Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte Studiegebied Communicatiewetenschappen
‘Cultuur in de Rand’
De positie en specifieke problematiek van het cultuurbeleid in de Vlaamse Rand rond Brussel. Cultuur en gemeenschapscentra.
Astrid De Schrijver Promotor: Prof. Dr Katia Segers
Proeve ingediend voor het behalen van de graad van Master in de Communicatiewetenschappen
Academiejaar 2007-2008 I
De positie en specifieke problematiek van het cultuurbeleid in de Vlaamse Rand rond Brussel. Cultuur en gemeenschapscentra. Een beleidsaanbeveling aan de hand van een analyse van het huidige beleid en de perceptie van de specifieke problematiek door de culturele en gemeenschapscentra
Engelse vertaling titel Masterproef: “The position en specific problems of the culture policy in the Periphery around Brussels. Cultural and community centres.”
II
Abstract - Nederlands Gedurende het academiejaar 2007-2008 heeft Astrid De Schrijver, verbonden aan de Vrije Universiteit Brussel, gewerkt aan een onderzoek rond cultuur in de Rand. Het onderzoek betreft “De positie en specifieke problematiek van het cultuurbeleid in de Rand”, de cultuur- en gemeenschapscentra staan hierin centraal. In het onderzoek wordt er gezocht naar een specifieke randgemeenschap en de culturele uitdagingen die Brussel met zich meebrengt. Er wordt zowel gekeken naar het juridische kader rond de Rand rond Brussel als naar de gemeenschappen die er leven, hoe men met taal omgaat en de aard van de conflicten. Prof. Katia Segers begeleidde dit onderzoek.
Kernwoorden: Vlaamse Rand rond Brussel, gemeenschapsvorming, culturele identiteit, cultuurcentra, gemeenschapscentra, beleid
III
Abstract - Engels
During the academic year 2007-2008 Astrid De Schrijver, linked to the Free University of Brussels, has round up a research around culture in the periphery of Brussels. The research concerned “the position and specific problems of the cultural policy in the periphery” with cultural and community centres in the focus. This research did search to a specific community and the cultural challenges which Brussels itself brings with. Both it was looked at the legal framework around the periphery of Brussels and to the formed communities, how they handle language and the nature of the conflicts. Prof. of Katia Segers accompanied this research.
Keywords: Flemish Periphery, community building, cultural identity, cultural centres, community centres, policy
IV
Samenvatting van het onderzoek
Dit onderzoek betreft “De positie en specifieke problematiek van het cultuurbeleid in de Rand”, de cultuur- en gemeenschapscentra staan hierin centraal. In het onderzoek wordt er gezocht naar een specifieke randgemeenschap en de culturele uitdagingen die Brussel met zich meebrengt. Deze randgemeenten worden namelijk gekenmerkt door een reeks conflicten omtrent het taaldebat. Naast deze conflicten kan moeilijk nog worden naast gekeken als inwoner van België, ze krijgen zelfs gehoor tot in de Europese Raad. België en haar federale structuur bieden een uitgelezen kans om te gaan kijken naar hoe overheden omgaan met minderheidsgroepen in de natie en andere interne conflicten als gevolg van het samenleven van verschillende gemeenschappen op een plaats. De centrale doelstelling van deze meesterproef kan worden samengevat in de volgende zin; Een beleidsaanbeveling vormen aan de hand van een analyse van het huidige beleid en de perceptie van de specifieke problematiek door de culturele en gemeenschapscentra. De meesterproef zal zich focussen op het culturele leven in de Rand rond Brussel. Inzicht geven in wat er moet veranderd of verbeterd worden en hoe dit mogelijk is op het niveau van beleid is een belangrijke doelstelling. Drie concrete onderzoeksvragen werden aan de hand van de theoretische omkadering ontwikkeld. - Hoe worden de inwoners van de Vlaamse rand benaderd door de verschillende overheden? - Is er sprake van een specifieke rand-gemeenschap? Indien ja, wat bindt hen? - In welke mate zijn culturele en politieke motieven met mekaar vermengd geraakt in conflicten? Deze onderzoeksvragen zullen tijdens het onderzoek een weg gidsen tussen hoeveelheid gegevens naar duidelijke antwoorden. Het eerste deel van dit onderzoek bevat een theoretische omkadering van relevante concepten en tendensen. Theorieën rond hoe een gemeenschap wordt gevormd, welke invloeden zij ondergaat, de identiteitsvorming, de relatie tussen taal en cultuur, minderheidsgroepen en hun politieke mogelijkheden en het concept burgerschap komen hier aan bod. Om tot een volledig beeld te komen van de actuele situatie is het nodig om vanuit de Rand zelf te vertrekken; daarom komt in het tweede deel van dit onderzoek elke randgemeente aan bod. Eerst wordt er dieper op de methode ingegaan, waarna de eigenlijke analyse aan bod komt gevolgd door een besluit met discussie en aanbevelingen naar de toekomst toe. Op basis van het onderzoek komen we tot het besluit dat de randgemeenten wel degelijk een gemeenschap vormen waarbij de culturele werking anders verloopt dan in de andere Belgische gemeenten. De nabijheid van Brussel heeft dus wel degelijk een invloed op het culturele leven V
binnen de Vlaamse rand. Dat er een aparte randgemeenschap bestaat is een volgende conclusie van dit onderzoek. Deze gemeenschap wordt zowel politiek als cultureel verbonden door specifieke conflicten en debatten met andere gemeenschappen. Hoewel de doelstelling oorspronkelijk was om een apart cultuurbeleid op te stellen voor de Rand bleek tijdens het onderzoek dat dit niet de ideale oplossing is voor het culturele leven in de Vlaamse rand. Verder heb ik ingezien dat deze problematiek op het niveau van de Vlaamse cultuur- en gemeenschapscentra voornamelijk praktische gevolgen heeft. Symbolische dossiers en verschillende connotaties worden gevoed vanuit de politieke wereld, vanuit de culturele sector wordt gestreefd naar een aanbod en publiek. Hieruit is het voorstel gegroeid om lokaal niveau te investeren in cultuur, terwijl er op een overkoepelend niveau moet gewerkt worden aan een integraal beleid waar verschillende sectoren in worden geïncorporeerd. Wanneer we gaan kijken naar de huidige situatie moeten we vaststellen dat dit al grotendeels aan de gang is. De Vlaamse Overheid heeft een integraal beleid opgesteld terwijl er op lokaal niveau wordt gewerkt aan (sociaal-)cultureel gerichte aanpak vanuit de centra. Toch moet worden opgemerkt dat een taalproblematiek geen hoogdringende kenmerken heeft. Dit samen met de beperkte oppervlakte van de Rand tegenover geheel België in het achterhoofd, worden enkele aanbevelingen opgesomd. - De splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde - Het achterwege laten van politieke motieven bij het voeren van het taaldebat - Het achterwege laten van politieke motieven bij het besturen van een gemeente - Een taalwetgeving die duidelijk is waarbij eventuele repercussies mogelijk zijn in het geval van overtredingen - Het blijven ondersteunen van vzw ‘De Rand’ - Verder investeren in informatie en documentatie rond de Rand - Investeren in culturele initiatieven, zowel binnen de Rand als tussen verschillende gemeenschappen - De mogelijkheid tot ‘decretale uitzonderingen’ voor de Vlaamse rand - Aansporen tot samenwerkingsinitiatieven, zowel op beleidsniveau als op lokaal niveau
VI
VII
Voorwoord
De rand rond Brussel is een kluwen van betekenissen, connotaties en politieke dossiers. Meermaals kreeg ik gefronste wenkbrauwen als antwoord wanneer ik vrienden en familie over mijn onderwerp vertelde. Toch ben ik blij enige duidelijkheid in de zaak te kunnen brengen. Deze thesis was een proces van lange adem waar de moed om vol te houden en frustratie en wanhoop mekaar afwisselden. Als er een ding is dat ik heb geleerd, is dat je steeds de moed moet vinden om opnieuw te kunnen beginnen. De voldoening die ik echter uit dit werk haal, bij het vinden van antwoorden en het uitprinten van de thesis was dan ook een enorme stimulans. Ik ben zeer blij dat ik deze opdracht heb kunnen volbrengen, maar alleen had ik het niet gekund. Daarom wil ik graag mijn promotor, Dr. Prof Katia Segers bedanken voor de goede begeleiding en de verschillende tips. Ook Cindy Van Dijck wil ik graag bedanken voor de vele aanwijzingen en haar steun. Verder ben ook een dankwoordje verschuldigd aan mijn ouders voor hun praktische steun van het voorbije jaar, mijn familie, broer en zusjes voor de vele aanmoedigingen en de leuke babbels. Ik wil eveneens vrienden en vriendinnen bedanken voor de nodige sociale pauzes en hun aanmoedigingen. Daarnaast ben ik vooral mijn respondenten ten zeerste dankbaar voor hun tijd en bereidwilligheid omdat zij deze thesis mee hebben gevormd, dankzij hun professionele input was het mogelijk dit rapport te schrijven. Deze waren: Kurt Annendijck, Dirk Bovijn, Sam Custers, Ivo De Boeck, Mark De Maeyer, Denis Deneulin, Beatrijs Dhont, Eddy Frans, Stefaan Gunst, Geoffrey Heyrbaut, Jan Lauwerijs, Marc Snoeck, Tom Troch, Tina Van Bockstal, Wim Van Parijs, David Vande Cauter en Guido Van Den Troost.
Als laatste, maar zeker niet minder belangrijk, wil ik Michiel De Greef bedanken voor het vele geduld, de morele steun en de nodige ontspanning doorheen het jaar.
VIII
Inhoudstafel
INLEIDING
1
DEEL 1 - THEORETISCHE OMKADERING
5
Hoofdstuk 1: Theoretische begripsverduidelijking
6
1.1. Theoretische benaderingen van het begrip ‘cultuur’
6
1.1.1 Antropologische visie tegenover de esthetische visie
6
1.1.2 Kolonialistische benadering
7
1.2. Theoretische benaderingen van het begrip ‘identiteit’
7
1.2.1 Van essentialisme naar een meer dynamische opvatting
7
1.2.2 Identiteit als constructie
8
1.3. Nationale identiteit en etniciteit
9
1.3.1 De gemeenschapsidentiteit
10
1.3.2 De culturele identiteit
10
1.4. Conclusie
Hoofdstuk 2: Taal en Cultuur 2.1. Theoretische inzichten omtrent de relatie tussen taal en cultuur
11
13 13
2.1.1 Taal als fundament van de naties
13
2.1.2 Taal als begrenzing
15
2.1.3 Linguïstisch relativisme
15
2.2. Conclusie
Hoofdstuk 3: Invloeden op de gemeenschap nader bekeken
16
18
3.1. De gemeenschap en ‘anderen’
18
3.2. Macht
19
3.3. Representatie en discours
20
3.4. Conclusie
21 IX
Hoofdstuk 4: Invloedrijke ontwikkelingen
23
4.1. Opkomst van culturele motieven
23
4.2. Internationale tendensen
24
4.3. De vermenging tussen cultuur en politiek
25
4.4. Conclusie
26
Hoofdstuk 5: Minderhedenpolitiek
28
5.1. Centrifugale krachten
28
5.2. Politiek van de minderheden
29
5.3. Conclusie
31
Hoofdstuk 6: Burgerschap en de politieke uitdagingen 6.1. Situering van het concept ‘burgerschap’ 6.1.1 Cultureel burgerschap
32 32 33
6.2. Sociaal kapitaal
34
6.3. Burgerschap als politiek agendapunt
35
6.3.1 cultuurbeleid 6.4. Conclusie
36 36
Hoofdstuk 7: Conclusie
38
DEEL 2 - EMPIRISCH LUIK
40
Hoofdstuk 1: de Onderzoeksvragen
41
Hoofdstuk 2: Methodologische Opzet van het onderzoek
42
2.1. Dataverzameling 2.1.1 diepte-interviews met informanten 2.1.1.1 Relevantie
42 42 43 X
2.1.1.2 Selectie van de eenheden
43
2.1.1.3 Methode
45
2.1.2. Beleidsanalyse
47
2.1.2.1 Relevantie
47
2.1.2.2 Selectie van de eenheden
47
2.1.2.3 Methode
49
Hoofdstuk 3: de Analyse 3.1. Het juridische kader 3.1.1 Europees niveau 3.1.1.1 Resolution 1172 (1998): Situation of the French-speaking population
51 51 51 51
living in the Brussels periphery 3.1.1.2 Evaluatie
52
3.1.2 Belgisch niveau
52
3.1.2.1 De grondwet 1994
52
3.1.2.1 Evaluatie
53
3.1.3 Initiatieven op het niveau van de Vlaamse gemeenschap
54
3.1.3.1 Beleidsnota ‘Cultuur’ 2004-2009 (bevoegde minister: Anciaux B.)
54
3.1.3.2 Beleidsnota ‘samenwerken voor een goed Vlaams bestuur in de
55
Vlaamse rand’ 2004-2009 (bevoegde minister: Vandenbroucke F.) 3.1.3.3 Decreet 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief
57
en integraal lokaal cultuurbeleid 3.1.3.4 Decreet houdende omvorming van v.z.w. ‘De Rand’ tot een
58
privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, 07-05-2004 3.1.3.5 Evaluatie 3.1.4 Initiatieven op het niveau van de provincie Vlaams-Brabant
59 60
3.1.4.1 Strategische nota 2007-2012 ‘Cultuur’
60
3.1.4.2 Strategische nota 2007- 2012 ‘Vlaams karakter’
61
3.1.4.3 Evaluatie
62
3.1.5 Initiatieven van vzw ‘De Rand’
63
3.1.5.1 Jaarplan 2007
63
3.1.5.2 Evaluatie
64
3.1.6 Conclusie
65 XI
3.2. De specificiteit van de Rand
69
3.2.1 De rand-gemeenschap
69
3.2.2 de invloed van de ‘Andere’ en de rol van verenigingen
72
3.2.3 De rol van taal binnen de gemeenschap
75
3.2.4 De Toekomst van de Rand
76
3.2.5 Conclusie
78
3.3. De vermenging tussen politiek en cultuur
79
3.3.3.1 Taaldebat domineert politiek
79
3.3.3.1 De gevolgen van deze vermenging
80
3.4. Overzicht
Hoofdstuk 4: Discussie en Aanbevelingen
81
85
4.1. Is er nood aan een apart cultuurbeleid?
85
4.2. Aanbevelingen
87
BESLUIT
89
1.De gevonden antwoorden
89
2. Enkele nabeschouwingen bij het onderzoek
91
Bibliografie
94
Bijlagen
CD
XII
Lijst van Tabellen en Figuren
Figuur 1
12
Tabel 1
48
Tabel 2
66
Tabel 3
87
Tabel 4
93
XIII
ʻCultuur in de Randʼ
INLEIDING
In dit onderzoek staat de Vlaamse rand rond Brussel centraal. Deze Vlaamse rand, verder ‘de Rand’ genoemd, wordt gevormd door de 19 gemeenten die grenzen aan Brussel1. Binnen deze negentien gemeenten zijn er zes faciliteitengemeenten; Sint-Genesius-Rode, Kraainem, Linkebeek, Overijse, Wezembeek-Oppem, en Wemmel. Deze zijn net als de andere officieel Nederlandstalig maar hebben faciliteiten voor de Franstalige inwoners; het zijn deze gemeenten waar de Franstalige en Nederlandstalige gemeenschap het dichtst op mekaars huid zitten en waar de (symbolische) strijd haar hoogtepunten bereikt. Deze randgemeenten worden gekenmerkt door een reeks conflicten omtrent de taalwetgeving en haar naleving. Dit taaldebat kan moeilijk genegeerd worden door inwoners van België of onderzoekers, ze krijgen zelfs gehoor tot in de Europese Raad (Renard, 2008). België en haar federale structuur bieden een uitgelezen kans om te gaan kijken naar hoe overheden omgaan met minderheidsgroepen in de natie en andere interne conflicten als gevolg van het samenleven van verschillende gemeenschappen op een plaats. - Uitgangspunten en doelstellingen Gezien de verschillende gevolgen van de nabijheid van Brussel voor de Vlaamse rand en de politieke ruchtbaarheid rond deze zelfde rand wordt het interessant om dieper op deze situatie in te gaan. Het huidige taaldebat, het uitstel rond de splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde, de drie burgermeesters 2 die niet benoemd geraken (Renard 2008), al deze politieke discussies moeten toch een invloed hebben op het culturele leven en de identiteit van de inwoners van de Vlaamse rand. Het eerste doel van dit onderzoek is dan ook de Vlaamse rand rond Brussel en haar culturele specificiteit onderzoeken. Hoewel er reeds een minister is aangeduid die specifiek bevoegd is voor de Vlaamse rand, minister Frank Vandenbroucke, vraag ik me af hoe het zit met de culturele initiatieven in de Rand. Gezien de speciale status van de faciliteitengemeenten en de gevoeligheid van de Franstaligen tegenover het Nederlands en omgekeerd, zal het onderzoek ten tweede de specifieke omstandigheden van de culturele sector onderzoeken. De omstandigheden waarin een centrum moet werken kan zowel de participatie beïnvloeden als de anticipatie door de gemeenschaps- en culturele centra.
1
Deze gemeenten zijn: Asse, Beersel, Dilbeek, Drogenbos, Grimbergen, Hoeilaart, Kraainem, Linkebeek, Machelen, Meise, Merchtem, Overijse, Sint-Genesius-Rode, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Wemmel, Wezembeek-Oppem en Zaventem. 2
Dit zijn Arnold d’Oreye (FDF, Kraainem), Damien Thiéry (FDF, Linkebeek) en Fançois van Hoobrouck (MR, Wezembeek-Oppem
-1-
ʻCultuur in de Randʼ
De centrale doelstelling van deze meesterproef kan worden samengevat in de volgende zin; een beleidsaanbeveling vormen aan de hand van een analyse van het huidige beleid en de perceptie van de specifieke problematiek door de culturele en gemeenschapscentra. De meesterproef zal zich focussen op het culturele leven in de rand rond Brussel. Een belangrijke doelstelling hieromtrent is inzicht geven in wat er moet veranderd of verbeterd worden op cultureel niveau en hoe dit te vertalen is naar het beleid. Het cultuurbeleid m.b.t de Rand nader is hiervoor bekijken noodzakelijk. Dit onderzoek past binnen de traditie van het toegepast wetenschappelijk onderzoek en heeft voornamelijk als opzet een professioneel inzicht creëren op de situatie en van hieruit (beleids-)aanbevelingen ontwikkelen voor de toekomst. Hoewel dit onderzoek vertrekt vanuit een sociaal engagement is het uiteindelijke doel van het onderzoek bruikbare resultaten leveren voor verder onderzoek. Ook voor beleidsmakers en andere derden die actief zijn in de Rand zullen deze bevindingen bruikbaar zijn om verder te werken aan een samenhangend lokaal cultuurbeleid en -aanbod. - Probleemstelling en onderzoeksvragen De taalfaciliteiten en de taalgebieden zijn een product van vele jaren onderhandelen en politieke evoluties binnen het koninkrijk België (Witte 1993), maar deze staan nog steeds sterk onder politieke druk. De randgemeenten zijn een zeer druk politiek gebied, dit is echter geen recent fenomeen. De lange communautaire geschiedenis van deze gemeenten maakt dat de huidige politieke problemen heel intens worden opgevolgd. De gevoelige punten zijn er al langer waardoor de gevolgen van deze federale conflicten veel lokaal stof kunnen doen opwaaien. Het culturele leven in de randgemeenten kan niet ontsnappen aan gevolgen van politieke beslissingen. Hoe culturele centra, gemeenschapscentra en cultuurverenigingen worden beheerd is vaak nauw verweven met politieke beslissingen of daden. Tengevolge hiervan is het noodzakelijk dieper op de situatie van de gemeenschaps- en cultuurcentra in de Vlaamse rand in te gaan. Als deze lijden onder de politieke omstandigheden, moet het ook mogelijk zijn om aan de hand van politieke maatregelen deze situatie weer recht te trekken. Op beleidsniveau zijn de taalminderheden en ‘language planning’ niet te vergeten. Een goed gevormd taalbeleid kan de twee taalgroepen eventueel bijeenbrengen waardoor culturele initiatieven met een nieuwe adem kunnen aangevoerd worden. Luxemburg is dankzij een beleidsvorming en inspanningen omtrent taalplanning zeer efficiënt geweest in het realiseren van een verhoogde nationale cohesie; waarom zouden we dan in Vlaanderen niet streven naar meer cohesie? Vergelijkingen met andere landen waar ook taalproblemen of problemen met een minderheid voorkomen, kunnen interessant zijn om aan te passen en in te schakelen in de Belgische situatie. -2-
ʻCultuur in de Randʼ
Drie concrete onderzoeksvragen werden aan de hand van de theoretische omkadering ontwikkeld; - Hoe worden de inwoners van de Vlaamse rand benaderd door de verschillende overheden? - Is er sprake van een specifieke rand-gemeenschap. Indien ja, wat bindt hen? - In welke mate zijn culturele en politieke motieven met mekaar vermengd geraakt in conflicten? Deze onderzoeksvragen zullen tijdens het onderzoek ons een weg gidsen doorheen de hoeveelheid gegevens naar duidelijke antwoorden. - Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Als actief lid van verscheidene verenigingen binnen de faciliteitengemeente Sint-GenesiusRode stuitte ik reeds verschillende keren op hindernissen die een randgemeente typeren. Het niet willen meewerken van de gemeente, geheel absenteïsme van de gemeente uit of gewoon tegenwerking zijn ons niet vreemd (N.N. 2005; Muylaart 2007). Politiek, taal en cultuur liggen hier dicht bij mekaar en beïnvloeden mekaar continu. De hoge maatschappelijke belangstelling voor deze problematiek is te verklaren door de symboliek die deze groene gordel uitstraalt en connoteert. Het taaldebat dat hier woedt is voor een deel een symbolisch debat geworden. Het belang dat door de Vlaamse en Federale overheid gehecht wordt aan het Vlaams karakter van deze negentien gemeenten bewijst de relevantie van de problematiek op dit beperkte stukje België. Toch is het meer dan symboliek alleen en is het de moeite waard om verder te kijken dan de puur politieke eisen en debatten en te luisteren naar de mensen in de Rand zelf. Wat vinden zij van deze problematiek, hoe wordt er met die Vlaamse identiteit omgegaan en welk belang hechten zij aan de Vlaamse taal? Vlamingen staan hier tegenover Walen of Franstaligen en het is deze ‘bedreiging’ die doet nadenken over identiteit, nationaliteit en taalgebruik. Door ervan uit te gaan dat deze wisselwerking wel degelijk optreedt en zijn vruchten afwerpt wordt het zeer interessant om te onderzoeken hoe de culturele sector hierop reageert en anticipeert. Een vraag naar onderzoek binnen dit thema is er zeker. Er zijn reeds verschillende onderzoeken uitgevoerd rond het thema van de Brusselse rand en haar randgemeenten, maar specifiek op het gebied van cultuur en het beleid zijn er nog gaten die kunnen worden opgevuld. De wetenschap kan voor het beleid enkele belangrijke functies vervullen, een beleid dat geheel los staat van de (onderzochte) realiteit heeft namelijk weinig kans op slagen. De wetenschap kan onder andere de uitvoering van het beleid ondersteunen waarbij de beleidsrichting wordt geaccepteerd maar er wegen voor uitvoering worden gezocht of, indien reeds begaan, geëvalueerd (Simons 1985, p. 97). Eveneens komt de relatie tussen taal en de politieke natie- of groepsvorming aan bod, wat nog al te vaak onderbelicht is gebleven volgens May (May et al. 2004, p. 7). Dit onderzoek wil voornamelijk aan de hand van een analyse van het huidige beleid nieuwe richtingen en mogelijkheden ontdekken. -3-
ʻCultuur in de Randʼ
Onder de druk van de huidige actualiteit en de daarbij horende aandacht van de media is er nood aan een wetenschappelijke gefundeerde studie die reële mogelijkheden en inzichten aanbiedt. Het samenleven in de faciliteitengemeenten gaat niet altijd even vlot en een overzichtelijk beleid kan hier meer duidelijkheid in de woelige situatie brengen. Dit onderzoek kan tevens bijdragen aan de internationale problematiek van het omgaan met minderheden. - Aanpak en structuur van het onderzoek De Brusselse rand en haar problemen hebben vele facetten die onderzocht zijn in zeer uiteenlopende disciplines. Geschiedenis, politieke wetenschappen, sociale wetenschappen, antropologie, communicatiewetenschappen, de linguïstiek; ze hebben allemaal hun bijdrage geleverd aan onderzoek rond de thematiek van de Brusselse rand. Er is zelfs een verhoogde interesse waar te nemen binnen de verschillende stromingen omtrent onderzoeksvragen rond verschil, identiteit, etniciteit en de rechten van minderheden (May et al. 2004, p. 2-3). Dit onderzoek focust zich op het beleidsniveau van deze problematiek, met meningen van experts als belangrijke invalshoek. Voor dit onderzoek zullen onderzoeken binnen de communicatiewetenschappen en politieke wetenschappen het meest aan bod komen, om zo te voorkomen dat het onderzoek veel te breed gekaderd wordt. Jezelf verliezen in het aanbod aan literatuur is hier een reële valstrik. Hoewel ik eerst geneigd was om deze problematiek te situeren binnen de specifieke Belgische geschiedenis met de conflicten tussen de Vlaamse en Waalse gemeenschappen en hun problemen als leidraad, leek het achteraf beter om dit eerder mondiaal of Europees te kaderen. Het belang van processen zoals globalisering, het postmodernisme en Europanisering en hun invloed op onze identiteit is niet te negeren, zonder de Vlaamse rand uit het oog te verliezen. Het eerste deel van dit onderzoek bevat een theoretische omkadering van relevante concepten en tendensen. Theorieën rond hoe een gemeenschap wordt gevormd, welke invloeden zij ondergaat, de identiteitsvorming, de relatie tussen taal en cultuur, minderheidsgroepen en hun politieke mogelijkheden en het concept burgerschap komen hier aan bod. De hoofdstukken halen specifieke theorieën aan, terwijl in de tussentijdse conclusies een link wordt gelegd naar de specifieke situatie van de Vlaamse rand. Om tot een volledig beeld te komen van de actuele situatie is het nodig om vanuit de Rand zelf te vertrekken; daarom komt in het tweede deel van dit onderzoek elke randgemeente aan bod. Vertrekkende van het beleidsmatige en juridische kader rond de Vlaamse rand, komen de inzichten van de experts aanbod. Eerst wordt er dieper op de methode ingegaan, waarna de eigenlijke analyse aan bod komt gevolgd door een besluit met discussie en aanbevelingen naar de toekomst toe.
-4-
ʻCultuur in de Randʼ
DEEL 1 - THEORETISCHE OMKADERING
In dit deel zal de Vlaamse rand en dan vooral haar inwoners theoretisch gekaderd worden. Dit door telkens eerst algemene theorieën toe te lichten om deze later toe te passen op de Vlaamse rand. In het eerste hoofdstuk komen de begrippen cultuur en identiteit centraal te staan. Wanneer we het over identiteit hebben, zal de focus liggen op de groepsidentiteit; de opzet van een beleid is namelijk niet het toekomen aan de persoonlijke noden van de bevolking, maar aan de noden van de gehele gemeenschap. Daarom zullen de verschillende theorieën rond de identiteitsvorming op een hoger niveau dan het persoonlijke bekeken worden. Binnen de grenzen van de groepsidentiteit situeren zich aan de ene kant de nationale identiteit en de kenmerkende gemeenschapsidentiteit. Daarnaast worden ook de grenzen en culturele kenmerken van een groep nader bekeken. Wanneer de groep en haar kenmerken verduidelijkt zijn komen de aspecten taal en cultuur aan bod. De relatie tussen taal en de cultuur van een groep wordt hier nader bestudeerd. Taal en cultuur zijn zeer nauw gelinkt aan het vormingsproces van een groep waardoor het interessant wordt om te gaan kijken hoe een groep met de klemtoon op de duidelijke culturele kenmerken (de Nederlandse taal) zich heeft gevormd. Wanneer de groep en haar kenmerken nader zijn verklaard is het nodig om de externe impulsen die een groep kent en mee vormgeven nader te bekijken. Het is nodig om naar deze externe impulsen te gaan kijken want enkel door geen invloeden uit te sluiten is het mogelijk een beleid op te stellen dat kan werken. Om de tendensen en ontwikkelingen die de groepen ondergaan te kunnen situeren is het nodig te gaan kijken naar internationale ontwikkelingen en tendensen. Dit is essentieel om dit onderzoek met een open blik te kunnen uitvoeren. De laatste twee hoofdstukken zijn meer specifiekere hoofdstukken. Ten eerste wordt er ingezoomd op de minderhedenpolitiek. Hoe een natie omgaat of kan omgaan met minderheden in haar midden is hier een belangrijke invalshoek. Vervolgens komt de notie burgerschap aan bod en de politieke uitdagingen die hieraan verbonden zijn. In dit laatste hoofdstuk komen de noties cultureel burgerschap en cultuurbeleid aan bod. Concluderend wordt een analytisch kader aangereikt waaruit de onderzoeksvragen zullen voortvloeien. Dit theoretisch kader is essentieel om de empirische gegevens te kunnen analyseren en theoretisch te kaderen.
-5-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 1: Theoretische begripsverduidelijking Het begrip ‘cultuur’ komt samen met haar verschillende invullingen eerst aan bod. Welke invulling cultuur krijgt is van belang voor de visie op het beleid later. Omdat de betekenis van cultuur sterk situationeel bepaald is, is de zoektocht naar de ‘juiste’ definitie zinloos (Hoefnagel 1992, p. 18). Daarom wordt er een kort overzicht geschetst van enkele mogelijke invullingen. Vervolgens wordt nagegaan hoe de identiteit van een groep zich ontwikkelt en welke omstandigheden deze bepalen. Dit is essentieel omdat de identiteit van een groep mee bepaalt hoe deze groep zal reageren in conflictsituaties.
1.1. Theoretische benaderingen van het begrip ‘cultuur’ 1.1.1 Antropologische visie tegenover de esthetische visie Wanneer men aan cultuur denkt, denkt men al gauw aan de musea en andere artistieke uitkomsten, cultuur met de grote ‘C’. Cultuur wordt hier aanzien als een soort bezit en kan herleid worden tot ‘het beste dat ooit is gedacht en gezegd in een samenleving’. Er wordt een oordeel geveld op basis van esthetische criteria en een opdeling gemaakt tussen hogere en lagere cultuur. Dit is een meer nauwere opvatting van cultuur, een elitaire visie die we onder meer bij Kant en zijn theorie over het ‘ware esthetische genot’ terugvinden (1922). Deze benadering kijkt naar verschillen tussen personen van een gemeenschap en bestudeert de differentiatie tussen klassen. Cultuur kan echter ook benaderd worden vanuit de groep, het is een bezit van een volk zoals de nationale cultuur en identiteit (Van Der Poel 2004, p. 204). Vanuit deze benadering is cultuur overal aanwezig: in ons denken, onze taal, … Beide visies hebben het over een verschil tussen groepen, de een respectievelijk binnen de populatie, de ander tussen verscheidene populaties (Miller & Yùdice 2002, p. 5). Hiertegenover kan cultuur ook heel breed geïnterpreteerd worden, als een levenswijze waar de gewoonten en gebruiken van een gemeenschap nader wordt bestudeerd tegenover andere gemeenschappen, “whatever is distinctive about the ‘way of life’ of a people, community, nation or social group” (Hall 1997, p. 2). Deze antropologische invalshoek benadert cultuur als een gemeenschappelijke manier van leven. Hieruit afleidend kunnen we stellen dat cultuur kan gezien worden als een “samenhangend stelsel van normen, waarden, regels en gedrag waaraan een samenleving zijn identiteit aan ontleent” (Simons 1985, p. 98). Deze drie invullingen van cultuur zijn niet exhaustief. Het was de bedoeling om een kort overzicht te geven van de meest frequente invullingen. Het is eveneens noodzakelijk om de fluïditeit en de continue verandering te incorporeren in het cultuurbegrip. Een cultuur is immers niet statisch, eens het is benoemd kan het meteen weer veranderen. Bovenstaande kenmerken leiden tot een dynamische invulling van het concept cultuur. -6-
ʻCultuur in de Randʼ
Binnen dit onderzoek wordt er geopteerd de bredere invulling van cultuur te hanteren. Cultuur is een deel van de groep, het beïnvloedt en kenmerkt de groep. Zo wordt het mogelijk cultuur als een onderscheidend kenmerk tussen verschillende groepen te hanteren. 1.1.2 Kolonialistische benadering Met verschillende identiteiten en evenveel groepen in een gemeenschap is het verleidelijk om de situatie door een koloniale bril te bekijken. Wanneer er andere groepen of conflicten tussen groepen worden bestudeerd worden de culturele verschillen al gauw vanuit de eigen cultuur bekeken en vormen deze culturele verschillen de oorzaak van het conflict. Grossberg wijst erop dat binnen de cultural studies reeds vaak werd teruggegrepen naar de relatie tussen identiteit en cultuur wanneer het over een multicultureel probleem gaat (1996, p. 88). Zo is het mogelijk de machtsstrijd in een gemeenschap te bekijken in termen van een identiteitsconflict. We kunnen ons hier echter de vraag stellen of dit wel de juiste manier is. Grossberg pleit om de reeds zoveel malen gestelde vraag ‘in welke zin behoort die cultuur tot die groep’ te laten voor wat hij is en meer een ethische bril op te zetten met de vraag welke juist die condities zijn die we nodig hebben om tot een collectief te komen zonder de representatie van een enige juiste definitie te volgen (1996, p. 88). In plaats van te gaan kijken naar hoe verschillende groepen of gemeenschappen zichzelf identificeren en de oorzaak van een conflict daar te gaan zoeken, pleit Grossberg er voor om te gaan kijken onder welke omstandigheden deze groepen zich hebben gevormd en hoe ze tot een vaste gemeenschap zijn geworden (1996, p. 89).
