COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 28.7.2004 COM(2004) 523 definitief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT over de verlening van macrofinanciële bijstand aan derde landen in 2003
NL
NL
LIJST VAN AFKORTINGEN
NL
BBP
Bruto binnenlands product
BDI
Buitenlandse directe investeringen
BTW
Belasting over de toegevoegde waarde
CAMEL
Capital, assets, management, earnings, liquidity (kapitaal, activa, management, winst, liquiditeit – parameters van het internationale systeem voor het toekennen van ratings aan banken)
CBR
Currency-boardregeling
CPI
Consumentenprijsindex
DEM
Duitse mark
EFF
Extended Fund Facility (uitgebreide financieringsfaciliteit)
EG
Europese Gemeenschap
EIB
Europese Investeringsbank
EU
Europese Unie
EUR
Euro
FESAL
Financial and Enterprise Structural Adjustment Loan (structurele aanpassingslening ten behoeve van de financiële sector en het bedrijfsleven)
FRJ
Federale Republiek Joegoslavië
IFI's
Internationale financiële instellingen
IMF
Internationaal Monetair Fonds
LMOE's
Landen van Midden- en Oost-Europa
MFB
Macrofinanciële bijstand
NOS
Nieuwe Onafhankelijke Staten
PRGF
Poverty Reduction and Growth Facility (armoedebestrijdings- en groeifaciliteit – voormalige USAF)
SAF
Structurele aanpassingsfaciliteit
SAO
Stabilisatie- en associatieovereenkomst
SBO
Stand-by-overeenkomst
SDR
Special Drawing Rights (bijzondere trekkingsrechten)
SO
Staatsonderneming
USAF
Uitgebreide structurele aanpassingsfaciliteit
USD
Amerikaanse dollar
VJRM
Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
WTO
World Trade Organisation (Wereldhandelsorganisatie)
2
NL
INHOUDSOPGAVE
NL
Lijst van afkortingen
2
I.
INLEIDING
5
II.
OVERZICHT
6
1.
Achtergrond
6
2.
Macrofinanciële bijstand in 2003
6
A)
Nieuwe besluiten
6
B)
Uitgekeerde bedragen
7
C)
Terugbetalingen en niet-uitgekeerde bedragen
7
3.
Trends en de geografische spreiding van de macrofinanciële bijstand
7
4.
Lastenverdeling
14
III.
ARMENIË
15
1.
Samenvatting
15
2.
Macro-economische ontwikkeling
15
3.
Structurele hervormingen
16
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
18
IV.
BOSNIË EN HERZEGOVINA
20
1.
Samenvatting
20
2.
Macro-economische ontwikkeling
20
3.
Structurele hervormingen
21
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
22
V.
VOORMALIGE JOEGOSLAVISCHE REPUBLIEK MACEDONIË
25
1.
Samenvatting
25
2.
Macro-economische ontwikkeling
25
3.
Structurele hervormingen
26
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
28
VI.
GEORGIË
30
1.
Samenvatting
30
2.
Macro-economische ontwikkeling
30
3.
Structurele hervormingen
31
3
NL
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
32
VII.
MOLDAVIË
35
1.
Samenvatting
35
2.
Macro-economische ontwikkeling
35
3.
Structurele hervormingen
36
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
37
VIII.
ROEMENIË
39
1.
Samenvatting
39
2.
Macro-economische ontwikkeling
39
3.
Structurele hervormingen
41
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
44
IX.
SERVIË EN MONTENEGRO
46
1.
Samenvatting
46
2.
Macro-economische ontwikkeling
46
3.
Structurele hervormingen
48
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
49
X.
TADZJIKISTAN
52
1.
Samenvatting
52
2.
Macro-economische ontwikkeling
52
3.
Structurele hervormingen
53
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
54
XI.
OEKRAÏNE
57
1.
Samenvatting
57
2.
Macro-economische ontwikkeling
57
3.
Structurele hervormingen
59
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
61
XII.
AANGEVATTE BIJSTANDSOPERATIE: ALBANIË
63
BIJLAGE
NL
64
4
NL
I.
INLEIDING
In dit verslag worden de economische situatie, de voortgang bij de hervormingen en de vooruitzichten beoordeeld van de landen die in 2003 macrofinanciële bijstand hebben genoten in het kader van lopende programma's, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de inachtneming van de voorwaarden op het gebied van de economische en structurele hervormingen die aan deze bijstand verbonden waren. In hoofdstuk II wordt een overzicht gegeven van de macrofinanciële bijstand van de EG aan derde landen: eerst wordt de historische achtergrond geschetst, vervolgens wordt een beknopt overzicht gegeven van de in 2003 genomen bijstandsmaatregelen en tot slot wordt de verdeling van de lasten over de internationale donorgemeenschap onder de loep genomen. De daaropvolgende hoofdstukken belichten de economische situatie in de landen waarvoor de Raad nieuwe macrofinanciële bijstandspakketten heeft goedgekeurd of die in 2003 uitbetalingen hebben ontvangen of nog tegoed hebben uit hoofde van eerder goedgekeurde bijstandsmaatregelen. In overeenstemming met de aanbevelingen die de Rekenkamer in haar speciale verslag van maart 2002 heeft gedaan, wordt bijzondere aandacht geschonken aan de relevante aspecten van het overgangsproces en van de tenuitvoerlegging van structurele hervormingen in de begunstigde landen. De voortgang op dit punt geeft ook een indicatie van de mate waarin wordt voldaan aan de overeenkomstige economische beleidsvoorwaarden die aan de macrofinanciële bijstand van de EG zijn verbonden. Bovendien is de Commissie van plan om, waar het gaat om de aanbeveling van de Rekenkamer met betrekking tot de verbetering van het financieel beheer in de begunstigde landen, operationele beoordelingen uit te voeren van de financiële procedures en controles van deze landen die verband houden met de macrofinanciële bijstand. In dit verband is in 2003 na een openbare aanbesteding een accountantskantoor geselecteerd en een raamovereenkomst ondertekend. Daarnaast zullen externe consultants een aantal diepgaande evaluaties ex-post uitvoeren om het effect van de macrofinanciële bijstandsmaatregelen in de betrokken landen te meten. Dit verslag wordt ingediend overeenkomstig de besluiten van de Raad tot toekenning van communautaire macrofinanciële of buitengewone financiële bijstand aan derde landen en sluit aan op de in de voorgaande jaren uitgebrachte verslagen1.
1
NL
Zie de volgende mededelingen van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met als titel "Verslag over de verlening van macrofinanciële bijstand aan derde landen": COM(1992) 400 van 16 september 1992. COM(1994) 229 van 7 juni 1994. COM(1995) 572 van 27 november 1995. COM(1996) 695 van 8 januari 1997. COM(1998) 3 van 13 januari 1998. COM(1999) 580 van 15 november 1999. COM(2000) 682 van 27 oktober 2000. COM(2001) 288 van 1 juni 2001. COM(2002) 352 van 11 juli 2002. COM(2003) 444 van 24 juli 2003.
5
NL
De volledige lijst van de door de Raad goedgekeurde macrofinanciële bijstandspakketten en de in het kader van deze pakketten verrichte uitbetalingen tot eind 2003 is opgenomen in bijlage 1. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de macrofinanciële bijstand van bilaterale en multilaterale donors aan de landen die macrofinanciële bijstand van de EG hebben ontvangen. In bijlage 3 ten slotte wordt een overzicht gegeven van de ontwikkeling van een aantal macro-economische kerngegevens van de begunstigde landen. II.
OVERZICHT
1.
Achtergrond
Macrofinanciële bijstand (MFB) dient ter ondersteuning van de politieke en economische hervormingsinspanningen in de begunstigde landen en wordt verstrekt in samenhang met ondersteuningsprogramma's van het IMF en de Wereldbank. De toekenning ervan berust nog steeds op een aantal beginselen die de Raad in zijn conclusies van 8 oktober 2002 nogmaals heeft bevestigd en die het accent leggen op de buitengewone aard van de bijstand, het aanvullende karakter ervan naast de financiering van de IFI's en de koppeling van de bijstand aan macro-economische voorwaarden. De MFB van de Gemeenschap dient vooral ter ondersteuning van de inspanningen van de begunstigde landen om economische hervormingen en structurele veranderingen tot stand te brengen. In nauwe samenwerking met het IMF en de Wereldbank wordt ernaar gestreefd beleidsprogramma's op te stellen die op de specifieke behoeften van elk land zijn toegesneden en als algemene doelstelling hebben de financiële situatie te stabiliseren en markteconomieën tot stand te brengen. De bijstand wordt steeds ten uitvoer gelegd door de Commissie in overleg met het Economisch en Financieel Comité. 2.
Macrofinanciële bijstand in 2003
De voorgaande jaren stonden reeds in het teken van hogere MFB aan de Balkanstaten. In de periode 2000-2002 heeft de Raad in deze regio acht verschillende bijstandspakketten toegekend, respectievelijk aan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Kosovo, Montenegro, Bosnië, Servië en Montenegro. In 2003 werd de opwaartse tendens van deze bijstand bestendigd door de toekenning van aanvullende MFB aan Servië en Montenegro. Dit maakt van de Balkanstaten de belangrijkste begunstigden van MFB met nieuwe besluiten voor een totaalbedrag van maximaal 708 miljoen EUR voor de periode 2000-2003. A)
Nieuwe besluiten
a. Op 25 november 2003 heeft de Raad besloten aanvullende macrofinanciële bijstand aan Servië en Montenegro tot een maximumbedrag van 70 miljoen EUR toe te kennen in de vorm van een lening van ten hoogste 25 miljoen EUR en een gift van maximaal 45 miljoen EUR, waarmee het maximumbedrag van de bij Besluit (2002/882/EG) van de Raad toegekende bijstand is verhoogd tot 200 miljoen EUR (waarvan 120 miljoen EUR in de vorm van giften). b. Op 23 december 2003 heeft de Commissie een voorstel aangenomen voor een besluit tot verlening van macrofinanciële bijstand aan Albanië ten bedrage van maximaal 25 miljoen EUR (een lening van ten hoogste 9 miljoen EUR en een gift van maximaal 16 miljoen EUR). Dit voorstel zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2004 door de Raad worden goedgekeurd.
NL
6
NL
c. B)
Met betrekking tot de NOS heeft de Raad in 2003 geen besluiten aangenomen. Uitgekeerde bedragen
In totaal werd 203 miljoen EUR aan macrofinanciële bijstand uitbetaald, waarvan 85 miljoen EUR in de vorm van giften en 118 miljoen EUR in de vorm van leningen. De giftcomponent beliep 7 miljoen EUR voor Tadzjikistan, 25 miljoen EUR voor Bosnië (waarvan 15 miljoen EUR is uitgekeerd uit hoofde van procedures die in 2002 in gang zijn gezet, maar pas begin 2003 zijn afgerond), 18 miljoen EUR voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en 35 miljoen EUR voor Servië en Montenegro. Bij de uitgekeerde bedragen van de leningen ging het om 50 miljoen EUR voor Roemenië, 28 miljoen EUR voor de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en 40 miljoen EUR voor Servië en Montenegro. C)
Terugbetalingen en niet-uitgekeerde bedragen
Sommige MFB-pakketten waartoe in de eerste helft van de jaren negentig was besloten, zijn niet volledig uitbetaald. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan hetzij gunstiger externe financiële omstandigheden (zoals in het geval van Hongarije, de Baltische staten, Slowakije en Algerije), hetzij een verslechtering van het economische of politieke klimaat (zoals in Albanië en Belarus). In deze gevallen is de uitbetaling van de resterende tranches niet meer in de programmering opgenomen. Bij de meer recentelijk goedgekeurde pakketten zijn in sommige gevallen vertragingen in de uitbetaling opgetreden vanwege het stokken van het hervormingsproces (Roemenië en Georgië). In het geval van Moldavië en Oekraïne heeft de Commissie naar aanleiding van veranderende omstandigheden de voorwaarden van de lopende bijstandspakketten herzien en deze in 2002 gewijzigd zoals in het vorige verslag is aangegeven. Voor Albanië is een vergelijkbare aanpak voorgesteld. In de laatste kolom van bijlage 1 worden nadere bijzonderheden verstrekt over de nietuitgekeerde, openstaande, opgeschorte of geannuleerde bedragen. 3.
Trends en de geografische spreiding van de macrofinanciële bijstand
Met de macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap wordt beoogd de macro-economische stabilisatie van de begunstigde landen te ondersteunen en hun betalingsbalansproblemen (en begrotingsproblemen) te verlichten. Deze bijstand speelt ook een bijzonder nuttige rol bij de bevordering van structurele hervormingen. Mettertijd is het aantal landen waaraan de Gemeenschap dergelijke steun kon verlenen, steeds groter geworden doordat alsmaar meer landen in de nabijheid van de EU met betalingsproblemen werden geconfronteerd en zich vastlegden op strenge economische hervormingsprogramma's. Dit heeft geleid tot een verandering in de geografische verdeling van de bijstand in vergelijking met de beginjaren, toen de meeste begunstigde landen in Midden- en Oost-Europa waren gelegen. Ten gevolge van de conflicten in de westelijke Balkan, zoals met name het Kosovo-conflict van 1999, en de politieke veranderingen in Servië en Montenegro (de voormalige Federale Republiek Joegoslavië) tekende zich in de Raadsbesluiten van 1999-2003 een duidelijke tendens af om relatief meer MFB aan de Balkanstaten te verlenen.
NL
7
NL
De vijf in 2002-2003 aangenomen MFB-besluiten hadden betrekking op traditionele bijstandspakketten ter ondersteuning van de betalingsbalans. Vier van deze pakketten omvatten giften. Opvallend voor de in de periode 2000-2003 aangenomen besluiten is het grote aandeel van de giften in het totale toegekende bedrag: 42% tegen 6% in de periode 1990-1999. De nieuwe verhouding tussen giften en leningen in de bijstandspakketten is terug te voeren op de inschatting door de EU-instellingen van de relatieve armoedegraad van de begunstigde landen en hun beperkte vermogen om hun schuldendienstverplichtingen na te komen. Zoals reeds in 2000 en 2001 werd geconstateerd, is de MFB niet alleen gericht op bevordering van de macro-economische stabilisatie, maar ook op ondersteuning van het structurele hervormingsprogramma van de regering van het begunstigde land. De MFB werd daarbij veelal doeltreffend gecombineerd met bijstand uit de Phare/Ispa-, Tacis- of Cardsprogramma's ter versterking van de capaciteit van instellingen die van essentieel belang zijn voor het welslagen van het structurele hervormingsproces. In de tabellen 1 en 2 en de daarmee samenhangende grafieken 1a en 2a komt het buitengewone karakter van de MFB van de EG duidelijk tot uitdrukking. De omvangrijkste MFB-pakketten werden goedgekeurd en uitgekeerd in de jaren vlak nadat de veranderingen in de politieke en economische stelsels van de landen van Midden- en Oost-Europa plaatsvonden. De sindsdien in de MFB-bedragen opgetreden schommelingen hangen samen met het feit dat de besluiten geval per geval worden genomen na een beoordeling van de macro-economische situatie en de resterende externe financieringsbehoeften van de landen die voor bijstand in aanmerking komen. Uit de grafieken 1a en 2a, die betrekking hebben op respectievelijk de nettobedragen van de goedgekeurde pakketten over de gehele periode van 1990 tot en met 2003 (in totaal ongeveer 6 miljard EUR) en de werkelijk uitgekeerde bedragen (in totaal meer dan 5 miljard EUR), blijkt hoezeer de bijstand op de kandidaatlidstaten van de EU uit Midden- en Oost-Europa is geconcentreerd (ongeveer 55% van de totale macrofinanciële bijstand die in de afgelopen veertien jaar is verleend). De MFB aan deze landen is evenwel geleidelijk afgebouwd naarmate het macro-economische aanpassingsen hervormingsproces aldaar vorderde. Meer recentelijk is overwegend macrofinanciële bijstand verleend aan de westelijke Balkanstaten (63,5% van de van 1999 tot en met 2002 goedgekeurde pakketten en 83% voor de periode 2000-2003) en aan een aantal NOS met lage inkomens. Naar de landen uit het Middellandse-Zeegebied zijn vrij lage bedragen gegaan (12% van de in totaal toegezegde bedragen, maar na 1996 zijn geen nieuwe pakketten meer aangenomen), wat toe te schrijven is aan het feit dat aan deze landen andere vormen van macro-economische steun ter beschikking zijn gesteld (zoals de structurele aanpassingsfaciliteiten in het kader van MEDA).
NL
8
NL
Tabel 1. Macrofinanciële bijstand, 1990-2003 Maximaal toegekende bedragen, in miljoen EUR 1990 Per regio Midden-Europese kandidaat-lidstaten Westelijke Balkanstaten NOS Middellandse-Zeegebied Totaal van de toegekende bedragen waarvan giften
870
1991
1 220
1992
1993
1994
410 70
255 35 130 200
588 870
1 808
480
28
70
Rentesubsidies aan Israël
Albanië
1995
0
620
1996
1997
1998
255
15
250 40 265
255
15
555
1999
300 160 150
150
460
35
95
70
Albanië
Armenië en Georgië (95)
Bosnië (40) VJRM (30)
2000
2001
2002
2003
55 125
393
190 18 (a)
70
180
393
208
70
90 168 130 45 Servië en Kosovo (35) Servië en Montenegro VJRM (18) Montenegro Montenegro (45) (20) Servië en (75) Bosnië Tadzjikistan Montenegro (40) (35) Moldavië (120) Moldavië (15) Kosovo (30) (15) (b)
(a) Nettobedrag waarbij rekening is gehouden met het bedrag van (b) en, wat Oekraïne betreft, met een nieuwe lening van 110 miljoen EUR met gelijktijdige annulering van 92 miljoen EUR van de lening van 150 miljoen EUR die in 1998 is toegekend (b) Gift van 15 miljoen EUR met gelijktijdige annulering van de lening van 15 miljoen EUR die in 2000 is toegekend.
NL
9
NL
Grafiek 1a. Maximaal toegekende bedragen per jaar, in miljoen EUR
1 808
870 620
480
555 255
0
0
n 15
460 150
393 180
208 70 •
n
Grafiek 1b. MFB 1990-2003, verdeling van de toegekende bedragen over de regio's MiddellandseZe e g eb i ed 13%
NOS 16%
MiddenEuropese kandidaatlidstaten 54%
Westelijke Balkanstaten 17%
NL
10
NL
Grafiek 1c. MFB 2000-2003, verdeling van de toegekende bedragen over de regio's NOS
^
^
Westelijke Balkanstaten 83%
NL
11
NL
Uitgekeerde bedragen, in miljoen EUR 1990
Per regio Midden-Europese kandidaat-lidstaten Westelijke Balkanstaten NOS Middellandse-Zeegebied Totaal van de uitgekeerde bedragen waarvan giften
350
|
1991
695
1992
|
705 35
1993
|
270 35
438 350
695
1 178
305
63
35
1994
|
70
1995
|
1996
|
|
1998
|
1999
|
2000
|
40 20 115
70 25 100
250 15 156
40 25 71
160 105
25 150
80 15 135 100
245
330
175
195
421
136
15
20
18
28
Israël (28) Albanië (35)
1997
Albanië
Albanië
Albanië
Armenië (8) Georgië (10)
Armenië (4), Georgië
2001
|
2002
|
2003
312 80
130 11
50 146 7
265
392
141
203
85
105
141
85
Bosnië (10) VJRM (20) Kosovo (35) (9), Bosnië Montenegro (20) (15)
Bosnië (15) VJRM (10) Kosovo (15) Bosnië (25), Servië en Servië en Montenegro Armenië (11) Montenegro (ex-FRJ) (35) Kosovo (15) (35), VJRM Georgië (6) Servië en (18), Tadzjikistan Montenegro Tadzjikistan (14) (115) (7)
NB: In de gegevens voor 2000 zijn de aan Bosnië, de VJRM en Montenegro uitgekeerde bedragen opgenomen waarvan de betaling om technische redenen pas begin januari 2001 heeft plaatsgevonden. In de gegevens voor 2001 zijn de aan de VJRM en Tadzjikistan uitgekeerde bedragen opgenomen waarvan de betaling om technische redenen pas begin januari 2002 heeft plaatsgevonden. In de gegevens voor 2002 zijn de aan Bosnië en Tadzjikistan uitgekeerde bedragen opgenomen waarvan de betaling om technische reden pas begin 2003 heeft plaatsgevonden.
NL
12
NL
Grafiek 2a. Uitgekeerde bedragen per jaar, in miljoen EUR 1 178
695 350
305
421
330
392 265
175 195
245
203
•
n
nn
136
nn
141
nn
Grafiek 2b. MFB 1990-2003, verdeling van de uitgekeerde bedragen over de regio's
MiddellandseZeegebied 14% NOS 14%
Midden-Europese kandidaatlidstaten 55%
Westelijke Balkanstaten 17%
Grafiek 2c. MFB 2000-2003, verdeling van de uitgekeerde bedragen over de regio's
Midden-Europese kandidaatlidstaten 21%
NOS
(5
Westelijke Balkanstaten 69%
NL
13
NL
4.
Lastenverdeling
In het kader van de procedure tot coördinatie van de door diverse donors aan de LMOE's en de westelijke Balkanstaten verleende bijstand heeft de Europese Commissie in samenwerking met de Wereldbank in voorkomende gevallen conferenties voor het werven van steun georganiseerd. Op deze conferenties worden de externe financieringsbehoeften van de begunstigde landen geraamd en de potentiële bijdragen van de IFI's en de bilaterale donors (waartoe ook de EG behoort) vastgesteld. Voor andere landen die voor steun in aanmerking komen, wordt een vergelijkbare benadering gevolgd: in dat geval vinden de beraadslagingen plaats tijdens vergaderingen van de adviesgroep, die op initiatief van de Wereldbank worden bijeengeroepen. In bijlage 2 wordt een overzicht gegeven van de door de diverse donors verstrekte middelen tot verlichting van de resterende externe financieringsbehoeften van de landen die MFB van de EG ontvangen. De gedetailleerde gegevens per begunstigd land voor 2003 zijn opgenomen in bijlage 2.1. Sinds met de toekenning van MFB is begonnen, hebben de door de EG toegezegde absolute bedragen net als de door de internationale gemeenschap verstrekte financiële steun sterke schommelingen vertoond (zie bijlage 2 en de vergelijkbare tabellen in de voorgaande MFBverslagen). In 1990 was de communautaire bijstand aanzienlijk in vergelijking met de bedragen die door de IFI's werden verstrekt. De Gemeenschap speelde immers een centrale rol, niet alleen als belangrijke geldschieter maar ook als coördinator van de bilaterale bijstand voor de LMOE's via de G24. Naarmate de IFI's er echter in slaagden via nieuwe instrumenten meer middelen te mobiliseren, is hun aandeel in de financieringspakketten in de loop van de jaren aanzienlijk toegenomen, met uitzondering van de jaren 2000 en 2001. Tegelijkertijd hebben ook externe officiële en particuliere crediteuren bijdragen geleverd in de vorm van schuldverlichting en schuldvermindering. Deze bijdragen zijn begonnen in 1991 en waren bijzonder aanzienlijk in 1994, 1995 en 2001. Met betrekking tot de volgende landen die MFB van de EG hebben genoten, zijn schuldverlichtings- en soortgelijke maatregelen genomen: Algerije (in 1991 en 1994), Bulgarije (in 1991, 1994 en 1997), Moldavië (in 1996), Oekraïne (in 1994, 1995 en 1999), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Bosnië en Herzegovina en Albanië (in 1999). In 2000 zijn geen schuldverlichtingsmaatregelen goedgekeurd ten aanzien van landen die MFB van de EG hadden ontvangen. In 2001 werd door de Club van Parijs een aanzienlijke schuldverlichting toegekend aan Servië en Montenegro (de toenmalige Federale Republiek Joegoslavië). In 2002 was de door de Club van Parijs toegekende schuldverlichting van beperktere omvang en betrof deze opnieuw Servië en Montenegro, alsook Oekraïne. Servië en Montenegro hebben in 2003 van de Club van Parijs en de Club van Londen opnieuw uitstel van betaling van rente gekregen voor een bedrag van maximaal 61 miljoen USD.
NL
14
NL
III.
ARMENIË
1.
Samenvatting
De Armeense economie is in 2003 in een recordtempo blijven groeien. Deze groei was te danken aan de bouwsector en de verwerkende industrie. De groei van het reële BBP is uitgekomen op 13,9%, ondanks het feit dat de landbouwproductie te lijden had onder slechte weersomstandigheden. Als gevolg van acute tekorten aan bepaalde voedingsmiddelen is de inflatie in de tweede helft van het jaar snel opgelopen (een gemiddelde inflatie op jaarbasis van 4,7% in 2003 tegen 1,1% in 2002). Armenië is in februari 2003 toegetreden tot de WTO. Ondanks het feit dat Armenië een liberaal handelsregime heeft, is het land er door zijn geïsoleerde ligging, hoge vervoerskosten en tekortkomingen in de douaneprocedures niet in geslaagd ten volle te profiteren van de toegenomen handelsmogelijkheden. Er is geleidelijke voortgang gemaakt met de structurele hervormingen, met name in de financiële sector. De regering heeft in november een strategie voor corruptiebestrijding met een actieplan voor 2004-2006 vastgesteld. Armenië heeft het economische programma dat door het IMF wordt ondersteund, naar genoegen ten uitvoer gelegd. Het College van Bewindvoerders van het IMF heeft de derde en vierde beoordeling van de driejarige overeenkomst in het kader van de armoedebestrijdingsen groeifaciliteit (PRGF) in respectievelijk april en november afgerond. Na een bezoek van een delegatie in december 2003 hebben de diensten van de Commissie geconcludeerd dat Armenië ook voldoende vooruitgang heeft geboekt bij het vervullen van de specifieke voorwaarden voor de uitkering van de vijfde gifttranche van 5,5 miljoen EUR in het kader van de buitengewone financiële bijstand. 2.
