al van een eerder bezoek aan Curaçao. Zij brachten mij via feestjes en andere uitjes in contact met andere Afro-Caribische inwoners. Zoals ik al eerder heb aangegeven, kan (groeps)identiteit alleen bestaan als er een andere groep is w,aarvan men verschilt of wenst te verschillen. Een beschrijving van andere groeperingen op Curaçao is daarom zinvol om een volledig beeld van joodse identiteit op Curaçao te geven. Een verdere uitwerking van deze ervaringen zijn te vinden in het volgende hoofdstuk.
15
2.4 ARCHIEVEN EN BIBLIOTHEKEN OP CURAÇAO
Een van de eerste dingen die ik heb gedaan op Curaçao, is me aanmelden bij de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA). Daar heb ik veel gebruik gemaakt van de bibliotheek, waar ik boeken heb gevonden die ik in Nederland niet kon vinden. Belangrijk voor mijn onderzoek was een artikel van Eva Abraham- van der Mark over de asjkenazim op Curaçao. Deze Nederlandse is een van de weinigen die op Curaçao antropologisch onderzoek heeft verricht naar de geschiedenis en het hedendaagse bestaan van de asjkenasische joden. Ook heb ik in de Openbare Bibliotheek van Curaçao interessante boeken en artikelen gevonden.
In Landhuis Rooi Catootje, een mooi oud familiehuis van de joodse familie Maduro, is de Mongui Maduro Library gevestigd. Mongui Maduro (1891-1967) is op jonge leeftijd begonnen met het verzamelen van documenten, boeken, manuscripten en kranteartikelen over alles wat te maken heeft met de joden op Curaçao. Het huis is in de oorspronkelijke stijl ingericht en is open voor publiek. In het archief heb ik unieke informatie gevonden, die ik niet in geschiedenisboeken terug heb kunnen vinden. In de huiskamer heb ik aan de antieke tafel uren lang met rode oortjes allerlei documenten doorgelezen en gekopieerd.
2.5 MIJN POSITIE ALS (JOODSE) ONDERZOEKER
Als gevolg van mijn joodse afkomst had ik makkelijk toegang tot mijn onderzoeksgroep; ik werd beschouwd als een van hen. Voor een niet-jood zou het moeilijk, zo niet onmogelijk, zijn geweest om toegang te krijgen tot deze gesloten groep. Ik werd uitgenodigd bij sabbatdiners en andere rituelen. Niet-joden worden voor dergelijke gelegenheden niet uitgenodigd, zelfs als het bekenden betreft. Een respondente vertelde mij over haar niet-joodse vriendin. Deze vriendin was altijd welkom, maar niet op sabbat. Dat is een dag die zij graag met andere joden wil delen. Daarbij hoort haar vriendin niet thuis. Men ging ervan uit dat ik alles begreep wat het jodendom aangaat. Nooit is mij gevraagd hoe ik zelf tegen het jodendom aankijk. Mijn 'joodse achtergrond' zorgde voor een gemakkelijke
16
toegang tot deze gemeenschappen. Kennelijk hadden deze mensen, gebaseerd op de wetenschap dat ik joods ben (naam, uiterlijk), zich een beeld van mij gevormd.
17
HOOFDSTUK3
DE GESCHIEDENIS VAN DE JOODSE GEMEENSCHAPPEN OP CURAÇAO
Curaçao is een eiland in de Caribische Zee vlak voor de kust van Venezuela. Het maakt deel uit van de Nederlandse Antillen, een eilandengroep die bestaat uit voormalige koloniën van Nederland (Appendix 3). Volgens de volkstelling van 1992 telt het eiland 144.097 inwoners. Onder hen bevinden zich ongeveer 650 joden, die tot twee gemeenschappen behoren: De sefardische gemeenschap 5 en de asjkenasische gemeenschap 6. Sefardiem onderscheidden zich al sinds de middelèeuwen van de asjkenazim als gevolg van de Diaspora; door de verspreiding van de sefardiem naar Spanje en de Balkan enerzijds en anderzijds de spreiding van de asjkenazim naar Noord-Frankrijk en Duitsland en later voornamelijk Oost-Europa. Als gevolg van de geografische spreiding zijn er verschillen ontstaan op het gebied van taal (de sefardiem hebben het Ladino 7 ontwikkeld en de asjkenazim het Jiddisch8), liturgische tradities, cultuur, kleding, hun uitspraak van het Hebreeuws en levensstijl (De Lange 1984: 51 ).
3.1 DE SEFARDISCHE GEMEENSCHAP
De sefardiem komen oorspronkelijk uit Spanje en Portugal. Veel van deze joden, die conversos of marranen (zwijnen) werden genoemd, hadden zich tijdens de Spaanse Inquisitie bekeerd tot het katholicisme om niet gedood of verdreven te worden. Sommige van deze crypto-
5 De Nederlandse vertaling van het Hebreeuwse Sefardiem is "van Spanje". 6 Asjkenazim: benaming voor joden meestal in Midden- of Oost-Europa woonachtig, die het Jiddisch als omgangstaal hadden. Behalve hun taal onderscheiden zij zich in hun riten van andere joodse groepen (o.a sefardiem). De Asjkenazim vormen de meerderheid van de joodse wereldbevolking. De naam is afgeleid van de in gen. 10:3 vermeldde Asjkenaz. (Winkler Prins Encyclopedie 1975) 7 De Spaanse taal van de sefardische joden 8 Een middeleeuws Duits dialect dat de omgangstaal werd van de asjkenazim in Oost-Europa, vanwaar het zich over vele delen van de wereld verspreidde
18
joden9, zoals zij zichzelf noemden, hadden zelfs binnen de kerk invloedrijke posities. In 1492 vaardigden Ferdinand en Isabella van Castilië en Aragon het 'Algemene Decreet Aangaande de Verdrijving van de Joden uit Aragon en Castilië' uit. Joden die wilden, konden zich alsnog bekeren zodat zij niet verdreven zouden worden. Vijftigduizend joden bekeerden zich, dubbel zoveel joden verlieten het land. Vele joden, waaronder ook crypto-joden, vluchtten naar Portugal. Ook daar werden zij na verloop van tijd verdreven toen koning Manoël I met Infanta Isabella van Spanje trouwde in 1496. Vanaf 1498 waren er geen joden meer te vinden in Portugal en Spanje. Zij waren bekeerd of gevlucht. Zij die waren gevlucht, vestigden zich onder meer in het huidige Nederland, het voormalige Ottomaanse Rijk en Polen (Bacon 1991). Een groot aantal joden trok direct of via deze landen naar de pas ontdekte Amerika' s. De eerste plaats waar zij zich vestigden, was het Westafrikaanse eiland Sao Tomé, een voormalige Portugese kolonie. Later verspreidden zij zich naar de koloniën en eilanden van West-Indië die toen in Spaanse handen waren, zoals Trinidad en Jamaica. Ook hier bleken de joden echter niet lang veilig te zijn voor de Spaanse Inquisitie. In 1515 werd de eerste marraan op het eiland Hispaniola 10 gearresteerd. Brazilië was het volgende land waar de joden hun toevlucht zochten. Dit land was voor een deel in handen van de Nederlanden, waardoor de joden hun godsdienst vrij konden beoefenen. Deze voor de joden prettige omstandigheden veranderden toen in 1654 de Portugezen Brazilië heroverden. Wederom werden de joden verdreven. Zij vestigden zich ditmaal in Engelse, Nederlandse en Franse gebieden waar zij vrij hun godsdienst konden uitoefenen. De Nederlandse Antillen waren eilanden waar de joden een veilig heenkomen konden vinden. In 1634, tijdens de tachtigjarige oorlog tussen Nederland en Spanje, veroverde Nederland het eiland Curaçao. De toenmalige bewoners, Spanjaarden en Indianen van de Caiquitiv-Arawad stam, werden naar het vasteland verscheept. Curaçao was een waardevolle verovering voor de Nederlanders door de strategisch gunstige ligging van de haven. Voor de West Indische Compagnie (WIC) was Curaçao een goede plek om een tussenstop te maken op de route tussen noordoost Brazilië en Nederland.
9 Een door henzelf gekozen minder negatieve naam voor marranen en conversos. Dit waren de joden die bekeerd waren, maar in het geheim nog steeds het Jodendom beleden. 1O Het huidige Haïti en de Dominicaanse Republiek.
19
De eerste jood op Curaçao, Samuel Coheîio, arriveerde in 1634. Van een joodse nederzetting kan pas gesproken worden vanaf 1650, toen een aantal joodse families arriveerden uit Amsterdam. Zij gingen werken in de suikerindustrie en dreven handel met Brazilië. De joden op Curaçao hebben vanaf het begin van de Nederlandse kolonialisatie tot op heden een belangrijke rol in de economie gespeeld. Twee in Brazilië geboren sefardiem Joa de Ilhao en Joseph Nunes de Fonseca, alias David Nassy, sloten rond 1650 een contract met de West Indische Compagnie om een landbouw-kolonie van Curaçao te maken. De grond was echter te droog en er was onvoldoende adequate arbeid van onder andere slaven 11 , waardoor dit plan op een mislukking uitliep. In 1654 was er een tweede migratiestroom van joden naar Curaçao. Dit waren voornamelijk vluchtelingen uit Brazilië. In hetzelfde jaar werd onder toezicht van de Spaanse en Portugese joodse gemeente van Amsterdam, de Congregation Mikve Israël opgericht. Tenslotte was er in 1659 de grootste immigratiestroom. Twaalf sefardische families uit Amsterdam vestigden zich op Curaçao. Zij kwamen voor het verbouwen van suikerriet en tabak. Ook zij slaagden daar niet in en gingen over op de handel en de zeevaart. In 1674 kwam de eerste rabbijn naar Curaçao. De eerste synagoge op het eiland dateert van 1732. Voor die tijd werden de diensten bij mensen thuis gehouden. Bij geboorten, verjaardagen, trouwerijen en begrafenissen kwam de hele groep samen. Vele huizen hadden grote salons waar bals en diners werden gegeven. Hoetink (1958) beschrijft de toenmalige joodse gemeenschap als volgt: De joodse groep kenmerkte zich door een geslotenheid naar buiten toe en een intimiteit naar binnen; door voortdurend onderling trouwen vormde zij in feite één grote familie, die haar eenheid handhaafde door een strenge sociale controle en een krachtig religieus leven. (Hoetink 1958: 38) In 1720 was bijna de gehele scheepvaart van Curaçao in samenwerking met de Nederlanders (WIC) in handen van de joden en ook bijna alle handelsbetrekkingen met Midden- en ZuidAmerika verliepen via de joden. Vijf grafstenen op de oude joodse begraafplaats op Curaçao, die
11 Curaçao was geen plantagekolonie. Slaven op Curaçao waren huisslaven die veelal dienden als statussymbool voor hun blanke meesters, waaronder veel joden. Ook was het eiland door haar gunstige ligging functioneel als doorvoerhaven van slaven.
20
zijn versierd met afbeeldingen van schepen, geven de belangrijke rol aan die de joden toen speelden. In 1863 vond er door conflicten een scheiding van de sefardische gemeenschap in een liberale en orthodoxe stroming plaats. Er werd een nieuwe gemeente opgericht, de reformgemeente EmanuelI 2 . De orthodoxe gemeente deed tijdens de afscheiding pogingen om de groep bij elkaar te houden. Restanten hiervan zijn het nog steeds bestaande onorthodoxe orgel en een koor13 in de synagoge, hoewel de diensten nog steeds waren gebaseerd op de Thora en de orthodoxe traditie.
3 .2 DE RELATIE VAN DE SEF ARDIEM MET ANDERE BEVOLKINGSGROEPEN
In het koloniale Curaçao leefden drie, door religie, geschiedenis, verwantschap en taal van elkaar gescheiden groeperingen; de van oorsprong geïmporteerde Afrikaanse slaven, die nu overwegend katholiek zijn, de Nederlandse protestanten en de sefardische joden (Benjamin 1996). Veel joden (en ook niet-joden) hadden een vrouw van Afro-Caribische afkomst in huis om voor de kinderen te zorgen. Deze vrouwen, Jaja's genaamd wat negermama betekent, hadden een sleutelpositie in de relatie tussen wit en zwart; "The yaya left traces of her African heritage with the growing children" (Kamer 1969: 22). Zij vertelden verhaaltjes over de slimme spin, Compa Nanzi, en over geesten en spoken. Geloof in geesten en spoken speelde en speelt een belangrijke rol in de Afro-Caribische cultuur. Vanaf 1824 verschenen er rooms katholieke missionarissen onder leiding van de Apostolisch Prefect Niewindt op het eiland, die zich richtten op de toenmalige slaven (Hoetink 1958). Ondanks de beperkte financiële middelen slaagden zij erin om kerken te bouwen, scholen te stichten en reizen te paard te maken om planters te bewegen de slavenkinderen te laten dopen of de catechismus te leren. Niewindt zorgde in 1863 voor de emancipatie van de slaven (Römer 1979). Na de afschaffing van de slavernij in 1863 werd de positie van de Afro-Caribische
12 De eerste reformgemeente ter wereld (N IW, 15 nov. 1985) 13 Een orgel en een koor zijn niet gebruikelijk binnen de joodse traditie. Door middel van het plaatsen van een orgel en het koor probeerden de orthodoxen de scheiding tussen hen en de liberalen tegen te houden. Het was een handreiking van de orthodoxen naar de liberalen
21
bevolking niet beter. Velen bleven tot in de twintigste eeuw in een staat van 'pseudo-slavernij' afhankelijk van hun vroegere meesters (Römer 1979: 58). De relatie tussen sefardiem en protestanten was in tegenstelling tot de 'meester - slaaf relatie' met de Afro-Caribische bevolking, een meer formele relatie (Kamer 1969). De protestanten waren aan het eind van de achttiende eeuw verdeeld in twee groepen, 'de lagen' en 'de hogen'. 'De lagen' waren veelal handwerkslieden en kleine handelaren. Zij stonden in contact met het Zuidamerikaanse vasteland. Deze contacten bestonden onder andere uit huwelijken die voltrokken werden met Zuidamerikanen. Dit leidde tot Latinisering van deze groep. Er vond nauwelijks assimilatie plaats met 'de hogen'. Ook met de sefardiem hadden zij weinig van doen. 'De hoge' Nederlandse protestante groep die de kolonie bestuurde, was zich erg bewust van haar eigen cultuur en machtspositie die zij wilde behouden. Zij wilden de groep 'puur' houden door gemengde huwelijken tegen te gaan en nieuwkomers vanuit Nederland te selecteren. Katholieken uit de Nederlanden mochten zich bijvoorbeeld tot 1824 niet op het eiland vestigen. De hoge protestanten beschouwden de sefardiem als vreemdelingen, als deel van de buitenlandse 'Portugese Natie'. Tussen de joden en de protestanten bestond competitie op economisch gebied. Een belangrijk voordeel in de handel dat de sefardische joden op de Nederlandse protestanten hadden, was taal. Aangezien deze joden meerdere talen naast het Nederlands beheersten, zoals het Spaans, konden zij makkelijker handelen met Midden- en Zuid- Amerika en daarnaast ook met veel WestEuropese landen. Na de emancipatie van de joden in 1825 14 voerden zij ook op politiek gebied een competitie. Sinds die tijd werden er ook joden benoemd als lid van de Koloniale Raad, de Raad van Bestuur, als procureur-generaal en als kantonrechter. Op deze wijze kreeg de Portugees-joodse gemeenschap haar vertegenwoordigers in de bestuurlijke en de rechterlijke organen.
