Collectieve Arbeidsovereenkomst Energie- en Nutsbedrijven juli 2001
Deze CAO loopt van 1 april 2001 tot en met 31 maart 2003.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
1
Deel 1 Raam-CAO voor de Energieen Nutsbedrijven INHOUD
blz.
Hoofdstuk 1. 1A 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
Algemene bepalingen · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 4 Kaderafspraken · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 17 Aanvang, duur en einde van de arbeidsovereenkomst · · · · · · · 18 Vakantie-uitkering, Eindejaarsuitkering · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 22 Buitengewoon verlof · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 24 Rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid · 27 Voorzieningen in verband met werkloosheid · · · · · · · · · · · · · · · 43 Disciplinaire straffen · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 45 Schorsing anders dan bij wijze van straf · · · · · · · · · · · · · · · · · · 48 Bezwaar en beroep · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 50 Slotbepalingen · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 59
Protocol · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 60 Bijlagen A B C-1 C-2 D E F G H
2
Ondernemingen aangesloten bij de WENB · · · · · · · · · · · · · · · · 67 Flexibele Uittredings Regeling (FUR) · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 73 Ontslagprocedure bij arbeidsongeschiktheid · · · · · · · · · · · · · · · 74 Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten ENB-sector · 76 Overgangsregeling ”Wachtgeldregeling 1995” · · · · · · · · · · · · 88 Kaderafspraken scholing en werkgelegenheidsprojecten 2001/2002/2003 · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 98 Vervallen · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 99 Verklaring relatiepartnerschap · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 100 Adressen · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · · 101
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
De ondergetekenden de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb), gevestigd te Arnhem partij ter ene zijde en de ABVAKABO FNV, gevestigd te Zoetermeer de CFO CNV-bond, gevestigd te Den Haag de VMHP-N, gevestigd te Arnhem of hun eventuele rechtsopvolgers elk als partij ter andere zijde verklaren de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan. In deze overeenkomst wordt verstaan onder: werkgever: elke onderneming aangesloten bij partij ter ene zijde als vermeld in bijlage A van deze ENB-raam-CAO. werknemer: alle personen in dienst van de werkgever met uitzondering van: - directeuren, bedrijfsdirecteuren, staf-directeuren en adjunct- of onder-directeuren; - stagiaires; - vakantiewerkers; - degenen, die met toepassing van de sociale wetgeving worden ingeschakeld, of in het kader van een door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gesubsidieerd werkgelegenheidsproject werkzaam zijn; - degenen, die in het kader van een werk/leerproject tijdelijk werkzaam zijn. Waar in deze overeenkomst met betrekking tot personen wordt gesproken over hij, hem of zijn worden daarmee zowel manlijke als vrouwelijke werknemers aangeduid.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
3
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 CAO-structuur 1. In het kader van de decentralisatie van arbeidsvoorwaardenvorming en de mogelijkheden van arbeidsvoorwaardendifferentiatie zijn partijen een CAO-structuur overeengekomen volgens het zogeheten sectorenmodel. In het sectorenmodel geldt de raam-CAO als een overkoepelende CAO voor alle aangesloten ondernemingen. Deze CAO is van toepassing op de ondernemingen aangesloten bij de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven als vermeld in bijlage A van deze CAO. 2. De sector-CAO’s zijn van toepassing op (onderdelen van) de ondernemingen die werkzaamheden c.q. activiteiten uitvoeren volgens de werkingssfeer van de bedrijfstakomschrijving zoals opgenomen in de betreffende sector-CAO(’s). 3. In de raam-CAO zijn opgenomen algemene bepalingen, bepalingen die betrekking hebben op (pre)pensionering, ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, alsmede kader- en protocolafspraken. 4. Naast hetgeen in de raam-CAO is geregeld gelden de afspraken vastgelegd in een sector-CAO. In de sector-CAO kunnen afspraken worden gemaakt over onderwerpen betrekking hebbende op de arbeidsvoorwaarden, beloningen en vergoedingen voor werknemers tijdens de actieve dienst waaronder de algemene salarismaatregel. Bij het afsluiten van deze CAO worden de volgende sector-CAO’s onderscheiden: - sector-CAO Distributie - sector-CAO Productie - sector-CAO Informatietechnologie, Kabel en Telecom - sector-CAO Afval & Milieu - sector-CAO Advies 5. Naast deze raam-CAO en de sector-CAO’s geldt voor bedrijven die vallen onder de sector-CAO’s Distributie en Productie een bedrijfsprotocol waarin nadere afspraken worden gemaakt tussen CAO-partijen over de salarismaatregeling, (vooralsnog) de vergoeding voor wacht4
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
en storingsdienst, de overwerkgrens en de ziektekostenverzekering 6. Hetgeen in deze overeenkomst is bepaald met betrekking tot de geldigheidsduur (artikel 3 lid 2 t/m 4), de wijziging (artikel 4) en naleving (artikel 5 en artikel 6), is ook van toepassing op de sector-CAO’s en de bedrijfsprotocollen. 7. De bijlagen bij deze CAO worden geacht deel uit te maken van deze CAO.