1.2. Theoretische benaderingen van het begrip ‘identiteit’ Wanneer we gaan kijken naar de geschiedenis van het concept identiteit is de boom van wetenschappelijk onderzoek rond identiteitskwesties de laatste decennia opvallend. Het academische onderzoek kende rond het concept ‘identiteit’ een explosie rond de jaren zeventig (Hall 1996 p. 1; Erikson 2004, p. 157; Frijhoff 2004 p. 9) doch kent identiteit reeds een lange geschiedenis als begrip. Deze boom ontplooide zich onder andere als gevolg van de opkomst van de nieuwe sociale bewegingen (Hall 1991, p. 15). Maar ook de globalisering die multiculturele samenlevingen - en zo nieuwe vragen rond de eigen identiteit en cultuur -met zich meebrengt is een belangrijke invloed. 1.2.1 Van essentialisme naar een meer dynamische opvatting Wanneer identiteit aan bod komt is er een sterke neiging om naar een essentialistisch beeld te grijpen (Verstraete & Pinxten 1998, p. 36; Frijhoff 2004, p. 12; Hall 1996). De identificatie van een groep was -voornamelijk in de beginperiode- gebaseerd op de herkenning van enkele gedeelde kenmerken binnen de groep of op een ideaal (Hall 1996, p. 2). In deze context heeft men het over de ‘typische identiteit’ van de Italianen of kenmerkt een groep zich aan de hand -7-
ʻCultuur in de Randʼ
van een bepaalde religie. De identiteit van een groep wordt als vanzelfsprekend beschouwd, onveranderlijk over de tijd en een natuurlijk gegeven, alsof het aangeboren is en iemand die identiteit gewoon ‘bezit’. In plaats van identiteit op te bouwen rond een bepaald kenmerk spreken auteurs recentelijk over een meer dynamische opvatting van het identiteitsconcept (Erikson 2004, p. 158; Frijhoff 2004, p. 12; Grossberg 1996, p. 89; Hall 1996, p. 3; Hobsbawm 1996; Thornborrow 2004, p. 158; Verstraete & Pinxten 1998, p. 37). Men pleit ervoor identiteit in te bedden in een dynamische constructie van invloeden zonder belangrijke facetten van de identiteit te negeren. Door de klemtoon op het dynamische te leggen wordt ook meteen duidelijk dat de sociale, politieke en historische contexten van groot belang zijn bij elke poging om identiteitsvraagstukken te bestuderen (Verstraete & Pinxten 1998, p.38; ook Frijhoff 2004, p. 12 beklemtoont het belang van de context). Een gevolg van deze dynamische visie op identiteit is de erkenning dat een persoon verschillende identiteiten kan hebben. Hobsbawm noemt ons allen ‘multidimensional beings’ (1996), Miller heeft het daarentegen over ‘split-level identities’ (2002, p. 141) en ook May spreekt over ‘multiple identities’ en beaamt dat een (nationale) identiteit fundamenteel multidimensionaal is (2001, p. 61 & p. 309). We bezitten met andere woorden geen vaste identiteit. Een individu kan zich zowel met de gemeenschap als met de natie verbonden voelen of van identiteit veranderen afhankelijk van de context (Lewis
2006, p. 30). Een man kan
naast echtgenoot ook ‘vriend’, ‘papa’, ‘directeur’ en ‘spits in de plaatselijke voetbalploeg’ zijn. Die dosering -hoeveel belang er wordt gehecht aan de verschillende ‘labels’- kan verschillen in het bewustzijn van de persoon (Zienkowski & Maly 2007, p. 52).
1.2.2 Identiteit als constructie Niemand bezit namelijk zomaar een bepaalde identiteit, deze wordt zowel vanbinnen in als vanbuiten uit gecreëerd (Erikson 2004, p. 162). Een bepaalde identiteit wordt iemand enerzijds deels opgelegd door de samenleving waarin hij of zij leeft - en dus bepaald van buitenaf- maar wordt anderzijds ook gekozen van zichzelf uit. Hall beoogt een discursieve aanpak waar de identiteit een constructie is zonder dat een persoon kan worden gedetermineerd door zijn identiteit. Hij kan ze zowel verwerven als verliezen. Zo wordt identiteit een vorm van articulatie, gevormd binnen verschillende representaties, discoursen, posities en praktijken (Hall 1996, p. 4).
“In plaats van identiteit te zien als een reeds voltooid historisch feit (…) zouden we identiteit moeten zien als een ‘produktie’ die nooit is afgerond en die voortdurend opnieuw tot stand -8-
ʻCultuur in de Randʼ
komt binnen -en niet buiten- de representatie.” (Hall 1991, p. 181) Identiteitsvorming is derhalve een onophoudelijk constructieproces, een persoon of een volk heeft geen vaste identiteit. Het is een continue onderhandeling waardoor de identificatie een voortdurend proces is. Dit proces wordt sterk beïnvloed door de condities waaraan de groep of de persoon onderhevig is en zo ook de tijd en ruimte waarin het volk of de persoon zich bevindt. Omwille van “de veelheden aan factoren die de identiteit van een individu mee bepalen kan je niet spreken van een eenvoudig top-down proces” (Zienkowski & Maly 2007, p. 38). Afhankelijk van de groep en het individu wordt de identiteit opgehangen rond een ander kenmerk (Erikson 2004, p. 163); het hangt van groep tot groep af met welk kenmerk de leden zich het meest zullen identificeren. Zo is bijvoorbeeld de religie een bepalend kenmerk voor de ene groep en is de huidskleur een belangrijk bindmiddel voor de andere. We moeten echter oppassen met deze constructivistische aanpak, de verhouding tussen constructivisme en relativisme is namelijk een moeilijke evenwichtsoefening. Het is niet omdat een cultureel aspect zoals de taal de identiteit niet kan determineren volgens het constructivisme, dat het helemaal geen belang meer heeft of slechts een minimale invloed. Het is namelijk niet uitgesloten dat taal een constitutieve of significante factor kan zijn in het constructieproces (May 2003, p. 141)
1.3. Nationale identiteit en etniciteit Auteurs gebruiken menigmaal verschillende hiërarchieën en benamingen voor eenzelfde concept; Hall ziet bijvoorbeeld de nationale identiteit als een vorm van de culturele identiteit (1996). Verstraete en Pinxten zien etniciteit als een belangrijke vorm van de gemeenschapsidentiteit (1998, p. 33), terwijl Friedman de etniciteit als een vorm van culturele identiteit beschouwt (1994, p. 31). Maar de basis die bij elke auteur terug te vinden is, is de erkenning van een groep. Die groep en haar werking kan bestudeerd worden aan de hand van een etnische studie. Hier wordt de etniciteit van een groep bestudeerd en hebben we te maken met brede culturele kenmerken, ‘the way of living’. Deze groep kan zich echter ook politiek organiseren, waardoor de groep onder andere een vaste vorm en geografische grenzen krijgt. Dit kan tot een natie en zo ook tot een nationale identiteit leiden. Etniciteit en nationalisme liggen dus dicht bij mekaar, maar zijn niet te verwarren. Hoewel ze grote overeenkomsten vertonen ligt de focus respectievelijk op de antropologische kenmerken en de politieke kenmerken. Deze politieke kenmerken worden door May geïdentificeerd als de nationale identiteit (May 2001, p. 52). De nationale identiteit kan volgens Jauregui het best verstaan worden als een symbolisch concept van het individu opgebouwd uit onder andere emotionele en symbolische componenten (Jauregui 1999, p. 260). Dit emotionele component wordt verder toegelicht door Scheff die het in navolging van Cooley heeft over het -9-
ʻCultuur in de Randʼ
belang van de rol van trots en schaamte bij het proces van collectieve identificatie (1994, p. 285). Het gedrag van mensen kan namelijk niet volledig verstaan worden zonder dat we ook de emotionele componenten bekijken, zoals schaamte en trots (Scheff 1994). Deze emotionele en symbolische componenten van de nationale identiteit moeten echter gelinkt worden aan de karakteristieke politieke aspecten van een groep (Jauregui 1999, p. 263). Dit kan zich uiten in hoe macht en autoriteit behouden worden binnen de groep of tegenover andere groepen. Op politiek niveau wordt over de machtsverhoudingen beslist, emotioneel wordt er gealludeerd op de trots van de Vlaming om Nederlands te spreken (Verrelst 1992). Een bredere identiteit -een groepsidentiteit gebaseerd op nationalisme- en een nauwere identiteit -gebaseerd op gelijke kenmerken van de gemeenschap- sluiten mekaar niet uit maar kunnen bestaan in wisselwerking met mekaar (May 2003, p. 143). 1.3.1 De gemeenschapsidentiteit Naast deze georganiseerde groepen kan ook een gemeenschap ontstaan, deze is niet vast te bepalen over tijd en ruimte en ontwikkelt zich via banden tussen leden die een zelfde doel nastreven. De term gemeenschapsidentiteit werd ontwikkeld door Vestraete en Pinxten (1998, p.33) en situeert zich tussen de persoonlijke identiteit en de groepsidentiteit. Gemeenschapsvorming kunnen we hier opvatten als een vorm van identiteitsconstructie waarbij de gedeelde problematiek zich als kenmerkend voor de identiteit ontplooit. We kunnen hier spreken van een belangengemeenschap. Door te strijden voor dezelfde doelen voelen de leden zich met mekaar verbonden, op die manier vindt er echter ook uitsluiting plaats van anderen. Gemeenschapsidentiteit is eveneens dynamisch, “nu eens primeert het lidmaatschap van de gemeenschap, dan weer een ander aspect” (Verstreate & Pinxten 1998, p. 33). Een gemeenschapsidentiteit overschrijdt individuen en groepen in tijd en ruimte (Verstreate & Pinxten 1998, p. 33), waardoor het toepasbaar wordt om de ‘Vlaamse-rand’-gemeenschap te onderzoeken. Zij vormt namelijk geen hechte en vaste groep maar is eerder een verbintenis tussen verschillende groepen (gemeenten) met dezelfde strijd of anders gezegd, hetzelfde conflict. 1.3.2 De culturele identiteit Binnen de groepen kan een specifieke culturele identiteit ontstaan die onder andere de basis kan leggen voor de organisatie van de groep. Zo zal de natie bijvoorbeeld haar cultuur institutionaliseren, maar een gemeenschap kan ook haar gedeelde cultuur aanwenden om een specifiek voordeel te bereiken voor de leden. In het algemeen wordt met de culturele identiteit van een groep de gemeenschappelijke culturele karakteristieken bedoeld. Er wordt een evenwicht gezocht tussen enerzijds het benadrukken van het bewustzijn van de leden van hun gemeenschap en de trots over hun typische kenmerken en anderzijds de harmonische samenleving met andere gemeenschappen (Snell-Hornby 1999, p. 105). Bovendien is de -10-
ʻCultuur in de Randʼ
culturele identiteit een constructie die structuur biedt aan ons bestaan als lid van een gemeenschap (Beheydt 2000, P. 40; Erikson 2004, p. 12; Campbell 2000; Verstraete & Pinxten 1998, p. 15). Een van de voornaamste kenmerken van culturele identiteit is de taal (SnellHornby 1999, p.107). De cultuur van een groep kan onder andere worden afgeleid uit de gedeelde geschiedenis en taal van de groepsleden (Kymlicka 1995, p. 8). Dit kan een belangrijke factor zijn om de interne cohesie van een groep te verstevigen. De mythe van een gedeelde geschiedenis en een zelfde oorsprong is voor velen fundamenteel voor het nationale gevoel en de voeling met de medeleden (Ager 2001, p. 15). Op deze manier wordt de eigen gemeenschap gekarakteriseerd ten opzichte van anderen, de culturele identiteit biedt derhalve een aanknooppunt voor de eigen identiteit. Culturele identiteit alludeert op de emotionele componenten van identiteit; de mate waarin iemand zich verbonden voelt met zijn taal en trots is op zijn cultuur. Dit houdt in dat het zelfrespect van de leden samenhangt met de eerbied van het land en de nationale groep (Kymlicka 1995, p. 7). Wanneer de cultuur dus niet wordt gerespecteerd, zal dit negatieve gevolgen hebben voor de waardigheid en het zelfrespect van de groep (Kymlicka 1995, p. 7).
1.4. Conclusie Dit onderzoek betreft het onderwerp een conflict tussen twee gemeenschappen. We zullen dus niet gaan kijken naar de culturele verschillen binnen een gemeenschap, maar naar de verschillen tussen gemeenschappen. Uiteraard moet in het nationale cultuurbeleid ook rekening gehouden worden met verschillende vormen van kunstuitingen, al mogen de culturele verschillen tussen de groepen niet genegeerd worden. De voorbije theorieën in acht genomen komen we tot een algemene definitie van identiteit als een continu constructieproces dat situatie- en contextgebonden is. Een identiteit is maar zo sterk als dat er mensen zich mee verbonden voelen, daarom is het belangrijk ook de context mee in acht te nemen. In de Vlaamse rand is er ook dankzij de politieke spanningen van de laatste jaren een gemeenschappelijke factor waarrond een gemeenschapsidentiteit kan ontstaan. Of er wel degelijk een gedeelde strijd of identiteit is in de randgemeenten, kunnen we onderzoeken door te polsen naar wat hen verenigt. Omdat identiteit zo dynamisch is, is het niet gemakkelijk om een afgelijnd en constructief beleid op te stellen. In navolging van Grossberg zullen in deze literatuurstudie eveneens de externe impulsen die een groep ondergaat om tot die groep(sidentiteit) te komen nader bekeken worden. Dit conflict is, op een weliswaar vereenvoudigde wijze, terug te brengen tot de tegenstand tussen de Franstalige en de Nederlandstalige gemeenschap. Daarom wint de gemeenschapsidentiteit hier aan belang. De gevormde gemeenschap op basis van een -11-
ʻCultuur in de Randʼ
gemeenschappelijke naam en een zelfde gedeelde geschiedenis en problematiek lijkt belangrijk voor de Vlaamse rand. De randbewoners voelen zich meer verbonden door gedeelde belangen en niet op basis van een losse groep of een natie, want geografisch is er hiervoor teveel verschil tussen de gemeenten. Deze gemeenschap vormt zich tussen Vlamingen die het “erover eens zijn dat zij op bepaalde gebieden gemeenschappelijke belangen hebben die soms door niet-Vlaamse elementen ernstig bedreigd of geschaad worden” (Ruys 2000, p. 107). Al deze vormen van identiteit staan in verbinding met mekaar en beïnvloeden mekaar, net zoals ze worden beïnvloed door externe factoren. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de verschillende termen die reeds aan bod zijn gekomen en hun onderlinge verhoudingen.
Groep etniciteit
nationale identiteit
groepsidentiteit gemeenschapsidentiteit
culturele identiteit
globalisering en andere externe impulsen
eventueel conflict andere groepen Figuur 1
-12-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 2: Taal en Cultuur
In welke zin de taal een bepalende factor is voor de culturele identiteit van de groep, specifiek gericht op de gemeenschap van de rand rond Brussel, is hier de centrale vraag. Allereerst komen de theoretische inzichten omtrent de relatie tussen taal en cultuur aan bod. Vervolgens wordt de visie op taal binnen de natie doorheen de geschiedenis bekeken om tot een visie op het belang van taal in de gemeenschap te komen.
2.1. Theoretische inzichten omtrent de relatie tussen taal en cultuur Het gebruik van taal is niet altijd een kwestie van een individuele keuze, maar vaak ook het gevolg van het respectievelijk beleid. De (taal)wetten die gelden overstijgen de persoonlijke belangen in functie van de gemeenschap (Trenz 2005, p.5; Davis 1994, p. 81). Welke taal officieel erkend wordt was dikwijls een arbitraire keuze. Desalniettemin kan het een belangrijk aspect zijn van de nationale identiteit of gemeenschapsidentiteit. “Language is central to meaning and culture and has always been regarded as the key repository of cultural values and meanings” (Hall 1997, p. 1) Taal en cultuur zijn met mekaar verbonden via representaties; taal is een medium om cultuur uit te drukken. Daarmee wordt niet bedoeld dat taal het enige medium is of het belangrijkste kenmerk van cultuur; maar taal geeft ons toegang tot kennis over onze cultuur en onze omgeving. “Via taal en discours krijgen vage termen zoals cultuur, etniciteit, nationaliteit of ras specifieke betekenissen en connotaties” (Zienkowski & Maly 2007, p. 36). Daarom wordt er ook dikwijls veel belang aan de taal gehecht wanneer het gaat over cultuur en de (culturele) identiteit. 2.1.1 Taal als fundament van de naties Het was vooral in de bloeiperiode van het nationalisme dat de taal zeer belangrijk werd geacht voor het land. In de ‘nationalist age’ kwamen naties bijna als paddestoelen uit de grond als resultaat van specifieke historische en sociale ontwikkelingen (May 2001, p. 62). Het nationalisme kwam samen op met politieke ontwikkelingen zoals de vooruitgang van de moderne staten en de democratie als politieke legitimatie (Anderson 1983; Calhoun 1994; Jauregui 1999). Deze politiek van de natievorming heeft grotendeels de taalpolitiek gedetermineerd (May 2003, p. 128). Taal was voor de nationalisten een centraal en essentieel onderdeel van het debat, het was de ‘ziel’ van de natie (May 2001, p.574 & p. 71) De link tussen taal en identiteit werd hevig aangewakkerd door de toenmalige politieke leiders als deel van de strategie om een natie te forceren (Wright 1999, p. 81). Het romantische nationalistische ideaal van Herder -een volk, -13-
ʻCultuur in de Randʼ
een taal, een cultuur- lag hier aan de grondslag. Een natie vormen met linguïstisch heterogene delen werd als een nefast begin aangezien, de eenheid van de natie zou zo verward en verstoord geraken (Kedourie 1974, p.70). Een natie zonder een vaste taal werd al gauw als een contradictio in terminis bekeken, het was een absurditeit (May 2001, p. 58). De taal van de natie was immers een uitgelezen teken voor de specifieke identiteit en een belangrijk middel om het voortbestaan van de natie te garanderen (Kedourie 1974, p.71). Dit streven naar taalhomogeniteit was echter niet altijd mogelijk, een meertalige samenleving kan immers niet zomaar tot een homogene taalgemeenschap evolueren zonder massadwang, verbanning of een genocide (Hobsbawm 1996). De idee van een nationale taal als een identiteitsaspect voor de natie groeide gestaag en werd gedurende twee eeuwen gepropageerd danig dat de regel van ‘een volk, een taal, een staat’ nog lange tijd geaccepteerd werd zonder twijfel (Wright 1999, p. 81). Deze focus op taal binnen de natie kan onder andere verklaard worden door het feit dat de taal sterk werd verbonden met de collectieve mobilisatie en identiteitsvorming binnen een natie (Trenz 2005, p. 5). Deze vroege nationalisten hangen in het zoeken naar het belang van de taal een essentialistische visie aan. Wanneer we de meest deterministische visie bekijken, staat de taal van een volk gelijk aan de representatie van dat volk. Hierdoor kan elke aanval op de taal worden begrepen als een aanval op het volk zelf. Het behoud van die taal is namelijk belangrijk voor het behoud van de typische cultuur en waarden van het volk (Ager 2001, p. 127). Door deze visie te volgen worden echter vele andere componenten in de samenleving, die bijdragen aan de identiteit van een volk, genegeerd. Toch kunnen we niet om de taal heen als belangrijke component van de identiteit en kan taal ook vandaag nog steeds een bron zijn van nationale cohesie. Een voorbeeld hiervan kunnen we zien in de Luxemburgse kwestie. Wanneer groepen verhuizen naar een ander land maar zich niet aanpassen aan de cultuur en de taal van het land, kan dit tot nefaste gevolgen leiden voor het ontvangstland. In Luxemburg was er een probleem met een grote groep Portugese immigranten. Ze verbleven in Portugese ghetto’s zonder hun taal of cultuur aan te passen terwijl ze het Frans als communicatiemiddel gebruikten met de autochtone Luxemburgers. Aan de hand van een intensief taalbeleid met als doel het kleine Luxemburg weer een land te maken, bleek taal een zeer goed middel te zijn om een grotere nationale cohesie waar te maken (Davis 1994, p. 178-179). Een goed taalbeleid kan zo van een taal een nationaal symbool maken en andere talen verwerpen (Ager 2001, p. 39). Taal is volgens Miller de belangrijkste drager van culturele verschillen en kan een belangrijke ‘dividing’ factor zijn (2002, p.132). Kortom, taalkwesties zijn dikwijls gerelateerd aan nationale conflicten waardoor linguïstische diversiteit centraal komt te staan in een groter politiek project om de natie te behouden (Patten & Kymlicka 2003, p. 6). Toch zal de meerderheidsgroep blijven strijden voor de controle over taal en representaties. Groepen die geen eigen taal of cultuur meer hebben ervaren dit dikwijls als een handicap. Dit komt onder andere boven in -14-
ʻCultuur in de Randʼ
Wales waar er nog een intensieve taalpolitiek wordt gevoerd voor het Welsh of in Ierland waar gevochten wordt voor de officiële status van het Iers terwijl beide talen bijna niet meer worden gesproken (Beheydt 2000, p. 42). Ook in Catalonië, waar eveneens een taalstrijd woedt, zien we dat het taaldebat aanleunt bij de discussies over identiteit en macht (Hoffman 1999, p.50). Landen waar sociale conflicten zijn, heersen vaak ook taalconflicten (Thornborrow 2004, p. 164). Ook May onderstreept dat symbolische verschillen tussen gemeenschappen vaak een politieke basis hebben (2001, p. 148). 2.1.2 Taal als begrenzing Dankzij taal wordt niet alleen de communicatie mogelijk, maar het is tevens een aspect van de identiteit en een teken van lidmaatschap van de gemeenschap (Wright 1999, p. 81). De taal kan zo ook een belangrijke begrenzing zijn, zowel voor de natie als voor de nationale identiteit (May 2001, p. 131). Men kan zich identificeren met de groep en mensen uitsluiten die niet tot de groep behoren (May, 2001, p. 131). Ook Witte erkent het belang van de taal voor de groepsvorming in Brussel, maar ze nuanceert haar standpunt door te stellen dat het geen noodzakelijk element is om de groepsidentiteit te laten overleven (1993, p.183). Deze vaststelling is bovendien een belangrijk voorbeeld voor dit onderzoek, want Brussel is een stad waar de taalstrijd soms hoog oplaait, net zoals in haar Vlaamse rand. Deze taalgevoeligheid van groepen of gemeenschappen kan variëren volgens de mate waarin de taal bepalend is voor de gemeenschapsidentiteit. Dit heeft ook een invloed op de overheden en hoe zij met verschillende talen binnen de natie omgaan (Patten, 2003, p. 314). Twee mogelijkheden kunnen hier worden afgewogen: het persoonlijkheidsprincipe of het territorialiteitsprincipe 3. Wanneer er wordt geopteerd voor het territorialiteitsprincipe wordt er voor de meerderheidstaal in die regio een zekerheid gecreëerd zonder enige nadelen voor de minderheidssprekers (Patten, 2003, p. 315). Dit kan echter enkel bekomen worden wanneer de meerderheidsgroep taal als een constitutieve factor ziet van haar gemeenschapsidentiteit (Patten, 2003, p. 314). Het probleem rijst echter wanneer beide groepen -zowel de minderheid als de meerderheid- een taalgerichte identiteit hebben (Patten, 2003, p. 314). Het oversteken van de taalgrens bezorgt een gevoel van ongemak en bedreiging zowel bij de ‘autochtone’ gemeenschap als voor de gemeenschap die ‘binnenkomt'. Het is deze begrenzingsfunctie die de gevoeligheid van taal voor de identiteit verklaart volgens May (2001, p. 131). Wanneer deze taalgrenzen worden overschreden is er enerzijds kans op een verwatering van het belang, anderzijds verhoogt de klemtoon op die grenzen. In geval van het laatste wordt het overschrijden van die grens dan als een bedreiging aangevoeld (May 2001, p. 131). Toch mogen we de impact van de niet-talige factoren niet vergeten bij het begrenzen van de groep. Het is de wisselwerking tussen de talige en niet-talige factoren die een belangrijke rol kunnen spelen in de constructie van een positieve nationale identiteit. 3
Het persoonlijkheidsprincipe houdt rekening met de taal van de individuele persoon, het territorialiteitsprincipe bepaalt welke taal er op welk deel van het land wordt gesproken, ongeacht de persoonlijke taalvoorkeuren.
-15-
ʻCultuur in de Randʼ
2.1.3 Linguïstisch relativisme May pleit om deze modernistische discours van ‘een taal, een cultuur’ te erkennen als een nationalistische mythe (2001, p. 163) zodat de impact van de taal voor de natie niet meer als een determinerende factor wordt beschouwd. Met inbegrip van de dynamische opvatting in verband met de identiteit, moeten we ook het debat rond de taal van een essentialistische visie verschuiven naar een meer situationele en sociaal geconstrueerde opvatting. Taal is wel een drager van identiteit maar onze taalpraktijken dragen een zelfgekozen identiteit (Wright 1999, p. 97). “… it can be argued that the language we speak is crucial to our identity to the degree to which we define ourselves by it.” (May 2001, p. 135 - eigen benadrukking) In navolging van May en wat de theorieën omtrent identiteit kunnen we concluderen dat het belang van taal voor de identiteit afhankelijk is van de persoon zelf. Voor een immigrant die de taal van het land leert bijvoorbeeld, zal die taal een meer oppervlakkige betekenis hebben, voor iemand die de taal als een strijdpunt bekijkt, wordt het meteen een van de belangrijkste kenmerken van de identiteit. De relatie taal-identiteit mag dus niet worden losgekoppeld van de concrete context en de specifieke politieke condities. Binnen dit linguïstisch relativisme staat de taal voor een bepaalde manier van kijken naar de wereld (May 2001, p. 58). Het is een deel van de culturele attributen van een volk en het belang ervan kan variëren naargelang de tijd. De taal is dus een gevolg van de culturele, historische en sociale achtergrond van de persoon of het volk. Paulston haalt hier een zeer interessant punt aan i.v.m. conflicten tussen groepen: “The magic point to understand about group behaviour is that language is almost never the causal factor that gives rise to, brings about, and causes things to happen, but rather language mirrors social conditions, mirrors man’s relationship to man.” (1994, p. 6) De taal weerspiegelt de sociale condities in een samenleving en is dus geen drijvende kracht achter conflicten volgens. Naast een communicatiemiddel heeft een taal ook culturele, politieke en sociale dimensies. Deze komen volgens May terug in de officiële status van taal (2001, p. 129). Taal kan dus belangrijker worden naargelang de situatie waarin de taalgroepen leven. In een gemeenschap waar de taalkwestie zeer gevoelig ligt kan de taal zeer belangrijk zijn voor de groepsvorming, waardoor anderstaligen zo gemakkelijk uit de (sociale) boot vallen. In welke mate de taal echter een belangrijk bindmiddel tussen de inwoners van de Vlaamse rand is, moet verder onderzocht worden.
-16-
ʻCultuur in de Randʼ
2.2. Conclusie In België was het Nederlands als officiële taal voor Vlaanderen ook een keuze, de taal van de Vlamingen was geen natuurlijk gegeven maar is het resultaat van de strijd van de Vlaamse Beweging (Beheydt 2000, p.42). We kunnen besluiten dat het niet wenselijk is de taal als enige determinerende kenmerk van de gemeenschapsidentiteit te beschouwen, maar Vlaanderen heeft toch een speciale band met haar taal. De taal was in de negentiende eeuw een emancipatie-instrument van de Vlamingen waardoor het tezelfdertijd een identiteitssymbool is geworden (Beheydt 2000, p. 42). Er werd reeds aangehaald dat niet elke groep zijn identiteit rond dezelfde component zal baseren, en aangezien dat de ‘ontvlaamsing’ nog steeds toeneemt (Desmet & Lemaitre 2007) in de Rand kan de taal hier eventueel als een constitutief kenmerk van de identiteit erkend worden. Taalkwesties hebben meestal diepere wortels en moeten bekeken worden met inbegrip van de sociale en politieke werkelijkheid. Dit kunnen we ook zien in de Rand, waar een sociaal conflict tussen de ‘rijkere inwijkelingen’ en de autochtone burgers is uitgegroeid tot een heus taalconflict. Ondanks de constructieve visie op identiteit, evoluties en veranderingen blijven nationale én minderheidstalen een belangrijke indicator voor de individuele of collectieve identiteit. Kortom, taal is niet definiërend, het is een van de omstandigheden waaronder we onze identiteit construeren. Een opmerking die reeds is gemaakt bij relativistisch denken vanuit het constructivisme, is dat we het belang van taal uiteindelijk niet mogen vergeten. Het is misschien niet de enige component van de gedeelde gemeenschapsidentiteit, maar het kan we een belangrijke component zijn. We kunnen zo besluiten dat taal een belangrijke factor is in de identiteitsconstructie van de Vlaamse rand-gemeenschap. Maar of deze ook een danig determinerende rol speelt dat er rekening mee moet gehouden worden in het cultuurbeleid, komt in het tweede deel aan bod.
-17-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 3: Invloeden op de gemeenschap nader bekeken
Als we de sociaal-constructivistische logica van de identiteit volgen komen na taal als constitutieve factor ook de andere invloeden die een gemeenschap vormen aan bod. Afhankelijk van de impulsen die de groep krijgt, kunnen ook de kernwaarden van een identiteit veranderen. Wanneer er bijvoorbeeld geen verschil meer wordt gemaakt tussen een zwarte of een blanke huid, zouden verschillende gemeenschappen hun voornaamste bestaansreden verliezen. Enerzijds zal in dit hoofdstuk de ‘andere’ gemeenschap aan bod komen waartegen de gemeenschap zich kan afzetten. Anderzijds komen machtskwesties aan bod. Groepen worden volgens Zienkowski & Maly gevormd door en binnen bepaalde machtsverhoudingen (2007, p. 36). Dit is geen rechtstreekse invloed op de gemeenschapsvorming, toch is het belangrijk om naar macht te kijken binnen een gemeenschap omdat de machthebbende groep immers veel invloed kan uitoefenen op de gemeenschap. Deze invloed gebeurt niet enkel via directe machtsuitoefeningen, maar kan ook via de sturing van het discours en de geldende representaties.
3.1. De gemeenschap en ‘andere’ Alle entiteiten -buiten het individu en de hele mensheid- zijn slechts een “sociale en dus arbitraire formatie” die worden geconstrueerd in een specifieke context “op basis van hoe mensen zichzelf en de Ander zien” (Zienkowski & Maly 2007, p. 35). Hieruit volgend kunnen we afleiden dat zowel groeps- als persoonlijke identiteiten resulteren uit de relatie tot en het onderscheid met andere groepen of individuen (Baar & Ritivoi 2006, p. 204). Een identiteit van een groep ontwikkelt zich tegenover een andere groep en biedt de leden een lidmaatschap aan, terwijl ze zich duidelijk afzet van de ‘anderen’. Identiteiten dienen tegelijk als punt van identificatie en aanhechting (Hall 1996, p.4), zo kan de aanwezigheid van ‘de andere’ bijvoorbeeld de nationalistische gevoelens versterken (Ager 2005, p. 14) en zo de interne cohesie aanwakkeren. Toch moeten we opmerken dat een externe druk niet garant staat voor grotere interne cohesie. Om interne conflicten te vermijden moet het lidmaatschap ook een meerwaarde bieden aan de leden (Erkison 2004, p. 165). Een conflict met een andere groep kan met andere woorden positief zijn voor de versteviging van de interne cohesie van de gemeenschap (Barnard 1969, p. 29) Een grotere interne cohesie als resultaat van een externe druk kan een zeer interessant uitgangspunt zijn om inzicht te krijgen in de groepsidentiteit en waarom ze al dan niet sterk is.
-18-
ʻCultuur in de Randʼ
“The more a group is threatened, the more it will turn in upon itself and the closer will be the ties for its members” (Herder in Barnard 1969, p. 29) Hoe meer de groep een dreiging voelt, hoe meer het de ‘roots’, de gemeenschappelijke factor, zal willen benadrukken en verstevigen. Ook Paulston ziet de externe druk als een motivatie om meer waarde te hechten aan de taal of andere etnische componenten van de groep (1994, p. 24). In tijden waar de culturele karakteristieken van de groep worden bedreigd zal men namelijk gaan vasthouden aan die oorspronkelijke gegevens, wanneer de groep een dominante positie bekleedt, wordt er minder aandacht geschonken aan de culturele bronnen (Paulston 1994, p. 24). Als bindmiddel kan men hier eventueel een gedeeld symbolisch systeem, een voorbeeld bij uitstek is hier de taal, promoten. Dit kan de uitkomst zijn van een intensief taalbeleid, zoals in Luxemburg. Volgens Bourdieu kan een gedeeld symbolisch systeem dat gebruikt wordt om de sociale wereld te structureren leiden tot sociale solidariteit en sociale integratie (1991, p. 165). Toch is deze kennis van of macht over het symbolisch systeem geen vrijgeleide. Symbolische macht kan eveneens gebruikt worden om groepen of mensen uit te sluiten (Bourdieu 1991, p. 167). Deze symbolische instrumenten kunnen dus ofwel als structurerende structuren, gestructureerde structuren 4 of als dominerende instrumenten gebruikt worden.
Dit leidt ons
tot enkele vragen omtrent macht.
3.2. Macht Wanneer het over macht gaat, kunnen we twee opvattingen hanteren om duidelijkheid te krijgen omtrent de impact van macht op groepen. Ten eerste kunnen we een Marxiaanse opvatting volgen en uitgaan van een dominante ideologie die de belangen van de regerende klasse behartigt en waar deze belangen worden gegeneraliseerd tot een algemeen sociaal geloof (Lewis 2006, p. 27). Hier moet de ideologie om dominant te kunnen blijven logischerwijs andere ideologieën negeren en zelfs verdrukken. In dit opzicht kan taal als een instrument van de heersende ideologie gehanteerd worden en vervolgens ook als instrument van onderdrukking gezien worden (Ager, 2001, p.106). Groepen verwerven macht en aanzien maar onderdrukken als gevolg de kleinere buitenstaanders, de andere groepen. Deze dominantie of de onderdrukking van de overheersende groep kan zich uiten binnen een (democratische) natie via taalwetten en beleid. De dominante taalgroep zal het niet gemakkelijk vinden om een minderheidstaal te institutionaliseren omdat dan het persoonlijke recht om overal de meerderheidstaal te kunnen spreken in duigen valt (May 2001, p. 311). Zo 4
Taal kan een gestructureerde structuur vormen wanneer ze wordt gebruikt als communicatiemiddel. De Langue van de Saussure is dan het gestructureerd element dat moet worden gereproduceerd om een betekenisvolle relatie tussen beeld en klank te bekomen (Bourdieu 1991, p. 166)
-19-
ʻCultuur in de Randʼ
wordt taal een kwestie van status, wie de dominante taal spreekt heeft meer macht bijvoorbeeld in de vorm van toegang tot informatie of goederen -dan anderen. Er is echter ook een alternatieve visie mogelijk die stelt dat de linguïstische verschillen in een samenleving eerder de culturele verschillen tussen of in de groepen representeren dan de dominantie van een bepaalde (taal)groep (Ager 2001, p. 106). Macht moet niet altijd als een louter repressieve kracht gezien worden, maar kan ook productief zijn (Dreyfus & Rabinow, 1983). Culturele verschillen leiden zo niet louter tot een dominantie en onderdrukking, maar tot een multiculturele samenleving waar bijvoorbeeld verschillende talen mogelijk zijn. Het blijft natuurlijk wel zo dat zelf in een democratisch en pluralistisch land drukkingsgroepen nodig zijn om de heersende groep op het belang en de relevantie van de ‘andere’ culturele groep te wijzen (Ager 2001, p. 106). De opkomst van nieuwe sociale bewegingen zijn een voorbeeld van alternatieve manieren om macht uit te oefenen (Carton & Pauwels 2007, p. 91). Wanneer we deze redenering volgen, zijn de taalwetten geen uiting meer van een dominantie van de ene groep over de andere, maar zijn zij het resultaat van de wisselwerking tussen de verschillende belangen en zo ook culturele groepen in de samenleving. Een kanttekening bij deze ‘optimistische’ visie op macht is nodig, May merkt namelijk op dat niet iedereen even vrij is in zijn keuzes (2001, p. 40). De constructivistische visie op identiteit, die gebaseerd is op negotiatie tussen verschillende invloeden wordt hier sterk beperkt door de omstandigheden. Een keuze is namelijk steeds gebaseerd op ongelijke machtsrelaties en de ene heeft al meer keuzes in het leven als de andere (May 2001, p. 41). Binnen deze problematiek staat cultuur centraal. De dominante groep en haar culturele macht structureren de bestaande realiteit (Bourdieu 1991, p. 166). Hieruit kunnen we afleiden dat taal een structurerend element kan zijn. Symbolische macht is in dit geval de macht om de taal te kunnen bepalen. De taal kennen daarentegen is een vorm van cultureel kapitaal (May 2001, p. 150). Omdat er geen consensus is over wat er politiek moet gedaan worden met conflicten tussen meerderheids- en minderheidsgroepen, draait het dikwijls op krachtmetingen tussen de groepen uit. Ofwel is de meerderheid in staat de minderheid te onderdrukken ofwel kan de minderheid de status quo danig verwarren om zo politieke toegevingen te forceren (Kymlicka 1995, p.2).