14 Net als overal ter wereld hadden joden minder rechten dan niet-joden. Zij werden uitgesloten van onder andere de gilden en concentreerden zich mede daardoor op de handel. Ook op Curaçao hadden de joden voor 1825 minder rechten dan de Nederlandse kolonialen.
22
3.3 ECONOMISCHE EN SOCIALE VERANDERINGEN
Aan het eind van de negentiende eeuw vonden er grote veranderingen plaats in de economie van Curaçao. De landbouw- en handelssamenleving veranderde in een overwegend industriële samenleving. Met de komst van het eerste stoomschip in 1871, ontstond er een efficiëntere communicatie tussen Curaçao en de buitenwereld, waaronder Europa. Door een snellere levertijd en grotere hoeveelheden produkten die per keer geleverd konden worden, ging het de sefardische handelaren voor de wind. Door de veranderingen in de economie als gevolg van de Industriële Revolutie, veranderde ook de relatie tussen de protestanten en de joden. De 'hoge' protestanten hadden niet zo veel profijt van de economische welvaart, doordat zij vooral (nog steeds) in de landbouw en het bestuur actief waren. De joden hadden zich gericht op de handel, waardoor zij wél profijt hadden van de nieuwe situatie. Hierdoor kregen de sefardiem aan het begin van de twintigste eeuw een betere economische positie dan de 'hoge' protestanten. Voor de Industriële Revolutie onderscheidden de verschillende groepen op Curaçao zich door verschillen in religie, geschiedenis, verwantschap en taal. Vanaf deze tijd werd de etnische of religieuze achtergrond gekoppeld aan sociaal-economische klassen. Er vond geen verandering plaats in de positie van de verschillende groepen door de Industriële Revolutie. De Eerste Wereldoorlog had een positief effect op de Curaçaose economie en dat bleef zo tot na de oorlog. De wereldwijde economische depressie van de jaren dertig maakte hieraan een eind. Vele arbeiders verloren hun werk en waren gedwongen weg te trekken. Ook een groep sefardiem die bij de oliehandel betrokkën was, verliet het eiland. De meesten vertrokken naar andere Caribische eilanden of naar Noord- en Zuid-Amerika. Door het wegtrekken van joodse mannen en het achterblijven van ongehuwde joodse vrouwen, waren er voor het eerst huwelijken met niet-joden; joodse vrouwen trouwden met niet-joodse Amerikaanse of Europese mannen die op het eiland waren gebleven. In deze tijd van modernisering (1910-1940) werd er minder tijd besteed aan nietmaterialistische zaken, zoals religie. Een waarneembaar feit hiervan was, dat een aantal joodse handelaren voorheen geen zaken deed op zaterdag (sabbat), maar sinds er tijdens de Tweede Wereldoorlog ook schepen op zaterdag de haven binnen voeren, besloten zij ook dan handel te drijven.
23
A strong and old tradition was thereby quietly being sacrificed to the Golden Calf. Gradually other Jewish enterprize followed this pattern, and in 1932 the last Sephardic business capitulated to the demand of competition and ceased to observe the Shabbat closure. (Kamer 1969: 49) Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelde Curaçao door de aanwezige raffinaderij opnieuw een belangrijke rol. Het eiland werd door Nederland beschermd tegen eventuele aanvallen van de Duitsers. Tijdens de oorlogsjaren brachten vele Duitsers als geïnterneerden hun dagen door in kamp Bonaire, een kamp waar alle Duitsers die voor de kusten van de Caribische eilanden gevangen waren genomen terecht kwamen. Ook joodse vluchtelingen uit Duitsland kwamen in dit kamp terecht.( Dagblad Amigoe: 29 april 1965) Door de oorlog werd Curaçao afgesloten van de Nederlandse economie. Er was een slecht contact met de Nederlandse leiders, die in Engeland verbleven. Hierdoor moest de regering van Curaçao voor het eerst zelfstandig haar zaakjes opknappen en steun vragen aan andere landen, zoals de Verenigde Staten. Na de Tweede Wereldoorlog gingen met name joodse jongeren steeds vaker naar de Verenigde Staten om verder te studeren in plaats van Europa waar zij voorheen heen gingen. Ook de handel was van Europa naar de Verenigde Staten verschoven. In die tijd kan men spreken van een 'Amerikanisatie' van de samenleving, inclusief de sefardiem, op Curaçao (Kamer 1969:58). Er kwamen Amerikaanse produkten op de markt en er werden Amerikaanse bedrijven geopend. Joden en anderen kregen steeds vaker handelscontacten met Amerikanen. Door de oorlog, de afgenomen rigiditeit van religie en de vele nieuwkomers vonden er steeds meer gemengde huwelijken plaats tussen joden en niet-joden. Geregeld volgden joodse zonen hun vader niet meer op in het familiebedrijf, waardoor ondernemingen steeds vaker in handen van niet-joden kwamen. De joden bleven een belangrijke rol spelen in het bankwezen, het bestuur en hadden nog steeds vele groothandels in handen. Als reactie op de nieuwe niet-Curaçaose ondernemers ontstond er op 30 mei 1969 een opstand van de Afro-Cafribische bevolking. Deze nieuwe ondernemers zouden in hun ogen de economische en sociale positieverbetering van de Afro-Caribische bevolking belemmeren. Winkels en bedrijven van buitenlandse ondernemers werden geplunderd en in brand gestoken. De Koninklijke Nederlandse Marine sloeg deze opstand uiteindelijk neer. Als gevolg van deze
24
opstand werden er vakbonden opgericht, die niet door de overheid geleid werden. Verder ontstond er een nieuwe politieke partij, Frente Obrero i Liberashon 30 di mei 1969 (Arbeidersfront en 30 mei-bevrijding). Deze opstand heeft niet geleid tot een verbetering van de positie van de Afro-Caribische bevolking. Door de economische recessie en de gemengde huwelijken liep het ledental van de beide joodse gemeenschappen sterk terug. Als gevolg hiervan besloten de leden van de gemeenschap Mikve Israël en de sefardische reformgemeente Emanuel samen te gaan. Hoewel er nog altijd verschillen van mening tussen beide gemeenschappen bestonden, werd er in 1964 besloten te '
fuseren. De gemeenschap heet vanaf die tijd de Verenigde Nederlands-Portugese Congregatie Mikve-Israël Emanuel.
3.4 DE ASJKENASISCHE GEMEENSCHAP
De meeste asjkenasische joden op Curaçao zijn afkomstig uit het vroegere Bessarabië, een grensgebied tussen Rusland en Roemenië. Enkelen komen uit Polen. Slechts weinigen van de eersten die zich vestigden, hadden ooit van Curaçao gehoord. Zij trokken in de jaren twintig van deze eeuw met boten weg uit hun geboorteland om het virulente nationalisme en de pogroms die daarmee gepaard gingen te ontvluchten.
In de landen die zij verlieten, leefden zij vaak samen in stetls 15 of in getto's van de grotere steden. Het was eigenlijk de bedoeling om naar de Verenigde Staten afte reizen waar al veel Oosteuropese joden zich hadden gevestigd tot de Amerikaanse regering eind jaren twintig besloot het immigratiebeleid aan te scherpen, waardoor deze groep niet langer toegelaten werd. Curaçao was een voor de hand liggend alternatief, vanwege de economische welvaart die de vestiging van Shell met zich mee had gebracht. Eind jaren twintig van deze eeuw kwamen asjkenazim uit Oost-Europa naar Curaçao. De meesten begonnen hun loopbaan als marskramer maar dat duurde niet lang. Velen wisten binnen vijftien jaar door hard werken hun maatschappelijke positie te verbeteren. Enkelen van de eerst aangekomenen werkten een korte tijd voor Shell, de overigen begonnen direct als venters en marskramers. Van Soest (1976:260) stelt dat de joodse marskramers met hun verkoop op 15 Een stetl was een dorpje in Oost-Europa waarin overwegend joden woonden.
25
afbetaling een gat in de markt vulden. Zij stonden tussen de gevestigde handelselite en de plotseling koopkrachtige massa in. De toename van de plaatselijke koopkracht was eerst gericht op de primaire levensbehoeften maar later steeds meer op kleding en luxe-artikelen. Na verloop van tijd werd het venten verruild voor vaste winkels. Eerst kleine zaken in achterafstraten, maar al gauw grotere in de belangrijkste straten van de binnenstad. In eerste instantie kochten de asjkenazim hun goederen in bij de groothandels die vaak in handen waren van de sefardiem. Later konden zij, door de economische bloei, zelf produkten gaan importeren. Hierdoor werden zij economisch onafhankelijk van de sefardische joden (Benjamin 1996: 165). Sociaal vormden ze een hechte en geïsoleerde groep door de verschillende familiebedrijven die opgezet waren, de Jiddische taal die zij onderling spraken en de eigen beleving van het jodendom welke verschilde van de sefärdiem. Door het grote verschil in taal, kleding, rituelen en de economische status tussen de sefardiem en de asjkenazim, wilden de gevestigde sefardiem niet veel met de nieuwe arme asjkenasische groep te maken hebben. Het begrip Judio, jood, werd op Curaçao tot dan toe door alle bevolkingsgroepen geassocieerd met aristocratie, rijkdom, verfijnde levensstijl, ontwikkeling, bijzondere verbale begaafdheid, succes in zaken en diplomatieke functies. Dat alles sloeg op de sefardische joden (Abraham 1991 :38). De asjkenasische joden wekten een geheel andere indruk. Al snel werden zij aangeduid met de denigrerende term Polakkosl6. Het beeld van de Polakko was een lange tijd dat van een marskramer met zijn hele bezit op zijn rug, iemand met geringe opleiding en ontwikkeling, met vreemde gewoonten en een vreemde taal (Abraham 1991 ). Op zichzelf aangewezen huurden de eerst aangekomen asjkenazim een huis op Scharloo, de toenmalige wijk van de sefardische joden, waar zij religieuze diensten hielden. Een synagoge, de Sha'ari Tsedek 17 , kwam pas in 1959. In 1957 nam de economische bloei af op Curaçao. Door automatisering en bezuinigingen van Shell werden er op grote schaal arbeiders ontslagen. Het toerisme daarentegen floreerde. Met het toerisme nam het aantal hotels, souvenirwinkels, boetieken en restaurants toe. Ook de asjkenazim openden vele nieuwe zaken.
16 Een scheldwoord voor de arme minder ontwikkelde Oost-Europese joden. 17 Poorten van Gerechtigheid.
26
Tijdens de opstand van mei 1969 werden, in tegenstelling tot de zaken van sefardiem, asjkenasische winkels wel in brand gestoken en geplunderd. Van de 'sociaal gestegen vreemdelingen' waren de asjkenazim, het best geslaagde voorbeeld. Omdat zij het merendeel van de winkels in de stad beheerden, vormden zij ook een van de meest zichtbare groepen. De lage economische klasse, de Afro-Caribische bevolking, had veel weerstand tegen de asjkenazim, die zich in vijftien jaar tot grote welvaart hadden opgewerkt, terwijl zij nog steeds op hetzelfde lage bestaansniveau waren gebleven. De sefardiem ondervonden veel minder last van de weerstand tegen de sociaal gestegen vreemdelingen, omdat zij al eeuwen geïntegreerd en gerespecteerd waren. Een aantal asjkenazim voelde zich niet meer veilig op Curaçao en besloot te emigreren. Gezien de toegenomen handelscontacten met de Verenigde Staten en het meer ontwikkelde religieus joodse leven daar, besloten veel emigranten eind jaren zeventig daarheen te gaan. Het merendeel van de overgebleven asjkenazim is actief gebleven in de detailhandel en het restaurantwezen. Oorspronkelijk zijn de asjkenazim orthodox, maar bijna niemand leeft meer volgens de orthodoxe regels. De asjkenasische gemeenschap op Curaçao heeft al sinds lange tijd conservatieve rabbijnen uit de Verenigde Staten als leiders van de gemeenschap. Net als de sefardiem is bij de asjkenazim het economische leven een grotere rol gaan spelen dan het religieuze leven. De economie vindt plaats in een overwegend katholieke samenleving. Met als gevolg dat het niet voordelig is om op sabbat (zaterdag)de winkel te sluiten en daarnaast zijn de produkten in de winkels niet gericht op de kleine groep joden die eventueel koosjer voedsel wil kopen. Het zich aan de joodse wetten houden, is in de loop der tijd steeds minder belangrijk geworden. Aan het joodse gemeenschapsleven wordt nog steeds grote waarde gehecht. Is het niet op religieuze basis, dan wel op emotionele basis. De asjkenazim vormen met elkaar nog steeds een hechte groep.
