VIRTUALISATIE DOOR BRAM DONS
Servervistualisatie biedt potentie
Datacenters zoeken de ruimte
42 STORAGE MAGAZINE · 4 · NOVEMBER 2007
Bedrijven zijn naarstig op zoek om hun alsmaar uitdijende datacenters tegen beperkte kosten voor hardware en stroom toch te kunnen blijven vergroten. Eén van de nieuwste technologieën hiervoor is servervirtualisatie. Dit artikel gaat nader in op de toepassing van virtualisatie en de invloed daarvan op opslagsystemen. De enorme groei van data van de laatste jaren heeft grote gevolgen voor de datacenters. Het aantal servers en opslagsystemen groeit gestaag en daarmee ook het stroomverbruik en de benodigde fysieke ruimte. Ondernemingen worden steeds vaker geconfronteerd met beperkingen in de stroomleverantie en ruimte voor uitbreiding binnen hun data-centers. Bedrijven zijn dan ook naarstig op zoek naar nieuwe technologieën om hun data-centers uit te uitbreiden, waarbij de kosten binnen de perken worden gehouden. Servervirtualisatie kan hierbij helpen. Het is daarom niet verwonderlijk dat deze technologie de afgelopen jaren snel van een niche- naar een mainstreamtechnologie is geëvolueerd. Consolidatie en optimaal gebruik van serversystemen zijn voor gebruikers veel genoemde argumenten voor implementatie van virtualisatie. Op dit moment zijn er twee primaire methoden om de groeiproblemen van datacenters aan te pakken, toepassing van clustertechnologie of servervirtualisatie. Veel grote ondernemingen zijn overgestapt naar het clustermodel als een con-
solidatiemiddel bij de toepassing van hoogpresterende applicaties, waarbij tegelijkertijd high availability en failover worden geboden. Hoewel clustertechnologie zich in data-centers de afgelopen jaren als volwassen technologie heeft bewezen, kleven er, net zoals alle andere technologieën, toch enkele nadelen aan. De belangrijkste tekortkomingen zijn de beperkte beschikbaarheid van clusteroplossingen voor applicaties en het niveau van de geboden ondersteuning van de leveranciers van clustersystemen.
tems, te consolideren op een of meer fysieke systemen. Virtualisatietechnologie maakt ook de herlocatie van servers naar systemen met totaal verschillende hardware mogelijk, zonder dat gebruikers worden geconfronteerd met applicatie downtime. Zo op het eerste gezicht lijkt servervirtualisatie een enorme potentie te bieden voor de grootschalige toepassing van serverconsolidatie in datacenters. Geavanceerde voorzieningen als automatische failover, dynamische herlocatie van opslagcapaciteit, load balancing en geconsolideerde back-up hebben al een aantal grote ondernemingen doen besluiten om deze technologie in de productie-omgeving te implementeren. Virtualisatie is echter geen wondermiddel en blijkt ook zijn eigen beperkingen en plaats binnen de IT-architectuur te hebben. Om te kunnen weten waar virtualisatie en waar niet toepasbaar is en een juiste keuze voor
OS-VIRTUALISATIE HEEFT TOCH ZIJN INTREDE GEDAAN BIJ WEBSERVERS EN DATABASES
Gegeven het feit dat veel third-party applicaties geen applicatieclustering ondersteunen, noch een proprietary clustermodel hebben, biedt clustering geen afdoende oplossing voor elk consolidatieprobleem. Servervirtualisatie is een andere manier om meerdere servers, lees: operating sys-
een bepaalde virtualisatie-architectuur, zijn beide belangrijk voor het slagen van een virtualisatie-implementatie binnen een mission-critical applicatie-omgeving. Omdat virtualisatie een ‘nieuwe’ technologie in het IT-landschap is, wordt het op verschillende terreinen nog steeds gecon-
Servergroep 1
Virtuele machines VM
VM
VM
VM
VM
VM
VI Client
Servergroep 2
Webbrowser
Terminal
Servergroep 3
Fibre Channel switch fabric/IP-netwerk
ESX-server
Fibre Channel storage-array
iSCSI storage-array
NAS storage-array
Paravirtualisatie Figuur 1: Integratie VMware ESX Servers binnen een SAN-omgeving
fronteerd met ontwikkelingsproblemen. De meeste uitdagingen liggen het op het gebied van migratie, beheer, diskprestaties, opslag- en netwerkintegratie en back-up- en recovery-voorzieningen.