3.3. Representatie en discours Een discours is een manier om te verwijzen naar of de constructie van kennis rond een bepaald onderwerp (Hall 1997, p.6). Hoe een discours is opgesteld kan een grote impact hebben op hoe mensen de sociale werkelijkheid construeren waardoor het niet vrijblijvend is (Zienkowski & Maly 2007, p. 39). Zonder deze betekenisgevende systemen (taal en representaties) kunnen we geen identiteiten aannemen -of verwerpen- en dientengevolge geen gedeelde cultuur opbouwen (Hall 1997, p. 5). Een discours is tegelijk sociaal geconstitueerd en sociaal -20-
ʻCultuur in de Randʼ
gedetermineerd (Wodak 1996, p. 14), het staat dus niet los van de sociale werkelijkheid maar geeft vorm aan die werkelijkheid. We kunnen hieruit afleiden dat de constructie van de identiteit gebeurt via een discours van representatie (Fregoso 1993, p. 665). De groepsidentiteit wordt dus gevormd aan de hand van een discours, een ‘tekst binnen een context’ (Wodak 1996, p. 14) en dat kan zich uiten in de vorm van bijvoorbeeld een mythe. De groepsidentiteit wordt aan de hand van een discours gerepresenteerd. Dit discours is gebaseerd op representaties (Hall 1992, p. 292; Hall 1996, p. 4), waardoor de groepsidentiteit op zich kan worden herleid tot een systeem of een cluster van culturele representaties. Deze gelden binnen een gemeenschap en kunnen de vorm van waarheid aannemen en betrekking hebben op de sociale werkelijkheid. Representaties kunnen met andere woorden gemeenschappelijke banden tussen personen creëren en groepen vorm geven. Bovendien moet worden opgemerkt dat hoe meer mensen lezen -of weten- van de gemeenschap, hoe hechter de gemeenschap zich kan vormen (Anderson 1996). Kennis van de gemeenschap biedt ten eerste een representatie van de eigen gemeenschap aan, ten tweede leert men ook ‘de andere’ kennen via verschillende media en de representaties die ze met zich meebrengen. Hieruit volgend kunnen we stellen dat het verschil tussen de naties een verschil in representatie is (Anderson 1996). De identiteit wordt dus gerepresenteerd aan de hand van een discours en dat discours representeert een dominante ideologie die bepaalt welke representaties er gelden binnen een gemeenschap of groep. Ideologie kan hier het best begrepen worden als de strijd van een bepaalde cultuur om betekenissen (naar Lewis 2006, p. 29), hoe bepaalde politieke waarden en geloof worden voorgesteld. Op nationaal niveau zal de nationale ideologie de verschillende inwoners - hoe verscheiden ze ook zijn - steeds proberen te verenigingen in één nationale cultuur. 3.4. Conclusie Er is reeds opgemerkt dat de Nederlandstaligen zich bedreigd of geschaad voelen door nietNederlandstalige elementen. In acht genomen dat “een arrogante en provocerende francofonie weigert de bestuurlijke taalhomogeniteit van Vlaanderen te erkennen en de wetgeving terzake saboteert of negeert” (Ruys 2000, p. 108; dit komt eveneens aan bod in Boels 2007) kunnen we als externe druk in de Vlaamse rand het evolueren van de Franstalige gemeenschap herkennen. Een mogelijk gevolg is, in navolging van de theorie, dat de autochtone inwoners weer op zoek zullen gaan naar hun gemeenschappelijke factor. Dit kan onder andere de taal of de gedeelde geschiedenis zijn die de inwoners zullen beklemtonen. Als gevolg hiervan zien we in Vlaanderen dat de migranten de ‘ander’ bij uitstek werden in de ‘ideale homogene Vlaamse natie’ (Maly 2007b, p. 125). De meerwaarde die de gemeenschap creëert voor haar leden is hier de mogelijkheid hun taal -21-
ʻCultuur in de Randʼ
overal te kunnen (blijven) gebruiken door bijvoorbeeld het gebruik van het Nederlands te stimuleren of zelfs te verplichten op bepaalde gebieden. Wanneer we gaan kijken naar macht binnen de gemeenschap kunnen we vaststellen dat het conflict breder moet gekaderd worden dan de tegenstelling tussen de dominante groep en de minderheidsgroep die wordt onderdrukt. Verschillende belangengroepen ijveren voor gelijke rechten voor beide groepen waardoor een multiculturele samenleving mogelijk wordt.
-22-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 4: Invloedrijke ontwikkelingen
Wanneer we de theorieën rond gemeenschaps- en groepsvorming van op een hoger niveau bekijken, zien we hoe de nationalistische projecten onder invloed van het globalisme nieuwe vragen en conflicten doen rijzen. Om het risico te vermijden dit onderzoek uit te voeren met oogkleppen aan en niet buiten de politieke grenzen van die Vlaamse rand te komen moeten ook bredere tendensen in kaart gebracht worden. Deze hebben eveneens invloed op het lokale conflict in de Vlaamse rand rond Brussel. Primo komt de opkomst van culturele foci inzake identiteit en politiek aan bod, vervolgens wordt het globaliseringsproces belicht. Maar wat zeker niet over het hoofd mag gezien worden is de continue vermenging van culturele en politieke problemen.
4.1. Opkomst van culturele motieven Een grotere openheid en gunstige aandacht tegenover de culturele regio’s en diversiteit vervangt stilaan de strakke lijnen van het (vroegere) politieke nationalisme (Trenz 2005, p. 23), Friedman spreekt van een ‘cultural politics’ (1994, p. 80). De culturele component wordt steeds belangrijker in het dagelijkse leven. Dit is onder andere een gevolg van het postmodernisme dat zich voornamelijk kenmerkt als een tijdsgeest van fragmentatie, verschil en heterogeniteit tegenover de -voorbije?- periode van grote verhalen, logocentrisme en hiërarchie. Het postmoderne ‘zelf’ is dan ook onzekerder geplaatst binnen een set van nationaliteiten, internationale en transnationale structuren en bronnen. Tijdens de twintigste eeuw zijn de naties hun taal-politieke korset beginnen ontgroeien, waardoor er een fragmentatie ontstond van de vaste nationale identiteiten (Friedman 1994; Hall 1992; Trenz 2005). Monolithische natie-blokken begonnen te ontdooien (Trenz 2005, p. 6) en nieuwe culturele bewegingen begonnen aan hun opmars (Friedman 1994, p. 78). De regionale narratieven krijgen nu de voorrang op de totaliserende narratieven van het nationalisme en er is een einde waar te nemen van de metaverhalen. De nadruk komt nu te liggen op de complexiteit en de omstreden aspecten van identiteitsvorming (May 2001, p. 39). Deze fragmentatie zorgde voor een opmars van nieuwe cultureel geïnspireerde bewegingen en een nieuwe cultureel gedefinieerde identiteit. In tegenstelling tot de leegte die verwacht kan worden als gevolg van een algemene fragmentatie, is er een bloei waar te nemen van nieuwe identiteiten en verschillende bewegingen voor culturele autonomie, nationalistische bewegingen en etnische bewegingen (Friedman 1994, p. 86) zoals het feminisme. Dit kan gezien worden als de culturele weerbots van het westen op de mondialisering (Baeck 2000, p. 26). 4.2. Internationale tendensen -23-
ʻCultuur in de Randʼ
De toenemende globalisering, een wereldwijd proces dat nationale grenzen doet vervagen en tijd en ruimte een nieuwe invulling geeft, is aan een continue evolutie bezig. Het nationalisme staat hier in de schaduw van een kosmopolitisch ideaal. Hoewel het geen recent fenomeen is, zijn de laatste jaren de gevolgen van globalisatie intenser geworden. Afstanden lijken te verkleinen en andere culturen komen dichterbij, wie een plezierreisje naar de Canarische eilanden maakt is geen vreemde eend meer, natuurrampen over de hele wereld komen tot in onze huiskamer. Het is deze tijd- en ruimtecompressie die Hall (1992, p.301) benadrukt als een belangrijk gevolg van globalisatie. Dit alles stelt oude waarheden in vraag en doet nieuwe vraagstukken reizen omtrent identiteit en natie. Meer nog, deze golf van veranderingen heeft ook invloed op het zelfgevoel van de mensen en de identiteit van de volkeren. Een uitwisseling van culturen vraagt namelijk een sterke eigen identiteit want “alleen een echte nationalist kan een ware internationalist zijn, net als alleen een echte internationalist een ware nationalist kan zijn” (Abicht 2000, p.23). Een contradictorische periode van enerzijds uniformiteit en homogeniteit en anderzijds differentiëring vindt hier zijn ingang (Baeck 2000, p. 26). Hall (1992, p. 300) en Tan (2005, p. 5) erkennen beiden drie mogelijke reacties op de veranderingen die de globalisatie met zich meebrengt. Ten eerste kunnen de nationale identiteiten worden uitgehold met als gevolg een groeiende culturele homogenisatie. Ten tweede kan net het tegenovergestelde gebeuren, waar de bevolking zal strijden voor het behoud van de eigen cultuur en er een weerstand wordt opgebouwd, waardoor de nationale cultuur juist wordt versterkt. Dit gevolg komt overeen met het mogelijke effect dat een gepercipieerde bedreiging bij een groep kan teweegbrengen. Het werd reeds duidelijk dat concurrentie van andere culturen of gewoon al de aanwezigheid van ‘de andere’, een mobiliserend effect op de gemeenschap heeft. Globalisering kan hier dus als een bedreiging gezien worden met als gevolg dat het identiteitsvraagstuk aan belangrijkheid wint in de samenleving. Ten derde kunnen nieuwe identiteiten ontstaan wanneer de nationale identiteit aan belang afneemt. Deze drie gevolgen zijn ook toepasbaar op een taalsituatie die verandert onder invloed van het in contact komen met andere talen. Wanneer men lang geconfronteerd wordt met een andere taal, zal er ofwel een tweetaligheid ontstaan (de dominante positie van de oorspronkelijke taal wordt uitgehold) of men zal juist strijden voor een taalbehoud (de positie versterken). Ten derde is een taalverandering mogelijk waardoor een nieuwe taalsituatie ontstaat (Paulston 1994, p. 3). Europa kan gezien worden als een post-nationaal project met als doel eenheid te brengen en een poging om de toenemende fragmentatie te overbruggen. Trenz ziet in deze verdere Europeanisatie potentie om de nationale fragmentatie te overstijgen (2005, p. 26).
-24-
ʻCultuur in de Randʼ
4.3. De vermenging van cultuur en politiek De voorbije ontwikkelingen kunnen twee bewegingen als gevolg hebben, een daarvan is de opkomende ‘identiteitspolitiek’ (identity politics) (Trenz 2005, p. 6). Zienkowski & Maly identificeren deze term als een “vorm van politiek die wordt gevoerd vanuit groepen met gedeelde ervaringen en gevoelens van onrechtvaardigheid” (2007, p. 39). Politieke groepen focussen zich niet meer rond een bepaalde ideologie maar steeds meer op hun identiteit en kiezen de bescherming ervan tot centraal punt voor hun programma. Niet enkel de persoonlijke discriminatie wordt aangeroepen, maar ook de belangen van een minderheidsgroep of de erkenning van culturele verschillen staan centraal in deze postmoderne wereld. Wanneer deze culturele of maatschappelijke elementen aan belang winnen binnen de gemeenschap, is de kans groot dat ze ook in de politieke wereld binnensluipen en er een plaats opeisen. Voorbeelden hiervan zijn de burgerrechtenbewegingen of katholieke bewegingen die via de politiek hun idealen willen verwezenlijken. In de jaren zestig was het de feministische beweging die eiste dat het persoonlijke werd behandeld in de politieke wereld (Holmes 2000). Dit zijn allemaal groepen en gemeenschappen die zich oprichtten met een zelfde overtuiging en doel en waar politieke keuzes door hun culturele of maatschappelijke overtuigingen geleid werden. Hoewel deze notie van identiteitspolitiek ideaal is om bepaalde culturele en politieke evoluties te benoemen, heeft het toch problematische gevolgen (Zienkowski & Maly 2007, p. 39). Door culturele groepen te gaan verbinden op een essentialistische manier (bijvoorbeeld ‘alle vrouwen worden onderdrukt’) is er geen mogelijkheid meer om verschil te zien tussen de vrouwen onderling. In navolging van de constructivistische opvatting over identiteit, moeten we omzichtig omgaan met labels en veralgemeningen omdat deze nooit een persoon helemaal kunnen omvatten, “anderzijds blijkt een culturele, sociale en politieke beleving niet zonder labels te kunnen” (Zienkowski & Maly 2007, p.40). Deze evolutie leidde tot een culturalisatie van de conflicten; een dispuut tussen twee groepen was niet meer louter politiek of sociaal te beschrijven maar ook de culturele motieven werden benadrukt en in het daglicht gezet, de politiek werd geculturaliseerd. Een gevolg hiervan is onder andere de opmars van de culturele minderheden die niet enkel vochten om te overleven, maar nu ook politieke en culturele rechten eisen. Deze politiek rond de identiteit heeft reeds serieuze gevolgen gehad voor volkeren. Deze waren niet altijd even positief. Ager merkt op dat deze politiek de aanleiding was voor verschillende oorlogen (2001, p. 13). Deze culturele minderheden zijn niet enkel de onderdrukte vrouwen of Amerikanen zonder stemrecht, maar ook taal kan een minderheid verbinden in een gemeenschap. Een taalminderheid kan zich verenigen om de taal te spreken en onrecht tegenover hun taal aan te klagen. Wanneer deze minderheidsgroep zich politiek engageert kan ze strijden voor officiële erkenning en eventueel beleidsmaatregels om het gebruik van de taal te vrijwaren. Dit taaldebat kan danig oplaaien met een polarisering tot gevolg. Dit was het geval in Spanje -25-
ʻCultuur in de Randʼ
tijdens het post-Franco-tijdperk met de taalproblematiek rond het Catalaans; het taaldebat raakte steeds meer gepolariseerd en intensifieerde danig dat het moeilijk was om de talige en culturele aspecten te onderscheiden van de politieke (Hoffman 1999, p. 50). Deze vermenging tussen cultuur en politiek is tot op vandaag relevant en leidt tot de term ‘culturenpolitiek’. Deze term verwijst naar een “bi-polair discours dat cultuur verheft tot de motor van de wereld en de aandacht afleidt van sociaal-economische oorzaken, macht en machtsverhoudingen” (Maly 2007a, p. 17). In het algemeen kunnen we spreken van een geleidelijke verstrengeling van politiek en cultuur die de conflicten tussen groepen beïnvloedt. Maar ook de organisatie van de groepen zelf ondervindt hiervan de impact. Zowel de identiteit als de organisatie van de groep hebben een sterke focus op cultuur gekregen. Hierdoor is de politiek en daarmee ook het beleid beïnvloed. De culturele problemen bijvoorbeeld een taalminderheid binnen een gemeenschap - worden zo verheven tot de oorzaak van alle andere problemen. Sociale of economische conflicten krijgen zo een culturele dimensie, terwijl de oorspronkelijke aspecten van het conflict vergeten worden. Het begrip cultuur wordt hier gebruikt “als classificatiemiddel om de maatschappij politiek te organiseren” (Zienkowski & Maly 2007, p. 49). Discussies omtrent de regionale talen zijn echter nooit een taaldebat op zich, wat het nog complexer maakt (Patten & Kymlicka 2003, p. 5) en de oplossing nog verderaf ligt. Dit zien we ook terugkomen in Vlaanderen waar het taaldebat heel wat andere onderwerpen hypothekeert. Wanneer cultuur als centrale aanleiding wordt beschouwd voor verschillende initiatieven en als de motor van conflicten wordt aanzien, is het een logisch gevolg dat het politieke discours ook een culturalisatie ondergaat. Ook in Vlaanderen is cultuur een belangrijk ordeningsschema in het politieke jargon (Maly 2007b, p. 125) waar culturele motieven de bovenhand halen in verschillende politieke discussies. 4.4. Conclusie De problematiek in de Vlaamse rand krijgt meer diepgang wanneer ze wordt gespiegeld aan de invloedrijke internationale ontwikkelingen. De klemtoon op de identiteit en de cultuur van een gemeenschap, het streven naar een houvast zijn geen specifieke randfenomenen. Bovendien moeten we in de Vlaamse rand verschillen tussen inwoners erkennen, niet iedereen voelt zich even hard verbonden met de Vlaamse strijd of even ‘onderdrukt’ door de allochtone inwoners. Beheydt (2000) wijst erop dat de erkenning van het Nederlands steeds een strijd is geweest van de Vlaamse Beweging waardoor de culturele identiteit en de taal reeds van in het begin vervlochten raakten. Die typische vermenging tussen politiek en cultuur is eveneens niet uniek in de Rand. In welke mate deze ontwikkelingen zijn doorgedrongen tot in de Vlaamse rand zal nog verder onderzocht worden. In de sporen van deze trend is het conflict van de Vlaamse rand een geculturaliseerd politiek conflict. Terwijl vroeger politieke bewegingen waren gebaseerd op ideologische motieven, is de klemtoon nu verschoven naar de culturele identiteit van de groepen. De Nederlandstalige en Franstalige eisen staan haaks op mekaar en de gemeenschappen strijden voor erkenning. Zo -26-
ʻCultuur in de Randʼ
zijn er in verschillende randgemeenten slechts twee partijgroepen die opkomen, een cluster Nederlandstalige partijen en een cluster Franstalige partijen. Culturele motieven beïnvloeden niet alleen de politieke beslissingen, er is ook een omgekeerde beweging aan de gang. De politieke motieven sluipen eveneens de culturele sector binnen. Dit beïnvloedt zowel de culturele organisaties als de verenigingen die actief zijn binnen de gemeenten of andere activiteiten in de Rand. Kortom ook op het socio-culturele vlak is de communautaire ondertoon nooit ver weg (Koppen et al. 2002, p. 196).
-27-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 5: Minderhedenpolitiek
In dit hoofdstuk wordt er dieper op de minderheidsgroepen in de samenleving ingegaan. We hebben reeds gezien dat de klemtoon op de identiteit en de cultuur van de groepen ligt. Hier komt de specifieke politieke rol van deze groepen aan bod. Eerst wordt er op hun ontstaan en ontwikkelingen gefocust, vervolgens komt de specifieke politieke rol en
de functie van deze
groepen aan bod.
5.1. Centrifugale krachten Het succes van unificatie van het nationalistische beleid dat in verschillende landen werd gevoerd is van voorbijgaande aard in Europa volgens Wright (1999, p. 95). De opkomst van minderheden die strijden voor erkenning en hun rechten binnen een vaste natie ziet zij als bewijs van het falen van de homogeniserende machten. Ook May stelt vast dat de opkomst van de minderheidsgroepen die strijden voor erkenning het principe van een natiestaat met een vaste taalhomogeniteit duidelijk in vraag hebben gesteld (2001). Deze ontwikkeling leidt de macht van het centrum met de regeringsleider af naar de lokale minderheden. Er ontstaat met andere woorden een culturele fragmentatie van de staten. De naties hebben lang bestaan als een eenheid, maar de gemeenschappen hebben toch hun culturele eigenheden behouden, zoals de taal (Miller 2002, p. 132), en die komen nu naar buiten. Zo is er in Italië een gemeenschap die de onafhankelijkheid van Padanië opeist, Tsjecho-Slowakije is gesplitst, Spanje zit met Catalonië en Groot-Brittannië met Wales. In elke hoek van Europa is wel een voorbeeld te vinden. Voor ons is het belangrijkste voorbeeld de federalisering van België in 1994 waar België een federale natie werd, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. Wright heeft het over de ‘wedergeboorte van de regionale talen’ (1999, p. 95) waar Patten en Kymlicka spreken over onopgeloste taalconflicten in het westen en ‘minority nationalisms’ (2003, p.4). Ook zij halen België aan als voorbeeld. Miller daarentegen heeft het over ‘nested nationalisms’ (2002, p. 130). Hiermee haalt hij de genestelde nationalismen aan binnen een grotere natie, zoals Catalonië in Spanje of Vlaanderen in België. Hoewel alle auteurs spreken over hetzelfde fenomeen, is Miller er volgens mij het best in geslaagd deze term uit te werken met betrekking tot de identiteit en de politiek. Deze genestelde naties bevinden zich op hun eigen territorium binnen het kader van een natie (Miller 2002, p. 129). De inwoners kunnen zich zo bijvoorbeeld zowel met Vlaanderen -de genestelde natie- als met België -de overkoepelende natie- identificeren. Er is echter wel een verschil op te merken tussen de naties waar een gemeenschap leeft in onderdrukking tegenover het overkoepelende geheel of waar de gemeenschappen juist op gelijke voet met mekaar staan. In het tweede geval is het waarschijnlijker dat twee identiteiten naast mekaar -28-
ʻCultuur in de Randʼ
kunnen leven. Miller ziet hierin België met als genestelde naties Vlaanderen en Wallonië (we mogen echter de Duitstalige gemeenschap ook niet vergeten) als voorbeeld (Miller 2002, p. 131). Een inwoner van België kan zich dus evenveel Waal als Belg voelen. De Spaanse situatie komt overeen met de eerste mogelijkheid waar de genestelde natie in onderdrukking leeft, waardoor het minder evident is om zich in deze situatie met zowel de overkoepelende als de specifieke entiteit te identificeren. Al moeten we opmerken dat in België ook gesproken wordt over onderdrukking van gemeenschappen.
5.2. Politiek van de minderheden Toch moeten deze verschillende identiteiten samenleven binnen een natie en het is aan de politieke leiders om hiermee om te gaan. Hier duikt de identiteitspolitiek weer op, ook wel de erkenningspolitiek (politics of recognition) of de verschilpolitiek (the politics of difference) genoemd (Miller 2002, p. 188). Na het uiteenvallen van de nationalistische mythe, komen verschillende groepen of gemeenschappen tot uiting binnen een staat en streven naar erkenning door de meerderheidsgroep, de dominante overheid. Deze problematiek beperkt zich niet tot enkele landen in het westen, Kymlicka benadrukt dat er veel landen zijn waar verscheidene culturele minderheidsgroepen leven binnen een staat (1995, p.4). De groepen strijden aan de hand van een identiteitspolitiek voor de erkenning van hun culturele eigenheid. Wanneer we een cultuur van een groep gaan benaderen als de ‘gedeelde geschiedenis en gemeenschappelijke taal van een groep’ zonder nieuwe ideeën of praktijken te incorporeren, wordt het moeilijk om nu nog een ‘echte Vlaming’ te vinden. Iedereen eet wel eens Chinees of luistert naar Amerikaanse muziek, in welke mate is het dan gezond deze beperkte cultuur te beschermen? Het is echter niet deze authentieke cultuur die de minderheden willen bewaren volgens Kymlicka, het is het voortbestaan van de eigen culturele groep zonder zich over te geven aan een cosmopolitisch alternatief waar de culturele achtergronden -de diepe band met de eigen taal en culturele gemeenschap- worden genegeerd (1995, p.9). “What the Québécois or Flemish want, is to preserve their existence as a culturally distinct group - always adapting and transforming their culture, of course, but resisting the pressure to abandon entirely their group life and assimilate into the larger society” (Kymlicka 1995, p. 8) Deze regionale groepen zijn dikwijls ook nationale groepen die geworteld zijn binnen een grotere natie of nationalisme -genestelde nationalismen- die de erkenning van hun culturele eigenheden zien als de erkenning van de ‘nationhood’. Daarom kan een officieel erkende meertaligheid in een natie indirect ook gezien worden als een multinationalisme, een deelgenootschap tussen twee of meerdere ‘naties’ in een staat (Patten & Kymlicka 2003, p.5). Aan deze erkenning gaat dikwijls een strijd van de (culturele) minderheid vooraf. Verdeeldheid -29-
ʻCultuur in de Randʼ
rond het taalbeleid -welke talen er officieel erkend worden- is dikwijls de kern van etnischculturele conflicten in vele landen (Kymlicka 1995, p.2) waar culturele minderheden strijden voor hun (culturele en politieke) rechten. Dit is terug te vinden in verschillende landen, zoals reeds vermeld. Hoewel de uitkomsten van deze conflicten variëren van land tot land, is het een nieuwe norm voor de westerse democratieën om met minderheden rekening te houden 5 en deze minderheidsculturen te institutionaliseren (Patten & Kymlicka 2003, p.4). Toch zal deze meertaligheid iets blijven wat een meerderheid probeert te vermijden, omdat het dikwijls niet blijft bij de eis tot erkenning van de taal en cultuur van de groep, maar verdergaat tot de vraag van een eigen territorium (Patten & Kymlicka 2003, p.5). Enerzijds kan de overheid een tolerant beleid voeren waarbij de culturele minderheden wel getolereerd worden maar waar de culturele vrijheden beperkt blijven tot de privé-sfeer. Dit non-discriminatiemodel is echter niet genoeg, de overheid faalt hier door een passief beleid op te stellen en zo de verscheidene identiteiten de toegang tot het publieke te ontzeggen of niet te vrijwaren (Miller 2002, p. 63). Langs een kant legt de overheid minderheidsgroepen niets in de weg om hun eigen cultuur uit te drukken maar onderneemt die overheid ook niets ten voordele van de diversiteit (Kymlicka 1995, p. 9). Westerse minderheidsgroepen zoeken meer dan enkel erkenning voor hun culturele eigenheden (Kymlicka 1995, p.3). Hier komt de eis van de feministen naar boven waar ze pleiten om niet enkel in de privé-sfeer pluraliteit te tolereren, maar dat er ook in de publieke sfeer werk wordt gemaakt van een (actief) pluralisme. Door de publieke sfeer onveranderlijk te houden lijkt de overheid het publieke universeel en cultureel neutraal te houden terwijl het eerder een reflectie is van de waarden van de dominante groep (Miller 2002, p. 63). Anderzijds kan de staat maatregelen nemen gericht op het beschermen en promoten van de culturele identiteit van de verschillende groepen in de samenleving (Kymlicka 1995, p. 9). Deze maatregelen kunnen onder andere regionale autonomie, taalrechten, gelijke representatie inhouden. Dit (staats)model komt meer op voor de groepsrechten. Het federalisme kan hier als een systeem worden gezien om de minderheden een kans te geven binnen de ‘overkoepelende’ natie. “(…) federalism encouraged plural cultural practices and differences inside. This allowed minorities to survive with distinct cultures” (Trenz 2005, p. 13) Het op zijn minst verbreden van de taal-voorkeuren van een land zou een begin zijn om de culturele en linguïstische verscheidenheid van de hedendaagse (multinationale en multietnische) landen beter te reflecteren (May 2001, p. 163).
5
Enkel Griekenland en deels Frankrijk weigeren om met deze trend mee te gaan en houden vast aan hun eenheidsbeleid (Patten & Kymlicka 2003, p.4).
-30-
ʻCultuur in de Randʼ
5.3. Conclusie Ook in Vlaanderen kunnen we spreken van een federatie met ‘genestelde nationalismen’. Een uitstekend voorbeeld hiervan is de wens van Gino De Craemer (N-VA) een ‘Vlaams’ elftal op te richten, namelijk de Zwarte Leeuwen (N.N. 2008). Hoewel dit geen nieuw fenomeen is, Vlamingen strijden al langer voor erkenning en specifieke (taal)rechten, zien we wederom dat ook deze trend internationaal te volgen is. In België wordt geijverd voor een staatsmodel gebaseerd op groepsrechten, sommige Vlamingen ijveren zelfs voor een onafhankelijkheid. Toch ligt de basis van het conflict op regionale autonomie en taalrechten. België heeft reeds verschillende talen erkend als officiële landstaal, toch is er nog een strijd te voeren op het niveau van de uitvoering. De vraag is hier echt welke taalgroep of gemeenschap is er in de randgemeenten in de minderheid? Met het hoge percentage Franstaligen en de moeite die wordt gedaan van de -Vlaamse- overheden om de Vlaamse belangen te verdedigen is het moeilijk aan te nemen dat de Franstaligen hier in de minderheid zijn.
-31-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 6: Burgerschap en de politieke uitdagingen
Wanneer minderheidsgroepen en hun rechten binnen een natie aangehaald worden, is het nodig om eveneens te gaan kijken naar het lidmaatschap en de waarde ervan (Kymlicka 1995, p. 6; Hall 1991, p. 157). Want “hoewel burgerschap geen essentie heeft, heeft de term toch een lange geschiedenis”, volgens Hall (1991, p. 156). Het concept burgerschap is niet eenvoudig te definiëren maar in het algemeen slaat het op de rechten, plichten en identiteit van de burgers of de leden van de gemeenschap. Met andere woorden burgerschap heeft betrekking tot ‘het lidmaatschap van de groep, de relaties binnen de groep en hoe zij georganiseerd is’ (Hindess 2005, p. 63). 6.1. Situering van het concept ‘burgerschap’ Toegang krijgen tot een actief burgerschap -i.e. politieke en burgerlijke rechten- is lang een strijd geweest voor vele burgers. Het lidmaatschap werd namelijk vroeger gebruikt om te bepalen wie lid was van de gemeenschap en om groepen uit te sluiten. Dit werd echter steeds moeilijker omdat steeds meer groepen in de samenleving toegang kregen tot het burgerschap in de loop van de jaren (Tan 2005, p.1). Nu zien we in het westen een uitbreiding van deze rechten, het algemeen stemrecht is officieel erkend in de meeste landen. De discussies rond lidmaatschap komen nog steeds naar boven, nu echter wanneer het bijvoorbeeld gaat over immigratie en de rechten van de immigrant. Het staatsburgerschap is sterk verbonden met de opkomst van de natiestaten in de achttiende eeuw (Carton & Pauwels 2007, p. 92). Maar onder de huidige omstandigheden van een postnationaal tijdperk met toenemend belang van een internationale wet is er ook nood aan meer complexe vormen van ‘multiple citizenship’ (Jary 1999, p.216). De strak afgelijnde grenzen van de naties die vervagen heeft ook invloed op de identiteit en zo ook op het lidmaatschap van de natie. Het lidmaatschap van een individu is niet meer gebonden aan slechts een gemeenschap. Zoals reeds gezien is het bijvoorbeeld mogelijk om zich zowel lid te voelen van bijvoorbeeld België als van Europa of Vlaanderen. De vraag rijst hier echter: wanneer deze fragmentatie inderdaad zo ingrijpend en allesomvattend is, hoe kunnen we dan nog een gemeenschappelijke identiteit als burgers delen (Miller 2002, p. 41)? Ook Tan erkent deze ingrijpende veranderingen en hun invloed op de groep, hij pleit voor een herdefiniëring van burgerschap in deze veranderde wereld (2005, p.2). Burgerschap is voornamelijk een waardepraktijk. Wat er van burgers verwacht wordt, hoe ze achten te handelen in een natie of gemeenschap is gebaseerd op hoe iemand het burgerschap benadert. Omdat dit concept zo waarde-geladen is, is het ook heel moeilijk te definiëren (Miller 2002, p. 82). Carton en Pauwels staan achter een heruitvinding van het burgerschap met twee te onderscheiden strekkingen: de republikeinse en liberale opvattingen omtrent burger(schap) (2007, p. 100). -32-
ʻCultuur in de Randʼ
De liberale theoretici hebben het voornamelijk over de rechten en plichten van de burgers. Burgers moeten zich gedragen conform de rechten waar elk lid van de gemeenschap over beschikt; dit is onder andere gaan stemmen, recht op vrije meningsuiting (Miller 2002, p. 82). Deze invalshoek is zeer individualistisch, burgers streven naar hun eigen ‘beste situatie’ en ze mengen zich beter niet met de vrijheden van anderen (Van Gunsteren 1998, p. 17). Het eerste probleem hier is dat de burgers enkel een band hebben via gedeelde rechten, de gemeenschappelijke kenmerken of geschiedenis doen er niet meer toe (Miller 2002, p.44). Verder is er geen maat als het op de maximalisering van de individuele voordelen aankomt; hoe kan men dan voorkomen dat de burgers mekaar beginnen te vernietigen (Van Gunsteren 1998, p. 17)? De republikeinse visie erkent naast deze gedeelde rechten en plichten ook nog extra voorwaarden voor burgerschap. Ten eerste zetten zij de -enige- publieke gemeenschap in het hart van het publieke leven en moeten burgers zich ook inzetten voor die politieke gemeenschap (Van Gunsteren 1998, p. 17). De burger speelt een actieve rol in het bepalen van de toekomst van de gemeenschap via politiek debat en de besluitvorming (Miller 2002, p. 53). Habermas’ idee omtrent de ideale spreeksituatie en het streven naar een consensus op basis van redelijkheid is een voorbeeld van een republikeinse invulling (Habermas 1982). Burgers spelen hier een actieve rol in zowel de formele politieke wereld als de informele wereld (Miller 2002, p. 84), een goede burger is daarom tevens een vrijwilliger voor het publieke goed (Miller 2002, p. 83). Burgerschap heeft dus niet enkel met status te maken, het slaat ook op de houding van de burger. Onder de status kunnen we de liberale opvatting verstaan, de politieke, sociale en burgerlijke status van een burger die leiden tot specifieke rechten en plichten. Maar burgerschap is ook een houding die af te leiden valt uit de burgerdeugd en de (band met de nationale) identiteit van het individu (Carton & Pauwels 2007). 6.1.1 Cultureel burgerschap Het maakt niet uit welke opvatting omtrent burgerschap er geldt, wanneer een individu zich een volwaardig lid ‘voelt’ van de gemeenschap heeft dit een invloed op die persoon. Ook op cultureel niveau kan burgerschap doordringen. Het voorziet namelijk betekenisvolle keuzes voor de leden omtrent hoe ze hun leven moeten leiden (Kymlicka 1995, p. 7). Gebaseerd op gedeelde keuzes en betekenissen gaan leden van de gemeenschap zich verbonden voelen. Zo kan bijvoorbeeld een band met de natie of de specifieke gemeenschap groeien en gaan mensen zich ook identificeren met die gemeenschap of dat land. Lidmaatschap is met andere woorden een belangrijke factor voor de culturele identiteit van de leden (Kymlicka 1995, p. 7). Het kan onder andere bepalen wie als ‘lid’ wordt gezien van de gemeenschap en wie wordt uitgesloten op basis van gedeelde culturele assumpties.