27
3.5 DE RELATIE TUSSEN DE SEF ARDIEM EN DE ASJKENAZIM
In de jaren zeventig van deze eeuw werden er pogingen ondernomen om tot een fusie van de asjkenasische en sefardische religieuze gemeenten te komen. Beide gemeenschappen telden ongeveer driehonderd leden. Een aantal van hen was bezorgd over het kleine aantal bezoekers van hun synagogen. De asjkenazim hadden hun economische achterstand op de sefardiem ingehaald. Ongelijkheid in de economische positie van beide groepen was voorheen voor de sefardiem een reden om niet vereenzelvigd te willen worden met de asjkenazim. Bij de onderhandelingen over de fusie was dit verschil niet meer aan de orde. Toch bleken de verschillen in de beleving van het jodendom tussen beide groepen te groot en daardoor het verwezenlijken van een fusie onmogelijk (zie p 18). Sinds de jaren tachtig heeft een toenemend aantal asjkenazim individueel het lidmaatschap van de sefardische synagoge gekregen (Abraham 1991). Niet om daar de diensten bij te wonen, maar voor speciale rituele doeleinden. De sefardische synagoge is in tegenstelling tot de synagoge van de asjkenazim een oud gebouw met aanzien dat door sommige asjkenazim voor rituele doeleinden zoals het huwelijk of een besnijdenis liever wordt gebruikt dan hun eigen gebouw. De sefardiem hebben daar geen bezwaren tegen. In 1964 was er wel door de toen nog drie verschillende joodse gemeenschappen 18 een gezamenlijke Hebrew School opgericht. De kinderen kregen en krijgen les19 in godsdienst, geschiedenis, cultuur en het Hebreeuws. In tegenstelling tot de sefardiem hebben de asjkenazim zich nooit actief bezig gehouden met de politiek. Zij concentreerden zich op de handel en hielden zich verder afzijdig. De binding met Curaçao was en is economisch. Economische integratie en succes werd niet gevolgd door sociale en culturele integratie (zie ook Abraham 1991 :36-41). De verschillen in binding met het eiland tussen de asjkenazim en de sefardiem zijn voornamelijk een gevolg van de verschillen in de vestigingsgeschiedenis. De sefardiem zijn al ruim driehonderd jaar op het eiland, terwijl de asjkenazim zich pas in de jaren twintig van deze eeuw
18 Mikve Israël en de gemeenschap Emanuel fuseerden pas in 1969 19 Joodse les wordt een keer in de week gegeven aan joodse kinderen.
28
op het eiland gevestigd hebben. De sefardiem hebben zich in de loop der tijd een gerespecteerde positie op zowel economisch, sociaal als politiek gebied verworven. Doordat de asjkenazim zich voornamelijk bezighouden met de economie en zich distantiëren van de politiek en het sociale leven buiten de groep om, hebben zij een andere positie ingenomen. Deze positie komt enerzijds voort uit een bewuste keuze. Zij leefden voor zij op Curaçao kwamen in de eigen besloten gemeenschap, met een eigen levensstijl, die was geënt op Oosteuropese joodse tradities. De nieuwe omstandigheden en welvaart op Curaçao veranderde de levensstijl wel, maar de moraal van hard werken, sociale controle en onderlinge steun bleef (Abraham 1991 :37). Anderzijds wilden de sefardische joden, waarbij de asjkenazim in de jaren twintig aansluiting zochten, hen niet accepteren. De asjkenazim hebben zich altijd afzijdig gehouden van de politiek. Abraham (1991), die een casestudy heeft gemaakt van de asjkenasische joden op Curaçao, schrijft hierover het volgende:
Enkelen (van de asjkenazim) probeerden mij uit te leggen dat het beter was geweest als Curaçao een kolonie was gebleven. Gevraagd naar zijn voorkeur voor de toekomstige staatkundige status van de Nederlandse Antillen zei een juwelier: "Ik sta in dienst van het publiek en daarom zal ik onder geen beding mijn politieke visie uitspreken". Een dergelijk antwoord bleek typerend te zijn voor de meeste asjkenazim. Zij concentreerden zich op hun handelsbelangen en hielden zich verder afzijdig (Abraham 1991 :40). Een asjkenasische respondente vertelde mij dat zij niets weet van de politiek van de Nederlandse Antillen en dat het haar ook niet interesseert. Naast de verschillen tussen de twee gemeenschappen zijn er ook overeenkomsten op het gebied van het geloof, joodse feestdagen en het geloof in de nog te komen Messias20. Deze overeenkomsten maken van de twee groepen meer een eenheid naar de niet-joodse buitenwereld toe waarvan zij meer (wensen te) verschillen dan van elkaar.
20 Joden geloven, in tegenstelling tot christenen, dat de Messias, de Verlosser, nog moet komen.
29
HOOFDSTUK4
JOODSE IDENTITEIT OP CURAÇAO
4.1 JASHA, EEN SEFARDISCHE JOODSE MAN
Jasha is een 21-jarige sefardische joodse jongen. Hij is geboren op Curaçao en heeft een oudere zus. Ook zijn beide joodse ouders zijn op Curaçao geboren. Jasha's grootmoeder van vaders zijde is van Venezuela en zijn grootvader is afkomstig uit Nederland. De grootouders van moeders kant komen uit Panama en Nederland. Van beide zijden hebben zijn grootouders zich aangesloten bij de sefardische gemeenschap. Dat was de gemeenschap waar zij bij thuishoorden door de gemeenschappelijke afkomst, die wordt gekenmerkt door de gemeenschappelijke geschiedenis van de verdrijving uit Spanje en Portugal, de taal en de liturgische tradities. De vader van Jasha heeft een hoge functie bij de Maduro & Curiel Bank. Zijn moeder is huisvrouw. Jasha studeert geneeskunde in Nederland en brengt regelmatig een bezoek aan zijn ouders en vrienden op Curaçao. Wanneer hij is afgestudeerd, wil hij op Curaçao, in Nederland of in de Verenigde Staten als chirurg in een ziekenhuis werken. Curaçao trekt hem wat deze keuze betreft het meest. Niet alleen omdat hij op Curaçao is geboren en getogen, ook omdat zijn familie en een aantal goede vrienden daar wonen. Hij spreekt drie talen vloeiend. Papiamento leerde hij van vriendjes op de lagere school, in de klas werd Nederlands gesproken en op de International School, waar hij na de lagere school heenging, was de voertaal Engels. Deze taal spreekt hij nu nog met zijn joodse vrienden. In het contact met verschillende vrienden afzonderlijk is dat wisselend. Met de één spreekt hij Papiamento, met de ander Nederlands en met de derde Engels. Welke taal hij met iemand spreekt is afhankelijk waarvan hij degene kent. Met mensen die hij van de International School kent, spreekt hij bijvoorbeeld Engels. Met een aantal vrienden spreekt hij de talen door elkaar. Jasha's ouders hebben hem volgens de joodse traditie grootgebracht. Toen hij zes jaar was, ging hij naar de Hebrew School waar hij joodse les kreeg. Daar leerde hij een aantal van zijn
30
huidige vrienden kennen. Omdat beide groepen naar de enige joodse school gaan, heeft Jasha zowel vrienden met een asjkenasische als met een sefardische achtergrond. Op vrijdagavond werd de sabbat ingeluid bij hem thuis of bij één van de familieleden of bevriende gezinnen. Op zijn dertiende heeft Jasha zijn bar mitswa21 gedaan in de sefardische synagoge. Jasha houdt zich nu niet meer aan de joodse wetten en gebruiken omdat hij niet in God gelooft. Wel houdt hij van het symbolisme dat bij het jodendom hoort. De joodse traditie ziet hij als 'a way oflife', een manier waarop joden in relatie tot elkaar leven. Hoewel zijn toekomstige vrouw niet joods hoeft te zijn, zou hij het wel fijn vinden wanneer ze joods zou worden. Zijn eventuele kinderen zou hij wat bij willen brengen over de joodse religie, zodat zij als ze groter zijn zelf kunnen kiezen of zij volgens de joodse wetten willen leven. Jasha's vriendenkring bestaat zowel uitjoodse mensen als uit niet-joodse mensen. Op Curaçao beleeft Jasha zijn joods-zijn anders dan in Nederland. Op het eiland heeft hij wel eens het gevoel dat hij tot een etnische minderheid behoort. Niet zozeer vanwege zijn joodse achtergrond, maar wel omdat hij een van de weinige blanken op de lagere school was en een van de weinigen met welgestelde ouders. In de ogen van Jasha zijn met name de asjkenasische joden op Curaçao hypocriet. Zij pretenderen te leven volgens de joodse wetten maar daar blijkt in de praktijk weinig van. Zij eten geen varkensvlees, maar ondertussen eten zij wel cheeseburgers22. De asjkenazim leven bovendien veel meer gescheiden van de rest van de inwoners van Curaçao. Met de zwarte en niet-joodse mensen willen zij niets te maken hebben. Ze leven volgens Jasha meer binnen de eigen groep dan de sefardische joden dat doen. Ze wonen in dezelfde buurt en doen boodschappen in dezelfde dure supermarkt. Sociale contacten hebben zij met elkaar. Asjkenasische kinderen gaan meestal naar de International School. Daardoor beheersen zij het Nederlands en Papiamento over het algemeen niet. Sefardische joden wonen meer verspreid over het eiland. Maar ook sefardische joden vindt Jasha wat het religieuze Jodendom betreft hypocriet. Zij gaan naar de synagoge om hun nieuwe kleren en sieraden te showen. Kleding en geld, daar draait het om. Jasha voelt dan ook geen affiniteit met de sefardisch joodse gemeenschap op Curaçao. Affiniteit voelt hij voor zijn joodse
21 Jongens worden op hun dertiende Bar mitswa, meisjes op hun twaalfde Bat mitswa. Vanaf deze leeftijd zijn zij volwaardige leden van de joodse gemeenschap. 22 Varkensvlees is verboden volgens de joodse spijswetten. Dat geldt ook voor de combinatie van vlees en melk.
31
en niet-joodse vrienden. In Nederland beleeft hij het jodendom heel anders. Hij is in Nederland ook niet actief joods, maar vindt wel dat de joden in Nederland minder hypocriet zijn dan op Curaçao. Ze kennen de wetten en plichten en weten hoe een jood zich behoort te gedragen. Discriminatie en antisemitisme van joden komt op Curaçao niet veel voor. In Nederland hoor je daar veel meer over, vindt Jasha. Als er gediscrimineerd wordt op Curaçao, heeft het te maken met de welvaart die de joden daar hebben bereikt en het zich afzijdig houden van de rest van de bevolking. Het idee heerst daar dat joden zichzelf beter achten dan niet-joden. Daarnaast is negentig procent van de Curaçaose bevolking katholiek. De katholieken geloven dat de joden Jezus hebben gekruisigd. Om die reden werd Jasha op de lagere school wel eens geconfronteerd met zijn joodse achtergrond. Joden zelf, met name de asjkenasische joden, discrimineren de zwarte bevolking. Zelf is Jasha erg geïnteresseerd in de Afro-Caribische cultuur. Domino spelen heeft hij geleerd van zijn Afro-Caribische vrienden. Ook danst hij graag de merenge. Joodse identiteit voor Jasha is het idee dat je als jood past in elke joodse gemeenschap op de wereld.
4.2 NATANJA,
EEN ASJKENASISCHE JOODSE VROUW
Twintig jaar geleden werd Natanja geboren op Curaçao. Zij heeft een oudere broer en een jonger zusje. Haar ouders zijn op Curaçao geboren en hebben een exportbedrijf. Haar overgrootouders van vaders kant komen uit Roemenië, de grootouders van moeders kant uit Polen. Natanja heeft altijd op Curaçao op school gezeten. Eerst zat ze op de privé lagere school en nu zit ze in het laatste jaar van de International School. Ze spreekt geen Nederlands of Papiamento. Wel Engels en een beetje Spaans, wat ze heeft geleerd van het dienstmeisje uit Venezuela dat bij hen in huis woont. Volgend jaar wil Natanja International Finance in Miami gaan studeren om daarna weer terug te keren naar Curaçao. Het joodse leven op het eiland vindt Natanja erg belangrijk. Dat is voor haar de voornaamste reden om terug te keren. Zij heeft hier veel joodse vrienden binnen de gemeenschap die ook naar Curaçao terugkeren of er blijven. Haar ouders hebben haar conservatief grootgebracht. Niet orthodox zoals de sefardiem dat noemen. Orthodox betekent volgens haar dat precies volgens de joodse voorschriften wordt geleefd. Bij haar thuis proberen ze dat wel zoveel mogelijk, maar zij
32
eten bijvoorbeeld niet altijd koosjer. Er is op Curaçao moeilijk aan koosjere produkten te komen. Zij vindt zichzelf wel meer joods dan de sefardische joden. Dat zijn nep-joden. Joodse identiteit voor Natanja is het geloven en respecteren van het jodendom zonder datje precies volgens de voorschriften leeft. Daarnaast is er het speciale gevoel dat zij heeft voor andere joden en het onderscheid dat zij voelt met niet-joden.
4.3 DE RELATIE TUSSEN DE ASJKENAZIM EN DE SEFARDIEM
Zoals beschreven in het voorgaande hoofdstuk zijn de verschillen in de vestigingsgeschiedenis, de liturgische tradities, de taal en de economische activiteiten van de asjkenazim en de sefardiem bepalend voor de huidige verschillen tussen deze gemeenschappen. De huidige verschillen komen naar voren in een aantal situaties: De spreiding van beide groepen op Curaçao is zeer verschillend. De asjkenazim leven vooral in Mahai, een sjieke blanke buitenwijk van Curaçao. Zij gaan allen naar de zelfde supermarkt en komen nauwelijks buiten deze wijk. Deze groep is zeer rijk. Deze rijkdom wordt in stand gehouden door de onderlinge steun die zij elkaar bieden bij bijvoorbeeld een faillissement (Abraham 1991). Zij hebben veel personeel in huis voor de kinderen, de tuin en het huishouden. Het personeel is vaak Spaanstalig en afkomstig uit Zuid -Amerika, de Dominicaanse Republiek, Haïti, of van één van de andere kleine Spaanstalige eilanden. De sefardiem daarentegen, leven gespreid op het eiland en zijn door een langere geschiedenis op het eiland meer geïntegreerd in de samenleving. Dit is zoals ik het heb waargenomen en is tevens hoe de sefardiem en de asjkenazim elkaar beschrijven. Een tweede verschil ligt in de beroepsfeer. Er is een opvallend verschil in de beroepen die de ouders van de respondenten uitoefenen. De asjkenazim hebben veelal kledingzaken, restaurants en importbedrijfjes. Het zijn kleine familiebedrijfjes met weinig werknemers en de werknemers zijn vaak asjkenasische joden. Sefardiem hebben veelal bedrijven in de groothandel met veel werknemers. Zij zijn daarnaast actief in het bankwezen, de politiek en in de gezondheidszorg. De werknemers in sefardische bedrijven zijn naast joden ook mensen uit andere groepen van de
33
Curaçaose maatschappij. Het contact dat de sefardische joden met andere groepen hebben, is daardoor groter dan het contact wat de asjkenazim met andere groepen hebben. Daarnaast speelt het verschil in de beleving van het jodendom door beide groepen een rol in de verschillende identiteit die zij ervaren. De sefardiem geven hun kinderen veel minder mee van de joodse religie dan de asjkenazim. De beeldvorming die zij van elkaar hebben wordt mede hierdoor bepaald; de sefardiem bestempelen de asjkenazim als orthodox, terwijl de asjkenazim de sefardiem als 'nep-joden' beschouwen. Sefardiem zijn zich bewust van het beeld dat de asjkenazim van hen hebben en andersom. Tevens zijn zij het eens over deze verschillen, maar noemen het anders. Orthodox, zoals de sefardiem de asjkenazim bestempelen, is een negatieve waardering. Wat de sefardiem orthodox noemen, noemen de asjkenazim in hun positieve benadering conservatief en behoudend. De asjkenazim noemen de sefardiem "nep-joden". Wederom een negatieve benadering van wat de sefardiem in positieve zin liberaal en vrij noemen. Een opvallend verschijnsel bij de sefardische groep is, dat de oudere generatie religieuzer is dan de jongere. In de sefardische synagoge die ik bezocht, woonde een groep in de leeftijd van ongeveer veertig en ouder de dienst bij. Sefardische jongeren zijn nauwelijks actief in religieuze zin. Dit in tegenstelling tot de asjknasische gemeenschap. Hier willen de ouderen juist meer vrijheid. Tijdens mijn aanwezigheid was er een discussie gaande over de participatie van vrouwen in de synagoge. Religieuze asjkenasische jongeren zijn hier veelal op tegen. Zij zijn over het algemeen behoudender dan de ouderen. Dit is mede het gevolg van de komst van de Marokkaanse orthodoxe joden in de afgelopen twee decennia23. Een groepje asjkenazim is begonnen met het in kaart brengen van de geschiedenis van de asjkenasische gemeenschap. De oude generatie is aan het uitsterven en dit groepje veertigers is bang dat de geschiedenis, als deze nu niet wordt vastgelegd, in de vergetelheid raakt. Er is veel geschreven over de geschiedenis van de sefardiem op Curaçao in tegenstelling tot de geschiedenis van de asjkenazim op Curaçao. Over het algemeen hechten zowel asjkenasische en sefardische jongeren belang aan het doorgeven van de joodse traditie en cultuur aan hun (toekomstige) kinderen. Veel asjkenazim hechten waarde aan het doorgeven van religie, sefardiem veel minder.