Artikel 1a Werkingssfeer 1. Per sector-CAO wordt omschreven voor welke (categorieën van) werknemers de CAO van toepassing is. 2. In de sector-CAO kunnen voor nader aan te geven categorieën werknemers afspraken worden gemaakt over het toepassen van functiecontracten.
Artikel 2 Dispensatie 1. Een onderneming die voornemens is zich aan te sluiten bij de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven kan voorafgaand aan de aanvraag om lid te worden van de vereniging, bij de dispensatiecommissie als bedoeld in lid 2 van dit artikel, een verzoek indienen om ontheffing van voorzieningen inzake (pre)pensioen en sociale zekerheid als bedoeld in deze overeenkomst. 2. De dispensatiecommissie beoordeelt het verzoek om ontheffing. 3. De dispensatie-commissie bestaat uit drie leden namens de werkgeversvereniging en drie leden namens de werknemers-organisaties. Aan werkgeverszijde zal één lid worden benoemd vanuit de betreffende sector. De werkgeversvereniging stelt aan de commissie een secretaris ter beschikking. 4. Van het feit dat dispensatie is verleend, wordt melding gedaan in bijlage A van deze CAO. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
5
Artikel 3 Geldigheidsduur 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 2001. Zij wordt aangegaan voor een tijdvak van 24 maanden en eindigt derhalve op 31 maart 2003. 2. Behoudens opzegging door een der partijen wordt deze collectieve arbeidsovereenkomst geacht telkens met één jaar te zijn verlengd. Opzegging dient tenminste drie maanden voor de afloopdatum te geschieden bij aangetekend schrijven aan de andere partij(en). 3. Indien deze overeenkomst is opgezegd, doch de onderhandelingen omtrent een nieuwe overeenkomst bij het eindigen van de lopende overeenkomst nog niet zijn afgesloten, worden voor de tijd van de daarna nog voortdurende onderhandelingen de bepalingen van de opgezegde overeenkomst toegepast. 4. Bij opzegging door een of meer partijen ter andere zijde eindigt deze overeenkomst uitsluitend voor die partij(en).
Artikel 4 Wijziging 1. Indien een van de partijen tijdens de duur van deze overeenkomst door bijzondere omstandigheden hetzij van sociale of economische aard wijziging van de overeenkomst noodzakelijk mocht oordelen, zal zij dat aan de andere partij onverwijld mededelen. Partijen zullen hierover onderhandelingen openen. 2. Voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden bij aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de andere partijen. Partijen zijn verplicht zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen één maand na indiening, in onderhandeling te treden over de eventuele ingediende voorstellen tot wijziging of vernieuwing van deze CAO. 3. In de collectieve arbeidsovereenkomst wordt vastgelegd welke bepalingen met terugwerkende kracht worden toegepast.
6
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 5 Naleving te goeder trouw 1. De werkgever zal geen werknemers in zijn dienst nemen onder voorwaarden, die afwijken van hetgeen bepaald is in deze overeenkomst. 2. Partijen zullen deze overeenkomst te goeder trouw naleven en handhaven. 3. Partijen zullen bevorderen, dat hun leden de bepalingen van deze overeenkomst te goeder trouw naleven.
Artikel 6 Afwijkende arbeidsvoorwaarden In situaties van gelijktijdig opheffen van een groot aantal arbeidsplaatsen als gevolg van sluiting van bedrijven of onderdelen van bedrijven kunnen partijen van deze CAO afwijken, nadat hierover in overleg tussen partijen overeenstemming is bereikt.
