EEN WOORD TEN GELEIDE
Gaarne geef ik gevolg aan het verzoek om een korte inleiding te schrijven bij de uitgave van het “Gouden-jubileum” personeelsorgaan. Het zal U allen begrijpelijk zijn, dat ik bijzonder trots ben op het bedrijf waaraan ik 47 jaar mijn beste krachten heb mogen wijden, nadat wijlen mijn vader het bedrijf in 1918 oprichtte. Dat ons bedrijf in de afgelopen vijftig jaren zich tot zulk een omvang heeft weten te ontwikkelen, is dank zij Uw aller medewerking.
Mede namens mijn broer, zeg ik dank aan al onze medewerkers van de gezamenlijke bedrijven van Makkum en Lemmer voor de wijze waarop zij hun beste krachten hebben gegeven.
In het hierna volgend artikel over een 'Halve eeuw geschiedenis' wordt uitvoerig stil gestaan over het ontstaan en de uitbreiding van onze gezamenlijke bedrijven. Ik wil hiervoor U aller aandacht vragen.
Moge het onze helling gegeven zijn in het weidse 'Fryske Lân' zijn gevestigde reputatie voor de komende jaren te behouden.
W. Amels
“EEN HALVE EEUW GESCHIEDENIS”
Een tiende lustrum is altijd de moeite waard om te herdenken en het is zeker op zijn plaats om het verleden bij die gelegenheid weer eens te doen herleven. De grote moeilijkheid is echter om dit niet op een al te droge wijze te doen en hier zal dan ook getracht worden dit te voorkomen.
Welnu dan, het moge ons allen genoegzaam bekend zijn, dat Cornelis Amels in 1918 het bestaande hellinkje van Ynte Alkema, gelegen aan de Groote Zijlroede, overnam.
In de eerste moeilijke harde jaren werden veelal nog houten schepen gebouwd of gerepareerd. Gevolgd werden deze schepen door de eerste stalen botters, de voorlopers van de huidige kotters. Eén van der eerste kotters was de TX 24, waarvan wij hier de stapelloop zien.
Men ging in die dagen vrij simpel te werk. Een “Visserman” kwam eens langs, men stelde de hoofdmaten van het scheepje vast, men rekende uit hoeveel kg. Tegen hoeveel cent en uiteindelijk kwam er dan wel wat uit, wat het scheepje zou moeten kosten. Aan het uitwerken van projecten, berekeningen maken etc. dacht men eenvoudig niet. Als tot de bouw was besloten toog men eenvoudig aan het werk. Als het schip gereed was voor aflevering, werden de centen op tafel uitgeteld en op de goede afloop werd een borrel gedronken.
Eén van deze schepen zien wij gereed om de proeftocht te beginnen vanuit Makkum.
Nu in 1968, beschikt de Scheepvaart Inspectie over een eigen Computer afdeling ten einde de stabiliteit te kunnen berekenen. DE TIJDEN VERANDEREN!
Eerst na de oorlog komt er lijn in de bouwnummer registratie, temeer daar er inmiddels, zij het op bescheiden schaal, een administratie was ontstaan. Men hield buiten de te ontvangen en weer uit te geven centen ook een registratie bij van de te bouwen schepen.
Wij komen dan in 1945 bij de bouw no. 101 een Noordzeeviskotter van 20 M lengte, 5.40 breedte en 2.50 M hol, met een 105 PK motor. Nu, 23 jaar later bevindt zich bouw no. 309 in aanbouw!
Als wij de verschillende bouwnummers de revue laten passeren, dan komen wel in de eerste plaats de vissersschepen aan de orde. Het scheepstype waaruit de werf uiteindelijk is voortgesproten. ”HONDERD VISSERIJSCHEPEN”
Er zijn 73 bouwnummers van visserijschepen bekend, waarbij wij zonder schroom ca. 25 stuks kunnen bijtellen, van de niet geregistreerde scheepjes. Wij komen dan op het respectabel aantal van 98 visserschepen. Van de periode 1918-1939 variëren de afmetingen gemiddeld rond de 20 M lengte, 5.40 M breed en 2.50 M holte met motorvermogen van 80-100 PK. Er waren ook visschouwtjes bij van ca. 12 M lengte en 20 PK. In de vijftiger jaren zien wij een iets groter schip ontstaan, met afmetingen variërend rond 25.00 x 6.00 x 3.10 M, met een motorvermogen van 250 PK.
