Uitgave van KNMG en VVAA, onder redactie van Medisch Contact
Studenten zien vooral het nut van het EPD Bol van de stress als de coschappen beginnen Co moet protocollen kennen
Cover tiel
2
mei 2009
Colofon Redactie: Ben Crul, Evert Pronk, Joost Visser, hoofdredactie Kees Klaver, Chris Linssen, Hedwig Neggers, eindredactie Bibian Harmsen, Ineke Schouten, vormgeving Wendy Westerhof, beeldredactie Sophie Broersen, Robert Crommentuyn, Heleen Croonen, Dewi van Deurssen (stagiair), Maartje Katzenbauer, Henk Maassen, Eva Nyst, Simone Paauw, Ingrid Lutke Schipholt, journalisten Mirjan van Beuge, Sandra van Kooten, Anneke Wintraaken, secretariaat Aan dit nummer werkten verder mee: Mare Bergsma, Xander Bronkhorst, Tom Brouwer, Matthijs Buikema, Sabra Dahhan, Fred Dijkers, Jannick Dorresteijn, Wendelien van der Gaag, Albert van der Horst, Gerda Mensink, Ilse Kleine Schaars, Marloes de Moor, Shyama Tetar, Linda van Tilburg, Wendy Uithol, Lidewij Warris, Chantal Zevenbergen Redactieraad: Deepak Balak, Maurits Buiten, Ronak Delewi, Wendelien van der Gaag, Robin de Groot, Judith Hanemaayer, Merel Lambregts, Ilse Kleine Schaars, Lidewij Warris, Chantal Zevenbergen (studenten), Roel Notten, Stephanie Gerke Meijsen, Tamar Conradi, Maaike Wijnen (VVAA), Eveline van Dieten, Sander Hofman (KNMG) Redactieadres: Mercatorlaan 1200, postbus 20052, 3502 LB Utrecht. tel: 030 2823 384 E-mail:
[email protected] www.artsinspe.nl Druk: Senefelder Misset; oplage 18.000 Uitgever: Elsevier Gezondheidszorg, onderdeel van Reed Business
mei 2009
Studiestad bepaalt coschappen
‘Dokters houden niet van nieuwe inzichten’
Je kunt doorgaans niet kiezen waar je geneeskunde gaat studeren. En per faculteit verschilt het moment waarop je coschappen beginnen en de volgorde waarin je ze loopt. Zou dat eigenlijk uitmaken voor het soort dokter dat je wordt?
Maagzweren worden veroorzaakt door Helicobacter pylori. Die ontdekking leverde de Australische patholoog Robin Warren in 2005 de Nobelprijs op. Maar het kostte hem veel moeite om anderen van dat inzicht te overtuigen.
8
Heleen Croonen
‘Privacy speelt voor mij geen rol’
Meer dan wratten aanstippen
Van alle Nederlanders tekende 3 pro cent bezwaar aan tegen het elektronisch pa tiëntendossier. Onder geneeskundestudenten was dit ruim 17 procent. Maar studenten vinden het ‘geen ramp’ als hun gegevens publiekelijk bekend worden.
vak hectisch en afwisselend. Naast wratjes komen bijvoorbeeld huidkanker, soa’s en spataderen aan de orde, vertelt hij. Hij ziet veel patiënten, maar ‘de afdeling moet draaien als een geoliede machine’.
12
Maartje Katzenbauer
20 Dermatoloog Van der Waal vindt zijn
Linda van Tilburg
Stage lopen bij Medisch Contact
Jaargang: 5
Arts in Spe thuis ontvangen? Kijk op www.artsinspe.nl en word gratis studentlid van de KNMG.
16
Xander Bronkhorst
ISSN: 1871-3181
De redactie is onafhankelijk en werkt op basis van een redactiestatuut. De artikelen van de KNMG en VVAA op pagina 20 t/m 38 verschijnen onder directe verantwoordelijkheid van hun besturen. Het is niet toegestaan om, zonder voorafgaande toestemming van de redactie, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan over te nemen, te (doen) publiceren of anderszins openbaar te maken of te verveelvoudigen.
Medisch Contact heeft stageplaatsen voor geneeskundestudenten. Op de webredactie is plaats vanaf september 2009. Op de tijdschriftredactie is vanaf januari 2010 weer plaats. Voor meer informatie mail naar
[email protected] (webredactie) of h.maassen@ medischcontact.nl (tijdschriftredactie).
8
8
16 4 Arts in Spe mei 2009
nummer 2
portret
Uitgave van KNMG en VVAA, onder redactie van Medisch Contact
Robin de Groot, vierdejaars geneeskundestudent en lid van de AiS-redactieraad, gehuld in een nieuw Arts in Spe T-shirt met een door een medestudent bedacht opschrift. Heb je ook een idee voor een toepasselijk T-shirtopschrift en/of wil je zelf op de cover? Stuur je idee en/of pasfoto naar
[email protected]
Studenten zien vooral het nut van het EPD Bol van de stress als de coschappen beginnen Co moet protocollen kennen
cover: Adrie Mouthaan
Cover tiel
2
mei 2009
Alle ballen in de lucht
Ken de protocollen
veel studenten erg enerverend. Ze raken oververmoeid, liggen ’s nachts te piekeren en trekken te laat aan de bel. Om zichzelf te beschermen, moeten ze ‘nee’ leren zeggen.
wat ieders bijdrage is aan goede zorg. Maar elk ziekenhuis hanteert andere afspraken. Als co moet je goed weten wat er van je wordt verwacht. Communicatie is het toverwoord.
24 Het begin van de coschappen is voor
35 In protocollen en werkafspraken staat
Matthijs Buikema
Wendy Uithol, Mare Bergsma
Geen kinesiologie in het curriculum
‘Ik raakte in paniek’
26 Veel patiënten gaan naar een homeo paat, manueel therapeut of acupuncturist. Moet in de studie aandacht worden besteed aan alternatieve geneeswijzen? Ilse Kleine Schaars, Chantal Zevenbergen, Shyama Tetar
36 In welke richting gaat jouw toekomst
zich ontvouwen? Het antwoord op die vraag hangt nauw samen met de vervolgopleiding die je kiest. Maar hoe pak je dat eigenlijk aan, die keuze, en hoe krijg je een opleidings plaats? Marloes de Moor
‘I have it a little bit difficult’
Hoofdredactioneel
5
Kort kort kort
6
Agenda
7
Column
11
Zoekplaatje
14
De leukste bijbaan
15
Kwik
18
Weg
19
Column VVAA
38
Sabra Dahhan
29 Een studieboek of een college in het
Engels? Piece of cake! Maar het wordt anders als je zelf in het Engels moet gaan presenteren of schrijven. Studenten willen les in medisch academisch Engels. Jannick Dorresteijn, Lidewij Warris, Tom Brouwer
26
Rubrieken
27
Arts in Spe mei 2009 5
ort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-ko
Beroepsgeheim
I
k kan er niets aan doen, maar ik ben nieuwsgierig ingesteld. Niet bij voorbaat een slechte eigenschap voor een journalist of voor een arts (in spe). Het nadeel is dat je dan te veel hoort. Ook wat niet voor jou is bestemd. Gewoon in de trein of op een terras. Als het over de broer van de zwager van tante Miep gaat, haak ik automatisch af, maar als medici (en daar horen jullie ook bij) het met elkaar hebben over patiënten of andere vakmatige zaken móet ik wel luisteren. Gelukkig kom ik ruimschoots aan mijn trekken, want er wordt ongelofelijk veel gekletst in openbare ruimtes over medische zaken. Over interessante patiënten en bijzondere diagnoses. Binnen huisartsenposten en ziekenhuizen lijkt van balie tot behandelruimte de privacy nog minder te bestaan. Met een beetje fantasie, liefde voor puzzelen en medische kennis is het kraken van het beroepsgeheim een peulenschil. Is dat erg? Als het niet jezelf betreft, of als je een blanco medisch dossier hebt, zou je je schouders kunnen ophalen. Maar als in jouw eigen dossier persoonlijkheidstoornissen of incest staan, piep je wel anders. Dus waarom zou voor een patiënt privacy dan niet gelden? Het is de hoeksteen van ons vak, dat beroepsgeheim. En daarmee mag niet lichtzinnig worden omgesprongen; niet in de trein, nergens niet. In het onderzoek van MC of medici zelf met hun gegevens in het landelijke EPD willen worden opgenomen (blz. 12), hebben jullie het meeste vertrouwen dat het wel snor zit. Zijn studenten te naïef of zien huisartsen, die twee keer zo veel protest aantekenen, spoken? Aios zitten ertussenin. Hoe ouder, hoe meer wantrouwen. Ik hoop van harte dat jullie uiteindelijk gelijk zullen krijgen, maar uiteindelijk is nog niet nu.
Ben Crul, arts/hoofdredacteur
[email protected]
Komt een vrouw bij de dokter
beeld: ANP
6 Arts in Spe mei 2009
Het verhaal van de populaire roman Komt een vrouw bij de dokter van Kluun is dit najaar te aanschouwen op het witte doek. De cast voor de film is pas in april bekendgemaakt. In de zomer wordt de film opgenomen en gemonteerd. Directeur van productiebedrijf Eyeworks, Reinout Oerlemans, gaat de rolprent regisseren. Carmen (de vrouw die bij de dokter kwam) wordt gespeeld door Carice van Houten. En acteur Barry Atsma neemt de rol van Stijn, de ik-figuur, voor zijn rekening. ‘Hij krijgt de schone taak om dezelfde emoties op te roepen die de Stijn in het boek bij nu al bijna een miljoen mensen in Europa heeft opgeroepen’, schrijft Kluun op zijn website. ‘Ik hoop dat-ie daarna nog over straat kan.’ Het boek, dat in 2003 uitkwam, is gebaseerd op het leven van schrijver Kluun, een pseudoniem van Raymond van de Klundert, die zijn eerste vrouw verloor aan kanker. Tijdens het ziekbed van zijn partner ging Kluun aan de zwier met een andere vrouw. Zijn dochtertje was toen net geboren. Het boek is inmiddels in 24 talen vertaald. ILS
Studeren in het Engels Circa zestig studenten beginnen in september in Groningen aan de eerste Engelstalige bachelor geneeskunde van Nederland. De nadruk van deze internationale bachelor ligt op de wereldwijde aspecten van de geneeskunde, ofwel Global Health. Het thema wordt door het toenemende aantal grensoverschrijdende gezondheidsproblemen steeds belangrijker. ‘Global Health is een breed begrip’, zegt programmadirecteur en hoogleraar internationalisering van medisch onderwijs Nico Bos. ‘Sommigen denken aan tropische geneeskunde of epidemiologie. Maar wij vatten het breed op. Je kunt je voorstellen dat bij het onderwerp infectieziekten niet alleen de Nederlandse situatie, maar ook het internationale aspect wordt behandeld. Dat zullen we bij zoveel mogelijk onderwerpen doen.’ De eindtermen van deze studie zijn dezelfde als bij de reguliere bachelor geneeskunde. Na drie jaar kunnen studenten aan de Nederlandstalige master beginnen. Deze is Nederlandstalig omdat studenten tijdens de coschappen goed met de Nederlandstalige patiënten moeten kunnen communiceren. De studenten die aan de bachelor beginnen, zijn via decentrale selectie toegelaten. Daarnaast stromen er studenten in uit Saoedi-Arabië, waarmee Groningen een overeenkomst heeft. Deze studenten vallen buiten de numerus fixus. ILS
Beginners onbewust te beïnvloeden Beginnende artsen zijn onbewust te beïnvloeden in hun behandelvoorstel. Dat is één van de conclusies van promovendus en arts in opleiding tot specialist Pim Teunissen. Hij deed onderzoek naar hoe artsen in opleiding tot specialist (aios) hun vak leren. Wat een aios leert, is onder meer afhankelijk van zijn persoonlijke referentiekader, de pathologie die hij te zien krijgt en andere personen met wie hij te maken krijgt. Het samenspel tussen deze en andere factoren onderzocht Teunissen in twee kwantitatieve studies;
ort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort-kort- agenda-agenda-agenda kort-k
een experiment waaruit bleek dat beginnende artsen onbewust te beïnvloeden zijn in hun behandelvoorstel en een vragenlijstonderzoek naar de redenen voor het vragen om feedback. Verder vroeg hij groepen aios in het hele land hoe zij bepaalde aspecten van het vak hadden geleerd. De antwoorden varieerden van afkijken van specialisten, zoeken op internet tot protocollen in het ziekenhuis. Werken in de praktijk – dus ervaren – bleek de belangrijkste leermethode. Ook opleiders menen dat aios het meest leren door mee te werken in de praktijk. ILS
Interfacultair congres populair Het Medisch Interfacultair Congres (MIC) dat eind februari in Utrecht werd gehouden, is drukbezocht. Er kwamen 324 studenten opdagen. Bij de vorige editie in 2008 waren er 191 bezoekers. Thema was dit jaar, heel toepasselijk, pandemieën. Uit een enquête onder 152 bezoekers – van wie ruim driekwart geneeskundestudent – blijkt dat de helft was gekomen vanwege ‘interesse in het onderwerp’. Bijna driekwart van de bezoekers was er voor de eerste keer; 7 procent had het MIC al minimaal drie keer bezocht. ILS
Britse studenten vrezen hoge leningen Britse geneeskundestudenten zien erg op tegen de hoge studieschuld. Vooral studenten uit arme families kampen met forse leningen. De BMA, de Britse tegenhanger van de KNMG, roept de regering op om arme studenten financieel bij te staan. Het Verenigd Koninkrijk streeft ernaar om het hoger onderwijs toegankelijker te maken voor studenten uit achterstandsgezinnen, maar volgens de BMA komt daarvan weinig terecht. ‘Iedere student heeft financiële zorgen, maar geneeskundestudenten hebben te maken met extra druk omdat hun opleiding langer duurt en kostbaarder is dan andere studies’, zegt Louise McMenemy van de BMA Medical Student Committee. Het collegegeld voor de geneeskundestudie is jaarlijks drieduizend pond (3.370 euro) en afstuderen kost er maar liefst 21.000 pond (ruim 23.500 euro). Het Verenigd Koninkrijk kampt met een artsentekort. Bovendien dragen Europese regels daaraan bij. Doorgaans
maken veel artsen in opleiding lange werkweken van zestig tot zeventig uur. Europese regels schrijven voor dat er maximaal 48 uur per week mag worden gewerkt. ILS
Veel stageklachten over zorg 31 van de 134 studenten die reageerden op de site stageklachten.nl, zijn afkomstig uit de sector zorg en welzijn. Het is volgens de Landelijke Studentenvakbond (LSVb), die de site coördineert, niet duidelijk hoeveel geneeskundestudenten zich onder de klagers bevinden. Sinds maart kunnen studenten uit alle geledingen, klagen over hun stage. De klachten over stages in de sector zorg en welzijn gingen onder meer over hoge werkdruk, slecht georganiseerde praktijk, veel verantwoordelijkheid voor de stagiair en lage stagevergoedingen. Coassistenten krijgen doorgaans vrijwel geen stagevergoeding. De LSVb ijvert samen met onder meer het Studentenplatform van de KNMG en werknemersorganisatie voor artsen LAD voor een stagevergoeding voor coassistenten. Vooralsnog tevergeefs. Bij de laatste cao-onderhandelingen voor ziekenhuizen, ving de LAD bot bij de NVZ, vereniging van ziekenhuizen. ILS