Macro-economische ontwikkeling
De reële BBP-groei is in 2003 versneld en heeft tot een nieuw record bereikt van 13,9% (12,9% in 2002). De economische groei werd hoofdzakelijk gedragen door de bouwsector en de verwerkende industrie. Naast de diamantbewerkende industrie, die al enkele jaren snel groeit, is de industriële productie het afgelopen jaar geschraagd door nieuwe investeringen in de mijnbouw, metallurgie en textielindustrie. De industriële sector als geheel liet een groei van 14,9% zien. De bouwsector ontving particuliere externe financiering van de AmerikaansArmeense Lincy Foundation, die middelen heeft verstrekt voor investeringen in de woningbouw, wegen en cultureel waardevolle locaties (ten bedrage van 2 à 3% van het BBP, zowel in 2002 als in 2003). De landbouwproductie werd negatief beïnvloed door vorst aan het begin van het seizoen, waardoor de groei beperkt bleef tot 4%. Het officiële werkloosheidscijfer week met ongeveer 10% niet veel af van het werkloosheidsniveau in 2002, ondanks de aanhoudende sterke economische groei. Het begrotingsbeleid blijft voorzichtig en de regering is erin geslaagd het totaal van de binnenlandse achterstallige betalingen in 2003 terug te brengen tot een verwaarloosbaar bedrag. De belastingopbrengsten als percentage van het BBP zijn nog steeds vrij laag. In 2003 is het nominale streefcijfer voor de belastingheffing gehaald, maar de verhouding tussen de belastinginkomsten en het BBP is volgens de schattingen gedaald naar 14,3% van het BBP, hetgeen gedeeltelijk het gevolg is van de grote toename van de uit giften gefinancierde economische activiteiten, waarover geen belasting wordt geheven. Het begrotingstekort wordt
NL
15
NL
geschat op 2 tot 2,5% van het BBP in 2003-2004. Dit begrotingstekort wordt, net als in voorgaande jaren, hoofdzakelijk gedekt door externe financiering tegen zachte voorwaarden. De gemiddelde inflatie op jaarbasis is gestegen van 1,1% in 2002 tot 4,7% in 2003, hetgeen meer is dan het streefcijfer van 3% van de centrale bank van Armenië. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van de in de loop van het jaar snel gestegen prijzen voor bepaalde voedingsmiddelen, zoals brood. In december 2003 bedroeg het twaalfmaands inflatiepercentage 8,6%. De dram was nominaal in grote lijnen stabiel ten opzichte van de Amerikaanse dollar, maar is in waarde gedaald ten opzichte van de euro. De reële effectieve waarde van de dram is in 2003 naar schatting iets gestegen, na in 2002 te zijn teruggelopen. De stand van de lopende rekening is de afgelopen jaren geleidelijk verbeterd, dankzij particuliere en officiële overdrachten. De handelsbalans is in 2003 verslechterd als gevolg van de grote invoervraag vanuit de florerende bouwsector en de hogere invoerprijzen voor grondstoffen en levensmiddelen. De verslechtering van de handelsbalans wordt weliswaar gedeeltelijk gecompenseerd door hogere particuliere overdrachten, maar het tekort op de lopende rekening is volgens de schattingen toch gestegen van 6,6% van het BBP in 2002 naar 7,5% in 2003. De bruto deviezenreserves van de centrale bank van Armenië hadden met 526 miljoen USD aan het einde van 2003 een comfortabele omvang van ongeveer vier maanden invoer. De ruiltransactie met Rusland, waarbij schulden werden omgezet in participaties (94 miljoen USD), heeft de stijging van de nominale buitenlandse schuld in 2003 beperkt. De buitenlandse schuld in VS-dollar is nominaal stabiel gebleven op ongeveer 1,02 miljard USD, terwijl deze schuld als percentage van het BBP tot onder de 40% is gedaald. Armenië heeft tevens zijn uitstaande schuld aan Turkmenistan in natura afbetaald (11 miljoen USD). Aan de andere kant heeft de krachtige groei van de uitvoer, voornamelijk geslepen diamanten, ertoe geleid dat de contante nettowaarde van de buitenlandse schuld als percentage van de uitvoer is gedaald van 130% eind 2002 tot naar schatting 94% in 2003. Armenië heeft het economisch programma dat door het IMF wordt ondersteund, op bevredigende wijze ten uitvoer gelegd. Het College van Bewindvoerders van het IMF heeft in april 2003 de derde beoordeling van de driejarige overeenkomst in het kader van de armoedebestrijdings- en groeifaciliteit (PRGF) afgerond. De vierde beoordeling is in november 2003 afgerond, waarmee het totaal van de uitgekeerde bedragen uit hoofde van de PRGF-overeenkomst op 50 miljoen SDR (72 miljoen USD) is gekomen. De Wereldbank heeft in maart 2003 het vijfde structurele aanpassingskrediet (SAK5) ten bedrage van 30,2 miljoen SDR goedgekeurd, dat in de loop van het jaar in twee tranches aan Armenië is uitgekeerd. 3.
Structurele hervormingen
In augustus 2003 heeft de regering de armoedebestrijdingsstrategie vastgesteld, die later door het IMF en de Wereldbank is goedgekeurd als basis voor toekomstige financiering op gunstige voorwaarden. De prioriteiten die in de armoedebestrijdingsstrategie worden gesteld (gezondheidszorg, onderwijs en sociaal welzijn), kwamen ook in grote lijnen terug in de uitgavenstrategie voor de middellange termijn voor 2004-2006, die de regering in oktober 2003 heeft vastgesteld. De wet inzake het begrotingssysteem is in april 2003 gewijzigd om de uitgavenstrategie voor de middellange termijn op vaste basis in de jaarlijkse begrotingscyclus op te nemen. De geringere omvang van de buitenlandse financiering die naar verwachting in de komende jaren zal worden ontvangen, zal moeten worden gecompenseerd door budgettaire
NL
16
NL
consolidatie via hogere belastingopbrengsten, terwijl tegelijkertijd een gezond uitgavenbeleid moet worden gehandhaafd waarin prioriteit wordt gegeven aan sociale en infrastructurele uitgaven. Na de recente decentralisatie en organisatorische hervorming is een groot deel van de uitgaven in de gezondheidszorg en het onderwijs verricht door nieuw opgerichte, nietcommerciële ondernemingen, waaronder ziekenhuizen en scholen. Dit gaf aanleiding tot bezorgdheid over de transparantie en effectiviteit van de bestedingen in kwestie. Verwacht wordt dan ook dat de regering in 2004 voor deze ondernemingen passende verslagleggingregels zal vaststellen en grondige audits bij hen zal laten uitvoeren. In mei 2003 heeft de centrale bank van Armenië de modaliteiten vastgesteld voor een depositoverzekeringsstelsel waaraan banken vanaf juli zijn gaan bijdragen. Het depositogarantiefonds voor natuurlijke personen zal in 2005 volledig operationeel worden. In juli 2003 zijn de minimumkapitaalvereisten voor bestaande banken verhoogd tot omgerekend 5 miljoen USD. Het aantal banken is door liquidatie, herstructurering en fusies en overnames gedaald tot twintig (allemaal in particuliere handen). Het binnenlands krediet als percentage van het BBP is met ongeveer 10% nog steeds laag. In 2003 zijn in totaal 124 ondernemingen geprivatiseerd (tegen 93 in 2002), waarmee het totale aantal privatiseringen sinds de onafhankelijkheid op meer dan 9 000 is gekomen (waarvan ongeveer 7 200 kleine ondernemingen betroffen). De streefcijfers die in het privatiseringsprogramma voor 2001-2003 voor middelgrote en grote ondernemingen zijn gesteld, zijn evenwel nog niet gehaald. Daar staat tegenover dat de liquidatieprocedures voor niet-levensvatbare staatsondernemingen momenteel worden versneld. Na de privatisering van de elektriciteitsdistributiemaatschappij in 2002 is de inning van gelden in de transmissie en distributie van elektriciteit procentueel gezien duidelijk verbeterd van 90% tot 98% van de binnenlandse factureringen en zijn de technische en overige verliezen scherp omlaag gebracht. Alle grote veranderingen in de energieopwekkingsector in het afgelopen jaar werden ingegeven door de behoefte van de regering om uitstaande schulden te vereffenen; deze maatregelen betroffen twee krachtcentrales die in Russische handen zijn overgegaan, en een beheercontract voor de kerncentrale van Medzamor. In november 2003 heeft de regering na een lange voorbereidingsperiode een strategie voor corruptiebestrijding en een actieplan voor de tenuitvoerlegging ervan in de periode 2004-2006 vastgesteld. De eerste reacties van de donorgemeenschap waren weliswaar tamelijk positief, maar de regering is er toch toe aangespoord om de reikwijdte van de strategie te verbreden en de burgermaatschappij effectief te betrekken bij het toezicht op de tenuitvoerlegging van de strategie. Armenië is in februari 2003 toegetreden tot de WTO. Ondanks het feit dat Armenië een liberaal handelsregime heeft, is het land er niet in geslaagd ten volle te profiteren van de toegenomen handelsmogelijkheden door zijn geïsoleerde ligging, de hoge vervoerskosten en tekortkomingen in de douaneprocedures.
NL
17
NL
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Armenië ontvangt buitengewone financiële bijstand van de Europese Gemeenschap in de vorm van een lening van 28 miljoen EUR (uitbetaald in december 1998) en een gift van in totaal maximaal 30 miljoen EUR. In de periode 1998-2003 zijn vier gifttranches ten bedrage van in totaal 23 miljoen EUR uitgekeerd. Door middel van vervroegde aflossingen heeft Armenië het uitstaande bedrag van zijn schuld aan de Gemeenschap teruggebracht tot 9 miljoen EUR eind december 2003. De specifieke voorwaarden voor de uitkering van de vijfde gifttranche van maximaal 5,5 miljoen EUR zijn in juli 2002 tijdens een bezoek van een delegatie van de Commissie aan Jerevan met de Armeense autoriteiten overeengekomen. In december 2003 hebben de diensten van de Commissie met het oog op de uitkering van deze gifttranche na gesprekken met de Armeense autoriteiten in Jerevan beoordeeld in hoeverre uitvoering aan deze voorwaarden werd gegeven. De diensten van de Commissie hebben geconcludeerd dat de macro-economische ontwikkeling van Armenië in 2002 en 2003 bevredigend was. De regering heeft het economische programma dat met het IMF is overeengekomen, met succes uitgevoerd, zoals blijkt uit de afronding van de vierde beoordeling door het College van Bewindvoerders van het IMF in november 2003. Op het punt van de structurele hervormingen hebben de diensten van de Commissie geconcludeerd dat aan tien van de in totaal elf specifieke voorwaarden was voldaan. Op grond van de speciale omstandigheden voortvloeiend uit de economische recordgroei in 2003 en de belastingmaatregelen die voor 2004 zijn gepland, is voor één voorwaarde, namelijk die betreffende de verhouding tussen de belastingopbrengsten en het BBP, een ontheffing verleend. In het algemeen was dus in voldoende mate voldaan aan de voorwaarden voor de betaling van de vijfde gifttranche, en de diensten van de Commissie vonden het daarom passend over te gaan tot de uitkering van de gifttranche van 5,5 miljoen EUR zodra Armenië zijn schuld aan de Gemeenschap zoals afgesproken heeft verlaagd door een vervroegde aflossing van 7 miljoen EUR. Wat betreft de aanbevelingen die de Rekenkamer in haar speciale verslag nr. 1/2002 heeft gedaan met betrekking tot macrofinanciële bijstand aan derde landen en de eisen van het nieuwe Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, hebben de diensten van de Commissie op basis van informatie die het IMF, de Wereldbank en de nationale autoriteiten hebben verstrekt, de beheeraspecten van de overheidsfinanciën beoordeeld die verband houden met deze bijstand. Naar aanleiding van deze beoordeling worden in overleg met de Armeense autoriteiten enkele aanvullende verslagleggingseisen ingevoerd om het toezicht op de bijstand te verbeteren. De Commissie is voornemens deze eisen op te nemen in de lijst van voorwaarden voor de uitkering van de zesde gifttranche uit hoofde van het programma.
NL
18
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1.
Liberalisering van de prijzen
Buiten de sector van de nutsbedrijven zijn er geen gereguleerde prijzen. Het aandeel van de gereguleerde prijzen is ongeveer 8,5% van de CPI.
2.
Liberalisering van de handel
Liberaal handelsbeleid. Eenvoudige en betrekkelijk open invoerregeling met lage gemiddelde tarieven. Geen kwantitatieve beperkingen. In februari 2003 tot de WTO toegetreden.
3.
Wisselkoersstelsel
Zwevende wisselkoers van de dram. Beperkte officiële interventie. Interbankenmarkt dominant voor valutahandel. Geen beperkingen op het doen van betalingen en overdrachten in het kader van het lopende internationale verkeer in overeenstemming met artikel VIII van de statuten van het IMF.
4.
Buitenlandse directe investeringen
Liberaal beleid ten aanzien van buitenlandse directe investeringen, met name geen restricties op de repatriëring van winst en kapitaal. Netto instroom van BDI vertegenwoordigde in 2002 4,6% van het BBP.
5.
Monetair beleid
De inflatie kon op een laag peil worden gehandhaafd dankzij het voorzichtige monetaire beleid van de centrale bank van Armenië.
6.
Overheidsfinanciën
Voor 2003 worden de totale begrotingsontvangsten inclusief giften op ongeveer 18,5% van het BBP geraamd, de belastingontvangsten op ongeveer 14,5% van het BBP en de totale uitgaven op circa 20,5% van het BBP. Het uitgavenkader voor de middellange termijn (Medium Term Expenditure Framework, MTEF) is uitgewerkt en wordt geïntegreerd in het jaarlijkse begrotingsproces.
7.
Privatisering en herstructurering van ondernemingen
Het driejarig privatiseringsprogramma (2001-2003) had betrekking op meer dan negenhonderd middelgrote en grote ondernemingen, waarvan ongeveer slechts een derde is geprivatiseerd. Er worden maatregelen genomen om de liquidatie van niet-levensvatbare SO's te versnellen.
8.
Hervorming van de financiële sector
De minimumkapitaalvereisten voor bestaande banken zijn in juli 2003 verhoogd tot 2 miljoen USD en zullen naar verwachting verder stijgen tot 5 miljoen USD in 2005. Deze drempel geldt nu al voor nieuwe banken. Het aantal banken is door fusies en overnames, herstructurering en liquidatie gedaald tot 20 (30 in 2001).
NL
19
NL
IV.
BOSNIË ENHERZEGOVINA
1.
Samenvatting
In 2003 zijn Bosnië en Herzegovina macro-economisch stabiel gebleven, was de inflatie er laag en heeft het land zijn inspanningen om een beter begrotingsresultaat te behalen voortgezet. De laatste schattingen wijzen op een vertraging van de reële BBP-groei tot 3,5%, tegen 5,5% in 2002, als gevolg van een negatief extern klimaat en een periode van droogte, maar ook doordat er in eigen land geen goede bronnen van groei zijn. Met nog steeds grote tekorten op de lopende rekening blijft de externe situatie kwetsbaar, vooral gezien de vermindering van de officiële steun. De haalbaarheidsstudie die de Commissie in november heeft goedgekeurd, geeft zestien prioriteiten aan waarmee Bosnië en Herzegovina in 2004 aanzienlijke vooruitgang moeten boeken voordat verdere stappen kunnen worden gezet in de onderhandelingen over een SAO. In dit verband hebben de autoriteiten toegezegd al medio 2004 belangrijke voortgang gemaakt te zullen hebben, hetgeen het hervormingsprogramma een sterke impuls zou kunnen geven. Op economisch gebied variëren de prioriteiten van een hervorming van de overheidsfinanciën tot het voeren van een consistent handelsbeleid en het leveren van inspanningen om een gezamenlijke economische ruimte tot stand te brengen. Het IMF-programma is in 2003 op schema gebleven: in juni 2003 zijn de tweede en derde beoordeling afgerond en het programma is onlangs verlengd tot eind februari 2004, wanneer het naar verwachting op bevredigende wijze zal worden afgesloten. De tenuitvoerlegging van het besluit van de Raad van november 2002 om Bosnië en Herzegovina verdere macrofinanciële bijstand te verlenen tot een maximumbedrag van 60 miljoen EUR (een leningsfaciliteit van maximaal 20 miljoen EUR en een giftcomponent van maximaal 40 miljoen EUR) wordt voortgezet. De eerste gifttranche van 15 miljoen EUR is uitgekeerd in februari 2003 na een positief uitgevallen IMF-beoordeling. Nadat bevredigende vooruitgang was geboekt met het vervullen van de voorwaarden, heeft de Commissie in december de tweede gifttranche van 10 miljoen EUR en in januari 2004 een lening van 10 miljoen EUR uitgekeerd. 2.
Macro-economische ontwikkeling
Het negatieve externe klimaat (lage groei in Europa) en een periode van droogte hebben in 2003 geleid tot een vertraging van de reële BBP-groei tot 3,5%, tegen 5,5% in 2002. Uit officiële gegevens blijkt dat de industriële productie in de Federatie van Bosnië en Herzegovina tussen januari en september 2003 met gemiddeld 0,3% en in de Republika Srpska (RS) met 2,4% is gedaald. Het officiële werkloosheidscijfer bleef met ongeveer 40% in 2003 in beide entiteiten hoog, zij het dat de officieuze schattingen op een werkelijk werkloosheidscijfer van rond de 20% wijzen. Doordat onverkort aan de currency-boardregeling wordt vastgehouden, is de inflatie onder controle gebleven. In de eerste negen maanden van 2003 was de inflatie gemiddeld 0,6% en er wordt verwacht dat de inflatie voor het hele jaar beperkt zal blijven tot ongeveer 0%. Doordat de Bosnische convertibele mark (BAM) aan de Europese munteenheid is gekoppeld tegen een wisselkoers die sinds de invoering van de euro in januari 1999 ongewijzigd is gebleven, blijft de wisselkoers van de BAM stabiel. De officiële brutoreserves zijn op een comfortabel niveau gebleven, equivalent met 4,5 maanden invoer (4,6 maanden eind 2002).
NL
20
NL
De omvang van de overheidsuitgaven is weliswaar nog steeds hoog, maar volgens de schattingen is deze in 2003 gedaald naar 47% van het BBP, tegen 51% in 2002. Nadat in 2002 betere begrotingsresultaten waren behaald, met een geschat geconsolideerd begrotingstekort dat naar beneden is bijgesteld tot 7,1% van het BBP (2,2% na giften), hebben de autoriteiten voor 2003 gestreefd naar een niveau van 6,4% van het BBP (2,2% na giften). Dankzij de aanhoudend goede inkomenssituatie en besparingen aan de uitgavenkant (met name op de schuldendienst) is dit streefcijfer ruimschoots gehaald en wordt het overheidstekort nu geschat op 3,4% van het BBP (met een gering overschot na giften). In het kader van het IMF-programma heeft de overheid half december een veelomvattend plan vastgesteld voor de binnenlandse schuld, die wordt geschat op ongeveer 70% van het BBP. Het plan voorziet in de vereffening in contanten van 4% van de vorderingen, de uitgifte van langlopende obligaties ter dekking van 31% van de vorderingen en het doorhalen van de resterende 35%. Aan de externe kant blijft zowel de handelsbalans als de lopende rekening grote tekorten vertonen. Dankzij een iets strakker monetair beleid om een te sterke stijging van de vraag naar krediet tegen te gaan, is het tekort op de lopende rekening enigszins gedaald tot naar schatting net onder de 18% van het BBP (tegen 18,5% in 2002). De inspanningen om het investeringsklimaat te verbeteren worden voortgezet. In het bijzonder zijn de buitenlandse directe investeringen (BDI) in Bosnië en Herzegovina in 2002 vrijwel verdubbeld tot ongeveer 244 miljoen EUR nadat maatregelen waren genomen om de transparantie te vergroten en de administratieve belemmeringen weg te nemen (vooral door het 'bulldozercomité' dat het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger heeft opgezet). Deze positieve tendens heeft zich in 2003 vermoedelijk voortgezet, met een BDI-instroom van rond de 280 miljoen EUR. Aan het einde van 2002 bereikte de buitenlandse schuld van de overheid met ongeveer 2,3 miljard EUR een niveau van 45% van het BBP (lager dan de raming van 52%) en er wordt verwacht dat dit niveau in 2003 verder zal dalen (tot ongeveer 37%). De schuldendienst als percentage van de uitvoer van goederen en diensten, welke in 2002 voornamelijk dankzij terugbetalingen aan het IMF en de Wereldbank begon te verbeteren (8,5%), zal in 2003 naar verwachting op dit niveau blijven en in de jaren daarna dalen. 3.
Structurele hervormingen
In november 2003 heeft de Commissie een haalbaarheidsstudie afgerond met het oog op het starten van onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO). In deze studie zijn zestien prioriteiten vastgesteld waarmee Bosnië en Herzegovina in 2004 aanzienlijke vooruitgang moeten boeken voordat de Commissie de Raad kan aanbevelen de onderhandelingen te openen. In dit verband hebben de autoriteiten toegezegd al medio 2004 belangrijke voortgang gemaakt te zullen hebben, hetgeen het hervormingsprogramma een sterke impuls zou kunnen geven. Op economisch gebied variëren de prioriteiten van een hervorming van de overheidsfinanciën tot een consistent handelsbeleid en inspanningen om een gezamenlijke economische ruimte tot stand te brengen. Bosnië en Herzegovina hebben tevens in december 2003 hun ontwikkelingsstrategie voor de middellange termijn (PRSP) vastgesteld. De hervormingen op het gebied van de overheidsfinanciën vorderen gestaag. De tenuitvoerlegging van het thesauriesysteem dat begin 2002 in beide entiteiten en op staatsniveau is ingevoerd, verloopt soepel en er wordt een verdere uitbreiding gepland naar
NL
21
NL
niveaus onder dat van de entiteit (kantons en gemeenten). Alle gebruikers van de begroting zijn nu in het systeem opgenomen en er wordt thans één thesaurierekening gebruikt in plaats van zestig zoals in het verleden. Er is een ingrijpende hervorming van de belasting- en douaneadministratie gaande. De Indirect Tax Policy Commission, die in februari 2003 door het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger is opgericht, heeft een wetsontwerp opgesteld dat voorziet in de oprichting van één Indirecte Belastingautoriteit (IBA). Dit voorstel is in de loop van het jaar door de regering en het parlement aangenomen. De IBA zal indirecte belastingen op het niveau van de staat innen door een uniforme douaneadministratie op te zetten, voorbereidingen te treffen voor de invoering van BTW op staatsniveau, en daarnaast via zijn raad van bestuur de staat te betrekken bij de formulering van het fiscale beleid. De voortgang op dit gebied wordt ook op de voet gevolgd in het kader van de prioriteiten van de haalbaarheidsstudie. In beide entiteiten is de privatisering van kleine en middelgrote bedrijven vrijwel voltooid, maar de verkoop van ‘strategische’ bedrijven (bijvoorbeeld in de mijnbouw, raffinaderijen, tabaksfabrieken, auto-onderdelen), die buitenlandse investeerders zouden kunnen aantrekken, heeft vertraging opgelopen. Het gebrek aan politieke wil, sociale problemen, problemen op het gebied van ondernemingsbestuur, hoge schulden en corruptie zijn allemaal factoren die potentiële (buitenlandse) investeerders afschrikken. Eind 2003 hebben de autoriteiten getracht het proces nieuw leven in te blazen door een campagne te beginnen om steun bij het publiek te werven. Sinds december zijn enkele aanbestedingsprocedures gestart en begin 2004 wordt verdere vooruitgang verwacht. Meer in het algemeen op het gebied van het ondernemingsklimaat heeft het ‘bulldozercomité’, dat in november 2002 door de Hoge Vertegenwoordiger is opgezet om de administratieve belemmeringen voor het uitoefenen en oprichten van een bedrijf weg te nemen, in mei 2003 met succes vijftig economische hervormingen goedgekeurd weten te krijgen. Thans is een tweede ronde van hervormingvoorstellen in voorbereiding. De regeringen van de entiteiten hebben in 2003 volledig geharmoniseerde faillissementswetgeving goedgekeurd, die eind 2003 nog in de parlementen werd behandeld. Het ondernemingsklimaat blijft voor buitenlandse investeerders evenwel onzeker en wordt ervaren als zeer riskant, waarbij er sprake is van kostbare zakelijke procedures en een niet-transparant beleid. De privatisering van de banken is in beide entiteiten voltooid en het buitenlandse kapitaal in de banksector is aanzienlijk. Het toezicht op het bankwezen is versterkt door de naleving af te dwingen van de huidige prudentiële voorschriften (bijvoorbeeld hogere minimumkapitaalvereisten). In het kader van het IMF-programma hebben de autoriteiten tevens verdere hervormingen van de regelgeving voor het bankwezen doorgevoerd (met name inzake valutarisico's, liquiditeit en kernkapitaal), waardoor de sector beter aan de internationale standaarden beantwoordt. Een groot deel van de banken voldoet nu aan de eisen van de bankdepositoverzekeringsinstelling op staatsniveau. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
In november 2002 heeft de Raad besloten Bosnië en Herzegovina communautaire macrofinanciële bijstand tot een maximumbedrag van 60 miljoen EUR te verlenen (Besluit 2002/883/EG), bestaande uit een leningcomponent van maximaal 20 miljoen EUR en een giftcomponent van maximaal 40 miljoen EUR, nadat de tenuitvoerlegging van een eerste macrofinancieel bijstandspakket in december 2001 was afgerond (Besluit 1999/325/EG).
NL
22
NL
Deze nieuwe bijstand is geboden ter ondersteuning van een uitgebreid economisch en structureel aanpassingsprogramma in het kader van een in augustus 2002 met het IMF gesloten stand-by-overeenkomst. Net als het eerste pakket is ook de tenuitvoerlegging van deze bijstand gekoppeld aan de vooruitgang die wordt geboekt met het vervullen van bepaalde economische beleidsvoorwaarden. Na de ondertekening van een memorandum van overeenstemming eind december 2002 en het positieve resultaat van de eerste IMF-beoordeling is in februari 2003 de eerste gifttranche van 15 miljoen EUR uitgekeerd. Van dit bedrag is 25% (3,75 miljoen EUR) direct aan de staat beschikbaar gesteld, terwijl het resterende gedeelte in de verhouding een derde/twee derde is toegewezen aan respectievelijk de Republika Srpska en de Federatie van Bosnië en Herzegovina, zoals dat ook bij de vorige MFB is gebeurd. Begin juni 2003 heeft een delegatie van de Commissie Bosnië-Herzegovina bezocht en eind juli is met de autoriteiten een aanvullend memorandum van overeenstemming ondertekend. In dit aanvullend memorandum van overeenstemming is de tweede tranche vastgesteld op 20 miljoen EUR (een gift van 10 miljoen EUR en een lening van 10 miljoen EUR) en is een aantal economische beleidsvoorwaarden voor de uitkering van de derde tranche geformuleerd. In het aanvullend memorandum van overeenstemming zijn eveneens de gebieden genoemd waarop verdere vooruitgang nodig was om te voldoen aan de economische voorwaarden die zijn verbonden aan de tweede tranche, d.w.z. de goedkeuring door de entiteiten van geharmoniseerde wetten inzake faillissement en liquidatie, een besluit van de staat inzake de oprichting van een mededingingsautoriteit en voortgang met de verzekeringswetgeving. Ondertussen heeft het IMF in juni met succes zijn tweede en derde beoordeling afgerond en is het programma op schema gebleven. Na i) de bevredigende voortgang met het vervullen van de hierboven genoemde nog uitstaande voorwaarden van het aanvullend memorandum van overeenstemming, ii) de ratificatie door de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina van de leningsovereenkomst (begin december), en iii) de aanvaarding door Bosnië en Herzegovina van een reeks bepalingen (aangaande inspectie, de preventie van fraude, audits en de terugvordering van middelen in het geval van fraude of corruptie) om te voldoen aan de verplichtingen die het nieuwe Financieel Reglement oplegt, is de Commissie in december 2003 begonnen met de uitbetalingsprocedures. Deze hebben in december geleid tot de uitkering van de tweede gifttranche ten bedrage van 10 miljoen EUR en in januari 2004 tot de uitkering van de lening ten bedrage van 10 miljoen EUR. Van de gift van 10 miljoen EUR is 50% direct aan de staat beschikbaar gesteld (5 miljoen EUR), terwijl het resterende gedeelte in de verhouding een derde/twee derde is toegewezen aan respectievelijk de Republika Srpska en de Federatie van Bosnië en Herzegovina.
NL
23
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen De meeste prijzen zijn geliberaliseerd, met uitzondering van die van een beperkt aantal overheidsdiensten.