De huidige moderne kotters hebben de afmetingen van zo ongeveer 26.00 x 6.60 x 3.20 M, met een motorvermogen van 630 PK. Bij nagenoeg gelijke afmetingen uit de vijftiger jaren blijkt een stijging van motorvermogen van maar liefst 250%.
Bij de hélaas te vroeg overleden Cornelis Amels rijpte reeds de gedachten de helling te verplaatsen "buiten de sluizen" op een stuk opgespoten moerasland. Daar waar de huidige betonnen hellingbaan ligt was in vroegere tijden een zeedijk, van een stevige “ondergrond” was men dus verzekerd. Op oude kaarten van omstreeks 1650 zijn deze dijken nog terug te vinden.
Terzijde is misschien het volgende nog even interessant om bij stil te staan. Daar waar de oude helling zich bevond, gelegen dus aan de Groote Zijlroede, ook wel Sluiskanaal genoemd, reeds omstreeks het jaar 1280 is ontstaan. De daarbij behorende sluiskolk dateerde van omstreeks 1314.
Voor diegene onder U die gaarne herdenkingsfeesten organiseren, kan de tip van belang zijn dat dus over 12 jaren het 700-jarig bestaan van de Groote Zijlroede kan worden gevierd. En nu wij toch ”historisch” bezig zijn is het volgende wellicht nog vermeldenswaard.
Er waren op verschillende plaatsen in Makkum terpen aanwezig, één van deze terpen de z.g. ”Jonkersterp” zou aanwezig zijn geweest ongeveer op de plaats waar nu het woonhuis van Heer Wiebe staat. Rondom deze terpen zijn o.a. Romeinse munten uit de periode van Traianus - Decius gevonden, welke heersten in de tijd van 150-200 na Chr. Welke Makkumer beweert nu nog dat we niet op historische grond wonen!! Wij keren weer terug tot de 20ste eeuw.
Het zou zijn zoon Wiebe, als opvolger van Cornelis vergund zijn, te zamen met zijn broer Douwe de gedachten van wijlen Cornelis te realiseren, door in 1949 het bedrijf van de ”historische grond” te verplaatsen naar het reeds eerder genoemd ”stuk moerasland”. En op dit stuk grond ontstond na jaren van hard aanpakken en vooral stug doorzetten, het bedrijf zoals wij dit nu allen kennen en welke nu behoort tot de grootste werf benoorden Amsterdam. Hélaas zijn tengevolge van brand en andere oorzaken van het oude archief weinig gegevens bekend over het aantal schepen welke op ”de oude helling” zijn gebouwd.
Uit de restanten van het oude archief blijkt dat de oudste aanwezige tekening dateert uit het jaar 1926! Een tekening betreffende een fundatie voor een 20 PK gloeikop Kromhout motor, welke moest worden ingebouwd in één van de eerste ”ijzeren schepen”. Verder blijkt een uit 1934 daterende tekening aanwezig te zijn, Algemeen Plan en lijnen van een kotter met een lengte van 17 M, een breedte van 4.50 M en een holte van 1.90 M. Bekend onder bouwno. 67 en bestemd voor de Gebr. Boer in Volendam. Deze tekeningen gemaakt op origineel dik wit, nu vergeeld papier, zijn van de hand van Heer Wiebe! Zelfs de correspondentie met de Scheepvaartinspectie uit 1934-1935 is aanwezig. Over stabiliteit bij zulk soort schepen maakte men zich in die dagen geen zorgen.