23 Marokkaanse joden bevinden zich sinds enkele decennia op het eiland en hebben een strengere vorm van jodendom meegenomen.
34
Naast de vele verschillen tussen de asjkenasische en de sefardische gemeenschappen, zijn er ook activiteiten waarin zij gezamenlijk betrokken zijn. Rosha'shana en Pesach24 zijn joodse feestdagen die de gemeenschappen met elkaar vieren. Verder is er een joodse jeugdvereniging: de B'nai B'rith Youth Organization (BBYO) en een joodse vrouwenorganisatie waarin leden van beide gemeenschappen vertegenwoordigd zijn. Jongeren van de verschillende gemeenschappen mengen meer met elkaar dan de oudere generaties. Een reden hiervoor is dat zij vriendschappen hebben overgehouden uit de tijd dat zij gezamenlijk de Hebrew School bezochten. De verschillen tussen beide joodse gemeenschappen zijn voor de niet-joodse buitenwereld niet zichtbaar. De joden op Curaçao treden als één gemeenschap naar buiten. Hoezeer zij zich onderling van elkaar wensen te onderscheiden, van de niet-joodse buitenwereld wensen zij zich nog meer te onderscheiden. Het definiëren van de eigen groep is niet altijd beperkt tot het onderscheid dat wordt gemaakt tussen de eigen groep ('wij') en de anderen ('zij') (Mróz 1984:110). Er zijn volgens Mróz complexere situaties, waarbij een derde categorie een rol speelt bij het definiëren van de identiteit. Namelijk 'wij' (de eigen groep) tegenover 'anderen' (niet één van ons) en 'wij' tegenover 'vreemden'. Tot de eigen groep ('wij') behoren de individuen die gedefinieerd kunnen worden op basis van een aantal overeenkomsten zoals taal, kleding, levensstijl, afkomst en voedsel. Tot de anderen ('jullie') behoren degenen die verschillen van de eigen groep, maar ook een aantal overeenkomstige kenmerken hebben met de 'wij'-groep. Tussen 'jullie' en de eigen groep, bestaat niet het absolute verschil dat er met vreemden ('zij') bestaat. De categorie 'jullie' staat dichter bij 'wij' dan bij 'zij'. Naast het onderscheid dat wordt gemaakt tussen "wij en zij" en "wij enjullie", kan er onderscheid worden gemaakt tussen "wij en jullie" tegenover 'zij'. Mróz heeft de Roma in Polen als voorbeeld genomen om deze stelling over een derde categorie te illustreren. De Roma zijn algemeen bekend als zigeuners. Zowel de benaming 'zigeuners' als 'Roma' worden door henzelf wisselend gebruikt, afhankelijk van de situatie. De zigeuners in Polen zijn onderling verdeeld in vier verschillende groepen. Drie van deze groepen zijn met elkaar verwant door een gemeenschappelijke geschiedenis en gedeelde ervaringen,
24 Joods Nieuwjaar en het joodse paasfeest.
35
houding en beeld ten opzichte van niet-zigeuners. Een vierde groep kent een andere geschiedenis en andere ervaringen met niet-zigeuners. Deze laatste groep wordt daardoor niet als verwante groep ervaren en de
l~den
van deze groep definiëren zichzelf ook niet als verwanten van de
andere zigeunergroepen. Als gevolg van de verwantschap tussen enerzijds de drie groepen met dezelfde geschiedenis en anderzijds de groep die deze geschiedenis niet deelt, kan men spreken van twee gemeenschappen die beiden zigeuners zijn, volgens Mróz: Thus, Gypsies staying in Poland, form in a way, two separate groups - two communities with different features. The first ofthem consists of the Lovara, the Kalderasha, and the Polska Roma (those who were till recently a wandering people, and thus, in spite of differences between them have similar experiences from contacts with the non-Gypsies, a sirnilar attitude towards them and similar images ofthern). And the other one of Gypsies settled fora long time and living among the non-Gypsies in the mountain viilages of the southem Po land. The dissirniiarity of both these categories of Gypsies, differences in attitude towards the non-Gypsies are also differences in the way oflife and its economie basis. (Mróz 1984:114) De meeste Polen (niet-zigeuners) maken het onderscheid tussen de twee zigeunergemeenschappen niet. Zij definiëren de zigeuners als één groep op basis van een aantal criteria. Die criteria zijn volgens Mróz gebaseerd op vooroordelen en daardoor stereotiep. Het stereotiepe beeld van zigeuners (stelen, zijn vies) is een niet te doorbreken patroon dat door nietzigeuners gecreëerd is en door hen gehanteerd wordt om zichzelf te kunnen definiëren als nietzigeuners (Mróz 1984). Dit stereotiepe beeld is wat Jenkins sociale categorisering noemt. Het beeld van de zigeuners wordt, afhankelijk van de situatie en het doel, ook door zigeuners zelf gehanteerd. In het contact met een niet-zigeuner zal een Roma zichzelf als zigeuner definiëren en niet als Roma, omdat de term zigeuner bekend is en begrepen wordt door de nietzigeuner (Mróz 1984: 124). Er zijn vele kenmerken op basis waarvan een individu, een familie of een groep behoort tot een bepaalde gemeenschap. Alle kenmerken samen worden door de zigeuners gedefinieerd als 'the Gypsie way oflife' (Mróz 1984). Deze 'Gypsie way oflife' bestaat onder andere uit het spreken van dezelfde taal, regels voor reinheid, voedsel en de manier van geld verdienen. De twee zigeunergemeenschappen hebben een binding met elkaar op basis van deze kenmerken. Tevens zijn deze kenmerken de basis waarop zij zich onderscheiden van de niet-zigeuners.
36
Bij het definiëren van de eigen groep door de joden speelt deze derde categorie, 'jullie', ook een rol. De asjkenazim komen oorspronkelijk uit verschillende Oosteuropese landen. Met elkaar vormen zij op Curaçao één groep door de gemeenschappelijke liturgische tradities, de geschiedenis van het leven in stetls, de taal die zij spreken, en de beroepen die zij uitoefenen. De sefardiem zijn veel langer op het eiland. Zij zijn meer geïntegreerd in de Curaçaose maatschappij dan de asjkenazim, hebben eigen liturgische tradities, economische activiteiten en een gemeenschappelijke taal2s. Het onderlinge verschil tussen beide groepen komt ook naar voren in de (negatieve) definities van elkaar als 'nep-joden' en 'orthodoxen'. De kenmerken die de beide gemeenschappen met elkaar bindt zijn, net als de 'Gypsie way of life', gebaseerd op de 'Jewish way oflife'. De 'Jewish way of life' bestaat onder andere uit de gemeenschappelijke afkomst26, de Diaspora en het jodendom (los van de uitvoering daarvan). Door de niet-joden wordt het onderscheid tussen de asjekenazim en sefardiem niet gemaakt. Zij definiëren de joden als één groep op bàsis van hun economisch dominante positie en de blanke huidkleur. Een jood zal in contact met een niet-jood zichzelf niet definiëren als sefardisch 1
of asjkenasisch, maar als jood. Om dezelfde reden als zigeuners dat doen; het begrip jood is bekend en wordt begrepen door een niet-jood. 4.4 DE JODEN IN RELATIE TOT DE NIET-JODEN OP CURAÇAO
Op Curaçao zijn nog steeds de drie grootste groeperingen.aanwezig die zich in de koloniale periode op het eiland hebben gevestigd. Het gaat om de Nederlanders27 , de Afro-Caribische bevolking en de joden. Hun huidige positie is nog steeds sterk bepaald door het koloniale verleden. Naast deze drie hoofdgroepen zijn er in de loop van de tijd nieuwe etnische groepen bijgekomen. De verschillende groeperingen leven geclusterd in de verschillende wijken, 'dorpjes', van Curaçao. Hieronder volgt een korte schets van de verschillende aanwezige
25 Het portugees, dat de oorspronkelijke taal van de sefardiem is, wordt nog steeds in de synagoge gesproken bij bepaalde rituelen. 26 De gemeenschappelijke afkomst wordt gebaseerd op de geschiedenis van het joodse volk. 27 Met deze Nederlanders worden zowel een paar koloniale families als de Nederlanders die vrij recent, vanwege de banenmarkt en belastingvoordelen naar Curaçao zijn geëmigreerd, bedoeld. Daarnaast zijn er vele Nederlanders die vanwege banen of stages tijdelijk op het eiland verblijven.
37
groeperingen die ik heb waargenomen tijdens mijn veldwerkperiode. Het gaat hier om de grootste groepen. In Punda, het rijkere deel van Willemstad kom je veel elektronica-winkels tegen. Deze winkels worden overwegend beheerd door mensen afkomstig uit India, die door de plaatselijke bevolking 'de Hindoes' worden genoemd. Zij vormen een hechte rijke gemeenschap die nauwelijks interacteert met andere groepen op Curaçao. Verder vind je zowel in Punda als in Otrobanda, het armere gedeelte van Willemstad, de Portugese supermarktjes. Daarnaast beheren de Portugezen enkele grote supermarkten op Curaçao. In Willemstad vind je de Venezolaanse drijvende markt. Deze markt bestaat uit oude houten bootjes, gevuld met groente en fruit en soms ook meegesmokkelde rum, die dagelijks heen en weer varen tussen Venezuela en Curaçao. Dominicanen van de Dominicaanse Republiek verbiijven zowei legaal ais iliegaal op Curaçao. Legale Dominicanen zijn veelal vrouwen die voor drie maanden te werk worden gesteld in de 'Kampo', een door de overheid gecontroleerd 'prostitutie-kamp'. Na drie maanden worden zij weer teruggevlogen naar hun thuisland en komt het vliegtuig terug met een nieuwe groep vrouwen. De illegaal verblijvende mannelijke Dominicanen zijn net als vele Haïtianen en Venezolanen werkzaam als bouwvakkers en in andere fysieke zware banen waarmee zij nauwelijks iets verdienen. Vrouwen uit deze landen zijn naast de prostitutie vaak werkzaam als dienstmeisjes. De Afro-Caribische bevolking is de grootste groep op Curaçao. Zij behoren tot de sociaaleconomische onderlaag. De laatste paar decennia zijn er wel steeds meer jonge Antillianen uit die groep die naar Nederland gaan om te studeren, waarna een deel weer terugkeert. Hierdoor is er op Curaçao een nieuwe middenklasse ontstaan, die voornamelijk administratieve functies vervult. De Afro-Caribische bevolking oefent haar invloed uit op de eet- en danscultuur. Over het hele eiland kan men sneks vinden; een snackbar met Antilliaans eten zoals kabritu (geitevlees) en sopi Iguana (leguanensoep). Leden van de verschillende bevolkingsgroepen maken graag een stop bij een snek.'s Nachts heerst er een soortgelijk fenomeen, namelijk de truk'i pan (de broodjeswagen). Dit zijn caravans waar je bij een luik, broodjes met geit, vis en nog veel meer kunt bestellen. Over het algemeen maken Nederlanders en (asjkenasische) joden niet zoveel gebruik van de truk'i pan. Het is meer een sociale ontmoetingsplek van_ de Afro-Caribische bevolking, die daar graag een potje domino spelen. Het dansen van de merenge en de salsa is
38
iets, wat Antilliaanse kinderen die op Curaçao opgroeien met de paplepel ingegoten krijgen. De uitgaansplaatsen waar deze dansen gedanst worden, zoals landhuis Brievengat, worden over het algemeen bezocht door de Afro-Caribische bevolking. Wel komen er steeds meer mensen uit .andere culturen op de dansvloer door de vele danscursussen die aangeboden worden. Verder speelt het geloof in geesten en spoken een grote rol in de Afro-Caribische cultuur. Dit kun je terugvinden in de vele winkeltjes en supermarkten die allerlei smeerseltjes, poedertjes en flesjes verkopen waarmee slechte geesten verdreven, of goede geesten gunstig gestemd kunnen worden. Dit geloof in de kracht van spoken en geesten komt in niet-Afro-Caribische huishoudens terecht door de Afro-Caribische dienstmeisjes die kinderen verzorgen van leden van andere groeperingen op Curaçao. Op Curaçao zijn er een aantal koloniale families van Nederlandse origine. Zij bevinden zich in dezelfde sectoren van de economie als de Makamba' s28. Dat wil zeggen, zij zijn hoofdzakelijk werkzaam in de advocatuur en de gezondheidszorg. Tevens is er een groep rijke ouderen uit Nederland, de pensionado's genaamd, die vanwege het belastingvoordeel op Curaçao hun oude dag doorbrengen. Zij leven in grote huizen gesitueerd in de rijke wijken van Curaçao, zoals Jan Thiel en Brakke Put. Wijken, gelegen aan het Spaanse Water, een binnenmeer waar vele watersporten beoefend worden. De joodse gemeenschappen hebben met elkaar meer gemeen dan met de niet-joodse omgeving, zoals ik in de vorige paragraaf reeds heb beschreven. De punten van onderlinge herkenning komen voort uit onder andere het geloof in een gemeenschappelijke afkomst. Epstein (1978) heeft de relatie van etnische groeperingen binnen de polyetnische samenleving van de Verenigde Staten beschreven. Polyetnische samenlevingen, zoals Curaçao, brengt mensen van verschillende origine en achtergrond bij elkaar. Zulke situaties zijn, volgens Epstein, een bron van verwarring en onzekerheid die de kwetsbaarheid van een individu naar voren brengt. Daarnaast wordt een individu geconfronteerd met individuen en groepen met een andere etnische achtergrond. Het is deze onzekere situatie die individuen met dezelfde etnische achtergrond tot elkaar aantrekt. Zoals Epstein schrijft:
28 Een negatieve benaming die de Afro-Caribische heeft gegeven aan Nederlanders die in Nederland geboren zijn en naar Curaçao zijn vertrokken voor goede banen.