Methoden Er zijn hoofdzakelijk twee methoden voor servervirtualisatie, een host-gebaseerde en een methode die gebaseerd is op het operating system (OS). De hostgebaseerde methode wordt het meest toegepast. In deze methode kunnen er meerdere virtuele machines (VMs), waarin ongelijke operating systemen draaien, tegelijkertijd op dezelfde fysieke host worden gedraaid. Servervirtualisatie omvat drie afzonderlijke, maar soms elkaar overlappende, benaderingen.
Volledige virtualisatie Een eerste benadering is een volledige virtualisatie. De marktleiders van deze methode zijn VMware en Microsoft. Volledige virtualisatie vertegenwoordigt de eerste generatie x86/x64 servervirtualisatie. Begin 2007 omvat deze technologie het merendeel van de virtualisatiemarkt,
maar de dominantie wordt de laatste tijd aangetast door de opkomende hardwareondersteunde virtualisatietechnologie. Volledige virtualisatie voorziet in een totale emulatie van de hardware, met complete VM-overdraagbaarheid als belangrijkste voordeel. Alhoewel deze
Een tweede methode is paravistualisatie. Deze methode wordt ondersteund door VMware en bepaalde leveranciers van Xen. Voor paravirtualisatie moet het operating system opnieuw worden gecompileerd. Hiervoor bestaan twee verschillende methoden, hercompilatie van de OS-kernel en installatie van paragevirtualiseerde kernel mode drivers. Omdat de drivers en API’s zich binnen het OS moeten bevinden, zijn leveranciers genoodzaakt
(Advertentie)
“Vertrouwelijke informatie is kwetsbaar” En dat zeggen we niet alleen, we laten ook de oplossing zien.
Zodat al uw opgeslagen informatie onleesbaar is voor onbevoegden. In een 1-op-1 sessie met een ISIT consultant.
Reserveer nu
!
STORAGE MAGAZINE · 4 · NOVEMBER 2007
VirtualCenter Management Server
methode talrijke voordelen kent, zijn er ook enkele nadelen. De emulatie van de hardware gaat ten koste van de systeemprestaties omdat de Virtual Machine Monitor (VMM) de instructies moet vertalen tussen de geëmuleerde hardware en de eigenlijke systeem device-drivers. De achteruitgang in prestaties bedragen voor I/O-devices, zoals netwerk en harddisks, tussen de 8 tot 20 procent. Dit is afhankelijk van de virtualisatietoepassing en de gestelde eisen van interne applicaties die binnen de VM draaien. Een ander nadeel betreft de gedwongen uitvoering van VMs binnen Ring 1 van de x86-architectuur. De gevolgen van de hogere latency bij volledige virtualisatie beperkt de toepassing van applicaties die hoge I/O-eisen stellen. Alhoewel dit voor de gebruiker verwaarloosbaar klein is, minder dan 10 procent, heeft netwerk I/O latency ook een directe invloed op de uitvoeringstijd van een back-up. Vanwege de prestatiebeperkingen zijn paravirtualisatie en hardware-ondersteunde virtualisatie ontwikkeld. Deze moeten zo goed als mogelijk de inherente tekortkoming van volledige virtualisatie, ten aanzien van de prestaties, gaan compenseren.