-33-
ʻCultuur in de Randʼ
Wanneer de leden dit lidmaatschap hebben opgenomen in hun culturele identiteit staat dit ook in verbinding met gevoelens van waardigheid, trots en zelfrespect van de groep. Dit heeft als gevolg dat wanneer deze cultuur wordt onderdrukt de voordelen en de mogelijkheden voor de leden afnemen, de cultuur minder aantrekkelijk wordt (Kymlicka 1995, p. 7). Zomaar wisselen van groep en dus ook van lidmaatschap is geen optie voor vele leden omwille van de voorname rol van het lidmaatschap voor de identiteitsconstructie van de leden (Kymlicka 1995, p. 7).
6.2. Sociaal kapitaal Wanneer de identiteitsconstructie mee bepaald wordt door het lidmaatschap van de groep en de externe impulsen van een andere groep kunnen we ons afvragen wat het zou betekenen voor een groep wanneer er veel ‘indringers’ het terrein betreden van de groep. Wanneer een groep goed functioneert uit zich dat onder andere door een sterke onderlinge band via netwerken en een sterk verenigingsleven in de gemeenschap. Kan dit worden ‘bedreigd’ door anderen, mensen die worden aanzien als niet-leden? Dit kunnen we onder andere onderzoeken aan de hand van het sociaal kapitaal in de gemeenschap. In een onderzoek van de twee wetenschappers Coffé en Geys, wordt er gekeken naar “hoe de vorming van sociaal kapitaal binnen een gemeenschap kan worden aangewakkerd” en of er een relatie bestaat tussen een heterogene bevolkingssamenstelling en het sociaal kapitaal (Coffé & Geys 2006, p.2). “Sociaal kapitaal bestaat in essentie uit structurele elementen (netwerken en verenigingen) en culturele of attitudinale elementen (vertrouwen en wederkerigheid)” (Hooghe & Stolle geciteerd in Coffé & Geys 2006, p. 3) Als indicatoren om het sociaal kapitaal te kunnen berekenen in de Vlaamse gemeenten hebben zij het verenigingsleven, de opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen en de criminaliteitscijfers in acht genomen. De onderzoeksresultaten bevestigen dat het sociaal kapitaal lager ligt bij een hoger aantal nationaliteiten in de gemeente. Dit negatief verband tussen diversiteit in nationaliteiten en sociaal kapitaal heeft volgens hen niets te maken met etnisch-culturele verschillen. Louter de aanwezigheid van inwoners van niet-Belgische afkomst is hier een centrale verklaringsbron (Coffé & Geys 2006, p.17). Dit beklemtoont de rol van het lidmaatschap in een gemeenschap. Wanneer iemand als niet-lid wordt gepercipieerd door de bevolking, heeft dit blijkbaar ook weerslag op de eigen groepsvorming. ‘Indringers’ in de gemeenschap hebben met andere woorden een negatief effect op de werking van de gemeenschap. Toch moet worden opgemerkt dat onder invloed van deze indringende minderheidsgroep een angstreflex kan ontstaan met als gevolg een ‘wij tegen zij’-denken (Coffé & Geys 2006, p. 4).
-34-
ʻCultuur in de Randʼ
“Dit kan leiden tot een toename van het sociaal kapitaal binnen de groep, maar bemoeilijkt vaak ook de creatie van wederzijds vertrouwen en groepsvorming tussen de verschillende groepen” (Coffé & Geys 2006, p. 4) Andere bevindingen zijn dat hoe hoger het percentage 65+’ers, hoe lager het sociaal kapitaal en hoe kleiner de bevolkingsomvang, hoe hoger het sociaal kapitaal.
6.3. Burgerschap als politiek agendapunt Burgerschap heeft een grote invloed op het politieke publieke leven in een gemeenschap, de politieke wereld is hier dan ook niet blind voor. Verschillende politieke beslissingen worden indirect genomen op basis van een idee van burgerschap. Verscheidene politieke strekkingen zien burgerschap als een mogelijke verenigende kracht in deze verdeelde wereld (Miller 2002, p. 40). Zoals reeds gezegd kan het lidmaatschap van een gemeenschap bepalend zijn voor de identiteit van de inwoners, terwijl er steeds meer aparte sociale (minderheids)groepen ontstaan. De zoektocht naar een model voor burgerschap van gemeenschappelijke burgeridentiteiten maar waar toch de culturele diversiteit wordt gewaarborgd is een van de centrale politieke doelstellingen geweest de laatste jaren (Patten & Kymlicka 2003, p.12). Wanneer men deze verdeelde groepen toch kan gewonnen krijgen voor een gedeeld burgerschap en dus ook een gedeeld lidmaatschap zou dit ten eerste het sociaal kapitaal ten goede komen, vervolgens wordt het ook gemakkelijker om een samenhangend beleid te voeren ten opzichte van de inwoners. Een goed werkende gemeenschap, zonder interne conflicten is immers gemakkelijker te besturen. “In a national context a significant level of immigration from diverse cultures raises questions about national identity, multiculturalism, and citizenship which are politically contentious and theoreticaly complex.” (Carter 2005, p.15) Het model van burgerschap heeft eveneens invloed op andere politieke beslissingen. Zo hebben we bijvoorbeeld de immigrantenwetgeving die bepaalt wie er wordt toegelaten tot de gemeenschap en wie weer naar ‘huis’ wordt gestuurd. Sommige landen accepteren slechts een gering aantal immigranten. Deze eisen een sterke culturele integratie voor de immigranten recht krijgen op burgerschap; andere landen hebben een meer open beleid tegenover immigratie (Kymlicka 1995, p.2).
-35-
ʻCultuur in de Randʼ
6.3.1 Cultuurbeleid Een manier om toe te komen aan de politieke uitdagingen van deze eeuw is onder andere via het cultuurbeleid. We hebben reeds gezien dat gemeenschappen steeds vaker hun culturele identiteit naar voren brengen in conflicten. Door deze cultuur te beschermen of te stimuleren kan het zelfvertrouwen van de gemeenschap groeien waardoor er meer tolerantie kan ontstaan tegenover nieuwe leden van de gemeenschap. Er is in de Vlaamse rand reeds een “ruim aanbod aan cultuur- en gemeenschapscentra (…) maar het aantal voorstellingen en cultuurevenementen buiten deze centra is gering” (Desmet & Lemaître 2007, p. 87). Toch mogen we ons niet blind staren op het culturele element. Zoals reeds aangegeven is een cultureel conflict (bijvoorbeeld een taalconflict) dieper geworteld in de sociale wereld van de gemeenschap. Deze culturele ideeën moeten politiek gevoed worden om te kunnen doorbreken tot in de sociale wereld van de gemeenschap. “Lyrical, emotive, myth-based appaels to cultural identity need political power to put the relevant policy into place, and the relevant policy must demonstrate economis advantages if it is to stick.” (Ager 2001, p. 39) Ager voegt er de economie nog bij als onafscheidelijke component met de cultuur en politiek om het (taal)beleid te bepalen (2001, p.38). Cultuur en politiek kunnen dus moeilijk van mekaar worden gescheiden. De een heeft de andere nodig. De rol van de overheid en diens beleid is reeds verschillende malen aan bod gekomen. Een mooie vergelijking tussen het beleid en het eigenlijke cultuurgebruik kan worden gemaakt met respectievelijk de ‘langue’ en de ‘parole’ (Miller & Yùdice 2002, p. 5). Wanneer er gesproken wordt over een cultuurbeleid, is het noodzakelijk zich af te vragen in welke mate en in hoeverre de processen van cultuurvorming en cultuurbeweging ontvankelijk zijn voor die systematische sturing (Buiks & Kwanten 1981, p. 152). Taalplanning kan echter in verschillende situaties zeer efficiënt werken. Dit heeft geen weerslag op het culturele leven van de inwoners binnen de esthetische opvatting van cultuur. Toch is het een belangrijke component van het bredere culturele leven en kan het weerslag hebben op het culturele leven in strikte vorm zoals theatervoorkeuren of filmvoorstellingen.
6.4. Conclusie Hieruit kunnen we besluiten dat het lidmaatschap van de groep zelf
veel zegt over de
gemeenschap en haar bestuur. Welke visie er heerst, in welke mate cultuur belangrijk is voor de groepsidentiteit en wie zich echt lid voelt bepalen een groot deel de werking. Daarenboven kan de samenstelling van de groep het sociaal kapitaal in de gemeenten beïnvloeden. Voor de -36-
ʻCultuur in de Randʼ
internationale Vlaamse rand is dit zeker een belangrijke factor. Al duidden Coffé en Geys op de mogelijkheid dat het sociaal kapitaal binnen de groepen juist kan versterken door de ‘bedreiging’ van een andere groep. In welke mate de culturele eigenschappen van de groep belangrijk zijn voor het lidmaatschap van de Vlaamse rand-gemeenschap is een vraag die later aan bod zal komen. Ook de interne cohesie en het sociaal kapitaal in de randgemeenten zullen in het volgende deel uitgebreider aan bod komen. Omdat er een politiek initiatief nodig is om deze opvattingen kracht bij te zetten, wordt er eveneens gestreefd naar een beleidsvoorstel.
-37-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 7: Conclusie
Dit laatste hoofdstuk biedt de kans om alle theorieën nog eens op een rij te zetten. Op basis van bovenstaande theorieën worden zo een analytisch kader geschetst en de onderzoeksvragen geformuleerd. Het eigenlijk analytische kader zijn de aangehaalde theorieën die zullen gebruikt worden om de bevindingen in het empirische deel te interpreteren. Hier komen kort nog de belangrijkste bevindingen aan bod. Ofschoon zowel identiteit als cultuur variabele concepten zijn, werd duidelijk dat ze de basis kunnen vormen van een gemeenschap, groep of natie. De cultuur van een groep is nauw verwant met de taal waarin de groep haar cultuur uitdrukt. Daarom worden beide dikwijls als een gelijke beschouwd. Door cultuur te linken aan de gedeelde taal, heersende representaties en discours binnen een gemeenschap, wordt hier een brede visie gehanteerd. Cultuur is een bezit van de gehele groep en is dientengevolge overal aanwezig in het doen en laten van de groepsleden. Dit bezit is echter niet geheel, cultuur is namelijk een veranderlijk geheel opgebouwd uit verschillende elementen. Toegepast op de Vlaamse rand is het vooreerst interessant om te gaan kijken naar de gemeenschap en het lidmaatschap. Welke voordelen biedt de gemeenschap aan haar leden en welke strijd deze leden delen is een belangrijke onderzoekspiste. Daarnaast rijst de vraag op welke manier de inwoners van de Rand zich met mekaar verbonden voelen. Maar vooral, welke rol speelt cultuur in het burgerleven. Om te kunnen vaststellen wat hen onderling bindt is het noodzakelijk om, nadat de gemeenschap gedefinieerd is, te gaan kijken welke invloeden de gemeenschap heeft gekend of ondergaat. Door enerzijds eveneens te gaan kijken naar internationale tendensen en anderzijds conflicten van andere landen te incorporeren moeten we besluiten dat de Vlaamse rand niet de enige streek is waar verschillende gemeenschappen (moeten) samenleven. Minderheidsgroepen die opkomen voor hun culturele eigenheid, waarvan de taal een belangrijk kenmerk is tegenover ‘anderen’, zijn geen uniek fenomeen. In de Rand rijst soms de vraag wie er juist de minderheid vormt. Hoe er op Belgisch niveau wordt omgegaan met minderheden, zowel op politiek niveau als op maatschappelijk niveau is hier bij uitstek relevant. Welke initiatieven er worden genomen tegenover de ‘ander’ in de gemeente zijn indirect een gevolg van hoe men die ‘andere’ ziet. In de Vlaamse rand zien we een vermenging van twee gescheiden gemeenschappen die elk strijden voor hun culturele rechten. Het is daarom bijzonder relevant om tevens de invloed van de identiteit en de cultuur van de groep op de heersende conflicten of problemen na te gaan. Deze (strijdende) gemeenschappen, externe impulsen en internationale tendensen zijn ten eerste de basis voor de interne cohesie van de groep. Daarnaast hebben ze gevolgen voor de -38-
ʻCultuur in de Randʼ
overheden. Hoe zij met burgers, minderheden of conflicten omgaan is belangrijk voor de gemeenschappen en hun werking, zowel op cultureel als op sociaal niveau. Hieruit concluderen kunnen we drie onderzoeksvragen opstellen die in het volgende deel verder zullen worden toegelicht. - Hoe worden de inwoners van de Vlaamse rand benaderd door de verschillende overheden? - Is er sprake van een specifieke rand-gemeenschap. Indien ja, wat bindt hen? - In welke mate zijn culturele en politieke motieven met mekaar vermengd geraakt in conflicten? Deze onderzoeksvragen zullen met behulp van bovengeschetst analytisch kader en de empirische resultaten beantwoord worden in het volgende deel.
-39-
ʻCultuur in de Randʼ
DEEL 2 - EMPIRISCH LUIK
De vooraf opgestelde doelstelling, een beleidsaanbeveling aan de hand van een analyse van het huidige beleid en de perceptie van de specifieke problematiek door en voor de culturele en gemeenschapscentra, zal in dit deel concreet worden uitgewerkt. De onderzoeksvragen worden onderzocht om tot een empirisch gefundeerd antwoord te komen. Dit empirische luik is opvallend meer toegepast en meer lokaal gericht dan het eerdere deel dat meer inging op de algemene theorieën. Ten eerste worden de onderzoeksvragen, die opgesteld zijn aan de hand van de theoretische inzichten, toegelicht. Deze zullen als leidraad dienen om de empirische gegevens te analyseren en bieden een duidelijk interpretatiekader om een beeld te krijgen van de situatie. In het tweede hoofdstuk komt de methodologische opzet aan bod en worden de gemaakte keuzes aangaande de methoden toegelicht teneinde het onderzoek wetenschappelijke te funderen. De gegevens die als basis zullen dienen in dit onderzoek zijn de interviews met de verschillende professionals op het gebied van cultuur in de Vlaamse rand rond Brussel, de officiële documenten voor het wettelijke kader en de theoretische analyse voor de achtergrond. In het derde hoofdstuk komen de analyse van zowel de documenten als de interviews aan bod. Hier wordt er een antwoord gezocht op de vooropgestelde onderzoeksvragen die telkens apart aan bod komen. Om de analyse af te sluiten is er een SWOT-analyse opgesteld om een overzicht te creëren van de status-quo en als basis gebruikt wordt voor verdere aanbevelingen. De analyse is opgemaakt uit drie delen, elk deel zoekt een antwoord op een specifieke onderzoeksvraag. Ter afronding wordt een discussie aangeknoopt omtrent de noodzaak van een specifiek cultuurbeleid voor de Vlaamse rand en worden beleidsaanbevelingen geformuleerd.
-40-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 1: de Onderzoeksvragen
Ten eerste is het noodzakelijk om de huidige situatie op beleidsniveau nader te bekijken. Wat is nu juist precies de wetgeving omtrent de Vlaamse rand, welk beleid geldt er en welke initiatieven werden reeds genomen? Specifiek voor dit onderzoek interesseren ons de culturele initiatieven en de initiatieven op het gebied van het Vlaams karakter binnen de Rand. De focus zal uiteraard liggen op de gemeenschaps- en cultuurcentra. Daarnaast kunnen we uit deze bronnen afleiden hoe er wordt omgegaan met en tegemoetgekomen aan de belangen van de minderheidsgroepen op politiek niveau. Aan de hand van een analyse van de gerelateerde documenten wordt de wettelijke situatie opgehelderd. Aanvullend worden ook de meningen van de deskundigen gevraagd om dit beleid te evalueren. Ten laatste wordt er gestreefd naar inzicht in hoe het concept burgerschap wordt verstaan op politiek niveau. Vervolgens komt het specifieke karakter van de Vlaamse rand rond Brussel aan bod. We gaan op zoek naar de mate waarin de randbewoners zich verbonden voelen tot een -gedeeldegemeenschap en wat hen dan juist bindt. Theoretisch hebben we het reeds over groepsvorming gehad, daarom is het interessant te gaan kijken hoe de ‘rand-gemeenschap’ tot stand kwam. Verder zullen we hier ook gaan kijken naar de reactie van de gemeenschap op de ‘andere’. Welk effect de instroom van nieuwkomers heeft op het sociaal kapitaal van de gemeenten zal empirisch onderzocht worden door te gaan kijken naar de invloed op het verenigingsleven. Ten derde wordt de rol van taal binnen de gemeenschap nader bekeken en in welke mate de taal een determinerende factor van de Vlaamse rand-identiteit is. De derde onderzoeksvraag heeft te maken met de vermenging tussen politiek en cultuur. Uit de vorige resultaten kunnen we afleiden hoe gevoelig het cultuurbegrip ligt binnen de Rand en hoeveel aandacht er aan wordt geschonken. We hebben reeds opgemerkt dat de verhoogde klemtoon op cultuur en de vermenging tussen cultuur en politiek internationale fenomenen zijn. Daarom is het bij uitstek relevant om in dit deel te gaan kijken naar de wijze waarop deze fenomenen zich lokaal hebben vertaald. Ook de gevolgen of de mogelijke oplossingen die worden aangereikt door de deskundigen worden aangehaald. Concluderend kunnen we nagaan of er wel nood is aan een apart cultuurbeleid voor de Rand. Het onderzoek heeft niet enkel een situatieschets als doel, maar tracht ook een oplossing te bieden. Afsluitend zal hier een discussie met de vraag of er nood is aan een apart cultuurbeleid in de Rand aan bod. Kunnen we, zoekend naar de rol van cultuur in het beleid en de andere onderzoeksresultaten in acht nemend, stellen dat een de Rand apart moet worden behandeld op niveau van cultuur? Met de kennis die gebundeld is in dit onderzoek wordt het mogelijk om alternatieve beleidsaanbevelingen voor te stellen.
-41-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 2: Methodologische Opzet van het onderzoek
1. Dataverzameling Dit onderzoek zal kwalitatief worden aangepakt, enerzijds omwille van de actualiteitswaarde van het onderwerp omdat kwalitatief onderzoek zich uitstekend leent wanneer de onderwerpen of de problematiek gevoelig liggen (Baarda & De Goede 2001, p. 17; Walker 1985, p. 4). Anderzijds kunnen zo de problemen in een samenleving beter beschreven en geïnterpreteerd worden (Baarda & De Goede 2001, p.13). De rand rond Brussel is een zeer complex onderzoeksonderwerp, onder andere omwille van de verwevenheid van politieke en sociale aangelegenheden. Er wordt in dit onderzoek een multi-methodische aanpak nagestreefd -zowel beleidsdocumenten als interviews worden geanalyseerd- waardoor een beter beeld van het conflict kan worden geschetst. Om tot een volledig beeld te komen van de actuele situatie is het nodig om vanuit de Rand zelf te vertrekken; bijgevolg komt in dit onderzoek elke randgemeente aan bod. Er zal telkens gesproken worden met de voor cultuur bevoegde persoon in elke randgemeente, dit kan bijvoorbeeld de cultuurfunctionaris binnen de gemeente zijn, een centrumverantwoordelijke of een directeur van een cultuurcentrum. Hun visie is essentieel om verder een beleid op te bouwen. Kwalitatief onderzoek kan de beleidsmaker namelijk een theorie aanbieden die gebaseerd is op de sociale realiteit. Hier staan de ervaringen centraal van zij die worden beïnvloed door beleidsbeslissingen of als deel van het conflict worden beschouwd (Walker 1985, p.19).
1.1 Diepte-interviews met informanten Omdat het onderzoek vertrekt vanuit de Rand zelf, zijn interviews met mensen die wonen en werken in de Rand de basis voor dit onderzoek. Deze interviews zullen zeer kwalitatief aangepakt worden en heten dan ook ‘diepte-interviews met informanten’. Het onderwerp ligt gevoelig waardoor het nodig is dieper op de zaak in te gaan en niet tevreden te zijn met de hapklare antwoorden van de respondenten. Hoewel al deze personen werken voor een hogere regering, of een organisatie verbonden met de regering, die ook een politieke opdracht heeft, moeten we opmerken dat al deze mensen er belang bij hebben om mee te werken aan en te streven naar een goed en degelijk randbeleid. Ten eerste is dit ten voordele van hun eigen werking; niettegenstaande kan de motivatie ook te maken hebben met persoonlijke redenen. Verder kunnen ook politieke verwachtingen meespelen. Deze politiek geladen antwoorden zullen voor dit onderzoek niet relevant zijn zonder een analyse binnen de juiste context. De belangen die de persoon kan of wil verdedigen en hoe de antwoorden precies zijn geformuleerd zullen moeten in acht genomen worden (Walker 1985, p. 39). -42-
ʻCultuur in de Randʼ
1.1.1 Relevantie Omdat de focus van het onderzoek op het culturele domein ligt worden personen die werken in de gemeenschapscentra en de culturele centra van de Rand aan het woord gelaten. Zo komt de specifieke situatie van elke randgemeente met haar cultuur- of gemeenschapscentrum aan bod. De interviews hebben tot doel de respondenten aan het nadenken te zetten omdat zij verweven zijn met de lokale conflicten. Op die manier kan er gesteund worden op hun kennis en ervaringen voor het onderzoek (Walker 1985 p. 21). Het is belangrijk om binnen een conflictsituatie de participanten van dat conflict aan het woord te laten, beklemtonen Pinxten en Verstraete. “Gebrek aan kennis van hun invullingen slechts tot schijnoplossing van conflicten kan leiden (…) De impact van de subjectieve factor wordt ons inziens onderschat, en dat leidt al te vaak tot naïeve zogenaamde realistische analyses” (Pinxten & Verstraete 1998, p. 43). Daarom zijn de subjectieve meningen van de respondenten elementair in het beantwoorden van de onderzoeksvragen en het opstellen van de beleidsvoorstellen. Door deze data samen te leggen wordt het mogelijk een goed beeld te krijgen omtrent cultuur in de rand rond Brussel. 1.1.2 Selectie van de eenheden Hoewel de respondenten worden geïnterviewd omwille van hun kennis ter zake en hun ervaringen met de problematiek en zo de informanten zijn, moet het gesprek rustig worden opgebouwd waardoor de informant een respondent wordt. De respondent moet namelijk de tijd en de mogelijkheid krijgen om over zijn antwoorden na te denken. Zij worden met andere woorden beschouwd als informanten, over hoe het er aan toe gaat in hun gemeente, maar de interviews zullen gemiddeld drie kwartier tot een uur duren om hen de tijd te geven na te denken over de gestelde vragen. Tijdens het onderzoek wordt er op zoek gegaan naar de ‘definitie van de situatie’, hoe deze groep professionelen in hun vak aankijken tegenover het probleem en hoe zij de situatie beleven (Baarda & De Goede 2001, p. 21). De respondenten hebben een goed zicht op hun gemeente en haar samenstelling en komen dagelijks in contact met de actuele conflicten en problemen. Zij zijn uitermate geschikt als expert in de ‘randproblematiek’ omdat ze zich de situatie goed voor de geest kunnen halen en ze in staat zijn de gebeurtenissen te kaderen en concepten te verduidelijken. Het gaat hier telkens over ‘professionelen in het vak’ waardoor er mag vanuit gegaan worden dat zij een goede kennis hebben. Omwille van hun publieke functie hebben zij een betrekkelijk groot verbaal vermogen om hun ervaringen te uiten. Dit zijn enkele zeer belangrijke capaciteiten met het oog op de kwaliteit van de data (Marshall & Rossman 1989, p. 64). Binnen dit onderzoek zijn de inzichten van een hoger geplaatst persoon in de gemeente, bijvoorbeeld een burgmeester, interessant om meer te weten te komen over de gemeente. -43-
ʻCultuur in de Randʼ
Cultureel gezien bieden ze echter geen meerwaarde omdat zij geen prioriteiten bij het culturele leven in de gemeente leggen (Koppen et al. 2002, p. 193) of misschien geen volledig beeld hebben van de situatie. Als inhoud van de steekproef komen de gemeenschapscentra in de 6 faciliteitengemeenten aan bod omdat zij een specifieke situatie vertegenwoordigen. De centra zijn een initiatief van de Vlaamse Gemeenschap om de inwoners van de gemeenten cultureel niet in de kou te laten staan zoals het gemeentebestuur doet (Koppen et al. 2002, p. 193). Naast het aanbieden van een cultureel programma hebben zij ook een sociale opdracht binnen de gemeente, wat hun relevantie binnen de gemeente nog vergroot. Ook Hoeilaart, Tervuren, Sint-Pieters-Leeuw, Jezus-Eik en Meise hebben een gemeenschapscentrum. Deze zijn eveneens aan bod gekomen. De culturele centra binnen de andere randgemeenten zijn eveneens belangrijk. Aan de hand van een “maximum variation sampling” over de ruimte zal er getracht worden om de hele rand gelijkmatig te onderzoeken, dit voornamelijk met het oog op een latere generalisering die nodig is om beleidsvoorstellen te doen voor de Rand in haar geheel. De gemeenten zonder cultuur- of gemeenschapscentrum zijn buiten beschouwing gelaten in dit onderzoek. Zij vallen immers terug op het aanbod in de omliggende gemeenten die ook in de Rand liggen en wel aan bod zijn gekomen. De inwoners van die gemeenten kunnen ook naar Brussel of andere Vlaamse gemeenten trekken voor een cultureel aanbod. Concreet zijn alle centra uitgenodigd voor een interview, naast de non-respons van CC Strombeek en de laattijdige respons van CC Het Bolwerk te Vilvoorde, zijn op een na alle centra in de Rand 6 aan bod gekomen. Omdat CC Den Blank in Overijse intens samenwerkt met de gemeenschapscentra van Hoeilaart, Jezus-Eik en Tervuren werden zij niet uitgenodigd. Het GC de Bosuil in Jezus-Eik, een deelgemeente van Overijse is echter wel aan bod gekomen, waardoor dit geen ver strekkende gevolgen zal hebben op de betrouwbaarheid van de resultaten. Het grote bereik van dit onderzoek is zeer positief voor de betrouwbaarheid van de verdere analyseresultaten. Omdat zo goed als elke gemeente aan het woord kwam en er op verschillende niveaus is gewerkt, kan worden aangenomen dat dit onderzoek voldoende uitgebreid is om tot juiste en betrouwbare conclusies te komen. Naast het uitvoerende orgaan -de centra- komen ook de beleidsactoren aan bod. Kurt Annendijck, kabinetsmedewerker van Vlaams minister Frank Vandenbroucke, kwam eerst aan het woord om helderheid in de situatie te scheppen. Vervolgens was ook de directeur van vzw ‘de Rand’, Eddy Frans, bereid om zijn kennis te delen in een interview. Hij kent ‘zijn’ gemeenschapscentra als geen ander en heeft een goed inzicht in de situatie. Ook de gedeputeerde van de Provincie Vlaams-Brabant Tom Troch en zijn medewerker Stefaan Gunst kwamen samen voor de stemrecorder terecht en deelden hun inzichten in en meningen over 6
Voor een overzicht van de aan bod gekomen respondenten, zij bijlage 1
-44-
ʻCultuur in de Randʼ
de situatie vanuit hun functie bij de provincie Vlaams-Brabant. Uiteindelijk zijn zeventien respondenten aan het woord gelaten, deze zijn; - David Vande Cauter 1 - Centrumverantwoordelijke GC de Boesdaalhoeve - Sint-GenesiusRode - 04/01/2008 - Kurt Annendijck - inhoudelijke medewerker Brussel en Rand in het kabinet van ViceMinister-President van de Vlaamse regering Frank Vandenbroucke - Brussel - 07/01/2008 - David Vande Cauter 2 - Centrumverantwoordelijke GC de Boesdaalhoeve - Sint-GenesiusRode - 13/02/2008 - Wim Van Parijs - Cultuurfunctionaris Dilbeek (CC Westrand) - Dilbeek - 14/02/2008 - Mark De Maeyer - centrumverantwoordelijke GC de Moelie - Linkebeek - 15/02/2008 - Denis Deneulin - Directeur GCC Coloma - Sint-Pieters-Leeuw - 20/02/2008 - Dirk Bovijn - Directeur CC Asse - Zellik - 21/02/2008 - Jan Lauwerijs - Centrumverantwoordelijke GC de Zandloper - Wemmel - 21/02/2008 - Sam Custers -
centrumverantwoordelijke GC de Lijsterbes - Kraainem - 22/02/2008
- Beatrijs Dhont - cultuurbeleidscoördinator Hoeilaart (GC Felix Sohie) - Hoeilaart 25/02/2008 - Marc Snoeck - centrumverantwoordelijke GC de Kam - Wezembeek-Oppem - 27/02/2008 - Tina Van Bockstal - directeur CC De Meent - Alsemberg - 28/02/2008 - Geoffrey Heyrbaut - centrumverantwoordelijke GC de Bosuil - Overijse - 05/03/2008 - Ivo De Boeck - cultuurfunctionaris Tervuren (GC Papeblok) - Tervuren - 06/03/2008 - Eddy Frans - Algemeen Directeur vzw ‘De Rand’ - Wemmel - 07/03/2008 - Tom Troch en Stefaan Gunst - Tom Troch: Gedeputeerde van de provincie Vlaams-Brabant voor cultuurbeleid, Hanenbos, Jeugdbeleid, Jeugdherberg en Vlaams karakter - Stefaan Gunst: Medewerker - Leuven - 12/03/2008 - Guido Van den troost - cultuurbeleidscoördinator Meise (GC De Muse van Meise) - Meise 19/03/2008
1.1.3 Methode Interviews bieden inzicht in de context van de respondenten en de mogelijkheid om hun gedrag in die context te situeren (Seidman 1998, p. 4). Hierdoor wordt alles begrijpelijker en kan de analyse accurater gebeuren. De respondenten kregen op voorhand een kort overzicht van de onderwerpen toegestuurd. Op die manier werden ze reeds geprikkeld door de problematiek en velen bleken reeds te hebben nagedacht over de inhoud; tevens hielp het om het interview zo vlot mogelijk te laten verlopen. Binnen dit onderzoek is er gekozen voor een open-interview-methode, waarmee men wil benadrukken dat het interview geen vaste structuur heeft, op basis van de kenmerken die door Baarda en De Goede worden aangehaald (2001, p. 164-165). Bovendien liggen in een -45-
ʻCultuur in de Randʼ
open interview enkel de topics vast, de formulering van de vragen hangt af van de persoon en de situatie. In dit onderzoek waren de topics die werden aangehaald tijdens de interviews dus op voorhand uitgewerkt, evenals de vragen. Toch werden de vragen gesteld afhankelijk van de respondent en de concrete situatie van het interview. Doordat ze door de interviewer aangepast werden aan de individuele respondent en aan de situatie op dat moment - het tweede kenmerk van de open interviews - zorgde het interview dat de data direct betrekking hebben op datgene wat van belang is voor de respondent (Baarda & De Goede 2001, p. 164). Als interviewer was het nodig om ‘on-the-spot-decisions’ te maken in verband met de inhoud en het verloop van het interview (Rossman & Marshall 1989, p. 67) om tot zo goed mogelijke data te komen. Na het verzamelen van de teksten mag niet vergeten worden deze te contextualiseren. Bij de selectieprocedure voor de respondenten werd reeds onderzocht vanwaar de respondent komt, waar hij werkt en wat zijn zijn belangen. Seidman raadt het af om een diepte-analyse uit te voeren op de interviews voordat ze allemaal verwerkt zijn (1998, p. 12). Daarom werd gekozen om te wachten met de analyse totdat alle interviews afgenomen en uitgeschreven waren. Tijdens het uitschrijven kwamen, met de concrete probleemstellingen in het achterhoofd, wel enkele ideeën naar boven. Die zullen verder worden gebruikt tijdens de analyse. De interviews zullen geanalyseerd en gestructureerd worden aan de hand van een labellingmethode. De teksten zullen worden gelezen op een interpretatieve manier waardoor het mogelijk wordt om ook de betekenis van de woorden te kunnen projecteren buiten het interview (Marshall en Rossman 1989, p. 79), naar de werkelijke situatie buitenaf. Door de uitgeschreven interviews af te printen en met verschillende kleuren aan de slag te gaan worden de teksten bruikbaar materiaal om de onderzoeksvragen op te lossen. De teksten zullen worden opgedeeld in fragmenten, deze krijgen dan telkens een label dat wordt gekozen met de probleemstelling in het achterhoofd. De labels zijn gebaseerd op het analytisch kader dat reeds werd geschetst. Hierdoor wordt er orde en structuur aan de teksten gegeven, een belangrijke eerste stap volgens Baarde en De Goede, die moet leiden tot “een zinvolle reductie van het onderzoeksmateriaal” (2001, p. 176). Baarda en De Goede zijn niet de enigen die de label-methode aanhalen, Walker heeft het over topics (Walker 1985, p. 41) waar de tekstfragmenten mee kunnen ‘gemerkt’ worden. Hierna moeten de fragmenten met dezelfde labels of categorieën gezocht worden waardoor we tot een overzicht komen van de betekenis van de concepten (Walker 1985, p. 63). Deze methode wordt ook door Charmaz aangehaald om interviews te analyseren (2006, p. 45). Hij heeft het over ‘coderen van teksten’ dat helpt om de analyse van de teksten door te voeren, “it -46-
ʻCultuur in de Randʼ
generates the bones of your analysis”; daarom is het meer dan een begin, het moet namelijk een analytisch kader schetsen om de analyse verder op te bouwen (Charmaz 2006, p. 45). Hoe je de teksten codeert is vrij te kiezen, lijn per lijn, woord per woord, fragment per fragment. Omdat we hier met een grote hoeveelheid aan tekst te maken hebben, zal de analyse zich baseren op fragmenten tekst. Tekstfragmenten met dezelfde labels worden bijeengezet, overbodige of gelijkaardige labels worden weggewerkt zodat uiteindelijk enkel de hoofdkenmerken overblijven. Door de verschillende fragmenten met dezelfde labels bijeen te zetten wordt het mogelijk de ladingen van een label of conceptueel thema (Walker 1985, p. 63) te kenmerken en de antwoorden op de onderzoeksvragen te distilleren uit de hoeveelheid aan informatie. De uitdaging bestaat erin om de teksten niet ruim te interpreteren maar zo dicht mogelijk bij de echte inhoud van de tekst te blijven (Baarda & De Goede 2001, p. 178). Wat de respondenten echt hebben gezegd blijft uiteindelijk de essentie van het onderzoek (Patton 2002, p. 457). 1.2. Beleidsanalyse Om inzicht te krijgen in het juridische kader omtrent de Vlaamse rand wordt er een analyse van wettelijke documenten uitgevoerd van verschillende beleidsdocumenten. De documenten werden verzameld en geselecteerd op basis van de verschillende gesprekken met de respondenten. Deze beleidsanalyse heeft een verkennend karakter, met als doel de huidige wettelijke situatie in de Rand goed te kunnen beoordelen. Dit juridische kader wordt eveneens geëvalueerd door de experts. 1.2.1 Relevantie De documenten worden geanalyseerd met het oog op een grondig inzicht in de beleidsmatige situatie van de Rand. Het is essentieel te weten welke initiatieven er reeds genomen werden en welke opvattingen er bestaan over de situatie in de Rand, voor er kan gewerkt worden aan een analyse van de situatie. Bij de analyse van de interviews en de interpretatie van het beleid is het belangrijk steeds bewust te zijn van het feit dat wat onderzocht wordt steeds een gevolg is van het huidige (of voorgaande) beleid (Dunn 2004, p. 7). Een beleid is namelijk steeds een uitkomst van verschillende - soms conflictueuze - visies op een afgebakend geheel waar een belangenstrijd is aan voorafgegaan (Walker 1985, p. 19). 1.2.2 Selectie van de eenheden De eenheden voor de analyse zijn uiteraard ten eerste de beleidsteksten van de verschillende instanties die een invloed uitoefenen op de werking van de Rand rond Brussel. Een overzicht
-47-
ʻCultuur in de Randʼ
geeft de documenten weer die zullen worden geanalyseerd.