2. Liberalisering van de handel Het netwerk van regionale vrijhandelsovereenkomsten in Zuidoost-Europa is voltooid en Bosnië-Herzegovina past dergelijke overeenkomsten al toe met Kroatië (1.1.2001), de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië (1.7.2002) en Servië en Montenegro (1.6.2002). De toetreding tot de WTO komt langzaam dichterbij en wordt nu verwacht voor 2004.
3. Wisselkoersstelsel Sinds juni 1998 hebben Bosnië en Herzegovina een currency-boardregeling; de gemeenschappelijke munteenheid, de BAM, is gekoppeld aan de euro tegen de vaste wisselkoers van 1,96 BAM.
4. Buitenlandse directe investeringen De inspanningen om het ondernemingsklimaat te verbeteren worden voortgezet: afgezien van de oprichting van de Foreign Investment Promotion Agency (FIPA), heeft het Bureau van de Hoge Vertegenwoordiger eind 2002 een bulldozercomité opgericht om de administratieve belemmeringen voor het uitoefenen en oprichten van een bedrijf weg te nemen. In mei 2003 heeft dit comité met succes vijftig economische hervormingen goedgekeurd weten te krijgen en er is een tweede ronde van hervormingsvoorstellen in voorbereiding. Het ondernemingsklimaat blijft voor buitenlandse investeerders evenwel onzeker en wordt ervaren als riskant, met niet-transparant beleid.
5. Monetair beleid De centrale bank van Bosnië en Herzegovina is belast met de uitvoering van de currency-boardregeling. Het is haar en andere banken niet toegestaan krediet te verlenen aan de regering.
6. Overheidsfinanciën Het aandeel van de overheidsuitgaven in het BBP is dalende, al blijft het met ongeveer 47% van het BBP in 2003 erg groot. Van dit aandeel wordt 39% besteed aan salarissen. De overheidsuitgaven zijn tevens vaak zeer inefficiënt. In de loop van de tijd werd evenwel een aanzienlijke begrotingsconsolidatie bewerkstelligd, alsmede een belastingharmonisatie tussen de entiteiten. Er is een belangrijke douane- en belastinghervorming gaande (met inbegrip van de invoering van BTW), mede dankzij de druk van de internationale gemeenschap.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen In beide entiteiten is de privatisering van kleine en middelgrote bedrijven vrijwel voltooid; de verkoop van grote 'strategische' bedrijven, die buitenlandse investeerders zouden kunnen aantrekken, heeft echter vertraging opgelopen.
8. Hervorming van de financiële sector De privatisering van de banken is voltooid en het buitenlandse kapitaal in de banksector is aanzienlijk. Het toezicht op het bankwezen is versterkt door de naleving af te dwingen van de huidige prudentiële voorschriften voor het bankwezen, zoals hogere minimumkapitaalvereisten. In het kader van het IMF-programma hebben de autoriteiten de regelgeving voor het wisselkoersrisico van banken aangepast aan de internationale praktijken.
NL
24
NL
V.
VOORMALIGEJOEGOSLAVISCHEREPUBLIEK MACEDONIË
1.
Samenvatting
In 2003 bedroeg de groei van het reële BBP van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië 3%, hetgeen in grote lijnen overeenkomt met de eerste prognoses. Het overheidstekort (1,5% van het BBP) liet een aanzienlijke verbetering met meer dan 4% zien ten opzichte van het voorgaande jaar. Het handelstekort als percentage van het BBP is van meer dan 20% in 2002 gedaald tot ongeveer 17% in 2003. Het tekort op de lopende rekening (vóór giften) wordt voor 2003 geschat op 8,3% van het BBP. De monetaire en wisselkoersstabiliteit is behouden gebleven. In oktober 2003 heeft het College van Bewindvoerders van het IMF de eerste beoordeling vastgesteld van de veertien maanden durende stand-by-overeenkomst, die in april 2003 was gesloten. Het structurele hervormingsproces heeft in de loop van 2003 weer aan vaart gewonnen. De autoriteiten hebben enige vooruitgang geboekt bij de liquidatie van grote verlieslijdende bedrijven en bij de hervorming van het openbaar bestuur en het beheer van de overheidsfinanciën. In september 2003 heeft het parlement een wet goedgekeurd tot oprichting van een agentschap voor de bevordering van het ondernemerschap. Het ondernemingsklimaat blijft echter slecht, en met name het onvermogen om de naleving van contracten en de rechten van crediteuren doeltreffend af te dwingen hindert de leenactiviteit van de banken, hetgeen op zijn beurt een ongunstige invloed heeft op de investeringen en de economische ontwikkeling. De Commissie heeft de uitkering van het communautaire macrofinanciële bijstandspakket voltooid waartoe de Raad in november 1999 had besloten (80 miljoen EUR) en dat in december 2001 is verhoogd met 18 miljoen EUR. De derde tranche van dit bijstandspakket (een gift van 10 miljoen EUR en een lening van 10 miljoen EUR) is uitgekeerd in mei-juni 2003, nadat de nieuwe stand-by-overeenkomst met het IMF was goedgekeurd. De vierde en laatste tranche (een lening van 18 miljoen EUR en een gift van 8 miljoen EUR) is in december 2003 uitgekeerd, nadat de economische beleidsvoorwaarden waren vervuld die waren vastgesteld in het aanvullend memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de autoriteiten van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dat in september 2002 is ondertekend. 2. (1)
NL
Macro-economische ontwikkeling In 2003 bedroeg de groei van het reële BBP van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië 3%, hetgeen in grote lijnen overeenkomt met de eerste prognoses en een verbetering is ten opzichte van 2001-2002 (respectievelijk -4,5% en +0,7%). Volgens voorlopige gegevens is de industriële productie met 4,7% gestegen ten opzichte van 2002. Deze hervatting van de economische activiteit is evenwel nog onvoldoende om het BBP weer het niveau van het jaar 2000 van voor de crisis te laten bereiken en was ook onvoldoende om de werkloosheid omlaag te brengen en de levenstandaard substantieel te verhogen. In 2003 is het niveau van de officieel geregistreerde werkloosheid gestegen tot ongeveer 37% van de beroepsbevolking, tegen 32% in het jaar ervoor. Wanneer echter rekening wordt gehouden met de informele sector, liggen de werkelijke werkloosheidscijfers waarschijnlijk lager dan de officiële cijfers.
25
NL
(2)
De inflatie bleef in 2003 laag. De consumentenprijzen zijn gemiddeld met 1,2% gestegen, hetgeen ruim onder de geraamde 3,0% is. Behalve door de daling in de voedselprijzen, die in 2002 sterk waren gestegen, kan de dalende tendens ook worden verklaard door de waardevermindering van de dollar, want de Macedonische dinar (MKD) blijft de facto gekoppeld aan de euro tegen een koers van ongeveer 61 MKD voor een euro. In de loop van 2003 is het gemiddelde rentepercentage op waardepapieren van de centrale bank – het belangrijkste instrument om de liquiditeit te beheersen – gedaald van 14,7% in januari naar ongeveer 6% aan het einde van het jaar. De commerciële banken hebben deze daling evenwel niet volledig doorgegeven aan hun klanten. In december was de gemiddelde leenrente met 14,6% nog steeds hoog vergeleken met een gemiddelde depositorente van ongeveer 7%.
(3)
In 2003 is het begrotingsresultaat aanmerkelijk verbeterd ten opzichte van het jaar ervoor. Het overheidstekort beliep ongeveer 1,5% van het BBP, tegen 5,7% in 2002. De forse begrotingsaanpassing met 4 procentpunt van het BBP vergeleken met het jaar ervoor wordt verklaard door de aanzienlijke verlaging van de uitgaven van 41% van het BBP naar 36% van het BBP. Dit is bereikt door enkele belangrijke eenmalige uitgaven in 2002 – zoals verzekeringsgerelateerde uitgaven en de eenmalige betaling aan deelnemers aan het TAT-piramidespel – te verlagen of te elimineren en door de begrote kapitaaluitgaven niet volledig uit te voeren. De totale inkomsten (34,5% van het BBP) komen overeen met de verwachtingen, dankzij meevallers bij de inning van sociale verzekeringsbijdragen, douaneheffingen en andere inkomsten dan belastingen, die de tegenvallende BTW-inkomsten compenseerden.
Wat de externe positie betreft, was er in 2003 sprake van een lichte daling in de totale handel in nominale (euro)termen. De uitvoer bleef in grote lijnen stabiel ten opzichte van 2002, terwijl de invoer daalde met 5%. Het handelstekort bedroeg meer dan 700 miljoen EUR, of 17,2% van het BBP. In euro en als percentage van het BBP is dit minder dan in 2002, maar als gevolg van wisselkoerseffecten is dit meer indien wordt gemeten in dollar. Het tekort op de lopende rekening (vóór giften) wordt voor 2003 geschat op 8,3% van het BBP, of 6,2% van het BBP wanneer rekening wordt gehouden met buitenlandse steun (2,1% van het BBP). De deviezenreserves zijn in 2003 op een niveau gebleven dat overeenkomt met ongeveer vier maanden invoer, wat het in het IMF-programma vastgestelde streefcijfer is. De buitenlandse schuld is aanzienlijk gedaald tot 33% van het BBP aan het einde van 2003, hetgeen een tamelijk gematigd niveau is vergeleken met andere landen in de regio. Op 30 april 2003 is een al veel eerder verwachte stand-by-overeenkomst (SBO) van 20 miljoen SDR (ongeveer 25 miljoen EUR) met het Internationaal Monetair Fonds gesloten, hetgeen de uitkering van een aanzienlijk bedrag aan buitenlandse financiële bijstand van andere donors mogelijk maakte. De eerste beoordeling van de SBO is in oktober 2003 met succes afgerond. 3.
Structurele hervormingen
De prijsliberalisatie is nu grotendeels voltooid, behalve voor de meeste nutsvoorzieningen en diverse andere goederen, zoals aardolie en aardolieproducten. Het privatiseringsproces van kleine en middelgrote ondernemingen is bijna afgerond. Eind september 2003 waren 1 683 ondernemingen geprivatiseerd, terwijl er van de staatsbedrijven die in het in 1993 aangevatte privatiseringsprogramma waren opgenomen, nog 81 te koop stonden. Het actieplan voor de reorganisatie, de liquidatie of de privatisering van veertig grote
NL
26
NL
verlieslijdende ondernemingen, dat in 2000 van start is gegaan, is eindelijk afgerond. De autoriteiten concentreren zich nu op een nieuwe prioriteit: de ontwikkeling van de particuliere sector. In september 2003 heeft het parlement een wet tot oprichting van een agentschap voor de bevordering van het ondernemerschap goedgekeurd. Het over het algemeen slechte ondernemingsklimaat en in het bijzonder de problemen met het doeltreffend afdwingen van de naleving van contracten en de rechten van crediteuren hinderen evenwel de leenactiviteit van de banken, hetgeen op zijn beurt een ongunstige invloed heeft op de investeringen en de economische ontwikkeling. In 2003 hebben de autoriteiten ook vorderingen gemaakt met de hervorming van het openbaar bestuur en op het gebied van het beheer van de overheidsfinanciën door het lanceren van de functie-analyse bij de meeste administratieve entiteiten, de ontwikkeling van het Algemeen Secretariaat, de invoering van één thesaurierekening, de verbetering van de BTWadministratie en de vaststelling van een plan voor de ontwikkeling van een markt voor overheidsobligaties. Bovendien heeft de regering in december 2003 na langdurige besprekingen uiteindelijk een wet aangenomen over de financiering van het lokale bestuur, die nog wel moet worden goedgekeurd door het parlement. Op dit brede terrein is echter nog steeds veel ruimte voor verbetering, zoals de tenuitvoerlegging van de functie-analyse, de vergroting van de verschillen binnen de salarisstructuur van de ambtenaren, meer controle over de uitgaven in fondsen buiten de begroting, de invoering van audits in alle overheidsdiensten en de feitelijke ontwikkeling van een markt voor overheidsobligaties. De tenuitvoerlegging van het budgettaire decentralisatieproces, en in het bijzonder de versterking van de capaciteit van de lokale entiteiten om de uitgaven te beheren en belastingen te innen, blijft een grote uitdaging. De financiële sector wordt gedomineerd door de banksector, terwijl andere financiële instellingen dan banken slechts een zeer beperkte rol spelen. De financiële gezondheid van de banksector is de laatste paar jaar verbeterd. De grootste drie banken, die ongeveer twee derden van de totale passiva en activa vertegenwoordigen, hanteren betrekkelijk voorzichtige en solide bankpraktijken. In het beoordelingsverslag van het IMF over de stabiliteit van het financiële stelsel dat in december 2003 is gepubliceerd, wordt evenwel opgemerkt dat het financiële stelsel gevoelig blijft voor zwak bestuur bij de kleinere banken en ook voor zwakke punten in de balans van banken, die tot uiting komen in het hoge percentage leningen waarvan de schuldendienstverplichtingen niet worden nagekomen (16% van de totale activa in de portefeuille medio 2003). In 2003 stonden zes banken onder verhoogd toezicht van de nationale bank, maar de gevolgen voor de financiële stabiliteit van het hele stelsel bleven door de geringe omvang van deze banken vrij beperkt. De Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië heeft in april 2001 als eerste land een stabilisatie- en associatieovereenkomst (SAO) met de EG ondertekend, waarna in juni 2001 de interim-overeenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken van kracht is geworden. In de loop van 2003 is het ratificatieproces van de SAO afgerond en de overeenkomst zal op 1 april 2004 van kracht worden. Op 4 april 2003 is de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het 146ste lid geworden van de Wereldhandelsorganisatie. Het land heeft het netwerk van vrijhandelsovereenkomsten met zijn buurlanden, dat wordt gepropageerd door het stabiliteitspact, al voltooid.
NL
27
NL
4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Op 8 november 1999 besloot de Raad de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een tweede pakket macrofinanciële bijstand te verlenen van maximaal 80 miljoen EUR (een leningcomponent van maximaal 50 miljoen EUR en een giftcomponent van maximaal 30 miljoen EUR). Dit besluit van de Raad is op 10 december 2001 gewijzigd, waarbij de bijstand werd verlengd tot eind 2003 en de giftcomponent met 18 miljoen EUR werd opgetrokken (tot 48 miljoen EUR aan giften op een totaal van 98 miljoen EUR). De eerste tranche van 30 miljoen EUR (een gift van 20 miljoen EUR en een lening van 10 miljoen EUR) was al in december 2000/januari 2001 vrijgegeven. In januari 2002 is de tweede tranche van 22 miljoen EUR (inclusief een gift van 10 miljoen EUR) uitgekeerd – bij wijze van uitzondering op basis van een Staff Monitored Programme van het IMF – waarbij rekening is gehouden met de moeilijke politieke en economische situatie in het land na het etnische conflict dat in het voorjaar van 2001 was uitgebroken. In 2003 heeft de Commissie de uitkering van de macrofinanciële bijstand waartoe in 1999 was besloten en die in 2001 was verlengd, voltooid door de derde en vierde tranche vrij te geven. De derde tranche van 20 miljoen EUR (een gift van 10 miljoen EUR en een lening van 10 miljoen EUR) is in mei-juni 2003 vrijgegeven nadat de nieuwe stand-by-overeenkomst met het IMF was goedgekeurd (zie hierboven). De vierde en laatste tranche van 26 miljoen EUR (een lening van 18 miljoen EUR en een gift van 8 miljoen EUR) is in december 2003 vrijgegeven nadat: i) naar genoegen was voldaan aan de economische beleidsvoorwaarden die waren gesteld in het aanvullend memorandum van overeenstemming tussen de Europese Gemeenschap en de overheid van de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië dat in september 2002 is ondertekend, en ii) de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië een reeks bepalingen had aanvaard (inzake inspectie, de preventie van fraude, audits en de terugvordering van middelen in het geval van fraude of corruptie) om te voldoen aan de verplichtingen die het nieuwe Financieel Reglement oplegt. De voorwaarden die zijn verbonden aan de laatste en vierde tranche waren dat vooruitgang zou worden geboekt op het gebied van de hervorming van het openbaar bestuur, het beheer van de openbare uitgaven, begrotingshervormingen, de reorganisatie van ondernemingen, de ontwikkeling van de particuliere sector en de hervorming van de financiële sector.
NL
28
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen De prijsliberalisatie is grotendeels voltooid, behalve voor de meeste nutsvoorzieningen en diverse goederen, zoals aardolie en aardolieproducten.
2. Liberalisering van de handel De interim-overeenkomst met de EG betreffende de handel en aanverwante zaken, die in juni 2001 van kracht is geworden na de ondertekening van de stabilisatie- en associatieovereenkomst, resulteert in een vrijere markttoegang voor EU-producten en brengt een geleidelijke verlaging van de tarieven op de belangrijkste producten met zich mee. Op 4 april 2003 is de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië het 146ste lid van de WTO geworden. Het land heeft het netwerk van vrijhandelsovereenkomsten met zijn buurlanden, dat wordt gepropageerd door het stabiliteitspact, voltooid.
3. Wisselkoersstelsel Vanaf begin 1994 de facto koppeling van de dinar aan de DEM, en sinds 1 januari 2002 aan de euro. Sinds de devaluatie van juli 1997 is de koers ongeveer 61 dinar voor één euro.
4. Buitenlandse directe investeringen (BDI) Voor bepaalde soorten buitenlandse directe investeringen moet nog steeds toestemming van de regering worden gevraagd; ook het ontbreken van een naar behoren functionerende grondmarkt zet een rem op de instroom van BDI. Deze gaf de laatste jaren een wisselvallig verloop te zien en bestond vooral uit een paar grote transacties, die in 2002 en 2003 zijn gedaald naar minder dan 2% van het BBP.
5. Monetair beleid De centrale bank is wettelijk onafhankelijk van de regering. Leningen van de centrale bank aan de overheid zijn niet toegestaan, met uitzondering van niet-verlengbare eendaagse leningen. Het monetair beleid is gericht op prijsstabiliteit, de belangrijkste bij wet voorgeschreven doelstelling. Het wisselkoersanker is de intermediaire doelstelling van de centrale bank.
6. Overheidsfinanciën In april 2000 is de BTW geïntroduceerd en deze is een belangrijke bron van inkomsten. In 2003 hebben de autoriteiten de begrotingswet en de wet inzake overheidsopdrachten gewijzigd en zijn de aparte rekeningen van de gebruikers van de begroting samengevoegd tot één thesaurierekening, die nu operationeel is. Er zijn interne controles en audits ingevoerd binnen het Ministerie van Financiën, maar deze moeten worden versterkt en uitgebreid naar het hele openbare bestuur.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen In 1993 werd begonnen aan een privatiseringsprogramma. Dit programma is vrijwel voltooid. Er zijn bijna 1 700 kleine en middelgrote bedrijven geprivatiseerd. Bedrijven en organisaties die activiteiten van speciaal nationaal belang ontplooien, openbare diensten en nutsbedrijven maken geen deel uit van het programma. In 2001 is de exploitant van het nationale telecommunicatienetwerk verkocht aan het Hongaarse bedrijf Matav. In 2003 is eindelijk de liquidatie voltooid van veertig grote verlieslijdende bedrijven die in het actieplan van 2000 waren geïdentificeerd.
8. Hervorming van de financiële sector De bankwet van 2000 vormt het wettelijke kader voor de modernisering en versterking van de banksector. De financiële sector wordt gedomineerd door de banksector, met slechts een zeer beperkte rol voor andere financiële instellingen dan banken. De banksector is voor het grootste deel geprivatiseerd en is zeer geconcentreerd: de grootste drie banken vertegenwoordigen samen ongeveer twee derden van de totale passiva en activa.
NL
29
NL
VI.
GEORGIË
1.
Samenvatting
De economische groei in Georgië is niet beïnvloed door de politieke onzekerheid rond de parlementsverkiezingen, die uiteindelijk hebben geleid tot het aftreden van president Shevardnadze in november 2003. De groei van het reële BBP was met 8,6% de hoogste sinds 1997. In verschillende sectoren is een sterke groei geregistreerd, zoals in de bouw, de landbouw en de verwerkende industrie. De gemiddelde inflatie daalde naar 4,8%. Als gevolg van de grote vraag naar ingevoerde goederen in verband met de aanleg van de oliepijplijn Bakoe-Tbilisi-Ceyhan (BTC) is het tekort op de lopende rekening volgens de schattingen opgelopen tot 10%. Op het gebied van de structurele hervormingen waren er in 2003 enkele positieve ontwikkelingen, met name in de financiële sector en op het gebied van de privatisering, maar de grootste uitdagingen voor de nieuwe regering liggen nog steeds in de energiesector, het beheer van de overheidsfinanciën en de hervorming van het ambtenarenapparaat. Door ontsporingen van het begrotingsbeleid kon Georgië geen nieuwe leningen van het IMF krijgen en in september 2003 is de PRGF-overeenkomst opgeschort. De regimewisseling na de volksprotesten in november bood de gelegenheid om de betrekkingen met het IMF te hervatten en er zijn thans besprekingen gaande over een nieuwe PRGF-overeenkomst. Gezien deze omstandigheden is in 2003 aan Georgië geen gift in het kader van de buitengewone financiële bijstand van de EG uitgekeerd. 2.
Macro-economische ontwikkeling
De groei van het reële BBP is in 2003 gestegen naar 8,6%, het hoogste groeipercentage sinds 1997. Deze groei was hoofdzakelijk te danken aan de sterke groei van de productie in de bouw en de landbouw. De aanleg van de oliepijplijn Bakoe-Tbilisi-Ceyhan (BTC) is in april op Georgisch grondgebied begonnen en de aanleg zal duren tot 2005. De landbouw is de grootste sector van de economie (20% van het BBP) en in 2003 waren de weersomstandigheden gunstig, zodat de landbouwproductie met ongeveer 10% is gestegen. Behalve de landbouw en de bouw hebben ook de mijnbouwsector (aluminium, legeringen, koper, goud en schroot) en de verwerkende industrie (wijn, kunstmest, mineraalwater) een sterke groei laten zien. De industriële productie is in 2003 met 10,6% gestegen. De officiële werkloosheidscijfers zijn in de loop van het jaar enigszins gedaald en kwamen in de eerste negen maanden uit op gemiddeld 11,8%. Een groot deel van de economische activiteit blijft niet geregistreerd en smokkelhandel komt op grote schaal voor. De krachtige groei die in diverse sectoren van de economie is geregistreerd, heeft zich daardoor niet vertaald in een verbetering van de belastingopbrengsten zoals was verwacht. Op het moment van de verkiezingen in november 2003 en onmiddellijk daarna, voordat het nieuwe regime aan de macht kwam, kwam de inning van belastingen, en van de BTW in het bijzonder, vrijwel tot stilstand. Voorts heeft de autonome provincie Adzjarië opnieuw de opbrengsten die op haar grondgebied zijn geïnd, niet aan de schatkist van de centrale overheid afgedragen. Op basis van de vastleggingen is voor 2003 een begrotingstekort van ongeveer 3% van het BBP geraamd (2% in 2002), terwijl het tekort op kasbasis in werkelijkheid iets lager ligt dan in 2002 vanwege de netto-accumulatie van achterstallige uitgaven. De politieke onzekerheid heeft in november en december extra problemen voor het beheer van de begroting met zich meegebracht, maar aan de regering zijn
NL
30
NL
donorgelden beschikbaar gesteld om te voorzien in enkele dringende behoeften. Het ontwerp van begroting voor 2004, dat in oktober 2003 aan het parlement is aangeboden, is door de nieuwe regering teruggehaald om het te herzien. De parameters van het fiscale programma worden begin 2004 met het IMF besproken. De nationale bank van Georgië heeft haar consequente en voorzichtige monetaire beleid voortgezet. De goede omstandigheden in de landbouwsector hebben ertoe bijgedragen dat de gemiddelde inflatie is gedaald van 5,6% in 2002 naar 4,8% in 2003. In november-december is het twaalfmaands inflatiecijfer echter gestegen naar 7%. Dit was grotendeels het gevolg van de politieke onzekerheid na de verkiezingen. De lari bleef ruwweg stabiel ten opzichte van de Amerikaanse dollar (ook in november en december), terwijl de munteenheid ten opzichte van de euro in waarde verminderde. De reële effectieve waarde van de lari is volgens de schattingen in 2003 enigszins toegenomen. Het tekort op de lopende rekening is in 2003 snel gestegen tot ongeveer 10% van het BBP (6% in 2002), hoofdzakelijk als gevolg van de invoer van kapitaalgoederen voor de aanleg van de BTC-pijplijn. Deze invoer wordt gefinancierd door buitenlandse directe investeringen in de pijplijnen. De bruto deviezenreserves van de nationale bank van Georgië zijn afgenomen tot ongeveer 190 miljoen USD aan het einde van 2003, hetgeen overeenkomt met anderhalve maand invoer (exclusief de invoer in verband met de pijplijn). In Amerikaanse dollars is de buitenlandse schuld van Georgië in 2003 verder gestegen tot ongeveer 1,85 miljard USD, maar als percentage van het BBP is de nominale schuld afgenomen tot 48%. Georgië heeft zijn bilaterale crediteuren in de Club van Parijs niet kunnen vragen om een herschikking van de in 2003 vervallen leningen zoals was voorzien in de overeenkomst van 2001 met de Club van Parijs, doordat de overeenkomst van het land met het IMF in september 2003 is opgeschort. In afwachting van een herschikking is Georgië derhalve technisch in gebreke waar het gaat om zijn bilaterale schuldendienst en heeft het land in 2003 een achterstand van ongeveer 50 miljoen USD aan aflossingen aan de crediteuren van de Club van Parijs opgebouwd. 3.