43
44 STORAGE MAGAZINE · 4 · NOVEMBER 2007
een OS te creëren dat compatibel is met paravirtualisatie. Sommige leveranciers, zoals Novell, hebben paravirtualisatie omarmd als dé oplossing voor virtualisatie, Anderen, onder meer Microsoft, zien daar weinig in. Omdat hardware-ondersteunde virtualisatie dezelfde CPU-prestaties biedt als paragevirtualiseerde, opnieuw gecompileerde OSs zonder de vereiste OS kernel-modificaties, hebben veel leveranciers de paragevirtualiseerde methode de rug toegekeerd. Hun aandacht is nu gericht op hardware-ondersteunde virtualisatieproducten. Echter, de hardware-ondersteunde virtualisatiemethode moet het disk- en netwerklatency probleem bij toepassing van volledige virtualisatie nog wel oplossen. Disk- en netwerklatency kan wel worden beperkt door paragevirtualiseerde kernel mode opslag- en netwerk drivers binnen VMs die draaien op hardware-ondersteunde gevirtualiseerde platforms te gebruiken. De eerste paravirtualisatie implementaties hebben het CPU-prestatieprobleem opgelost, maar omdat hardware-ondersteunde virtualisatie hetzelfde probleem kon oplossen, werd paravirtualisatie al door sommige experts als technologie afgeschreven. De samenwerking tussen Novell en Microsoft in begin 2007 resulteerde echter in de ontwikkeling van paravirtualiseerde netwerk- en opslagdrivers voor de Windows guest OS’s op het Novell Xen-platform en toonde aan dat paravirtualisatie wel degelijk nog toekomst heeft. Sommige leveranciers maken melding van een daling in disk- en netwerklatency tot onder de 2 procent. Op basis van recente innovaties bij oplossingen voor paravirtualisatie moet paravirtualisatie daarom niet langer als een concurrent van hardware-ondersteunde virtualisatie worden
VI Client
VI Web Access
VI SDK
DRS
HA
Geconsolideerde back-up
VirtualCenter Managementserver
Virtuele machines Apps OS
Apps OS
Apps OS
Virtuele SMp
Apps OS ESX-servers
De laaste nethode voor servervirtualisatie is hardware-ondersteunde virtualisatie, zoals Intel VT of AMD-V hardware-platforms. Intel en AMD hebben hun nieuwe processoren geschikt gemaakt voor virtu-
Apps OS
VMF’s
Enterprise netwerk
Enterprise storage
Figuur 2: Een VMware ESX-architectuur
alisatie. Hierdoor zijn gevirtualiseerde guest operating systems in staat om geprivilegieerde CPU-instructies uit te voeren, zonder de noodzaak van vertaling door de VMM en toepassing van een geparavirtualiseerd operating system, ter voorkoming van instruction processing
NICHE- NAAR MAINSTREAMTECHNOLGIE ONTWIKKELD
Hardware-ondersteunde virtualisatie
Apps OS
Enterprise servers
SERVERVIRTUALISATIE HEEFT ZICH SNEL VAN
beschouwd, maar als een complementaire technologie die verbeteringen aanbrengt die de prestaties ten goede komen.
Apps OS
latency. Hardware-ondersteunde virtualisatie zal waarschijnlijk in de toekomst uitgroeien tot dé standaard voor servervirtualisatie. De eerste generatie hardware bood betere CPU-prestaties en verbeterde isolatie tussen VMs, toekomstige verbeteringen zullen nog betere prestaties bieden waaronder geheugenoptimalisatie en isolatie op hardware-niveau. Terwijl AMD en Intel de meeste inspanningen richten op hardware-ondersteunde virtu-
alisatie, hebben andere IHVs ook belangrijke ontwikkelingen op dit terrein verricht. Zo hebben enkele storageleveranciers Fibre Channel HBAs ontwikkeld die I/O-virtualisatie ondersteunen. Maar de toegang tot virtuele harddisks blijft echter nog leverancierspecifiek en de toonaangevende virtualisatieleveranciers, VMware en Microsoft, moeten nog tot overeenstemming komen tot een gemeenschappelijk virtueel diskformat. Hoewel dus op I/O-gebied op netwerk en storage controllers de schrijfprestaties naar virtuele harddisks zullen verbeteren, zal interoperabiliteit de komende tijd een probleem blijven. Alleen met een virtuele harddiskformat-industriestandaard zal de interoperabiliteit van virtuele disks tussen storage controllers en server virtualisatieplatforms in de toekomst kunnen worden gerealiseerd.