Prijs voor studente De Leidse geneeskundestudente Daniëlle Cohen heeft in april de landelijke Arthronprijs gewonnen. Deze prijs, een geldbedrag van 1500 euro van het Research Centre for Rheumatic Diseases Amsterdam, wordt eenmaal per jaar uitgereikt aan een student die onderzoek doet op het gebied van ontstekingsziekten. ILS
1 juni 2009 Prijs: Studenten die willen meedingen naar de Leo Meijler-prijs voor de beste scriptie of het beste gepubliceerde artikel op het terrein van de veiligheid van geneesmiddelen, moeten zich voor 1 juni aanmelden. De Leo Meijler-prijs – vernoemd naar de hoogleraar die al in 1951 aandacht vroeg voor schadelijke bijwerkingen van geneesmiddelen – bestaat uit 500 euro en een kunstwerk. Info: www.bijwerkingenfonds.nl
2 t/m 5 juni Congres: het zestiende International Student Congress of Medical Sciences (ISCOMS) met lezingen van onder andere de Nobelprijswinnaars Robin Warren (zie blz. 16) en Ferid Murad. Kosten: van 7,50 tot 25 euro Waar: UMCG, Groningen Info: www.iscoms.nl
11 juni Cursus: In de cursus Time management leren coassistenten een realistische tijdsplanning te maken. Kosten: 100 euro voor KNMGstudentleden en 125 euro voor niet-leden Waar: Domus Medica, Utrecht Info: www.knmg.nl/loopbaanbureau
13 juni
Beroepskeuzetest op Arts in Spe Weet jij al wat je na je artsexamen wilt gaan doen? Maak de beroepskeuzetest op de site van Arts in Spe! Jouw antwoorden op een uitgebreide vragenlijst worden gematcht met de verschillende medische specialismen. Zo kun je zien welk specialisme het best bij jou past. Ga naar www.artsinspe.nl/beroepskeuzetest. DvD
Congres: workshops en lezingen over integrale (complementaire) geneeskunde. KOSTEN: 15 euro Waar: UMCU, Utrecht Info: www.ifmsa.nl/congres
WIl je ook een evenement melden? Mail dan naar
[email protected]
Arts in Spe mei 2009 7
Studiestad bepaalt coschappen
Aan de eindstreep maakt het weinig uit waar je hebt gestudeerd
Als student geneeskunde heb je je studiestad niet altijd voor het kiezen. Het lot bepaalt daardoor ook waar en hoe je coschappen loopt. Zijn coschappen in Groningen anders dan in Maastricht of Amsterdam? Xander Bronkhorst
V
raag een student, opleider of prof naar het grootste verschil tussen de coschappen van de acht Nederlandse geneeskunde opleidingen. Negen van de tien keer is het antwoord: het moment waarop je ermee begint. En vaak wijzen ze daarbij naar Utrecht, waar de coschappen al in het derde jaar beginnen. Uit een enquête van het KNMG Studentenplatform bleek eerder dit jaar dat 56 procent van de studenten niets ziet in vroege coschappen. Utrechtse studenten en docenten zijn juist tevreden over het vroege contact met de praktijk. ‘Een van de voordelen
Maastricht
8 Arts in Spe mei 2009
is dat studenten er al snel achter kunnen komen of ze echt arts willen worden’, zegt de Utrechtse opleidingsdirecteur Marijke Canninga. ‘Ze kunnen er dus ook mee stoppen. En dan kunnen ze met hun bachelordiploma heel veel andere dingen doen. Dat past heel goed bij de bachelormastergedachte.’ Anderen vinden dat de coschappen juist niet passen in de bachelor. ‘De eerste fase van de opleiding is gericht op ziekteleer en legt een basis voor de praktijk opleiding in de masterfase’, meent Jaap Groothoff, mas tercoördinator van de UvA. Dat neem niet weg dat opleidingsdirecteuren en -coördi beeld: Thomas Slijper, HH
Groningen
beeld: Jeroen van Kooten
natoren wel van mening zijn dat studenten al vroeg in de opleiding met de ziekenhuispraktijk en de patiënt in aan raking moeten komen. De coschappen beginnen overal in jaar vier, het eerste masterjaar, en ook in de bachelorfase
zijn er vaak al patiëntcontacten. Zo kent Amsterdam een korte klinische stage en is het Maastrichtse derde jaar ook ‘heel praktijkgericht’. ‘Alleen noemen wij het geen coschappen’, zegt mastercoördinator Gerard Bos.
de manier waarop het onderwijs moet worden aangebo den dat aan de klinische disciplines is verbonden. ‘Het gaat om een klinische fase, onderwijs in basisvak ken speelt dan een bescheidener rol. Dit is het moment om je kennis in de praktijk toe te passen’, vindt de Leidse coördinator Arnout Jan de Beaufort. Andere opleidingen koppelen het coschap, het ophalen van kennis en het oefe nen van vaardigheden op elkaar in een studiehuisachtige setting. ‘Wij hebben het oefenen en de praktijk heel dicht bij elkaar gebracht’, zegt Jan Borleffs, opleidingsdirecteur in Groningen. Studenten wisselen in perioden van tien weken het oefenen in een skillslab af met ziekenhuisstages. Jaap Groothoff van de UvA, die onlangs een bezoek bracht aan Groningen, heeft bewondering voor deze ‘gelikte op zet’. ‘Dat is een mooi bouwwerk waarvan wij wat kunnen leren, al vind ik de Groningse coschappen in het tweede masterjaar erg kort. Ik zie liever langere coschappen en korter “droog” oefenen.’
Hocus-pocus
Opfriscursus
Wie verder zoekt naar verschillen tussen coschappen, loopt het risico te verzanden in de hocus-pocus en blabla van de curricula- en onderwijsvernieuwers. Toch komt al snel naar voren dat opleidingen soms anders denken over
Ook coassistenten laveren vaak tussen het verlangen naar meer voorbereiding op de coschappen en een afkeer van het schoolse. ‘In Amsterdam wordt het onderwijs op dit moment nog geheel aan de afdelingen overgelaten’, ver
Co’s hebben een afkeer van het schoolse
Arts in Spe mei 2009 9
student Kurdo Barwari vindt het daarentegen juist pret tig dat hij met kleine coschappen kon beginnen. ‘Die zijn poliklinisch, je hebt dus korte contacten met de patiënten en redelijk normale werktijden. Je kunt een beetje wen nen aan het ziekenhuis. Je weet bijvoorbeeld hoe je een labaanvrag moet doen. Dat is handig als je later bij interne met een zaal patiënten te maken krijgt.’ In Maastricht en Groningen ligt niet vast met welk co schap je begint. Coördinator Bos van Maastricht: ‘Daar zit geen filosofie achter. We moeten gewoon 340 studenten op tijd laten afstuderen.’ Volgens Jan Borleffs heeft het ook geen gevolgen voor het leereffect. ‘Een promovendus van ons werkt aan een publicatie waaruit blijkt dat het voor een student niet veel uitmaakt met welke discipline hij wanneer te maken krijgt. Factoren die het leerproces beïnvloeden, bijvoorbeeld stress, zijn niet afhankelijk van het soort coschap.’ Een discussie die de gemoederen misschien nog het mees te bezighoudt, gaat over de noodzaak álle elf traditionele coschappen te blijven aanbieden. Groningen stelt enkele coschappen niet langer verplicht. ‘In het eerste jaar van de master vinden wij de basisvaardigheden van de consult voering belangrijker dan de disciplinegebonden kennis’, legt opleidingsdirecteur Borleffs uit. ‘In de loop van het tweede jaar moeten studenten natuurlijk iets weten van de huid, maar de vraag is of ze per se twee weken naar de kliniek dermatologie moeten.’
Uitzonderingsposities
Utrecht
beeld: Michael Kooren, HH
telt zesdejaars UvA-student Kurdo Barwari. ‘Meestal gaat dat goed, maar je kunt ook pech hebben. Een opfriscursus voor elk coschap lijkt me wel wat. Soms zit er tussen het basisvakonderwijs en het coschap meer dan drie jaar.’ De Groningse studente en voorzitter van het Landelijk Overlegorgaan CoAssistenten (LOCA), Maaike Gerards, meldt dat ze in Groningen het onderwijs heel belangrijk vinden. ‘Het is ook heel erg verplicht. Je leert een knie onderzoek ook niet door het een keer bij je vriendinnetje te doen, maar door het vaak bij echte patiënten te doen.’ Dan zijn er ook nog de verschillen in de volgorde waarin opleidingen hun coschappen aanbieden. De vraag daarbij is: kun je beter beginnen met de kleine coschappen: ‘oog, derma en kno’ of met de grote: heelkunde en interne geneeskunde? Studenten zijn het ook hierover niet eens. Froukje Vleghaar begon in haar derde jaar met interne en chirurgie. Deze komen in Utrecht in het vijfde jaar nog maals aan bod. ‘Bij die grote vakken oefen je basisvaardig heden als de anamnese en het lichamelijk onderzoek heel goed. Ik ben blij dat we daarmee zijn begonnen.’ UvA-
10 Arts in Spe mei 2009
In Maastricht denkt Gerard Bos ook aan het integreren van de traditionele coschappen. ‘Vroeger was je na je coschappen huisarts en moest je alles kennen en kun nen. Nu ben je basisarts en volgt er nog een aantal jaar studie. Daarnaast zijn er verschillende belangrijke nieuwe disciplines. Waarom zien veel studenten nooit een radiotherapieafdeling, terwijl 40 procent van de mensen kanker krijgt?’ Opleidingsdirecteuren elders in het land zijn minder enthousiast over de vernieuwingsdrang van Groningen en Maastricht. ‘Wat mij betreft blijven er hoofddisciplines en keuzevakken’, zegt Groothoff van de UvA. ‘Combine ren is niet haalbaar, ik geloof niet in snuffelstages voor de grote vakken.’ Ook studenten vinden, vrijwel zonder uitzondering, dat ze alles een keer moeten hebben gezien. UvA-student Bar wari: ‘Tijdens mijn coschap huisarts heb ik veel gehad aan mijn kleine coschappen: eczeem, keelpijn, dat zijn dingen waarvoor veel mensen naar een arts gaan.’
Cohuizen Veel geneeskundestudenten hoppen tijdens hun co schappen van het ene naar het andere ziekenhuis. Maar studenten in Maastricht kunnen alle coschappen in het Catharinaziekenhuis lopen. En Groningse studenten doen alle coschappen in het vijfde studiejaar in één ziekenhuis in Noord-Nederland. Maaike Gerards werkt haar coschappen bijvoorbeeld af in Heerenveen. ‘Dit was
Eindtermen Ondanks de verschillen tussen de coschappen zijn de meeste opleiders ervan overtuigd dat niet elke stad ‘andere’ artsen fabriceert. De eindtermen zijn overal het zelfde en specialisten zetten gezamenlijke accenten. ‘De verschillen tussen studenten zijn vele malen groter’, zegt de Leidse coördinator De Beaufort. Bovendien is de invul ling van het laatste jaar bij alle universiteiten ongeveer hetzelfde. Dit jaar wordt beschouwd als het jaar waarin de student moet bewijzen dat hij zelfstandig kan werken en grote verantwoordelijkheden kan dragen. Daarom hebben de universiteiten langere semi-artsstages en keuzestages in jaar zes van de studie gepland. In Utrecht kan de geza menlijke duur van de twee onderdelen wel dertig weken
Aan de eindstreep maakt het niet veel uit waar je hebt gestudeerd zijn. ‘Wij zien dit als een schakeljaar in het continuüm van basisopleiding naar specialistenopleiding’, zegt oplei dingsdirecteur Marijke Canninga. Het laatste jaar geeft studenten de gelegenheid uit te vin den welke kant ze op willen of om zich te profileren in een discipline waarin ze de specialistenopleiding willen vol gen, stellen de opleidingen. Aan de eindstreep maakt het dus niet veel uit waar je hebt gestudeerd. Toch weet elke opleidingsdirecteur of mastercoördinator nog wel iets te noemen waarom ‘zijn’ coschappen gunstig afsteken. Voor veel studenten doet het er niet veel toe. Het bachelormasterstelsel mag dan tot doel hebben de mobiliteit van studenten te bevorderen, in de geneeskunde kun je als student nog niet verkassen naar een stad waar de master fase meer naar je zin is. Je hebt de coschappen nu eenmaal niet voor het kiezen.
Onbeantwoordbare vragen Een gesprek met een onbekende krijgt vaak een interessante wending als de gesprekspartner erachter komt dat je geneeskunde studeert. Na de klassiekers ‘Hoe lang moet je nog?’ en ‘Weet je al wat je wilt worden?’, breekt een nieuwe fase aan in het gesprek. Ik word verwacht helderheid te verschaffen in complexe gezondheidssituaties: ‘Ik heb al drie jaar hoofdpijn, toen kreeg ik een pilletje, Ami-huppeldepup, maar ik zag een keer op NET 5 dat je van sommige medicijnen helemaal kunt flippen. Weet je of dat met mijn medicijnen ook kan gebeuren?’ Met een eerlijk ‘Ik heb geen flauw idee’ verdampt je imago als nobele, intelligente geneeskundestudent, dus kies ik vaak voor een minder opzichtige uitvlucht: ik ‘verwijs’ zo iemand door naar de huisarts. Maar sommige vragen kan ik niet doorsturen naar de huisarts. Het betreft oersimpele vragen als: waarom is er eigenlijk een numerus fixus voor de opleiding als er zulke lange wachtlijsten voor de zorg zijn? En waarom is het zo verdomde lastig om in opleiding te komen voor een aantal specialismen, als de een na de andere aios bezwijkt onder de te hoge werkdruk? Tja. De meest gehoorde verklaring is dat het vak alleen mag worden beoefend door de aller-, állerbesten. Wie de hoge werkdruk niet aankan, moet maar een andere baan zoeken. Een ander veelgehoord geluid is dat de schaarste voor een aantal specialismen in stand wordt gehouden, zodat de hoge salarissen worden veiliggesteld. Zal de waarheid dan ergens in het midden liggen? Geen flauw idee.
column
mijn vijfde keus, ik heb een beetje pech gehad. De meesten willen naar Zwolle, Enschede of Deventer. In Deventer is een straat met wel tien cohuizen. Dat is een hele gezellige boel. Zelf vind ik het prettig in een ziekenhuis te blijven voor alle coschappen. Je kent de organisatie en je bent geen tijd kwijt met weer een nieuw computerprogramma.’ Opleidingsdirecteur Borleffs ziet ook grote voordelen. ‘We hebben een hecht netwerk van ziekenhuizen die met ons de verantwoordelijkheid voor de studenten delen. Die betrokkenheid pakt erg goed uit. Je ziet dat veel studen ten hun semi-artsstage in het laatste masterjaar ook in hetzelfde ziekenhuis doen.’ Studenten van andere universiteiten zijn echter voor stander van afwisseling, en niet alleen om de verschillen tussen een academisch en een perifeer ziekenhuis te leren kennen. Kurdo Barwari: ‘In elk ziekenhuis is de sfeer en de cultuur weer net anders. Daarmee moet je omgaan.’