De laatste jaren zijn deze mooi belijnde schepen op onze werf verdrongen door de grotere zeeschepen. Door de omvang van ons bedrijf is het economisch niet meer verantwoord dit soort schepen te bouwen. “VIJFTIENDUIZEND TON LICHTERS”
De lichters zijn altijd een dankbare vulling van onze orderportefeuille geweest. In totaal zijn er 70 stuks gebouwd met een totaal draagvermogen van nagenoeg 15.000 ton. Dekschuiten, melkpramen en pontons niet mee gerekend. Vooral in het buitenland o.a. in de Perzische Golf vonden onze producten gretig aftrek “DRIE EN HALVE KILOMETER ZEESCHIP”
En dan de kust- en groter vaartschepen. Het scheepstype waaraan onze werf, zowel in binnen- als in buitenland, voor een groot deel zijn uitstekende reputatie heeft te danken. De schepen met het Firmaschild en de lijijijijnen van Piet, bevaren trots alle wereldzeeën en dwingen door hun bouw en esthetisch aanzien bij Reder en collega alle respect af. De rij werd geopend met het m.s. “Makkum” een gladdekschip met de afmetingen 44.00 x 7.60 x 3.00 M met een 240 PK motor en een deadweight van 425 ton. De kiellegging vond plaats in maart 1952, de oplevering in september 1952. Zij konden er 16 jaar geleden ook al weg mee!
Het was het begin van een lange rij schepen van verschillende grote en type, culminerend tot een totaal draagvermogen van bijna 60.000 ton en rond 40.000 bruto registerton. En nu wij toch aan het totaliseren zijn, deze 52 schepen hadden een totale lengte van nagenoeg 3.500 M. Bijzondere kenmerken van deze periode zijn er vrij vele geweest, om reden dat onze werf veelal opdrachten ontving voor zo'n beetje “altijd wat bijzonders” eigenlijk nooit eens een schip om uit “het laatje te trekken”. Hetzij voor de Rederij Wagenborg in Delfzijl waarvoor wij het genoegen hadden ruim 30% van de totale tonnage te mogen bouwen. Hetzij voor de oude gerenommeerde Rederij Wm.H. Müller & Co te Rotterdam en nog vele anderen.
Het was in 1952 dat wij de allereerste ''dikke shelter'' de “Oranjeborg” konden opleveren, een schip van 860 ton deadweight bij 499 BRT.
De bouw van coasters had zich inmiddels goed ingeburgerd, de bouw ging sneller, de moderne sectiemethode deed haar intrede. Het eerst “grote schip”, waarvan de oplevering plaats vond in 1957, was het bij vele onder U nog bekende m.s. “Balticborg” met haar 2.500 tonnen draagvermogen en de fenomenale hout-capaciteit van 850 standaards. Dit schip was één van de meest markante en succesvolle schepen welke wij mochten bouwen, en is tot op heden het vlaggeschip van de “Wagenborgvloot”.
De spectaculaire stapelloop was destijds in 1957 in alle bioscoopjournaals te zien, als zijnde het grootste schip welke in Nederland dwarsscheeps te water werd gelaten. Dit record zou echter nauwelijks 2 jaar later worden overtroffen door de “Geestland”. De “Balticborg” werd in 1961 gevolgd door een zusterschip de “Bothniaborg”. Grote bekendheid verkreeg de “serie” van in totaal 12 stuks “500-tonners” van de Zaanborg-klasse. Een aantal van deze schepen werd ook elders gebouwd, zodat van dit succesvolle ontwerp in totaal 20 schepen zijn gebouwd. Voor één scheepstype een uitzonderlijke hoeveelheid.
Het zou te ver voeren om alle schepen de memoreren, Laten wij tenslotte nog noemen het in 1959 opgeleverde m.s. “Batavier V" voor de Rederij Wm.H. Müller & Co. Een half koelschip, welke tot voor kort tot de snelste coasters behoorde, 13.5 mijl op de route Rotterdam-Londen.
En dan nu de trots van Makkum. Het schip waarvan de internationale scheepsbouw sprak, het in 1960 opgeleverde volkoelschip de 130.000 cft. Grote G.T.S. “Geestland” voor de Rederij Waling van der Geest. Het eerste Nederlandse schip welke was uitgerust met een Werkspoor/Sigma gasturbine-installatie. Het was echter ook het laatste Nederlandse schip welke met zo'n installatie is uitgerust. Wie zal zich niet herinneren het proefdraaien met gasturbines, het starten van squadron Starfighters was er niets bij.