OS-virtualisatie Ook OS-virtualisatie moet als een concurrerende technologie van host-gebaseerde servervirtualisatie worden beschouwd,
Met OS-virtualisatie is voor elke virtuele omgeving geen aparte installatie van een OS nodig, wat direct leidt tot de afwezigheid van directe overhead van het OS, zoals diskruimte of RAM voor een VE. Bij een VM-implementatie kan de benodigde hoeveelheid geheugen snel oplopen, zoals 8 VMs die op een enkele host draai-
en, waarbij elke guest OS minimaal 512 MB RAM gebruikt, betekent dat totaal 4 GB RAM in beslag wordt genomen. Daarbij wordt nog geen rekening gehouden met de applicatie- of VMM-overhead. Ook de benodigde diskruimte kan snel oplopen. Stel dat elke individuele OS-installatie minimaal 4 GB diskruimte vraagt, dan is er 32 GB diskruimte nodig op de fysieke host om alle guest OSs op te slaan.
BIJ EEN VM-IMPLEMENTATIE KAN DE BENODIGDE HOEVEELHEID GEHEUGEN SNEL OPLOPEN
Wanneer bedrijven de benodigde resources evalueren voor de invoering van virtualisatie, dan kunnen deze waarden snel oplopen. Om deze redenen heeft OS-virtualisatie de nodige belangstelling gekregen binnen datacenters, als alternatief voor de VM-technologie. Een ander voor-
Virtuele private server 1
Virtuele private server 2
Virtuele private server 3
Virtuele private server 4
Virtuele private server N
Root
Root
Root
Root
Root
User
User User
User
deel is dat met OS-virtualisatie geen drivers of volledige hardware-emulaties binnen de virtuele omgeving nodig zijn. Daarmee is I/O binnen de virtuele omgeving in staat om bijna ‘native’ prestaties te kunnen leveren. Omdat VEs als applicatie shells draaien, bieden ze dezelfde overdraagbaarheid als VMs, zonder de afhankelijkheden van de host system hardware.
User
User
User
User User
User
User User
Applicatiesoftware
Applicatiesoftware
Applicatiesoftware
Applicatiesoftware
Applicatiesoftware
Systeemsoftware
Systeemsoftware
Systeemsoftware
Systeemsoftware
Systeemsoftware
Systeemlibraries
Systeemlibraries
Systeemlibraries
Systeemlibraries
Systeemlibraries
Virtuozzo-laag Host operating system Hardware Network
Figuur 3: Een Virtuozzo OS-virtualisatie architectuur
Toch kent ook OS-virtualisatie nadelen waardoor het niet alle host-gebaseerde servervirtualisatie in het datacenter zal kunnen vervangen. Omdat alle VEs een OS moeten delen, kan er niet meer dan één OS op een fysiek host systeem aanwezig zijn. Voor leveranciers van OS-virtualisatie betekent dit een beperking van het aantal ondersteunde OSs. Hierdoor blijft de ondersteuning beperkt tot specifieke versies van Windows of Linux. Het is dan ook niet aannemelijk dat leveranciers voor legacy OSs ondersteuning gaan leveren, waarmee ze host-gebaseerde virtualisatie als enige keus maken voor legacy OS-consolidatieprojecten. Een ander belangrijk punt bij OS-virtualisatie betreft isolatie. Zoals bij hardwareondersteunde servervirtualisatie wordt voor elke VM een aparte adresruimte toegewezen. Dit voorziet niet alleen in isolatie tussen VMs maar ook tussen elke VM en de host. OS-virtualisatie bereikt isolatie op het procesniveau door de hoeveelheid toegang, percentage, te beperken die een enkele VE krijgt op een specifieke host OS-proces of bronnen als CPU’s, RAM of netwerken. Deze veiligheden bieden op een minimaal niveau QoS voor kritische VEs. Met OS-virtualisatie draait elke VE als een applicatie binnen Ring 3 en daarmee wordt isolatie geboden door de host OS op applicatieniveau. Een ander probleem is het aanbrengen van wijzigingen aan het host OS die mogelijk op elke VE van invloed kunnen zijn. Leveranciers van OS-virtualisatie gebruiken daarbij OStemplates, waarbij de systeembestanden worden gedefinieerd die door elke VE wordt gezien. Op die manier kan een host OS worden gewijzigd op een manier waarbij de wijzigingen geen invloed hebben op de draaiende VEs. Ondanks de verschillen met host-gebaseer-