Iedereen die geneeskunde wil studeren, moet het doen met een lotnummer. En iedereen die gaat voor de felbegeerde schaarse opleidingsplekken rent mee in een zenuwslopende race. Maar niemand lijk te weten waaróm die baan slechts voor enkelen is weggelegd. Een essentiële vraag lijkt me, vooral voor geneeskundestudenten. Niet alleen omdat wij worden opgeleid om gangbare zaken kritisch te bekijken, maar vooral omdat het onze eigen loopbaan betreft. Over een paar decennia kunnen wij meepraten over het aantal opleidingsplekken dat jaarlijks vrijkomt, of over het belang van de numerus fixus. Hoog tijd dus om ons in deze materie te verdiepen. Hopelijk zullen geneeskundestudenten tegen die tijd wél heldere antwoorden kunnen geven op simpele vragen van onbekenden.
Sabra Dahhan
vijfdejaars geneeskundestudent UvA
Arts in Spe mei 2009 11
‘Privacy speelt voor mij geen rol’ Student geen bezwaar tegen EPD
MC hield een enquête onder medisch Nederland over het elektronisch patiëntendossier. Daaruit blijkt dat een meerderheid van de geneeskundestudenten er geen bezwaar tegen aantekende. Maartje Katzenbauer
V
oordat het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD) nog maar is ingevoerd, leidt het al tot oeverloze discussies. De media berichten zonder uitzondering negatief over het landelijk EPD. De collectieve angst dat belanghebbende partijen zoals verzekeringsmaatschappijen en banken misbruik kunnen maken van patiëntgegevens, is aanleiding tot een stroom van kritiek. Bijna 3 procent van de burgers tekende bezwaar aan tegen opname van persoonsgegevens in het EPD.
Opmerkelijke uitkomst Uit de enquête van Medisch Contact bleek dat artsen tien keer zo vaak bezwaar aantekenden en geneeskundestudenten zes keer zo vaak als ‘gewone’ burgers. De helft van de panelleden van de KNMG, ontving de enquête per e-mail. Het panel vertegenwoordigt een representatieve steekproef van de artsenpopulatie in Nederland. Het responspercentage bedroeg 47 procent. Bijna 900 mensen
deden mee aan de enquête, onder wie bijna 100 studenten. Van de studenten tekende 18 procent bezwaar aan, 15 procent overweegt het bezwaarformulier alsnog in te vullen en 67 procent deed dit niet.Een derde van de artsen (31 procent) die de enquête invulden, tekende bezwaar aan en een kwart (25 procent) overweegt alsnog bezwaar te maken (zie figuur). De redenen om bezwaar aan te tekenen variëren. ‘Privacy’ is een vaak aangehaald argument. Maar het merendeel van de studenten acht het belang van het uitwisselen van medische gegevens zwaarwegender dan privacy. Bovendien vertrouwt de meerderheid van de studenten op de veiligheid van het systeem. Hierover zijn artsen en geneeskundestudenten het niet eens. Artsen twijfelen ernstig aan de waarborging van hun privacy als patiënt. Generatiekloof? De geneeskundestudent lijkt niets te verbergen te hebben. Velen vinden het ‘geen ramp’ als hun gegevens publiekelijk bekend zouden worden. ‘Privacy speelt voor mij geen rol’, meldt een enkele student. Jonas
Als arts ben ik in principe:
Het bezwaarformulier EPD: heb ik wel ingevuld
voor invoering van het EPD
heb ik niet ingevuld
tegen invoering van het EPD
overweeg ik alsnog in te vullen
neutraal over invoering van het EPD studenten (n=86) aios (n=83) alle artsen (n=809)
0
10
20
30
12 Arts in Spe mei 2009
40
50
60
70
80
90 100%
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90 100%
portret
beeld: Karl Schoendorfer, HH Göbbels, zesdejaars geneeskundestudent in Maastricht vindt het EPD als toekomstig arts een goede zaak: ‘Het zal bijdragen aan goede communicatie, minder fouten en minder werkbelasting van artsen en verpleegkundigen. Maar als patiënt staat hij er niet achter. ‘Onze privacy staat door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen onder druk; Albert Heijn weet wat wordt gekocht met de bonuskaart, de overheid en de NS weten waar wordt gereisd met de ov-chipkaart et cetera. Niemand garandeert of legt uit hoe goed de patiënt wordt beschermd als gegevens uit het EPD uitlekken en hij daardoor bijvoorbeeld geen hypotheek meer krijgt. Het enorme economische belang van verzekeraars en andere belanghebbende partijen is er altijd geweest, maar de moeilijkheid om aan gegevens te komen, wordt weggenomen gezien de reproduceerbaarheid van het digitale format waarin diezelfde gegevens nu zijn opgeslagen.’ En daarom maakt Göbbels bezwaar.
Zwak systeem Maar vergeleken met de meeste geneeskundestudenten is Göbbels’ mening een uitzondering. Informatie moet overal beschikbaar worden en het EPD moet er hoe dan ook komen, is het algemene credo van de student. Even tuele zwaktes van het systeem, worden niet gevreesd. ‘Ik ga ervan uit dat misbruik zwaar wordt bestraft’, meldt een student. Eén student ziet een ander voordeel: ‘Je hoeft geen onleesbare handschriften meer van collega’s te ontcijferen.’ Martin Teraa, zesdejaars geneeskundestudent in Utrecht, heeft geen bezwaar gemaakt tegen het EPD. ‘Deze innovatie zal een keer moeten worden gestart. Dat gaat geheid gepaard met kinderziekten, maar die kun je niet ondervangen met uitstel.’ Volgens hem wegen de voordelen op tegen de nadelen. Teraa denkt dat het EPD de patiënt ten
goede zal komen. ‘Het risico op medische fouten, zoals foutief voorgeschreven medicatie, wordt kleiner. Daarnaast zal de overdracht van patiënten tussen afdelingen en ziekenhuizen efficiënter verlopen.’
Soa-test Volgens artsen verloopt de invoering te snel. Ze twijfelen aan het nut van het landelijk EPD en vrezen de zwaktes van het ‘onrijpe’ systeem (MC 20/2009: 880). Het grootste bezwaar is de bedreiging van de privacy. Bij de implementatie van het regionale EPD was deze al niet gewaarborgd. Nu worden er maatregelen getroffen maar nog steeds onvoldoende. Als het landelijk EPD ook onvoldoende wordt beschermd, heeft het mogelijke misbruik impact op veel grotere schaal. ‘Een paar jaar geleden zochten coassistenten elkaar in de cokamer “voor de lol” op in het EPD. Iedereen weet dat het niet mag, maar doet het toch. De uitslag van je soa-test zal dan maar in het beeldscherm verschijnen’, merkt een student uit Nijmegen op. Blijkbaar zijn sancties dus nodig en kan men niet vertrouwen op de integriteit van studenten. Nu hebben coassistenten een persoonlijke inlogcode. In Nijmegen hebben zij in navolging van het ziekenhuisbeleid een brief ontvangen waarin het UMC St Radboud aankondigt steekproeven te doen naar onjuist gebruik van het regionale EPD. Als steekproeven uitwijzen dat coassistenten zich niet aan de regels houden, moeten ze zich voor de examencommissie verantwoorden. Andries Hoitsma, adviseur van de raad van bestuur voor ICT-zaken en hoogleraar transplantatiegeneeskunde in het UMC St Radboud in Nijmegen, stond vijftien jaar geleden aan de wieg van het digitale systeem in het Radboudziekenhuis. Nu geldt hij als een deskundige dokter op het gebied van ICT-technologie. ‘Op het ogenblik
Arts in Spe mei 2009 13
‘Misbruik voorkomen’ De overheid treft maatregelen om het landelijk EPD beter te beveiligen. Het landelijke schakelpunt dat alle zorgverleners aansluit op een nationaal systeem om het landelijk EPD in werking te stellen, komt er voorlopig niet. Minister Klink, minister van Volksgezondheid, heeft maatregelen getroffen in navolging van de wens van de Tweede Kamer. Behalve de tuchtrechter kan nu ook de strafrechter artsen die misbruik maken van het EPD uit hun beroep zetten. Daarnaast kan men worden vervolgd wegens computervredebreuk en kan een bestuurlijke boete worden opgelegd. Daarop staat een celstraf van maximaal vier jaar of een boete van 18.500 euro. Met deze maatregel wil Klink artsen strenger aanpakken als ze een patiëntendossier inzien zonder dat ze daartoe bevoegd zijn.
kan in ons ziekenhuis iedere arts alles van elke patiënt zien. Maar artsen mogen alleen het EPD raadplegen van patiënten met wie ze een behandelrelatie hebben. In een brief hebben we al het ziekenhuispersoneel op de hoogte gebracht van sancties bij overtreding. Ziekenhuisbreed houden we steekproeven ter controle. “Even in het EPD van de buurman kijken”, mag gewoon niet zolang de buurman hier geen toestemming voor heeft gegeven’, zegt Hoitsma. Coassistenten vormen een aparte groep, zij hebben geen arbeidsrelatie, maar wel een behandelrelatie. Hoitsma: ‘In het ergste geval kunnen zij uit de opleiding worden gezet. Tot nu toe is dit met coassistenten niet gebeurd, maar ik denk dat dat vroeg of laat zal voorkomen. Er is ziekenhuispersoneel uit zijn functie gezet omdat het de regels overtrad.’
Stiekem Hoitsma vervolgt: ‘Om de gevreesde fraude af te wenden, moet men overwegen het EPD regionaal te houden. Als er een patiënt in een ziekenhuis wordt opgenomen, is dat bijna altijd regionaal. Dat betekent dat het landelijk EPD slechts sporadisch hoeft te worden geraadpleegd. Klink zegt dat hij voldoende maatregelen heeft genomen om ervoor te zorgen dat misbruik onmogelijk is. Ik weet het niet maar ik geef hem het voordeel van de twijfel’. Hij noemt een ander interessant punt: ‘Bij misbruik van het EPD is het mogelijk dat risico-inschattingen worden gemaakt van verschillende patiëntencohorten. Dat kan voor criminelen erg lucratief zijn.’ Hoitsma denkt niet dat de papieren dossiers moeten blijven, maar ziet de noodzaak van de komst van het regionale EPD: ‘Dossiers zijn vaak kwijt, liggen bij mensen op de kamer en zijn niet te vinden als iemand wordt binnengebracht op de SEH.’ Er is altijd een spanningsveld tussen goed kunnen werken in acute situaties en het kunnen waarborgen van privacy. In een noodsituatie moet je in dossiers kunnen. Hoitsma: ‘Hiervoor willen we een intelligente elektronische toegangscontrole implementeren. Sommige ziekenhuizen hebben een te strenge vorm van toegangscontrole. Als je tijdens een dienst bij elke patiënt een hoop gegevens moet invullen om toegang te krijgen, belemmert dat je werk. Maar wij zijn nog te open. Hoitsma legt uit: ‘De waarheid ligt ergens in het midden. Mensen moeten worden gestuurd. Ze hebben de natuurlijke neiging om stiekem van alles te bekijken’.
Zoekplaatje Pijn in de borst
Een 29-jarige patiënte heeft een uiterst pijnlijke zwelling in de linkerborst, vlak naast de tepel. De zwelling is rood, eivormig, ongeveer 1,5 bij 1,0 cm groot, vast-elastisch van consistentie, onscherp begrensd en niet beweeglijk ten opzichte van het omringende weefsel. De arts snijdt de zwelling open. Wat is de diagnose? A. De patiënte heeft een mastitis, een borstklierontsteking, veroorzaakt door binnengedrongen bacteriën. B. Dit is een mammacarcinoom. De kwaadaardige woekering van cellen ligt in dit geval vlak onder de huid. C. Hier is sprake van een oppervlakkig gelegen lymfeklier die is gaan ontsteken (lymfadenitis). D. Deze patiënte lijdt aan mastopathie. Dit is een goedaardige aandoening, waarbij cysten of fibroadenomen (bind weefselknobbels) worden gevormd. Kijk voor het antwoord op www.artsinspe.nl/zoekplaatje. Met dank aan www.heelmeester.nl. Bijdragen aan deze rubriek zijn welkom via
[email protected].
14 Arts in Spe mei 2009
Leukste bijbaan
portret
Laurens Schols (24) is piloot bij KLM en studeert geneeskunde. Beide ‘klassieke’ dromen gingen als kind aan hem voorbij. Nu is hij zesdejaars geneeskundestudent aan de VU in Amsterdam en combineert zijn vak met de studie. Maartje Katzenbauer Wat houdt je werk in? ‘Ik ben als piloot altijd met een team op pad en samen met een andere piloot zit ik in de cockpit. Ik vlieg op korte vluchten in de Benelux en omringende landen. Hierdoor ben ik altijd maar een paar dagen opeenvolgend weg. Iedereen romantiseert het werk. Het is heel leuk dat je overal komt, maar je bent natuurlijk ook vaak een tijd van huis.’
Was het je droom om piloot te worden? ‘Niet altijd. Een kinderdroom was het zeker niet. Ik had wel eens een modelvliegtuigje gebouwd en op de middelbare school werd ik lid van een zweefvliegclub. Daarna begon het echt te kriebelen. Ik volgde de tweejarige opleiding aan de Nationale Luchtvaartschool in Beek. Ik heb twee jaar voor Transavia gevlogen naar het Middellandse Zeegebied. Nu werk ik voor KLM omdat ik hier meer mogelijkheden heb om door te groeien.’
Hoe kwam geneeskunde in beeld? ‘Ik had vaak lange perioden vrij en zat veel in hotels. Deze vrije tijd wilde ik nuttig besteden. Toen mijn broer beeld: De Beeldredaktie, Kick Smeets
geneeskunde ging studeren en daar een tijdje mee bezig was, ontdekte ik dat die studie ook bij mij zou kunnen passen. Ik realiseerde me dat het een complexe opdracht zou worden in combinatie met mijn werk als piloot. Maar ik haal er voldoening uit om onder gezonde stress iets tot een goed einde te brengen.
Kun je het vliegen en studeren goed combineren? ‘Ik ga in ieder geval langer dan zes jaar over de opleiding doen. Het is moeilijk te combineren omdat er een strenge aanwezigheidsplicht is bij geneeskunde. Ik mag wel schuiven in het rooster, maar een speciale regeling heb ik niet. Tijdens de coschappen zal ik het vliegen sowieso op een lager pitje moeten zetten.’