Structurele hervormingen
In juni 2003 heeft de regering het economisch ontwikkelingsen armoedebestrijdingsprogramma voor Georgië vastgesteld, dat later door het IMF en de Wereldbank is goedgekeurd als basis voor toekomstige financiering op gunstige voorwaarden. De voorbereiding van het programma was niet gekoppeld aan het proces voor de begrotingsplanning en dus moet nog steeds een uitgavenkader voor de middellange termijn worden ontwikkeld. Er moet voortgang worden gemaakt met de lopende hervormingen op het gebied van de opstelling van de begroting en het schatkistbeheer op basis van de nieuwe wet inzake begrotingssystemen, die in april 2003 is vastgesteld, teneinde de tenuitvoerlegging van het economisch ontwikkelings- en armoedebestrijdingsprogramma te vergemakkelijken. Na de regimewisseling na het aftreden van president Shevardnadze wordt de nieuwe regering nu geacht, voor zover nodig, de kwestie van de mogelijke uitwerking van het economisch ontwikkelings- en armoedebestrijdingsprogramma op te pakken. In augustus 2003 heeft het parlement een nieuw wetboek betreffende de belastingen aangenomen, dat onder meer voorziet in een aanzienlijke verhoging van de BTW-drempel, de invoering van een belasting voor kleine bedrijven en het schrappen van een aantal verbruikersbelastingen. Het is de bedoeling dat het onmiddellijke effect van deze hervormingen neutraal is in termen van de totale belastingopbrengsten. Het stelsel voor BTWteruggaven is onlangs eveneens grondig herzien. Nog steeds worden verschillende
NL
31
NL
belangengroepen beschermd door talrijke vrijstellingen van vennootschapsbelasting en BTW. Voorts zouden aanzienlijke inkomsten voor de begroting kunnen worden verkregen wanneer de grootschalige ontduiking van brandstofaccijnzen en invoerheffingen zou worden bestreden. Er is in 2003 enige voortgang gemaakt met de privatisering van grote ondernemingen, met name met de chemische fabriek Azoti en de metallurgische fabriek Zestafoni. Voor enkele delen van de haven van Poti zijn concessies verleend en er zijn beheercontracten gegund in de vliegtuigindustrie, de elektriciteitstransmissie en -dispatch alsook in de elektriciteitsdistributie (de United Distribution Company). De grotere rol die particuliere exploitanten nu spelen in de energiesector, kwam nog niet tot uiting in de invordering van gelden, die in de hoofdstad op het niveau van ongeveer 70% bleef en ruim daaronder bleef in de andere regio's. Teneinde het beheer van staatsondernemingen te verbeteren is een Enterprise Management Agency opgericht onder de hoge bescherming van het ministerie van Economische Zaken. Met instemming van het IMF is de regering begonnen met uitgebreide audits bij drie grote SO's, maar regelmatige audits zijn nog niet voor alle SO's verplicht gesteld. De nationale bank van Georgië heeft vorderingen gemaakt met de versterking van de regelgeving voor en het toezicht op het bankwezen, onder meer door de vaststelling in 2003 van een nieuw analytisch kader voor de liquidatie van noodlijdende banken en criteria voor de deskundigheid en betrouwbaarheid van bankmanagers en -eigenaren. In 2003 is wetgeving inzake het witwassen van geld vastgesteld, maar deze voldoet niet volledig aan de internationale standaarden. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Na een bezoek van een delegatie van de Commissie aan Tbilisi in december 2002 is met de Georgische overheid ad referendum een overeenkomst gesloten over de betaling van de vierde gifttranche ten bedrage van 6,5 miljoen EUR in het kader van de buitengewone financiële bijstand van de EG. De diensten van de Commissie hebben aan de uitkering van deze tranche evenwel de voorwaarde verbonden dat de derde beoordeling door het College van Bewindvoerders van het IMF in het kader van de driejarige PRGF-overeenkomst van Georgië met een positief resultaat wordt voltooid. Georgië heeft in de eerste helft van 2003 toenemende moeite gehad om te voldoen aan de structurele voorwaarden van het PRGFprogramma, hoofdzakelijk doordat het land het begrotingsbeleid aanzienlijk heeft laten verslappen. Tegen september 2003 was duidelijk dat de regering er niet in slaagde de steun van het parlement te krijgen voor een gewijzigde begroting voor 2003, die het opdoemende begrotingstekort zou wegwerken. Hierdoor heeft het IMF de derde beoordeling in het kader van de PRGF-overeenkomst niet afgerond en is de driejarige overeenkomst in januari 2004 verstreken. Gezien deze omstandigheden is in 2003 aan Georgië geen betaling in het kader van de buitengewone financiële bijstand van de Gemeenschap verricht. De regimewisseling die volgde op de parlementsverkiezingen van november 2003 en het aftreden van president Shevardnadze, bood de gelegenheid om de betrekkingen met het IMF te hervatten, en de nieuwe regering van Georgië voert thans besprekingen over een nieuwe overeenkomst in het kader van het PRGF-programma. De buitengewone financiële bijstand van de Gemeenschap aan Georgië kan pas worden hervat nadat het College van Bewindvoerders van het IMF een nieuwe financieringsovereenkomst heeft goedgekeurd.
NL
32
NL
De Europese Gemeenschap heeft aan Georgië buitengewone financiële bijstand beschikbaar gesteld in de vorm van een lening van 110 miljoen EUR (uitgekeerd in juli 1998) en giften ten bedrage van in totaal 65 miljoen EUR, die in verschillende tranches zullen worden uitbetaald. Als gevolg van de onregelmatige voortgang die de overheid maakt met het vervullen van de voorwaarden die aan de uitbetaling van de successieve gifttranches zijn verbonden, zijn in de periode 1998-2003 in het kader van de bijstand slechts drie gifttranches uitgekeerd, voor een totaalbedrag van 25 miljoen EUR. Door vervroegde aflossingen heeft Georgië het bedrag van zijn uitstaande schuld aan de Gemeenschap teruggebracht tot 92 miljoen EUR aan het einde van 2003 (ongewijzigd ten opzichte van eind 2002).
NL
33
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen Buiten de sector van de nutsvoorzieningen zijn er geen gereguleerde prijzen. De gereguleerde prijzen vertegenwoordigen ongeveer 3% van de CPI.
2. Liberalisering van de handel Liberaal handelsbeleid. Georgië is sinds juni 2002 lid van de WTO. Op basis van de marges die bij de toetreding tot de WTO zijn toegestaan, heeft Georgië het aantal tariefschalen en het maximumtarief verhoogd, hetgeen heeft geleid tot een stijging van het gewogen gemiddelde tarief tot ongeveer 11,3%. Niet-tarifaire obstakels zijn uitsluitend toegestaan om milieu-, veiligheids- of volksgezondheidsredenen.
3. Wisselkoersstelsel Zwevende wisselkoers van de lari. Beperkte officiële interventie. De interbankenmarkt is dominant voor de valutahandel. Geen beperkingen op het verrichten van betalingen en overdrachten in het kader van het lopende internationale verkeer in overeenstemming met artikel VIII van de statuten van het IMF.
4. Buitenlandse directe investeringen Adequate algemene wetgeving. Onbeperkte repatriëring van kapitaal en winsten. De netto-instroom van BDI bedroeg in 2002 3,9% van het BBP.
5. Monetair beleid Het voorzichtige monetaire beleid heeft bijgedragen tot de stabilisering van de inflatie op een laag peil. Wel is nog sprake van een hoge mate van dollarisering van de economie (meer dan 80% van de activa en kredietverlening van banken in buitenlandse valuta).
6. Overheidsfinanciën De totale begrotingsinkomsten (inclusief giften) worden voor 2003 geschat op 15,6% van het BBP en de belastinginkomsten op 14,4% van het BBP. De totale uitgaven en de netto kredietverlening worden geschat op 18,4% van het BBP. Momenteel worden enkele verbeteringen in het begrotingssysteem ingevoerd uit hoofde van de nieuwe wet inzake het begrotingssysteem, die in april 2003 is aangenomen en per 1 januari 2004 van kracht is geworden (echter nog geen organieke wet).
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen De privatisering van het midden- en kleinbedrijf is vrijwel voltooid. Na een stilstand is in 2003 weer enige vooruitgang geboekt met de privatisering van grote staatsondernemingen. Het ministerie voor het Beheer van Staatseigendommen is in 2003 opgeheven en er wordt verwacht dat de nieuwe taakverdeling tussen het ministerie van Economische Zaken en het nieuwe Enterprise Management Agency de herstructurering van de resterende SO's zal versnellen.
8. Hervorming van de financiële sector Er zijn de afgelopen jaren verscheidene maatregelen genomen om de regelgeving inzake en het toezicht op het bankwezen te versterken. Er zijn momenteel 25 banken actief. Een verdere consolidatie in de sector wordt aangemoedigd door de geleidelijke verhoging van de minimumkapitaalvereisten tot het equivalent van 5 miljoen EUR.
NL
34
NL
VII.
MOLDAVIË
1.
Samenvatting
De opleving die in 2000 is begonnen, heeft zich in 2003 voortgezet: de groei van het BBP op jaarbasis bedroeg 6,3%, ondanks een scherpe daling (-14,1% over het hele jaar) van de productie in de belangrijke agrarische sector als gevolg van de weersomstandigheden. De groeiende uitvoer en aanzienlijke overdrachten van in het buitenland werkzame Moldaviërs blijven de economische expansie stimuleren. De binnenlandse vraag is groot en het herstel van de industriële productie zet door. De uitvoer is weliswaar sterk gegroeid, maar de dynamiek van de invoer was nog uitgesprokener, zodat het grote handelstekort van Moldavië verder is gestegen. Hierdoor is ook het tekort op de lopende rekening gestegen, en wel tot ongeveer 8% van het BBP. De inflatie is met de aanhoudende groei van de geldhoeveelheid sterk gestegen: de consumentenprijsindex is met 15,7% gestegen, tegen 4,4% in 2002. De begrotingspolitiek was ook in 2003 strikt, maar de plannen voor 2004 wijzen op een versoepeling. Hierdoor zou een financieringstekort kunnen ontstaan, aangezien de begrotingsaannamen optimistisch lijken. Dankzij schuldherstructureringen en door afschrijvingen in 2002 is de verhouding van de overheidsschuld ten opzichte van het BBP weliswaar aanmerkelijk gedaald naar ongeveer 52%, maar de last van de schuldendienst blijft hoog (de schuldendienst zou meer dan een derde van de inkomsten van de centrale overheid opslokken). Het land blijft derhalve op de middellange termijn sterk afhankelijk van kapitaalstromen van multilaterale en bilaterale crediteuren. Moldavië heeft in 2003 verdere betalingsachterstanden opgelopen, met name aan de Russische gasleverancier Gazprom en aan Rusland zelf. In 2003 heeft Moldavië tevergeefs geprobeerd met de Club van Parijs een schuldherschikkingsovereenkomst te sluiten. Na een veelbelovende start aan het begin van de jaren negentig is het tempo van de structurele hervormingen gedaald. De transitie naar een markteconomie is nog verre van voltooid. Er is weliswaar vooruitgang geboekt bij de landhervorming, maar de privatisering van de belangrijkste economische sectoren is nog niet erg opgeschoten (de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) schat dat 50% van de economie nog door de staat wordt gecontroleerd). De privatisering wordt ernstig bemoeilijkt door het ongunstige ondernemingsklimaat van het land en de buitensporige bemoeienis van de staat. Moldavië heeft in 2003 geen macrofinanciële bijstand van de EG ontvangen. Met uitkeringen in het kader van de in december 2002 goedgekeurde gift van 15 miljoen EUR kon niet worden begonnen omdat er geen financieringsovereenkomst met het IMF van kracht was. 2.
Macro-economische ontwikkeling
Het economisch herstel van Moldavië heeft het afgelopen jaar doorgezet, met in 2003 een stijging van het reële BBP met 6,3% op jaarbasis. De expansie is voornamelijk te danken aan een sterke toename van de industriële productie (+14% op jaarbasis), onder de impuls van de aanhoudende vraag vanuit Rusland en Oekraïne en de stijgende binnenlandse vraag.
NL
35
NL
Na een vertraging in 2002, toen de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) terugviel tot een jaargemiddelde van 5%, is in 2003 weer een sterke toename van de inflatie geregistreerd; de CPI steeg met gemiddeld 12% op jaarbasis, grotendeels als gevolg van de snelle groei van de geldhoeveelheid, gevoed door grotendeels niet-gesteriliseerde aankopen van buitenlandse valuta. De nationale bank van Moldavië heeft nu aangegeven dat zij een strikter monetair beleid zal voeren, gezien het feit dat de verhoging van de in de loop van 2003 vastgestelde beleidstarieven onvoldoende is gebleken om het oplopen van de inflatiedruk te voorkomen. Dankzij de strenge beperkingen voor de financiering van tekorten heeft het kassaldo van de overheid in de eerste drie kwartalen van 2003 een overschot van 0,5% van het BBP laten zien; dit resultaat is evenwel niet alleen bereikt dankzij het krachtig innen van BTW en invoerrechten, maar met name ook door het oplopen van de betalingsachterstanden aan het buitenland ten belope van 0,6% van het BBP. In 2004 zal de uitgavenquote volgens de begrotingsplannen van de regering ongewijzigd blijven, ondanks salarisverhogingen in de overheidssector, terwijl belastingverlagingen zullen leiden tot een daling van het aandeel van de inkomstenquote. Voor 2004 wordt derhalve een kastekort van ongeveer 0,75% van het BBP verwacht, hetgeen een versoepeling van de begrotingspolitiek met meer dan 1% van het BBP inhoudt. Volgens het IMF zou de huidige begrotingspolitiek ertoe kunnen leiden dat verdere achterstanden worden opgelopen (het financieringstekort in de ‘flow’, exclusief achterstallige betalingen, zou 2% van het BBP kunnen bereiken). De totale buitenlandse schuld van Moldavië bedraagt thans circa 52% van het BBP (al is de omvang van de niet door de staat gegarandeerde buitenlandse schuld veel hoger). Dit niveau is aanzienlijk lager dan in 1999 dankzij een reeks herschikkingen die de waarde van de uitstaande schuld hebben verlaagd. Desondanks blijft de schuldendienst een zware en uitdagende taak: in 2003 vertegenwoordigde de betalingstermijnen die vervielen, meer dan 36% van de inkomsten van de centrale regering. Moldavië heeft zijn betalingen aan de Russische gasleverancier Gazprom, die het in 2001 had gestaakt, en aan een aantal andere bilaterale crediteuren, die het na augustus 2003 had gestaakt, niet hervat; in de eerste drie kwartalen van 2003 heeft Moldavië nieuwe betalingsachterstanden aan het buitenland opgelopen ten bedrage van 1,3% van het BBP. Als gevolg van de lage deviezenreserves (minder dan twee maanden invoer) en het aanzienlijke structurele tekort op de lopende rekening, dat in de loop van de tijd groter is geworden en in 2003 ongeveer 8% van het BBP bedroeg, wordt verwacht dat het land afhankelijk zal blijven van aanvullende steun van de IFI's en bilaterale donors. De grote officiële overdrachten (voornamelijk technische bijstand en humanitaire hulp) en een hoog bedrag aan overdrachten vanuit het buitenland kunnen het chronisch hoge handelstekort immers alleen maar gedeeltelijk verzachten. 3.
Structurele hervormingen
Alhoewel Moldavië aan het begin van de jaren negentig een goede start heeft gemaakt met de structurele hervormingen (die met name hebben geleid tot vervroegde toetreding tot de WTO), heeft de daaropvolgende vertraging van de hervormingsinspanningen en een slechte tenuitvoerlegging van de wetgeving geleid tot een in grote lijnen nog steeds onbevredigend ondernemingsklimaat. De corruptie en het over het algemeen onbevredigende regelgevingskader zijn belangrijke obstakels voor door de particuliere sector geleide groei; voorts heeft de overheid nog steeds een groot deel van de economie in handen of controleert zij deze (50% volgens het transitierapport van de EBWO over 2003). In 2002 bestreek het privatiseringsplan van de regering 450 ondernemingen, waarvan de 22 grootste afzonderlijk worden geprivatiseerd (twee elektriciteitsnetten, Moldtelecom, het tabaksmonopolie, acht
NL
36
NL
wijnproducenten en diverse industriële fabrieken). De opbrengsten van de privatisering waren echter teleurstellend en bleven ver achter bij het streefcijfer. Het kantoor Deloitte & Touche, dat optreedt als adviseur van de regering bij de privatisering van de elektriciteitsnetten, heeft aanbevolen deze privatisering uit te stellen vanwege het ongunstige marktklimaat, terwijl de privatisering in de tabaksector is uitgesteld totdat de bedrijfstak is geliberaliseerd. De grootste privatisering tot nu toe was de verkoop in 1998 van de helft van het elektriciteitsdistributienetwerk van het land aan Union Fenosa uit Spanje. Deze verkoop werd gesteund door de EBWO. Na onenigheid met de regering over de elektriciteitstarieven heeft de Spaanse investeerder de regering en het bedrijfsleven er echter van beschuldigd dat zij probeerden zijn activiteiten te hinderen. Deze stand van zaken heeft een rem gezet op particuliere buitenlandse investeringen, zoals blijkt uit de dalende instroom van BDI. De belangrijkste investeerders in Moldavië blijven over het algemeen overheidslichamen zoals de EBWO en het door de VS gesteunde Western Newly Independent States Enterprise Fund (WNISEF), die vaak in de plaats moeten treden van vertrekkende westerse particuliere investeerders. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
De Europese Gemeenschap heeft Moldavië in de jaren negentig twee macrofinanciële bijstandspakketten toegekend ter waarde van respectievelijk 45 miljoen EUR en 15 miljoen EUR. Moldavië is zijn buitenlandse financiële verplichtingen jegens de Gemeenschap tot nu toe nauwgezet nagekomen. Op 19 december 2002 heeft de Raad besloten Moldavië een nieuw MFB-pakket toe te kennen. Deze nieuwe bijstand in de vorm van een gift ten bedrage van 15 miljoen EUR verving en annuleerde de lening van hetzelfde bedrag die in 2000 door de Raad was goedgekeurd, maar vanwege het ontbreken van een operationele financieringsovereenkomst met het IMF nooit was uitbetaald. In maart 2003 heeft een delegatie van de Commissie een bezoek aan Chisinau gebracht om besprekingen te voeren over de beleidsvoorwaarden die aan de eerste gifttranche worden verbonden. Deze besprekingen konden echter niet in 2003 worden afgerond, omdat er geen financieringsovereenkomst met het IMF van kracht was. De driejarige overeenkomst in het kader van de armoedebestrijdings- en groeifaciliteit (PRGF) voor Moldavië, die in december 2000 werd goedgekeurd door het College van Bewindvoerders van het IMF, is begin 2003 ontspoord. Het programma is uiteindelijk in december 2003 afgelopen vanwege de zwakke tenuitvoerlegging – en zelfs het terugdraaien – van de overeengekomen structurele hervormingen. Desalniettemin was de tenuitvoerlegging van de macro-economische doelen van het programma in het kader van de PRGF in grote lijnen bevredigend. Eveneens vanwege de slechte prestaties op het gebied van de structurele hervormingen is in september 2003 het derde structurele aanpassingskrediet (SAK3) van de Wereldbank vervallen, dat nog grotendeels niet was uitbetaald.
NL
37
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen De meeste prijzen zijn geliberaliseerd.
2. Liberalisering van de handel Op papier een betrekkelijk liberaal internationaal handelsbeleid, maar er bestaan formele of informele beperkingen voor enkele belangrijke producten (met name zonnebloemzaad en schroot). Moldavië is in juni 2000 lid geworden van de WTO.
3. Wisselkoersstelsel De lei is volledig convertibel voor de lopende rekening. Zwevende wisselkoers.
4. Buitenlandse directe investeringen Onbeperkte repatriëring van kapitaal en winsten en geen beperkingen op het aanhouden van bankrekeningen in buitenlandse valuta. Adequate algemene wetgeving, maar de tenuitvoerlegging is vaak problematisch, hetgeen het ondernemingsklimaat verzwakt. Er is een tendens in de richting van stijgende overheidsbemoeienis met buitenlandse investeerders, met name in de energiesector. De BDI zijn afgenomen.
5. Monetair beleid Een grote groei van de geldhoeveelheid, grotendeels als gevolg van de accumulatie van niet-gesteriliseerde deviezenreserves, heeft geleid tot een scherpe stijging van de inflatie. De verhogingen van de beleidstarieven zijn er tot nu toe veelal niet in geslaagd de inflatie te vertragen. De nationale bank heeft aangegeven een strikter beleid te zullen voeren.
6. Overheidsfinanciën De regering probeert de begrotingsinkomsten te doen stijgen en de begrotingsdiscipline te versterken. De inning van belastingen en heffingen is verbeterd, maar douanehervormingen blijven een prioriteit. In 2003 is een klein kasoverschot op de begroting geregistreerd, maar dit is grotendeels gerealiseerd door het verder laten oplopen van betalingsachterstanden. De overheid streeft naar een kastekort van 0,7% van het BBP in 2004. De begrotingsplannen lijken echter optimistisch en er zou een financieringstekort van maximaal 2% van het BBP kunnen ontstaan (exclusief betaling van achterstanden). De buitenlandse overheidsschuld bedraagt ongeveer 52% van het BBP; de schuldendienst voor 2004 zal meer dan een derde van de inkomsten van de centrale regering opslokken.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen De structurele hervormingen zijn vertraagd. De overgang naar een markteconomie is nog verre van voltooid. De privatisering van de belangrijkste economische sectoren heeft vertraging opgelopen en wordt momenteel bemoeilijkt door een slechte marktstemming.
8. Hervorming van de financiële sector De financiële sector is relatief gezond, maar verdere versterking is cruciaal om spaartegoeden te mobiliseren en investeringen te stimuleren. Alhoewel het percentage slechte leningen daalt, blijft vanwege de snelle kredietgroei oplettendheid vereist teneinde kwetsbaarheden te voorkomen.
NL
38
NL
VIII.
ROEMENIË
1.
Samenvatting
De macro-economische trends bleven in 2003 gunstig met een aanhoudende groei van de investeringen en de consumptie van de huishoudens en een verdere desinflatie. Het tekort op lopende rekening nam echter aanzienlijk toe als gevolg van een sterke stijging van de goedereninvoer, hetgeen de autoriteiten ertoe aanzetten om voor 2004 een aanscherping van het beleid en een nauw toezicht op de externe ontwikkelingen aan te kondigen. De macro-economische beleidsmix, die bestond uit een redelijk voorzichtig begrotingsbeleid en een monetair beleid dat was gericht op desinflatie met behoud van het concurrentievermogen ten opzichte van het buitenland, heeft deze positieve ontwikkelingen versterkt en een positieve bijdrage geleverd aan een verdere desinflatie. Wat de invoering van structurele hervormingen betreft, is op een aantal terreinen vooruitgang geboekt, met name bij de privatisering van staatsbedrijven, beheersing van de lonen in de publieke sector en aanpassingen van het prijsniveau en de prijsstructuur in de energiesector. Het versterken van de financiële discipline van bedrijven blijft een van de belangrijkste onopgeloste kwesties, en de maatregelen zouden vooral gericht moeten zijn op de basisoorzaken van de hardnekkige achterstanden bij de betaling van de gelden waarmee de overheidsbegroting wordt gefinancierd, en bij de achterstallige betalingen aan nutsbedrijven. Daarnaast moeten, ondanks verscheidene initiatieven om het ondernemingsklimaat te verbeteren, de doelmatigheid van het openbaar bestuur en van de rechterlijke macht aanzienlijk worden verbeterd om gelijke concurrentieverhoudingen op de markt tot stand te brengen en ervoor te zorgen dat de markt ongehinderd kan worden betreden en verlaten. Roemenië kan als een functionerende markteconomie beschouwd worden wanneer de geboekte vooruitgang eenmaal onomkeerbaar heeft doorgezet. Daarnaast is een krachtige en onafgebroken tenuitvoerlegging van het structurele hervormingsprogramma nodig om ervoor te zorgen dat het land op korte termijn in staat is het hoofd te bieden aan de concurrentiedruk en marktkrachten binnen de Unie. In januari 2002 heeft de Raad van de EU in beginsel besloten om overeenkomstig Besluit 99/732/EG van de Raad aan Roemenië 100 miljoen EUR beschikbaar te stellen in twee subtranches, mits de lopende SBO bevredigend wordt uitgevoerd en er voldoende vooruitgang wordt geboekt met het structurele aanpassingsproces van het land. In de eerste helft van 2003 was aan de voorwaarden voor de uitkering van de eerste subtranche van 50 miljoen EUR voldaan, zodat deze op 17 juli 2003 plaatsvond. 2.
Macro-economische ontwikkeling
Roemenië heeft sinds 2001 een aanhoudend economisch herstel doorgemaakt, met een flinke economische groei, een aanzienlijke daling van de inflatie en een toenemende openheid en concurrentie op het economische vlak. In het licht van de roerige tijden die Roemenië in de tweede helft van de jaren negentig doormaakte en die werden gekenmerkt door een voortdurend mislukken van pogingen om de economie te stabiliseren, een langdurige overgangsrecessie en weinig enthousiasme voor liberalisering van prijzen en markten, is dit een hele prestatie.
NL
39
NL
In 2003 heeft het vier jaar geleden ingezette herstel van Roemenië de economische vertraging in de EU met goed gevolg doorstaan: de economie van het land liet doorlopend een sterke groei zien. Volgens voorlopige cijfers kwam de groei van het reële BBP in 2003 uit op 4,8%. De groei raakte echter steeds meer uit evenwicht en was uitsluitend te danken aan de binnenlandse vraag. Met name de consumptie van de huishoudens maakte een sterke groei door in het kielzog van een forse toename van het consumentenkrediet en sterke loonstijgingen. De consumptie van de overheid nam daarentegen slechts in geringe mate toe. Mede als gevolg van een sterkere groei van de belastinginkomsten en verdere besparingen op rentebetalingen is het begrotingstekort enigszins onder het streefcijfer voor 2003 gebleven. De particuliere investeringen bleven snel stijgen, hetgeen wijst op de vervanging van de kapitaalgoederen van het land. Dit leidde ook tot een aanhoudende stijging van de invoer. Tegelijkertijd liep de groei van de uitvoer in 2003 terug en leek deze, in vergelijking met de sterke uitvoerprestaties sinds 2000, aanzienlijk minder dynamisch. Dit werd ook weerspiegeld in een industriële productie, die in 2003 in een aanzienlijk trager tempo groeide dan in voorgaande jaren. Dientengevolge gaf de handelsbalans een flinke verslechtering te zien en liep de netto-uitvoer, die in 2002 een positieve bijdrage aan de groei had geleverd, in 2003 sterk terug. Het tekort op de lopende rekening nam in 2003 aanzienlijk toe tot bijna 6% van het BBP. Hoewel dit tekort niet noodzakelijkerwijs een diepgeworteld structureel karakter heeft, moet het wel nauwlettend in het oog worden gehouden. De beleidsmix bestaat uit een redelijk voorzichtig begrotingsbeleid en een monetair beleid dat zich richt op desinflatie met behoud van het concurrentievermogen ten opzichte van het buitenland. Dit beleid blijft passend, hoewel er aanleiding kan zijn tot bijstellingen in het licht van externe ontwikkelingen. Voor 2004 is een restrictiever begrotingsbeleid aangekondigd dan oorspronkelijk de bedoeling was, en op 1 februari zijn maatregelen in het bankstelsel ingevoerd om de kredietgroei te beperken tot een tempo waarbij het tekort op de lopende rekening op een aanvaardbaar niveau kan worden gehandhaafd. In 2003 bleef de inflatie dalen. Het gemiddelde inflatiecijfer, afgemeten aan de stijging van de consumentenprijzen, kwam uit op 15,3%. In december daalde het jaarcijfer naar 14,1% ondanks de gedurende het jaar opgelegde verhogingen van de energieprijzen, waarmee de doelstelling van de regering voor dat jaar gehaald kon worden. Na een versnelling in de eerste helft van het jaar als gevolg van een aanzienlijke stijging van het minimumloon waren de reële loonstijgingen in het laatste deel van het jaar gematigder, hetgeen resulteerde in een gemiddelde reële loonstijging van bijna 9% in 2003. Het werkloosheidscijfer (geharmoniseerd cijfer op basis van een arbeidskrachtenenquête) bedroeg in 2003 6,6%. Sinds 1999 is het redelijk gestabiliseerd rond de 7%. De geregistreerde werkloosheid daalt al sinds 1999 en beliep in 2003 gemiddeld 7,6%. De vergelijkbaarheid van beide metingen over de tijd is echter beperkt als gevolg van methodologische veranderingen en andere criteria voor rechten op vangnetvoorzieningen. Het ogenschijnlijk lage werkloosheidscijfer kan echter ook het gevolg zijn van de noodzaak van een verdere verdieping van de economische herstructurering. De instroom van buitenlandse directe investeringen (BDI) bedroeg in 2003 meer dan 1 miljard EUR, een bescheiden stijging ten opzichte van voorgaande jaren. Deze verbetering kon het tempo van de achteruitgang van de lopende rekening echter niet bijhouden. Tot nog toe heeft zich in Roemenië nog geen sterke stijging van de BDI-instroom voorgedaan, en is er in 2003 geen substantiële verandering in BDI-instroom opgetreden. Sinds 1999 ligt de
NL
40
NL
jaarlijkse netto instroom rond de 2,5% van het BBP, en scoort Roemenië qua instroom per hoofd van de bevolking nog steeds laag vergeleken bij meer geavanceerde overgangseconomieën. Een aanhoudende groei, verbetering van de macro-economische stabiliteit en vooruitgang in de werking van de marktmechanismen wijzen echter op een mogelijke toekomstige toename van de instroom. Ten gevolge van een grote vraag op de valutamarkt en de inspanningen van de centrale bank om de neerwaartse druk op de Roemeense lei te beperken, daalden de officiële deviezenreserves van Roemenië naar het einde van 2003 toe. De reserves handhaafden zich echter op een comfortabel niveau van 3,7 maanden invoer van goederen en diensten. Daarnaast zijn, als gevolg van de duidelijk positieve macro-economische ontwikkelingen, de externe financieringsomstandigheden verbeterd. Door een sterkere groei, betere vooruitzichten op hervormingen en een verdere samenwerking met het IMF heeft Roemenië in 2003 kunnen voorzien in zijn externe financieringsbehoeften. In december 2003 hebben tal van ratingbureaus hun ratings voor zowel de in nationale valuta als de buitenlandse valuta luidende overheidsschuld van Roemenië verhoogd. De buitenlandse schuld ging in 2003 verder omhoog, maar de schuldquote bleef met een geschatte 20,5% van het BBP eind 2003 betrekkelijk laag. Veel van de vorderingen in de afgelopen jaren kunnen worden toegeschreven aan een hernieuwde inzet van Roemenië met het oog op het bereiken van een duurzame macroeconomische stabilisatie van de economie en een voortzetting van de economische hervormingen. Deze inspanningen zijn verankerd in het onderhandelingsproces inzake de toetreding van Roemenië tot de EU en het voldoen aan de economische criteria van Kopenhagen, alsmede in de overeenkomsten met internationale financiële instellingen. In oktober 2003 heeft Roemenië voor het eerst in de postcommunistische periode de eindbeoordeling van een IMF-overeenkomst met succes afgerond. 3.