STORAGE MAGAZINE · 4 · NOVEMBER 2007
maar als aanvullende technologie. Aangezien OS-virtualisatie applicatiegecentreerd is, waarbij meerdere virtuele omgevingen (VEs) het operating system delen, kan elke omgeving, in vergelijking met een volledig gevirtualiseerde host, met belangrijk minder overhead draaien. Let wel, met servervirtualisatie wordt de term ‘VM’ gebruikt om aan te geven dat het om een volledig gevirtualiseerde host gaat. Bij OS virtualisatie wordt de term ‘VE’ gebruikt, alhoewel leveranciers er soms andere namen aan geven. Sun refereert naar VE als een ‘Solaris Container’, terwijl Swsoft’s Virtuozzo een VE een ‘Virtual Private Server’ (VPS) noemt.
45
de virtualisatie, heeft OS-virtualisatie toch zijn intrede gedaan bij de toepassing van hoogpresterende webservers en databases. De geringe overhead van OS-virtualisatie biedt ondernemingen de mogelijkeid om tot wel 100 geïsoleerde webserver instances te draaien op één enkele fysieke server. Vanwege de prestatievoordelen en flexibiliteit die OS-virtualisatie biedt, heeft deze technologie, naast host-gebaseerde virtualisatie, zijn plaats gevonden in het datacenter.
Invloed disksystemen
46 STORAGE MAGAZINE · 4 · NOVEMBER 2007
Leveranciers van hardware-ondersteunde en paravirtualisatieproducten besteden dus veel aandacht om de prestaties van volledige virtualisatie te verbeteren. Maar nog steeds blijven disk- en netwerk I/O latency een primair probleem vormen voor de toepassing van servervirtualisatie in datacenters. Voor veel bedrijven met grote I/O-intensieve databases en applicaties zal clustering daarom de eerste keus blijven. Alhoewel technologieën als OSvirtualisatie binnen een bestaande clusteromgeving kunnen opereren, kan het niet als een vervangende technologie worden gezien, maar meer als een manier om de bestaande clusterarchitectuur te complementeren. Een cruciaal aspect bij het ontwerp van gevirtualiseerde serveromgevingen is de plaatsing van de virtuele diskbestanden. Het beste kunnen virtuele disks over redundante opslagsystemen worden ‘gestreept’, zoals een redundante disk array met RAID5 of RAID 6. Let wel, er kan nog een andere diskvirtualisatielaag bestaan, zoals RAID Logical Unit Numbers (LUNs), ook wel ‘virtual disks’. Zonder striping zal de opslag van meerdere virtuele disks op een enkele fysieke disk
Array’s en LUN’s
Virtuele poort
Virtuele poort
HBA
Array’s en LUN’s
Virtuele poort
Figuur 4: Virtuele SAN poorten
kan servervirtualisatie een logische keus zijn. De hoop en verwachting is dat tegen het eind van dit jaar de leveranciers van software voor servervirtualisatie met hun producten de I/O-problemen voor zowel disk als netwerk zo goed als mogelijk te hebben opgelost. De verbeteringen op I/Ogebied worden gevoed door twee, elkaar aanvullende innovaties, synthetische device, Windows, of para-gevirtualiseerde drivers, Linux, en virtualisatie ‘aware’ hardware als FC HBAs en NICs. Netwerk en opslagdevices die virtualisatie ondersteunen, in combinatie met synthetische of ge-paravirtualiseerde device-drivers, zullen binnenkort in staat zijn om I/Ointensieve applicaties te draaien binnen host-gebaseerde gevirtualiseerde omgevingen. Nu kunnen I/O-intensieve applicaties al met succes binnen een OS-gevirtualiseerde omgeving draaien omdat OS-virtualisatie, door afwezigheid van device ‘translations’, de prestaties niet kan beïnvloedden.