Moet je ervoor gemaakt zijn om deze combinatie aan te kunnen? ‘Je kunt iedereen alles leren. Je kunt een aap zelfs leren op commando een banaan te eten. Maar de een heeft meer aanleg dan de ander. Het gaat erom in welk tijdsbestek je dingen kunt leren. Er wordt geselecteerd op prestatie. Dat geldt in beide disciplines. Met stress en verantwoordelijkheid heb ik goed leren omgaan.’
Wat voor dokter wil je worden? ‘Ik heb overwogen om huisarts te worden. Maar nu realiseer ik me dat het toch lastig is. Ik zie het al voor me: ‘Waar is de huisarts? Die zit deze week met zijn vliegtuig in Maleisië. Dat kan gewoon niet. Ik zoek naar een discipline die ik kan combineren met het vliegen. Maar mijn voorstelling van wat ik ga doen verandert nog steeds. Ik weet het nog niet. Ik neem een voorbeeld aan mensen die een soortgelijke combinatie maken. Als je goede afspraken maakt met beide werkgevers, moet veel mogelijk zijn.’
Ben je bevoorrecht? ‘Ja! Dat vind ik wel. Ten eerste omdat ik door de selectie kwam en de kans kreeg om de vliegopleiding te doen. Daarna had ik ook nog het geluk dat ik werd ingeloot voor geneeskunde. Ik realiseer me dat ik écht mazzel heb gehad.’
Arts in Spe mei 2009 15
: n e r r a W n i b o R ‘Dokters houden Nobelprijswinnaar na jaren van ongeloof Begin jaren tachtig geloofde niemand hem, maar patholoog Robin Warren had een rotsvast vertrouwen in zijn ontdekking dat maagzweren ontstaan door de bacterie Helicobacter pylori. In 2005 won hij de Nobelprijs voor de geneeskunde. Heleen Croonen
O
p 2 juni is het zo ver. Geneeskundestudenten van over de hele wereld trekken naar Groningen, waar dit jaar het International Student Congress of Medical Sciences (ISCOMS) plaatsvindt. Het programma heeft niet de minste sprekers; de twee keynote speakers zijn winnaars van een Nobelprijs. Een van hen is de Australische patholoog prof. dr. Robin Warren (1937). Samen met zijn collega dokter Barry Marshall won hij in 2005 de Nobelprijs voor de fysiologie of geneeskunde. Hij zal op het congres spreken over de ontdekking dat maagzweren worden veroorzaakt door de Helicobacter pylori. Over een carrière in de geneeskunde die gaat van ongeloof naar de hoogste erkenning.
Waarom koos u na uw studie voor het specialisme pathologie? Warren: ‘Pathologie was niet mijn eerste keuze. Na mijn eerste jaar als arts-assistent wilde ik psychiater worden,
Nederland gastheer voor internationaal congres Ver reizen is dit jaar niet nodig, want het ISCOMS vindt plaats in het UMC Groningen. Nicole Deetman, verantwoordelijk voor de pr van het congres: ‘Op dit internationale congres zullen studenten uit landen van Colombia tot Nieuw-Zeeland hun onderzoek presenteren. Bezoek interessante workshops; leer een kaakprothese maken of kom opereren in een simulatie-OK.’ Studenten kunnen zich nog aanmelden voor het ISCOMS, dat van 2 tot 5 juni plaatsvindt. Accommodatie is beschikbaar vanaf 16 euro per nacht. Meer informatie over het ISCOMS: www.iscoms.com.
16 Arts in Spe mei 2009
maar het lukte niet om een opleidingsplaats te krijgen. Gelukkig kon ik terecht bij de afdeling klinische pathologie van het Institute of Medical and Veterinary Science, dat is verbonden aan het Royal Adelaide Hospital.’
Pathologie kent weinig patiëntencontact. Hebt u dat nooit jammer gevonden? ‘Het is een nadeel van het vakgebied, ik heb het wel gemist, maar er zijn genoeg andere boeiende kanten. Er is enorm veel interessant celmateriaal te bekijken.’ In 1979 bestudeerde Warren – inmiddels patholoog – maagbiopsieën door de microscoop. Tot zijn verbazing zag hij dat één op de drie biopsieën een dunne blauwe lijn had langs de cellen. Het leken bacteriën te zijn, terwijl iedereen ervan uitging dat in de maag geen bacteriën groeien. Door het maagzuur zou de maag steriel zijn. Andere artsen waren dan ook sceptisch toen Warren vertelde over zijn bevindingen en daagden hem uit om meer biopsieën met bacteriën te zoeken.
Niemand had in de blauwe lijn nog bacteriën herkend. Had uw scherpe blik te maken met uw hobby? ‘Het was bijna niet te zien, maar dankzij mijn hobby’s tekenen en fotograferen was ik gewend heel goed te kijken. Deze dunne blauwe lijn bleek een rand met bacteriën te zijn, die beter zichtbaar werd na een andere kleuring. We hebben vervolgens geprobeerd de bacterie te kweken voor verder onderzoek, maar dat ging nog niet zo makkelijk.’ In 1981 kreeg Warren hulp van de jonge arts Barry Marshall, die op zoek was naar een onderzoeksproject. Na twee jaar hadden ze genoeg biopsieën verzameld van
portret
niet van nieuwe inzichten’ Helicobacter pylori is gaan heten. De wetenschap was echter nog niet overtuigd van het verband tussen de bacterie en de maagzweren. Dokter Marshall stelde daarop een inmiddels zeer beroemde daad. Hij besmette zichzelf met de bacterie en kreeg prompt een ernstige gastritis. Een antibioticumkuur genas hem, waarmee het eerste directe bewijs was geleverd. Warren heeft zich niet aan deze ‘gifbeker’ gewaagd; niet onverstandig, want niet iedere patiënt met een maagzweer geneest met antibiotica.
Hoe ontdekte u welke antibiotica werkten bij de maagbacteriën? ‘Het begon met raden. We dachten eerst dat de maagbacterie een Campylobacter was. Marshall behandelde al mensen tegen deze bacterie en raadde bismut aan, dat al honderd jaar werd gebruikt onder meer bij maagzweren. Het bleek te werken en wordt nu nog steeds gebruikt.’
Dokter Marchall besmette zichzelf met de bacterie Vanaf dat moment eind jaren zeventig duurde het nog tien jaar voor uw ontdekking werd erkend. Dertig jaar later kreeg u de Nobelprijs. Waarom duurde het zo lang? De Australische patholoog en Nobelprijswinnaar Robin Warren zag bij één op de drie biopsieën een dunne blauwe lijn langs de cellen. beeld: Karl Schoendorfer, HH
patiënten met een maagzweer en het merendeel bevatte inderdaad bacteriën. Warren en Marshall probeerden de bewuste bacterie te kweken, tevergeefs. Totdat zij na een lang weekend terugkwamen op het laboratorium en een kweek vonden. Ze onderzochten vervolgens de gastroscopieën van honderd mensen met symptomen van een maagzweer. Alle patiënten die op de gastroscopie een ulcus duodeni lieten zien, bleken te zijn geïnfecteerd met de bacterie, die later de
‘Niemand geloofde ons toen wij maagzweren in verband brachten met de Helicobacter pylori, wij ondervonden heel veel weerstand. Mijn ontdekking heb ik gedaan door goed te kijken, tegen de heersende norm in. Veel mensen zeiden: “It’s rubbish”. Met name dokters houden niet van nieuwe inzichten. Zelfs met sterk bewijs en de afbeeldingen van de microscoop geloofden ze het nog niet.’ De behandeling van patiënten met een maagzweer onderging dankzij de ontdekking van Warren en Marshall een revolutionaire verandering. Tot die tijd dacht iedereen dat maagzweren werden veroorzaakt door stress, gekruid eten of alcohol en nu krijgen patiënten een antibioticumkuur. Dankzij het doorzettingsvermogen van de artsen.
Arts in Spe mei 2009 17
Kwik
CV-building is de sleutel tot succes
Een honoursprogramma volgen, onderzoek doen, studeren in het buitenland, vrijwilligerswerk of een bijbaantje nemen in de zorg. Het staat mooi op je cv. Doe jij bewust aan cvbuilding?
Robin Warren ontvangt de Nobelprijs uit handen van de Zweedse koning Carl XVI Gustaf. beeld: ANP
Gaat het onderzoek naar Helicobacter pylori na dertig jaar wel eens vervelen? ‘Nee, zeker niet. Over de hele wereld zijn bijeenkomsten over dit onderwerp, soms wel een hele week lang. Zelf ben ik tien jaar geleden met pensioen gegaan, dus ik werk er nu niet meer aan. Mijn partner, dokter Marshall, werkt nog wel aan het onderzoek. Zelf reis ik veel over de oceaan en spreek ik op bijeenkomsten.’
Wat adviseert u onderzoekers met de heimelijke wens om de Nobelprijs te winnen? ‘Ik denk niet dat je zomaar een Nobelprijswinnaar kunt worden. Er zijn zoveel goede onderzoekers en maar een paar prijzen te verdelen. Het is net als met het winnen van een Oscar; dat lukt ook maar een paar filmmakers. Ik weet niet hoe de commissie in Zweden de keus maakt voor de Nobelprijswinnaars, dat zou je hun zelf moeten vragen.’ Inmiddels is Warren gepensioneerd, na een arbeidzaam leven als patholoog in het Royal Perth Hospital, in WestAustralië. De andere Nobelprijswinnaar die spreekt op het ISCOMS, Ferid Murad, heeft carrière gemaakt in de farmaceutische industrie. Hij werkte onder meer een aantal jaren als vice-president bij Abbott.
Hebt u ooit een carrière in de farmaceutische industrie overwogen? ‘Nee, absoluut niet. De industrie is niet mijn terrein. Ik heb altijd gewerkt als klinisch patholoog in het ziekenhuis en deed er wat onderzoek naast.’
Hebben de Nobelprijswinnaars onderling contact? ‘We ontmoeten elkaar soms op congressen, laatst was dat in Singapore. We hebben natuurlijk allemaal ons eigen onderzoeksterrein. Over hoe het leven verandert na de prijs spreken we niet veel. Mijn leven is enorm veranderd na het winnen van de Nobelprijs, met veel reizen en lezingen. Barry Marshall is vijftien jaar jonger en doet dat nog meer dan ik. Hij heeft een laboratorium opgezet speciaal voor onderzoek naar de Helicobacter pylori.’
18 Arts in Spe mei 2009
Lotte Saes, derdejaars Utrecht Ik doe niet bewust aan cv-building, maar houd wel in mijn achterhoofd dat sommige dingen goed staan. Ik heb twee bijbaantjes in de zorg, omdat ik denk dat ik daar als aanstaande arts veel van leer. Ook loop ik deze zomer een maand in Thailand met een gynaecoloog mee, en voor mijn coschap gynae cologie ga ik naar Suriname. Naarmate je verder in je studie komt, ga je meer over je cv nadenken, met name omdat studiegenoten ermee bezig zijn. Dat benauwt me soms, maar ik heb me voorgenomen om niets te doen waar ik niet achter sta. Als ik iets doe, doe ik het omdat ik het leuk vind! Elodie Mendels, vierdejaars Maastricht Nee, ik doe niet bewust aan cv-building. Toch word je er continu mee geconfronteerd. Zo herinner ik mij een college in het eerste jaar waarin wij streng werden toegesproken dat we binnen de studie nog moesten promoveren. Sommige medestudenten zitten nu inderdaad in Milaan voor het belangrijkste neurochirurgiecongres. Anderen denken dat ze met het besturen van een studentenvereniging een goede dokter worden. Ik denk dat je gewoon moet doen wat je leuk vindt en je kansen moet pakken. Al is het viool spelen op het conservatorium, zoals ik. En verder leren, leren, leren: niet alleen je cv bepaalt of je ergens wordt aangenomen. Toch staat alles wat ik doe wel op mijn papiertje, voor het geval dat. Tessa Hosman, eerstejaars VU Amsterdam Een uitgebreid cv is synoniem voor motivatie, enthousiasme en doorzettingsvermogen. Een werkgever zal dit waarderen als het aankomt op kiezen tussen jou en iemand met gelijkwaardige resultaten. Jezelf profileren is goed voor je eigen vorming, zo ontwikkel je andere capaciteiten en – niet onbelangrijk – creëer je een netwerk. Ook denk ik dat je niet alleen prestaties in de zorg moet hebben. Zo heb ik een baan in de marketing en ben ik penningmeester in een commissie. Kwaliteit moet echter wel vooropstaan: een cv met nietszeggende baantjes helpt niets. (DvD)
portret
Weg Echte idealisten In een cafeetje in Lima vertelde een Peruaanse coassistent mij het volgende verhaal; voor mij een waar levenslesje. Peruanen werken hard. Heel hard. Zes dagen per week werken is eerder regel dan uitzondering. Ze maken lange dagen met alleen de zondag als weekend. Zo ook de studenten. De medische opleiding in Peru duurt zeven jaar. Vanaf het vierde tot en met het zesde jaar lopen de studenten ’s ochtends stage in het ziekenhuis, ’s middags hebben ze college. Het zevende jaar is ongelofelijk zwaar. Eén jaar coschappen, vol meedraaien in de praktijk. Je jaar als ‘internado’ begint op 1 januari en eindigt 31 december in hetzelfde jaar. 365 dagen, 7 dagen per week. Van maandag tot en met zondag, vrijwel nooit een dag vrij. Werken met Pasen, kerst en oudjaar. Werken van 7.30 uur ’s ochtends tot het werk gedaan is. Meestal zijn ze klaar rond een uur of 19.00, op rustige dagen wat eerder. Met een beetje pech zitten ze tot middernacht in het ziekenhuis. De nachtdiensten worden verdeeld en komen er gewoon bij tussen twee dagdiensten door. Een sociaal leven zit er dus niet echt in.