Europa
- Resolution 1172 (1998): Situation of the French-speaking population living in the Brussels periphery
België
- Grondwet 1994
Vlaanderen
Vlaams-Brabant vzw ‘de Rand’
- Beleidsnota ‘Cultuur’ 2004-2009 - Beleidsnota ‘Samenwerken voor een goed Vlaams bestuur in de Vlaamse rand’ 2004-2009 - Decreet houdende omvorming van v.z.w. “De Rand” tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, 07-05-2004 - Decreet 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid - Strategische nota 2007- 2012 Vlaams Karakter - Strategische nota 2007- 2012 Cultuur - Jaarplan 2007 Tabel 1
Europa heeft steeds meer invloed op onze federale wetgeving. Omdat de tendensen die Europa volgt dikwijls ook impact hebben op de lidstaten en hun wetgeving, leek het eerst logisch dat ook de Europese wetgeving werd geanalyseerd om een volledig beeld te krijgen. De informanten op beleidsniveau relativeerden echter het belang van Europa op cultureel vlak. Europa staat nog niet zo ver met regelgeving omtrent cultuur (Interview Kurt Annendijck; Interview Stefaan Gunst). Hierdoor wordt het eerste idee om te beginnen op Europees niveau van de tafel geveegd. Als de Vlaamse regering hiermee weinig of geen rekening houdt is de relevantie van de analyse van deze teksten binnen dit onderzoek nihil. Europa heeft dan wel weinig invloed op cultureel niveau, op niveau van bescherming van de minderheden is er wel degelijk een beleid. Het oprichten van een comité van de regio’s is daar een perfect voorbeeld van. Ook over België hebben ze een standpunt. De Europese Raad blijft niet koud bij de conflicten die tussen Vlaanderen en Wallonië gaande zijn. Een resolutie hieromtrent werd uitgegeven in 1998 met hun standpunten over wat er moet gebeuren in de Rand. Het zijn deze concrete voorstellen die het document extra relevant maakt in dit onderzoek. Deze zullen uiteraard nader bekeken worden omdat we ervan uit kunnen gaan dat Europa als supranationale macht een afstandelijkere blik heeft en een degelijk vermogen tot oordelen. Een niveau lager zitten we in België, op het federaal niveau. Hier zijn voornamelijk de grondwet en haar hoofdstukken aangaande de taalvrijheid en taalgebieden in België bij uitstek relevant binnen de Rand. De taalwetgeving en haar toepassing heeft reeds voor vele discussies gezorgd en kan onmogelijk worden overgeslagen wanneer de randproblematiek onderzocht wordt.
-48-
ʻCultuur in de Randʼ
Op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap zijn verschillende documenten als vanzelfsprekend opgenomen in deze analyse, zoals het cultuurbeleid van minister Anciaux, bevoegd voor Cultuur, jeugd, sport en media, en het randbeleid van minister Vandenbroucke, bevoegd voor werk, onderwijs, vorming en de Vlaamse rand. Deze bepalen grotendeels de culturele werking in de Rand. Op legislatief niveau zijn er verschillende decreten van de Vlaamse gemeenschap die van groot belang zijn en de lokale cultuursector vorm hebben gegeven. Om het beleid te analyseren worden beleidsnota’s gebruikt, deze geven namelijk “de grote strategische keuzen en opties van het beleid voor de duur van de regeerperiode weer” (Vlaamse Overheid). De huidige regeerperiode van de Vlaamse regering loopt van 2004 tot 2009. Beleidsbrieven zijn minder interessant omdat deze de begroting van het voorbije en komende jaar als leidraad hebben. De randgemeenten liggen allemaal in de provincie Vlaams-Brabant waar ook specifieke maatregelen worden genomen om met de gevolgen van Brussel als hoofdstad om te gaan. De strategische nota rond het Vlaams karakter en de strategische nota rond cultuur worden nader bekeken om de concrete initiatieven in kaart te brengen. Vanuit de provincie heeft men een beter zicht op de situatie omdat men er als intermediair bestuur dichter bij de mensen en de gemeenten staat (Interview Stefaan Gunst), wat maakt dat er meer wordt beslist en initiatieven genomen worden vanuit de specifieke situatie. Door de verschillende beleidsinstanties in de analyse aan bod te laten komen, kan er worden teruggevallen op een volledig beeld van wat er op beleidsniveau bestaat in de Rand. Elk niveau onderneemt verschillende initiatieven, toch is er een nauwe samenwerking tussen de verschillende instanties op te merken. Er bestaat een intern overleg tussen de verschillende niveaus dat bijdraagt aan de complementariteit van de geanalyseerde documenten. “Die (samenwerking) verloopt eigenlijk tamelijk goed, dus op gebied van subsidies, zitten onze beide administraties al samen om te zien dat we geen dingen dubbel subsidiëren. (…) dus daar zijn zeer intensieve contacten eigenlijk.” (Interview Kurt Annendijck) Belangengroepen zoals de VVC, Vereniging van de Vlaamse cultuurcentra, zijn niet opgenomen in het onderzoek. Dit omwille van hun beperkte relevantie binnen het onderzoek en omdat ze niet essentieel zijn voor een globaal zicht op de situatie. Het is de bedoeling een beeld te krijgen van het huidige beleid, niet van de beleidsvorming. Toch is er een belangengroep die verbonden is aan de regering en veel invloed heeft op het culturele leven in de Rand en het beleid, vzw ‘de Rand’. Omwille van de invloedrijke positie van deze vzw in de Rand is het decreet omtrent de wettelijke structuur en verhouding met de overheid belangrijk. Het jaarplan is uiteraard ook essentieel om na te gaan wat zij ondernemen op cultureel niveau.
-49-
ʻCultuur in de Randʼ
1.2.3 Methode Het doel van deze analyse is om een status-quo op te maken van het beleidsveld rond de Vlaamse rand, zodat dit als basis kan dienen voor verder aanbevelingen. Een SWOT-analyse is een uitstekende methode om strategische keuzes op te baseren (Arslan & Deha Er 2008). Dit geeft een goed inzicht van wat de mogelijkheden en de beperkingen kunnen zijn van een beleid en gaat zowel in op de interne als de externe factoren. Om tot deze SWOT-analyse te komen worden drie stappen aangeraden. Ten eerste is het noodzakelijk om informatie te verzamelen via onder andere interviews (Morrison 2008). In dit onderzoek worden verschillende bronnen gebruikt zoals de beleidsteksten en andere wettelijke teksten die het juridische kader schetsen maar daarnaast wordt er ook gebruikt gemaakt van informanten die hun visie op het beleid delen waardoor een evaluatie mogelijk is. Ten tweede moet er nagedacht worden over de toekomst om de mogelijke bedreigingen en kansen te identificeren om zo ten derde een actieplan op te stellen (Morisson 2008). Op die manier wordt er een lijst bekomen die onder andere de situatie verhelderd en een basis biedt voor strategieën en tactieken (Arslan & Deha Er 2008). Een SWOT-analyse helpt vervolgens de gedachten te ordenen en biedt een kader aan om toekomstige doelstellingen te formuleren. Deze methode heeft naast de verschillende voordelen uiteraard ook nadelen. Ten eerste is er de eenvoud, waardoor een SWOT-analyse verschillende nuances niet kan tonen (Panagiotou 2003, p. 8). Het is namelijk onmogelijk om de meest belangrijke of invloedrijke factoren te onderscheiden van andere factoren (Arslan & Deha Er 2008). Dit is in deze studie onder andere opgevangen door de verschillende documenten telkens apart uitgebreid te bespreken zodat het vormingsproces van deze SWOT duidelijk wordt. Ten laatste is er ook geen mogelijkheid tot berekening van de factoren (Arslan & Deha Er 2008) en is de kans op subjectiviteit groot (Morisson 2008).
-50-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 3: de Analyse In het eerste deel van de analyse wordt naar een antwoord gezocht op de eerste onderzoeksvraag: “Hoe worden de inwoners van de Vlaamse rand benaderd door de verschillende overheden?”. Aan de hand van wettelijke documenten kunnen we nagaan hoe het juridische kader rond de Vlaamse rand is opgebouwd; hoe verschillende overheden en organisaties in België omgaan met minderheidsgroepen. Hieruit kunnen we eveneens afleiden hoe het concept burgerschap wordt ingevuld. Er zal tevens naar culturele initiatieven gekeken worden met de klemtoon op culturele en gemeenschapscentra. Vertrekkende vanuit de gegevens die verzameld zijn via diepte-interviews zoeken we een antwoord op de tweede onderzoeksvraag: “Is er sprake van een specifieke randgemeenschap. Indien ja, wat bindt hen?”. De derde onderzoeksvraag handelt over de relatie tussen politiek en cultuur. Ten eerste komt de mate van vermenging aan bod. We gaan na of wel degelijk een vermenging tussen culturele en politieke vraagstukken terug te vinden is. Vervolgens zullen we kijken naar de gevolgen van deze vermenging voor de Rand en haar gemeenschap.
1. De Beleidanalyse - Het juridische kader 1.1 Europees niveau Op Europees niveau is er gekozen voor het rapport uit 1998 waar expliciet wordt gekeken naar de Franstalige gemeenschap in de Vlaamse rand. 1.1.1 Resolution 1172 : Situation of the French-speaking population living in the Brussels periphery De eerste vijf paragrafen schetsen de taalsituatie in België. Vervolgens komen de concrete standpunten van Europa en mogelijke oplossingen aan bod. Europa neemt geen radicale houdingen aan maar pleit voor een verzoenend en respectvol debat waar beide gemeenschappen moeite doen. Het Europees parlement ziet enkel een oplossing voor dit taalconflict wanneer beide partijen van goede wil zijn en met een tolerante, pragmatische en flexibele houding verder werken aan een vredevolle samenwerking en samen-leving. Voornamelijk de politici worden hiertoe met drang aangemoedigd (Art 6). Opmerkelijk is eveneens dat de Europese Raad acht slaat op het door politici aanwakkeren of gebruiken van deze conflicten voor politieke doeleinden (Art 6). Ten tweede wil het parlement alle partijen eraan herinneren dat de beslissingen van de verschillende ‘conflict resolving mechanisms’ die België rijk is te respecteren (Art 7). Hieronder verstaan ze onder andere de gedeputeerde van de Provincie Vlaams-Brabant of het arbitragehof (Art 7).
-51-
ʻCultuur in de Randʼ
Vervolgens gaat het Europees parlement dieper in op de situatie van de Franssprekende bevolking in de rand rond Brussel. Om hiermee om te gaan raadt Europa de Vlaamse Overheid aan om anderstaligen niet te assimileren, maar te integreren in Vlaanderen en de Franstalige minderheid te erkennen zodat ze hun eigen identiteit en taal kunnen behouden
en zich
cultureel kunnen ontplooien (Art 8). Maar ook voor de Franstaligen -en voornamelijk zij die deze groep politiek representeren- in de Vlaamse rand heeft Europa een raadgeving. Zij moeten zich proberen te integreren in de streek waar ze wonen door bijvoorbeeld Nederlands te leren of hun talenkennis te verbeteren (Art 9). Ten tweede raadt Europa hen ook aan om te erkennen dat ze in een eentalige -en geen tweetalige- regio wonen. Het is belangrijk hierbij de rechten van de Nederlandstalige inwoners te respecteren en hun pogingen om de taalfaciliteiten uit te breiden tot een tweetalige mogelijkheden te staken (Art 9). Tot slot raadt de Europese raad de Belgische Overheid aan om de culturele communicatie en de samenwerking over de grenzen van de gemeenschappen aan. Dit kan bijvoorbeeld door culturele akkoorden te sluiten tussen de verschillende gemeenschappen en gemeenten of tweetalige scholen op te richten (Art 10). Verder moedigt Europa België aan de Europese conventie inzake de bescherming van nationale minderheden te ratificeren (Art 10). 1.1.2 Evaluatie Opvallend is dat ook Europa behoedzaam is voor de vermenging tussen politieke conflicten en taalconflicten. Politici worden hier aangemoedigd om zich professioneel te gedragen, zonder taalconflicten aan te wakkeren of beslissingen van de bevoegde instanties te negeren. Verder raadt Europa aan een open houding aan te nemen tegenover de ‘andere’, dit wel vanuit een respectvolle basis, niemand moet zomaar ‘over zich laten lopen’. Als laatste wordt er aangeraden op samen te werken door bijvoorbeeld gedeelde activiteiten te organiseren. Dit past binnen de theorie Anderson, waar door meer kennis van de ‘anderen’ er een grotere gemeenschap ontstaat (deel1, 3.3). De Franstaligen worden hier als een minderheid binnen de Vlaamse gemeenschap beschouwd die respect moeten hebben voor de plaats waar ze wonen.
1.2 Belgisch niveau Op Belgisch niveau wordt er gekeken naar de grondwet zoals ze is opgesteld in 1994 en terug te vinden is op de website van de Belgische justitie. Referenties worden gemaakt naar de specifieke artikelen in de vernoemde grondwet. 1.2.1 De grondwet 1994 - De taalgebieden De Belgische grondwet begint met het erkennen van drie gemeenschappen (Art 2), evenveel gewesten (Art 3) en vier taalgebieden (Art 4). Vlaams-Brabant, waartoe ook de Vlaamse rand -52-
ʻCultuur in de Randʼ
behoort, is onderdeel van het Vlaamse gewest. Binnen de taalgebieden is de officiële taal wettelijk bepaald, voor de Rand is dit dus het Nederlands. Hier wordt het territorialiteitsprincipe gehanteerd. Privé wordt het gebruik van talen niet aan banden gelegd in de Belgische grondwet waar het taalgebruik is vrijgesteld, enkel voor “handelingen van het openbaar gezag en voor rechtszaken” kan een wet het taalgebruik vastleggen (Art 30). In de privé-sector (bijvoorbeeld de horeca) kan men dus niemand verplichten om Nederlands te spreken in de Rand, maar voor publieke reclame kan men wel de taal bepalen. Hetzelfde voor het taalgebruik van de burgemeester en schepencollege en hun publieke handelingen. - Het Belgische burgerschap Wie lid wil worden van de Belgische staat moet voldoen aan de voorwaarden opgesteld in het Belgische burgerlijke recht (Art 8). Indien de persoon voldoet, kan hij zijn burgerlijke en politieke rechten ten volle uitoefenen binnen de staat. Het is de federale wetgevende macht die beslist over naturalisaties en zo bepaalt wie het lidmaatschap/burgerschap van de staat België kan verkrijgen (Art 74). Burgerschap wordt hierin op een zeer liberale manier opgenomen, burgers moeten voldoen aan enkele eisen in ruil voor hun rechten. - De minderheden Vooreerst moet worden opgemerkt dat de federale staat op zich al een poging is om de verschillende groepen in België te erkennen en zich te laten ontplooien. Met betrekking tot de taalgrenzen in België bestaat er een apart artikel dat bepaalt hoe deze taalgrenzen gewijzigd kunnen worden. Dit systeem zorgt ervoor dat geen taalgroep op zich het initiatief kan nemen en een taalgebied kan wijzigen, je hebt hiervoor namelijk tweederde meerderheid nodig en een meerderheid binnen elke taalgroep (Art 4). Minderheden worden in België wettelijk beschermd door een gelijkheid der Belgen te bepalen (Art 10 & 11). Eveneens wordt een gelijkheid tussen de Franstalige en Nederlandstalige gemeenschap beoogd door de gelijkheid te eisen in de samenstelling van de senaat (Art 67), op het vlak van het aantal ministers per gemeenschap (Art 99), - Culturele taken Ten eerste valt op dat het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing grondwettelijk bepaald is (Art 23, §5). De culturele aangelegenheden vallen onder de bevoegdheden van de gemeenschappen. Voor de Rand is dit dus de Vlaamse Gemeenschap (Art 127), geen andere deelstaat kan op cultureel vlak druk uitoefenen of zich mengen. Hieruit kunnen we afleiden dat de gemeenschappen de plicht hebben alle inwoners te voorzien van onder andere een cultureel aanbod opdat zij zich zouden kunnen ontplooien. - Evaluatie - De splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde Op federaal niveau is er weinig dat kan ondernomen worden voor de Vlaamse rand omdat de relevante bevoegdheden reeds zijn overgeheveld naar de Vlaamse Gemeenschap. Wat wel op federaal niveau kan beslecht worden is de splitsing van het kies- en gerechtelijk -53-
ʻCultuur in de Randʼ
arrondissement B-H-V. Nu kunnen inwoners van de Vlaamse rand en verder (Halle-Vilvoorde) stemmen op de Brusselse kopstukken waardoor onder andere de band met Brussel wordt aangehaald en de illusie wordt gecreëerd tegenover de anderstaligen dat de randgemeenten ooit bij Brussel zullen horen. De vraag om de splitsing kwam verschillende keren naar boven tijdens interviews met de respondenten. Het feit dat deze splitsing zo lang aansleept heeft een polarisering tussen de Vlamingen en de anderstaligen (voornamelijk de Franstalige inwoners) in de Rand versterkt. Tom Troch benadrukt dat de tegenstellingen en extremen toenemen langs beide kanten (interview Tom Troch). Het is een belangrijk dossier dat volgens Eddy Frans moet worden behandeld “niet als symbool- of fetisjdossier, maar omdat ik denk dat het voor een stuk rust kan brengen” (interview Eddy Frans, p.7). Tom Troch is van mening dat wanneer deze electorale achterban verdwijnt, er een meer open, eerlijk en minder rigide beleid mogelijk is naar de Franstaligen toe; “ De moment dat je dat electorale niet meer hebt, kan je nog steeds als Vlaming (…) respect eisen voor onze taal maar is het wel meer mogelijk om in dialoog te gaan en hoef je niet meer krampachtige manier alles tegen te houden wat van de Franstalige kant komt.”. (Interview Tom Troch, p.9) Door B-H-V te splitsen worden de banden tussen de Franstalige inwoners van de Rand en Brussel doorgeknipt, wordt het institutioneel kader waarin de gemeenten werken toch al duidelijker en wordt zo misschien de hoop van (enkele) Franstalige inwoners om bij Brussel te horen weggeveegd (interview Marc Snoeck). 1.3 Initiatieven op het niveau van de Vlaamse gemeenschap De Vlaamse gemeenschap voert een cultuurbeleid voor heel Vlaanderen als gevolg van de overheveling van culturele bevoegdheden naar de gemeenschappen. Verder is hier ook het randbeleid uitermate relevant. 1.3.1 Beleidsnota ‘Cultuur’ 2004-2009 (bevoegde minister: Anciaux B.) Het cultuurbeleid houdt zich bezig met de verschillende cultuursectoren op zich (professionele kunsten, erfgoed, de openbare omroep). Deze aparte cultuursectoren zullen niet van naderbij bekeken worden omdat de klemtoon ligt op de culturele en gemeenschapscentra, toch zitten hier ook elementen in die van toepassing zijn op de randgemeenten. Ten eerste gaan we kijken naar de strategische doelstellingen van het cultuurbeleid. Vervolgens komt het concrete ‘veld’, de implementatie van die doelstellingen aan bod. Hierbinnen is voor de Rand enkel het lokaal cultuurbeleid relevant. De beleidsnota wordt geanalyseerd zoals ze is opgesteld in 2004 en terug te vinden is op de website van het departement cultuur, jeugd, sport en media Vlaanderen. Referenties worden gemaakt naar de specifieke pagina’s in de vernoemde beleidstekst.
-54-
ʻCultuur in de Randʼ
- Het versterken van de gemeenschap Ten eerste valt op dat minister Anciaux oog heeft voor culturele eigenheid van de sectoren die onder politieke druk staan (p. 13). Vervolgens heeft de nota het over de interculturaliteit en haar gevolgen op de gemeenschap (p. 14). Oplossingen voor de vervreemding als gevolg van die multiculturaliteit en het uiteenvallen van de gemeenschappen zijn in dit beleid een belangrijke doelstelling. Ten eerste wil Anciaux de ‘bounding’ stimuleren (de binding binnen de gemeenschap). Hierbinnen beklemtoont hij eveneens het belang van de eigen identiteit, hoe de Vlaamse bevolking zich hiervan bewust moet worden, alvorens er ontmoetingen kunnen plaats vinden met andere gemeenschappen. Naast banden smeden binnen de gemeenschap, pleit Anciaux ook voor ‘bridging’ (een brug slaan tussen gemeenschappen) (p. 15). Hierin zien we een andere visie op het concept burgerschap, waar van de leden van de gemeenschap ook een inzet ten voordele van de gemeenschap wordt gevraagd. - Internationale klemtonen Wanneer Anciaux het heeft over een internationaal cultuurbeleid en het brengen van de Vlaamse cultuur tot over de grenzen (p. 17) is het opvallend hoe de andere taalgebieden buiten Brussel- over het hoofd gezien worden. Er is enkel aandacht voor internationalisering in de strikte vorm van het woord. - Het cultureel infrastructuur beleid De culturele infrastructuur is een veruitwendiging van het beleid en staat, net zoals het beleid, ten dienste van de burgers (p. 18). Hier ligt de renovatie en het onderhoud van de dertigtal gebouwen die de Vlaamse Overheid heeft als prioritaire taak (p.19). De Vlaamse Gemeenschap is eveneens eigenaar van de zeven gemeenschapscentra in de Rand. - Het lokaal cultuurbeleid Anciaux beklemtoont hier het positieve effect van het decreet lokaal cultuurbeleid op de gemeenten in Vlaanderen. Voor vele gemeenten werd het cultuurbeleid een prioritair punt op de agenda (p. 39). Omwille van het enorme succes en de beperkte financiële ruimte zal er even een rustperiode worden ingebouwd (p. 40).
1.3.2 Beleidsnota ‘samenwerken voor een goed Vlaams bestuur in de Vlaamse rand’ 2004-2009 (bevoegde minister: Vandenbroucke F.) Er kan een heel goed cultuurbeleid zijn opgesteld maar, als de gemeenten niet meewerken aan dit beleid heeft het weinig invloed op het gemeentelijk culturele leven. De beleidsnota van 2004 is terug te vinden op de website van Vlaamse Overheid. Referenties worden gemaakt naar de specifieke pagina’s in de vernoemde beleidstekst.
-55-
ʻCultuur in de Randʼ
- Brussel als gemene deler De gemeenten vormen geen geheel op zich, het enige kenmerk dat ze gelijk hebben is dat ze grenzen aan Brussel wat de druk op de leefbaarheid van de gemeenten verhoogt. De intense wisselwerking met Brussel is een belangrijke oorzaak van onder andere de instroom van anderstaligen en de grootstedelijke problematiek (p.5). Hieruit volgend zijn zowel het versterken van het Vlaams karakter als het bevorderen de leefbaarheid en levenskwaliteit de belangrijkste uitdagingen van het randbeleid volgens minister Vandenbroucke (p. 5). - Vlaams karakter Een eerste uitdaging in de Rand is het Vlaams karakter dat onder druk staat te bewaren. In de Rand wonen namelijk heel wat niet-Belgen of Franssprekende Belgen. Omdat sommige gemeentebesturen 7 weigeren zich in te schrijven in het beleid van de Vlaamse Gemeenschap, is het niet altijd gemakkelijk voor de Vlamingen om daar te wonen (p. 5). Als gevolg hiervan hangen heel wat problemen van lokale leefbaarheid samen met de taalproblematiek (p. 5). - Brussel-Halle-Vilvoorde Een volgende uitdaging voor het randbeleid ziet Vandenbroucke in de splitsing van de kieskring en het gerechtelijk arrondissement B-H-V (p.13). De situatie hoe ze nu is, is allesbehalve wenselijk voor de integratie van anderstaligen. Zolang inwoners van de Vlaamse gemeenten nog kunnen stemmen op Brusselse politici wordt het moeilijk om hen duidelijk te maken dat de Rand geen deel is van het Brusselse gewest, zoals zij menen te denken (p. 14). Deze splitsing is tevens aangeklaagd in het arrest van het arbitragehof (arrest nr. 73/2003) (p.14). - Bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap over de Rand De bevoegdheden van de Vlaamse rand beperken zich niet tot de eigen initiatieven. Zij ondersteunen ook initiatieven van verenigingen die het Vlaams karakter ondersteunen en/of de integratie bevorderen en kennen rechtstreekse subsidies toe aan vzw ‘de Rand’ (p. 15). Verder ondersteunt het randbeleid de lokale televisiezender, Ring-TV, en zorgt ze voor de Vernederlandsing van het straatbeeld 8 (p. 15). Vandenbroucke legt de klemtoon op de samenwerking met andere besturen (de provincie, Brussel, de verenigingen, het middenveld, de gemeenten, vzw ‘de Rand’ en Vlab’invest) (p. 6 & 13 & 26-29) om tot een coherent en complementair beleid te komen voor de Rand. - Initiatieven van de Vlaamse Gemeenschap We moeten opmerken dat dit beleid heel inclusief is. Er wordt niet enkel gefocust op de Nederlandse taal en de promotie van Vlaanderen, dit beleid strekt zich over verschillende 7
Dit zijn voornamelijk de faciliteitengemeenten.
8
Dit houdt voornamelijk in de handelaars, verenigingen of organisaties die tweetalige reclame maken erop wijzen dat dit niet strookt met de taalwetgeving (p. 15).
-56-
ʻCultuur in de Randʼ
sectoren. Dit is ook nodig om een effect te krijgen dat zich niet beperkt tot de bezoekers van de cultuurhuizen, maar betrekking heeft op de hele rand en haar inwoners. De verschillende sectoren die worden behandeld en waarbinnen dus initiatieven van de Vlaamse Gemeenschap lopen voor de Rand zijn: werk, onderwijs, integratie, onthaal, taal, huisvesting, economie en ruimtelijk ordening, mobiliteit, welzijn, milieu, sport en cultuur. Binnen cultuur ligt de focus op het grote aanbod binnen de culturele centra in de Rand en de coördinatie van dat aanbod. Zo is er Vlabra’ccent dat de programmatie van alle CC’s en GC’s uit Vlaams-Brabant coördineert. Verder wordt er verwezen naar vzw ‘de Rand’ (p. 24). Hieruit kunnen we besluiten dat de culturele poot van de Vlaamse Gemeenschap voor de Rand bijna volledig wordt omgezet in de praktijk door vzw ‘de Rand’. Uiteraard is de steun van de Vlaamse Gemeenschap van groot belang. 1.3.3 Decreet 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid Anciaux had het al over de succesvolle gevolgen van dit decreet, daarom wordt het hier relevant geacht om te gaan kijken wat het juist inhoudt. Dit decreet heeft namelijk een direct effect op de cultuurwerking in de gemeenten, als de gemeente zich inschrijft in het decreet uiteraard. Het decreet wordt bekeken zoals het is opgesteld in 2001 en terug te vinden is op de website van de Belgische justitie. Referenties worden gemaakt naar de specifieke artikels in de vernoemde tekst. - Doelstelling Dit decreet heeft tot doelstelling de lokale besturen te motiveren om met cultuur om te gaan. Het biedt ondersteuning aan de gemeenten voor de opmaak en uitvoering van een cultuurbeleidsplan, de werking van een GC of CC en bij de uitbouw van een bibliotheek (Art 3). Dit wordt gecoördineerd vanuit een autonoom steunpunt. - Cultuurcentra en Bibliotheken De cultuurcentra worden in dit decreet opgedeeld in drie categorieën op basis van hun grootte en capaciteiten (Art 8). Wat hier opvalt is dat de centra in de randgemeenten (‘de gemeenten die grenzen aan een gemeente gelegen in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad 9’) sowieso worden gelijkgesteld aan een C-categorie behalve wanneer deze kunnen aanspraak maken op een hogere categorie (Art 8). De kleinere centra in de randgemeenten krijgen dus een extra ondersteuning door hen sowieso tot een categorie te rekenen. Deze onderverdelingen kunnen ervoor zorgen dat er geen drie verschillende grote cultuurcentra naast mekaar werken en worden gesubsidieerd. Op die manier gaan de centra samenwerken en kan het aanbod kwalitatief verhoogd worden door de subsidies te centreren.
9
Deze gemeenten zijn: Asse, Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Tervuren, Vilvoorde, Zaventem
-57-
ʻCultuur in de Randʼ
Elke Vlaamse gemeente met meer dan 750 inwoners moet daarenboven een Nederlandstalige bibliotheek uit te bouwen (Art 9). Dit kan ook in samenwerking met meerdere gemeenten. - Subsidies Om in aanmerking te komen voor subsidies moeten de gemeenten aan verschillende voorwaarden voldoen. Voor de uitvoering van het beleidsplan moet er bijvoorbeeld een goedkeuring van het beleidsplan zijn, een cultuurbeleidscoördinator aangesteld zijn en moet er een werkingsverslag ingediend worden (Art 22). Door aan deze voorwaarden te voldoen schrijven de gemeenten zich in in het decreet en ontvangen ze subsidies. Zoals eerder gezegd worden de cultuurcentra gestimuleerd om samen te werken (Art 51 & 52). Wanneer de gemeenten aan de voorwaarden voldoen en dus samenwerken, kunnen ze aanspraak maken op een extra subsidie als aanmoediging. Wanneer er wordt samengewerkt zal ook het aanbod groter zijn omdat de centra niet tegen mekaar op bieden in de programmering, maar complementair gaan werken.
1.3.4 Decreet houdende omvorming van v.z.w. ‘de Rand’ tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, 07-05-2004 Omdat vzw ‘de Rand’ een belangrijke speler is in het culturele leven van de Vlaamse rand, wordt het wettelijke statuut hier onder de loep genomen. Het decreet wordt bekeken zoals het is opgesteld in 2004 en terug te vinden is op de website van de Belgische justitie. Referenties worden gemaakt naar de specifieke artikels in de vernoemde tekst. - Missie en doelstellingen De missie van van ‘de Rand’ is kortweg ‘het Nederlandstalige karakter van de Vlaamse rand te ondersteunen, uit te stralen en te bevorderen’. Vzw ‘de Rand’ heeft de taak te fungeren als informatie- en documentatiecentrum, ondersteuning te verlenen aan de sociaal-culturele en educatieve initiatieven in de gemeente en aan de Nederlandstalige gemeenschap. Vervolgens moet de vzw de Vlaamse belangen in de regio behartigen, de integratie van anderstaligen bevorderen en de toegewezen (culturele) infrastructuur beheren (Art 5). Vzw ‘de Rand’ is hier een initiatief dat instaat voor het Nederlandstalige sociaal-culturele leven in de gemeenten. Dit heeft niet alleen tot doel een dam op te werpen tegen de opkomende verfransing in deze Vlaamse gemeenten. Dit is ook noodzakelijk omdat de gemeentebesturen dit zelf niet doen. - De samenwerking met de overheid Binnen dit decreet worden de specifieke taken, de financiële tegemoetkomingen en de plichten en voorwaarden voor vzw ‘de Rand’ opgesteld. De vzw heeft recht op een jaarlijkse subsidie van de Vlaamse Gemeenschap en krijgt het beheer van zeven culturele infrastructuren in handen. Hiermee moeten zij infrastructuur kunnen aanbieden aan de inwoners, aandacht -58-
ʻCultuur in de Randʼ
schenken aan
de jeugd in de gemeente, een intense samenwerking opbouwen met de
plaatselijke sociaal-culturele organisaties en inwoners, de integratie van de anderstaligen bevorderen en bijdragen tot de doelstellingen van de vzw (Art 12). Vzw ‘de Rand’ kan dus werken binnen een zelfstandige structuur met subsidies van de overheid. Toch blijft de Vlaamse Regering een machtiging behouden om de regelgeving aan te passen en te coördineren (Art 13) en is er een informatieplicht van de vzw tegenover de overheid (Art 8). We kunnen besluiten dat de doelstellingen en de missie van vzw ‘de Rand’ hier de uitvoering van het specifieke cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap is. 1.3.5 Evaluatie In het cultuurbeleid van de Vlaamse Gemeenschap wordt weinig specifiek over de Rand gesproken. Dit is te begrijpen omdat er een apart randbeleid op hetzelfde niveau bestaat. Wat wel opvalt is dat in het Vlaams cultuurbeleid een verhoogde aandacht voor het gemeenschapsleven waar te nemen is. Verder is het lokaal cultuurbeleid een van de belangrijkste initiatieven geweest voor de Rand. Samen met het decreet is er orde op zaken gesteld bij de culturele centra in de Vlaanderen. Dit heeft tot gevolg gehad dat verschillende kleine CC’s een gemeenschapscentrum werden. Dit was onder andere het geval voor SintPieters-Leeuw en Tervuren. Ook hier wordt rekening gehouden met de Rand waar de culturele centra in aanmerking komen voor een extra subsidie (Interview Wim Van Parijs) om de ‘Vlaamse aanwezigheid’ te versterken (interview Denis Deneulin). De Franstalige gemeentebesturen tekenen echter niet in dit (of een ander Vlaams) decreet (interview Stefaan Gunst). Er wordt bijvoorbeeld geen cultuurbeleidsplan opgemaakt en een cultuurbeleidscoördinator aangesteld waardoor de faciliteitengemeenten onder de bevoegdheid van het randbeleid vallen (interview David Vande Cauter 1). Een decreet houdt geen verplichtingen in tegenover de gemeentebesturen en het zijn “die dingen die Vlaanderen facultatief aanbiedt, daar gaan de faciliteitengemeenten niet op inpikken” (interview Kurt Annendijck, p.3). Gelukkig is er nog de Vlaamse Gemeenschap, want waar de gemeente niet investeert in culturele initiatieven kunnen de gemeenten ook nog terecht bij de subsidiepot van de hogere overheid (interview Kurt Annendijck). Er is met andere woorden nood aan een tweesporenbeleid. Enerzijds heeft de gemeenschap een algemeen cultuurbeleid nodig, anderzijds moeten er ook een aantal extra middelen zijn specifiek voor de Rand (interview Kurt Annendijck). In dit randbeleid is er aandacht voor verschillende sectoren en wordt er niet enkel gefocust op cultuur. Er bestaat nog maar een legislatuur lang een minister voor de Rand, en dit is te laat. De initiatieven hadden vroeger moeten opgericht worden om een merkbare invloed achter te laten (interview Mark De Maeyer).