LEVERANCIERS ONDERSTEUNEN OOK CENTRALE BACK-UP VAN VMS OP DE HOSTSERVER
direct merkbaar zijn, doordat het een I/Oflessenhals vormt voor disk I/O-intensieve applicaties. Ook het proberen toe te passen van te veel virtuele disks via een en dezelfde controller Fibre Channel, (i)SCSI of SAS/SATA, zal een I/O-flessenhals veroorzaken. In dergelijke situaties is daarom het toepassen van meerdere storage controllers op de VM-host aan te bevelen. Voor servers met minder intensieve prestatiebehoeften
Fabric Switch
Virtuele harddisks zijn het meest toegepaste type diskformat. Het zijn op zich zelf staande disks, in de vorm van bestanden, die eenvoudig zijn te kopiëren van de ene naar de andere locatie. Bij de creatie van een diskfile hebben beheerders de keuze om alle beschikbare ruimte binnen de virtuele diskfile , deels, te alloceren, zodat deze in de loop van de tijd kan worden uitgebreid. Voor het halen van optimale prestaties is het echter aan te beve-
len om alle ruimte te reserveren, omdat bij een dynamische expansie de virtuele disk op de hosts system fysieke disk gefragmenteerd raakt. Dynamische uitbreiding van virtuele harddisks moet dan ook nooit voor mission-critical virtual machines worden toegepast. Alhoewel de creatie van een disk met een vaste groottefragmentatie voorkomt, kan er nog steeds fragmentatie optreden binnen de virtuele diskfile zelf. Het beste is om van tijd tot tijd de disk in realtime door een defragmentatie-applicatie te laten defragmenteren. Net zoals met fysieke servers moet er tevoren een back-up van de VM worden gemaakt, voordat de defragmentatie kan worden gestart. Wanneer een gevirtualiseerde applicatie de opslagbron als een specifiek LUN op een SAN moet zien, dan moet een VM zodanig worden geconfigureerd dat het van een fysieke disk gebruik maakt, in plaats van een virtuele disk.
SANs De integratie van servervirtualisatie binnen het SAN is de afgelopen jaren toegenomen. Begin 2007 boden al veel softwareleveranciers van producten voor servervirtualisatie tot op zekere hoogte ondersteuning voor Fibre Channel en iSCSI SAN. De eenvoudigste manier om SANs te integreren, is via de door servervirtualisatie leveranciers ondersteunde SAN drives. Wel moeten beheerders er voor data-integriteit ervoor zorgen dat geen andere host toegang heeft, via een door VM gebruikte, fysieke disk. Bescherming daartegen is mogelijk via de traditionele SAN isolatiemethoden, zoals de toekenning van LUNs of zoning. Een andere ‘zorgfactor’ is VM failover tussen meerdere hosts bij toepassing in een hoogbeschikbare IT-architectuur. Bij een failover-
VIRTUELE HARDDISKS WORDEN HET MEEST TOEGEPAST
beschikbaarheid van storage kan worden gewaarborgd. De toenemende ondersteuning voor iSCSI biedt echter meer flexibiliteit voor toepassing van opslagsystemen binnen virtuele omgevingen en de ondersteuning van N_Port ID virtualisatie (NPIV) bij Fibre Channel HBAs opent de deur voor een eenvoudiger integratie van SAN met virtual machine (Zie ‘N_Port Virtualisatie is volgende stap’ in Storage Magazine, nummer 1-2007).