Structurele hervormingen
In 2003 boekte Roemenië aanzienlijke vooruitgang op het gebied van de privatisering, hetgeen, door het opleggen van strenge begrotingsrestricties en het blootstellen van ondernemingen aan marktmechanismen, de exitmogelijkheden heeft versterkt, en daarmee de effectieve concurrentie heeft verbeterd. Onder leiding van het privatiseringsagentschap APAPS is vooruitgang geboekt met de privatisering in de industriële sector, dankzij de verkoop van de meeste grote staatsbedrijven. De eerste voorbereidingen voor overdrachten in de openbare nutssector zijn achter de rug, hoewel deze langzamer zijn verlopen dan oorspronkelijk gepland was. In enkele van de grootste staatsbedrijven zijn werknemers ontslagen teneinde de financiële prestaties en de privatiseringsvooruitzichten te verbeteren. De stimulansen voor een efficiëntere middelenallocatie zijn eveneens vergroot, dankzij inspanningen om de financiële discipline van ondernemingen te versterken en het institutionele kader voor een markteconomie te verbeteren. Het oplopen van de achterstallige betalingen blijft echter een van de belangrijkste onopgeloste problemen in de Roemeense economie. In 2002 en 2003 bleven de achterstanden bij de betaling van de gelden waarmee de overheidsbegroting wordt gefinancierd en de achterstallige betalingen aan de energiebedrijven toenemen. Bij een aantal gecontroleerde staatsbedrijven nam het totaal aan achterstallige betalingen aan de overheid toe van 4,0% van het BBP eind 2001 naar 4,5% eind 2002 en bleef dit de eerste helft van 2003 stijgen. Deze stijging vond plaats in weerwil van verscheidene
NL
41
NL
herschikkings- en afschrijvingsovereenkomsten in het kader van de herstructurering en privatisering van ondernemingen. De werking van de energiesector vormt een speciaal probleem op zowel het macro- als het microniveau. Ondanks verdere vorderingen bleef de vooruitgang in de hervorming van de energiesector een ongelijk beeld vertonen. Ingewikkelde kwesties, zoals de omvangrijke betalingsachterstanden van ondernemingen, het prijszettingssysteem en de waardering van milieuverplichtingen uit het verleden, vertragen het privatiseringsproces. In het bedrijfsleven zijn hardnekkige problemen gesignaleerd ten aanzien van het opleggen van betalingsdiscipline aan eindgebruikers van energie, en hebben zich op alle niveaus betalingsachterstanden opgehoopt. Bovendien is men voor een harde kern van staatsbedrijven in de begroting blijven uitgaan van betalingen van de energierekeningen tot aan de privatisering. In de residentiële sector spendeert driekwart van de huishoudens die gebruik maken van stadsverwarming meer dan 10% van hun inkomen aan verwarmingsrekeningen en ondanks hoge overdrachten naar huishoudens met een laag inkomen betalen veel huishoudens hun verwarmingsrekeningen niet. Onlangs zijn echter stappen ondernomen om een geloofwaardige strategie voor de middellange termijn voor de sector uit te zetten. De autoriteiten houden strenger hand aan de nakoming van de betalingsverplichtingen en zijn begonnen om chronische wanbetalers af te sluiten, waardoor de invordering van gelden is verbeterd. Bovendien is geleidelijk aan begonnen met de aanpassing van de energieprijzen om de kosten te kunnen dekken en een voldoende marge voor langetermijninvesteringen in te bouwen. Er zijn nieuwe methoden voor de prijszetting ontwikkeld, die naar verwachting met ingang van 2005 zullen worden gehanteerd. De voorbereidingen voor de voorgenomen verkoop van energiebedrijven zijn gevorderd, hoewel langzamer dan oorspronkelijk gepland. De onderhandelingen over de privatisering van twee elektriciteitsdistributeurs en twee belangrijke gasdistributeurs zijn gaande. Daarnaast zijn de autoriteiten met het privatiseringsproces van nog eens twee elektriciteitsdistributeurs gestart. Letters of interest zijn ontvangen voor de nationale oliemaatschappij. De voorbereidingen voor de verkoop van productiefaciliteiten voor thermische en hydroelektrische energie zijn van start gegaan. De herstructurering van de bedrijven die zich voorbereiden op privatisering bevordert tevens de openstelling van de energiemarkt voor concurrentie. Er zijn voorbereidende stappen ondernomen, zoals de ontbundeling van productie, distributie en transport, en de overheid heeft aangekondigd dat zowel de gas- als de elektriciteitsmarkt vanaf 2004 voor 40% zal worden opengesteld. Na veel vertragingen heeft Roemenië aanzienlijke vorderingen gemaakt met het leggen van een gezonder fundament onder het bankstelsel. De financiële sector lijkt over het geheel genomen dan ook voldoende gekapitaliseerd, liquide en goed gecontroleerd. De solvabiliteitsratio's handhaafden zich in 2003 ruim boven de 20%, terwijl slechte leningen minder dan 10% van de totale leningen uitmaakten. De verschillen tussen de leenrente en de depositorente bedragen echter nog altijd 10-15%, wat duidt op hoge kosten voor financiële intermediatie en een beperkt concurrentievermogen in de sector. Toch zijn er nog verschillende factoren die een bron van kwetsbaarheid kunnen vormen. In 2003 is de kredietverlening aan het bedrijfsleven en de particuliere sector met meer dan 10% gestegen. Met name de leningen aan consumenten namen een hoge vlucht, aangezien banken zich begonnen te richten op kopers van auto's en onroerend goed. Bij de recente snelle kredietgroei bestaat het gevaar dat er een achterstand ontstaat in de noodzakelijke kennis op
NL
42
NL
het gebied van financiële intermediatie en van het regelgevings- en toezichtkader. Deels om prudentiële macro-economische risico's als gevolg van de plotselinge toename van de kredietverlening tot een minimum te beperken, en heeft de nationale bank van Roemenië het referentietarief onlangs verscheidene malen verhoogd, waarbij dit in februari 2004 op 21,25% werd gesteld, tegen 17,4% in april 2003, toen de bank voor het eerst afstapte van haar beleid om de rente steeds verder te verlagen. Na verscheidene niet-succesvolle inschrijvingen is de overheid er in september 2003 in geslaagd een kwart van de grootste bank (BCR) te verkopen aan de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en de International Finance Corporation (IFC). Met deze verkoop is het aandeel van de staat in de bank gedaald naar minder dan 50%. Aangezien BCR alleen grofweg een derde van de totale bankactiva van Roemenië in haar bezit heeft, wordt haar succesvolle verdere privatisering en herstructurering als essentieel beschouwd voor een verhoogde dynamiek van de financiële markten. De niet-bancaire financiële sector staat nog in de kinderschoenen. De autoriteiten hebben echter het wettelijke kader opgesteld voor de invoering van een drie-pijlerpensioenstelsel, dat na verloop van tijd zou kunnen zorgen voor een uitbreiding van de effectenmarkten en een verdere ontwikkeling van de verzekeringssector. De belangrijkste elementen van de beoogde pensioenhervorming zijn de totstandbrenging van een verplichte tweede pijler waaraan zowel werkgevers als werknemers bijdragen, en van een optionele derde pijler bestaande in een beroepspensioenregeling. Het doel van de hervorming is om op termijn de druk op de onvoldoende gefinancierde eerste pijler te verlichten. De hervorming zal het voorwerp uitmaken van een driejarig actieplan, dat wordt ondersteund door de Wereldbank, en zal naar verwachting in 2007 volledig zijn ten uitvoer zijn gelegd. Het ondernemings- en investeringsklimaat bleef hinder ondervinden van een gebrek aan doelmatigheid van het openbaar bestuur en het rechtssysteem. De toegang tot en het verlaten van de markt worden nog steeds belemmerd door ingewikkelde administratieve procedures. De inspanningen om het investeringsklimaat te verbeteren zijn echter in 2003 geïntensiveerd. Tot de pogingen ter vermindering van de bureaucratie behoren de totstandbrenging van onestop-shops voor het registreren en het verlenen van vergunningen aan ondernemingen, alsook de invoering van een stilzwijgende goedkeuringsprocedure voor de uitgifte en verlenging van de meeste vergunningen die het openbaar bestuur afgeeft. Andere maatregelen zijn onder meer wijzigingen in het faillissementsrecht, die reeds hebben geleid tot een toename van zowel het aantal nieuwe faillissementen als van de snelheid waarmee ze worden afgehandeld. Op het punt van belastingbeleid zijn in 2003 een nieuw belastingwetboek en de uitvoeringsbepalingen daarvan goedgekeurd. Deze zouden moeten zorgen voor een grotere transparantie en stabiliteit van de belastingwetgeving. Daarnaast is het BTW-stelsel hervormd, onder meer door de invoering van verlaagde tarieven overeenkomstig de huidige EU-wetgeving en door de afschaffing van een aantal vrijstellingen. In 2003 zijn eveneens verscheidene maatregelen genomen ter verbetering van de belastingadministratie, zoals de oprichting van een grote afdeling voor belastingbetalers in Boekarest. In 2004 zal bovendien een aantal belastingkantoren op plaatselijk niveau worden omgevormd tot centres of excellence, en de autoriteiten zullen in de loop van 2004 de inning, controle en handhaving van gezondheidszorg-, pensioen- en werkloosheidsbijdragen bundelen. De overheid heeft onlangs aangekondigd dat zij in 2004 bij de berekening van de inkomstenbelasting zal overschakelen van een progressief stelsel met tarieven tussen de 18% en 40% op een vast tarief van 23%. Door het schrappen van de hogere tarieven en het
NL
43
NL
vereenvoudigen van het stelsel hoopt de regering belastingontduiking terug te dringen en meer banen te creëren op de officiële markt. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Sedert 1991 heeft de EU het overgangsproces van Roemenië ondersteund met vier macrofinanciële bijstandspakketten, waarvan het laatste in november 1999 werd goedgekeurd toen de Raad van de EU Roemenië een betalingsbalanslening van ten hoogste 200 miljoen EUR toekende in het kader van een SBO ten bedrage van 400 miljoen SDR (Besluit 99/732/EG van de Raad). Na vrijgave van de eerste tranche van 100 miljoen EUR in juni 2000 is het IMF-programma echter ontspoord en uiteindelijk afgelopen. Daardoor kon geen verdere communautaire macrofinanciële bijstand meer worden uitgekeerd. In oktober 2001 heeft het College van Bewindvoerders van het IMF echter een nieuwe SBO van achttien maanden goedgekeurd voor 300 miljoen SDR (ongeveer 383 miljoen USD). In 2002 zijn ook langdurige onderhandelingen met de Wereldbank afgesloten over een tweede aanpassingslening ten behoeve van de particuliere sector (PSAL) van 300 miljoen USD. De prestaties in het kader van het IMF-programma waren gemengd en tegen het einde van 2002 had de voltooiing van de derde beoordeling vertraging opgelopen. Ondanks deze punten, die typisch het gevolg waren van ontsporingen van het loonbeleid en de privatisering, en ondanks een verlenging van het programma met zes maanden – omdat er geen geschikte strategische investeerder kon worden gevonden voor de grootste bank van Roemenië (BCR) – voltooide Roemenië uiteindelijk de overeenkomst in oktober 2003. In het kader van het programma werden belangrijke resultaten geboekt in termen van een solide macro-economisch beleid en structurele hervormingen, en met name aanzienlijke vooruitgang met betrekking tot de desinflatie, de aanpassing van energietarieven en het begrotingsbeleid. Op verzoek van de Roemeense autoriteiten heeft de Raad van de EU er in januari 2002 in beginsel mee ingestemd aan Roemenië 100 miljoen EUR in twee subtranches ter beschikking te stellen op grond van Besluit 99/732/EG van de Raad in het kader van de inmiddels afgeronde SBO. De uitkering van de subtranches werd afhankelijk gesteld van de bevredigende tenuitvoerlegging van de SBO en voldoende voortgang van het structurele aanpassingsproces van het land. Na lange onderhandelingen zijn in november 2002 een overeenkomst inzake een aanvullende lening en een aanvullend memorandum van overeenstemming ondertekend. Na lang oponthoud werd in de eerste helft van 2003 voldaan aan de structurele beleidsvoorwaarden die waren verbonden aan de uitkering van de eerste subtranche, waarmee de weg was vrijgemaakt voor de uitkering van de eerste subtranche van 50 miljoen EUR van de laatste tranche van nog uitstaande macrofinanciële steun van de EU, die op 17 juli 2003 werd uitbetaald.
NL
44
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen In 2003 golden speciale regels voor achttien goederen en diensten. 21,7% van het goederen- en dienstenpakket op basis waarvan de CPI wordt vastgesteld, zijn goederen en diensten waarvan de prijzen worden gereguleerd. De gereguleerde prijzen in de energiesector zijn geregeld met meer dan het inflatiepercentage aangepast.
2. Liberalisering van de handel Volgens het WTO-Wereldhandelsrapport van 2003 bedroeg het gemiddelde bij de meest begunstigde naties toegepaste tarief van Roemenië 16,2% op niet-agrarische producten, tegen 4,2% in de EU. De liberalisering van de handel is een van de belangrijkste elementen geweest van de overgang van Roemenië naar een markteconomie. Na het doorvoeren van belangrijke binnenlandse economische hervormingen heeft Roemenië een actieve rol gespeeld in het multilateraal handelsstelsel en zich ingespannen om zich in de Europese regionale overeenkomsten te integreren. Het voert consequent zijn toezeggingen uit inzake markttoegang en andere afspraken van de Uruguay-ronde en neemt actief deel aan lopende multilaterale onderhandelingen. De doelstelling van Roemenië om toe te treden tot de EU heeft grote invloed op zijn buitenlandse handelsstelsel.
3. Wisselkoersstelsel Voor de leu geldt een stelsel gebaseerd op een beheerst zwevende wisselkoers. De wisselkoers dient als belangrijkste antiinflatoir instrument zolang dit het externe evenwicht niet in gevaar brengt. Binnen dit kader is de centrale bank overgestapt op een beleid van minder frequente maar omvangrijke interventies, hetgeen grotere wisselkoersschommelingen mogelijk maakt.
4. Buitenlandse directe investeringen De BDI-regeling is open en niet-discriminerend; winst kan vrij worden gerepatrieerd. Sinds begin 1997 mogen buitenlandse investeerders grond bezitten, mits dit noodzakelijk is voor het uitoefenen van hun activiteiten. De wetten tot regulering en ter bevordering van BDI en portefeuillebeleggingen zijn herhaaldelijk gewijzigd, hetgeen voor rechtsonzekerheid heeft gezorgd.
5. Monetair beleid De nationale bank van Roemenië is in hoge mate onafhankelijk. De wet op de statuten van de centrale bank geeft als hoofddoelstelling van de bank aan dat deze moet toezien op de stabiliteit van de nationale munteenheid om aan prijsstabiliteit bij te dragen. Hoewel de wet nog steeds een beperkte mate van directe financiering van de overheid toestaat, is in 2002 van deze faciliteit geen gebruik gemaakt.
6. Overheidsfinanciën Er is een fundamentele belastinghervorming doorgevoerd, maar het blijft wachten op ingrijpende maatregelen tot consolidatie van de overheidsfinanciën, zoals een hervorming van het pensioenstelsel en de gezondheidszorg. In 2003 zijn wel nieuwe wetten inzake de BTW en de winstbelasting ten uitvoer gelegd en zijn maatregelen getroffen om het institutionele kader voor het begrotingsbeleid en de belastingadministratie te verbeteren. De afschaffing van de meeste fondsen buiten de begroting bracht de hoognodige vooruitgang met zich mee op weg naar de afschaffing van de wijdverbreide belastingvrijstellingen en de verbetering van de belastinginning. Het nieuwe belastingwetboek dat in januari 2004 in werking trad, bundelt en vereenvoudigt een reeks belastingregels en is daarmee een stap voorwaarts in termen van transparantie en voorspelbaarheid van de belastingwetgeving. De goedkeuring van een nieuwe begrotingswet in 2003 bracht verdere verbetering in de procedures voor begrotings- en uitgavencontrole.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen Er is vooruitgang geboekt met de privatisering in de industriële sector door de verkoop van meer grote ondernemingen. In de energiesector is de eerste fase van de voorbereidingen voor overdrachten voltooid, zij het veel langzamer dan oorspronkelijk gepland. In enkele van de grootste verlieslijdende staatsbedrijven vielen grote aantallen ontslagen om de financiële prestaties en de vooruitzichten op privatisering van deze bedrijven te verbeteren. In het bankstelsel kon de grootste overgebleven staatsbank (BCR) niet, zoals oorspronkelijk gepland, worden verkocht aan een strategisch investeerder. Na verscheidene niet-geslaagde inschrijvingen slaagde de overheid er in plaats daarvan in om in september 2003 25% van de aandelen van de bank te verkopen aan de EBWO en de IFC.
8. Hervorming van de financiële sector Tegen de achtergrond van een verbeterende macro-economische stabiliteit en versterkende bankbalansen ontwikkelde het bankwezen zich verder in 2003. Hoewel de financiële intermediatie nog steeds gering was, bleef deze snel stijgen, en eind 2003 vertegenwoordigden de totale financiële activa iets meer dan 40% van het BBP. De financiële sector lijkt over het geheel genomen voldoende gekapitaliseerd, liquide en goed gecontroleerd. Fusies en herroepingen van vergunningen hebben het aantal bankinstellingen verder teruggedrongen en ruim twee derden van de banken zijn voor het grootste deel in buitenlandse handen. Buitenlandse banken nemen meer dan de helft van de activa van het totale bankwezen, de leningen aan de niet-gouvernementele sector en het totaalbedrag van de deposito's voor hun rekening.
NL
45
NL
IX.
SERVIËENMONTENEGRO
1.
Samenvatting
De economische situatie in 2003 werd gekenmerkt door een daling in de industriële en landbouwproductie. De dienstensector en de bouw bleven de belangrijkste bronnen van de reële groei van 3% (tegen 4% in 2002). De inflatie daalde verder van 15% naar 8%, terwijl de dinar zo'n 11% in waarde daalde ten opzichte van de euro. De deviezenreserves namen opnieuw sterk toe met meer dan een miljard euro, als gevolg van een grote netto-instroom van kapitaal, met name dankzij onverwacht hoge buitenlandse directe investeringen en officiële financiering. Na een snelle start met opmerkelijke resultaten in 2001/2002 voltrokken de structurele hervormingen zich in 2003 in een trager tempo en kwamen ze aan het eind van het jaar, tijdens de voorverkiezingen in Servië, tot stilstand. Met name de herstructurering van grote collectieve en staatsbedrijven en de privatisering van banken hebben vertraging opgelopen. Er is duidelijk behoefte aan een nieuwe hervormingsprikkel om de vooruitzichten op toekomstige groei en werkgelegenheidsschepping te verbeteren. Daartoe zou eveneens de voortzetting van institutionele hervormingen moeten behoren en verdere zichtbare vorderingen op het gebied van de totstandbrenging van een functionerende gemeenschappelijke markt in Servië en Montenegro. Begin november 2002 heeft de Raad besloten het land verdere communautaire macrofinanciële bijstand toe te kennen tot een maximumbedrag van 130 miljoen EUR in het kader van een driejarig IMF-programma (2002-2005), na een eerste bijstandspakket van 345 miljoen EUR dat in 2001/2002 was toegekend. Het bedrag is naar boven bijgesteld tot een maximum van 200 miljoen EUR door een herziening van het besluit van de Raad in november 2003, om te beantwoorden aan de extra financieringsbehoeften die het IMF in de loop van het jaar had vastgesteld. Twee tranches van in totaal 105 miljoen EUR (40 miljoen EUR in december 2002/februari 2003 en 65 miljoen EUR in augustus 2003) zijn reeds uitbetaald. 2.
Macro-economische ontwikkeling
In 2003 liep de groei enigszins terug met een verwachte stijging van het reële BBP van 3% (tegen 4% in 2002), terwijl de aanvankelijke doelstelling 3,5 tot 4,5% bedroeg. In Servië wordt de reële BBP-groei in 2003 geschat op 3,1%, terwijl de Montenegrijnse economie is gegroeid met een lager percentage van naar schatting 1,5%. Net als in het voorgaande jaar is de groei in Servië vooral te danken aan een goede prestatie van de dienstensector (handel, financiële diensten en bouwnijverheid). De landbouwopbrengst is in vergelijking met 2002 echter gedaald met naar schatting 10 tot 15% als gevolg van een lange periode van droogte in de lente en zomer. De industriële productie is naar verluidt gedaald met zo'n 3%. De belangrijkste groeifactoren van de economie in Montenegro waren de industriële productie en het toerisme met een stijging van respectievelijk 8,4% en 11% op jaarbasis in de eerste acht maanden van 2003 in vergelijking met dezelfde periode in 2002. In Servië is de inflatie van de detailhandelprijzen op jaarbasis gedaald van 15% (eind 2002) naar ongeveer 8% eind 2003, ondanks een stijging van de elektriciteitsprijzen in juli (met gemiddeld 15%) overeenkomstig het IMF-programma en hogere voedselprijzen als gevolg van de periode van droogte in de lente. In Montenegro is de jaarlijkse inflatie in 2003 verder
NL
46
NL
teruggelopen van 9,5% naar ongeveer 8% aan het einde van het jaar. Dit is nog steeds een betrekkelijk hoge inflatie voor een op de euro overgestapte economie; deze is gedeeltelijk het gevolg van de invoering van BTW in april en een stijging van de elektriciteitsprijzen met gemiddeld 23%. Het geconsolideerde begrotingstekort van het land voor 2003 zou volgens de oorspronkelijke planning worden gehandhaafd op 4,5% van het BBP, bestaande uit een tekort van 4,1% in Servië en 0,4% in Montenegro (dit laatste komt overeen met 5,6% van het BBP van Montenegro). Het totale uitgavenniveau moest met 2% van het BBP verminderd worden om plaats te maken voor een lagere belastingdruk, met name in Servië. In Servië werd het geconsolideerde overheidstekort later naar beneden bijgesteld tot 3,5% van het BBP. Doordat de privatiseringsopbrengsten hoger uitvielen dan verwacht, was er sprake van overfinanciering van de begroting met 2% van het BBP, zodat de netto overheidsschuld met hetzelfde percentage kon worden teruggedrongen. Montenegro bleef in 2003 met budgettaire druk kampen. In Montenegro droeg de invoering van de BTW in april bij aan een toename van de begrotingsontvangsten, maar de algemene begrotingssituatie in 2003 is moeilijk te beoordelen, mede door het gebrek aan betrouwbare gegevens. Er blijven met name onzekerheden met betrekking tot de feitelijke omvang en financiering van het tekort van Montenegro. De Nationale Bank van Servië (NBS) zette haar op stabiliteit gerichte monetaire beleid in 2003 voort. Begin 2003 verhoogde de NBS tijdelijk de reserveverplichtingen op deposito's om de overmatige liquiditeit van de commerciële banken af te romen, die het gevolg was van een verschuiving van overheidsdeposito's naar banken in het kader van de betalingshervorming. Sinds mei 2003 was het monetaire beleid enigszins versoepeld door middel van achtereenvolgende verlagingen van de reserveverplichting. In heel 2001 en 2002 was het wisselkoersbeleid gericht op het stabiliseren van de nominale wisselkoers van de dinar, waardoor een goede voedingsbodem werd gelegd voor een proces van desinflatie in Servië. Sinds begin 2003 hanteerde de Nationale Bank van Servië een flexibeler aanpak, waarbij zij tevens rekening hield met reële wisselkoersontwikkelingen en aspecten van het internationale concurrentievermogen. Van eind december 2002 tot eind december 2003 is de dinar/euro-wisselkoers nominaal met ongeveer 11% gedaald, maar is de reële effectieve wisselkoers tamelijk stabiel gebleven. Het tekort op de lopende rekening van Servië en Montenegro is in 2003 naar schatting afgenomen tot 11% van het BBP vóór giften (12,8% in 2002), voornamelijk als gevolg van een lagere invoervraag en een bescheiden herstel van de uitvoer. De kapitaal- en financiële balans kwamen in de eerste helft van 2003 enigszins onder druk te staan, maar over het hele jaar gezien werd uiteindelijk een omvangrijke netto kapitaalinstroom geregistreerd, vooral in de vorm van een uitzonderlijk grote netto-instroom van BDI (1 060 miljoen EUR vergeleken met een aanvankelijk geschat niveau van 550 miljoen EUR). De deviezenreserves stegen met ongeveer een miljard euro en bereikten aan het eind van het jaar een niveau van meer dan 3 miljard EUR (gelijk aan 4,5 maand verwachte invoer). In het algemeen blijft de houdbaarheid van de externe positie een groot probleem voor Servië en Montenegro. Ondanks een aanzienlijke schuldvermindering toegezegd door crediteuren van de Club van Parijs, blijft de buitenlandse schuld (die eind 2003 werd geschat op 12,7 miljard EUR of 61% van het BBP) betrekkelijk hoog. Met name de schuldendienstverplichtingen zullen naar verwachting sterk stijgen van ongeveer 2,2% van het BBP en 10% van de uitvoer van goederen en diensten in 2003 naar respectievelijk 4,1% en 16,1% in 2005.