39
Within the circle of one's ethnic associates, however, there is a haven that offers respite and security; among kin and friends there are not only "shared understandings", there is also trust and appreciation and the opportunity these provide to restore tarnished self-esteem and a sense of one's own worthiness. Such circumstances are likely to favour a strong identification with the ethnic group .... (Epstein 1978: xiv) De herkenning binnen de eigen groep, het 'ons kent ons-gevoel' van de joden op Curaçao, onderschrijft deze stelling van Epstein. De punten van herkenning zijn voor elk individu verschillend, maar hebben alle te maken met de gemeenschappelijke achtergrond zoals de volgende citaten van respondenten duidelijk maken. "As a Jew you fit in every jewish community in the world: That makes me feel Jewish". Of "We zijn het uitverkoren volk, dat maakt dat ik me joods voel" en "bornjewish, that's it" en tenslotte" You don't have to follow the jewish traditions; feeling something for other Jews and feeling different from non-Jews that's what makes me a Jew". Een vraag die ik gesteld heb en die samenhangt met de gemeenschappelijke afkomst, is of de respondenten vinden dat zij onderdeel uitmaken van het Israëlische volk. Een veel genoemd antwoord van zowel asjkenazim als sefardiem luidt: "zij voelen zich gedeeltelijk behoren tot het Israëlische volk". Daarbij benadrukken zij dat zij onderdeel uitmaken van het joodse volk uit de Thora (het Oude Testament), maar niet van de huidige Israëlische bevolking in Israël. Het geloof in een gemeenschappelijke afkomst is een aspect van groepsidentificatie dat mijns inziens voorkomt bij alle joden op de wereld. Naast de gemeenschappelijke afkomst zijn er andere aspecten van groepsidentificatie en sociale categorisering die gerelateerd zijn aan Curaçao. Het gaat om de sociaal economische status, huidkleur, racisme, taal en geografische factoren.
4.5 SOCIAAL ECONOMISCHE STATUS EN HUIDKLEUR
Over het algemeen zijn de verschillende etnische gemeenschappen op Curaçao gesloten gemeenschappen die weinig met elkaar interacteren. Dit heeft deels te maken met de sterk uiteenlopende sociaal-economische posities van de verschillende groepen. De joden en de Nederlanders zijn de groepen met een hoge sociaal-economische status. Zij en anderen
40
(overwegend blanken) met een hoge sociaal economische status, zijn over het algemeen de werkgevers. Deze groepen hebben met elkaar een goede relatie op economisch gebied. Zij zijn werkzaam in verschillende sectoren en ondervinden daardoor weinig concurrentie van elkaar. De joden zijn voornamelijk actief in de handel, het bankwezen, de horeca en kleine ondernemingen (kledingzaken en souvenirwinkels), terwijl de Nederlanders voornamelijk actief zijn in de advocatuur en de gezondheidszorg. De andere groepen zijn de werknemers (en werklozen). Onder de werkgevers heerst het idee dat Dominicaanse, Haïtiaanse en Venezolaanse werkkrachten harder werken dan mensen van Afro-Caribische afkomst. De laatst genoemden worden vaak als lui, dom en onberekenbaar bestempeld. Daarnaast zijn de illegale werkkrachten goedkoper. De joden zijn in aantal een minderheidsgroep, maar door hun hoge sociaal-economische status én overwegend blanke huidkleur bekleden zij een dominante positie. Op de vraag of zij zich wel eens als lid van een etnische minderheid beschouwde, antwoordde een respondente bevestigend en gaf de volgende redenen: "as a white person on a negro-island and as a Jew in the world versus all other religions". Toen ik verder vroeg of zij zichzelf als een lid van een religieuze organisatie zag, antwoordde zij: "Not in a religious sense, but I belong to the people of Mikwe-Israël. We all are from the same social-economic background that links me to this religious group". Een andere respondent voelt zichzelf wel eens behoren tot een etnische minderheid omdat: "Sometimes in school I felt I was a member of an ethnic minority group, because I was the only white between blacks and I was the one with money". Doordat de Joden op Curaçao onderdeel uitmaken van de elite door onder andere hun sociaaleconomische vooraanstaande positie, hebben zij veel macht. Geld geeft groepen macht. Zeker in samenlevingen zoals Curaçao waarvan de regering niet sterk is en ambtenaren vaak corrupt zijn. Met geld kunje op Curaçao op overheidsniveau veel gedaan krijgen. Een persoonlijke ervaring hiervan is dat mij een rijbewijs tegen betaling werd aangeboden door een instructeur van een reguliere autorijschool. Het grootste deel van de bevolking maakt deel uit van de lage sociaaleconomische klasse en is sterk afhankelijk van de hoge sociaal-economische klasse. Klasse en huidkleur gaan op Curaçao hand in hand. De grote onderlaag is over het algemeen gekleurd. De bovenlaag is blank.
41
Omdat ik geen rijbewijs heb, reisde ik over het algemeen met het openbaar vervoer, busjes die het formaat van een bestelauto hebben. In de zinderende hitte van de Curaçaose zon moesfik vaak lang wachten op zo'n busje. Als ik er eenmaal een te pakken had, werd ik eerst het halve eiland rondgereden voordat de plaats van bestemming bereikt werd. Het lange wachten en de reisduur wekten bij mij soms enorme irritaties op. Zeker was dat het geval als ik op tijd op een interview-afspraak wilde zijn. Achterafhebben deze ritjes een bijdrage geleverd aan mijn onderzoek wat betreft de visie van de zwarte bevolking ten opzichte van de blanke en joodse bevolking. Curaçao is een auto-eiland bij uitstek naar Amerikaans voorbeeld. De mensen die gebruik maken van de busjes zijn de armsten, die geen auto kunnen bekostigen. Tijdens de wachttijden en ritjes raakte ik in gesprek met een aantal mede-bus-gebruikers. Het gesprek kwam vaak op mijn onderzoek terecht. Een aantal wist wel wat te vertellen over de joden op Curaçao. Vol trots vertelde een vrouw mij dat haar huid wat lichter was vanwege blanke joodse voorouders. Nog steeds speelt het koloniale verleden, waarvan de sefardische joden deel uit maakten, een belangrijke rol in het dagelijkse leven van Curaçao. Hoe lichter de huid, des te hoger de status. Racisme en economische status leiden tot machtsposities en daarmee ook tot machtsongelijkheid. Baud (1994) heeft geschreven over etniciteit als strategie in Latijns-Amerika en de Caraïben. Hij stelt dat critici betogen dat etniciteit manipuleerbaar is en niet zelden een instrumenteel karakter bezit. Het is volgens hem dan ook niet verwonderlijk dat er steeds meer onderzoek wordt gedaan naar het moment en het karakter van de 'constructie van etniciteit', en naar het sociale, economische en politieke gebruik dat er vervolgens van wordt gemaakt. Het benadrukken van het dynamische karakter van etniciteit uit de jaren zestig, sluit aan bij recente theoretische discussies over de betekenis van 'sociale' of 'collectieve' strategieën voor maatschappelijke verandering. Met sociale en collectieve strategieën bedoelt Baud het sociaal handelen dat tot doel heeft de toegang tot hulpbronnen af te dwingen ofte verdedigen. Het vermogen 'collectief op te treden tegenover 'anderen', is vaak bepalend voor het succes van strategieën. Daarbij kan de constructie van een gemeenschappelijke identiteit een centrale rol vervullen. De leden van een gemeenschap hebben bepaalde kenmerken die zij met elkaar delen. Deze gemeenschappelijke kenmerken 'gebruiken' zij om samen als een groep naar buiten te
42
treden om bepaalde doelen te kunnen bereiken. Dit kunnen economische, politieke of sociale doelen zijn (Baud et al: 1994). De joden op Curaçao hebben een hoge sociaal-economische status bereikt en houden deze vast binnen de groep. Deze status hebben zij kunnen bereiken door samen te werken in onder andere familiebedrijven. Op deze wijze worden andere gemeenschappen op Curaçao buitengesloten. Deze uitsluiting van anderen is geen doelbewust streven, maar een gevolg van de emotionele binding. Hetzelfde geldt voor de Nederlanders die hun hoge status hebben bereikt in andere marktsegmenten. Door de posities die deze groepen bekleden en vast weten te houden binnen de eigen gemeenschappen, ontstaat er een machtsongelijkheid met onder andere de AfroCaribische bevolking. Machtsongelijkheid kan, volgens Jenkins (1997:71), de dominante groepering door hun hoge sociaal-economische status, een identiteit opleggen aan een groep met een lagere sociaal-economische status. Deze identiteit kan gedefinieerd worden aan de hand van het contrast, de inferieure positie van de groep ten opzichte van de dominante groep. De joodse groepering en andere blanken versus de Afro-Caribische bevolking en andere kleurlingen. Bij het definiëren van de identiteit van de Afro-Caribische bevolking en andere kleurlingen op Curaçao speelt racisme een grote rol.
4.6 RACISME EN ANTISEMITISME
Een groot verschil met joden uit Europese landen is dat de ouders en grootouders van mijn respondenten voor het merendeel niet in landen hebben geleefd waar zij de holocaust hebben meegemaakt. Antisemitisme van joden komt wel voor op Curaçao, maar anders dan in WestEuropa. Als er al van antisemitisme gesproken kan worden, want dat komt volgens de respondenten nauwelijks voor op het eiland. Zeker als zij het moeten vergelijken met hun beeld van antisemitisme in andere landen. Antisemitisme uit zich in de volgende vormen op Curaçao. Negentig procent van de Curaçaose bevolking is katholiek. Volgens het katholieke geloof hebben de joden Jezus gekruisigd. "It has to do with the Catholic church, because they think we killed Christ and we are living in a predominantly Catholic society", vertelde een respondente. Zij had een keer ruzie in haar zaak met een klant van Afro-Caribische afkomst, die in haar woede
43
zei dat alle joden hetzelfde waren als destijds, toen zij Jezus hadden vermoord. Dit soort verhalen heb ik meerdere malen gehoord. Een andere reden voor antisemitisme is het vooroordeel dat joden de slavenhandelaren uit de koloniale periode zijn. Zij zouden de slaven destijds erg slecht behandeld hebben. Het merendeel van de huidige Afro-Caribische bevolking stamt af van de geïmporteerde slaven uit Afrika. Joden zijn in het verleden slaveneigenaren geweest van de weinige plantageslaven die er op Curaçao waren. Daarnaast hadden de vooraanstaande burgers, waaronder joden, destijds huisslaven. Hier worden de joden, volgens een aantal respondenten, nog wel eens op aangekeken door de AfroCaribische bevolking. Ook bestaat er onder de Afro-Caribische bevolking een negatief beeld van de Nederlanders op Curaçao. Zij ontnemen hen de mogelijkheid te ontwikkelen tot een zelfstandig eiland met de neo-koloniale positie die zij innemen. Een derde vorm van antisemitisme, komt vanuit de politiek. Stanley Brown, een politicus die zich met zijn politieke partij inzet voor een onafhankelijk Curaçao en één van de leiders was van de opstand van dertig mei 1969, doet sporadisch antisemitische uitlatingen volgens een aantal respondenten: "Sometimes people, small frustrated groups, like Stanley Browns group make the connection between Jews and being rich. Ik heb zelf een confrontatie met Stanley Brown gehad in een café, waar ik een afspraak met een respondente had. Deze respondente was net benoemd tot lid van de eilandsraad. Stanley Brown had in dat café een bijeenkomst van zijn partij. Na afloop waren zij daar nog wat aan het drinken. Beschonken kwam hij op ons aflopen en begon mijn respondente uit te schelden voor verraadster van het Antilliaanse volk. Zij behoort nu namelijk tot de partij die tegen een onafhankelijk Curaçao is. Hij noemde haar een 'vuile joodse hoer' die het doet met de Nederlanders. Omdat ik al meer anti-joodse verhalen over hem gehoord had, besloot ik contact met hem te zoeken nadat mijn respondente vertrokken was. Hij vroeg waar ik vandaan kwam. Uit Nederland. Hoe kwam het dan dat ik zo een donker uiterlijk heb? Omdat ik joods ben. Hier ging hij onmiddellijk op in. Hij snapte niet dat zo'n minuscule gemeenschap op Curaçao zoveel geld en macht heeft. Verder begreep hij niet "Why God fucked a Jewish woman!". Rijkdom is een veel genoemde reden voor discriminatie. "We are the ones who have got the money. We are the traders. Maybe non-Jews are jealous about that and therefore discriminate us". Of: "There area few real anti-semitists on Curaçao. They appeared during the rebellion of
44
30 may 1969. A rebellion between black and white, poor and rich. Lots of Jews became victims ofthis rebellion. Not because they were Jewish, but because they owned lots of shops in Willemstad." Het onderwijs op de lagere en middelbare scholen speelt een grote rol in hoe er naar de joodse gemeenschappen op Curaçao wordt gekeken. De Tweede Wereldoorlog krijgt tijdens de geschiedenisles evenveel aandacht als Napoleon. Een respondente vertelde mij: "In school, when we talked about World War Two, children didn't know anything about it. Someone asked: what did they do, that they were punished?". Of zoals een andere respondent vertelde: "Non-Jews here don't know anything about the Jews because they are brougt up with a lack of information about Jews." Wat er nou precies gebeurd is tijdens de Tweede Wereldoorlog is voor mijn respondenten soms ook niet helemaal duidelijk. Een verbazingwekkend voorbeeld is het volgende: "W'nen the Jews would have had more power and were more a group during World War Two, maybe they had the possibility to do something against it. They knew what was happening to them and what should come and did nothing about it. The Holocaust started in Germany, so the Jews in The Netherlands should have known that and should have done something against it". Als gevolg van de summiere aandacht aan de Holocaust en de hedendaagse joodse gemeenschappen op Curaçao in het onderwijs en de media, wordt deze groep van buitenaf niet zozeer als een aparte groep gezien, zoals deze in Nederland gezien wordt door niet-joden. In Nederland wordt erg veel aandacht besteed aan de joodse groep in het onderwijs en de media. Hierdoor worden joden gesignaleerd door niet-joden als een 'herkenbare' en bekende groep. Stigmatisering van de joodse groep kan hierdoor ontstaan. Zij kunnen in een bepaald hokje geplaatst worden en zichzelf in een hokje plaatsen. De niet-joden op Curaçao definiëren de joden niet op basis van de bekendheid met de holocaust, maar op basis van het beeld van joden als welvarende ondernemers en als gesloten groep. Joden op Curaçao worden niet gedefinieerd als slachtoffers, maar als economisch machtigen. Discriminatie in het algemeen speelt een grote rol in de zwart-wit samenleving van Curaçao. De gekleurde bevolking wordt veel gediscrimineerd door de blanke bevolking. Joden en Nederlanders kijken neer op de gekleurde bevolking. Dit hangt samen met hun hoge sociaaleconomische status ten opzichte van de gekleurde groepen met een lage sociaal-economische
45
status. Sociaal-economische status en huidkleur zijn op Curaçao onlosmakelijk met elkaar verbonden. De inferieure positie en de daarmee gepaard gaande identiteit van de gekleurde bevolking wordt opgelegd door de dominante blanke bevolking. De Afro-Caribische bevolking reageert vanuit zijn inferieure positie in de vorm van antisemitisme naar de joden op het negatieve beeld wat er van hen bestaat. Nederlanders krijgen ook vaak de schuld van de armoede onder de gekleurde bevolking. De Afro-Caribische bevolking reageert niet alleen negatief naar de joden en de Nederlanders toe, maar ook naar de Makamba pretu29. De Makamba pretu's hebben over het algemeen een moeilijke positie op Curaçao. Enerzijds worden zij niet als gelijke gezien door de blanken, anderzijds worden zij grotendeels niet geaccepteerd door de grote arme Afro-Caribische groep. Door de laatsten worden zij gezien als verraders van hun eigen groep. Zij heulen met de blanken die hun inferieure positie veroorzaakt hebben en ontwikkeling van de groep tegenhouden. De Makamba pretu die ik heb gesproken, voelt zich niet meer thuis binnen de Afro-Caribische groep en ervaart de vooroordelen van de blanke Nederlanders naar hem toe als een beperking van zijn ontwikkeling op het werk. Hij wordt, naar zijn zeggen, niet als volwaardig gezien. Waarschijnlijk zal hij binnenkort teruggaan naar Nederland, waar hij zich meer op zijn plaats voelde.