Een ander probleem is de gebruikte methode voor back-up voor VMs. Een methode is om binnen alle VMs back-up agent software te installeren waarmee van VMs, net zoals een fysieke server, een back-up te maken valt. Let wel, er moet
VOLLEDIGE VIRTALISATIE KENT ZOWEL VOOR- ALS NADELEN
nog steeds een fysieke back-up van de host worden gemaakt. Leveranciers van softwarevirtualisatie ondersteunen ook de centrale back-up van VMs op de host server waar, via een enkele back-up job op de fysieke host, een back-up van alle data van elke VM kan worden gemaakt. Een product als VMware ESX Server ondersteunt een geconsolideerde back-up van een andere proxyserver waarbij het SAN toegang heeft tot de virtual machine bestanden, zodat op de VMs fysieke host, bij het maken van een back-up, geen CPUcycles worden gebruikt. Niet alle OSs of applicaties ondersteunen live VM backups. Dit betekent dat de centrale backupapplicatie tijdelijk een VM moet ‘bevriezen’, teneinde een consistente kopie van de data te maken. VM-replicatieproducten die de replicatie van VM-data realtime ondersteunen, bieden een ander alternatief voor back-up.
netwerk- en disklatency onder de 1 procent bieden, moeten systemen die een hoge I/O-prestaties vereisen zeker niet worden gevirtualiseerd. Voor systemen waarbij een volledige dedicated server is vereist voor het leveren van hoge prestaties, kan load balancing en hoge beschikbaarheid worden verkregen via een OSgebaseerde of third-party cluster-oplossing. Clustering blijft de beste oplossing voor systemen met hoge I/O-inteensieve database- en e-mailapplicaties. Servervirtualisatie is het meest geschikt in omgevingen waar een betere systeembeschikbaarheid is vereist en voor de consolidatie van legacy applicatieservers op een minder aantal fysieke servers. I
Conclusies Servervirtualisatie kent verschillende voordelen, waaronder overdraagbaarheid, automatische failover en een vereenvoudigde applicatietoepassing. Enige voor-
BRAM DONS IS ONAFHANKELIJK IT-ANALIST;
[email protected]
(Advertentie)
Back-up en recovery In een niet gevirtualiseerde omgeving heeft de server volledige toegang tot de disk en netwerkbronnen, maar in een gevirtualiseerde omgeving moeten VMs deze hardware-bronnen delen. Dat kan snel tot een flessenhals leiden, vooral tijdens het maken van een back-up. Veel leveranciers van servervirtualisatie hebben producten ontwikkeld waarmee VMs automatisch bij een systeemuitval naar een andere host kunnen worden verhuisd. Wanneer gelijktijdige back-ups van meerdere servers op een enkel fysieke host niet haalbaar is, dan kan het tijdelijk verhuizen van een of twee VMs naar een ander fysieke host een alternatief bieden voor het maken van een back-up.
zichtigheid is geboden om servervirtualisatie toe te passen op systemen waar als gevolg van virtualisatie overhead netwerk- en disklatency wordt geïntroduceerd. Totdat leveranciers van virtualisatiesoftwareproducten verschepen die
“Storage is maatwerk” En dat zeggen we niet alleen, we laten ook de oplossing zien.
Het begint al bij de eerste kennismaking. In een 1-op-1 sessie met een ISIT consultant.
Bel voor meer informatie 035 695 61 11.
Reserveer nu
!
STORAGE MAGAZINE · 4 · NOVEMBER 2007
situatie moet elke LUN die is gekoppeld aan een bepaalde VM worden meegenomen. Als de VM geen virtuele Fibre Channel HBAs ondersteunt dan bestaat de enige verbinding tussen een VM en het SAN uit de toegewezen fysieke host. Daarom moet elke fysieke server waarop een specifieke VM draait, toegang hebben tot elke LUN die aan de betreffende VM is gekoppeld. Vanaf het begin is een belangrijk probleem bij de integratie van SANs de wijze waarop SAN-devices door virtual machines worden behandeld. Bij Fibre Channel SANs vindt de toegang van een VM tot SAN-devices plaats door middel van ‘vertaling’. Zo kan een, met een fysieke host verbonden, Fibre Channel disk als een virtuele SCSI-disk binnen een VM worden ‘gemount’. Vanuit het VM-perspectief gezien, zijn ondernemingen zonder volledige SAN-integratie beperkt in de manier waarin binnen virtuele omgevingen de
47