De “Geestland” met de ‘bult voorop’, is tot op heden, maar niet lang meer, met een lengte van nagenoeg 100 M, het grootste schip hier in het noorden van het land gebouwd. Ook buitenlandse opdrachtgevers was het ons gegeven mooie schepen te bouwen. We denken hierbij aan het in 1963 afgeleverde m.s. “Valinco” voor Franse rekening, varende tussen Marseille en Ajaccio.
Het in 1964 afgeleverde 1900 ton dw. grote vrachtschip “Sadeeka” van Indiase opdrachtgever. De 3000 ton dw vrachtschepen voor Israël, 44 M trawlers voor Frankrijk. De recente oplevering van de vier stuks schepen voor West-Duitse rekening ligt ons allemaal nog vers in het geheugen. Evenals de beide in 1965 opgeleverde 1000 ton dw. shelterdekkers voor OostDuitse rekening. De ontwikkeling is te zien tussen het b.v. in 1955 opgeleverde m.s. “Oranjeborg” met 860 tpn dw. en 499 BRT, welke destijds een flink schip was en het in 1966 opgeleverde m.s. “Andromeda” welke met 1350 ton dw. en eveneens 499 BRT tot voor kort de grootst mogelijke schepen waren onder de 499 BRT. Een stijging van 155% aan deadweight bij gelijk BRT. Doch ook dit is reeds overvleugeld door het kort geleden in dienst gestelde containerschip “Nieuwland” met 1450 ton dw. En gelukkig, stilstand betekend achteruitgang, wij staan niet stil. Wij proberen om tot nog betere resultaten te komen.
Het bekende gezegde: 'boven het onmogelijke doen wij direct, wonderen duren iets langer', is hier van toepassing. Want het moge bekend zijn, dat de huidige situatie in de scheepvaartwereld verre van rooskleurig is. Alleen die werven kunnen van blijvende opdrachten verzekerd zijn, welke het beste product leveren, het beste uitgewerkte project op tafel leggen, want allen die hebben belangstelling bij de Reders. Wij zijn nu gekomen tot bouwno. 306 m.s. “Corantijn”, het schip voor Surinaamse rekening. Het is bijzonder verheugend, juist in ons vijftigjarig jubileum een schip af te leveren, welke zal gaan behoren tot het grootse schip, welke ooit in Makkum is gebouwd. Het 4500 ton dw. grote schip is wel een verschil met de tjalken van 100 dw. waarmee het ooit begon.
Wij hebben ons echter in de afgelopen jaren niet beperkt tot vissers- en vrachtschepen, een belangrijke schakel in de scheepsbouw waren: “DE WERKPAARDEN VAN DE ZEE”
Sleepboten met een totaal van zo'n 35 stuks zijn door ons gebouwd, varende zowel in koele wateren als in de Perzische Golf.
“PASSAGIERSSCHEPEN”
Ook op dit gebied zijn wij niet onbekend gebleven, getuige het feit dat het prachtig gelijnde toeristenschip “Prinses Margriet” een goede reclame ten toon spreidt voor de jaarlijkse duizenden toeristen op de Rijn. Het 'Friese Meren'-schip de “Dolfijn” is bij allen bekend van het hellingreisje. De lijst is verre van kompleet. Velen onder U zullen de opmerking de opmerking slaken; dat vond ik nou juist zo'n mooi schip en dat wordt niet genoemd!
De drang van Heer Wiebe en Heer Douwe naar grotere omzet, naar uitbreiding, nam allengs meer vorm aan, doch eerst in 1956 kwam dit tot uiting in de oprichting van Scheepswerf “Friesland” N.V. te Lemmer. Als bouwno. 1 werd afgeleverd het passagiersschip “Schiermonnikoog”, gevolg door ca. 50 schepen, w.o. kotters, lichters doch ook het 92 M lange koelschip “Poolster”.