4.7 TALEN OP CURAÇAO
Taal staat, net als huidkleur, niet los van status op Curaçao. Hoewel het Nederlands nog steeds de officiële taal is op Curaçao, spreekt de grootste groep, de gekleurde sociaaleconomische onderlaag, overwegend Papiamentu. Een creooltaal met wortels in het Portugees, Nederlands en Afrikaans. Al in de achttiende eeuw werd het Papiamentu de omgangstaal van de welvarende joodse handelsgroep op Curaçao. Dat betekende een enorme opwaardering van de 29 Makamba pretu, betekent 'zwarte Nederlander'. Hiermee wordt de zwarte bevolking bedoeld die een hogere opleiding in Nederland heeft genoten en terug op Curaçao dezelfde hogere banen vervult als Nederlanders en joden. Makamba Pretu's hebben een betere sociaal-economische positie dan de gemiddelde persoon van Afro-Caribische afkomst.
46
taal die dus ook in hogere sociaal-economische milieus terecht was gekomen (De Ruiter 1991: 26). Vandaag de dag beheersen de meeste sefardische joden het Papiamentu. Asjkenasische joden, met name de jongeren, nauwelijks. Beide groepen hebben als voertaal het Engels. Een vergadering van asjkenasische joden die ik bijwoonde, over het in kaart brengen van hun eigen geschiedenis werd in het Engels gevoerd. Na de vergadering bleven mensen nog even napraten. Het ene groepje sprak Engels, het andere groepje Jiddisch, een derde groepje Nederlands en een vierde Papiamentu. Dat Engels de voertaal van beide groepen is geworden heeft een aantal oorzaken. De meeste rabbijnen van beide gemeenschappen komen uit de Verenigde Staten en houden de diensten in het Engels. Daarnaast worden de meeste (asjkenasische) kinderen naar de dure International School gestuurd. Daar leren zij alleen Engels, geen Nederlands en geen Papiamentu. Na de International School gaan ze veelal naar highschools of naar universiteiten in de Verenigde Staten. Kinderen van Afro-Caribische afkomst spreken thuis over het algemeen Papiamentu. Op school krijgen zij les in het Nederlands. Dit leidt tot problemen, zoals een leerachterstand in vergelijking met kinderen in Nederland. Op het moment van mijn aanwezigheid was er een discussie gaande of deze kinderen beter les kunnen krijgen in het Papiamentu, hun eerste taal. Op Curaçao is een verdeling ontstaan in scholen die over het algemeen bezocht worden door de kinderen van ouders met een lage sociaal-economische status en scholen met kinderen van ouders met een hoge sociaal-economische status. Taal heeft volgens een aantal van de respondenten ook met status te maken. Papiamentu is de taal van het volk, de taal van de straat. Engels en Nederlands zijn de talen van de elite. Hierdoor onderscheiden zij zich als aparte groepen. Net als in het verleden hebben vooral de sefardische joden door hun talenkennis een economisch voordeel. "Through history there are lots of miscommunications between the Protestants (Dutch) and the Jews. In business its more easy for Jews, because they speak more languages like Spanish, Papiamento, Dutch and English", aldus een respondent. Doordat zij meer talen spreken zijn zij beter in staat om met de omringende landen in Zuid- en Noord-Amerika te communiceren en daardoor beter in staat handel te drijven met deze landen in verhouding met bijvoorbeeld de Nederlanders. Als antwoord op mijn vraag of mijn respondenten zich als wereldburger beschouwen, gaven zij vaak hun meertaligheid aan als
47
voorbeeld waarom zij zich als wereldburger zouden kunnen beschouwen. "I know much languages because I grew up here. Therefore its easy to settle somewhere else". Taal kan voor de joden op Curaçao dus leiden tot het gevoel kosmopolitisch te zijn. Daarnaast speelt taal in het definiëren van de identiteit van verschillende groepen een niet onbelangrijke rol.
4.8 GEOGRAFISCHE FACTOREN
Specifiek voor de samenlevingen van de verschillende Caribische eilanden is dat zij allemaal een grote etnische verscheidenheid kennen (Benjamin 1996). Deze verscheidenheid is volgens Benjamin gerelateerd aan geschiedenis, ras, taal en sociale structuren. Hij stelt dat: Pluralism is understood to divide the population of any one island into social segments with parallel but unlike social-cultural institutions, such as marriage customs, occupation, and religious practices. Further, these social segments may be arranged in a hierarchical relationship. (Benjamin 1996:26)
Het feit dat Curaçao een eiland is, heeft verschillende gevolgen voor de beleving van het jodendom op Curaçao. Tussen de joodse gemeenschappen op Curaçao en andere joodse gemeenschappen ligt een oceaan, wat in het verleden het contact bemoeilijkte en daardoor beperkte. In deze moderne tijd is het makkelijker om per vliegtuig of boot naar het vasteland te komen als men daar genoeg geld voor heeft. De joodse gemeenschap heeft dat geld en reist veel. Tot de Industriële Revolutie was er nauwelijks contact met joodse groepen buiten Curaçao, waardoor zij door de tijd heen voor een gedeelte een eigen jodendom hebben ontwikkeld. De eerste jaren na de stichting van de sefardische joodse gemeenschap was er geen rabbijn op Curaçao, waardoor er geen religieus leider was die vertelde hoe het allemaal hoorde volgens de joodse wetten uit de Thora. Een voorbeeld is dat de dienst in de sefardische synagoge nog steeds voor een gedeelte in het Portugees is, een erfenis van de eerste sefardische joden op Curaçao. Sinds de jaren zestig is er de Hebrew School waar zowel de asjkenasische als de sefardische kinderen het een en ander leren over het jodendom. Dit in zeer beperkte mate; zo kan men wel
48
Hebreeuwse gebeden lezen, maar weet men niet wat men leest. Een tekst van de rabbijn in een blaadje van de Congregatie Sha'ahrei Tsedek van september 1993 illustreert dit: My dear Congregant, I have often heard the following: Rabbi, even ifl can read some of the prayers I still don't understand what I am saying ... To tell you the truth I would rather take a quiet reflective walk in the park this year than spend all that time in synagogue saying a bunch of words that don't really mean anything to me anyway. In de sefardische synagoge kan men gebruik maken van een fonetische tekst als men iets moet voordragen. Andere mogelijkheden, naast de Hebrew School, om iets over het jodendom te leren, zijn er niet op het eiland. Dat Curaçao een eiland is, heeft ook gevolgen voor het religieuze leven. De sabbat werd sinds er in de koloniale periode ook boten op zaterdag de haven binnen voeren nauwelijks meer in acht genomen. De handel ging voor de religieuze rustdag. Ook vandaag de dag is er bijna niemand die sabbat houdt. Op het eiland voeren de joden over het algemeen geen koosjere huishouding. Dat wil zeggen dat zij zich niet aan de joodse voedselwetten houden. Men eet nauwelijks varkensvlees, maar het importeren van daadwerkelijk koosjere produkten is een dure aangelegenheid, aangezien het om kleine hoeveelheden gaat die per boot of vliegtuig aangevoerd moeten worden. Vele joden zijn door de eeuwen heen van Curaçao weggetrokken naar Europa en later, als gevolg van de toegenomen handelscontacten, naar de Verenigde Staten. Redenen voor vertrek waren dat zij elders meer mogelijkheden hebben wat opleidingen, banen en het religieuze leven betreft. Nu is er sprake van een relatief kleine joodse groep op Curaçao. Als men volgens traditie met een joodse partner wil trouwen zijn er een aantal problemen. Een mogelijkheid om toch een geschikte joodse partner te trouwen en niet te ver van het eiland te gaan, is emigreren naar bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Wil men toch op Curaçao blijven dan doen zich een aantal problemen voor. Ten eerste willen asjkenazim graag met asjkenazim trouwen en sefardiem met sefardiem vanwege de onderlinge verschillen. Gemengde huwelijken tussen asjkenazim en sefardiem komen wel af en toe voor. Doordat beide gemeenschappen kleine groepen zijn, vinden velen het niet eenvoudig om een geschikte joodse huwelijkspartner te vinden op Curaçao. Een oplossing om de joodse identiteit van de groep te behouden, is het trouwen met niet-joodse partners van
49
Curaçao die zich vervolgens bekeren tot het jodendom. Als een niet-joods persoon in Nederland toetreedt tot een joodse gemeenschap blijft deze persoon in de ogen van velen altijd 'een toegetredene' en wordt hij of zij nooit volledig geaccepteerd als jood. Op Curaçao gelden zij als volwaardige leden van de gemeenschap en worden als zodanig behandeld en geaccepteerd. Tijdens een gesprek met een respondent kwam ik er bij toeval achter dat zijn moeder toegetreden was. Daarover heb ik meerdere vragen gesteld en kwam zodoende tot de conclusie dat zijn moeder lang niet de enige toegetredene is. Later heb ik een toegetreden vrouw geïnterviewd over haar beweegredenen om toe te treden. Zij is katholiek opgevoed. In haar jeugd had zij al veel te maken met leden van de sefardische gemeenschap doordat zij bevriend raakte met een aantal joodse kinderen op school. Zij kwam bij de joodse gezinnen thuis en groeide met ze op, werd verlief~ en trouwde een joodse man. Het was voor haar daarom niet onnatuurlijk om over te gaan tot het jodendom. De ouders van deze sefardische joodse man vonden het in het begin geen prettig idee dat hun zoon met een nietjoodse zou trouwen, maar inmiddels is zij door hen en door andere leden van de gemeenschap volledig geaccepteerd. Haar moeder vond het geen enkel probleem dat zij joods werd, behalve dat zij het ongezellig vindt met Kerstmis. Toegetreden vrouwen hebben onder begeleiding van de rabbijn de joodse wetten geleerd en weten veelal meer af van het jodendom dan de gemiddelde joods-geboren vrouw die inhoudelijk veel minder meegekregen heeft. Hun kinderen worden over het algemeen religieuzer grootgebracht dan kinderen van joods-geborenen. Het zijn deze jonge vrouwen en hun partners binnen de asjkenasische gemeenschap die positief staan tegenover de meer religieuze stroming, die de Marokkanen met zich meebrengen.