Artikel 7 Uitreiking CAO De werknemer ontvangt van de werkgever kosteloos een exemplaar van de van toepassing zijnde raam-CAO en sector-CAO alsmede van de daarop overeengekomen wijzigingen.
Artikel 8 Gelijkstelling relatiepartner 1. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt met echtgeno(o)t(e) dan wel weduwe/weduwnaar gelijkgesteld de relatiepartner met wie de niet-gehuwde werknemer samenwoont/samenwoonde en - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert/voerde, hetgeen blijkt uit een schriftelijke verklaring zoals opgenomen in bijlage G van deze CAO. 2. Met het huwelijk wordt gelijk gesteld een geregistreerd partnerschap als bedoeld in artikel 80a van het Burgerlijk Wetboek. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
7
Artikel 9 Pensioenregeling en flexibel uittreden 1. De pensioenregeling van werknemers is ondergebracht bij de Stichting Pensioenfonds ABP. 2. Voor werknemers geldt de Flexibele Uittredings Regeling (FUR) die is opgenomen in bijlage B van deze CAO.
Artikel 10 Reorganisaties 1. Over een voornemen tot reorganisatie als bedoeld in artikel 25, lid 1, sub c, d, e en f van de WOR wordt door de werkgever aan de OR advies gevraagd in een zodanig vroeg stadium, dat zijn standpunten bij het nemen van een beslissing mede kunnen worden overwogen. Over een voornemen tot reorganisatie waarbij de OR krachtens de WOR moet worden ingeschakeld, zullen, indien zich een situatie voordoet als bedoeld in lid 2 van dit artikel, tevens de vakorganisaties worden ingelicht. 2. Daar waar de gevolgen van een voorgenomen reorganisatie voor de werknemers niet met het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket zijn op te vangen, zal met de vakorganisaties een sociaal plan worden opgesteld. Door de werkgever danwel door de vakorganisaties in het kader van deze afspraken ter beschikking gestelde informatie zal indien de inbrenger dit verzoekt, vertrouwelijk worden behandeld. In dat geval zal openbaarmaking slechts geschieden met instemming van beide partijen.
Artikel 10A Fusie 1. Partijen verklaren dat bij het voorbereiden en tot stand brengen van fusies waarbij ondernemingen van partij ter ene zijde zijn betrokken, het SER-besluit Fusiegedragsregels zal worden nageleefd. 2. Indien de werkgever overweegt te besluiten tot een fusie, zoals bedoeld in het SER-besluit Fusiegedragsregels 1975, zal hij bij het nemen van zijn beslissing de sociale consequenties betrekken. 8
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
3. In verband daarmee zal de werkgever zo vroegtijdig als de eventuele geheimhouding dit mogelijk maakt, de vakorganisaties, de OR en de werknemers inlichten over de voorgenomen maatregelen. 4. Aansluitend hierop zal de werkgever de daaruit eventueel voor de werknemers voortvloeiende gevolgen en de naar aanleiding daarvan overwogen maatregelen met de vakorganisaties en de OR bespreken. 5. Partijen zullen – gezamenlijk – de commissie voor Fusie-aangelegenheden van de Sociaal-Economische Raad verzoeken op een juiste naleving van de gedragsregels toezicht uit te oefenen.
Artikel 11 Bijdrage aan werknemersorganisaties 1. De werkgever zal aan gezamenlijke partijen ter andere zijde een jaarlijkse bijdrage in de kosten van scholings- en vormingswerk verlenen. Deze bijdrage bedraagt per werknemer, ƒ30,- (13,61 euro) (peildatum 1 januari van het jaar) 2. De bijdrage wordt verdeeld tussen de werknemersorganisaties naar rato van het aantal bij hen aangesloten leden werkzaam in de ENbsector. De opgaven van partijen ter andere zijde vormen de grondslag van de berekening van deze verdeling.