NL
47
NL
3.
Structurele hervormingen
In Servië zijn de hervormingen van de openbare financiën voortgezet en is de uitgavencontrole verbeterd door de geleidelijke invoering van een gemeenschappelijke thesaurierekening in de NBS voor de uitvoering van de begrotingen, waaronder de meeste ministeries en andere eenheden vallen die directe uitgaven doen. Het beheer van en het toezicht op fondsen buiten de begroting en begrotingen van lokale overheden moeten verder verbeterd worden. De belastinginning verbeterde dankzij de reorganisatie en modernisering van de belastingdienst. Beoogde belastingwetgeving, die onder meer betrekking had op de invoering van BTW en op inkomsten- en winstbelasting, is niet in werking getreden als gevolg van de blokkering van de werkzaamheden van het parlement en de ontbinding van het parlement later in het jaar. In Montenegro zijn de autoriteiten, na de introductie van een thesaurie in het ministerie van Financiën, van start gegaan met verdere hervormingen om de overheidsuitgaven aan banden te leggen. In maart 2003 verleende de overheid goedkeuring aan een actieplan op het gebied van werkgelegenheid en loonbeleid, dat voorziet in een vermindering van overtollige ambtenaren en in een grotere differentiatie van de lonen. De invoering van BTW in Montenegro in april 2003 betekende een grote stap in de hervormingen ondanks de erop volgende tijdelijke problemen met de inning. Een Montenegrijnse wet inzake openbaar bestuur die het wettelijke en beleidskader voor hervormingen in het openbaar bestuur vormt, is in juli 2003 goedgekeurd. Daarnaast is in september 2003 een nieuwe pensioenwet en een verzekeringswet voor gehandicapten op basis van een driepijlerstelsel in werking getreden. In Servië heeft de regering in 2003 een aantal wetten opgesteld of goedgekeurd die het wettelijke en regelgevende kader voor de ontwikkeling van de particuliere sector omvatten, waaronder wetgeving inzake ondernemingen, concurrentie, registratie van vennootschappen, faillissementsprocedures en het plaatsen van overheidsopdrachten. Deze wetten zijn echter nog niet in werking getreden. In februari 2003 is een nieuwe boekhoudwet goedgekeurd en in augustus 2003 is een aantal wetten van kracht geworden dat meer ruimte laat aan gedekte leningen. Het is nu zaak om deze wetten volledig ten uitvoer te leggen en toe te passen om de financiële intermediatie, en zodoende de reële investeringen en groei op economisch terrein, te bevorderen. In Servië is meer schot gekomen in het privatiseringsproces met de verkoop van een aantal belangrijke ondernemingen, zoals twee tabaksfabrieken, het op een na grootste oliebedrijf, een staalfabriek en een brouwerij. Eind 2003 waren zo'n 900 bedrijven bij veiling verkocht (waarvan 206 in 2002), 32 bij inschrijving (waarvan 12 in 2002) en 103 via het participatiefonds (waarvan 48 in 2002). Als gevolg hiervan kwamen de opbrengsten uit privatisering in 2003 uit op meer dan 900 miljoen EUR (345 miljoen EUR in 2002). In Montenegro begon het privatiseringsproces van de grootste Montenegrijnse onderneming, aluminiumfabriek KAP-Podgorica, met de keuze van de financiële adviseur, maar aangezien de verkoop ook samenhangt met enkele strategische beslissingen (invoer van elektriciteit) zal dit proces naar verwachting niet snel zijn afgerond. De privatiseringen van de staalfabriek in Nikšić en de tabaksfabriek in Podgorica zijn al in een gevorderd stadium. Tegen het eind van 2003 kondigde de Montenegrijnse overheid tevens een versnelde privatisering aan van 20 kleinere en minder aantrekkelijke fabrieken. Het herstructureringsproces van zo'n 50 grote insolvente bedrijven in Servië is niet erg opgeschoten vanwege het onopgeloste probleem van de uitstaande schulden van deze bedrijven. In een poging het herstructureringsproces te versnellen hebben de autoriteiten een nieuwe methode van "voorwaardelijke inschrijving" ontwikkeld, die inhoudt dat de bedrijven met hun schulden te koop worden aangeboden en dat
NL
48
NL
de bieders met een voorstel kunnen komen inzake de omvang van de schuld die zij bereid zijn te accepteren. Er zal afgewacht moeten worden of deze nieuwe strategie meer succes heeft. In de financiële sector versterkten de Servische autoriteiten het toezicht- en regelgevingskader voor het lokale banksysteem door de goedkeuring van de nieuwe wet op de nationale bank in juli 2003 samen met de wijzigingen op de bankwet. Het privatiseringsproces van de vijftien banken waarin de Servische overheid in 2002 aandelen verwierf door middel van een ruiltransactie van schuld in participaties heeft vertraging opgelopen, hetgeen ook te wijten is aan een verandering in het topmanagement van het Bank Rehabilitation Agency. De privatisering van de eerste drie van de vijftien banken zal waarschijnlijk niet voor half 2004 plaatsvinden. Het bankwezen gaat nog steeds gebukt onder het onopgeloste probleem van de vorderingen op bedrijven die zwaar in de schulden zitten en een te nemen strategisch besluit inzake niet-renderende leningen in de portefeuilles van de banken. In Montenegro is het institutionele kader voor bankentoezicht in het afgelopen jaar versterkt met de invoering van nieuwe voorschriften inzake het verlenen van vergunningen, minimumkapitaal, de classificatie van activa en voorzieningen en grote risico's. De autoriteiten keurden in september 2003 ook een wet tegen het witwassen van geld goed. De voormalige grootste bank in de republiek, Montenegro Banka, werd uiteindelijk in juli 2003 verkocht en er zijn vorderingen gemaakt met de voorbereidingen voor de privatisering van de Podgorica Banka, de laatst overgebleven bank die voor het grootste deel in handen van de staat is. Een andere belangrijke ontwikkeling in 2003 was het besluit van het ministerie van Financiën om alle vergunningen die waren verleend aan de in Montenegro geregistreerde buitenlandse banken, in te trekken. Het feit dat de deposito's gedurende geheel 2003 een toename te zien gaven, bevestigt het grotere vertrouwen in het bankwezen. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Begin november 2002 besloot de Raad het land verdere communautaire macrofinanciële bijstand toe te kennen tot een maximum van 130 miljoen EUR, na een eerste pakket van 345 miljoen EUR dat in 2001/2002 ten uitvoer is gelegd. Doel van deze bijstand is het economische beleid in het kader van de in mei goedgekeurde driejarige Extended Arrangement met het IMF (2002-2005) te ondersteunen, en in het bijzonder de betalingsbalans te ondersteunen en de buitenlandse deviezenpositie van het land te versterken. In december 2002 is een memorandum van overeenstemming ondertekend tussen de diensten van de Commissie en de autoriteiten. Dit memorandum van overeenstemming specificeert de economische beleidsvoorwaarden en de structurele maatregelen voor de vrijgave van de tweede en de derde tranche van deze bijstand. Het vereist ook dat actie wordt ondernomen om in het land een gemeenschappelijke markt tot stand te brengen. De autoriteiten zijn overeengekomen om 90% van de opbrengsten uit hoofde van deze bijstand toe te kennen aan Servië en 10% aan Montenegro. De giftcomponent van de eerste tranche (30 miljoen EUR) is eind december 2002 vrijgegeven, na de ondertekening van het memorandum van overeenstemming. De leningscomponent van de eerste tranche (10 miljoen EUR) is in februari 2003 uitbetaald, na de ratificatie door het nationale parlement van de leningsovereenkomst tussen de EG en het land. Na de moord op de Servische premier in maart 2003 en een daarop volgend financieel verzoek van het Servische ministerie van Financiën stelde de Commissie, daarbij gesteund door de Raad, voor om de uitkering van de resterende macrofinanciële bijstand naar voren te halen en een betrekkelijk grote tweede tranche uit te betalen om de krappe financiële situatie van het land aan te pakken. De tweede tranche van 65 miljoen EUR, die een gift van 35 miljoen EUR omvatte, werd in augustus uitbetaald, nadat de Commissie had onderzocht of
NL
49
NL
aan de economische beleidsvoorwaarden op het gebied van de hervorming van de openbare financiën en de overheidsadministratie, de hervorming van de banksector en de ontwikkeling van de particuliere sector op bevredigende wijze was voldaan. In oktober 2003 bezocht een delegatie van de Commissie het land om te beoordelen in hoeverre aan de voorwaarden voor de uitkering van de derde tranche is voldaan. Deze delegatie concludeerde dat nog flinke vooruitgang moest worden geboekt voordat de derde tranche kon worden uitbetaald. In november 2003 besloot de Raad het huidige macrofinanciële bijstandspakket met 70 miljoen EUR te verhogen tot een maximumbedrag van 200 miljoen EUR door middel van een herziening van het Besluit van de Raad van november 2002, om aanvullende financieringsbehoeften te helpen lenigen die het IMF had vastgesteld in het kader van het lopende stabilisatieprogramma. Over de modaliteiten van deze aanvullende bijstand, waaronder de exacte verdeling in tranches en de bijbehorende voorwaarden, moet nog onderhandeld worden met de autoriteiten.
NL
50
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen De meeste categorieën prijzen zijn geliberaliseerd, behalve die van enkele overheidsdiensten en nutsvoorzieningen. De energieprijzen worden geleidelijk kostendekkend gemaakt. De elektriciteitsprijzen zijn in Servië met gemiddeld 15% verhoogd en in Montenegro met gemiddeld 23%.
2. Liberalisering van de handel Er is aanzienlijke vooruitgang geboekt bij het harmoniseren van de tarieven van Servië en Montenegro, maar er is tot nog toe geen overeenkomst over de harmonisatie van landbouwtarieven en het op één lijn brengen van de invoerheffingen. De liberaliseringsmaatregelen omvatten de geleidelijke opheffing van niet-tarifaire obstakels, de geplande afschaffing van alle invoerquota's en de liberalisering van de invoer van ruwe olie. De handelsbetrekkingen met de EU werden negatief beïnvloed door enkele ontoereikende controles van de oorsprong een aantal suikerexporten. Er worden bilaterale handelsovereenkomsten met buurlanden gesloten.
3. Wisselkoersstelsel Stelsel gebaseerd op een beheerst zwevende wisselkoers in Servië waardoor de nominale wisselkoers van de dinar redelijk stabiel is gebleven in 2001 en 2002, hetgeen leidde tot een aanzienlijke reële appreciatie van ongeveer 50% tijdens die periode, hoewel de dinar eind 2000 waarschijnlijk ondergewaardeerd was. In 2003 daalde de dinar met zo'n 11% in waarde ten opzichte van de euro, hoewel hij redelijk stabiel bleef in reële effectieve termen. Montenegro is volledig op de euro overgeschakeld met de euro als enig wettig betaalmiddel; de veel hogere inflatie in de republiek dan in de eurozone wijst op een aanzienlijke reële appreciatie.
4. Buitenlandse directe investeringen Er is gezorgd voor passende BDI-wetgeving alsook voor een bureau voor het bevorderen van buitenlandse investeringen. Belangrijke wetgeving ter bevordering van het ondernemingsklimaat is echter nog steeds in behandeling, met name met betrekking tot de registratie van vennootschappen. BDI hangen in hoge mate samen met grote privatiseringsovereenkomsten; de beleggingen in geheel nieuwe projecten en in aandelen blijven beperkt.
5. Monetair beleid In 2003 is het op stabiliteit gerichte monetaire beleid voortgezet waarmee wordt beoogd om, voor het eerst sinds het begin van de hervormingen eind 2000, de jaarlijkse inflatie terug te dringen tot onder de 10%. Dit houdt in dat de kredietverlening door de centrale bank aan de overheidssector sterk aan banden wordt gelegd. Veranderingen in de reserveverplichtingen blijven het belangrijkste beleidsinstrument om liquiditeit in het bankwezen te beïnvloeden. In Montenegro is slechts op zeer beperkte schaal ruimte voor een onafhankelijk monetair beleid.
6. Overheidsfinanciën Er is verdere voortgang gemaakt bij de hervormingen met het oog op het verbeteren van de uitgavencontrole in beide republieken, terwijl verdere begrotingsconsolidatie en het stellen van prioriteiten voor de overheidsbestedingen noodzakelijk blijft. In april is in Montenegro de BTW ingevoerd; in Servië is de invoering hiervan uitgesteld tot medio 2005. De belangrijkste ontwikkeling op het gebied van hervormingen in Servië was de hervorming van de belastingdienst en de afschaffing van het oude betalingsbureau.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen Er is enigszins schot gekomen in de privatisering in Servië dankzij de geslaagde verkoop van een groot aantal kleine bedrijven via veilingen en enkele grote bedrijven, via inschrijvingen. De inkomsten uit privatisering waren hoger dan verwacht en bedroegen in 2003 rond de 900 miljoen EUR. Het herstructurerings- en privatiseringsproces van grote insolvente bedrijven heeft in 2003 echter vertraging opgelopen. In Montenegro is de privatisering van delen van de reusachtige aluminiumfabriek gaande.
8. Hervorming van de financiële sector Het bankentoezicht is in Servië en Montenegro aangescherpt. Het proces van de herstructurering en privatisering van banken in Servië heeft vertraging opgelopen. Montenegro Banka is in augustus 2003 verkocht en de privatisering van Podgorica Banka, de laatste bank in Montenegro die nog in handen van de staat is, is in voorbereiding.
NL
51
NL
X.
TADZJIKISTAN
1.
Samenvatting
Tadzjikistan heeft in 2003 opnieuw een sterke macro-economische ontwikkeling doorgemaakt en de bronnen van de economische groei zijn meer gediversifieerd geworden. De traditionele sectoren (katoen en aluminium) gaven een bescheiden groei te zien, en in andere sectoren, zoals diensten (voornamelijk handel), bouw, energie en textiel is een sterke expansie gerealiseerd. De groei van de binnenlandse vraag is gestimuleerd door een sterke toename van de overdrachten van in het buitenland werkende Tadzjieken. Op het gebied van de structurele hervormingen zijn gemengde resultaten te signaleren. De totale belastinginkomsten van de overheid zijn gestegen, voornamelijk dankzij verbeteringen in de BTW-administratie. De privatisering van middelgrote en grote ondernemingen vordert de laatste paar jaar langzaam. De autoriteiten bereiden een strategie voor ter vermindering van de schuldenlast van staatsboerderijen. Een onderdeel hiervan is een voorziening om de binnenlandse schulden van landbouwbedrijven die worden geherstructureerd, af te schrijven. In the banksector is de herstructurering van de staatsbank Amonatbank bijna afgerond en heeft de Agroinvestbank (AIB), de grootste bank van het land, een inventarisatie gemaakt van leningen waarvan de schuldendienstverplichtingen niet worden nagekomen. Twee gifttranches (elk van maximaal 7 miljoen EUR) zijn nog altijd niet uitgekeerd in het kader van de buitengewone financiële bijstand en Tadzjikistan heeft momenteel een schuld van 44 miljoen EUR aan de Gemeenschap. De precieze bedragen van de gifttranche van 2003 en de vervroegde schuldaflossing (respectievelijk maximaal 7 miljoen EUR en 12 miljoen EUR) zal afhangen van de bevindingen bij het voor medio maart 2004 geplande controlebezoek. 2.
Macro-economische ontwikkeling
De macro-economische ontwikkeling van Tadzjikistan was in 2003 opnieuw goed, met een groei van het reële BBP van naar schatting 10,2%, tegen 9,1% in 2002. De bronnen van de groei blijven aan diversiteit winnen. De traditionele sectoren (katoen en aluminium) gaven een bescheiden groei te zien, en in andere sectoren, zoals diensten (voornamelijk handel), bouw, energie en textiel is een sterke expansie gerealiseerd. De groei van de binnenlandse vraag is gestimuleerd door een sterke toename van de overdrachten van in het buitenland werkende Tadzjieken (voor 2003 worden deze op 15% van het BBP geraamd). Het totale begrotingsoverschot wordt voor 2003 geschat op 0,6% van het BBP. Het overheidsinvesteringsprogramma en de buiten de begroting gehouden tekorten zijn niet inbegrepen in de officiële begrotingscijfers. Het IMF schat dat het buiten de begroting gehouden tekort van de energiesector rond 5,5% van het BBP bedraagt. Dit tekort is voor ongeveer twee derde te wijten aan lage tarieven en technische verliezen, de rest wordt veroorzaakt door lage inningsniveaus. De verhouding tussen belastinginkomsten en BBP is gestegen van 14,7% in 2002 tot naar schatting 15,5% van het BBP in 2003 en voor 2004 wordt een verdere toename tot 16,2% verwacht. Voor de dekking van het begrotingstekort blijft de regering in elk geval afhankelijk van multilaterale financiering. Hoewel Tadzjikistan nog steeds een grote buitenlandse schuld heeft, is deze in de periode tussen eind 2002 en eind 2003 teruggedrongen van 82% van het BBP tot naar schatting 73%,
NL
52
NL
dankzij herstructureringsovereenkomsten met bilaterale crediteuren en de sterke groei van het BBP in de laatste jaren. Aangezien de aflossingsvrije periode die bij de herstructureringsovereenkomst (van december 2002) met Rusland is bedongen, in 2005 afloopt, zullen de kosten van de schuldendienst naar verwachting aanzienlijk stijgen in de periode 2005-2009. Verscheidene factoren hebben er, voornamelijk in het eerste kwartaal van het jaar, toe bijgedragen dat de inflatie in 2003 is toegenomen. In deze periode was het monetaire beleid minder strikt: er werden gerichte kredieten verleend aan de katoensector. De ongewoon strenge winter leidde tot een sterke stijging van voedselprijzen: in de eerste vier maanden van 2003 stegen ze met 7,8% op jaarbasis. De inflatie nam ook toe door hoger verwachte mondiale energieprijzen in combinatie met stijgingen van de brandstofprijzen en energietarieven. Verder stegen de prijzen van diensten in de periode januari-april 2003 met bijna 32% op jaarbasis. Eind 2003 was de inflatie uitgekomen op naar schatting 13,7%. Het saldo op de lopende rekening is in de eerste negen maanden van 2003 verbeterd, vergeleken met dezelfde periode in het voorgaande jaar. Dit was te danken aan onverwacht hoge overdrachten van in het buitenland werkende Tadzjieken, alsmede aan hogere internationale prijzen voor katoen en aluminium. Het feit dat er meer overdrachten door Tadzjieken in het buitenland hebben plaatsgevonden via commerciële banken, duidt op een groter vertrouwen in het bankwezen, maar is ook toe te schrijven aan het grotere aantal mensen dat in het buitenland werkt, omdat er in eigen land onvoldoende werkgelegenheid is. De bruto deviezenreserves zijn in de eerste negen maanden van 2003 met 38% toegenomen. Doordat de snelle economische groei gepaard gaat met een aanzienlijke toename van de invoer, zijn de deviezenreserves in termen van maanden invoer naar schatting evenwel onveranderd gebleven ten opzichte van 2002 (1,8 maanden eind 2003). 3.
Structurele hervormingen
De sterke toename van de belastinginkomsten is hoofdzakelijk te danken aan verbeteringen in de BTW-administratie, waaronder de overschakeling op het bestemmingslandbeginsel. Om de inning van BTW te verbeteren zijn de autoriteiten begonnen met een opvoedingsprogramma voor belastingbetalers en zijn de termijnen voor het terugbetalen van BTW verkort. Verder worden de achterstanden in de belastingafdrachten door belangrijke staatsbedrijven geleidelijk gereduceerd. De autoriteiten hebben het ontwerp afgerond van een nieuw belastingwetboek dat bedoeld is om de belastingadministratie te vereenvoudigen en te verbeteren. Verder is de overheid van plan het ministerie van Overheidsinkomsten en –heffingen te reorganiseren, een systeem van persoonlijke identificatienummers voor belastingbetalers in te voeren en de databank van belastingbetalers bij te werken. De privatisering van middelgrote en grote ondernemingen vordert de laatste jaren traag. Eind 2002 waren ongeveer 500 bedrijven geprivatiseerd, oftewel circa 40% van het totale aantal te privatiseren ondernemingen. Het afgelopen jaar zijn er echter wel activiteiten ontplooid op dit punt. In juli 2003 heeft het Overheidscomité voor Staatseigendommen een procedure gestart voor de privatisering van zes grote industriële ondernemingen (maalderij, staal, leerverwerking, elektronica en een schoenfabriek). De overheid werkt momenteel aan een strategie voor het terugdringen van de schulden van staatsboerderijen, met onder meer een voorziening voor het afschrijven van de binnenlandse schulden van boerderijen die geherstructureerd worden. De Aziatische Ontwikkelingsbank
NL
53
NL
ondersteunt de autoriteiten bij het opstellen van voorstellen voor het terugdringen of herstructureren van de buitenlandse schulden van deze staatsboerderijen. Eén mogelijkheid die hierbij wordt onderzocht is het afkopen van de buitenlandse schuld van de boerderijen in ruil voor tijdelijke verkooprechten voor katoen. De overheid wil met onafhankelijke derden gaan werken om de doorzichtigheid van de herstructurering van de staatsboerderijen te verbeteren. Zij verwacht met de betrokken partijen (waaronder internationale NGO’s) eind maart 2004 overeenstemming te hebben bereikt over het toezicht op het privatiseringsproces van minstens 25 van deze staatsboerderijen. Om de bestuurlijke aspecten van dit proces verder te verbeteren zal de overheid bovendien (uiterlijk eind maart 2004) voorstellen bij het parlement indienen om de wetgeving inzake lokaal bestuur en grondbezit zodanig aan te passen dat lokale autoriteiten niet langer in staat zijn zich met de privatisering van staatsboerderijen en de exploitatie van geherstructureerde agrarische bedrijven te bemoeien. Verder zijn de autoriteiten van plan functionarissen van het Staatscomité voor de landhervorming onafhankelijk te maken van de lokale autoriteiten. Om ervoor te zorgen dat geprivatiseerde boerderijen duidelijke, onbetwistbare rechten op hun grond hebben, is met de autoriteiten afgesproken dat ze tussen 1 oktober 2003 en eind maart 2004 5 000 extra eigendomsbewijzen voor grond uitgeven. Er is een nieuwe energiewet aangenomen om het omvormen van Barki Tajik (het staatselektriciteitsbedrijf) tot een particuliere vennootschap te bevorderen en een onafhankelijke regulerende instantie voor de energiesector in te stellen. Bij presidentieel decreet is op 3 juni 2003 een door de minister van energie voorgezeten werkgroep ingesteld die de herstructurering van de energiesector in goede banen moet leiden. Nadat verschillende modellen zijn bestudeerd, wordt nu beoogd Barki Tajik op te splitsen in een bedrijf voor de opwekking van elektriciteit, een onafhankelijke onderneming voor de transmissie ervan en vier regionale distributiebedrijven. Het aantal commerciële banken is afgenomen van 17 in 2001 tot 13 (in maart 2003). De herstructurering van de staatsbank Amonatbank is volgens het IMF bijna afgerond. De naleving van de prudentiële voorschriften is aanzienlijk verbeterd en de bank maakt nu winst. De grootste bank van het land, de Agroinvestbank (AIB), heeft een inventarisatie gemaakt van leningen waarvan de schuldendienstverplichtingen niet worden nagekomen en wordt gesplitst in twee onafhankelijke entiteiten: een commerciële bank en een niet-bancaire financiële instelling voor de financiering van activiteiten in de katoensector. In 2002 voldeden slechts vijf banken aan de minimumkapitaalvereisten van 1,5 miljoen USD. De nationale bank van Tadzjikistan verleende ontheffingen aan de banken die daar niet aan voldeden. De geplande verhogingen van de minimumkapitaalvereisten zijn uitgesteld, waardoor deze voor de bestaande banken pas eind 2004 op 2 miljoen USD komen te liggen (en niet al eind 2003). Niet alle banken hebben tot nu toe de verlangde onafhankelijke accountantscontroles van hun jaarrekening laten uitvoeren. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Aan Tadzjikistan is een bijstandspakket toegekend dat bestaat uit een lening van 60 miljoen EUR (uitgekeerd in maart 2001) en giften tot een totaalbedrag van maximaal 35 miljoen EUR, tot eind 2004 uit te keren in opeenvolgende jaarlijkse tranches.
NL
54
NL
Aangezien Tadzjikistan bevredigende voortgang heeft geboekt met het macro-economische beleid en de structurele hervormingen, zijn jaarlijks de maximale gifttranches toegekend, tot nu toe 21 miljoen EUR. De Gemeenschap heeft echter niet aangedrongen op de maximale jaarlijkse terugbetaling van schulden die in het memorandum van overeenstemming is voorzien. Zowel in 2001 als in 2002 is Tadzjikistan verzocht om een terugbetaling van slechts 8 miljoen EUR, terwijl het memorandum een bedrag van 12 miljoen EUR toestond. Tadzjikistan heeft nu een schuld aan de Gemeenschap van 44 miljoen EUR. De precieze omvang van de gifttranches voor 2003 en ook de voortijdige aflossing van schulden (maximaal 7 miljoen respectievelijk 12 miljoen EUR) zullen afhangen van de bevindingen bij het controlebezoek medio maart 2004.
NL
55
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen De meeste prijzen zijn geliberaliseerd (met uitzondering van die van openbare nutsbedrijven).
2. Liberalisering van de handel Betrekkelijk liberaal handelsstelsel, echter met aanhoudende niet-tarifaire belemmeringen In mei 2002 zijn de invoertarieven gelijkgeschakeld op 5%. Tadzjikistan heeft het lidmaatschap van de WTO aangevraagd (waarnemersstatus sinds 2001). De EuropeesAziatische Economische Gemeenschap (met Rusland, Belarus, Kazachstan, de Kirgizische Republiek en Tadzjikistan) heeft tot doel de regionale economische samenwerking te bevorderen.
3. Wisselkoersstelsel Betrekkelijk liberaal wisselkoersstelsel. . De officiële wisselkoers kwam in juli 2000 op één lijn met de curbmarktkoers toen een interbancaire valutamarkt operationeel werd. De nieuwe munteenheid, de somoni, werd in oktober 2000 geïntroduceerd. Beheerst zwevende wisselkoers van de somoni.
4. Buitenlandse directe investeringen Ondanks een betrekkelijk liberaal rechtsstelsel blijven de buitenlandse directe investeringen beperkt als gevolg van het hoge landenrisico. Geen wettelijke obstakels voor buitenlandse directe investeringen of voor buitenlandse eigendom van aandelen, geen beperkingen op de repatriëring van winst en kapitaal. De BDI-instroom beliep 3,0% van het BBP in 2002 en wordt voor 2003 geschat op 1,4%.
5. Monetair beleid De nationale bank van Tadzjikistan (NBT) ging eind 2002 en begin 2003 door met het verstrekken van gerichte leningen die door regionale NBT-vestigingen aan ondernemingen in de katoensector werden toegekend. In februari 2003 besliste de NBT echter dat hoofden van vestigingen, afdelingshoofden en adjunct-directeuren niet langer de bevoegdheid hadden om kredieten te verstrekken.