Spoedwet De dochter van de president van Peru studeert ook geneeskunde. De coschappen vielen haar nogal zwaar, wat de president deed besluiten tot een spoedwet die de uren van de coassistenten beperkt. De minimaal 80 uur per week die studenten hier normaal maken, werden zo teruggeschroefd naar maximaal 36 uur. Te beginnen in het ziekenhuis waar de dochter van de president werkt, als proefproject, daarna door te voeren in het hele land. Voor de studenten in dit ziekenhuis betekent dit dat zij worden geregistreerd. Als ze te lang blijven of hun uren voor de week vol zijn, worden ze weggestuurd, of het werk nu af is of niet. Daarnaast moeten ze na een nachtdienst verplicht een rustdag nemen. Voor de arts-assistenten betekent dit nog meer werk, terwijl ook zij al zes dagen per week van acht tot acht in het ziekenhuis zijn. Dit omdat de meeste artsen tot 14.00 uur in het ziekenhuis werken en daarna naar hun privéklinieken vertrekken. Vanaf dan draaien de ziekenhuizen dus helemaal op aios en co’s. beeld: auteur
Rel Toen brak er een rel uit onder de studenten. Coassistenten boos, zij willen meer uren maken. Ze willen goede dokters worden en krijgen op deze manier te weinig kans om met patiënten te werken. Arts-assistenten boos, want de co’s draaien toch productie en alles wat zij niet doen, moeten de aios doen. Wat volgde was veel overleg onder de studenten, onrustige dagen en het opstellen van brieven naar de regering. Acties werden voorbereid om de regering ervan te overtuigen dat deze wet niet terecht is. Uiteindelijk bleek al binnen een paar weken dat dat allemaal niet nodig was. De artsassistenten lieten de coassistenten niet gaan, en de coassistenten wilden niet weg. Zonder co’s zou het ziekenhuis nergens zijn. Inmiddels is alles dus weer bij het oude voor de studenten hier: één jaar hard werken en niet zeuren. Zij blij, iedereen blij. In Nederland zou een standaardwerkweek van 80 uur voor coassistenten genoeg zijn om alle studentenorganisaties op één lijn te krijgen en gezamenlijk actie te voeren voor een betere cao. Hier is het omgekeerde juist reden tot actie. Ongelofelijk maar waar. Ik hoop dat als ik straks coschappen loop en even geen zin meer heb in de lange dag voor me, dat ik dan aan de Peruaanse coassistenten kan denken die vechten voor meer uren, die nauwelijks slapen en werken tot ze erbij neervallen, alles om een goede dokter te worden. Idealisten! Gelukkig kan ik dan nog steeds uitkijken naar een vrij weekend. Wendelien van der Gaag, deed keuzeonderzoek in Lima, Peru
Arts in Spe mei 2009 19
Meer dan wratten aanstippen Dermatologie, een doevak voor arts die ’t liefst thuis slaapt Operaties, innovatieve therapieën, samenwerking met andere specialisten en zo’n beetje de drukste poli van het zieken huis. Dat is dermatologie anno 2009. Vergeet dus die aloude wrattendokter. ‘Je moet flink kunnen aanpoten en handig zijn.’ Linda van Tilburg
R
utger van der Waal herinnert zich nog precies de reacties toen hij vertelde welk specialisme hij ging kiezen. ‘Dermatologie? Wratjes aanstippen? Jij wilde toch dokter worden?’ Hij kan er wel om lachen, net als toen. Maar nog steeds merkt hij dat er een hoop misverstanden bestaan over zijn vak, ook bij studenten geneeskunde. ‘Natuurlijk krijg je als dermatoloog te maken met de bekende huidziekten als eczeem en psoriasis. Maar wat weinig mensen weten, is dat we ook huidkanker, spataderen en soa’s behandelen. Huidkanker bijvoorbeeld komt steeds meer voor. Dat neemt elk jaar toe.’ Van der Waal (41), die in het St. Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein werkt, koos voor dermatologie omdat het een specialisme vol variatie is. ‘Vroeger was een huidarts enkel beschouwend bezig, tegenwoordig is dermatologie ook een echt doevak’, vertelt hij. ‘Als er bij kanker huid moet worden verwijderd, doen we de operatie meestal zelf. En verder werken we veel met apparatuur, bijvoorbeeld voor licht- en lasertherapie. Daarnaast vind ik het interessant dat je niet met één type patiënt te maken hebt. Iedereen kan een huidziekte krijgen: jong of oud, man of vrouw, gezond of ziek.’
per dag meer patiënten dan de meeste andere specialisten. De afdeling dermatologie moet draaien als een geoliede machine, anders redden we het niet. Dat vraagt stress bestendigheid en organisatietalent. Van artsen, maar ook van verpleegkundigen en het overige ondersteunende personeel. Om de druk op de artsenspreekkamer wat te verminderen, hebben we bijvoorbeeld een spreekuur ingericht voor mensen met eenvoudige klachten, zoals jeuk en eczeem. Dat spreekuur wordt gedraaid door een verpleegkundige. Op die manier kunnen dermatologen zich richten op de complexere gevallen.’ Wat moet je in huis hebben om in zo’n omgeving te passen? ‘Het voornaamste is dat je flink kunt aanpoten en in de hectiek je hoofd koel weet te houden’, zegt Van der Waal. ‘Ook communicatieve vaardigheden zijn belangrijk, want je moet je kunnen inleven in de situatie van heel verschillende patiënten. Verder moet je handig zijn. Het vak doet namelijk steeds meer een beroep op je handvaardigheid. Behalve voor de huidkankeroperaties heb je dat bijvoorbeeld nodig voor de behandeling van spataderen, waarbij de aderen onder echogeleide met radiofrequentie of lasertherapie worden dichtgebrand.’
Geoliede machine
Medisch-inhoudelijk is er niets wat Van der Waal tegenstaat. Als hij dan toch een nadeel van zijn vak moet noemen, is het de hoge werkdruk. Maar eigenlijk valt dat weg tegen de vele pluspunten, vindt hij. ‘Om te beginnen wen je natuurlijk aan werkdruk. Met enige ervaring is
De diversiteit aan patiënten, de combinatie van polikliniek en poli-OK; het maakt de werkdagen van de dermatoloog dynamisch en afwisselend, maar ook razend druk. ‘Het is heel hard werken’, erkent Van der Waal. ‘Wij zien
20 Arts in Spe mei 2009
Wennen aan werkdruk
beeld: De Beeldredaktie, Christiaan Krouwels
het werk te doen tussen acht uur ’s ochtends en zes uur ’s avonds, zonder al te veel overwerk. Je hoeft nooit in het ziekenhuis te slapen, omdat nagenoeg alle patiënten poliklinisch kunnen worden behandeld. Dermatoloog zijn is een dagbaan.’ Daarnaast vindt Van der Waal het leuk dat hij relatief veel patiënten ziet en dat hij hen vaak meteen een oplossing voor hun probleem kan bieden. ‘Vaak zie je ze opgewekt vertrekken. En daarna kun je het ’s avonds thuis met artikelen, wetenschap of andere hobby’s zo gek maken als je wilt.’ Dat wil zeggen: als er geen zakelijke verplichtingen zijn. ‘De maatschap brengt vergaderingen en administratie met zich mee, en dat moet meestal in de avonduren’, zegt Van der Waal. Het is best ingewikkeld om zo’n maatschap te laten draaien. Daaraan heb ik echt moeten wennen.’
Chemocrème Een van de aantrekkelijkste aspecten van dermatologie is dat het vak enorm in ontwikkeling is. Wie kiest voor dit specialisme, krijgt wat behandelmethoden betreft met het nieuwste van het nieuwste te maken. Naast hightechapparaten zijn dat bijvoorbeeld nieuwe medicijnen voor
psoriasis, de zogenaamde biologicals, die specifiek op de ontsteking werken. Qua smeermiddelen zijn er behalve de traditionele schimmel- en hormoonzalven vernuftige crèmes bijgekomen die de oorzaken van huidaandoeningen bestrijden. Van der Waal: ‘Er is bijvoorbeeld een crème die het immuunsysteem versterkt en daarmee infecties terugdringt. Een mooie uitvinding voor huidkankerpatiënten is een specifieke crème bij fotodynamische therapie, die we ook wel chemocrème noemen. Als je die opsmeert en vervolgens met een bepaald licht op de huid schijnt, verdwijnen kwaadaardige cellen.’ De laatste jaren werken dermatologen steeds meer samen met andere disciplines. Er zijn allerlei overlegvormen, bijvoorbeeld met internisten, reumatologen en immunologen over systeemziekten. Ook worden er gezamenlijk patiënten behandeld. ‘We hebben bijvoorbeeld multidisciplinaire besprekingen met pathologen en de plastische chirurgie,’ vertelt hij. ‘En de spataderzorg doen we samen met vaatchirurgen. Het heeft het vak er voor mij nog interessanter op gemaakt.’
Arts in Spe mei 2009 21
‘Geliefd onderwerp op feesten en partijen’ Kersverse jonge klare, Sander Koppen (37): ‘Dermatologie is een mooie combinatie van denken en doen. Dat past bij mij. Als ik me zou moeten toeleggen op enkel beschouwen of uitvoeren, zou me dat op lange termijn minder aanspreken. Wat ik ook leuk vind aan het vak, is dat je vaak mensen kunt genezen. Farmaceutische en technologische ontwikkelingen hebben de afgelopen jaren geleid tot een aantal nieuwe behandelingen, van afweerstimulerende crèmes tot beeld: De Beeldredaktie, Christiaan Krouwels nieuwe laserbehandelingen. Ik vind het geweldig om een specialisme uit te oefenen dat zo in beweging is. Wel vind ik het soms zwaar. Je ziet op een dag zoveel patiënten dat je in korte tijd tot de kern van het probleem moet doordringen. Als beginneling lukt dat niet zo makkelijk, omdat je nog veel moet op- en uitzoeken. Mijn dagschema loopt dan ook vaak uit. Ik vertrek ’s ochtends vroeg als mijn kinderen nog slapen en als ik thuiskom, liggen ze alweer in bed. Hoewel dermatologie een soort kantoorurenbaan is, moet je dus toch een stuk van je privé-leven opofferen, zeker tijdens de opleiding en de eerste tijd daarna. Als dermatoloog krijg je veel dingen te zien die mensen onsmakelijk vinden. Chronische wonden bijvoorbeeld of patiënten met een soa. Dat went snel. Binnen de kortste keren bekijk je zo’n aandoening puur vakmatig. Een bekende grap over dermatologen is, dat zij hun handen niet wassen nadat zij naar het toilet zijn geweest, maar ervoor. Dermatologie wordt steeds populairder. In Amerika is het al een van de meest competitieve specialismen om binnen te komen. Hier in Nederland kan het ook knap lastig zijn om in opleiding te komen, vooral voor meisjes. Daar heb ik als man waarschijnlijk geluk bij gehad. Slechts weinigen weten wat het vak precies inhoudt. In mijn omgeving denken mensen vaak dat ik brandwonden behandel, iets wat we nu juist zelden of nooit doen. Ik word ook vaak gevraagd naar plekjes te kijken als mensen iets vreemds bij zichzelf hebben ontdekt. Dermatologie is een geliefd specialisme op feesten en partijen.’
Bloggen op Arts in Spe? Heb jij wat te vertellen en wil je dit kwijt op Arts in Spe? De website van Arts in Spe is compleet vernieuwd. De redactie zoekt nog geneeskunde studenten in de eerste fase van de studie die met enige regelmaat een blog willen schrijven voor de Arts-in-Spe-site. Het kan gaan over onderwerpen waar jij tegenaan loopt. Over de gang van zaken op de universiteit, grappige incidenten met medestudenten of patiënten, een mooie stage- of buitenlandervaring of over bijzonder gedrag van opleiders. Kun je leuk schrijven? Stuur dan een mailtje naar
[email protected]. De redactie wikt, weegt en beslist welke inzendingen een plek op de site krijgen.
22 Arts in Spe mei 2009
uitgest eld tot w.artsin s
Hou ww
oktobe
Zaterdag 6 juni 2009r! pe.nl in
de gate
n voor d
e nieuw e datum
!
Studentensymposium
Be the Better Bachelor Haal het maximum uit je studie geneeskunde Sprekers o.a.
Arjan Erkel
(oud-medewerker Artsen zonder Grenzen)
Sabra Dahhan
(columnist Volkskrant en geneeskundestudent)
Volg de workshops Hoe scoor je die tien voor jouw tentamen? Bestuurswerk: waarom en hoe pak je het aan? Hoe schrijf je een artikel, hoe doe je onderzoek? Tips voor balans in je drukke leven Tips en trucs voor je buitenlandstage Waar: Domus Medica Utrecht Voor: Studenten geneeskunde Van: KNMG en KNMG Studentenplatform Kosten: 15 euro inclusief lunch en borrel Hoe laat: 11.15-17.00 uur Meer info: www.knmg.nl/congresbureau
Arts in Spe mei 2009 23
Alle ballen in de lucht
Time- en stressmanagement voor coassistenten Als arts in spe komt er veel op je af. Je belandt in een wereld waarin je wordt geleefd. Hoe leer je in een situatie met steeds meer verantwoordelijkheden goede keuzes te maken en haalbare doelen te stellen? Matthijs Buikema
C
oassistenten die niet weten welk specialisme ze moeten kiezen. Die gebukt gaan onder hun eigen onzekerheid of perfectionisme. Of die geen ‘nee’ durven zeggen en de balans tussen werk en privé verliezen. Trainer/coach Desiré van Teeffelen van Touch training & coaching komt ze allemaal tegen. Er komt dan ook nogal wat af op studenten geneeskunde die aan hun coschappen beginnen, naast de normale veranderingen die deze periode met zich meebrengt – veel studenten moeten bijvoorbeeld wennen aan een vast werkritme. ‘Je krijgt voor het eerst een witte jas aan, met bijbehorende verantwoordelijkheden’, zegt Van Teeffelen. ‘De patiënten zijn ineens echt en daarmee wil en mag je geen fouten maken. Sterker, je moet en wilt juist laten zien wat je waard bent. Hard werken dus en niet moeilijk doen over het draaien van extra diensten. Want in je achterhoofd weet je dat er maar een beperkt aantal opleidingsplekken is te vergeven en die gaan naar de beste en meest gedreven basisartsen.’
Vicieuze cirkel Het is niet zo vreemd dat die druk sommige studenten te veel wordt, vindt Van Teeffelen. ‘Je moet je iedere zes
24 Arts in Spe mei 2009
weken opnieuw waarmaken. De ruimte om te leren en uit te zoeken wat je wilt, is er vaak niet. Terwijl dit wel de periode is waarin je die belangrijke keuze moet maken hoe jouw artsentoekomst eruit gaat zien. Twijfel je te veel, dan mis je misschien de boot. Je moet sterk in je schoenen staan als je dan toch nog even verder wilt kijken, terwijl collega-studenten al druk solliciteren en een opleidingsplek binnenhalen. Ik zie tijdens mijn trainingen veel coassistenten die te laat aan de bel trekken. Ze zijn oververmoeid, onzeker, liggen ’s nachts te piekeren, maar kunnen de vinger niet op de zere plek leggen. Of ze lopen ermee door. Met het risico dat ze keuzes maken waarvan ze later spijt krijgen, of dat ze door hun vermoeidheid foutjes gaan maken wat hen nóg onzekerder maakt. Voor je het weet beland je in een vicieuze cirkel.’