4.9 JOODSE JONGEREN OP CURAÇAO, EEN BLIK OP DE TOEKOMST
Doordat joodse jongeren uit Curaçao veelal in het buitenland gaan studeren met name in de Verenigde Staten, komen zij in contact met andere joodse gemeenschappen. Dit beïnvloedt hun visie op het jodendom op Curaçao. Op het ogenblik is er bijvoorbeeld sprake van de 'womenissue' in de beide gemeenschappen. Het gaat hierbij om de rechten van de vrouw in de synagoge. Deze strijd om gelijke rechten voor mannen en vrouwen is overgewaaid uit de Verenigde
50
Staten." The women issue has been brought by the Jewish Americans, the struggle for equal rights for Jewish men and women in the synagoge", aldus een respondente. Van een aantal geïnterviewde jongeren, die in het buitenland studeren of daar gestudeerd hebben, kreeg ik te horen dat zij het jodendom op Curaçao als hypocriet zijn gaan ervaren. Hypocriet in de zin van het pretenderen joods te zijn, maar er helemaal niet naar handelen. "Als ze zeggen geen ham te eten, dan eten ze wel garnalen30", hoorde ik van een respondent. Een andere respondent vertelde dat de mensen alleen maar naar de synagoge gaan om als bij een modeshow de nieuwste duurste kleding te showen: "It's hypocrite. The synagoge is a showplace: Who has got the most beautiful clothes, the most money. Therefore religion doesn't play a role in my life on Curaçao". Geld, daar draait het volgens deze respondent alleen maar om in de joodse gemeenschappen op Curaçao. De meest welgestelden op economisch gebied bekieden tevens de hoogste posities binnen de geloofsgemeenschap. Hypocrisie alom. Deze geluiden heb ik van zowel de asjkenazim als de sefardiem gehoord die een langere tijd in het buitenland hebben verbleven. Het beeld van de hypocrisie van het jodendom op Curaçao, dat is ontstaan door een toenemend contact met het jodendom in het buitenland, leidt voor een aantal jongeren tot het afnemen van affiniteit met de joodse gemeenschapen op Curaçao. Over het algemeen zijn er meer sefardische jongeren die naar het buitenland gaan dan asjkenasische jongeren. De asjkenasische jongeren die de orthodoxe stroming van de Marokkaanse joden oppakken, zijn niet degenen die naar het buitenland vertrekken of daarvan teruggekeerd zijn. Zij zijn ook niet degenen die het jodendom op Curaçao als hypocriet ervaren. Het onderscheid tussen de asjkenazim en de sefardiem speelt voor de jongere generatie vrijwel geen rol meer. Voor de niet-religieuze jongeren valt het verschil in de beleving van het jodendom van beide gemeenschappen grotendeels weg. Voor hen zijn vriendschappen met zowel joden als niet-joden meer gerelateerd aan gemeenschappelijke interesses en herkenning van aspecten zoals dezelfde sociaal-economisch achtergrond, de taal die zij met elkaar spreken en het gemeenschappelijke verschil dat deze groep ervaart met anderen waarin zij zichzelf niet herkennen. Desalniettemin hechten joodse jongeren wel waarde aan het doorgeven van de joodse traditie en cultuur aan hun toekomstige kinderen. Gemengde huwelijken met niet-joden zullen 30 Zeedieren zonder schubben en vinnen zijn onrein volgens de joodse spijswetten
51
daar niet aan bijdragen. Bij voorkeur trouwen zij dan ook met een jood of met iemand die zou willen toetreden tot het jodendom. Emotionele binding en de gemeenschappelijke afkomst zijn andere aspecten waarmee deze groep zich identificeert.
52
HOOFDSTUK5
CONCLUSIE
In deze scriptie is betoogd dat de twee joodse gemeenschappen op Curaçao gekenmerkt worden door onderlinge verschillen. Gezamenlijk onderscheiden zij zich als één groep van de niet-joden op Curaçao. Zowel bij de onderlinge verschillen tussen de gemeenschappen als bij het onderscheid tussen joden en niet-joden op collectief en op individueel niveau, spelen groepsidentificatie en sociale categorisering een belangrijke rol. De vraag die ik heb gesteld in de inleiding luidde:
"Hoe wordt op Curaçao de joodse identiteit geconstrueerd door enerzijds groepsidentificatie en anderzijds sociale categorisering?"
In mijn onderzoek is gebleken dat de identiteit van de joden op Curaçao onder verscheidene omstandigheden wordt gevormd. Een ervan is door het bewustzijn van de verschillen tussen de joden onderling. De asjkenazim en de sefardiem onderscheiden zich van elkaar door verschillende liturgische tradities, economische activiteiten, sociale organisatie, het gebied van herkomst en de vestigingsgeschiedenis op Curaçao. De onderlinge verschillen komen tot stand op basis van groepsidentificatie; het onderscheid dat beide groepen maken tussen 'wij' en 'jullie' (niet één van ons). Een tweede situatie waarin de joodse identiteit wordt gevormd door groepsidentificatie is het onderscheid dat wordt gemaakt tussen joden en niet-joden. Op basis van de joodse religie (los van de uitvoering daarvan), gemeenschappelijke afkomst en emotionele binding onderscheiden de joden zich van de niet-joden. Een volgende situatie waarin de joodse identiteit gevormd wordt, is door het beeld dat de niet-joden, voornamelijk de gekleurde bevolking, van de joden hebben. Dit beeld, de sociale categorisering is gebaseerd op de dominante economische positie en blanke huidkleur van de joden. Een andere situatie waarin identiteit gevormd wordt door sociale categorisering, komt voort uit het onderscheid wat wordt gemaakt tussen de blanke bevolking Goden en niet-joden) en de
53
gekleurde bevolking van Curaçao. Racisme en machtsongelijkheid veroorzaken het onderscheid tussen deze groepen. Machtsongelijkheid kan door middel van categorisering een vergaande invloed uitoefenen op de identiteit van een groep. Door sociale categorisering van een dominante groep kan een inferieure groep zichzelf de toegeschreven identiteit eigen maken, als onderdeel van de eigen identiteit (Jenkins 1997:71). Op deze wijze wordt de minder dominante AfroCaribische bevolking en andere kleurlingen door de dominante blanke bevolking Goden en nietjoden) buitengesloten en wordt hun identiteit gestigmatiseerd. De vier hierboven beschreven situaties waarin joodse identiteit wordt gevormd, zijn gebaseerd op de collectieve groepsidentiteit. Om stigmatisering van groepen te voorkomen, is het noodzakelijk om onderscheid te maken tussen groepsidentiteit en individuele identiteit. De theorieën van Barth en Cohen verbinden etnische identiteit onlosmakelijk met de gemeenschap. Hoe zit het dan met de identiteit van individuen? Er zijn volgens Jenkins (1997) een aantal redenen te noemen waarom de identiteit van het individu dezelfde zou zijn als die van de groep. Een argument dat deze stelling ondersteunt, is dat een individu van kinds af aan leert wie hij is en wie de 'anderen' zijn door een vroeg aangeleerd proces van zelfdefinitie en het definiëren van anderen. Dit proces is te eenvoudig voor de dagelijkse realiteit. Individuen bewegen zich gedurende hun leven tussen en binnen verschillende sociale settings, etnische groepen en grenzen. Een individu kan als gevolg daarvan meerdere identiteiten aannemen, zich herkennen in meerdere groepen. Heel eenvoudig gezegd, kan men identiteiten kiezen. In de praktijk is dat niet altijd eenvoudig en zelfs onmogelijk. Dat heeft ondermeer te maken met machtsongelijkheid als gevolg van racisme, status en religie. Dat zijn factoren die het soms onmogelijk maken om een bepaalde identiteit te kiezen. Jenkins stelt dat etniciteit als sociale identiteit zich op verschillende niveaus afspeelt, variërend van het collectieve niveau tot het individuele niveau. Om een genuanceerder beeld van joodse identiteit te geven, is het noodzakelijk om de vorming van deze identiteit zowel op collectief als op individueel niveau te bekijken. Een aantal joodse jongeren ervaren de uitvoering van het jodendom op Curaçao als hypocriet door onder andere het toegenomen contact met andere joodse gemeenschappen in het buitenland. Door de persoonlijke ervaring heeft er een verandering plaats gevonden in de zelfdefinitie. Zij willen zich niet identificeren met het religieuze jodendom van de joodse gemeenschappen op
54
Curaçao. Zij definiëren zichzelf en andere joden op basis van gezamenlijke economische activiteiten, status, taal en emotionele binding. Als gevolg van de verandering van de zelfdefinitie van deze joodse jongeren wordt het onderscheid tussen de asjkenazim en de sefardiem door hen veel minder ervaren. Zij beschouwen zichzelf als joden, onafhankelijk van de religieuze invulling, en worden door andere joden.(zowel religieus als seculier) als joden gedefinieerd. Een andere, kleinere, groep asjkenasische jongeren heeft zich aangesloten bij de orthodoxe stroming van de recent gevestigde Marokkanen. Zij definiëren zichzelf als joden op basis van religie, sociale organisatie en emotionele binding. De verschillende invulling die gegeven wordt aan joodse identiteit door deze jongeren geeft het dynamische karakter van etnische identiteit weer. De grenzen van een gemeenschap verschuiven doordat de invulling die eraan wordt gegeven voortdurend verandert. De uiteenlopende definities van joodse identiteit leiden er niet toe dat de jongeren elkaar niet als jood definiëren. Zowel seculiere joden als religieuze joden definiëren elkaar als joden. Ook op individueel niveau spelen bij de vorming van de joodse identiteit groepsidentificatie en sociale categorisering een rol.
55
LITERATUUR
Abraham-van der Mark, E. De Asjkenazische joden van Curaçao. Een case study van 1991 een handelsminderheid. Focaal no. 15, pp 29-49 Abram, 1. B. H. Joodse identiteit. Over identiteit en imago als beelden en 1993 over joodse identiteit als culturele identiteit. Kampen: Uitgeverij Kok Bacon, J. 1991
De geïllustreerde atlas van de joodse beschaving. 's-Gravenhage: BZZToH.
Barth, F 1969
Introduction. In Ethnic groups and boundaries: The social organization of cultural difference. Ed. Fredrik Barth, pp 938. Boston: Little, Brown and Company.
1994
Etniciteit als strategie in Latijns-Amerika en de Caraïben. Amsterdam: Amsterdam University Press.
Baud, M, et al.
Benjamin, A.F. 1996
Ethnic identities and classifying practices among the Jews of Curaçao. Chapel Hill.
Cohen, A.P. 1985
The symbolic construction of community.London and New York: Routledge.
1968
The Non-Jewish Jew and other essays. New York-Toronto. London: Oxford University Press.
Deutscher, 1.
Govers, C. and Vermeulen, H. 1997 The polities of ethnic consciousness. Ed. London: Macmillan Press Ltd. Hall, S. 1991
Het minimale zelf en andere opstellen. Amsterdam: Uitgeverij Sua. 56
Hoetink, H 1958
Het patroon van de oude Curaçaose samenleving. Assen: VanGorcum.
1997
Rethinking Ethnicity. Arguments and explorations. London (etc.): Sage Publications.
1969
The Sephardics of Curaçao. Assen: Van Gorcum.
1984
Atlas van de joodse wereld Amsterdam: Agon.
1990
Jewish Identity in the Modern World. Seattle: University of Washington Press.
1984
People and non-people. The way ofdistinguishing one 's own group by Gypsies in Poland. Ethnologia Polona. Vol. 10. pp 109-128.
1979
Een volk op weg. Een sociologische historische studie van de Curaçaose samenleving. Zutphen: De Walburg Pers.
1976
Olie als water. De Curaçaose economie in de eerste helft van de twintigste eeuw. Curaçao: Centraal Historisch Archief, Hogeschool van de Nederlandse Antillen.
1996
Het einde van een diaspora. Joden in Europa sinds 1945. Baarn: Ambo.
Jenkins, R.
Kamer, F. P.
Lange, N. De
Meyer, M. A.
Mróz, L
Römer, R. A.
Soest, J. Van
W asserstein, B
57
DE VRAGENLIJST
Appendix 1
The questionnaire Country -The Netherlands / Romania
Respondee ID
j 1 ==
= Romania
The Netherlands / 2
Note: Country and the ID are copied at each section 1
1
lst Section - Personal Data Q.1 Section
Ll
Q. 2 Country
Q. 4 When were you bom?
[
1
1
1
1 1 11 1 < 13 yrs
13 yrs
>13 yrs
(1)
(2)
(3)
HoW long have you stayed in your birthplace?
Q. 6
\
~Q.3ID
Q. 5
1
Male
Female
(1)
(2)
Sex
Place of birth, living and education: This
Former
country
colonies /
Elsewhere
provinces
Q.
1
7
Where were you bom?
8
Where did your father come from?
9
Where did your mother come from?
10
· In which other places have you lived since binh?
11
\\'bere did you receive your primary education?
12
Where did you receive your secondary education?
1" . j
Where did you receive your tertiary education?
(2)
(1)
(3)
1
1
Education -What type of schools did you attend? NatiDnal~ 'I'~..-.-.-v
Q.
(1)
14
At primary school
15
At secondary school
16
At tertiary school
Ge~al o""'n i
Qrtodox
.Liberal
Private
(3)
(4)
(5)
·1~s
\O~c:b
1
Children
j 16
J
How many children do you have?
Occupations
17
What is your occupation?
18
What is your father's occupation?
19
What is your m•ther's occupation?
20
What is your spouse's occupation?
How important is each of the folowing motives in your decision to live in this country? Not
Very
important
important
at all
Q.
(1)
21
Bom here
22
Economie (work, money ... )
23
Politica! (safety, ideology)
24
Religeous (synagogue)
r_)
Social (friends, collegues)
26
Cultural (language, studies)
27
I want to leave but I can't
(2)
(4)
(3)
(6)
(5)
1 1
1
28
IJ
Eise (I belong here) 1
1
the answer was "Not important at all" to Q. 28 - Please mention - JiVhy.?
2nd Section - Jewish Identity Q.1 Section
Li
Q. 2 Country
~Q.3ID
DIJ
Religion of the irnmediate relatives Jewish
Not -
Religion (if
Not
Jewish
not-
relevant
Jewish)
Q.
(1)
4
What is / was the religion of your father?
5
What is / was the religion of your m~t..11er?
6
What is/ was the religion of your spouse?
Q 7
Did your parents experienced the Holocaust?
(2)
(3)
Yes
No
(1)
(2)
Jewish and Religeous education and traditions
Q. 8
Did you have religeous
educa~ion
Yes, a
Yes, a
lot
Iittle
(1)
(2)
No
Not relevant
(3)
(4)
besides
regular schools? 9
Do you consider yorself religeous?
10
Do you intend to give religeous education to your children?
11
Did you iearn Hebrew at schooi?
12
Did you learn Hebrew out of school?
13
Are you interested in learning Hebrew ?
14
Are you interested in the history of the Jewish people?
15
Do you respect Jewish traditions?
16
Do you respect Jewish customs?
Ij the answerwas ''No" to Q. 13 - Q. 16 Please mention - U'hy? Ij the answer was "Yes, a little" to Q. 13 - Q. 16 Please mention - U'hen?
Other Religions
Q 17
Musl-
Christi
im
anity
(1)
(2)
Bahai
(3)
Budh
Tao-i
Hind
-ism
sm
uism
(4)
(5)
(6)
None
1
(7)
Do you practice other religion?
18
Do you have sympathy for another religion?
How much do you communicate and are interested in the experiences of your parents and of those of other members of the older generation?
Q. 19
I communicate with my parents
20
I communicate Vl
Yes, a
Yes, a
Not at
lot
little
all
(1)
(2)
(3)
generation 21
I would like to lmow more about the experiences of my parents / grandparents
22
I would like to lmow more about the experiences of ether members of the cider generation
Ij the answer was "No" to Q. 19 -Q. 22 Please mention - Why? Ij the answer was "Yes, a little" to Q. 19 - Q. 22 Please mention - When?
3rd Section - Personal and Social Feelings Related to the Je,vish Identity ~ Q. 2 Country
Q.1 Section ·
c=J
Q.
3
ID 1
1
1
1
How do you perceive yourself as belonging to the population of a country?