6. Overheidsfinanciën De totale belastinginkomsten van de centrale overheid zijn van 14,7% in 2002 gestegen tot naar schatting 15,5% van het BBP. Deze stijging is voornamelijk te danken aan verbeteringen in de BTW-administratie, met onder meer de afronding van de overschakeling op het bestemmingslandbeginsel.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen De privatisering van kleine ondernemingen is grotendeels voltooid, maar bij de middelgrote en grote ondernemingen vordert dit proces de afgelopen jaren maar langzaam. In juli 2003 heeft het Overheidscomité voor Staatseigendommen de procedure gestart voor de privatisering van zes grote industriële ondernemingen (maalderij, staal, leerverwerking, elektronica en een schoenfabriek).
8. Hervorming van de financiële sector Er is voortgang geboekt bij het verbeteren van de bankregelgeving en het bankentoezicht. Tussen de NBT en de vier grote banken zijn saneringsovereenkomsten gesloten. De herstructurering van de staatsbank Amonatbank is bijna afgerond. De grootste bank, de Agroinvestbank (AIB), heeft een inventarisatie gemaakt van leningen waarvan de schuldendienstverplichtingen niet worden nagekomen. De AIB wordt bij de herstructurering gesplitst in twee zelfstandige entiteiten: een commerciële bank en een niet-bancaire financiële instelling die activiteiten in de katoensector financiert.
NL
56
NL
XI.
OEKRAÏNE
1.
Samenvatting
Oekraïne gaf ook in 2003 weer een overwegend bevredigende macro-economische ontwikkeling te zien. De groei van het BBP is versneld tot 9,3% en de inflatie blijft een eind onder de 10%, al ging ze ten gevolge van de snel toegenomen economische groei en de compensatie van een eerdere daling van voedselprijzen wel omhoog. Verder was de begrotingssituatie aan het eind van het jaar vrijwel in evenwicht. Met betrekking tot de betalingsbalans is de situatie eveneens vrij gunstig gebleven. De lopende rekening liet aan het eind van 2003 een aanzienlijk overschot zien, de hryvnia is stabiel gebleven en de officiële deviezenreserves zijn verder toegenomen. Bovendien heeft Oekraïne door de uitgifte van verscheidene euro-obligatieleningen weer toegang gekregen tot de internationale kapitaalmarkten. De instroom van buitenlandse directe investeringen blijft evenwel op een laag peil. Deze gunstige macro-economische situatie contrasteert met de voortgang op het gebied van de structurele hervormingen, die onvoldoende is gebleken. De autoriteiten hebben in de loop van 2003 weliswaar in een aantal sectoren bemoedigende maatregelen genomen, maar de hervormingsprocessen in sectoren als die van de energie en ook de grootschalige privatisering blijven teleurstellend traag verlopen. Het IMF zal naar verwachting eind maart 2004 bij wijze van voorzorgsmaatregel een standby-overeenkomst (SBO) voor Oekraïne goedkeuren. In juli 2002 heeft de Raad een besluit goedgekeurd tot toekenning van een nieuw macrofinancieel bijstandspakket voor een totaalbedrag van maximaal 110 miljoen EUR en tot annulering van het niet-uitgekeerde deel van de leningsfaciliteit van 1998. In juni 2003 zijn besprekingen begonnen over de voorwaarden van een nieuwe faciliteit. 2.
Macro-economische ontwikkeling
Oekraïne heeft opnieuw een in grote lijnen bevredigende macro-economische ontwikkeling te zien gegeven. Na een teruggang tot 4,1% in 2002 is het groeipercentage van het reële BBP in 2003 gestegen tot naar schatting 9,3% - ruimschoots boven de verwachtingen. De economische groei wordt vooral geschraagd door goede exportresultaten en een toenemende binnenlandse vraag. Deze sterke groei van de economie heeft in combinatie met een snelle loonstijging en de compensatie van een eerdere daling van voedselprijzen in een jaar met slechtere oogsten de inflatiedruk doen toenemen. Na een niet eerder voorgekomen deflatie in 2002 (toen de CPI met 0,6% terugliep) is de inflatie eind 2003 over het hele jaar gerekend op 9,3% gekomen. Het begrotingsresultaat was in 2003 beter dan verwacht dankzij de onverwacht snelle economische groei en een strak uitgavenbeleid. De overheid als geheel heeft het jaar met een klein kastekort (van circa 0,5% van het BBP) afgesloten. De door het parlement goedgekeurde begroting voor 2004 strookt met de doelstelling voor de geconsolideerde begroting van 1,5% van het BBP. Het begrotingsbeleid wordt echter met aanzienlijke uitdagingen geconfronteerd: de noodzaak achterstanden bij de BTW-teruggaven weg te werken, de opwaartse druk van de
NL
57
NL
ambtenarensalarissen, de trends op middellange termijn van het pensioenstelsel en de noodzaak om over te stappen op een eenvoudiger belastingstelsel met minder kans op verstoringen. Na een sterke waardedaling in de loop van 1999 legt de hryvnia een indrukwekkende stabiliteit aan de dag. De reële wisselkoers heeft de afgelopen jaren een zekere appreciatie te zien gegeven, mede als gevolg van het cumulatieve inflatieverschil ten opzichte van de belangrijkste handelspartner van het land, maar de verwachting is dat de hryvnia toch op een betrekkelijk concurrerend niveau zal blijven. De nationale bank van Oekraïne heeft het stelsel van de zwevende wisselkoers ondersteund met een betrekkelijk voorzichtig monetair beleid. De monetaire aggregaten zijn in 2003 zeer snel blijven toenemen (geldhoeveelheid in ruime zin 47%, geldhoeveelheid in enge zin 30%) maar dit vloeit voor een groot deel voort uit de toegenomen vraag naar contant geld in samenhang met het voortgaande proces van toename van de hoeveelheid geld in omloop2.De betalingsbalans blijft een betrekkelijk positief beeld vertonen. Sinds 1999 heeft het land elk jaar overschotten op de lopende rekening. Naar schatting is de omvang ervan wegens de toename van de binnenlandse vraag gedaald van 7,7% van het BBP in 2002 naar 6% van het BBP in 20033. Het overschot op de lopende rekening heeft bijgedragen aan een aanzienlijke toename van de officiële deviezenreserves tot een niveau dat in begin februari 2004 circa 7,2 miljard USD (meer dan 3 maanden invoer) bedroeg4. De schuldendienstverplichtingen van Oekraïne zijn aanmerkelijk verlicht door de schuldherschikkingen die in april 2000 met particuliere obligatiehouders en in juli 2001 met de Club van Parijs zijn overeengekomen. Sinds 2000 zijn de schulden en de relatieve schuldendienstverplichtingen geleidelijk gedaald, maar in de periode 2003-2006 zal zich naar verwachting een tijdelijke stijging van de schuldendienstverplichtingen voordoen. In december 2002 heeft Oekraïne weer toegang gekregen tot de internationale kapitaalmarkten (waarvan het na de Russische financiële crisis van 1998 was uitgesloten) met de uitgifte van een euro-obligatielening van 350 miljoen USD. Begin juni 2003 werd deze gevolgd door de uitgifte van een euro-obligatielening van 800 miljoen USD met een looptijd van 10 jaar, die overtekend is en waarvan de jaarrente slechts 7,65% bedroeg5. Sinds 2001 is de spread op Oekraïnse euro-obligaties op de secundaire markten aanmerkelijk kleiner geworden en hebben de voornaamste internationale ratingbureaus de rating van het land meermalen opgetrokken. Een aanhoudend zwak punt in de betalingsbalans van Oekraïne is echter de geringe instroom van BDI. Ondanks de versterking van de macro-economische prestaties blijft de BDI-instroom (zie het overzicht van de stand van de economische hervormingen) duidelijk achter bij die in andere landen in Midden- en Oost-Europa. Een zwak investeringsklimaat met onder meer een weinig stabiel, bedrijfsonvriendelijk regelgevingskader, onvoldoende
2
3
4
5
NL
Het aandeel van de geldhoeveelheid in ruime zin en het BBP is gestegen van 10% in 1996 tot 29% eind 2002. De verhouding tussen het overschot op de lopende rekening en het BBP is echter naar alle waarschijnlijkheid te hoog omdat de omvangrijke grijze economie van Oekraïne maar ten dele tot uitdrukking komt in de officiële BBP-cijfers, die hierdoor een stuk te laag uitvallen. De laatste maanden echter wordt de gesignaleerde stijging van de reserves voornamelijk veroorzaakt door koerseffecten die samenhangen met de sterke daling van de dollar. Hierdoor valt het in USD uitgedrukte aandeel van de deviezenreserves die Oekraïne in andere valuta aanhoudt, hoger uit. In oktober 2003 volgde een aanvullende uitgifte van 200 miljoen USD (binnen dezelfde reeks en tegen dezelfde voorwaarden). Deze diende ter compensatie van het feit dat de uitkeringen van de Wereldbank lager uitvielen dan oorspronkelijk gepland.
58
NL
voortgang met structurele hervormingen en politieke instabiliteit zijn factoren die mogelijk aan deze teleurstellende ontwikkeling van de BDI ten grondslag liggen. 3.
Structurele hervormingen
De opmerkelijke prestaties die Oekraïne de laatste jaren op macro-economisch terrein boekt, contrasteren met de onvoldoende voortgang op het gebied van de structurele hervormingen. De autoriteiten hebben in de loop van 2003 weliswaar in een aantal sectoren bemoedigende maatregelen genomen, maar de hervormingsprocessen in sectoren als die van de energie en ook de grootschalige privatisering blijven teleurstellend traag verlopen. In deze afdeling wordt ingegaan op recente ontwikkelingen bij de hervorming op terreinen waarop de EU in de voorwaarden voor de verlening van macrofinanciële bijstand de nadruk heeft gelegd. In de loop van 2003 waren er enkele tekenen die duidden op herstel van de privatiseringsactiviteit. Na twee jaren waarin de inkomsten uit privatisering ver achterbleven bij de streefcijfers, heeft de overheid het voor 2003 geplande privatiseringsniveau van 2,23 miljard hryvnia overtroffen. Medio 2003 heeft de regering een ambitieus, op de middellange termijn gericht privatiseringsprogramma bij het parlement ingediend waarin wordt voorgesteld het aantal grote ondernemingen dat om strategische redenen van privatisering is uitgesloten, te beperken. Ook voorziet dit programma in voltooiing van het privatiseringsproces in 2008. De goedkeuring van dit programma is in het parlement echter op moeilijkheden gestuit. Op het gebied van de hervorming van de financiële sector worden vorderingen gemaakt met de herstructurering van de activiteiten van de verlieslijdende staatsspaarbank. In het kader van de programma-aanpassingslening van de wereldbank (PAL) hebben de autoriteiten medio 2003 een memorandum van overeenstemming ondertekend dat een reeks overgangsmaatregelen bevat ter beperking van de kredietactiviteiten van deze bank en een eerste voorbereiding vormt voor een grondige herstructurering van haar werkzaamheden. Het bankstelsel blijft echter nog aanzienlijke zwakke punten vertonen. Met name vertegenwoordigen de leningen waarvan de schuldendienstverplichtingen niet worden nagekomen, nog altijd ongeveer een vijfde van het totaal aan bankleningen. Bovendien is de banksector nog steeds sterk geconcentreerd: de grootste acht banken nemen meer dan 60% van de totale activa voor hun rekening. De omvang van bancaire intermediatie blijft bescheiden, maar de banksector vertoont sedert 2000 wel een snelle groei. Dit is vooral te danken aan een welkom herstel van het vertrouwen in het bankstelsel in de context van een gunstiger macro-economisch klimaat. Deze ontwikkeling kent echter ook aanzienlijke risico’s. Door de snelle groei van de kredietverlening bestaat het gevaar dat banken niet alle kredietaanvragen met de vereiste zorgvuldigheid beoordelen. Teneinde deze overmatige kredietverlening af te remmen heeft de centrale bank in juni 2003 de vereiste solvabiliteitsratio van de banken verhoogd van 8% tot 10%. Op het gebied van de handel hanteert Oekraïne nog altijd regelgeving die onverenigbaar is met de partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst. Zo worden op een aantal producten nog uitvoerrechten geheven en andere uitvoerbeperkingen toegepast en gelden voor bepaalde geïmporteerde producten (met name auto’s en alcoholhoudende dranken) hogere binnenlandse belastingen Verder moet de regelgeving met betrekking tot de douane, invoervergunningen, technische normen en de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, ondanks de
NL
59
NL
aanmerkelijke verbeteringen in de laatste jaren verder worden aangepast om ze beter in overeenstemming te brengen met de binnen de EU geldende eisen. Oekraïne heeft in 1994 het lidmaatschap van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) aangevraagd en met in totaal 23 WTO-leden (waaronder de EU) bilaterale onderhandelingen gevoerd over de toegang tot hun markten. Er moet echter nog overeenstemming worden bereikt over de niet-tarifaire aspecten van de onderhandelingen. Oekraïne streeft ernaar in 2004 tot de WTO toe te treden, mogelijk tegelijk met de toetreding van Rusland. De EU ondersteunt de voorbereidingen van Oekraïnes toetreding tot de WTO door het verschaffen van technische bijstand. De regering probeert een ambitieus programma voor belastinghervorming goedgekeurd te krijgen door het parlement. Doel hiervan is het gebruik van vrijstellingen en voorrechten terug te dringen, de belastingadministratie te verbeteren, alsook ontduiking en verstoringen tegen te gaan. Het maatregelenpakket omvat belangrijke wijzigingen van de inkomstenbelasting, de winstbelasting en het BTW-stelsel. Vanaf januari 2004 is het percentage van de winstbelasting verlaagd van 30% tot 25%. Ook is er een nieuwe inkomstenbelasting ingevoerd waarin de bestaande progressieve belastingtarieven worden vervangen door een vast tarief en een hogere belastingvrije som. Verder heeft het parlement een wet aangenomen die het aantal van BTW vrijgestelde sectoren aanzienlijk beperkt. Tevens is er kortgeleden vooruitgang geboekt bij het oplossen van het probleem van de achterstallige BTW-teruggaven aan exporteurs. In november 2003 is een actieplan goedgekeurd om deze achterstanden aan te pakken. Het betrof op dat moment in totaal circa 3,2 miljard hryvnia oftewel ongeveer 1,3% van het BBP. In december heeft de overheid ongeveer 1,3 miljard hryvnia van deze achterstanden weggewerkt. De resterende achterstallige betalingen van 1,9 miljard hryvnia zijn in januari 2004 ingewisseld tegen staatsobligaties met een looptijd van vijf jaar. In juni 2003 heeft de Wereldbank een lening van 200 miljoen USD goedgekeurd die bedoeld is voor het versterken van de belastingadministratie in Oekraïne en waarvan een deel de oorzaak van de steeds terugkerende achterstanden in BTW-teruggaven kan wegnemen. De Commissie overweegt dit project te gaan aanvullen met extra technische bijstand. Er wordt nog altijd geen vooruitgang van betekenis geboekt met de hervormingen in de energiesector. Oekraïne is nog steeds een van de landen met de laagste energie-efficiëntie ter wereld. De privatisering van de regionale elektriciteitsdistributiebedrijven (de oblenergos) is opgeschort en de energieprijzen zijn naar schatting economisch verre van kostendekkend. De laatste jaren is de inning van de energierekeningen aanmerkelijk verbeterd, maar de sector heeft nog steeds te kampen met achterstanden in de betaling, zowel van de sector aan leveranciers en overheid (belastingachterstanden) als wat de eigen debiteuren aangaat. De herstructurering en privatisering van de gassector wordt nog steeds uitgesteld. Bovendien zijn van de staatsonderneming die het gasmonopolie in handen heeft (Naftagas), zowel de boekhouding als de bedrijfsvoering nog altijd te ondoorzichtig. Op het gebied van de kernenergie is het overleg over het door de EBWO en Euratom gefinancierde K2R4-project, dat gericht is op compensering van de sluiting van Tsjernobyl door middel van de bouw van reactoren in twee andere kerncentrales, op een aantal problemen gestuit. De laatste jaren heeft Oekraïne zich serieus ingespannen om de doorzichtigheid van de eigen begrotingsprocedures en boekhouding te verbeteren en de boekhoud- en openbaarmakingsregels van bedrijfsleven en financiële instellingen in overeenstemming te
NL
60
NL
brengen met de internationale normen. In 2001 is een nieuwe begrotingswet aangenomen waarin de bevoegdheden van de uitvoerende en wetgevende macht op dit terrein zijn vastgelegd en begrotingstransacties een stuk transparanter worden gemaakt. De regering heeft een betrekkelijk modern thesauriesysteem doorgevoerd en brengt de rapportage van de begrotingsstatistieken in overeenstemming met de IMF-regels. Er blijven echter nog enkele tekortkomingen bestaan. Zo is de rekenkamer – de hoogste externe financiële controleinstantie, die in 1997 is ingesteld – niet bevoegd tot boekhoudkundige controle van de inkomstenkant van de begroting. In de huidige situatie mag de rekenkamer alleen de kostenkant (uitgaven aan elektriciteit, salarissen, apparatuur, enz.) van de belasting- en douaneadministraties controleren. Een andere afwijking betreft de extrabudgettaire fondsen, waarvan de boekhoudingen nog steeds buiten de algemene begrotingscijfers worden gepresenteerd. 4.
Verlening van macrofinanciële bijstand
Op 12 juli 2002 heeft de Raad een besluit goedgekeurd waarbij Oekraïne een nieuw macrofinancieel bijstandspakket ten bedrage van 110 miljoen EUR is verleend; het nietuitbetaalde deel van de leningfaciliteit uit 1998 is geannuleerd. In juni 2003 zijn medewerkers van de Commissie in Kiev besprekingen begonnen over de beleidsvoorwaarden voor de eerste tranche van de lening. Dit overleg kon in 2003 echter niet worden afgerond doordat er geen operationele financieringsovereenkomst met het IMF was. De Extended Arrangement die in 1998 door het IMF is goedgekeurd, liep in september 2002 af. In december 2003 zijn IMF-medewerkers met de autoriteiten een ontwerpintentieverklaring en memorandum voor economisch beleid overeengekomen. Hierin werd een economisch programma geformuleerd dat ondersteund zou worden met een stand-byovereenkomst (SBO) bij wijze van voorzorgsmaatregel. Oekraïne heeft de door het IMF gevraagde voorbereidende acties uitgevoerd, waaronder met name de netto-uitbetaling van 800 miljoen hryvnia aan achterstallige BTW-teruggaven aan exporteurs vóór eind december 2003 en het opheffen van de meeste BTW-vrijstellingen6. Het College van Bewindvoerders van het IMF zal naar verwachting eind maart 2004 de stand-by-overeenkomst goedkeuren. Begin december 2003 heeft de Wereldbank een nieuwe PAL ten bedrage van 250 miljoen USD goedgekeurd ter ondersteuning van de structurele hervorming van verscheidene sectoren7. De eerste tranche van deze lening (75 miljoen USD) is na goedkeuring van het College van Bewindvoerders van het IMF uitgekeerd.
6
7
NL
In de wet inzake de begroting van 2004 zijn de meeste BTW-vrijstellingen tijdelijk (voor één jaar) opgeheven. Een begin februari door het parlement goedgekeurde wet heeft deze opheffingen permanent gemaakt. Een eerste PAL voor eenzelfde bedrag is in september 2001 goedgekeurd en volledig uitgekeerd.
61
NL
BEKNOPT OVERZICHT VAN DE STAND VAN DE ECONOMISCHE HERVORMINGEN
1. Liberalisering van de prijzen De meeste prijzen zijn geliberaliseerd. De tarieven voor nutsvoorzieningen (als gas, elektriciteit, verwarming en huren) worden gereguleerd door de overheid en zijn veelal niet kostendekkend..
2. Liberalisering van de handel Op enkele uitzonderingen (vooral om gezondheids- en veiligheidsoverwegingen) na is de invoer vrij van kwantitatieve beperkingen. In 2001 heeft Oekraïne een betrekkelijk liberaal douanestelsel doorgevoerd. Het gemiddelde handelsgewogen invoertarief bedroeg eind 2002 ongeveer 7%. Het gemiddelde effectieve niveau van de invoerrechten ligt zelfs nog lager als gevolg van een groot aantal vrijstellingen. Anderzijds vertonen de invoerrechten grote onderlinge verschillen (ze lopen uiteen van 0% tot 70%) en resten er nog enkele uitvoerbeperkingen (voor zonnebloemzaad, levende dieren, geprepareerde en ongeprepareerde koeienhuiden en schroot). Op 1 maart 1998 is een partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst met de EU in werking getreden.
3. Wisselkoersstelsel Volledige convertibiliteit van de lopende rekening (Artikel VIII-status bij het IMF) vanaf september 1996. Tussen september 1998 en augustus 1999 werden weer beperkingen op deviezentransacties in het kader van het lopende verkeer ingevoerd ter ondersteuning van de nationale munteenheid.
4. Buitenlandse directe investeringen De instroom van BDI is op een laag peil gebleven. De netto-instroom van BDI beliep in de periode 1999-2002 gemiddeld slechts 1,8% van het BBP per jaar. De cumulatieve netto BDI-instroom per hoofd van de bevolking bedroeg tussen 1989 en 2001 minder dan 100 USD.
5. Monetair beleid Het monetair beleid berust grotendeels op indirecte monetaire instrumenten. De kredietverlening door de centrale bank aan de commerciële banken geschiedt overwegend via de Lombard-faciliteit, toewijzingen van kredieten en repo's.
6. Overheidsfinanciën De geconsolideerde overheidsuitgaven zijn gedaald van ongeveer 70% van het BBP in 1992 tot circa 37% van het BBP in 2002. Tussen 1994 en 1998 is het aantal werknemers in de overheidssector met 1 miljoen verminderd (tot 4,7 miljoen) Het geconsolideerde overheidstekort is teruggedrongen van 5,2% van het BBP in 1997 tot 0,5% van het BBP in 2003. De socialezekerheidsbijdragen, de BTW en de winstbelasting zijn de voornaamste inkomstenbronnen; samen maken ze ongeveer 70% van de geconsolideerde belastingopbrengsten uit.
7. Privatisering en herstructurering van ondernemingen De privatisering van kleine ondernemingen is nagenoeg afgerond. Meer dan 9 500 ondernemingen zijn geprivatiseerd in het kader van een grootschalig (voucher)privatiseringsprogramma dat in begin 1995 van start is gegaan. Het privatiseringsprogramma richt zich nu op de grote ondernemingen, waaronder die in de energie- en telecommunicatiesector. De betrokkenheid van buitenlandse en strategische investeerders is gering. Volgens de EBWO was de particuliere sector in 2002 goed voor ongeveer 65% van de industriële productie.
8. Hervorming van de financiële sector Sinds 1997 zijn aanzienlijke inspanningen geleverd om het toezicht op en de regelgeving voor het bankwezen te versterken. Zo zijn in 1999 en 2000 wetten op de centrale bank en op bancaire activiteiten aangenomen, zijn de internationale standaarden voor jaarrekeningen doorgevoerd en is een nieuw rapportagesysteem voor banken opgezet. De meeste banken behoren tot de particuliere sector. Het bankwezen blijft echter kwetsbaar en enkele van de grootste banken zijn er slecht aan toe. De kapitaalmarkten zijn nog steeds onderontwikkeld.
NL
62
NL
XII.
AANGEVATTE BIJSTANDSOPERATIE: ALBANIË
In juni 2002 heeft het IMF een tweede door de PRGF ondersteund driejarenprogramma goedgekeurd, dat betrekking heeft op de periode juni 2002 - juni 2005. In januari en juli 2003 zijn beoordelingen in het kader van dit programma afgerond met een positief resultaat. Bij de laatste beoordeling is door het IMF voor 2004 een resterend financieringstekort op de betalingsbalans vastgesteld van ongeveer 46 miljoen USD. In augustus 2003 hebben de Albanese autoriteiten bij de Commissie een verzoek ingediend voor aanvullende macrofinanciële bijstand tegen zachte voorwaarden van de Gemeenschap. In 1999 had de Raad Albanië een macrofinancieel bijstandspakket toegekend8 van maximaal 20 miljoen EUR in de vorm van een lening. Deze steun, die in samenhang met de Kosovocrisis beschikbaar is gesteld, is nooit verleend, doordat de Kosovo-crisis van betrekkelijk korte duur bleek te zijn, de vluchtelingen snel naar huis konden terugkeren en het saldo op de betalingsbalans van het land beter bleek te zijn dan verwacht. De Albanese autoriteiten gaven de diensten van de Commissie daarom te kennen (voor het eerst in december 1999 en vervolgens in juni 2000) dat zij de uitbetaling van de macrofinanciële bijstand van de Gemeenschap in de vorm van een lening niet nodig hadden. In reactie daarop heeft de Commissie deze bijstand in 2001 uit de programmering verwijderd9. Na het in augustus 2003 gedane Albanese verzoek en een samen met het IMF uitgevoerde beoordeling van de situatie hebben de diensten van de Commissie een voorstel uitgewerkt voor een besluit van de Raad waarbij het besluit van de Raad uit 1999 werd herroepen en macrofinanciële bijstand aan Albanië werd verleend ten bedrage van 25 miljoen EUR. Deze nieuwe bijstand heeft ten doel het door de PRGF ondersteunde programma te steunen en de Albanese autoriteiten te helpen bij hun streven naar hervormingen in het kader van het stabilisatie- en associatieproces. Gezien het betrekkelijk lage ontwikkelingsniveau van het land (Albanië heeft een BBP per hoofd van de bevolking van ongeveer 1400 USD en het krijgt nog steeds IDA-bijstand), werd het passend geacht om een aanzienlijk deel van deze steun (16 miljoen EUR) te verstrekken in de vorm van een gift en de rest (9 miljoen EUR) als lening. Bij de uitwerking van het voorstel is rekening gehouden met de eisen van het nieuwe Financieel Reglement. Samen met het voorstel is een beoordeling vooraf van de voorgestelde bijstand ingediend en in het besluit van de Raad zijn bepalingen inzake fraudebestendigheid opgenomen. Voordat de Commissie de bijstand daadwerkelijk ten uitvoer legt, zal zij de betrouwbaarheid van de financiële en administratieve procedures van Albanië die naar verwachting relevant zijn voor deze bijstand, aan een onderzoek onderwerpen. De Commissie heeft dit voorstel op 23 december 2003 aangenomen10. Na raadpleging van het Europees Parlement is de volgende stap de goedkeuring van een besluit door de Raad, wat in het tweede kwartaal van 2004 wordt verwacht.
8 9
10
NL
PB L 110, blz. 13-15 – Besluit 1999/282/EG van de Raad van 22 april 1999. Zie Verslag aan de Raad en het Parlement over de verlening van macrofinanciële bijstand in 2001, COM(2002) 352. COM(2003) 834 def.