-59-
ʻCultuur in de Randʼ
Er is eveneens enorm veel geld nodig om bijvoorbeeld op gebied van huisvesting een verschil te maken voor de Vlamingen. Daardoor mist het huidige beleid aan effect en is het slechts een ‘druppel op de hete plaat is’ (interview Denis Deneulin). Maar de sterkte van het beleid ligt volgens mij meer bij het bemoedigen van de integratie en de gemeenschapsvorming binnen de gemeenten. Dit doen ze onder andere door de samenwerking te stimuleren en bepaalde doelstellingen op te leggen voor de centra in de Rand. 1.4 Initiatieven op het niveau van de provincie Vlaams-Brabant Om de initiatieven genomen op het niveau van de provincie te analyseren zijn de strategische nota’s hier uiterst relevant. Deze nota’s worden om de vijf jaar opgesteld waardoor een langetermijn-visie naar boven komt. Zo krijgen we inzicht in de doelen en missies die de provincie heeft uitgestippeld voor de komende vijf jaar. Deze nota’s zijn online beschikbaar op de website van de provincie Vlaams-Brabant. De focus zal hier liggen op de culturele en gemeenschapscentra, om het afdwalen te vermijden. Vooreerst is er de nota rond Cultuur, maar ook de nota opgesteld voor het Vlaams karakter van de provincie te vrijwaren is hier van belang wanneer we gaan kijken naar de sociaal-culturele dimensie van de Rand. 1.4.1 Strategische nota 2007-2012 Cultuur - Missie en Doelstellingen De centrale missie van het provinciaal cultuurbeleid is de cultuurparticipatie en -beleving te stimuleren en te intensifiëren (p. 8). Om deze missie om te zetten in de praktijk, heeft de provincie enkele strategische doelstellingen ontwikkeld. Hieronder valt de eerste doelstelling om cultuur toegankelijk te maken voor elke VlaamsBrabander (p. 10). Dit poogt de provincie te bekomen via een beleid dat gericht is op verbreding en vernieuwing van het publiek via informatie, educatie en diversiteit en spreiding van het aanbod (p. 10-12). Dit kan onder andere aan de hand van subsidies, maar de provincie streeft er eveneens naar om zelf als organisator op te treden. De tweede doelstelling die voortvloeit uit de centrale missie is de streekgerichte samenwerking te bevorderen. De provincie vertrekt vanuit het onderzoeksresultaat dat de inwoners bereid zijn ongeveer 30 minuten te reizen om aan cultuur te doen. Deze straal van ongeveer dertig kilometer is met andere woorden afgebakend als ‘de streek’. Hierbinnen wil de provincie voornamelijk de samenwerking tussen bibliotheken en gemeenschaps- en cultuurcentra stimuleren (p.13). Omdat deze regionale samenwerking niet mag fungeren als een soort keurslijf, heeft de provincie het ook over andere vormen van samenwerking. De volgende doelstelling ‘het opzetten van een thematische of werksoortelijke samenwerking’ sluit hier nauw bij aan (p.13). Dit realiseert de provincie onder andere door een platform op te richten voor organisaties om met gebundelde krachten doelstellingen te -60-
ʻCultuur in de Randʼ
verwezenlijken die anders onmogelijk waren (p.14). Er is reeds een platform voor de sociaalculturele sector (met de verschillende centra als lid) dat dient als ontmoetingsruimte. Doch oogt de provincie op concrete initiatieven in de toekomst. Vervolgens komt de culturele rijkdom aan bod, deze wil de provincie ten eerste behouden, maar anderzijds ook meer uitstraling geven (p.14). Men probeert dit te doen via ondersteuning van de bestaande projecten, maar ook door eigen projecten te organiseren. Indirect heeft deze doelstelling eveneens te maken met het aantrekken van publiek voor de culturele rijkdom van de provincie. Deze publiekswerking probeert men te stimuleren via eigen initiatieven en medewerking aan projecten van derden (p.15). Hieronder vallen onder andere de projecten zoals Erfgoeddag, Gedichtendag, Week van de bibliotheek, Dag van de Architectuur, … Andere projecten zijn ‘Kunst op Komst’ en het investeringsfonds die uitgaan van de provincie. De vijfde doelstelling is de bovenlokale actoren stimuleren via subsidies, culturele prijzen, adviesverlening, logistieke steun, een vormingsaanbod en eigen provinciale initiatieven (p. 16-17). Ten laatste zijn er de innoverende initiatieven om een culturele dimensie te geven aan de regio. 1.4.2 Strategische nota 2007- 2012 Vlaams karakter - Missie en doelstellingen De nota rond het Vlaams karakter van de provincie legt de klemtoon meer op het sociaal karakter van de Rand, waar gestreefd wordt naar een “open en verdraagzame leefgemeenschap, waar het Nederlands de voertaal is” (p. 11). Een centrale doelstelling is dat alle inwoners van de provincie het Nederlands leren en gebruiken, vervolgens probeert men de gemeenschapsbetrokkenheid van de inwoners aan te scherpen. Hieruitvolgend zijn eveneens enkele doelstellingen geformuleerd. Ten eerste wil men tegen 2012 zoveel mogelijk anderstaligen ertoe aanzetten om Nederlands te leren (p. 12) via volwassenenonderwijs, de promotiecampagne NT210 en de samenwerking met het Huis van het Nederlands Vlaams-Brabant. Anderstaligen moeten niet enkel de taal leren, maar ze ook gebruiken in het dagelijkse leven. Het oefenen en gebruiken van de taal is dan ook de tweede doelstelling (p. 12). Dit kan moeilijk worden nagegaan en enkel gestimuleerd worden door de eerder vermelde initiatieven. Naast het Nederlands spreken, wenst men de anderstaligen ook in de maatschappij te integreren via tewerkstelling.
10
‘Nederlands als Tweede Taal leren’
-61-
ʻCultuur in de Randʼ
Ten derde handelt de nota over de ondersteuningsmaatregelen voor de integratie van de anderstaligen (p. 13). Dit probeert men ten eerste te realiseren via enkele (niet nader bepaalde) instrumenten. Ten tweede is er een ontvankelijkheid voor deze problematiek van de sector zelf die wordt nagestreefd. De vierde doelstelling beoogt een grotere betrokkenheid van de bevolkingsgroepen bij de leefgemeenschap, de Vlaamse Rand en de provincie (p. 13). De provincie probeert dit te realiseren aan de hand van communicatiekanalen (met anderstaligen) en het streven naar een hoger aantal deelnemers bij initiatieven. Hiernaast beoogt de provincie ook een verhoogde kennis en knowhow over de Vlaamse rand. De Vlaamse rand vergt om meer dan een reden specifieke aandacht van het beleid en om zo’n beleid uit te stippelen is er voldoende kennis nodig (p. 14).
Met het informatie- en
documentatiecentrum, dat nu actief is en de onderzoeken en studies rond deze negentien gemeenten, ziet de provincie deze doelstelling reeds aardig op de goede weg. Ook vanuit de provincie wordt een sterke samenwerking tussen de verschillende actoren op het veld beoogd. De zesde doelstelling beoogt een samenwerking en informatiedoorstroming via gezamenlijke acties, reglementen en standpunten. Deze laatste doelstelling heeft eveneens betrekking op de Vlaamse rand. De provincie eist een systematische samenwerking tussen de provinciale diensten en de Vlaamse rand zodat in de beslissingen van het provinciaal beleid wordt verwezen naar de gevolgen voor de Vlaamse rand. 1.4.3 Evaluatie De stokpaardje van deze strategische doelstellingen is het culturele imago van de provincie opkrikken en daarbij de inwoners van de provincie betrekken aan de hand van onder andere initiatieven ten voordele van de publiekswerving. Cultureel gezien houdt de provincie zich, voornamelijk in samenwerking met vzw ‘de Rand’, bezig met de zeven gemeenschapscentra. Dit is ook meteen de meest zichtbare uitkomst van het provinciaal beleid. Daarnaast zijn er ook nog tal van initiatieven waar de Vlaamse Gemeenschap aan meewerkt: Jospop, Scholengordel, Druivenritten. Dit is niet altijd als gezicht van de ‘Vlaamse rand’ maar het initiatief is er toch (interview Kurt Annendijck). De middelen die de provincie aanreikt zijn subsidies en steun aan bestaande projecten. In de nota rond het Vlaams karakter staat de gemeenschap centraal. Door iedereen aan te zetten Nederlands te leren en te gebruiken, wordt er gestreefd naar integratie en een grotere betrokkenheid van de inwoners. Deze nota is opvallend positief opgesteld tegenover (anderstalige) nieuwkomers die zich in Vlaams-Brabant willen komen vestigen, toch is dit niet altijd gemakkelijk volgens Tom Troch.
-62-
ʻCultuur in de Randʼ
“Natuurlijk, zolang dat politiek gezien die discussie rond de splitsing en aanverwanten blijft woeden, kruipt iedereen een beetje in zijn eigen egel-stelling en is het voor ons heel moeilijk om dat positief beleid te voeren.” (interview Tom Troch, p.7) We moeten eveneens opmerken dat er naast positieve doelstellingen geen repressieve maatregelen zijn vastgelegd. Wanneer het niet mogelijk is een falend bestuur of een burgemeester die de wetten overtreedt te sanctioneren, wordt het moeilijk om een verandering waar te maken (interview Jan Lauwerijs). Een tweede hindernis op dit gebied is de moeilijkheid om de impact van het beleid te meten. Omwille van de grote in- en uitstroom van anderstaligen
-internationale ambtenaren wonen
bijvoorbeeld slechts vijf jaar op dezelfde plek- moet er continu gewerkt worden om de inwoners aan te zetten tot het leren van het Nederlands. Je zit steeds met een deel nieuwkomers waardoor er wel resultaat is, maar het niet altijd even zichtbaar is (interview Stefaan Gunst). De bedoeling van het beleid is een mentaliteitsverandering op lange termijn (interview Stefaan Gunst) en door de continue instroom van nieuwkomers is dit een ‘neverending-story’.
1.5 Initiatieven van vzw ‘de Rand’ Uit vorige resultaten werd reeds duidelijk dat vzw ‘de Rand’ een belangrijke speler is op cultureel vlak in de rand rond Brussel. Vzw ‘de Rand’ fungeert als de derde speler in de nauwe samenwerking rond de Vlaamse rand, naast de provincie en de Vlaamse Gemeenschap. Uit hun jaarplan kunnen we de doelstellingen en bijbehorende initiatieven halen. 1.5.1 Jaarplan 2007 - Strategische doelstellingen Uit het jaarplan kunnen we negen strategische doelstellingen van vzw ‘de Rand’ halen die werden nagestreefd in het voorbije jaar. Deze zijn naast enkele specifieke projecten en de randvoorwaarden een wezenlijk deel van het jaarplan. Hier zien we duidelijk de missie en doelstellingen, die in het decreet houdende de omvorming van vzw ‘de Rand’ zijn opgenomen, terugkomen. De negen doelstellingen zijn: 1. Een complementair en gediversifieerd aanbod op maat binnen de vrijetijdssfeer ondersteunen en organiseren binnen de 7 GC van vzw ‘de Rand’ Deze complementariteit en diversiteit streeft vzw ‘de Rand’ na aan de hand van een samenwerking met de regio via Vlabra’ccent. Op gebied van diversiteit wordt voornamelijk de toegang van anderstaligen en gehandicapten in het oog gehouden. Eveneens komt het lokaal talent aan bod binnen de centra. Er wordt samengewerkt met projecten van onder andere de provincie zoals de 11 juliviering, de Gordel, monumentendag, Vlaanderendag,
-63-
ʻCultuur in de Randʼ
enzovoort. Lokale evenementen worden eveneens ondersteund (Folkin’Ro in Sint-GenesiusRode, Jazz Hoeilaart in Hoeilaart). 2. Het Nederlandstalig gemeenschapsleven en de maatschappelijke participatie bevorderen (mbt jeugd en sport). Deze doelstelling wordt gerealiseerd via een lokale stafmedewerker jeugd en sport. Ook de GC’s an sich bieden zoveel mogelijk (logistieke) ondersteuning aan het plaatselijke gemeenschapsleven en de verenigingen. 3. Een gericht informatiebeleid voeren via de uitgave van verschillende informatiekrantjes (de RandKrant en een gemeenschapskrant). 4. Acties ondersteunen en coördineren, gericht op een positieve beeldvorming van Vlaanderen en op het versterken van de positie van het Nederlands. Dit gebeurt via Taallessen in samenwerking met het CVO en de GLTT, een Taalloket, Taalsensibilisatie naar bedrijven toe en Taalpromotie via o.a. de NT2-campagne. 5. Partner zijn voor de Vlaamse Regering, de Provincie Vlaams-Brabant en de gemeenten bij het uitvoeren van het specifieke beleid voor de Vlaamse Rand. 6. Advies- en signaalfunctie vervullen naar de Vlaamse Gemeenschap en naar de Provincie Vlaams-Brabant. 7. De Vlaamse belangen in de regio behartigen. 8. De integratie van anderstaligen bevorderen. 9. Fungeren als een documentatie- en informatiecentrum met een beperkte ombudsfunctie. De stokpaardjes ‘informatie verlenen’, de sociaal-culturele sector ondersteunen’, ‘de integratie bevorderen’ en uiteraard de GC’s uitbouwen, komen hierin terug. 1.5.2 Evaluatie Vzw ‘de Rand’ is geen speler op beleidsniveau. Zij voeren het beleid uit dat hogerop is opgesteld maar door hun nauwe samenwerking met de overheden en “(…) door het feit dat wij zo dicht bij de lokale situatie, de lokale uitdagingen en de lokale problemen staan in de Rand en vooral dan in de faciliteitengemeenten-” (interview Eddy Frans, p.3) hebben zij een goed zicht op wat er leeft in de Rand. Die kennis wordt gedeeld met relevante politici en politieke instellingen waardoor zij eveneens een (politieke) signaalfunctie naar de overheden toe hebben (interview Eddy Frans). Daarnaast is vzw ‘de Rand’ de culturele uitvoerende poot van het provinciaal beleid en het randbeleid van de Vlaamse Gemeenschap, vzw ‘de Rand’ wordt beschouwd als administratieve buitendienst van de Vlaamse Gemeenschap en als speerpunt voor de acties en initiatieven rond de Vlaamse rand die van beide partneroverheden uitgaan (interview Stefaan Gunst).
-64-
ʻCultuur in de Randʼ
1.6 Conclusie Uit de voorbije bespreking van de teksten kunnen we zien dat er in België wel degelijk aandacht is voor minderheidsgroepen. Ten eerste is het evenwicht tussen de verschillende gemeenschappen in de grondwet vastgelegd. Ten tweede is er de mogelijkheid een specifiek beleid te voeren en budget te krijgen voor een beperkte groep. Toch moeten we ons afvragen of een apart randbeleid wel de juiste invloed kan hebben op de gemeenschap. In hoeverre is dit beleid verrijkend? In het volgende deel zullen we nagaan welke invloed de culturele sector heeft of kan hebben zodat de rol van cultuur in het (rand)beleid duidelijk wordt. De culturele initiatieven die reeds werden genomen in de Rand zijn voornamelijk de aanwezigheid van de cultuur- en gemeenschapscentra met daaraan gekoppeld het aanmoedigen van de gemeentebesturen voor het uitwerken van een specifiek lokaal cultuurbeleid via een decreet. Voor de gemeenten waar dit niet lukt - de faciliteitengemeentenis er een aparte structuur ontworpen via vzw ‘de Rand’ zodat de Vlaamse bevolking niet in de steek wordt gelaten. Verder mogen we het ondersteunen en organiseren van de verschillende culturele activiteiten zeker niet vergeten. Ook de toenemende informatie en documentatie rond de Rand en haar specifieke problemen is cultureel wenselijk omdat een verhoogde kennis van de situatie tot meer integratie en een hechtere gemeenschap kan leiden. Dit doen de overheden onder andere via het ondersteunen van Ring-TV en RandKrant, het opzetten van een informatie- en documentatiecentrum en het verspreiden van gemeentelijke informatiekrantjes. We moeten echter opmerken dat deze initiatieven nergens zouden staan zonder lokale enthousiaste medewerkers. Vzw ‘de Rand’ is op zich een zwakke organisatie, er is een cultuurraad nodig, vrijwilligers, bezoekers, … met andere woorden, mensen uit de gemeente om te kunnen functioneren (interview Eddy Frans). Er moet een sociaal-cultureel aanbod zijn, maar als er geen geïnteresseerden zijn, als er geen gemeenschap is om op terug te vallen, is dit allemaal voor niets. Gelukkig kunnen we vaststellen dat dit sociaal-cultureel leven nog steeds bloeit in de randgemeenten. Mede dankzij de verschillende initiatieven. Met deze evaluatie van het beleid rond de Vlaamse rand is ook de eerste onderzoeksvraag beantwoord. De bekomen resultaten maken het mogelijk een SWOT-analyse op te stellen van het huidige beleid rond de cultuur- en gemeenschapscentra in de Vlaamse rand op basis van de analyse van het juridisch kader.
-65-
ʻCultuur in de Randʼ
Sterktes
Zwaktes
- Machtsevenwicht tussen de verschillende groepen wettelijk vastgelegd
- Vlaamse Gemeenschap betrekt de provincie niet altijd bij haar beleid
- Samenwerking tussen Vlaamse overheden en vzw ‘de Rand’ leidt tot complementariteit
- Beperkte budgetten
- Specifieke aandacht voor de Rand vanuit de Vlaamse Gemeenschap en de provincie
- De zwakke aantrekkelijkheid van het Vlaamse culturele leven
- Aandacht voor cultuur via vzw ‘de Rand’
- Beperkte oppervlakte met hoge nood aan geld
- Verzelfstandiging van vzw ‘de Rand’
- Laattijdigheid van het beleid
- Moeilijke meetbaarheid van de uitkomsten
- Positieve benadering van de problematiek - Klemtoon op gemeenschapsvorming - Informatie- en documentatiecentrum
Kansen
Bedreigingen
- Via samenwerking meer invloed op de bevolking
- Onwil van Franstalige gemeente besturen om in te stappen in de Vlaamse decreten
- Samenwerking tussen gemeenschappen
- Vermenging cultuur en politiek
- Splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement B-H-V
- Vlaamse Gemeenschap betrekt de provincie niet altijd bij haar beleid
- Gedeelde cultuur als bindmiddel
- Situatie in de faciliteitengemeenten
- Onderzoek naar de specifieke situatie
- Beperkte oppervlakte - beperkte interesse
- Communicatie
- Onwetendheid van de autochtone bevolking - Continue in- en uitstroom van inwoners Figuur 3
- Sterktes De sterkte van het beleid ligt voornamelijk in de samenwerking tussen de verschillende overheden waardoor een grotere impact kan worden gerealiseerd. Het feit dat de problematiek in de Rand erkend wordt en er geld voor wordt vrijgemaakt is een enorm pluspunt. Via vzw ‘de Rand’ worden de verschillende doelstellingen in praktijk gebracht, om de werking te optimaliseren is de verzelfstandiging van deze vereniging een goede stap. Wanneer de problematiek wordt benaderd vanuit een positieve houding, reflecteert dit zich ook op het doelpubliek. Een uitgebreidere -objectieve- kennis over de specifieke problematiek, zowel wetenschappelijk als maatschappelijk, leidt eveneens tot zowel een hechtere gemeenschap als tot een betere kennis van de problematiek zodat er ook beter mee kan worden omgegaan. We -66-
ʻCultuur in de Randʼ
zien tevens in de grondwet dat het machtsevenwicht tussen de verschillende groepen in België is vastgelegd aan de hand van procedures die worden voorgeschreven om bijvoorbeeld een taalgrens te wijzigen zoals de eis tot speciale meerderheden. - Zwaktes Over het algemeen kunnen we besluiten dat de overheden nu goed op weg zijn. Dat het beleid er is, is al een goede stap, het is enkel spijtig dat we er zo lang op hebben moeten wachten, waardoor de slagkracht eerder beperkt is. Het is ook niet altijd eenvoudig om grote sommen in op te eisen voor de Nederlandstalige bevolking van -slechts- negentien gemeenten. De onwil van de gemeentebesturen (van de faciliteitengemeenten) om mee te werken en de beperkte kennis van de autochtone bevolking rond de problematiek en mogelijkheden in hun streek, zijn een zwakte waar onder andere met de verzameling en verspreiding van informatie en documentatie aan gewerkt kan worden. Het is daarenboven niet evident om de uitkomsten van het beleid te meten. Hoeveel mensen het Nederlands effectief gebruiken is moeilijk in te schatten omdat er steeds nieuwe instroom van anderstaligen is. Verder is er door de recentheid van het beleid geen verleden om de cijfers mee te vergelijken waardoor de huidige cijfers op zich niet veel zeggen (interview Eddy Frans). - Kansen De kansen van het beleid liggen hoofdzakelijk in de verdere samenwerking en onderzoeken die het beleid kunnen ondersteunen. Wanneer de twee gemeenschappen gaan samenwerken en de taalconflicten niet meer steeds opnieuw worden aangewakkerd komen er eveneens meer mogelijkheden om een positief en constructief beleid te voeren. Wanneer B-H-V ook nog wordt gesplitst ziet de toekomst van de Rand er al veel rustiger uit. Een gedeelde taal of cultuur (waarnaar wordt gestreefd in het beleid) kan een efficiënt bindmiddel zijn tussen de verschillende gemeenschappen. Op die manier kan de groepsvorming intenser worden en het leven in de gemeenten aangenamer zodat het gemeenschapsleven een nieuwe glans krijgt. - Bedreigingen De bedreigingen die de Rand van buitenaf moet incasseren zijn de belangrijkste factoren voor het al dan niet slagen van het beleid. De Rand telt slechts negentien gemeenten en waar de politieke discussie over gaat, lijkt voor de inwoners van Limburg bijvoorbeeld niet meteen relevant als voor de inwoners van de Rand. De politieke situatie in de faciliteitengemeenten is eveneens geen goed vertrekpunt voor een goed bestuur waardoor het Vlaamse (culturele) leven aan aantrekkelijkheid moet inboeten tegenover de anderstaligen en nieuwkomers waardoor de wil om zich te integreren weer een stukje verderaf ligt. Alle krachten moeten dus verenigd worden en wanneer de samenwerking tussen de verschillende overheden dan nog niet vervolledigd is, is dit een extra bedreiging 11. Europa merkte ook op dat de bevoegde
11
De opmerking over de samenwerking tussen de Vlaamse Gemeenschap en de provincie VlaamsBrabant stond in de Strategische nota 2007-2012 Cultuur, p.6
-67-
ʻCultuur in de Randʼ
politici zich inlaten met het aanwakkeren van de conflicten en deze taalproblematiek politiek recupereren. Dit is zeer nefast voor de culturele werking in de Rand. Hoewel het huidige beleid sterk bezig is, heeft het te kampen met verschillende -externebedreigingen die de werking kunnen determineren.
-68-
ʻCultuur in de Randʼ
2. De specificiteit van de Rand Na het juridische kader gaan we in dit deel dieper in op het specifieke karakter van de Rand. In de zoektocht naar wat de Rand anders maakt ten opzichte van de andere Vlaamse gemeenten, kwamen verschillende aspecten aan bod tijdens de informanten-interviews. In dit onderzoek zullen echter die aspecten aangekaart worden die door de informanten als belangrijk verschil werden gezien met andere Vlaamse gemeenten. De antwoorden van de respondenten leiden dus het antwoord op deze vraag. Om een objectief beeld te hebben van de Rand rond Brussel verwijs ik naar het onderzoek van Desmet en Lemaitre in opdracht van de Studiedienst van de Vlaamse Regering (2007). 2.1 De Rand-gemeenschap Het is opvallend dat de respondenten de Vlaamse rand niet als een vanzelfsprekende groep beschouwen waartoe zij behoren. Verschillende keren kwam naar boven dat zij zich meer verbonden voelden met de streek - de omliggende gemeenten - dan met de randgemeenten in het geheel (interview Dirk Bovijn; interview Sam Custers; interview Beatrijs Dhont; interview Eddy Frans; interview Tina Van Bockstal; interview David Vande Cauter 2). De geografische elementen kunnen hier een verklarende factor zijn. Iemand van het Pajottenland heeft namelijk weinig te maken met iemand van de Druivenstreek (interview David Vande Cauter 2). Het objectieve kenmerk van de randgemeenten, dat ze allen fysiek aan Brussel grenzen, is echter wel een kenmerk dat werd aangewezen als een gemeenschappelijke factor tussen de verschillende gemeenten (interview Marc Snoeck). Dit objectief gegeven heeft vele gevolgen voor de Rand. Naast de Europese ambtenaren en de uitwijkende (Franstalige) inwoners brengt Brussel ook een vorm van verstedelijking met zich mee; de groene gordel komt onder druk te staan, zowel op sociaal als op economisch vlak. Hoewel er nog veel groen is in de Rand, merkt Jan Lauwerijs op dat deze verstedelijking een belangrijk kenmerk is van de de randgemeenten (interview Jan Lauwerijs). De inwijking van (Franstalige) Brusselaars of Europese ambtenaren brengt eveneens een gedeelde problematiek mee. Dat deze mensen Nederlands-onkundig zijn, is een specifieke problematiek voor de Rand (interview Marc Snoeck). Verstedelijking in de rand rond een hoofdstad is namelijk geen nieuw fenomeen, hier is het enkel zeer opvallend omdat de ‘nieuwe’ inwoners de taal niet machtig zijn. Wanneer je in een cultuur- of gemeenschapscentrum werkt, valt de afwijkende situatie waarin het centrum is ingebed meteen op omdat het een grote weerslag heeft op de werking en het publiek waarvoor je werkt. Wanneer er dieper op de invloed van de geografische ligging en op de werking van het gemeenschapscentrum wordt ingegaan, komt namelijk het hoge aantal Franstalige inwoners aan bod als een gedeeld kenmerk. Zo wordt in verschillende centra de programmatie aangepast aan het taalniveau van de kinderen -voor schoolprogrammaties- of -69-
ʻCultuur in de Randʼ
worden er voor de volwassenen vooral muzikale of niet taalgebonden voorstellingen geprogrammeerd (interview Dirk Bovijn; interview Denis Deneulin; interview Jan Lauwerijs; interview Mark De Maeyer; interview Marc Snoeck; interview Tina Van Bockstal). Op de vraag waaraan hij merkte dat ze in een randgemeente werkten antwoordde Dirk Bovijn, directeur van CC Asse: “In de eerste plaats maakt dat in de schoolprogrammatie een verschil, omdat we met veel anderstalige kinderen zitten. Dus sowieso moet je de schoolprogrammatie aanpassen. Zorgen dat je niet te veel taalgebonden activiteiten organiseert, maar heel veel muziek- of visuele voorstellingen aanbieden, bijvoorbeeld figurentheater.” (Interview Dirk Bovijn - Asse, p.1-2) Dit heeft tot gevolg dat er eveneens een kleiner basispubliek is waaruit het centrum kan putten. De vijver van mogelijke bezoekers wordt kleiner omdat verschillende inwoners van de gemeente niet willen komen in een Vlaams centrum of gewoon niets aan Nederlandstalige voorstellingen hebben. Hoe groter het basispubliek waar je uit kan putten, hoe groter het uiteindelijke aantal bezoekers van het centrum. Dit geringe aantal was vooral opvallend in de faciliteitengemeenten (interview Sam Custers & interview Mark De Maeyer). Daar is de groep anderstaligen groter, al is het zeker ook voelbaar in de andere randgemeenten. De hoge graad anderstaligheid in de gemeenten maakt hen specifiek, zowel in hun werking als in hun bezoekers. Vervolgens wordt er opgemerkt dat er een barrière is gegroeid tussen het Nederlandstalig centrum en de anderstalige inwoners van de gemeente (interview Sam Custers; interview Mark De Maeyer interview; Tina Van Bockstal). Dit is eveneens iets specifieks voor de randgemeenten, “zit je bijvoorbeeld in Liedekerke, dan is elke Liedekerkenaar hier ooit wel eens geweest, al is het maar voor de schoolvoorstellingen” (interview Tina Van Bockstal, p.1). Hierdoor verandert ook de visie van de verschillende centra op hun taak binnen de gemeente. Ze brengen niet ‘enkel’ cultuur, ze hebben een ‘ruimere taak’. De centra fungeren als een ankerpunt van de overgebleven Vlamingen of bieden ondersteuning aan het Vlaamse karakter van de gemeente en het verenigingsleven. Omdat het Frans echt heel levendig is in sommige gemeenten zien de centra zichzelf vooral ook als Nederlandstalige buffer tegen de oprukkende Franstalige gemeenschap (interview Dirk Bovijn). Toch moet worden opgemerkt dat er mede door een specifieke programmatie en verschillende activiteiten speciaal voor anderstaligen wordt gestreefd naar een een breed publiek en een geïntegreerde bevolking. Een greep uit dat aanbod: een toneelvoorstelling voor kinderen met eenvoudig Nederlands (interview Sam Custers & interview David Vande Cauter 2), Café Combinne 12 (interview David Vande Cauter
12
Een avond in de week komen anderstaligen en Nederlandstaligen samen om in een ontspannen sfeer Nederlands te leren en een gesprekje te voeren.
-70-
ʻCultuur in de Randʼ
2), taallessen (interview Mark Snoeck & interview Wim Van Parijs), activiteiten over de taalgrenzen heen 13 (interview Mark De Maeyer), aparte groepjes bij een scrabble-toernooi (interview Denis Deneulin), samenwerkingen met verenigingen van buitenlanders (interview Dirk Bovijn), literatuurbijeenkomsten 14 (interview Ivo De Boeck). De randgemeenten in hun geheel vormen niet gemakkelijk een groep, maar er is wel een grote verbondenheid terug te vinden tussen de faciliteitengemeenten. Wanneer men woont of werkt in een faciliteitengemeente is de situatie nog moeilijker onder controle te houden. Het probleem is hier dat het gemeenschapscentrum niet enkel te maken krijgt met een toenemend Frans publiek, maar ook het gemeentebestuur is Franstalig. Deze toenemende verfransing kan bedreigend overkomen (interview Mark De Maeyer). Dit heeft tot gevolg dat de gemeente niet samen met of zelfs tegen het centrum werkt. Alle gemeenschapscentra in de faciliteitengemeenten functioneren er dankzij het initiatief van vzw ‘de Rand’ en de steun van de Vlaamse Gemeenschap en de provincie Vlaams-Brabant. De faciliteitengemeenten stappen niet in de Vlaamse decreten en hebben dus geen sport- of cultuurbeleidsplan, terwijl dit ook de Franstalige bevolking ten goed zou kunnen komen (interview Jan Lauwerijs). Een eigen beleidsvisie hebben de faciliteitengemeenten ook niet, “wij worden van dag tot dag bestuurd” aldus Jan Lauwerijs (interview Jan Lauwerijs, p.3). Concluderend kunnen we stellen dat het gemeentebestuur en haar beleid een ‘catastrofe’ zijn (interview Eddy Frans). Wat hier opvallend is, is dat het gemeentebestuur niet wordt afgestraft bij de verkiezingen. Doordat alles gecommunautariseerd wordt -waar de Franstalige besturen zich toch op focussen- ontbreekt dikwijls de discussie rond ‘goed bestuur’ in de gemeente (interview Marc Snoeck). Hoewel de verfransing ook in de andere randgemeenten opduikt, wordt het in de faciliteitengemeenten sterk in de hand gewerkt doordat het een stuk geïnstitutionaliseerd is. De faciliteitengemeenten zijn omwille van die mogelijkheid om ook in het Frans bediend te worden meer verfranst de voorbije jaren. Deze hogere druk op het Nederlandstalige karakter is voor hen een belangrijk bindmiddel en een kenmerk waarin ze zich allemaal herkennen. Dit verandert de manier waarop de centra en de inwoners ermee kunnen omgaan. “Maar ze (de randgemeenten zonder faciliteiten) gaan met dezelfde fenomenen geconfronteerd worden - verstedelijking, verfransing, anderstaligen. Maar ze kunnen op een andere manier besturen.” (interview Jan Lauwerijs - Wemmel, p.4)
13
Bijvoorbeeld ‘Open Tuinen’ en Tournée Général te Linkebeek
14
Een anderstalig boek samen lezen en er in die taal over spreken
-71-
ʻCultuur in de Randʼ
In de gemeenten waar het bestuur werk maakt van de ondersteuning van het Vlaamse karakter en waar er geen tweetalige mogelijkheden zijn is het al gemakkelijker om met deze toenemende Franstaligheid om te gaan. Door de faciliteiten, een tweetalig straatbeeld, een Franstalig bestuur werk je die verfransing mee in de hand (interview Jan Lauwerijs). De gemeenschappelijk factoren van deze randgemeenschap zijn dus niet ver te zoeken. Jan Lauwerijs van gemeenschapscentrum de Zandloper in Wemmel ziet deze taalproblematiek als een van de belangrijkste gemeenschappelijke kenmerken en hij was niet de enige. Er was een opmerkelijke neiging van de informanten om deze taalproblematiek als enige of voornaamste gemeenschappelijk kenmerk te zien van de randgemeenten. Of het nu faciliteitengemeenten zijn of niet, deze problematiek kwam meerdere keren naar boven als specificiteit van de Rand. “Wat alle gemeenten van de Rand dus hebben is die taalproblematiek” (interview Beatrijs Dhont -Hoeilaart, p.1) “Die 19 gemeenten hebben wel ondanks hun onderlinge verscheidenheid een zekere eenheid, in die zin dat ze te maken hebben met een zelfde problematiek -die stadsvlucht, die inwijkelingen, die internationalisering, het duurder worden van de bouw, verfransing.” (interview Marc Snoeck - Wezembeek-Oppem, p.6) Met deze verscheidenheid wordt ook in het beleid rekening gehouden, er worden namelijk juist middelen ingezet waar men weet dat de Rand een specifiek statuut heeft tegenover de rest van Vlaanderen (interview Kurt Annendijck). Eddy Frans ziet voornamelijk het Vlaamstalig karakter dat onder druk staat als een gedeeld kenmerk in de Rand dat eveneens specifieke uitdagingen met zich meebrengt (interview Eddy Frans).