Grenzen stellen Helemaal zo gek dus niet als studenten geneeskunde in een vroegtijdig stadium al iets aan time- en stressmanagement doen. Tijdens haar trainingen leert Van Teeffelen coassistenten – en ook basisartsen en specialisten – hoe ze invloed kunnen hebben op dit soort stressfactoren zonder zichzelf daarbij te verliezen. ‘Alles draait om het stellen
van prioriteiten en het bewaken van je eigen grenzen. Om dat te kunnen, moet je eerst weten hoe jij bent en wat je wilt. Ik heb wel eens iemand gezien die na een half jaar coschappen vastliep. Bleek dat hij drie keer per week sportte. Schrap dat sporten dan, zou je zeggen, maar dat sporten had hij echt nodig. Het probleem zat vooral op zijn werk. Hij durfde geen “nee” te zeggen, was bang om “lastig” te zijn en punten te verspelen. Omdat hij zijn sport absoluut niet wilde missen, zei hij uiteindelijk toch “nee” tegen een extra dienst. Omdat hij niet werd weggehoond, kon hij steeds beter zijn grenzen aangeven.’ Als je weet wat je wilt, wil Van Teeffelen maar zeggen,
Training Timemanagement voor coassistenten
Vind jij het ook lastig om alles in 24 uur per dag te plannen en met goed gevoel af te ronden? Deze training behandelt de drie belangrijkste ingrediënten van voldoening: een realistische tijdsplanning maken én halen, duidelijke vorderingen maken in je werkzaamheden en weten wat jij belangrijk vindt en aankunt. Duur: twee dagdelen Kosten: 100 euro (KNMG studenten-leden), 125 euro (niet-leden) Data: 11 juni, 2 juli, 8 en 29 oktober Trainer: Touch, training & coaching
Kijk op www.knmg.nl/artsencarriere voor meer workshops en trainingen die een goede loopbaan ondersteunen!
Waardebon coassistenten Loop je tegen onzekerheid of perfectionisme aan? Is de balans tussen werk en privé zoek? Vind samen met een ervaren coach antwoorden en stippel een loopbaanplan uit. Voor slechts 95 euro (normaal 150 euro) kunnen coassistenten twee gesprekken krijgen bij Touch, training & coaching. Kijk voor meer informatie op www.touch-coaching.nl
kun je je grenzen beter stellen. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, erkent ze. ‘Het betekent dat je je kwetsbaar opstelt, dat je sneller conflicten hebt. Maar dat schept ook duidelijkheid. Het laat zien wie je bent en hoe anderen op jou reageren. Daarvan kun je vervolgens weer leren.’
Praktische oplossingen Iemand laten voelen dat hij invloed heeft op zijn eigen tijdsindeling en de druk die van binnen en buiten wordt opgelegd, is niet eenvoudig. Daarom zoekt Van Teeffelen eerst naar praktische oplossingen om de druk van de ketel te halen. ‘Ik zet op een rij wat iemand doet. Hoe ziet zijn leven eruit, hoe communiceert hij met mensen, hoe pakt hij zijn werk aan? Ik had laatst iemand die altijd uitliep, waardoor hij voortdurend op zijn achterste benen liep. Bleek dat hij altijd ging zitten als hij iets met een patiënt wilde bespreken. Prima natuurlijk, daarmee creëer je een zekere gelijkheid en dus veiligheid bij de patiënt. Probleem was dat hij zittend vertelde dat hij geen tijd had en later zou terugkomen. Zo suggereerde hij juist dat het wel meeviel met die tijdnood. Het zijn vaak details waardoor je het jezelf lastig maakt.’ Van Teeffelen wijst coassistenten op de draaiboeken die op de meeste afdelingen aanwezig zijn. ‘Voor coassistenten die onzeker zijn, een prima houvast.’ Maar Van Teeffelens belangrijkste advies is wel: durf te vragen. Vraag actief om feedback, vraag wat je kansen zijn op een opleidingsplek, geef aan wanneer je het gevoel hebt dat je in het diepe bent gegooid. ‘Ik merk dat veel coassistenten daarin erg afwachtend zijn, bang om een “domme” vraag te stellen of een kritisch, pijnlijk antwoord te krijgen.’
Balans Nou wordt het artsen in spe niet altijd even gemakkelijk gemaakt, beseft Van Teeffelen. Toch is dicht bij jezelf blijven de grootste dienst die je jezelf kunt bewijzen. Vooral ook omdat je veel stressfactoren ook als aios en specialist zult tegenkomen. ‘Het is belangrijk dat je een balans vindt en houdt tussen wat jij belangrijk vindt en wat anderen van jou vragen. Natuurlijk wordt die balans van tijd tot tijd verstoord. Maar als je dat tijdig herkent, zul je die balans steeds sneller kunnen herstellen.’ beeld: De Beeldredaktie, Peter Strelitski
Arts in Spe mei 2009 25
Geen kinesiologie in het curriculum
Valse hoop geven is in strijd met gedragsregel Sinds de Wet BIG van kracht is, mag iedereen geneeskundige handelingen beoefenen, met uitzondering van de voorbehouden handelingen. De KNMG riep vorig jaar een gedragsregel in het leven, met als doel patiënten tegen kwakzalvers te beschermen. Ilse Kleine Schaars, Chantal Zevenbergen, Shyama Tetar
N
iet-reguliere behandelwijzen leveren veel discussies op. Denk bijvoorbeeld aan de opschudding die uitbrak na het overlijden van Silvia Millecam aan borstkanker in 2001. Zij koos voor een niet-erkende therapie en wees een reguliere behandeling af. Het medisch tuchtcollege veroordeelde drie artsen omdat zij Millecam niet volgens de professionele richtlijnen hadden behandeld. Twee van hen werden zelfs voor het leven geschorst. Alle drie combineerden ze reguliere en niet-reguliere behandelingen. Naar aanleiding hiervan kwam de KNMG met een gedragsregel voor artsen. In 2008 ging ruim 7 procent van de Nederlanders naar een niet-reguliere behandelaar en heeft 4,7 procent een huisarts die niet-reguliere behandelwijzen toepast.1 2 Vooral mensen met aandoeningen van het bewegingsapparaat en het zenuwstelsel, zoals rugklachten en chronische pijnklachten, brengen een bezoek aan een niet-reguliere behandelaar. De helft van de Nederlanders die gebruikmaakt van een niet-reguliere behandelwijze, wordt homepathisch behandeld, 17 procent volgt manuele therapie en 11 procent krijgt een acupunctuurbehandeling. Ook paranormale behandelingen (9%), natuurgeneeskundige behandelingen (5%) en antroposofische geneeswijzen (2%) worden veel toegepast. De overige behandelwijzen vormen samen de resterende 4 procent.3 4
Aanhanger Er zijn verscheidene redenen waarom mensen voor nietreguliere behandelwijzen kiezen. Uit een enquête van
26 Arts in Spe mei 2009
het Nivel blijkt dat 14 procent van de ondervraagden een overtuigd aanhanger is van de behandelwijze waarvoor zij kiezen. Bijna 60 procent denkt: baat het niet, schaadt het niet. Ze hebben iets over de behandelwijze gehoord en willen het wel eens proberen. Tot slot gaat 23 procent naar een niet-reguliere behandelaar vanwege slechte ervaringen met de reguliere geneeskunde.4 Patiënten die kiezen voor het alternatieve circuit, zijn hierover positief. Ze zijn vooral tevreden over de bejegening van de behandelaar en de informatie die hij geeft.3
Kwakzalvers Ten onrechte denken veel patiënten dat een niet-erkende therapie die niet werkt, evenmin zal schaden. Maar er doen zich in de praktijk wel degelijk complicaties en bijwerkingen voor. Zo is bij acupunctuur wel eens harttamponade, pneumothorax en schade aan het zenuwstelsel opgetreden. En fytotherapie (kruidengeneeskunde) heeft wel eens geleid tot lever- of nierfunctiestoornissen. Deze complicaties zijn evenwel zeldzaam.1 De meeste schade loopt de patiënt mogelijk op door uitstel van de reguliere behandeling. In de gedragsregel van de KNMG staat dan ook dat artsen altijd moeten blijven wijzen op een geïndiceerde reguliere behandeling. Sinds 1865 gold de Wet uitvoering geneeskunde, die al-
leen mensen met een universitaire geneeskundeopleiding toestond om de geneeskunst te beoefenen. Deze wet had tot doel mensen te beschermen tegen kwakzalvers. Dit riep protest op. Volgens tegenstanders kregen patiënten niet de kans om te kiezen tussen geneeswijzen. Regelmatig laaide de discussie weer op. In 1973 kwam de commissie De Vreeze met een wetsvoorstel waarin stond dat onbevoegden ook de geneeskunst mochten beoefenen, met uitzondering van enkele voorbehouden handelingen, zoals heelkundige en verloskundige verrichtingen. Uiteindelijk trad in 1997 de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) in werking. Volgens deze wet mag iedereen geneeskundige handelingen beoefenen, met uitzondering van de voorbehouden handelingen.5 6 De KNMG-gedragsregel beschrijft hoe een arts moet omgaan met niet-reguliere behandelwijzen. Artsen mogen alleen handelen op basis van een diagnose die op reguliere wijze is vastgesteld. Zij mogen geen behandelingen afraden die binnen de beroepsgroep algemeen zijn aanvaard. Als een patiënt voorkeur heeft voor een niet-reguliere behandelwijze, dan moet de arts de patiënt voorlichten over de gevolgen van het uitstellen van de reguliere behandeling. De dokter moet dus voorkomen dat een reguliere behandeling niet of te laat wordt gestart. beeld: Getty Images
Arts in Spe mei 2009 27
Kijk en vergelijk
Bij het verzamelen van informatie over niet-reguliere behandelwijzen moet je niet te snel uitgaan van één bron. Kijk en vergelijk bijvoorbeeld meningen van drie organisaties over homeopathie Koninklijke Vereniging Homeopathie Nederland (KVHN) ‘Homeopathie past bij bewust en gezond omgaan met lijf en gezondheid. Het is een volwaardige, complementaire geneeswijze die twee eeuwen geleden vorm kreeg en die zich nog steeds ontwikkelt. Een geneeswijze die werkt bij mensen en bij dieren. Uitgangspunt van de homeopathie is dat genezing plaatsvindt door toepassing van geneesmiddelen met dezelfde kenmerken als het ziektebeeld. Daarbij staat de gehele mens of het dier centraal, niet uitsluitend de ziekte. Homeopathie werkt met natuurlijke en veilige geneesmiddelen die het zelfherstellend vermogen van het lichaam ondersteunen. (…)’ Bron: www.kvhn.nl Wikipedia ‘Homeopathie is een alternatieve geneeswijze, wijd verbreid, maar ook omstreden. (…) Homeopathische middelen worden bereid op basis van een extract van minerale, plantaardige of dierlijke oorsprong, dat bij toediening in pure vorm symptomen zou geven die lijken op die van de te bestrijden ziekte. Op basis van deze gelijkheid aan symptomen (gelijksoortigheidsbeginsel) wordt het middel geacht een effectieve geneeswijze te zijn. De grondstof wordt daarna in een aantal stappen verdund en geschud (potentiëren). Het eindproduct wordt geacht zonder bijwerkingen de ziektesymptomen te doen verdwijnen. (…) De theorie dat medicijnen een sterkere werking krijgen door verdunning, is in strijd met de beginselen van de hedendaagse geneeskunde: de verdunningen zijn dermate groot, dat er geen molecuul van de beginstof
in de oplossing wordt aangetroffen. Uit meerdere, onafhankelijke, onderzoeken blijkt dat homeopathie niet werkt.’ Bron: www.wikipedia.nl Vereniging tegen de Kwakzalverij Homeopathie niet meer dan placebo (2 sep 2005, C.P. van der Smagt): ‘(…) Zwitserse onderzoekers betogen dat homeopathische middelen geen sterker genezend effect hebben dan een placebo. Dit is voor de VtdK natuurlijk geen nieuws, maar homeopaten beweren altijd dat hun middelen wel degelijk werken als echte geneesmiddelen en dat met homeopathie ziekten zijn te bestrijden. In de geneeskunde is het gebruikelijk om een dergelijke bewering te staven met het resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Nu is het probleem dat dergelijk onderzoek aan zeer strenge kwaliteitseisen moet voldoen voordat men uit de resultaten definitieve conclusies kan trekken en zulk onderzoek bestaat bijna niet. Bij minder goed onderzoek doet zich een vertekening van de resultaten voor. (…) In het algemeen geldt: hoe slechter het onderzoek, hoe werkzamer het middel lijkt te zijn. Bovengenoemde Zwitserse onderzoekers hebben een groot aantal onderzoekingen bestudeerd, zowel op het gebied van de homeopathie als op dat van de reguliere geneeskunde. Ze hielden alleen de in methodologisch opzicht beste homeopathieonderzoeken over en vergeleken die met een aantal reguliere onderzoeken van dezelfde hoge kwaliteit. De homeopathische middelen bleken nauwelijks enig genezend effect te hebben, terwijl de reguliere therapieën een duidelijke werking vertoonden, waarbij mag worden aangenomen dat vertekening van de resultaten door onvolkomenheden in de onderzoeksopzet in beide groepen even groot was. De onderzoekers trekken hieruit de conclusie dat eventuele klinische effecten van homeopathie placebo-effecten zijn.’ Bron: www.kwakzalverij.nl
Volgens de gedragsregel mogen artsen alleen onder zeer strenge voorwaarden niet-reguliere behandelwijzen aanbieden. Zo mogen zij niet voorbijgaan aan een geïndiceerde reguliere behandeling, de arts moet de patiënt voorlichten over het feit dat het een niet-erkende therapie betreft. En tot slot mag de patiënt geen schade oplopen door de niet-gangbare behandeling. Schade wordt in de gedragsregel erg breed opgevat – ook het geven van valse hoop valt hieronder.7
Keuzevak Tijdens de geneeskundestudie wordt evidence-based medicine gedoceerd. Aangezien artsen naar het best beschikbare bewijs moeten handelen, biedt het curriculum geen plaats voor uitgebreid onderwijs over niet-erkende therapieën. Voor geïnteresseerde studenten zijn er op
28 Arts in Spe mei 2009
de meeste faculteiten wel keuzevakken. Daarnaast heeft een aantal faculteiten een commissie of een werkgroep met studenten die zich bezighoudt met niet-reguliere behandelwijzen. Op de openbare vergadering van het KNMG Studentenplatform in november 2008 werd fel gediscussieerd over een plaats voor niet-reguliere behandelwijzen in het onderwijs. De aanwezigen vonden dat een vaste plek in het curriculum wat te veel zou zijn, ook omdat het curriculum al zo vol is. Keuzeonderwijs werd een goede optie genoemd. Vaardigheden verwerven die bij niet-reguliere behandelwijzen horen was volgens de aanwezigen niet wenselijk. Meer bronnen over dit onderwerp vind je onder dit artikel op de site: www.artsinspe.nl.