Momenteel bevindt zich in Lemmer het hoogste bouwnummer, de 309 in aanbouw. Het is het half-koelschip “Dina U” in opdracht voor een in Amerika wonende Nederlander. Dit bedrijf welke nagenoeg aan haar “Koperen Jubileum” toe is geniet een eervolle plaats, mede door de uitstekende aflevering van het product. Het braak liggende stuk grond aan de Werkhaven, ten oosten van het Moederbedrijf, bracht de gekoesterde wens daar een reparatie- annex nieuwbouwwerf te stichten. Deze gedachte werd in 1960 gerealiseerd in de oprichting van de N.V. Dok- en Scheepsbouw Maatschappij “Makkum”. Een aantal van de “vijfhonderd tonner”', sleepboten, baggermateriaal etc. vonden hier hun bakermat. “VIER EN VIJFTIG DUIZEND PAARDENKRACHTEN”
Maar hoe mooi een schip ook moge zijn, zonder het 'hart', zoals de 'Heren machinebouwers' zo gaarne laten horen, gaat het vrij moeilijk. De scheepsbouwers denken daar anders over, immers is het niet zo, dat een nuttige laadruimte in beslag wordt genomen door een hoeveelheid herrie makende zuigers, tandwielen en dies meer!! En vooral pijpies, veel pijpies met kronkels, hoe meer hoe duurder!!
Zonder die 'vetkuil' kan men echter bezwaarlijk varen. Zodoende ontsproot in 1957 de gedachte een machinefabriek te stichten, welke dus afhankelijk van de inbouwfirma, nu zelf de machine-installatie in eigen beheer ging uitvoeren. Hiermede werd opnieuw een stap voorwaarts gezet, naar een up to date bedrijf.
In het nu ruim 11 jarig bestaan van onze machinefabriek zijn in totaal 70 hoofdmotoren ingebouwd in 63 schepen, met in totaal 54.534 PK. Dit aantal paardekrachten werden geproduceerd door 421 cilinders.
Het grootste geïnstalleerde vermogen komt nu in het m.s. “Corantijn” met 4.000 PK, een vermogen waar menig 'grote werf' in deze huidige tijd jaloers op zal zijn. Buiten de voortstuwingsinstallatie werden bovendien 124 hulpmotoren ingebouwd met een totaal vermogen van 7.050 PK. Hier kwamen 325 cilinders aan te pas.
Indien men van de 7.050 geproduceerde hulppaardekrachten ca. 4.500 PK reserveert d.w.z. ca 3300 Kw, dan kan men hiermede ca. 33.000 - 100 Watt gloeilampen - laten branden. Hetgeen neerkomt op zo'n 2000 woningen of 3 x Makkum.
De automatisering in de machine-installatie deed ook z'n intrede bij de door ons verzorgde machine-installaties. Het enige maanden geleden in dienst gestelde m.s. ''Nieuwland'' getuigd hiervan. Dit schip, welke voorzien is van een vrij ver doorgevoerde automatisering geniet in de vakpers alle lof.
Wij zijn hiermede zo ongeveer aan het einde gekomen van ons betoog over “Vijftig jaren geschiedenis”. Het zal een ieder duidelijk zijn dat dit een greep is uit de verschillende facetten van ons bedrijf. Onze heren timmerlieden zijn niet genoemd, eveneens de tekenkamer tot en met de lichtdrukker. Allen hebben echter hun steentje, groot of klein, bijgedragen tot de bloei van ons bedrijf. Moge het de Directie gegeven zijn op deze weg te kunnen blijven doorgaan. P. Lalleman
Dit is een aangepaste reproductie van het personeelsblad “Opbouw’’ uitgegeven in april 1968 bij het vijftigjarig bestaan van scheepswerf Amels te Makkum. Tekst en tekeningen zijn van de hand van Piet(er) Lalleman, scheepsontwerper van 1959-1975 bij de Amelswerf. Het orgineel is uitgevoerd op A4 formaat in lichtdruk met getypte tekst. Omdat lichtdrukken niet gemaakt zijn voor de eeuwigheid, is voor de duidelijkheid de tekst opnieuw ingevoerd. ”Opbouw” was het gezamenlijke personeelsblad van: Fa. C. Amels & Zoon, Scheepswerf en Machinefabriek Welgelegen te Makkum, Scheepswerf Friesland NV te Lemmer en NV Dok- en Scheepsbouw Mij. Makkum. Als proefnummer verscheen Opbouw voor het eerst in druk in maart 1966. Nummer 2 volgde in maart 1967. Uitgave: stichting Ald Makkum (2011)