Q. 4
5
6
1
Yes,
Yes, but not
exclusively
exclusively
(1)
(2)
Not at all
(3)
As part of the people ofthis country
---
A ~ __ ,... _.c"i.,,, ,...,,.,... ... 1" ,...+'thP -"----
. .
•
1
1
r--
--
As part of the people oflsrael
How do you perceive yourself as a member of a group?
Q. 7
As a member of an ethnic minority group
8
As a member of a religeous group
9
As a transnational cosmopolite
Yes,
Yes,
always
sometimes
(1)
(2)
Never
(3)
Ij the answerwas "Yes, sometimes" to Q. 7 -Q. 9 Please mention - When?
Q. 10
Totally
Partially
Not at all
(1)
(2)
(3)
How assimilated do you consider yourself with regards to religion and traditions?
Ij the answer was "Not at all" to Q. 10 P lease mention - Why?
Effects of Jewish identity on social and professional life
Q 11
Dó you have Jewish friends?
12
Do you have Jewish collegues?
13
Has your career been furthered by
Yes, a lot
Yes, a little
Not at all
(1)
(2)
(3)
your being Je\vish? 14
Has your career been hindered by your being Jewish?
Ij the answer was "Yes, a lot" or "Yes, a little" to Q. 13 - 14 Please mention - When?
How strongly do you feel solidarity with the Jews / non - Jews as follows:
Q.
Very
solidarity
strong
at all
solidarity
(1)
15
Jews in this country
16
People (not Jews) in this country
17
Jews in Israel
1 0
ÎP""" Ïn fnrn"IPr rnlnnÏP~ / 0f0Y;,.,,..,,,,
19
Jews elsewhere in the world
20
Jews and non - Jews sharing the
-
No
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
same mentality and ideals
How often do you feel solidarity and loyalty towards the Jews / non - Jews as follows:
Q. 21
J ews in this country
22
People (not Jews) in this country
23
J ews in Israel
",.
Tr----~
25
Jews elsewhere in the world
26
Jews and non - Jews sharing the
'- ,..
"'"' .. ".
1
•
Never
Sometimes
Always
(1)
(2)
(3)
-· -
same mentality and ideals
Ij the answer was "Never" to Q. 21 -Q. 26 ?lease mention - Why? Ij the answer was "Sometimes" to Q. 21 - Q. 26 Please mention - When?
How strongly do you feel each of the following feelings because of your Jewish identity?
Q.
Feel very
at all
strongly
(1)
27
Fee! proud
28
Feel self - confident
29
Fee! loyality towards the Jews
30
Fee! isolated
31
Feel differentiated from the receiving society
32
Feel like I am living in two separate worlds
..,..,
Not
.).)
Feel in conflict ""ith my identity
34
Feel gui1ty
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
How often do you feel each of the following feelings because of your Jewish identity?
Q. 35
Feel proud
36
F eel self - confident
37
Feel loyality towards the Jews
38
F eel isolated
39
Feel differentiated from the receiving society
40
Feel like I am living in two separate worlds
41
Fee! in conflict with my identity
42
Fee! gui1ty
IJ IJ
Never
Sometimes
Always
(1)
(2)
(3)
the answer was "Never" to Q. 35 -Q. 42 Please mention - "Why? the answer was "Sometimes" to Q. 35 - Q. 42 Please mention - JiVhen?
How do you fee! with respect to the "non - Jewish Jew"?
Q. 43
I consider myself a "non - Jewish Jew"
44
I have sympathy toward the "non - Jewish Jew"
45
I have antipathy toward the "non - Jewish Jew"
46
I am indifferent toward the "non - Jewish Jew"
Yes,
Yes,
always
sometimes
(1)
(2)
Ij the answerwas "Never" to Q. 43 -Q. 46 Please mention - YVhy? Ij the answer was "Sometimes" to Q. 43 - Q. 46 Please mention - When?
Never
(3)
4th Section - Discrimination and Anti - Semitism Q.1 Section
~ Q. 2 Country
CJ
Q.
3
ID 1
1
1
1
Do you think that the Jews are discriminated in this country for the following perceived reasons?
Q.
No,
Yes,
never
always
(1)
4
Discriminated, in genera!
5
Because of their wealth
6
Because of their leftist opinions
7
Because of their rightist opinions
8
Because of their perceived bigotism
9
Because of their cosmopolitanism
10
Because of their history
11
Because of the polities oflsrael
12
More discriminated in this country than in other countries
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
How often do you think that the Jews are discriminated in this country for the following perceived reasons?
Q. 13
Discriminated, in genera!
14
Because of their wealth
15
Because of their leftist opinions
16
Because of their rightist opinions
17
Because of their perceived bigotism
i8
Because of their cosmopolitanism
19
Because of their history
20
Because of the polities of Israel
21
More discriminated in this country than in
Never
Sometimes
Always
(1)
(2)
(3)
other countries
Ij the answerwas "Sometimes" to Q. 13 - Q. 21 Please mention - When?
Do you think that the Jews are discriminated in this country more than in the past?
Q. 22
More discriminated than 20 years ago
23
More discriminated than 5 years ago
IJ the answer was
No
Yes
(1)
(2)
"Yes" to Q. 22 -Q. 23 Please mention - Why?
Did you experience anti - Semitism in this country in the following areas?
Q.
No,
Yes,
never
always
(1)
24
In polities
25
In the media
26
At school
27
Atwork
28
On the street
29
In the family
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
How often did you experience anti - Semitism in this country in the following areas? 1
Never
Sometimes
Always
(1)
(2)
(3)
1
Q. 30
1
1
In polities
31
In the media
32 ...,..,
At school
1
.) .)
At work
34
On the street
35
In the fämily
lf the answer was "Sometimes" to Q. 30 - Q. 35 Please mention - When?
Did you experience personally anti - Semitism in this country? Yes
No, never
Q.
(2)
(1)
36
Directly
37
Indirectly
1
IJ the answer was
"Yes" to Q. 36 - Q. 37 Please mention - When?
Are the Jews sufficiently represented in this country in the following areas? Not
Yes,
at all
very much so
Q.
(1)
38
In polities
39
Socially
40
In culture
41
In the media
1
(2)
(3)
(5)
(4)
(6)
Do you have confidence in the future of this country in the following areas? Not
Yes,
at all
very much
Q.
(1)
42
Politica! future
43
Economie future
44
Social future
45
Cultural future
46
Religeous future
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Do you have confidence in the future of the Jewish life in this country? Not
Yes,
at all
very much
Q. 47
(1)
(2)
(4)
(3)
(5)
1
Politica! future 1
48
Economie future 1
i
Ij the answer was "Not at all" to Q. 42 - Q. -18 ?lease mention - Why?
1
(6)
5th Section - Jewish and non - Jewish Organizations Q.1 Section
D
Q. 2 Country
c=J
Q.
3
ID 1
1
1
1
Are you active in the following type of Jewish organizations?
Not
Yes,
at all
very much
Q.
(1)
4
Religeous Organizations
5
Social Organizations
6
Cultural Organizations
7
Politica! Organizations
(2)
(3)
(4)
Ij the annver was "Not at all" to Q. 4 - Q. 7 Please mention - Why?
(5)
(6)
Do you believe that the following organizations are important in preserving the Jewish identity?
Q.
Not at
Yes,
Not
all
very
any
much so
more
(6)
(7)
(1)
8
Religeous Organizations
9
Social Organizations
10
Cultural Organizations
11
Politica! Organizations
(2)
(4)
(3)
(5)
Ij the answer was "Not at all" or "Not any more" to Q. 8 - Q. 11
Please mention - Why?
Are you involved in organized activity in the following areas?
Q. 12
Activity against anti - Semitism
13
Activity against recism
14
Activity against xenophobia
Yes, a
Yes, a
Not at
lot
little
all
(1)
(2)
(3)
Ij the amwer was ''Not at all" to Q. 4 - Q. 7 Please mention - Why?
6th Section - Relationship with lsrael Q.1 Section .
4
Li
CJ
Q. 2 Country
Q. 3 ID [
1
1
1
Yes, more than once
Once
Never
(1)
(2)
(3)
Have you ever been in Israel
Ij the an.swer was "Never" to Q. 4 ?lease mention - Why?
What was the main purpose of your visit to Israel?
Q. 5
Tourism
Study
Work
Family
Friends
Religeous
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
(6)
Visit for:
Q. 6
Do you have plans to emigrate to Israel?
Yes,
Maybe,
Not
Not
Not
certain
uncertain
yet
anymore
at all
(1)
(2)
(3)
(4)
(5)
Do you have confidence in the future oflsrael in the following areas? Not
Yes,
at all
very much
Q.
(1)
7
Political future
8
Economie future
9
Social future (immigration,policy,absorption,etc.)
10
Cultural future (melting pot, cultural conflicts,
(2)
(3)
isolation, etc.) 11
Religeous future (bigotism, permisiveness, etc.)
Ij the answer was "Not at all" to Q. 7 - Q. 11 ?lease mention - Why?
(4)
(5)
(6)
PART TWO: CURAÇAO Country - Curaçao ( = Country 3) 7th Section - The Holocaust
C2:J
Q. l Section
Q.4
Q.2 Country
[2J
Did your parents or grandparents live in countries where they experienced the holocaust directly?
Q.3 ID
No
Yes
No further questions
IfNo:
Q. 5
Where did your parents/grandparents live during WW II?
Curaçao: Eise:
-
Q. 6
No Do you know something about the holocaust?
(1)
Yes, a little (2)
Yes, a lot (3)
If the answer was: "yes, a little" or "yes, a lot":
Q. 7
How did you get information about it?
Family
No
Q.
8
School
Does this information has any influence on your ideas about your own identity?
Media
Re ad about it by yourself
Yes, a little
(1)
(2)
Friends
Yes, a lot (3)
If the answer was: "yes, a little" or "yes, a lot": which influence?
less important role
Q.
9
1
Do other aspects of WWII (for instance the "Hiroshima-bomb ") play an:
Same role
(1)
than the holocaust (when you reflect upon your own identity)
(2)
More important role (3)
Sth Section - The Culure of Curaçao
Q.1 Section
f:!:J
Q.2 Country .
C2:J
Q.
Which of the following cultures of Curaçao has most impact on your daily life?
4
Spanish/Portuguese culture
5
Afro-Caribbean culture
6
Dutch culture
7
Jewish culture
8
American culture
9
else
Q.3 ID
1 /
-
Why?
"-
t
Q.
..._..._,..;
No (1)
Are the Jewish traditions and customs influenced by the following cultures of Curaçao?
10
Spanish/Portuguese culture
11
Afro-Caribbean culture
12
Dutch culture
13
Jewish culture
14
American culture
15
else
.,
--
-
Yes, a little (2)
y
If the answer was: "yes, a iittle" or "yes, a lot": How and when?
Yes, a lot (3)
Il
Q.
With which of the following groups do you feel the greatest affinity?
16
Spanish/Portuguese
17
Afro-Caribbean
18
Dutch
19
Jewish
20
American
21
else
Why this group?
Q.
Has your identity been superseded by one of those groups?
22
Spanish/Portuguese
23
Afro-Caribbean
24
Dutch
25
Jewish
26
American
27
else
lf yes,
>
how and when?
Yes (1)
No (2)
9th Section - Relation with Europe and US
Q.1 Section
Q.2 Country
Q
4
D .
Q.3ID
Il
Yes, more than once
Once
Never
(1)
(2)
(3)
,
Have you ever been in Europe?
IJ the answer was "Never" to Q. 4 Please mention - Why?
Q 5
Yes, more than once
Once
Never
(1)
(2)
(3)
Have you ever been in the United States?
IJ the answer was "Never" to Q. 5 Please mention - Why?
What was the main purpose of your visit to Europe? Tourism (1)
Q 6
Study
Work
(2)
(3)
Family
(4)
Friends (5)
Religeous (6)
Visit for
What was the main purpose of your visit to the United States? Tourism (1)
Q 16
Visit for
7
(2)
(3)
Family
(4)
Friends (5)
Religeous (6) 1
(1)
Maybe, uncertain
Not yet
Not anymore (3)
(2)
(4)
Not at all (6)
Do you have plans to emigrate to Europe?
Yes, certain (1)
Q
8
Work
-
Yes, certain
Q
Study
Do you have plans to emigrate to the United States?
Maybe, uncertain (2)
Not yet (3)
Not anymore (4)
Not at all (6)
Do you have confidence in the future of Europe in the following areas?
Not
Yes very much
at all (1)
Q 9
Politica! future
10
Economie future
11
Social future (immigration, policy; absorption, etc.)
12
(2)
(3)
(4)
...
cUitÜbtl funire (melting pOt,
.
. .
·-..
.. . ...
culiural conflicts, isolation, etc.)
13
Religeous future (bigotism, permisiveness, etc.)
If the ansWer was "Not at all" to Q.9 - Q.13 P!ease mention - Why?
(5)
(6)
Do you have confidence in the furore of the United States in the following areas? Not at all (1)
Q
Yes very much (2)
(4)
(3)
(5)
Politica! future
14
-
_, ..,
j5''''.
EcOnomic furore '"
Social future (iIIlmigration, ".., 16•.'.~:' polièy / absor!>tio:á., ·etc::) : · ·· -~
:··.
'"
,;
..
:11 .· ".
Culfural future (melting pot, cultural conflicts, iso!ation, etc.)
Religeous future (bigotism, 18 ".·":"". ·• . '
...·:·
"
.
peri:nisiveness, etc.)
. ~.~~.('.::t ';.::~ . . '.
{ii_i~' answer was ~Noi at all" to Q.14 - Q.18 Please mention - Why?
.
~
.
(6)
KORTE WEERGAVE VAN DE RESPONDENTEN
Appendix 2
DE SEFARDIEM 11 respondenten
DE ASJKENAZIEM 9 respondenten
..........
Ytol.l:W<··
KAART VAN CURAÇAO
Appendix 3
...
.. .> ·..
..
. .. ·:< ~ ·.
·. Pi$cad&f!bà:~~ > ..
Wiltëmsta . . . . ~." nà~b33 •. la . . St· A. •· Thil~
.tJaa
. car;:::::~.·;r;~b·~· .
-
..
.
Oostpunt
(Punt Canon)
.
Lege~d~ voor Ge~ o·•.
·1tl··· ~ardnlieraffinage
C
EILANDEN BENEDEN DE WIND 1 : 600.000
·
Zoutpan.·.··
. • . landhuis · · ..- lnvoer ruwe aardolie
Zee~ïaterdistil leerbedrij L
•
·~ • o •·. Narnurresewaat · ·