2.2 de invloed van de ‘Andere’ en de rol van verenigingen De sociale tegenstelling Nederlandstaligen - Franstaligen is een belangrijk conflict dat leeft in een randgemeente (interview Stefaan Gunst). De inwijking van anderstaligen heeft naast de taalproblematiek ook gevolgen voor het lokale gemeenschapsleven, het sociaal kapitaal van de gemeente. We hebben reeds gezien dat een heterogene gemeente een lager sociaal kapitaal heeft dan een homogeen samengestelde gemeente, de aanwezigheid van een grote groep ‘anderen’ heeft zo uiteraard ook gevolgen voor de werking van de centra. Om dit te gaan nakijken in de randgemeenten, wordt er gekeken naar het lokale verenigingsleven. De centrale plaats van de verenigingen in de gemeenschapscentra valt op, zij hebben de opdracht gekregen om de verenigingen te ondersteunen. Het verenigingsleven is belangrijk voor de inwoners, niet alleen omdat het hen verbindt, het kan eveneens de Vlaamse -72-
ʻCultuur in de Randʼ
identiteit die onder druk staat versterken. Het is het instrument bij uitstek voor de anderstaligen om aan die Vlaamse identiteit deel te nemen en voor de Vlamingen om die te vormen (interview Sam Custers). “En daar zit je identiteitsversterkend bezig denk ik, als je mensen doet samenkomen, een gemeenschap laat vormen en men daar mekaar in laat herkennen.” (interview Wim Van Parijs - Dilbeek, p.8) Het sterk houden of maken van het verenigingsleven is “het enige wat je kan doen in de Rand om de verfransing tegen te houden (…) zodat het Vlaams karakter in stand blijft” (interview Beatrijs Dhont, p.2). De lokale verenigingen worden met ander woorden verbonden met de Vlaamse identiteit en vormen de steunpilaren voor de Vlaamse groep die zich wil profileren tegenover de Franstalige ‘invasie’. Deze nadruk op de Vlaamse identiteit is volgens Denis Deneulin, directeur GCC Coloma te SintPieters-Leeuw, een reflex van de Vlaamse bevolking (interview Denis Deneulin). Als reactie op het binnendringen van de ‘andere’ -de Franstalige inwoner in Vlaanderen- gaan de Vlamingen teruggrijpen naar hun eigen specifieke culturele identiteit. Ook Geoffrey Heyrbaut, centrumverantwoordelijke van GC de Bosuil in Jezus-Eik, erkent de bindende kracht van een gepercipieerde bedreiging. Het is namelijk door die onderdrukking en bedreiging van een andere groep of een andere cultuur dat de inwoners van een gemeente zich stevig gaan organiseren en dat er een hechte gemeenschap rond bestaat (interview Geoffrey Heyrbaut). Bovendien heeft het verenigingsleven in de Rand een atypische status. Terwijl de afkalving en het uiteenvallen van het verenigingsleven een algemene trend is, is het verenigingsleven in de randgemeenten juist heel sterk (interview Stefaan Gunst). De autochtone bevolking kent een sterke band onderling terwijl de Franstaligen in de gemeente geen echt verenigingsleven kennen. Dit valt onder andere te verklaren door het feit dat de Nederlandstaligen samen zijn opgegroeid in de gemeente, terwijl de Franstaligen hier individueel zijn binnengewaaid, zonder een echt gedeelde band te hebben (interview Sam Custers). Een mogelijke oorzaak voor deze atypische status van het verenigingsleven zijn de Nederlands-onvriendelijke gemeentebesturen in de faciliteitengemeenten en de toenemende Franstaligheid (interview Stefaan Gunst). De Vlamingen percipiëren dit als het onder druk staan van hun culturele of Vlaamse identiteit, ze vinden mekaar in de verenigingen en manifesteren zich als gemeenschap (interview Stefaan Gunst). Hiernaast is er nog een specifiek probleem van opvolging op te merken voor de jongerenverenigingen in de Rand. Een verouderd verenigingsleven is niet ongewoon, maar in de Rand heeft men extra te kampen met het ontbreken van jeugd (interview Stefaan Gunst). -73-
ʻCultuur in de Randʼ
Door de hoge grondprijzen wordt het onmogelijk om te blijven wonen in de Rand of een faciliteitengemeente. Zo bestaat de Nederlandstalige jeugdraad in Kraainem al enkel jaren uit leden die niet in Kraainem wonen (interview Sam Custers). De volgende sociale tegenstelling is hier te kenmerken als het verschil tussen de autochtone en internationale gemeenschappen. Dit zet duidelijk een extra druk op het Nederlandstalig karakter van de Rand. Deze wordt nog versterkt door het aantal internationalen die in de randgemeenten wonen, de Rand is voor hen aantrekkelijk omdat ze in Brussel werken en betaalbaar vanwege hun hoge lonen, er zijn zelfs aparte scholen voor hun kinderen te vinden. Zij zijn meestal tewerkgesteld in een internationaal bedrijf of bij de Europese Gemeenschap en verdienen gemiddeld meer dan de autochtone inwoners van de gemeente. Daarenboven verblijven de meesten gemiddeld slechts vijf jaar in ons land, waardoor het nut van een verdere integratie niet wordt gezien. Wat echter opvalt is dat deze internationalen georganiseerd en verenigd zijn in hun eigen hermetische gemeenschappen waardoor de nood om aan te sluiten bij het lokale verenigingsleven niet bestaat (interview Beatrijs Dhont; interview Ivo De Boeck; interview Stefaan Gunst; interview Marc Snoeck). Dit is uiteraard nefast voor het oorspronkelijke gemeenschapsleven en tevens een stokpaardje van de centra. Er is dus een bloeiend verenigingsleven dat voornamelijk door de gemeenschapscentra wordt ondersteund. En hoewel internationale verenigingen hetzelfde centrum frequenteren voor voorstellingen en vergaderruimte, is het toch verbazingwekkend dat de leden van de verschillende verenigingen niet met mekaar in contact (willen) komen (interview Sam Custers; interview Marc Snoeck). Deze bevinding valt te rijmen met de opmerking van Coffé en Geys 15 dat het sociaal kapitaal kan groeien in een gemeente maar dat dit louter binnen de groep is en niet tussen groepen. Om tot een geïntegreerde samenleving te komen moeten deze verschillende groepen eerst met mekaar in contact komen. De belangrijkste manier om mensen te bereiken vanuit het centrum is via gemeenschapsvorming (interview Guido Van Den Troost). We hebben al opgemerkt dat niet iedereen naar het centrum komt en dat er wel degelijk een barrière is. Daarom kan men met gemeenschapsvorming best beginnen op het niveau van de straat (interview Guido Van Den Troost; interview Wim Van Parijs). Door laagdrempelige initiatieven zoals de ’11 juli cheque’ van minister Anciaux 16, komen de verschillende groepen in de gemeente in contact met mekaar en worden ook ‘ongrijpbare’ groepen bereikt zoals zij die enkel komen slapen in de gemeente maar wonen in Brussel (interview Guido Van Den Troost). Het is opmerkelijk dat de initiatieven van centra buiten de muren van het centrum talrijker worden. De gemeenschapscentra van vzw ‘de Rand’ hebben reeds de opdracht gekregen X aantal activiteiten ‘extra muros’ te organiseren, maar ook de andere centra in de Rand maken
15
Zoals vermeld in deel 1, 6.2
16
Steun van Vlaamse Overheid om 11 juli te vieren door verschillende straat-BBQ’s
-74-
ʻCultuur in de Randʼ
hier werk van (interview Dirk Bovijn & interview Wim Van Parijs). Dit neemt onder andere de barrière weg waardoor er meer mensen bereikt worden. Een volgende tendens in het verenigingsleven is dat nieuwe vormen van verenigingen zich ontwikkelen naast het klassieke aanbod. Het verenigingsleven in de Rand kan namelijk de algemene tendensen van verschraling en veroudering niet ontlopen. Minder traditionele, los van de zuilen of thematische groepen richten zich op. Zo is er in Beersel in het cultuurcentrum een hechte groep rond kalligrafie ontstaan (interview Tina Van Bockstal) of richten in Meise enkele enthousiastelingen een vzw -met bijbehorende activiteiten- op rond de vervanging van de kerkramen (interview Guido Van Den Troost). In Hoeilaart bestaat een vereniging van enkele oud-scouts die hun gading niet vonden in het traditionele aanbod (interview Beatrijs Dhont), te Asse vonden we een vereniging van allochtone jongeren die zich hebben aangesloten bij de cultuurraad en activiteiten organiseren voor jongeren. Het Davidsfonds zoekt eveneens naar een oplossing voor het dalende aantal leden en ziet deze in het afstappen van de status van een klassieke ‘ledenvereniging’ door het aanbieden van activiteiten aan iedere geïnteresseerde (interview Stefaan Gunst). Activiteiten worden zo open aangeboden zodat de drempel wegvalt en je mee instapt in het aanbod wanneer het interessant is voor jou.
2.3 De rol van taal binnen de gemeenschap Uit de vorige bevindingen kunnen we afleiden dat een gedeelde taal en de conflicten die ‘de bedreiging’ ervan met zich meebrengt een van de funderingen is voor de randgemeenschap. De taal wordt indirect met het verenigingsleven en de ‘Vlaamse identiteit’ verbonden waardoor het een stuk gevoeliger ligt. De cultuur en de culturele identiteit in de Rand zijn volgens Stefaan Gunst zeer taalgebonden (interview Stefaan Gunst). Dit bevestigt de theorieën omtrent het belang van taal voor de identiteit wanneer er een taalstrijd aan de gang is of wanneer men zich ‘onderdrukt’ voelt door een andere taal. Juist door deze taalproblematiek gaan mensen zich bewust worden van hun lidmaatschap van de taalgemeenschap en ondervinden ze bijvoorbeeld een toenemende verfransing als een bedreiging waardoor je een reflex krijgt (interview Stefaan Gunst). We hadden reeds gezien dat het aanvoelt als een ‘andere’ op het terrein een reflex met zich meebrengt om terug te grijpen naar de culturele identiteit en deze te versterken. “Taal, identiteit en culturele identiteit zijn onlosmakelijk met mekaar verbonden en als je met die taalgevoeligheid een bepaalde problematiek hebt, dat zet zich door tot in die kern.” (interview Stefaan Gunst, p.9) Wanneer er gepolst wordt naar het belang van taal binnen het centrum en haar werking wordt steevast bevestigd dat dit een zeer belangrijk aspect is. De respondenten pleiten voor een -75-
ʻCultuur in de Randʼ
‘minimum aan respect’ voor de Nederlandse taal, de officiële taal van het grondgebied. Dit vertaalt zich praktisch in de centra door het Nederlands als voertaal te gebruiken (interview Dirk Bovijn; interview Denis Deneulin). Het Nederlands als publieke voertaal is trouwens wettelijk vastgelegd. Wanneer iemand komt wonen in Vlaanderen, lijkt het ook logisch dat die persoon de taal leert en gebruikt op het publieke forum van de gemeente - bijvoorbeeld op het gemeentehuis, tijdens contact met de buren of contact met andere inwoners in de winkel. Toch vraagt niemand om de dominantie van de ene taal of de onderdrukking van de andere taal. Er is wel degelijk een zekere tolerantie tegenover andere talen. Wanneer iemand het publieke forum betreedt wordt er van hem of haar verwacht ook de officiële taal van de streek te gebruiken als blijk van respect voor de autochtone bevolking (interview Mark De Maeyer; interview Eddy Frans; interview Stefaan Gunst; interview Jan Lauwerijs; interview Guido Van Den Troost). Wanneer men dit kan bereiken zonder dat het Nederlandstalige (publieke) forum wordt aanzien als een verloochening van de eigen culturele identiteit, wordt het mogelijk om de levenskwaliteit op te krikken (interview Mark De Maeyer). Deze eis voor respect is een gekoppeld aspect en kan worden aanzien als de emotionele component van het ‘genestelde nationalisme’ zoals reeds uitgelegd in deel 1, 5.1. De rol van taal wordt voornamelijk van groot belang wanneer er gewerkt wordt aan gemeenschapsvorming. Het is ten eerste een communicatiemiddel, maar het is eveneens van groot belang om goed samen te leven en overeen te komen (interview Sam Custers). Taal en gemeenschapsvorming zijn onlosmakelijk met mekaar verweven. David Vande Cauter, centrumverantwoordelijke van GC de Boesdaalhoeve te Sint-Genesius-Rode, merkt op dat iemand slechts zal openstaan voor gemeenschapsvorming -en zo ook de taal van die gemeenschap- wanneer hij of zij zich welkom voelt (interview David Vande Cauter 1). Een positieve uitstraling is essentieel om tot een goede integratie en gemeenschap te komen met een gedeelde taal als cement tussen de verschillende gemeenschappen. 2.4 De toekomst van de Rand Deze reflex naar een eigen gemeenschap met de klemtoon op de gedeelde culturele waarden kwam reeds aan bod in het theoretische kader17. Deze groepsreactie is met andere woorden normaal en een logisch gevolg van de situatie. Omgaan met minderheden en deze (cultureel) beschermen is reeds een agendapunt bij de overheden. Toch moeten we opmerken dat deze ‘gedeelde band’ eveneens grotendeels berust op een mythe18 . De situatie is zo gegroeid gedurende verschillende jaren waardoor een weg terug zeer moeilijk is. Het is met andere woorden tijd om met de huidige situatie om te gaan in plaats van de tijd te willen terugdraaien. 17
Zie deel 1, 6.2
18
Zie deel 1, 2.1.3
-76-
ʻCultuur in de Randʼ
De toekomstperspectieven van de verschillende respondenten incorporeren de huidige situatie. Wat betreft de toekomst van de rand rond Brussel zijn Eddy Frans en Tom Troch het met mekaar eens, de Rand evolueert naar een ‘veeltalig’ gebied (interview Eddy Frans & interview Tom Troch). Mede omwille van de nabijheid van Brussel is een eentalige rand slechts een verre droom van enkelen. Volgens Eddy Frans zullen we blijven leven in dit veeltalig kluwen van gemeenschappen, maar liefst binnen een context waar iedereen toch respect kan opbrengen voor het Nederlandstalige karakter waarbinnen die gemeenten functioneren als deel van Vlaanderen (interview Eddy Frans p. 7). Tom Troch heeft het eveneens over een gebied “waar enorm veel nationaliteiten leven, waar enorm veel talen gaan gesproken worden, waar veel culturele uitwisseling is” en een “open samenleving” waar mensen van verschillende culturen samen wonen en leven (interview Tom Troch, p.10). Gezien de huidige tendensen wordt het tijd voor verandering. De Rand moet niet enkel ‘internationaal’ worden, het moet ook rekening houden met al haar inwoners. Het is niet de bedoeling om te pleiten voor een tweetalige of meertalige rand. Een kennismakingsronde tussen de verschillende gemeenschappen binnen een gemeente zou al veel kunnen oplossen. Wanneer Vlamingen of franstaligen zich niet meer bedreigd voelen wordt het mogelijk om wederzijds begrip op te bouwen. Wanneer men mekaar leert kennen wordt die ‘ander’ namelijk niet meer zo bedreigend gepercipieerd. Europa raadde het al aan, initiatieven waar beide gemeenschappen samenwerken is een goed begin. We mogen hier echt de internationale gemeenschappen niet vergeten. Ook zij moeten betrokken worden bij de gemeente. Tom Troch haalt hier een belangrijk aspect aan door de klemtoon te leggen op de actieve groepen in de gemeente (interview Tom Troch). Er moet namelijk een actief publiek zijn om tot een samenwerking te komen, maar eveneens een portie goede wil van de verschillende partijen is hier essentieel. “Dan denk ik dat heel wat samenwerkingsverbanden kunnen ontstaan tussen groepen die daar actief zijn. Dat er daar heel wat kruisbestuivingen kunnen ontstaan tussen verenigingen met verschillende talen. Maar altijd vanuit een respect voor de taal Nederlands.” (interview Tom Troch, p.10) Gedeelde culturele initiatieven kunnen leiden tot een gedeelde cultuur. Dit gedeeld cultureel systeem leidt dan weer tot een sociale solidariteit en een sociale integratie (Bourdieu 1991). Twee belangrijke peilers binnen de Vlaamse rand die de levenskwaliteit van de inwoners drastisch zou kunnen verhogen. 2.5 Conclusie
-77-
ʻCultuur in de Randʼ
We kunnen dus niet meteen zeggen dat elke inwoner van de Rand zich met mekaar verbonden voelt, toch identificeren de inwoners zich met een gemeenschap op specifieke vlakken. Deze mensen zich verbonden omdat ze hetzelfde doel nastreven en een gedeelde problematiek hun (culturele) identiteit kenmerkt. De taalproblematiek is hier een uitstekend voorbeeld van een bindende kracht. Zo is er in de Rand wel degelijk een verbondenheid op te merken wanneer het gaat over de uitdagingen die de verfransing meebrengt of de verstedelijking als gevolg van de nabijheid van Brussel. Theoretisch gezien kunnen we hier dus wel over een gemeenschap spreken. Er ontstaat een groepsvorming onder invloed van de anderstaligen, alias de ‘andere’. De plaatselijke bloei van het verenigingsleven is gedeeltelijk te verklaren door de reflex van Vlamingen waardoor een ‘wij-tegen-zij’ mentaliteit ontstaat als gevolg van een angstreflex, zoals reeds eerder verwoord door Coffé en Geys 19. De aanwezigheid van de ‘andere’ met als gevolg de externe druk die deze anderstaligen uitoefenen op de lokale Vlaamstalige gemeenschap wakkert hier de interne cohesie aan, zoals Ager en Erikson reeds stelden20. Het belang van de verenigingen is groot voor de inwoners van de randgemeenten waardoor het verenigingsleven hier nog relatief sterk is (interview Stefaan Gunst). Wanneer mensen met een verschillende (moeder)taal met mekaar moeten samenleven, schept dit een specifieke culturele uitdaging (interview Eddy Frans) voor de gemeenschap. De taal wordt dikwijls als basis van de culturele identiteit van de Vlamingen aanzien, waardoor ook in deze gemeenschap taal heel belangrijk is voor de identiteit. Taalconflicten draaien dikwijls uit op culturele of politieke conflicten waar beide groepen hun eigenheid proberen te verdedigen. De volgende onderzoeksvraag behandelt deze relatie tussen cultuur en politiek. Al is deze ‘verdedigingsreflex’ normaal, toch moet er een oplossing gezocht worden naar de toekomst toe.
19
Zie deel 1, 6.2
20
Zie deel 1, 3.1
-78-
ʻCultuur in de Randʼ
3. De vermenging tussen politiek en cultuur 3.1 Taaldebat domineert politiek Gezien de atypische situatie in de Rand, zowel op vlak van inwoners als bestuur en beleid is het niet onlogisch dat de taalkwesties de politiek gaan domineren. Deze maatschappelijke taalvraagstukken zijn sterk gerelateerd met de lokale cultuur en de culturele identiteit van de inwoners. Zij uiten en verdedigen hun cultuur aan de hand van taal, het meest opvallende kenmerk en tevens het meest bedreigde kenmerk van de Vlaamse cultuur in de Rand 21. Wanneer de taalgevoeligheid doordringt tot in de kern van de identiteit van een gemeenschap -zoals in de Rand- brengt dit ook een politieke gevoeligheid met zich (interview Stefaan Gunst) Doordat culturele vraagstukken zich wagen op het terrein van de politiek of omgekeerd ontstaat er een onnodige en ongewenste vermenging tussen politieke en culturele aangelegenheden. Zo geraakt de sociaal-economische problematiek al gauw verstrikt in de taalproblematiek waardoor een oplossing steeds moeilijker wordt. Deze specifieke sociaaleconomische kenmerken en problemen zouden echter moeten afgezonderd worden van het taaldebat. “Het is een sociaal-economische realiteit die moet aangepakt worden en die hetzelfde is voor beide taalgemeenschappen en die niet mag gegijzeld worden door de taalproblematiek en dat wordt wel gedaan.” (Interview Geoffrey Heyrbaut - Jezus-Eik, p.3) De toegenomen politieke spanningen hebben eveneens geleid tot sociale spanningen en een verdere polarisatie tussen de verschillende gemeenschappen. Toch mogen we het belang van de politiek niet vergeten. Op politiek niveau kunnen essentiële knopen worden doorgehakt of beslissingen genomen die een invloed hebben op het sociale of economische leven van de Rand. De economische, sociale en politieke kenmerken van de Rand zijn niet in isolatie van mekaar te bekijken, maar hebben elk een invloed op de andere. Politiek heeft een belangrijke rol gespeeld in de evolutie van de Vlaamse rand en speelt nog steeds een belangrijke rol. “Het feit dat de situatie is zoals ze nu is, is oorzaak en gevolg van politiek.” (Interview Stefaan Gunst, p.7) Het is dus eveneens belangrijk voor de Vlamingen om het respect voor de Vlaamse taal te vertalen naar enkele politieke items. Toch moeten we hier voorzichtig zijn, het taaldebat mag namelijk ook niet verward worden met het communautaire debat (interview Geoffrey Heyrbaut).
21
Zo wordt het alleszins gepercipieerd door de inwoners.
-79-
ʻCultuur in de Randʼ
Een toepassing van een positieve politieke invloed in de culturele sector geeft Tina Van Bockstal, directeur CC De Meent te Beersel, aan wanneer ze het heeft over de nood aan een vaste taalpolitiek over heel de Rand. Dit heeft te maken met welke taal er mag gesproken worden in de centra en welke taal de voertaal wordt voor de voorstellingen. Omdat de internationale gemeenschap een feit is in de Rand, is het nodig om hierop in te spelen. Waarom kunnen er geen boventitels bij theaters in Beersel zijn terwijl er enkele kilometers verderop -in Brussel- wel een tweetalig aanbod bestaat (interview Tina Van Bockstal)? Wanneer alle centra op een duidelijke lijn staan, wordt het gemakkelijker om dit als norm door te drijven en respect af te dwingen. “ Moesten we daar (een doordacht en beredeneerde lijn) samen op zitten, dan was dat door iedereen aanvaardt en was dat een -beredeneerde- norm geweest.” (Interview Tina Van Bockstal - Beersel, p.6) 3.2 De gevolgen van deze vermenging In de Rand zien de respondenten deze vermenging terugkomen als een ongewenst effect van de huidige politieke polarisering. Culturele evenementen worden becommentarieerd door politieke figuren waardoor gemeenschapsvorming steeds moeilijker wordt. Het bestuur in Linkebeek maakt het Mark De Maeyer, centrumverantwoordelijke van GC de Moelie in Linkebeek, en zijn medewerkers niet gemakkelijk door Vlamingen continu in een negatief daglicht te stellen waardoor de moeizame integratie en appreciatie tussen Vlamingen en de ‘ander’ steeds weer afknapt. “En alle moeite die wij dan doen, en voetje voor voetje vooruit gaan, is plots weer weg en de verhoudingen zijn weer heel strak en je kan weer op nieuw beginnen” (interview Mark De Maeyer - Linkebeek, p.3) Er ontstaan met andere woorden twee niveaus, het niveau van ‘de mensen’ en het niveau van de politiek. Er bestaat dikwijls een goede verstandhouding tussen buren, maar op politiek niveau wordt er toch elke keer weer ‘gestreden’ met een polarisering en communautarisering van de problemen in de gemeenten tot gevolg (interview Marc Snoeck). Als resultaat hiervan leiden de centra in de Rand ook onder een negatief imago, gevoed door de Franstalige pers en sommige gemeentebesturen (interview Sam Custers, interview Mark De Maeyer). Dit proberen ze weg te werken door opvallend buiten deze politieke sfeer te werken en positieve ervaringen te laten spreken voor zich. De personen die het minst politiek beïnvloed zijn en zonder vooroordelen naar het centrum komen zijn kinderen (interview Sam Custers). Maar hoe open en positief de aanpak wordt beschreven, de polarisatie tussen de Vlaamse en Waalse gemeenschappen is er nog steeds en loopt steeds hoger op. Op sociaal niveau is deze -80-
ʻCultuur in de Randʼ
polarisering er steeds geweest in de faciliteitengemeenten. Dat is ook te zien aan de verkiezingsuitslagen; er zijn geen ideologische partijen meer, enkel Nederlandstalige of Franstalige lijsten (interview Stefaan Gunst) Wanneer sociaal-economische problemen worden gekoppeld aan de taalproblematiek kan dit tot een verlamming of immobilisme leiden waar beslissingen worden genomen met de politieke achterban in het achterhoofd (interview Stefaan Gunst). Een kritische opmerking die hierbij moet worden gemaakt is dat er niet moet gestreefd worden naar de totale splitsing van beide werelden. Cultuur heeft politiek namelijk nodig om een ingang te vinden in de maatschappij. Wanneer een groep haar eisen kan doorduwen tot de politieke agenda, is er al een machtsstrijd voorafgegaan. Om deze eisen ook te implementeren op maatschappelijk niveau, is een politieke maatregel noodzakelijk. Het is niet nodig andere sectoren of belangen politiek op te eisen en te hypothekeren. Mobiliteit bijvoorbeeld is een probleem dat geen verband heeft met cultuur of taal en moet dus los van deze communautaire kwesties kunnen behandeld worden.
4. Overzicht Concluderend is er een SWOT-analyse opgesteld van de cultuur- en gemeenschapscentra in de Vlaamse rand op basis van de interviews. Dit geeft de mogelijkheid alles nog eens even op een rijtje te zetten en een overzicht te creëren van wat er allemaal aan bod is gekomen in verband met de verschillende centra. Ook elementen die in de antwoorden van de onderzoeksvragen nog niet aan bod zijn gekomen, krijgen in dit kader wel een plaats
-81-
ʻCultuur in de Randʼ
Sterktes
Zwaktes
- Sterke verankering in de gemeente door binding met het verenigingsleven (vooral GC’s)
- Vele kleine gemeenten waardoor beperkte mogelijkheden voor een lokaal cultuurbeleid
- Opkomende bekendheid bij publiek
- De onwil om zich te integreren
- Samenwerking in de streek leidt tot groter en meer divers aanbod
- Continue in- en uitstroom van anderstaligen
- Uitgebouwd net van cultuur- en gemeenschapscentra
- Gemeenten met een Franstalige meerderheid die niet inspelen op de Vlaamse mogelijkheden
- Gemiddeld rijk publiek en hoger opgeleid
- Logistieke beperkingen
- Ondersteuning van de Vlaamse overheid en de provincie (voor de randgemeenten)
- Brussel als blinde vlek
Kansen
Bedreigingen
- Door intense samenwerking tussen centra een grotere bekendheid
- Moeilijk doordringbare internationale gemeenschappen
- Rijkheid en diversiteit door een heterogene bevolking
- Uitdrukkelijke Nederlandstalige karakter en bijbehorende connotaties
- Nog een publiek te overwinnen
- Vermenging tussen cultuur en politiek leidt tot immobilisme
- Beperkt aanbod naast de GC’s en CC’s
- Niet splitsen van het kies- en gerechtelijk arrondissement B-H-V - Nabijheid Brussel Figuur 4
- Sterktes De centra zijn sterk verankerd in de gemeente door hun band met het verenigingsleven. Hierdoor krijgt hun bestaan een extra dimensie. De inwoners van de gemeente weten hen te vinden en maken dankbaar gebruik van hun dienstverlening. Vooral de gemeenschapscentra leggen de focus op het verenigingsleven, maar in de interviews werd duidelijk dat ook de cultuurcentra een belangrijke gemeenschapswerking hebben opgebouwd (interview Dirk Bovijn & interview Tina Van Bockstal). Dankzij het uitgebreid net van GC’s en CC’s in de Rand, is een intense samenwerking noodzakelijk, het biedt dan ook veel mogelijkheden. Door de verschillende vormen van samenwerking tussen de centra ontstaat er voor de bezoekers een uitgebreid aanbod binnen de regio (interview Ivo De Boeck & interview Jan Lauwerijs). Samen met verscheidene promotiekanalen -zoals gedeelde programmabrochures, maar ook van het internet wordt gretig gebruik gemaakt- kunnen de centra rekenen op een grotere bekendheid bij het publiek (interview Mark De Maeyer, interview Beatrijs Dhont). Daarnaast kunnen de -82-
ʻCultuur in de Randʼ
centra eveneens rekenen op gemiddeld rijke en intelligente inwoners. Dit heeft als gevolg dat wanneer men spreekt over diversiteit, het eerder gaat over verschillende nationaliteiten als over verschillende sociale klassen (interview Tina Van Bockstal).
- Zwaktes De randgemeenten zijn grotendeels kleine gemeenten waardoor de mogelijkheden voor een lokaal cultuurbeleid en werking al eerder beperkt zijn. Als kleine centra moeten ze zich dikwijls staande houden in een wereld van concurrentie met grotere kunsthuizen. Hoewel de samenwerkingsbanden dit probleem al een deel opvangen, blijft de ruimte voor lokale initiatieven eerder beperkt. Vervolgens is het grote aandeel anderstaligen ook geen zegen voor een Nederlandstalig cultuurbeleid. Door een continue in- en uitstroom van anderstaligen is het moeilijk om een effect of invloed waar te nemen van de verschillende projecten die worden georganiseerd (interview Eddy Frans). Daarnaast zijn er ook nog de anderstaligen die zich niet willen integreren en blijven hopen op een tweetalige rand. Wanneer dan ook nog het gemeentebestuur niet wil inpikken op verschillende Nederlandstalige initiatieven, is het niet gemakkelijk om een Nederlandstalige gemeenschap uit te bouwen, zowel op cultureel als op sociaal vlak. Brussel die als blinde vlek in het midden gelaten wordt is een volgende zwakte. Hoewel we niet kunnen zeggen dat er geen banden zijn (interview Eddy Frans; interview Wim Van Parijs) is er geen doordachte samenwerking. Dit zou ten eerste veel publieksvriendelijker zijn omdat Brussel voor velen dichter bij huis ligt dan andere randgemeenten. Ten tweede is het onmogelijk om zich te blijven distantiëren van Brussel. Zonder te evolueren naar een tweetalige regio, moet het mogelijk blijven om te leren uit Brusselse voorbeelden. Vervolgens zijn er ook de logistieke beperkingen die de werking van een centrum niet altijd even gemakkelijk maken. Wanneer er dan geen gemeentebestuur is om op terug te vallen, is dit een extra moeilijkheid. Vele centra hebben te maken met een beperking in lokalen voor vergaderingen, Nederlands lessen of activiteiten (interview Dirk Bovijn; interview Sam Custers; interview Mark De Maeyer; interview Marc Snoeck).
- Kansen De eerder vermelde samenwerkingen zijn ook een kans naar de toekomst toe. Er is nog een publiek te overwinnen en dat kan alleen door een kwaliteitsvolle programmatie aan te bieden en het hart van het publiek te overwinnen, zowel van de autochtone Nederlandstalige bevolking, als van de nieuwelingen in de gemeente. Door de samenwerking en verschillende abonnementsformules wordt het publiek vertrouwd met verschillende centra in de buurt. Juist omdat er zo’n divers publiek over de vloer komt, schept dit mogelijkheden naar programmatie en culturele diversiteit toe. De centra zijn er namelijk voor alle inwoners van de Rand, ook voor de anderstaligen. Omdat er slechts een beperkt aanbod is naast het aanbod van de centra (Desmet & Lemaitre 2007, p 21), biedt dit kansen voor de aanwezige centra. Zij zijn met -83-
ʻCultuur in de Randʼ
andere woorden de belangrijkste spelers op het culturele veld voor de inwoners.
- Bedreigingen Gemeenschapswerking en integratie blijken een moeilijke opdracht wanneer er gescheiden gemeenschappen zijn gevormd binnen een gemeente. Internationalen krijgen alles wat ze nodig hebben aangeboden door eigen organisaties waardoor integratie in de gemeente heel moeilijk verloopt. De nabijheid van Brussel is hier een extra bedreiging voor de Vlaamse gemeenschap omdat de anderstaligen hun gading vinden enkele kilometers verder is de neiging om zich te integreren klein. Brussel heeft een enorm aanbod waar de kleine centra niet altijd tegenop kunnen. Wanneer er in Brussel dan ook nog een twee- of drietalig aanbod te vinden is, wordt het moeilijk de mensen naar de centra te lokken. Verder hebben zij te kampen met verschillende connotaties die door de media en de lokale politici aan het Nederlandstalige karakter worden gekoppeld. Deze vermenging tussen politieke motieven en de culturele problematieken is een extra moeilijkheid voor de centra.
-84-
ʻCultuur in de Randʼ
Hoofdstuk 4: Discussie en Aanbevelingen Ter afronding van dit onderzoek gaan we op zoek naar de eventuele nood aan een apart cultuurbeleid voor de Vlaamse rand rond Brussel. Dit onderzoeken we aan de hand van twee stappen. Ten eerste zullen we kijken naar de specifieke invloed van de culturele sector en ten tweede komt de rol van cultuur in het beleid aan bod. Wat is nu juist de invloed van de culturele sector of de taak van diezelfde centra. Met de verworven kennis inzake de Rand wordt het verder mogelijk om enkele aanbevelingen te formuleren ten aanzien van het beleid in de Rand.
1. Is er nood aan een apart cultuurbeleid? Om de invloed van de culturele sector na te gaan werd er gepeild naar de rol of de functie van het centrum in de gemeenten bij de respondenten. Hierbij zijn vier antwoorden naar boven gekomen integratie, gemeenschapsvorming, cultuurspreiding en de ondersteuning van het gemeenschapsleven. De gemeenschapscentra zien de bescherming en ondersteuning van de plaatselijke gemeenschap -door onder andere het verenigingsleven te ondersteunen of nieuwkomers te integreren- als hun hoofdtaak (de GC’s van vzw ‘de Rand’, interview Ivo De Boeck, interview Beatrijs Dhont). Bij de cultuurcentra vertrekt men eerder vanuit de nood aan cultuur en breidt men daar een gemeenschapsvormend aspect aan (interview Dirk Bovijn; interview Tina Van Bockstal; interview Wim Van Parijs). Toch belemmert de nood aan gemeenschapsvorming de culturele uitdagingen van de centra niet (interview Stefaan Gunst). De opmerking moet gemaakt worden dat hier nauwelijks het onderscheid wordt gemaakt tussen het zuiver culturele -met de programmatie als hoogtepunt- en de socio-culturele wereld waartoe het verenigingsleven behoort (interview Guido Van Den Troost). Wanneer we het hebben over de functie van de centra was Jan Lauwerijs, centrumverantwoordelijke van GC de Zandloper te Wemmel, de enige die specifiek omschreef hoe hij de centra zag ingebed in de gemeente: “Ik denk dat wij de zogenaamde ‘zachte rol’ moeten spelen. Wij moeten de toffe zijn, hier is iets tof te beleven, je komt hier langs en er is iets te doen en je leert die taal daardoor ook, je ontmoet mensen uit je gemeente, je krijgt een netwerk enzovoort.” (interview Jan Lauwerijs - Wemmel, p.4) De cultuurcentra werken met deze ‘zachte rol’ dan ook eerder op niveau van de mensen. Zodra iemand over de vloer komt in het centrum is hij geïntegreerd in de gemeente (interview Tina Van Bockstal), inwoners die binnengaan komen in contact met mekaar, vinden een gedeelde passie of interesse en er wordt een gemeenschap gecreëerd.