‘I have it a little bit difficult’
Studenten willen onderwijs in medisch academisch Engels Een studieboek lezen in het Engels is voor geneeskundestudenten geen probleem. Ook een Engelstalig college volgen gaat prima. Maar een presentatie houden, een wetenschappelijk artikel schrijven of een anamnesegesprek voeren in het Engels is andere koek. Jannick Dorresteijn, Lidewij Warris, Tom Brouwer
I
nternationalisering van de studie geneeskunde was lang een ondergeschoven kindje. Uitwisseling van studenten had geen prioriteit en de invoering van het bachelor-mastersysteem werd zo lang mogelijk tegengehouden. Langzaam begint nu het tij te keren. Door de opkomst van internet en toenemende globalisering heeft het Engels zich mondiaal ontwikkeld tot de taal van de wetenschap. En doordat kennisontwikkeling in een stroomversnelling is geraakt, kun je als arts niet langer alleen vertrouwen op Nederlandse leerboeken. Je moet zelf Engelstalige literatuur kunnen raadplegen. Als je ook nog wilt bijdragen aan het ontstaan van nieuwe kennis, moet je in het Engels kunnen schrijven en presenteren. Maar zijn de benodigde vaardigheden hiervoor wel zo vanzelfsprekend of is het not to do? Het gaat immers niet om het vragen van de weg naar Times Square of het bestellen van een scone bij de bakery. Het KNMG Studentenplatform maakte een overzicht van de situatie op dit moment en vroeg jou om je mening. Let’s take it through!
Ik beheers de Engelse taal voldoende om... een Engelstalig studieboek te lezen
39%
56%
een Engelstalig wetenschappelijk artikel te begrijpen
een presentatie in het Engels te houden een Engelstalig artikel te schrijven
17%
een anamnese in het Engels af te nemen
21%
33%
22%
29%
12% 0%
40%
eens
neutraal
21% 23% 29%
24%
27% 20%
helemaal eens
12%
43%
39% 18%
10% 4%
47%
38%
een Engelstalig college te volgen
3%
60%
oneens
80%
Weinig onderwijsaanbod Op dit moment is er in de Nederlandse geneeskundecurricula nog maar weinig plaats voor onderwijs in medisch academisch Engels. Alleen de universiteit van Maastricht besteedt hieraan specifiek aandacht in de vorm van een honours-programma internationale geneeskunde, dat bestaat uit talencursussen en vakken over buitenlandse zorgsystemen en culturen. Hieraan kunnen jaarlijks maximaal twintig studenten deelnemen, maar de belangstelling is groter. Daarnaast wordt in Maastricht elk jaar een cursus medisch Engels aangeboden tegen een kleine financiële bijdrage. Deze cursus is niet verplicht en er kunnen geen studiepunten mee worden verdiend. Dit jaar namen 25 studenten deel aan de acht bijeenkomsten, waarin vooral aandacht werd besteed aan het verbeteren van medisch vocabulaire, grammatica en uitspraak, onder andere door te oefenen met Engelstalig presenteren en deelnemen aan discussies. Engelstalige werkgroepen en colleges worden alleen in Nijmegen, Groningen, Maastricht en Leiden aangeboden. Wel is het aan elke universiteit mogelijk om voor coschappen of onderzoeksstage tijdelijk naar het buitenland te gaan. Ook algemene talen cursussen behoren overal tot de mogelijkheden, maar omdat deze niet aansluiten op de medische wetenschap, is hiervoor weinig belangstelling.
5%
Revolutionair
7%
Revolutionair zijn de plannen van de medische faculteiten in Groningen en Maastricht. Daar worden namelijk voorbereidingen getroffen voor volledig Engelstalige bachelors geneeskunde die al in september 2009 van start gaan. Het belangrijkste motief voor het opzetten van deze curricula is om deze universiteiten internationaal
9% 8% 100%
helemaal oneens
Arts in Spe mei 2009 29
op de kaart te zetten. Omdat studenten worden opgeleid voor de buitenlandse markt, valt toelating van studenten tot deze nieuwe internationale opleidingen grotendeels buiten het numerus fixus-beleid van de overheid. In de Groningse bachelor zal vooral aandacht zijn voor gezondheidszorg binnen de internationale context, global health. Het is aanvankelijk de bedoeling dat de helft van de studenten die jaarlijks toetreden uit Saoedi-Arabië afkomstig is. Eerder werd namelijk al overeengekomen dat een groep Saoedi-Arabische studenten geneeskunde zou komen studeren in Nederland. De grote problemen die deze studenten ondervonden bij het leren van de Nederlandse taal was een van de belangrijkste aanleidingen voor het opzetten van de Engelstalige bachelors. De universiteit van Groningen is overigens van plan om de master gewoon Nederlandstalig te houden.
Mening van studenten Voor geneeskundestudenten in het reguliere programma zijn er vooralsnog dus niet veel mogelijkheden om vaardigheden in medisch academisch Engels te verbeteren. De vraag is natuurlijk of dit nodig is. Geven geneeskundestudenten bijvoorbeeld vaak aan dat zij problemen hebben met Engelstalige leerboeken? Volgens studieadviseur Marijke Perquin van de universiteit van Maastricht komt dat wel eens voor. Meestal gaat het om eerstejaars of om studenten met dyslexie. Vaak kan het probleem worden opgelost door eerst een Nederlands leerboek te pakken en het onderwerp daarna pas in het Engels te bestuderen. Een studiebuddy kan ook uitkomst bieden. Studieadviseurs van andere faculteiten bevestigen dit. In de jaarlijkse KNMG-studentenenquête vroegen we ook
30 Arts in Spe mei 2009
aan jou om je mening over dit onderwerp. Deze elektronische enquête werd in november en december 2008 door 2460 geneeskundestudenten ingevuld, verdeeld over alle studiejaren en Nederlandse faculteiten. Uit het antwoord op de vraag: ‘Ik beheers de Engelse taal voldoende om…’ blijkt hoe studenten hun vaardigheid in de Engelse taal inschatten. Opvallend is dat vrijwel iedereen zich voldoende bekwaam voelt in de Engelse taal om een studieboek of wetenschappelijk artikel te kunnen lezen of om een Engelstalig college te volgen (zie figuur). Ruim een derde van alle respondenten geeft daarentegen aan onvoldoende vaardig te zijn met de Engelse taal voor het houden van een presentatie, het schrijven van een wetenschappelijk artikel of het voeren van een anamnese gesprek. Uit de enquête bleek ook dat dit niet te maken heeft met het ontbreken van interesse in het verbeteren van deze vaardigheden, want vrijwel alle respondenten willen alle genoemde vaardigheden beheersen vóór het einde van hun studie.
Mening van de prof Prof. dr. M.M. Levi, hoogleraar interne geneeskunde aan de universiteit van Amsterdam, bevestigt dat beheersing van de Engelse taal van groot belang is voor basisartsen: ‘Het is vrijwel onmogelijk om een positie in de research te verwerven zonder vlot en goed Engels te spreken.’ Overigens doelt professor Levi hierbij niet alleen op het schrijven van artikelen, want goede taalbeheersing is ook noodzakelijk om voordrachten te kunnen geven of om te kunnen deelnemen aan intercollegiaal overleg of zogenaamde expertpanels. Voor artsen die deze ambities niet hebben, is het vooralsnog wel mogelijk
om bij te blijven op hun vakgebied door de kwalitatief hoogstaande Nederlandstalige vakbladen te lezen. Voor specifieke informatie ben je echter al snel aangewezen op Engelstalige literatuur. Overigens is het gemiddelde Engelse taalniveau van basisartsen opvallend goed volgens professor Levi. Bij sollicitaties voor een opleidingsplaats wordt hieraan geen specifieke aandacht besteed. Het is wel een pre als iemand heeft gedemonstreerd de taal goed te beheersen door een presentatie in het Engels te houden of een goed artikel te schrijven. Prof. dr. J.M. van Baalen, hoogleraar chirurgie aan de universiteit van Leiden, vult hierbij aan dat een hoog taalniveau een teken kan zijn van kennis en intelligentie of een gevolg van bijzondere activiteiten en ervaringen. Overigens benadrukt professor Van Baalen dat dit ook geldt voor goede beheersing van de Nederlandse taal.
Meer onderwijs Gezien het belang dat zowel studenten als hoogleraren toekennen aan beheersing van de Engelse taal, is het niet verrassend dat respondenten van de studentenenquête extra aandacht voor onderwijs in medisch academisch Engels wel zien zitten: 82 procent van hen zou deelnemen aan een cursus als deze werd aangeboden. Eén op de vijf wil daarvoor dan wél studiepunten. De voornaamste reden om af te zien van een cursus medisch academisch Engels is het reeds beschikken over voldoende taalvaardigheid (65%). Slechts één procent van de studenten die zou afzien van een dergelijke cursus doet dat omdat hij het niet belangrijk vindt. Gezien het groeiende besef dat beheersing van de Engelse taal een belangrijke vaardigheid is voor de toekomstige arts en wetenschapper, is het de vraag of dit niet officieel moet worden vastgelegd in de eindtermen van het raamplan. Hierover zijn de meningen van studenten verdeeld. Zes op de tien respondenten van de enquête ziet medisch academisch Engels als verplicht vak in het curriculum wel zitten, maar de rest is het daarmee niet eens. Voor het laatste standpunt valt ook zeker iets te zeggen. Uit de enquête blijkt dat één op de tien studenten zich al voldoende bekwaam voelt en het is lastig om het onderwijs precies aan te sluiten op het uiteenlopende taalniveau van alle
studenten. Als regulier medisch-inhoudelijk onderwijs Engelstalig wordt gedoceerd, is het wel noodzakelijk dat docenten ook voldoende taalvaardig zijn. Uit aanvullende opmerkingen bij de enquête blijkt dat dit volgens studenten niet altijd het geval is. Bovendien kan onderwijs in een andere taal ten koste gaan van de kwaliteit van de colleges en discussies.
Winst Desondanks kan de duidelijke vraag van studenten naar meer onderwijsmogelijkheden op het gebied van medisch academisch Engels niet langer worden genegeerd door beleidsmakers op de medische faculteiten. Vooral op het gebied van presenteren, wetenschappelijk schrijven en het voeren van anamnesegesprekken valt winst te behalen. Het niveau van vaardigheden als lezen van leer boeken en artikelen, en het volgen van Engelstalige colleges mogen als voldoende worden verondersteld. Voor de hand ligt om het onderwijs aan te bieden in de vorm van een keuzecursus zoals dat op dit moment al wordt gedaan in Maastricht, maar wellicht verdient het ook aanbeveling
Het Engelse taalniveau van basisartsen is opvallend goed om een voorbeeld te nemen aan de faculteit Biomedische wetenschappen in Leiden waar het vak communication in science wordt aangeboden in de vorm van lijnonderwijs. Daar wordt vanaf jaar 1 geoefend met wetenschappelijk schrijven en presenteren. Vanaf jaar 2 is Engels hierbij de voertaal. Kortom, geneeskundestudenten willen hun taalvaardigheden in medisch academisch Engels graag verbeteren, omdat deze essentieel zijn voor de arts in spe. Faculteiten moeten beter hierop inspelen door meer gerichte onderwijsmogelijkheden te creëren. Hoe dan ook: there is work at the shop.
Vacatures KNMG studentenplatform Wil jij de belangen behartigen van ruim 11.000 studenten geneeskunde? Zou jij je bezig willen houden met het verbeteren van het geneeskundeonderwijs op landelijk niveau? Dan is het KNMG studentenplatform wat voor jou! Het KNMG Studentenplatform behartigt de belangen van alle studentleden van de KNMG. Het Platform behandelt onderwerpen die geneeskundestudenten en co-assistenten in heel Nederland aangaan. Wij kijken verder dan de lokale situatie op de medische faculteiten. Momenteel zij wij onder andere met de volgende onderwerpen bezig; klinische tentaminering, het gebruik van portfolio’s, burn-out, academisch Engels en stagevergoeding voor co-assistenten. Ben jij geïnteresseerd? Kijk dan voor meer informatie op www.knmgstudentenplatform.nl of mail naar
[email protected].
Arts in Spe mei 2009 31
Ken de protocollen Een fout is in de drukte zo gemaakt Protocollen, checklists, werkafspraken. Elk ziekenhuis heeft ze, maar in geen enkel ziekenhuis zijn ze gelijk. Als dan de werkdruk hoog is, ligt het risico op fouten op de loer. Wendy Uithol en Mare Bergsma
I
n overleg met zijn orthopedisch chirurg besluit een patiënt om zijn hamerteen operatief te laten behandelen. Zonder dat dit met de patiënt is besproken, staat op de dag van de operatie een zesdejaars aios voor zijn neus. Deze zal de operatie uitvoeren in plaats van de orthopedisch chirurg. De patiënt is onaangenaam verrast. De operatie verloopt echter goed en de patiënt lijkt in eerste instantie goed te herstellen. Na twee weken verwijdert een andere aios op de polikliniek de hechtingen en de zogeheten Kirschner-draad, zoals de opererende aios in het operatieverslag had aangegeven. Volgens het protocol van dit ziekenhuis mag de draad echter pas vier weken na de operatie worden verwijderd. De aios die de hechtingen verwijdert, realiseert zich niet dat hij de draad te vroeg verwijdert. Ook hij is niet op de hoogte van het protocol. Als de patiënt na enkele maanden het spreekuur van de orthopedisch chirurg bezoekt, meldt de patiënt dat hij continu een vervelend gevoel heeft in zijn teen. Ook staat het laatste kootje van zijn teen niet goed. Bij het lopen draait de teen zelfs schuin naar buiten. Eén en ander is het
Meer informatie Meer casuïstiek en artikelen over de noodzaak van de nieuwe opleiding voor patiëntveiligheid, het teach-the-teacher-principe en de gevolgen van de nieuwe cultuur tussen opleider en aios vind je op www.medirisk.nl Deze casus verscheen eerder in Alert (maart 2009), het huismagazine van MediRisk. MediRisk is een onderlinge waarborgmaatschappij die ruim 70 procent van de algemene ziekenhuizen in Nederland verzekert tegen medische aansprakelijkheid. Daarnaast voert MediRisk samen met de verzekerde ziekenhuizen een actief preventiebeleid om de zorg nog veiliger te maken. MediRisk is vijftien jaar geleden opgericht op initiatief van enkele ziekenhuizen in samenwerking met VVAA.
34 Arts in Spe mei 2009
beeld: Getty Images
gevolg van het te vroeg verwijderen van de draad. Die had ervoor moeten zorgen dat de teen in rechte stand geneest. Nu moet de patiënt opnieuw onder het mes. Daarop dient hij een claim in. Aansprakelijkheid is in deze casus erkend, omdat duidelijk was dat het hier gaat om een menselijke oorzaak. Het protocol is niet gevolgd waardoor de draad te vroeg is verwijderd. Betere supervisie en beschikbaarheid van en bekendheid met de protocollen bij de betrokkenen, hadden dit kunnen voorkomen. Aansprakelijkheidsverzekeraar MediRisk stelt de totale schadevergoeding vast op bijna 7000 euro.