63
NL
BIJLAGE Bijlage 1A - MACROFINANCIËLE EN BUITENGEWONE FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE GEMEENSCHAP AAN DERDE LANDEN NAAR DATUM VAN DE RAADSBESLUITEN Status van de daadwerkelijk uitgekeerde bedragen per eind december 2003 (in miljoen EUR) Toezeggingen Uitkeringen Land
NL
Datum van het Raadsbesluit
Referentie van het Raadsbesluit
Maximumbedrag
Data van de uitkeringen
Bedragen van de uitkeringen
Totalen
Niet uitgekeerd
Hongarije I (Structurele aanpassingslening)
22.02.90
90/83/EG
870
apr. 1990 feb. 1991
350 260
610
260 (Opgeschort)
Tsjechische en Slowaakse Fed. Republ. (BB-lening)
25.02.91
91/106/EG
375
mrt. 1991 mrt. 1992
185 190
375
Hongarije II BB-lening)
24.06.91
91/310/EG
180
aug. 1991 jan. 1993
100 80
180
Bulgarije I (BB-lening)
24.06.91
91/311/EG
290
aug. 1991 mrt. 1992
150 140
290
Roemenië I (BB-lening)
22.07.91
91/384/EG
375
jan. 1992 apr. 1992
190 185
375
Israël (1) 22.07.91 (Structurele aanpassingslening tegen zachte voorwaarden)
91/408/EG
187,5
mrt. 1992
187,5
187,5
Algerije I (BB-lening)
23.09.91
91/510/EG
400
jan. 1992 aug. 1994
250 150
400
Albanië I (BB-gift)
28.09.92
92/482/EG
70
dec. 1992 aug. 1993
35 35
70
Bulgarije II (BB-lening)
19.10.92
92/511/EG
110
dec. 1994 aug. 1996
70 40
110
Baltische staten (BB-leningen) waarvan: Estland Letland Litouwen
23.11.92
92/542/EG
220
Roemenië II (BB-lening)
27.11.92
Moldavië I (BB-lening)
135
85 (Opgeschort) (20) (40) (25)
(40) (80) (100)
mrt. 1993 mrt. 1993 jul. 1993 aug. 1995
20 40 50 25
(20) (40) (75)
92/551/EG
80
feb. 1993
80
80
13.06.94
94/346/EG
45
dec. 1994 aug. 1995
25 20
45
Roemenië III (BB-lening)
20.06.94
94/369/EG
125
nov. 1995 sep. 1997 dec. 1997
55 40 30
125
Albanië II (BB-gift)
28.11.94
94/773/EG
35
jun. 1995 okt. 1996
15 20
35
Algerije II (BB-lening)
22.12.94
94/938/EG
200
nov. 1995
100
100
Slowakije (BB-lening)
22.12.94
94/939/EG
130
jul. 1996
Oekraïne I (BB-lening)
22.12.94
94/940/EG
85
dec. 1995
85
85
Belarus (BB-lening)
10.04.95
95/132/EG
55
dec. 1995
30
30
Oekraïne II (BB-lening)
23.10.95
95/442/EG
200
aug. 1996 okt. 1996 sep. 1997
50 50 100
200
Moldavië II (BB-lening)
25.03.96
96/242/EG
15
dec. 1996
15
15
VJRM I (BB-lening)
22.07.97
97/471/EG
40
sep. 1997 feb. 1998
25 15
40
Bulgarije III (BB-lening)
22.07.97
97/472/EG
250
feb. 1998 dec. 1998
125 125
250
64
100 (Opgeschort) 130 (Geannuleerd)
25 (Opgeschort)
NL
Armenië, Georgië and Tadzjikistan (2) (Structurele aanpassingsleningen en -giften) waarvan:
NL
17.11.97 97/787/EG gewijzigd bij 28.3.00 00/244/EG
375
260
115
51
7
135
40
dec. 1998 (lening) dec. 1998 (gift) dec. 1999 (gift) feb. 2002 (gift) dec. 2002 (gift) jul 1998 (lening) aug. 1998 (gift) sep. 1999 (gift) dec. 2001 (gift)
28 8 4 5,5 5,5 110 10 9 6
(95)
mrt. 2001 (lening) mrt. 2001 (gift) dec. 2001 (gift) feb. 2003 (gift)
60 7 7 7
81
14
juil-99
58
58
92 Geannuleerd
Armenië
(58)
Georgië
(175)
Tadzjikistan
Oekraïne III (BB-lening)
15.10.98 12.07.02
98/592/EG 02/639/EG
150
Albanië III (BB-lening)
22.04.99
99/282/EG
20
Bosnië I (3) (BB-lening en -gift)
10.05.99 99/325/EG gewijzigd bij 10.12.01 01/899/EG
60
dec. 1999 (gift) dec. 1999 (lening) dec. 2000 (gift) dec. 2000 (lening) dec. 2001 (gift)
15 10 10 10 15
60
Bulgarije IV (BB-lening)
08.11.99
99/731/EG
100
dec. 1999 sep. 2000
40 60
100
VJRM II (4) (BB-lening en -gift)
08.11.99 99/733/EG gewijzigd bij 10.12.01 01/900/EG
80 18
dec. 2000 (gift) dec. 2000 (lening) dec. 2001 (lening) dec. 2001 (gift) May 2003 (gift) June 2003 (lening) dec. 2003 (lening) dec. 2003 (gift)
20 10 12 10 10 10 18 8
98
Roemenië IV (BB-lening)
08.11.99
99/732/EG
200
jun. 2000 July 2003 (lening)
100 50
150
Kosovo I (5) (Gift ter ondersteuning van de begroting)
19.02.00
00/140/EG
35
mrt. 2000 aug. 2000
20 15
20 15
Montenegro (5) (Gift ter ondersteuning van de begroting)
22.05.00
00/355/EG
20
aug. 2000 dec. 2000
7 13
20
Moldavië III (BB-lening)
10.07.00 19.12.02
00/452/EG 02/1006/EG
15
Kosovo II (3) (Gift ter ondersteuning van de begroting)
27.06.01
01/511/EG
30
sep. 2001 dec. 2002
15 15
30
Servië en Montenegro (ex-FRJ) I (6) (BB-lening en -gift)
16.07.01 01/549/EG gewijzigd bij 10.12.01 01/901/EG
345
okt. 2001 okt. 2001 jan. 2002 aug. 2002
225 35 40 45
345
65
20
50
15 (Geannuleerd)
NL
Oekraïne IV (BB-lening)
12.07.02
02/639/EG
110
Servië en Montenegro II (ex-FRJ) (7)
05.11.02
02/882/EG
130 (7)
gewijzigd bij 25.11.03 03/825/EG
70
Bosnië II (8)
05.11.02
02/883/EG
60
Moldavië IV
19.12.02
02/1006/EG
15
TOTAAL
6170, 5 (10)
110
dec. 2002 (gift) feb. 2003 (lening) aug. 2003 (gift) aug. 2003 (lening)
30 10 35 30
105
25
70 feb. 2003 (gift) dec. 2003 (gift)
15 10
25
35 15
5023,5
1201
(1) De bijstand aan Israël bestaat uit een lening met een hoofdsom van 160 miljoen EUR en giften ten bedrage van 27,5 miljoen EUR in de vorm van rentesubsidies. (2) Buitengewone financiële bijstand, bestaande uit leningen voor een maximumbedrag van 245 miljoen EUR en giften voor een maximumbedrag van 130 miljoen EUR. Van het totale bedrag van 375 miljoen EUR zijn in werkelijkheid maximumbedragen van respectievelijk 58 miljoen EUR, 175 miljoen EUR en 95 miljoen EUR aan de begunstigde landen toegekend. (3) Bestaat uit een lening met een hoofdsom van ten hoogste 20 miljoen EUR en giften ten bedrage van ten hoogste 40 miljoen EUR. (4) Bestaat uit een lening met een hoofdsom van ten hoogste 50 miljoen EUR en giften ten bedrage van ten hoogste 48 miljoen EUR. (5) Buitengewone financiële bijstand. (6) Bestaat uit een lening met een hoofdsom van 225 miljoen EUR en giften ten bedrage van 120 miljoen EUR. (7) Bestaat uit een lening met een hoofdsom van 55 miljoen EUR en giften ten bedrage van 75 miljoen EUR. (8) Bestaat uit een lening met een hoofdsom van 20 miljoen EUR en giften ten bedrage van 40 miljoen EUR. (9) Brutobedrag.
NL
66
NL
BIJLAGE 1B - MACROFINANCIËLE EN BUITENGEWONE FINANCIËLE BIJSTAND VAN DE GEMEENSCHAP AAN DERDE LANDEN NAAR REGIO Status van de daadwerkelijk uitgekeerde bedragen per eind december 2003 (in miljoen EUR) Toezeggingen Uitkeringen Datum van het Raadsbesluit
Referentie van het Raadsbesluit
Maximumbedrag
Baltische staten (BB-leningen) waarvan: Estland Letland Litouwen
23.11.92
92/542/EG
220
Bulgarije I (BB-lening)
24.06.91
Bulgarije II (BB-lening)
Land
Data van de uitkeringen
Bedragen van de uitkeringen
Totalen
Niet uitgekeerd
135
85 (Opgeschort) (20) (40) (25)
A. Toetredingslanden
(40) (80) (100)
mrt. 1993 mrt. 1993 jul. 1993 aug. 1995
20 40 50 25
(20) (40) (75)
91/311/EG
290
aug. 1991 mrt. 1992
150 140
290
19.10.92
92/511/EG
110
dec. 1994 aug. 1996
70 40
110
Bulgarije III (BB-lening)
22.07.97
97/472/EG
250
feb. 1998 dec. 1998
125 125
250
Bulgarije IV (BB-lening)
08.11.99
99/731/EG
100
dec. 1999 sep. 2000
40 60
100
Tsjechische en Slowaakse Fed. Rep. (BB-lening)
25.02.91
91/106/EG
375
mrt. 1991 mrt. 1992
185 190
375
Hongarije I (Structurele aanpassingslening)
22.02.90
90/83/EG
870
apr. 1990 feb. 1991
350 260
610
Hongarije II (BB-lening)
24.06.91
91/310/EG
180
aug. 1991 jan. 1993
100 80
180
Roemenië I (BB-lening)
22.07.91
91/384/EG
375
jan. 1992 apr. 1992
190 185
375
Roemenië II (BB-lening)
27.11.92
92/551/EG
80
feb. 1993
80
80
Roemenië III (BB-lening)
20.06.94
94/369/EG
125
nov. 1995 sep. 1997 dec. 1997
55 40 30
125
Roemenië IV (BB-lening)
08.11.99
99/732/EG
200
jun. 2000 jul. 2003
100 50
150
50
Slowakije (BB-lening)
22.12.94
94/939/EG
130
Geannuleerd (jul. 1996)
130 Geannuleerd
3305
2780
525
TOTAAL A
NL
67
260 ( Opgeschort)
NL
B. Westelijke Balkan Albanië I (BB-gift)
28.09.92
92/482/EG
70
dec. 1992 aug. 1993
35 35
70
Albanië II (BB-gift)
28.11.94
94/773/EG
35
jun. 1995 okt. 1996
15 20
35
Albanië III (BB-lening)
22.04.99
99/282/EG
20
Bosnië I (1) (BB-lening en -gift)
10.05.99 99/325/EG gewijzigd bij 10.12.01 01/899/EG
60
dec. 1999 (gift) dec. 1999 (lening) dec. 2000 (gift) dec. 2000 (lening) dec. 2001 (gift)
15 10 10 10 15
60
VJRM I (BB-lening)
22.07.97
40
sep. 1997 feb. 1998
25 15
40
80
dec. 2000 (gift) dec. 2000 (lening) dec. 2001 (lening) dec. 2001 (gift) mei 2003 (gift) jun. 2003 (lening) dec. 2003 (lening) dec.) 2003 (gift)
20 10 12 10 10 10 18 8
98
VJRM II (2) (BB-lening en -gift)
97/471/EG
08.11.99 99/733/EG gewijzigd bij 10.12.2001 01/900/EG
18
Kosovo I (3) (Gift ter ondersteuning van de begroting)
19.02.00
00/140/EG
35
mrt. 2000 aug. 2000
20 15
35
Kosovo II (3) (Gift ter ondersteuning van de begroting)
27.06.01
01/511/EG
30
sep. 2001 dec. 2002
15 15
30
Montenegro (3) (Gift ter ondersteuning van de begroting)
22.05.00
00/355/EG
20
aug. 2000 dec. 2000
7 13
20
16.07.01 01/549/EG gewijzigd bij 10.12.2001 01/901/EG
345
okt. 2001 (gift) okt. 2001 (lening) jan. 2002 (gift) aug.2002 (gift)
35 225 40 45
345
130
dec. 2002 (gift) feb. 2003 (lening) aug. 2003 (gift) aug. 2003 (lening)
30 10 35 30
105
Servië en Montenegro I (ex-FRJ) (4)
Servië en Montenegro II (ex-FRJ) (5) (BB-lening en -gift)
05.11.02
02/882/EG
gewijzigd bij 25.11.03 03/825/EG (7)
Bosnië II (6) (BB-lening en -gift)
05.11.02
70
02/883/EG
60
TOTAAL B (1) (2) (3) (4) (5) (6) (7)
NL
20 ( Geannuleerd)
Bestaat uit een lening met een hoofdsom Bestaat uit een lening met een hoofdsom Buitengewone financiële bijstand. Bestaat uit een lening met een hoofdsom Bestaat uit een lening met een hoofdsom Bestaat uit een lening met een hoofdsom Bestaat uit een lening met een hoofdsom
25
70
feb. 2003 (gift) dec. 2003 (gift)
1013
15 10
25
35
863
150
van 20 miljoen EUR en giften ten bedrage van 40 miljoen EUR. van maximaal 50 miljoen EUR en giften ten bedrage van maximaal 48 miljoen EUR. van van van van
225 miljoen EUR en giften ten bedrage van 120 miljoen EUR. 55 miljoen EUR en giften ten bedrage van 75 miljoen EUR. 20 miljoen EUR en giften ten bedrage van 40 miljoen EUR. 25 miljoen EUR en giften ten bedrage van 45 miljoen EUR.
68
NL
C. Nieuwe Onafhankelijke Staten (NOS) Armenië, Georgië en Tadzjikistan (8) (Structurele aanpassingsleningen en -giften) waarvan: Armenië
17.11.97 gewijzigd bij 28.3.00
97/787/EG
375
260
115
(51)
(7)
(135)
(40)
(74)
(21)
25 (Opgeschort)
00/244/EG (58)
Georgië
(175)
Tadzjikistan
(95)
dec. 1998 (lening) dec. 1998 (gift) dec. 1999 (gift) feb. 2002 (gift) dec. 2002 (gift) jul. 1998 (lening) aug. 1998 (gift) sep. 1999 (gift) dec. 2001 (gift) mrt. 2001 (lening) mrt. 2001 (gift) dec. 2001 (gift)
28 8 4 5,5 5,5 110 10 9 6 60 7 7
Belarus (BB-lening)
10.04.95
95/132/EG
55
dec. 1995
30
30
Moldavië I (BB-lening)
13.06.94
94/346/EG
45
dec. 1994 aug. 1995
25 20
45
Moldavië II (BB-lening)
25.03.96
96/242/EG
15
dec. 1996
15
15
Moldavië III (BB-lening)
10.07.00 19.12.02
00/452/EG 02/1006 EG
15
15 (Geannuleerd)
Moldavië IV (BB-gift)
19.12.02
02/1006/EG
15
15
Oekraïne I (BB-lening)
22.12.94
94/940/EG
85
dec. 1995
85
85
Oekraïne II (BB-lening)
23.10.95
95/442/EG
200
aug. 1996 okt. 1996 sep. 1997
50 50 100
200
Oekraïne III (BB-lening)
15.10.98 12.07.02
98/592/EG 02/639/EG
150
jul. 1999
58
58
Oekraïne IV (BB-lening)
12.07.02
02/639/EG
(15)
110
92 (Geannuleerd) 110
(15)
TOTAAL C
1065 (9)
693
372
D. Landen uit het Middellandse-Zeegebied Israël (9) 22.07.91 (Structurele aanpassingslening met zachte voorwaarden)
91/408/EG
187,5
mrt. 1992
187,5
187,5
Algerije I (BB-lening)
23.09.91
91/510/EG
400
jan. 1992 aug. 1994
250 150
400
Algerije II (BB-lening)
22.12.94
94/938/EG
200
nov. 1995
100
100
100 (Opgeschort)
TOTAAL D
787,5
687,5
100
TOTAAL A+B+C+D
6170,5
5023,5
1147
(8) Buitengewone financiële bijstand, bestaande uit leningen voor een maximumbedrag van 245 miljoen EUR en giften voor een maximumbedrag van 130 miljoen EUR. Van het totale bedrag van 375 miljoen EUR zijn in werkelijkheid maximumbedragen van respectievelijk 58 miljoen EUR, 175 miljoen EUR en 95 miljoen EUR aan de begunstigde landen toegekend. (9) De bijstand aan Israël bestaat uit een lening met een hoofdsom van 160 miljoen EUR en giften ten bedrage van 27,5 miljoen EUR in de vorm van rentesubsidies.
NL
69
NL
Bijlage 2: Betalingsbalanssteun aan landen die macrofinanciële bijstand van de EU ontvangen, naar donor, 1990-2003 (1)
2a. In miljoen USD 1990 IFI's IMF Wereldbank Bilaterale steun EU (2) Overige bilaterale steun (3) waarvan VS Japan Schuldverlichting Club van Parijs Club van Londen Overige (4)
NL
419 219 200 1619 1108 511
200
1991 5607 4177 1430 5600 2190 1406 35 850 2004 554 1450
1992 1564 909 655 708 423 285
120
1994 4086 3206 880 11202 855 702 100 350 9645 4920 4380 345
70
1995 1877 1477 400 3885 330 150
1996
1997
250 195 55 67 19 10
732 584 148 582 329 73
10 150 3405
38
15 54 180
3405
38
180
1998 2800 2200 600 168 168
1999
2000
2001
2002
2003 407 307 100 145 84
1751 1009 742 872 556 264
36 12 24 238 189 49
439 284 155 3483 375 93
1128 860 268 305 196 81
75 22 52 52
13 7
22
17 6 28 24 4
3015 3015
61
61
NL
2.b In % van de totale toezeggingen, inclusief schuldverlichting
IFI's IMF Wereldbank Bilaterale steun EU (2) Overige bilaterale steun (3) waarvan VS Japan Schuldverlichting Club van Parijs Club van Londen Overige (4)
NL
1990
1991
1992
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
21 11 10 79 54 25
50 37 13 51 20 13
69 40 29 32 19 13
27 21 6 74 6 5
33 26 7 68 6 3
79 62 17 21 6 3
55 44 11 44 25 5
94 74 20 6 6
66 38 28 33 21 10
13 4 9 87 69 18
11 7 4 90 10 3
79 60 19 21 14 1
74 56 18 26 15
3
3 1 2 2
5 3
1 6 6
11
10
0 8 18 5 13
5
1 2 63 32 29 2
71
3 59
12
1 4 14
59
12
14
77 77
11
NL
2c. In % van de totale toezeggingen, exclusief schuldverlichting
IFI's IMF Wereldbank Bilaterale steun EU (2) Overige bilaterale steun (3) waarvan VS Japan
(1) (2) (3) (4)
NL
1990
1991
1992
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
21 11 10 79 54 25
61 45 16 39 24 15
69 40 29 32 19 13
73 57 16 27 15 12
80 63 17 20 14 6
90 70 20 11 7 4
65 52 13 36 29 7
92 59 33 8 8
68 39 29 31 21 10
13 4 9 87 69 18
48 31 17 51 41 10
85 54 31 20 14 6
83 63 20 17 17
1 5
3 1
5
2
5
2 6
4
10
0 9
6
EU-bijstand op grond van Raadsbesluiten. In 1993 werd geen enkel bijstandspakket goedgekeurd. Macrofinanciële bijstand van de EU. Met inbegrip van de EU-lidstaten. Het betreft een lening van een consortium van commerciële banken aan Algerije in 1991, een schuldverlichting die in 1994 en 1995 door Rusland en Turkmenistan aan Oekraïne is toegestaan, een schuldherschikking die in 1996 door Rusland aan Moldavië is toegestaan, een schuldherschikking die in 1997 aan Bulgarije en de VJRM is toegestaan, en een schuldverlichting die in 2003 door de Club van Parijs en de Club van Londen samen aan Servië en Montenegro is toegestaan.
72
NL
Bijlage 2.1.: Betalingsbalanssteun aan landen die macrofinanciële bijstand van de EU ontvangen, naar donor, 2002-2003 a) (in miljoen USD en als percentage van de in totaal toegezegde en uitgekeerde bedragen)
Betalingsbalanssteun 2002 Totaal Toegezegd mln USD % IFI's IMF WB (beleidsprogr.) Bilaterale steun EU VS Japan Overige bil. steun Schuldverlichting Club van Londen Club van Parijs Overige Totaal
1128 860 268 304 196 17 5 58 28 4 24
Uitgekeerd mln USD %
Toegezegd mln USD %
79 60 19
559 321 238
72 41 31
21 14 1
216 143
28 18
6
2
5 40 28 4 24
100
775
4 2 5
1432
Kosovo*
1
3
100 82
100
18
100
3
100
17
100
Servië en Montenegro
Uitgekeerd mln USD %
Toegezegd mln USD % 96 28 68
995 820 175
88 72 15
455 295 160
76 49 27
Bilaterale steun EU VS Japan Overige bil. steun Schuldverlichting Club van Londen Club van Parijs Overige
28 24
21 18
4
4
142 108
12 9
142 108
24 18
10 24
1 2
10 24
2 4
24
2
24
4
1137
100
597
100
131
100
93
15
22
30
19
15
22
131 64 17 2 48
81 40 11 1 30
53 21
78 31
2
3
30
44
100
68
100
4 4
100
73
161
Uitgekeerd mln USD %
89 26 63
4 4
19
*Per november 20 02
79 31 48
3 3
30
3
103 40 63
4 4
Uitgekeerd* mln USD %
1
IFI's IMF WB (beleidsprogr.)
Totaal
NL
17 14
Toegezegd mln USD %
5 4
Bosnië en Herzegovina Toegezegd mln USD %
Uitgekeerd mln USD %
100
3
Federale Republiek Joegoslavië
NL
Betalingsbalanssteun 2003 Totaal Toegezegd mln USD % IFI's IMF WB (beleidsprogr.)
Kosovo*
Uitgekeerd mln USD %
Toegezegd mln USD %
407 307 100
74 56 18
84
15
Bilaterale steun EU VS Japan Overige bil. steun Schuldverlichting Club van Londen Club van Parijs Overige
79
79
100
61
11
Totaal
79
100
552
74
VJRM
Uitgekeerd mln USD %
Toegezegd mln USD %
Uitgekeerd* mln USD %
100
Servië en Montenegro
Bosnië en Herzegovina Toegezegd mln USD %
Uitgekeerd mln USD %
Toegezegd mln USD %
*Per november 2002
Uitgekeerd mln USD %
IFI's IMF WB (beleidsprogr.)
407 307 100
74 56 18
Bilaterale steun EU VS Japan Overige bil. steun Schuldverlichting Club van Londen Club van Parijs Overige
79
100
145 84
26 15
79
100
61
11
Totaal
79
100
552
100
a) De uitgekeerde bedragen worden vermeld onder het jaar van de overeenkomstige toezeggingen. * (excl.giften van donors ter ondersteuning van de begroting)
NL
74
NL
BIJLAGE 3: Economische kerngegevens 2000
BBP tegen constante prijzen (Procentuele mutatie) Albanië Armenië Bosnië en Herzegovina Bulgarije Servië en Montenegro VJRM Georgië Moldoavië Roemenië Tadzjikistan Oekraïne Consumentenprijzen (jaarultimo) (Procentuele mutatie) Albanië Armenia Bosnië en Herzegovina (gemiddele over de periode) Federatie Republika Srpska Bulgarije Servië en Montenegro VJRM Georgië Moldavië Roemenië Oekraïne Oekraïne Begrotingssaldo (In % van het BBP) Albanië Armenië * Bosnië en Herzegovina (overheid als geheel) Federatie Republika Srpska Bulgarije Servië en Montenegro VJRM Georgië* Moldavië Roemenië Tadzjikistan Oekraïne Lopende rekening (In % van het BBP) Albanië Armenië ** Bosnië en Herzegovina Bulgarije Servië en Montenegro VJRM Georgië** Moldavië Roemenië Tadzjikistan Oekraïne Officiële deviezenreserves (jaarultimo) (In maanden invoer) Albanië Armenië Bosnië en Herzegovina Bulgarije Servië en Montenegro VJRM Georgië Moldavië Roemenië Tadzjikistan Oekraïne
NL
75
2001
2002
2003 Programma (1) Ramingen
7,3 6,0 5,0 5,3 6,7 4,5 1,9 2,1 2,1 8,3 4,5
7,6 9,6 4,5 4,1 4,0 -4,5 4,7 6,1 5,7 10,2 9,1
4,7 12,9 5,5 4,8 4,0 0,7 5,3 7,2 5,0 9,1 4,8
6,0 7,0 5,5
4,2 0,4
3,5 2,9
1,7 2,0
2,8 2,0
3,6 8,6
2,0 15,0 11,4 115,0 6,1 4,6 18,5 40,7 61,0 27,0
1,9 7,0 4,8 39,0 3,7 3,4 6,5 30,3 12,5 6,1
-0,2 1,7 3,8 14,2 1,0 5,4 4,4 17,8 12,2 -0,6
0,0 1,7
0,0 1,7 5,6 8,0 2,6 7,0 11,7 14,1 13,7 9,3
-9,2 -4,0 -9,9 -2,3 -2,9 -0,6 -0,9 1,8 -3,9 -3,1 -4,6 0,2 -1,5
-8,2 -4,0
-6,9 -2,6
-5,6 -3,4
-6,4 -2,2
-0,6 -2,0 0,2 -1,4 -7,2 -1,6 -0,1 -3,3 -0,1 -1,6
-1,7 0,0 -0,8 -4,5 -5,7 -1,9 -1,8 -2,6 -0,1 1,0
0,6 0,4 -0,8 -4,5 -2,5 -1,7 -2,2
0,7 0,5 -0,1 -4,5 -1,5 -1,1 -0,2 -2,3 0,9 -0,5
-19,8 -20,9 -5,4 -3,9 -2,1 -13,7 -4,4 -3,9 -3,9 4,0
-3,2 -10,0 -15,5 5,0 -8,8 -6,8 -6,5 -6,5 -5,5 -7,2 3,5
-6,5 -6,6 -18,5 6,1 -8,8 -8,6 -6,0 -6,0 -3,4 -2,7 7,7
-6,3 -6,5 -17,5
4,2 3,5 2,1 5,4 1,2 3,5 1,0 2,4 3,7 1,9 0,8
4,3 3,6 5,0 5,0 2,4 4,7 1,4 2,1 3,0 1,9 1,9
4,3 4,7 4,8 6,1 3,2 4,1 1,8 2,1 4,0 1,8 2,5
4,4 4,3 4,7
4,5 2,8 7,0 5,0 9,0
2,0 2,2 4,5 8,0 9,0
0,9
-8,6 -6,3 -11,0 -11,0 -1,3
4,5 4,0 1,3 2,9 1,8
6,0 13,9 3,5 4,5 3,0 3,0 8,6 6,5 4,9 10,3 9,0
-6,1 -7,7 -17,5 6,5 -8,1 -6,2 -10,1 -10,1 -5,8 -2,9 6,0 4,4 4,0 4,5 6,5 4,5 4,0 1,5 2,2 3,7 1,8 3,3
NL
(1) IMF-programmadoelstellingen indien dergelijke programma's zijn opgesteld. * Op kasbasis. ** Exclusief officiële overdrachten. *** Geconsolideerde begroting Kosovo vóór giften. Bronnen: nationale autoriteiten en het IMF.
NL
76
NL