-85-
ʻCultuur in de Randʼ
Cultuur kan een aanzet geven om mensen bijeen te brengen, hen iets leuk te laten beleven en zich in de gemeenschap te integreren. Dit is een zeer belangrijke rol van cultuur. Maar we hebben reeds gezien dat dit onvoldoende is, er moet worden geïnvesteerd in de harde sectoren zoals huisvesting (interview Marc Snoeck). Zonder dat mensen hier kunnen (blijven) wonen, heeft het namelijk weinig zin om aan een gemeenschap te werken. We moeten ook opmerken dat in de Rand de meeste cultuurcentra eerder klein zijn, soms zo klein dat ze gemeenschapscentra zijn geworden. Hierin ligt een tweede kenmerk, de centra zullen niet gaan concurreren met de omliggende centra, maar zullen eerder samenwerken op vlak van programmatie waardoor er een aanvullend aanbod wordt gecreëerd (interview David Vande Cauter 2). De samenwerking met anderen kwam in elk gesprek naar boven, zowel op niveau van de regio -onder de hoede van de provincie met Vlabra’ccent - als op niveau van de streek -in samenwerking met enkele centra uit de buurt. Dit is vooral positief voor de bezoekers die een uitgebreider aanbod krijgen en voor de centra die een uitgebreider publiek kunnen aanspreken (interview Mark De Maeyer; interview Beatrijs Dhont). Met een culturele programmering kunnen ook verschillende mensen worden aangesproken die niet zijn aangesloten bij een vereniging volgens Sam Custers, centrumverantwoordelijke van GC de Lijsterbes te Kraainem. Dit is zeker interessant voor gemeenschapscentra omdat zij zich voornamelijk focussen op de verenigingen en ook hun publiek daaruit halen. De Rand is een beperkt deel van België dat toch wel veel aandacht vergt. Daarenboven is cultuur sowieso al een beperkte niche. Lang niet iedere inwoner van de gemeente doet aan cultuur, waardoor het bereik van het beleid nog vermindert. Daarom is het belangrijk te gaan kijken naar de rol van cultuur in het beleid. We mogen eveneens de economie niet vergeten. Er kwam reeds aan bod dat de economische belangen ook een belangrijke rol spelen in het al dan niet slagen van het cultuurbeleid. De economie is een harde wereld waar moeilijk vat op te krijgen is van het (cultuur)beleid uit, maar economische belangen kunnen een goede drijfveer of motivatie zijn om het beleid te laten slagen. Bij een aanzet tot een specifiek cultuurbeleid is het essentieel om eerst na te gaan welke rol deze culturele sector speelt in het lokale leven van de gemeenschap. De culturele sector in dit onderzoek kan worden gedefinieerd als alle gemeenschaps- of cultuurcentra in de gemeenten, omdat zij de belangrijkste culturele spelers zijn in de gemeenten. Ofwel zijn zij het praktische gevolg van het gemeentelijk cultuurbeleid, ofwel zijn zij er omdat de gemeente juist niets onderneemt op cultureel niveau. We hebben langs de ene kant de belangrijke rol van cultuur in de gemeenschap, de gemeenschapsbevorderende invloed van de culturele sector en langs de andere kant de eerder beperkte invloed van de culturele sector - en de nood om ook te investeren in de harde sectoren. De randproblematiek kan dan wel voortvloeien uit de specifieke taalproblematiek, we -86-
ʻCultuur in de Randʼ
mogen niet vergeten dat er meer is dan de taal alleen. Het is hier dat het randbeleid op inspeelt. Toch kwam in dit onderzoek een belangrijke culturele ondersteuning vanuit dit algemene randbeleid naar boven. Ten eerste zijn er de subsidies voor culturele activiteiten te verkrijgen via de provincie Vlaams-Brabant of via de Vlaamse Gemeenschap. Ten tweede is er de ondersteuning van de overheden naar vzw ‘de Rand’ toe, welke een belangrijke culturele opdracht uitvoeren. We mogen eveneens de verscheidenheid van de negentien gemeenten niet vergeten. Vzw ‘de Rand’ heeft een belangrijke bevoegdheid inzake logistieke ondersteuning, taalpromotie en een gezamenlijk informatiebeleid Het is op zich al moeilijk een strategische lijn uit te tekenen voor de zes faciliteitengemeenten (interview Sam Custers; interview Eddy Frans). Bij het opstellen van een algemeen cultuurbeleid voor alle randgemeenten moet er voor gezorgd worden dat de eigenheid van elke gemeente gerespecteerd wordt. Concluderende kunnen we stellen dat een cultuurbeleid in de Rand geen wenselijk doel is. Met vzw ‘de Rand’ is er reeds een gestructureerde culturele focus van de overheden naar de Rand toe. Vzw ‘de Rand’ slaagt er in de gemeenschapscentra op een lijn te krijgen, zonder het eigen karakter van de gemeente te negeren en dat is een belangrijke doelstelling die men al aan het verwezenlijken is.
2. Aanbevelingen Hieruit is het voorstel gegroeid om op lokaal niveau te investeren in cultuur, terwijl er op een overkoepelend niveau moet gewerkt worden aan een integraal beleid waar verschillende sectoren in worden geïncorporeerd. Wanneer we gaan kijken naar de huidige situatie moeten we vaststellen dat dit al grotendeels aan de gang is. De Vlaamse Overheid heeft een integraal beleid opgesteld terwijl er op lokaal niveau wordt gewerkt aan (sociaal-)cultureel gerichte aanpak vanuit de centra. Gezien de diversiteit aan gemeenten, kan een overkoepelend beleid slechts functioneren wanneer dat zich toespitst op de gedeelde kenmerken en problematieken. Het werd reeds duidelijk dat dit voornamelijk de taalproblematiek, huisvesting en verstedelijking zijn. Hiermee wordt de relevantie van het randbeleid niet in vraag getrokken, op deze gedeelde problematieken moet zeker verder beleidsmatig worden geanticipeerd en gereageerd. Gezien de verschillende bevolkingssamenstellingen, de culturele verschillen tussen de gemeenten en de algemene tendens van het teruggrijpen naar cultuur als reactie op de globalisering en homogenisering is het echter aangewezen om de gemeenten geen eenzelfde culturele keurslijf aan te meten. We mogen daarenboven niet vergeten dat een taalproblematiek geen hoogdringende kenmerken heeft. Het is niet omdat een gemeenschapsidentiteit veel belang hecht aan de taal, dat andere problematieken in België onbelangrijk worden, er is nog steeds aandacht nodig -87-
ʻCultuur in de Randʼ
voor bijvoorbeeld armoedebestrijding, koopkracht-vraagstukken of andere sociale zaken. Hiermee wil ik zeker niet argumenteren dat alle culturele initiatieven overbodig zijn en dat de taalproblematiek een luxeprobleem is. Als inwoner van de Rand en na het voeren van dit onderzoek erken ik met nadruk de dringendheid en het belang van deze initiatieven. Dit samen met de beperkte oppervlakte van de Rand tegenover geheel België in het achterhoofd, worden enkele aanbevelingen opgesomd.
- De splitsing van het kies- en gerechtelijk arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde - Het achterwege laten van politieke motieven bij het voeren van het taaldebat - Het achterwege laten van politieke motieven bij het besturen van een gemeente - Een taalwetgeving die duidelijk is waarbij eventuele repercussies mogelijk zijn in het geval van overtredingen - Het blijven ondersteunen van vzw ‘de Rand’ - Verder investeren in informatie en documentatie rond de Vlaamse rand - Investeren in culturele initiatieven, zowel binnen de Rand als tussen verschillende gemeenschappen - De mogelijkheid tot ‘decretale uitzonderingen’ voor de Vlaamse rand Figuur 5 Deze laatste aanbeveling wil ik graag even verduidelijken. Hoewel hier niet gepleit wordt voor een specifiek cultuurbeleid voor de Rand, wil ik graag het belang van een randbeleid en bevoegdheden van de minister die bevoegd is voor de Vlaamse rand benadrukken. Omdat het misschien niet altijd mogelijk is voor iedereen om steeds rekening te houden met de negentien gemeenten moeten decretale uitzonderingen kunnen voorzien worden voor de Rand. Zo kan de minister bevoegd voor de Vlaamse rand voor het in werking treden van Vlaamse decreten deze nakijken en een eventuele uitzondering eisen voor de Rand. Zo heeft hij, naast zijn specifiek randbeleid een invloed op bijna elke sector waardoor een coherente beleidsvoering mogelijk is.
-88-
ʻCultuur in de Randʼ
BESLUIT
Als algemeen besluit meen ik te kunnen stellen dat de randgemeenten wel degelijk een gemeenschap vormen waarbij de culturele werking anders verloopt dan in de andere Belgische gemeenten. De nabijheid van Brussel heeft een invloed op het culturele leven binnen de Vlaamse Rand. Dat er een aparte randgemeenschap bestaat is een volgende conclusie van dit onderzoek. Deze gemeenschap wordt zowel politiek als cultureel verbonden door specifieke conflicten en debatten met andere gemeenschappen. Dit onderzoek wou de invloed van Brussel en de toenemende verfransing op de cultuurbeleving in de Rand onderzoeken en in welke mate dit invloed heeft op de lokale gemeenschaps- en cultuurcentra. Toen ik aan dit onderzoek begon had ik het doel om een specifiek cultuurbeleid voor te stellen. Maar tijdens het voorbije jaar is het duidelijk geworden dat dit niet de ideale oplossing is voor het culturele leven in de Vlaamse rand. Verder heb ik ingezien dat deze problematiek op het niveau van de Vlaamse cultuur- en gemeenschapscentra voornamelijk praktische gevolgen heeft. Symbolische dossiers en verschillende connotaties worden gevoed vanuit de politieke wereld, vanuit de culturele sector wordt gestreefd naar een aanbod en publiek.
1. De gevonden antwoorden - Hoe worden de inwoners van de Vlaamse rand benaderd door de verschillende overheden? In de Belgische grondwet zijn zowel de rechten van de minderheidsgroepen als die van de meerderheid opgenomen. Dit komt tot uiting in het gehanteerde territorialiteitsprincipe en de vastgelegde taalgrens. Minderheden worden beschermd tegen meerderheidsbeslissingen door specifieke eisen omtrent de gelijkheid tussen Belgen en de aparte regelingen om deze beslissingen te wijzigen. In deze artikels kunnen we de sporen van een machtsconflict terugvinden. Hoe de meerderheid hun zekerheid hebben kunnen behouden en hoe de minderheden toch niet aan hun lot overgelaten worden. Uit het onderzoek werd duidelijk dat belangengroepen hieromtrent nog steeds aan het werk zijn en wel degelijk invloed hebben op vroegere politieke beslissingen en de huidige politieke werking. De pessimistische Marxiaanse visie moet hier dus enigszins genuanceerd worden. Wie juist de minderheidsgroep is in de Rand is niet altijd even duidelijk. Hoewel grondwettelijk gezien de Nederlandstalige gemeenschap hier de beschermde meerderheid is via het territorialiteitsprincipe, zijn de internationale en Franstalige gemeenschappen duidelijk naar een meerderheidspositie aan het evolueren. Dit heeft uiteraard een invloed op het gemeenschapsleven in de Rand, maar ook beleidsmatig heeft dit enige gevolgen. Hiervan zijn de minister bevoegd voor de Vlaamse rand en Tom Troch, bevoegd voor het Vlaams karakter in -89-
ʻCultuur in de Randʼ
de provincie Vlaams-Brabant uitstekende voorbeelden. Via verschillende maatregelen wordt de verbetering van het gemeenschapsleven in de Rand beoogd. Dit kan echter enkel wanneer ook de inwoners van de randgemeenten hun steentje bijdragen. De Belgische overheid is geen louter passieve speler en heeft zo reeds verschillende gemeenschappen en minderheden erkend. Toch wordt er een beschermend beleid gevoerd, maar dit gaat uit van de gemeenschap zelf en niet van de federale overheid. Hoewel grondwettelijk het burgerschap heel liberaal opgenomen wordt, kunnen we uit dit onderzoek concluderen dat er toch meer verwacht wordt van de leden van de gemeenschap. Verschillende projecten rond gemeenschapsvorming vinden hun weg naar de oppervlakte, dit met steeds de nadruk op het stimuleren van het Nederlands en de aantrekkelijkheid van de Nederlandstalige gemeenschap. Deze meer republikeinse opvatting rond burgerschap uit zich onder andere via het belang dat gehecht wordt aan de verenigingen, het streefdoel van de centra om iedere inwoner te bereiken en de verschillende gemeenschapsbevorderende initiatieven en ondersteuningsmaatregelen die genomen worden. Deze initiatieven komen zowel vanuit de overheden als van de inwoners zelf. Burgerschap bepaalt ook lidmaatschap van een gemeenschap. In de Rand kwam duidelijk naar boven dat taal een belangrijk aspect was van het lidmaatschap. Het burgerschap heeft een invloed op de culturele identiteit van een gemeenschap, als gevolg hiervan kunnen we het belang van de taal binnen de gemeenschap situeren. - Is er sprake van een specifieke rand-gemeenschap? Indien ja, wat bindt hen? De randgemeenschap is geen vanzelfsprekende gemeenschap. Hoewel ik verwachte dat er een specifieke identiteit rond de Vlaamse rand is gecreëerd, is de band met de andere randgemeenten voor de respondenten niet altijd even evident. Toch kunnen we spreken van een duidelijke gemeenschap wanneer het gaat over specifieke conflicten en belangen. We spreken dus beter van een belangengemeenschap waar het belang van de Vlaming voorop staat. Er is de toenemende verfransing die heeft geleid tot de taalproblematiek. Dit heeft een grote invloed op de gemeenschap, haar werking en het sociaal kapitaal binnen de gemeente. Zowel het belang van Vlaamse verenigingen en het verenigingsleven ter bescherming van de Vlaamse identiteit, de angstreflex en de voorname rol van taal binnen de gemeenschap kwamen aan bod. Het weliswaar -Vlaamse- sociaal kapitaal kent hier een versterking onder invloed van deze ‘bedreigende’ Franse ‘andere’. We kunnen hier dus spreken van gemeenschap gevormd op basis van een gedeelde strijd tegen die ‘andere gemeenschappen’ met als voordeel de rechten van de eigen taal. Taal lijkt hier het voornaamste bindmiddel en de culturele identiteit is hier met andere woorden voornamelijk rond de taal opgebouwd. Deze culturele identiteit is een kenmerk van het genestelde nationalisme dat zich in Vlaanderen heeft ontwikkeld. Een genesteld nationalisme bestaat uit een groep met een gedeelde cultuur -90-
ʻCultuur in de Randʼ
en symbolische en emotionele componenten. Hierbinnen kunnen we de vraag om respect voor de gedeelde cultuur (de Nederlandse taal) kaderen. Deze focus op cultuur wordt nog versterkt onder invloed van het globalisme. Toch mogen we deze taalproblematiek niet enkel zien als een culturele strijd, maar biedt het ook een mogelijkheid om verschillen in sociale condities aan te klagen.
-In welke mate zijn culturele en politieke motieven met mekaar vermengd geraakt in conflicten? Omdat de gemeenschapsidentiteit reeds de klemtoon legt op de gedeelde cultuur die moet beschermd worden, is het een logische stap om deze visie ook om te zetten in politieke eisen. De identiteit van de Vlaming komt in de rand-politiek steeds meer naar voor waarbij een nood aan stereotypering naar boven komt. Via deze identiteitspolitiek wordt er gestreden voor de culturele eigenheid van de groep. Taal bleek een zeer belangrijk kenmerk van de identiteit te zijn. Maar we moeten ook opmerken dat de taalstrijd naast een politieke polarisering ook culturalisatie van de conflicten heeft uitgelokt. Vlamingen strijden voor hun belangen, Franstaligen staan hiertegenover. Niet alleen de Europese Raad maakte hieromtrent een opmerking -reeds in 1998- maar ook verschillende respondenten wezen in die richting. Wanneer dit taalconflict wordt misbruikt in andere politieke beslissingen rond bijvoorbeeld sociaal-economische problemen die niets met taal te maken hebben, werkt dit eerder verlammend dan dat er taalbelangen worden verdedigd.
2. Enkele nabeschouwingen bij het onderzoek
- inhoudelijke beschouwingen Elk onderzoek heeft zijn beperkingen en dit uiteraard ook. Het is onmogelijk om alles te onderzoeken. Er moet worden opgemerkt dat uit dit onderzoek enkel aspecten van de Rand onderbelicht zijn gebleven. Het was in dit onderzoek onmogelijk om op elk aspect diep in te gaan. De Vlaamse rand is een streek met vele facetten waar het beleid er slechts een van is. Dit onderzoek is gevoerd vanuit het standpunt van het beleid en de culturele sector, er zijn echter nog verschillende onaangeraakte facetten van de Vlaamse rand te onderzoeken. De actualiteit zelf is een andere beperking hier. Doordat het onderwerp zo hedendaags is, het evolueert nog steeds elke dag, ligt dit heel gevoelig bij de mensen. Gekleurde antwoorden, zowel naar de agenda van de persoon zelf, als ook door het beperkt zicht van de persoon, zullen niet te vermijden zijn. De respondenten kunnen nog niet van op een zekere afstand kijken naar de situatie omdat ze er middenin staan waardoor hun mening en visie op de situatie nog kan veranderen. De voornaamste ethische aspecten die voorkomen in dit onderzoek zijn de bezwaren van de geïnterviewde personen. Omdat het onderzoek is opgebouwd aan de hand van diepte-91-
ʻCultuur in de Randʼ
interviews en omdat ik sommige mensen reeds ken, is de kans groot dat men zich na een tijdje op zijn gemak begint te voelen en vlotter begint te babbelen. Maar wanneer een interview wordt vastgelegd, wil dit meestal zeggen dat de respondenten akkoord zijn om over de thema’s te spreken, wat het ethisch gezien al gemakkelijker maakt (Walker 1985, p.79). - methodologische beschouwingen Het onderzoek is gebaseerd op een uitgebreide SWOT-analyse en een analyse van diepteinterviews. Deze twee methoden vind ik nog steeds de uitgelezen methoden om de culturele sector te onderzoeken. Wat wel moet worden opgemerkt is dat de resultaten zullen variëren naargelang de onderzochte documenten of geraadpleegde personen. Of de keuzes inzake de gegevensverzameling steeds de juiste waren meen ik niet te kunnen zeggen. Dit onderzoek is vlot verlopen en heeft voldoende waardevolle data opgeleverd om mee te kunnen werken. De respondenten zijn gekozen aan de hand van verschillende criteria, waardoor dit een overwogen keuze was. Een nadeel is wel dat niet élk cultuur- of gemeenschapscentrum aan bod is gekomen. Dit doet echter geen afbreuk aan de bevindingen. Het zou uiteraard evenzeer kunnen overwogen worden om andere criteria op te stellen waardoor een andere groep zal worden bereikt. Voor dit onderzoek bleken deze respondenten echter hoogst relevant. Volgens mij is in dit onderzoek voornamelijk de Franstalige kant van het verhaal een onbelichte kant van het verhaal. De Rand is echter gelegen binnen de Vlaamse Gemeenschap, zodat de Franse gemeenschap en overheid hier weinig inbreng hebben. Toch zou hun standpunt wat evenwicht kunnen brengen in dit eenzijdig Nederlandstalige onderzoek. Zelf woon ik in de Vlaamse rand en ben ik actief in verschillende lokale verenigingen. Deze ervaringen waren binnen dit onderzoek een voordeel. Zo ben ik reeds vertrouwd met de gevoeligheden en de specifieke connotaties die er gelden. Dit kan eveneens een subjectieve invalshoek tot gevolg hebben, maar ik ben van mening dat iedere onderzoeker een specifieke band ontwikkelt met de te onderzoeken materie of streek. Daarom is volgens mij dit onderzoek niet opvallend meer subjectief als andere onderzoeken.
- aanzet tot verder onderzoek Dit onderzoek vraagt naar meer. De Vlaamse rand is een uiterst interessant onderzoeksveld waar nog tal van onderzoeksmogelijkheden liggen. Ten eerste zijn verschillende groepen in de Rand nog niet aan bod gekomen. De inwoners van de Rand bijvoorbeeld kunnen in verband met de gemeenschapsidentiteit en het culturele leven in de gemeenten zeker nog relevante informatie toevoegen. Hoewel dit meer de antropologische richting uitgaat, is deze invalshoek zeker niet te verwaarlozen. Het beleid is er voor de mensen en zij moeten dus ook in het proces worden opgenomen. Er zijn ook nog de gemeentebesturen die aan bod kunnen komen om zo bepaalde keuzes te motiveren en hun visie uit de doeken te doen.
-92-
ʻCultuur in de Randʼ
Ten tweede zijn de media en de representaties die zij verspreiden onder de inwoners eveneens een andere belangrijke factor in conflicten omtrent de Vlaamse rand. Een onderzoek naar hoe zij bijvoorbeeld de Vlaamse eisen representeren of hun invloed op de politieke verstandhoudingen zou hier bijzonder interessant zijn.
-93-
ʻCultuur in de Randʼ
Bibliografie
Abicht, L 2000, De wereld in Vlaanderen in de wereld. Zeven stellingen over identiteit en internationale solidariteit, in Abicht L et al. (red.) 2000, Hoe Vlaams zijn de Vlamingen? Over Identiteit, Leuven, Davidsfonds. Ager, D 2001, Motivation in Language Planning and Language Planning Policy, Cromwell Press, Clevedon. Anderson, B 1983, Imagined communities: reflections on the origin and spread of nationalism, Verso, London. Arslan, O & Deha Er, I 2008, SWOT analysis for safer carriage of bulk liquid chemicals in tankers, in Journal of hazardous materials, ScienceDirect, nr. 154, geraadpleegd op 22/04/2008. Baar, M & Ritivoi, A D 2006, The Transylvanian Babel: Negotiating national identity through language in a disputed territory, Language & Communication, nr. 26, pp. 203–217, Elsevier, geraadpleegd op 22 april 2008. Baarda, DB & De Goede, MPM 2001, Basisboek methoden en technieken: handleiding voor het opzetten en uitvoeren van onderzoek, Stenfert Kroese, Groningen. Baeck, L 2000, De spanning tussen mondialisering en eigenheid, in Abicht L et al. (red.) 2000 Hoe Vlaams zijn de Vlamingen? Over Identiteit, Leuven, Davidsfonds. Barnard, FM 1969, Herder on social and political culture, Cambridge University Press, Cambridge. Beheydt, L 2000, Taal en culturele eigenheid, in Abicht L. et al. (red.), Hoe Vlaams zijn de Vlamingen? Over Identiteit, Davidsfonds, Leuven. Bourdieu, P 1991, On symbolic power, in Language and symbolic power, Polity Press, Londen. Calhoun, C 1994, Social Theory and the politics of identity, in Calhoun, C (red.) 1994 Social Theory and the politics of identity, Blackwell, Oxford. Campbell, A 2000, Cultural identity as a social construct, Intercultural Education, Vol. 11, No 1, COBIS/OPAC, geraadpleegd op 20 april 2007. Carton, A & Pauwels, G 2007, Burgerschap in Vlaanderen anno 2004. De perceptie van de rol van de burger en de overheid in de weegschaal gelegd, in Studiedienst Vlaamse Overheid. 2007, Studiedag Vlaanderen gepeild, Vlaamse Overheid, Brussel. Charmaz, K 2006, Constructing Grounded Theory. Sage, Londen. Coffé, H & Geys, B 2006, Heterogeniteit en sociaal kapitaal: Een studie naar de relatie tussen een heterogene bevolkingssamenstelling en het sociaal kapitaal in Vlaamse gemeenten, Tijdschrift voor Sociologie, nr. 27 (1), pp.28-53, Wissenschaftszentrum Berlin für Sozialforschung, geraadpleegd op 22 april 2008. -94-
ʻCultuur in de Randʼ
Davis, KA 1994, Language Planning in Multilingual Contexts: Policies, Communities, and Schools in Luxembourg, Benjamins, Amsterdam. Dunn, WN 2004, Public Policy Analysis. An introduction. Pearson Prentice Hall, New Jersey. Dreyfus, HL, Rabinow, P 1983, Power and truth, in Foucault, M 1983, Beyond structuralism and hermeneutics, University of Chicago Press, Chicago. Erikson, TH 2004, What is Anthropology?, Pluto, Londen. Friedman, J 1994, Cultural identity and global process, Sage, Londen. Frijhoff, W 2004, Hoe talig is groepsidentiteit? Reflecties vanuit de geschiedenis, in Taal en Tongval. Tijdschrift voor taalvariatie, Themanummer 17, pp.9-29. Foucault, M 1976, Histoire de la sexualité, Volume 1, Gallimard, Paris. Fregoso, R L 1993, The representation of cultural identity in Zoot Suit (1981), Theory and Society, nr. 22, JSTOR, geraadpleegd op 22 april 2008. Grossberg, L 1996, Identity and Culural Studies - Is That All There Is?, in Hall, S & Du Gay, P (red.) 1996, Cultural Identity, Sage, Londen. Habermas, J 1982, Theorie des kommunikativen Handeln, 2e dr, Suhrkamp, Frankfurt am Main. Hall, S 1991, Het minimale zelf en andere opstellen, Sun, Amsterdam. Hall, S 1996, Introduction. Who Needs Identity?, in Hall, S & Du Gay, P (red.) 1996, Cultural Identity, Sage, Londen. Hall, S 1997, Representation: cultural representations and signifying practices, Sage Publications, London. Hobsbawm, E 1996, Language, culture, and national identity - multiculturalism based on language, Social Research, vol. 63, nr. 4, Questia, geraadpleegd op 17 februari 2008. Holmes, M 2000, Second-wave feminism and the politics of relationships, Women's Studies International Forum, Vol. 23, nr. 2, Science Direct, geraadpleegd op 22 april 08. Hindess, B 2005, The Globalization of Citizenship, in Tan, S-H (red.) Challenging citizenship: group membership and cultural identity in a global age, Ashgate Publishing Company, Burlington. Hoefnagel, FJPM 1992, Cultuurpolitiek : het mogen en moeten. De juridische en politiek-ideële aspecten van de bemoeienis van de Nederlandse rijksoverheid met de cultuur, Voorstudies nr. 73, Wetenschappelijke Raad voor Regeringsstudies, geraadpleegd op 22 april 2008. Hoffmann, C 1999, Language, autonomy and national identity in Catalonia, in Smith, D & Wright, S (red.) 1999, Whose Europe? The turn towards democracy, Blackwell Publishers/The sociological Review, Oxford. -95-
ʻCultuur in de Randʼ
Jary, D 1999, Citizenship and human rights - particular and universal worlds and the prospects for European citizenship, in Smith, D & Wright, S (red.) 1999, Whose Europe? The turn towards democracy, Blackwell Publishers/The sociological Review, Oxford. Jauregui, P 1999, National pride and the meaning of Europe: a compatative study of Britain and Spain, in: Smith, D & Wright, S (red.) 1999, Whose Europe? The turn towards democracy, Blackwell Publishers/The sociological Review, Oxford. Kant, I 1922, Kritik der Urteilskraft, 5de druk, Meiner, Leipzig. Kedourie, E 1974, Nationalism, 3de Druk, Hutchinson University Library, Londen. Koppen, J & Distelmans, B & Janssens, R 2002, Brusselse Thema’s 9. Taalfaciliteiten in de Rand Ontwikkelingslijnen, conflictgebieden en taalpraktijk, VUBpress, Brussel. Kymlicka, W 1995, Multicultural citizenship: a liberal theory of minority righs, Clarendon, Oxford. Lewis, J 2006, Cultural Studies. The Basics, Sage Publications, London. Maly, I 2007a, Inleiding, in Maly, I (Red.) 2007, Cultu(u)renpolitiek: over media, globalisering en culturele identiteiten, Antwerpen, Garant. Maly, I 2007b, De culturalisatie van het politieke discours, in Maly, I (Red.) 2007, Cultu(u)renpolitiek: over media, globalisering en culturele identiteiten, Antwerpen, Garant. Marshall, C & Rossman, G 1989, Designing Qualitative Research, Sage Publications, California. May, S 2001, Language and minority rights: ethnicity, nationalism and the politics of language, Harlow, Longman. May, S & Modood, T & Squires, J (red.) 2004, Ethnicity, Nationalism and minority rights, Cambridge University Press, Cambridge. Miller, D 2002, Citizenship and national identity, Polity Press, Cambridge. Miller, T & Yùdice, G 2002, Cultural Policy, Sage Publications, Londen. Morisson, M 2008, SWOT analysis - How tot do a SWOT analysis - examples and case-studies, geraadpleegd op 22 april 2008, http://www.rapidbi.com/created/SWOTanalysis.html#howtodoaswot Panagiotou, G 2003, Bringing SWOT into focus, in Business Strategy Review, vol. 14, nr. 2, epnet, geraadpleegd op 22 april 08. Patten, A 2003, What kind of bilingualism?, in Patten, A & Kymlicka, W (red.) 2003, Language rights and political theory, Oxford University Press, Oxford. Patton, MQ 2002, Qualitative research & evaluation methods, 3de ed., Sage Publications, California. -96-
ʻCultuur in de Randʼ
Paulston, C B 1994, Lingiustic minorities in multiligual settings: implications for language policies, Benjamins, Amsterdam. Ruys, M 2000, Vlaamse identiteit en staatsvrom, in Abicht L et al. (red.) 2000 Hoe Vlaams zijn de Vlamingen? Over Identiteit, Leuven, Davidsfonds. Scheff, T 1994 A theory of ethnic nationalism, in: Calhoun, C (red.) 1994 Social Theory and the politics of identity, Blackwell, Oxford. Snell-Hornby, M 1999, Communicating in the Global Village: On Language, Translation and Cultural Identity, in Current Issues in Language & Society, Vol. 6, Nr. 2, Education Recources Information Center, geraadpleegd op 10 mei 2008. Simons, H J 1985, Synthese van onderzoek en beleid ten aanzien van minderheden, in Cain, C.C. et al. 1985 Etnische minderheden: wetenschap en beleid, Meppel, Boom. Tan, S-H (red.) Challenging citizenship: group membership and cultural identity in a global age. Ashgate Publishing Company, Burlington. Thornborrow, J 2004, Language and identity, in Thomas, L et al. 2004, Language, society and power: an introduction, 2de ed., Routledge, Londen. Trenz, H-J 2005, Language Minorities in Europe: Dying species of forerunner of a transnational civil society? Centre for european Studies, Working Paper no. 20, www.Arena.uio.no, geraadpleegd op 17 april 2008. Van Der Poel, H 2004, Tijd voor vrijheid. Inleiding tot de studie van de vrijetijd, 3de ed., Uitgeverij Boom, Amsterdam. van Gunsteren, H R 1998, A theory of citizenship: organizing plurality in contemporary democracies, Boulder, Westview. Verrelst, W 1992, Trots en schaamte van de Vlaming, Pelckmans, Kapellen. Verstraete, G & Pinxten, R 1998, Identiteit en conflict. Een model en een perspectief, in Pinxten, R & Verstraete, G 1998, Cultuur en macht. Uitgeverij Houtekiet, Antwerpen. Vlaamse Overheid, Beleidsnota’s van de Vlaamse regering 2004-2009, Vlaamse Overheid, geraadpleegd op 22 april 2008, http://start.vlaanderen.be/solution.php?solution_id=1171947608450 Walker, R L (red.) 1985, Applied qualitative research, Gower, Aldershot. Witte, E (Red.) 1993, De Brusselse Rand, VUBPRESS, Brussel. Wodak, R 1996, Disorders of discourse, Longman, Londen.
-97-
ʻCultuur in de Randʼ
Wright, S 1999, A community that can communicate? The linguistic factor in European integration, in Smith, D & Wright, S (red.) 1999, Whose Europe? The turn towards democracy, Blackwell Publishers/The sociological Review, Oxford. Zienkowski, J & Maly, I 2007, Tussen natuur en verbeelding, in Maly, I (Red.) 2007, Cultu(u)renpolitiek: over media, globalisering en culturele identiteiten, Antwerpen, Garant.
Empirische Bronnen Anciaux, B 2003, Cultuur, Vlaamse regering, Brussel. België 1994, Grondwet, ejustice.just.fgov.be, geraadpleegd op 10 mei 2008. Council of Europe - Parliamentary Assemblee 1998, Resolution 1172. Situation of the Frenchspeaking population living in the Brussels periphery, assembly.coe.int, geraadpleegd op 22 april 08. Provincie Vlaams-Brabant 2007, Strategische nota 2007- 2012 Cultuur, vl-brabant.be, geraadpleegd op 10 mei 2008. Provincie Vlaams-Brabant 2007, Strategische nota 2007- 2012 Vlaams Karakter, vlbrabant.be, geraadpleegd op 10 mei 2008. Vandenbroucke, F 2003, Beleidsnota 2004-2009. Samenwerken voor een goed bestuur. Vlaamse regering, Brussel. Vlaamse Regering 2001, Decreet 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal lokaal cultuurbeleid, www.cjsm.vlaanderen.be, geraadpleegd op 10 mei 2008. Vlaamse Regering 2004, Decreet houdende omvorming van v.z.w. “De Rand” tot een privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap, 07-05-2004, ejustice.just.fgov.be, geraadpleegd op 10 mei 2008. Vzw ‘de Rand’ 2006, Jaarplan 2007, docu.vlaamserand.be, geraadpleegd op 10 mei 2008.
Krantenartikels Boels, K 2007, Franstaligen hebben nog maar eens laten zien dat de grondwet voor hen niet geldt, in Het Laatste Nieuws, 24 oktober 2007, p.6. Muylaert, M 2007,Het gemeentebestuur doet niets voor ons, in Het Nieuwsblad, 20 februari 2007, p. 20. N.N. 2005, Vlaanderen vecht hier voor verloren zaak, Reportage Vlamingen in een faciliteitengemeente, in De Standaard, 11 november 2005, p.10. N.N. 2008a, Kreten en Gefluister: Zwarte Leeuwen, in De Standaard, 16 juni 2008, p. 8.
-98-
ʻCultuur in de Randʼ
N.N. 2008b, Vzw de Rand mag rijksregister inkijken, in Het Nieuwsblad, 22 februari 2008, online beschikbaar via http://www.nieuwsblad.be/Article/Detail.aspx?ArticleID=6P1ODUGI_2, geraadpleegd op 24 februari 2008. Renard, H 2008, De Vlamingen zien spoken, in Knack, nr. 20, 14 mei 2008, pp. 24-27.
-99-