Controle Hoe kunnen zowel de co als het ziekenhuis voorkomen dat een dergelijk incident zich voordoet? In dit ziekenhuis waren protocollen niet of niet duidelijk genoeg gecommuniceerd met de aios. Vraag daarom als coassistent altijd welke protocollen er zijn en waar je ze kunt vinden. Ga ook na hoe de controle op operatieverslagen is geregeld. Vraag jezelf ook af of jij of je supervisor zouden hebben opgemerkt dat het te vroeg was om de draad te verwijderen. Zou je dit bij twijfel met je supervisor bespreken? Op je eigen afdeling kun je acties ondernemen om de communicatie met de patiënt te verbeteren. Misschien was de patiënt uit de casus niet tot een claim overgegaan als hij was geïnformeerd dat in het ziekenhuis ook behandelingen plaatsvinden door aios. Vaak speelt communicatie een rol bij het al dan niet indienen van een klacht of claim. Maar wat kun je zeggen als er iets fout is gegaan? Speel je meteen open kaart of wacht je af? En wat doe je als een patiënt emotioneel wordt? Op www.medirisk.nl vind je hierover tips. Goed communiceren begint met het (h)erkennen van zowel je sterke punten als je valkuilen. Doe de Communicatie Zelftest, die je helpt meer grip te krijgen op het gesprek. Download de test. Je kunt deze vinden onder Publicaties > MediRisk-brochures.
! w u e i N VVAA studentenreizen VVAA doet graag wat extra’s voor je tijdens je studie. Daarom biedt VVAA reisbureau speciale kortingen, exclusief voor VVAA studentenleden. Zo blijft je vakantie betaalbaar.
Wat houdt het in? Als VVAA studentlid betaal je geen reserveringskosten voor je vliegtickets (elders veelal 15 tot 25 euro per ticket) en ontvang je een gratis Lonely Planet naar keuze ter waarde van circa 25 euro. Daarnaast krijg je 5 procent korting op alle vakantiereizen en autohuur, ongeacht of het gaat om een stedentrip, een zonvakantie of een verre reis.
Spetterend jubileumfeest VVAA North Sea Jazz Night Een dag eerder dan voor het grote publiek opent het North Sea Jazz Festival speciaal voor VVAA al donderdagavond 9 juli zijn deuren. Houd deze datum vrij en kom – samen met een introducé – genieten van de vele optredens van wereldberoemde (inter)nationale artiesten. Een unieke avond die je niet mag missen. Candy Dulfer
Hoe gaat het in zijn werk? Ga naar www.vvaa.nl/studeren. Kijk bij studentenreizen en volg daar de verdere instructies. Hetzelfde geldt voor autohuur. Zorg dat je je VVAA lidnummer bij de hand hebt. Let op: deze kortingen gelden uitsluitend als je online boekt.
p i l S tra
Kaarten voor deze speciale jubileumavond bestel je via www.vvaa.nl/85jaar. Je betaalt slechts 35 euro in plaats van 75 euro per persoon.
ining
VVAA organiseert dinsdag 14 juli in samenwerking met de ANWB een grip- en sliptraining speciaal voor VVAA studentenleden. VVAA biedt deze training aan voor 69 euro.
Meld je snel aan want vol is vol! Nog geen lid van VVAA? Word dan nu gratis studentlid via www.vvaa.nl/studeren.
Arts in Spe mei 2009 35
‘Ik raakte in paniek’ Twijfel over de vervolgopleiding Menig geneeskundestudent twijfelt over zijn vervolgopleiding en stelt de keuze uit tot in de coschappen. Studenten die het wél weten, moeten nog maar een opleidingsplaats zien te bemachtigen. Een tip? Wed niet op één paard en houd wat alternatieven achter de hand. Marloes de Moor
B
ruin of wit? Oude of jonge kaas? Kon je maar net zo makkelijk beslissen over je toekomst. Het maken van de juiste keuze is voor veel geneeskundestudenten lastig. Uit een enquête die de KNMG in 2007 hield, blijkt dat één op de zes studenten nog niet precies weet welke vervolgopleiding hij wil kiezen. De meesten stellen het kiezen uit tot in de coschappen. Dat is een mooie gelegenheid om je te oriënteren en te bepalen in welk specialisme je je het meest thuis voelt. Dat dacht Liesbeth Dijkstra (28) ook. ‘Ik ben pas tijdens mijn coschappen gaan kiezen. En dat was lastig, want ik vond heel veel leuk. Elk coschap heb ik met veel plezier gedaan. Ik werd er soms zenuwachtig van dat anderen al heel duidelijk wisten wat ze wilden en dat doel achter-
‘Ik vroeg me af of het echt wel wat voor mij was’ nagingen. Ze deden bijvoorbeeld voor de coschappen al onderzoekjes in vakgroepen. Ik had toen nog geen idee.’ Uiteindelijk koos Dijkstra voor een breed vak: huisarts geneeskunde of verpleeghuisgeneeskunde. ‘Ik heb er toen ook bewust voor gekozen om mijn oudste coschap bij de klinische geriatrie te lopen.’
Twijfel Het oudste coschap is een belangrijke factor in het
36 Arts in Spe mei 2009
keuzeproces. Als je dat coschap loopt in de specialisatie van jouw keuze, vergroot je de kans op te vallen bij jouw opleider en te blijven werken als anios. Maar dan moet je natuurlijk wel weten wáár je dat oudste coschap wilt lopen. Wat doe je als je nog geen keuze hebt gemaakt? Lennert van den Dries (24) liep coschappen in het VUmc en kent die situatie. ‘Je moet je oudste coschap al heel vroeg regelen, zeker een jaar van tevoren, anders zit het vol. Dat is mij overkomen. Het geldt vooral voor de populaire coschappen als interne geneeskunde, kindergeneeskunde en chirurgie en het wordt nog eens versterkt door de overstap van oude naar nieuwe curriculum. Dus zelfs als je het nog niet helemaal weet, is het toch erg nuttig op tijd te zijn. Je kunt beter één keus maken dan helemaal geen keus.’ Lennert koos voor interne geneeskunde, maar halverwege zijn coschappen sloeg de twijfel toe. ‘Ik vroeg me af of het echt wel wat voor mij was. Bij interne geneeskunde kwam ook veel administratie kijken en ik vond de praktische zorg juist leuk. Specialisaties als tropengeneeskunde of gynaecologie leken me interessanter. Ik raakte in paniek, want dat zou betekenen dat ik moest afwijken van mijn plan. Gelukkig kwam ik aan het eind van mijn coschappen tot de conclusie dat ik toch interne geneeskunde wilde doen. Het viel me op dat ik bij elk coschap problemen op een internistische wijze interpreteerde.’
Connecties Dr. Arnout Jan de Beaufort, kinderarts-neonatoloog, is als coördinator geneeskunde verbonden aan het LUMC. Hij is vaak betrokken geweest bij de selectie van aios. Volgens hem is het verstandig om te anticiperen: ‘Bedenk wat je nodig hebt om je doel te bereiken: een onderzoeksproject,
Opleidingsplaatsen
beeld: Getty Images
een klinische stage, je connecties. Maar ga niet van één plan uit. Houd altijd alternatieven achter de hand voor het geval je toch iets anders wilt of opleiders een voorkeur hebben voor anderen.’ Liesbeth Dijkstra heeft nog geen definitieve keuze gemaakt, maar ze laat zich niet opjagen. ‘Ik ben nu anios interne geneeskunde. Het is een mooi basisvak waarin veel elementen zitten die ik zowel bij huisartsals bij verpleegartsgeneeskunde goed kan gebruiken. Ik weet nog niet welke van de twee ik uiteindelijk kies. In beide specialisaties heb ik maar zes weken coschappen gelopen, dus waarop baseer ik die keuze? Ik wil mezelf de tijd gunnen en rustig nadenken voordat ik een besluit neem.’
Wie wel helemaal zeker van zijn zaak is, moet afwachten of hij de gewenste vervolgopleiding kan volgen. Het Capaciteitsorgaan heeft beraamd dat meer dan 90 procent van de artsen die net zijn afgestudeerd, een vervolgopleiding wil doen. Op dit moment is het aantal opleidingsplaatsen tot medisch specialist 1120, terwijl er vanaf 2010 jaarlijks 2280 basisartsen afstuderen. Twee derde van de geneeskundestudenten kiest voor een medisch-specialistische vervolgopleiding. Dit betekent dat niet iedereen de plek van zijn eerste keuze zal kunnen krijgen. Hoe val je op? Wat vinden opleiders belangrijk? De Beaufort: ‘Op grond van de sollicitatiebrief met cv bekijken wij wie we uitnodigen. Tijdens de kennismaking moet blijken of de persoon geschikt is. We kijken hoe iemand in het team zal functioneren en hoe solide de motivatie is om het vak uit te oefenen. Zo vragen we een student om uit te leggen hoe hij tot zijn keuze is gekomen en wat voor doel hij voor ogen heeft. Die drijfveer moet wel ergens uit blijken. Een stage, een onderzoek of een activiteit. Dat hoeft niet per se gerelateerd te zijn aan het vakgebied. Er is een student geweest die een stichting voor kinderen in Afrika heeft opgericht. Dat geeft inhoud aan je cv en voegt iets toe.’ Het selectieproces varieert voor de verschillende specialismen. De couleur locale is bovendien overal weer anders. De Beaufort: ‘Het hangt sterk af van wie je tegenover je hebt. En dat is maar goed ook. Zo voorkom je dat je een eenheidsworst krijgt.’ Erik Wiewel is als anesthesioloog en werkt als medisch leider in het Spaarneziekenhuis in Hoofddorp. Binnen de anesthesiologie wordt op dit moment vooral wetenschappelijke interesse hoog gewaardeerd. Wiewel: ‘In mijn tijd was juist klinische ervaring erg belangrijk. Over vijf jaar kan het dus weer veranderd zijn. Maar de laatste jaren hechten we zeer aan aantoonbare belangstelling voor het vak en de wetenschap. Laat zien dat je naar congressen bent geweest, presentaties hebt gedaan, posters hebt gemaakt of artikelen hebt gepubliceerd. Promoveren telt zwaar mee.’ Ook je presentatie en voorkomen spelen een rol. Wiewel: ‘Als je je goed kunt uitdrukken en er keurig uitziet, is dat een pre. Opleiders kijken ook naar je privéleven. Hockey, zeilen, tennis. Maatschappelijke ervaring, ook van belang. Als je lid bent geweest van het studentencorps en in het bestuur of de senaat hebt gezeten, zegt dat iets over je organisatorische kwaliteiten.’
Promotieplek Machteld Vellinga (30) is sinds 1 oktober aios neurologie in het VUmc: ‘Mijn oudste coschap heb ik bij neurologie gelopen. Een paar maanden voordat ik klaar was, vroeg ik mijn opleider of ik kon blijven werken als anios. Ik was naïef en dacht “dat regel ik wel even”. Maar er was op dat moment geen vacature. Mijn opleider raadde me aan om eerst promotieonderzoek te doen. Dat kwam voor mij toen nog te vroeg. Ik wilde de tijd nemen
Arts in Spe mei 2009 37
Eentonig werk Hoe grondig de voorbereiding ook is, het kan gebeuren dat het alsnog misgaat. Een op de tien aios realiseert zich dat hij de verkeerde keuze heeft gemaakt en haakt tijdens de opleiding af. De laatste jaren is sprake van een lichte stijging. Bij het specialisme klinische geriatrie is het
‘Je krijgt makkelijker een opleidingsplek als je bent gepromoveerd’ percentage uitval met 19,4 procent het hoogst. De hoge werkdruk, lange werkdagen, eentonig werk en hiërarchische verhoudingen zijn de meest genoemde redenen om te stoppen. Ook Wiewel heeft aios tijdens de opleiding zien vertrekken: ‘Bij anesthesiologie valt 8,1 procent per jaar uit. Dat vind ik veel, als je kijkt naar het aantal beschikbare opleidingsplekken. Het werk is fysiek zwaar, de diensten zijn onregelmatig. In de praktijk blijkt dan dat niet iedereen daarvoor geschikt is.’ Machteld Vellinga adviseert studenten geen overhaaste beslissingen te nemen: ‘Sommigen doen tijdens hun coschappen heel erg hun best om ertussen te komen, maar als ze die plek eenmaal hebben, komen ze erachter dat het helemaal niet is wat ze willen. Neem na je afstuderen dus rustig twee of drie jaar de tijd om te kijken wat je wilt. Promotieonderzoek is zeker aan te raden. Je doet veel levenservaring op en bent niet zo jong als je aan de slag gaat.’ Een verkeerde keuze betekent niet meteen het einde van de wereld, meent De Beaufort: ‘Het kost meer tijd, maar het is zeker geen verloren zaak. Je moet dan terug en een andere koers volgen. Het belangrijkste in ieders belang is dat artsen op een plek terechtkomen waar ze zich gelukkig voelen.’
38 Arts in Spe mei 2009
column
om na te denken. Kort daarna vond ik een baan in het Slotervaartziekenhuis. Na zeven maanden hoorde ik dat er een promotieplek vrij was in het VUmc en ben ik onderzoek gaan doen.’ Ook Lennert wil na zijn jaar als anios aan de slag als onderzoeker. ‘In de wandelgangen hoor je wel eens dat je op zijn minst moet zijn gepromoveerd om aan een opleidingsplek interne geneeskunde te komen. Dat heeft een beetje meegespeeld in mijn afweging, maar het was zeker niet de belangrijkste reden.’ Volgens Machteld kun je ervan uitgaan dat je makkelijker een opleidingsplek krijgt als je bent gepromoveerd. ‘Het staat niet zwart op wit, maar bij neurologie stroomt tot nu toe vrijwel iedereen door naar een opleidingsplek. Ik kreeg een jaar voordat ik zou gaan promoveren een mailtje dat ik per 1 oktober was ingeroosterd en kon beginnen.’
Fred Dijkers, huisarts en vicevoorzitter VVAA
beeld: Arts & Auto
Keuzes maken Keuzes maken is voor velen lastig, niet alleen voor geneeskundestudenten. Wel is duidelijk dat er voor geneeskundestudenten veel valt te kiezen. Gelukkig heb je nog wel even de tijd en geeft de opleiding je de kans kennis te maken met verschillende vakgebieden. Maar daar zit gelijk de valkuil. Het kan zomaar gebeuren dat een keuze erg aantrekkelijk voor je wordt gemaakt, met mooie vooruitzichten. Is die keus dan verstandig? Keuzes moeten liefst weloverwogen worden gemaakt. Het helpt daarbij als je van tevoren een helder beeld probeert te krijgen over wat je over een aantal jaren bereikt wilt h ebben. Dat kun je beter laten afhangen van je wensen en van je sterke en zwakke kanten, dan van de baan die in beeld komt. Ben je een teamspeler of werk je graag zelfstandig? Wil je fulltime werken of parttime? Wil je veel contacten met patiënten of weinig? Heb je wetenschappelijke ambities? Over deze zaken moet je nadenken. Zo’n proces heet het ontwikkelen van een persoonlijke visie. Visie kennen we vooral van organisaties. In het bedrijfsleven is een visie de basis voor het ondernemingsplan. Bij artsen lijkt het hebben van een visie minder vanzelfsprekend, sommigen zien het als ballast. Voor een goede samenwerking met collega’s helpt het echter als artsen hun visie op die samenwerking goed kunnen verwoorden. In de reguliere geneeskundeopleiding wordt aan deze zaken relatief weinig aandacht besteed. Gelukkig kun je die informatie elders wél vinden. VVAA is een van
Arts in Spe mei 2009 38