Artikel 12 Belangenbehartiging 1. De werknemer heeft het recht zijn belangen bij de werkgever voor te dragen, al of niet bijgestaan door een raadsman. 2. Indien de werknemer lid is van een organisatie, genoemd onder partijen ter andere zijde in deze CAO, kan hij zich bij het voordragen van zijn belangen doen bijstaan door een door die organisatie aangewezen persoon. 3. De werknemer heeft het recht zijn belangen te doen voordragen bij de werkgever door een raadsman alleen, dan wel door een door zijn organisatie, als bedoeld in lid 2, aangewezen persoon alleen. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
9
Artikel 13 Plicht naleving gedragsregels De werknemer is verplicht: a. zich te houden aan de door of namens de werkgever vastgestelde, te zijner kennis gebrachte voorschriften, richtlijnen en aanwijzingen en al datgene te doen of na te laten wat een goed werknemer behoort te doen of na te laten; b. indien hij door onvoorziene omstandigheden gedwongen wordt van de hem gegeven voorschriften, richtlijnen en aanwijzingen af te wijken, daarvan zo spoedig mogelijk kennis te geven aan degene onder wiens onmiddellijke leiding hij werkzaam is; c. indien er een ernstig vermoeden van misdrijf bestaat - tegenover hem dan wel tegenover een groep of groepen van werknemers - zich bij het betreden of het verlaten van terreinen of gebouwen van werkgever te onderwerpen aan een door of namens werkgever gelast onderzoek aan zijn kleding, bagage of vervoermiddel. Degene op wiens last het onderzoek plaats heeft, neemt de nodige maatregelen, ten einde daarbij niet redelijke en niet behoorlijke bejegening te voorkomen. Bedoelde maatregelen worden ondernemingsgewijs vastgesteld.
Artikel 14 Plicht tot geheimhouding 1. De werknemer zal zonder toestemming van de werkgever geen zaken openbaar maken dan wel mededelingen doen over zaken die hem uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst bij werkgever bekend zijn en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding is vereist. 2. Het in lid 1 bepaalde geldt niet jegens personen aan wie de werknemer uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst verantwoording schuldig is alsmede indien in het kader van een interne beroepsprocedure als bedoeld in hoofdstuk 9 of krachtens wettelijk voorschrift mededelingen als bedoeld in het vorige lid van de werknemer worden verlangd.
10
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
3. De werkgever zal zonder toestemming van de werknemer geen zaken openbaar maken dan wel mededelingen doen over zaken die in de persoonlijke levenssfeer van de werknemer liggen en waarvan hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat geheimhouding is vereist. 4. Het in lid 3 bepaalde geldt niet jegens personen aan wie de werkgever als zodanig verantwoording schuldig is, alsmede indien in het kader van een interne beroepsprocedure als bedoeld in hoofdstuk 9 of krachtens wettelijk voorschrift mededelingen als in het vorige lid bedoeld van werkgever worden verlangd.
Artikel 15 Verbod beïnvloeding derden Het is de werknemer verboden: a. in verband met zijn arbeidsovereenkomst vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen, anders dan met toestemming van de werkgever; b. steekpenningen aan te nemen.
Artikel 16 Nevenfuncties 1. De werknemer is verplicht vooraf bij de werkgever schriftelijk te melden: a. het aanvaarden van een nevenfunctie, nevenberoep of nevenbetrekking of het verrichten van nevenwerkzaamheden, waaraan inkomsten waaronder begrepen presentiegelden en dergelijke zijn verbonden; b. het al dan niet op zijn naam bedrijven of doen drijven van enige zaak of handel. 2. Indien naar het oordeel van de werkgever te verwachten valt of blijkt, dat de gemelde nevenactiviteiten schadelijk zijn voor een goede vervulling van de arbeidsovereenkomst dan wel zakelijke belangen van de werkgever schaden, is hij bevoegd zijn instemming te onthouden, dan wel aan zijn instemming voorwaarden te verbinden, hetgeen door hem schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer wordt medegedeeld. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
11
In dat geval mag de werknemer de nevenactiviteiten niet aanvangen respectievelijk dient hij reeds begonnen nevenactiviteiten zo spoedig mogelijk te beëindigen, dan wel is hij verplicht zich ter zake te houden aan door de werkgever gestelde voorwaarden. 3. De werknemer mag onbetaalde nevenactiviteiten verrichten tenzij naar het oordeel van de werkgever blijkt, dat deze schadelijk zijn voor een goede vervulling van de arbeidsovereenkomst, dan wel voor andere belangen van werkgever. 4. Werknemer draagt er bij de uitoefening van nevenactiviteiten zorg voor dat de normen van arbeids- en rusttijdenbepalingen niet worden overschreden.
Artikel 17 Verbod deelneming aanneming en leveringen ten behoeve van de werkgever en handelingen ten eigen bate Het is de werknemer behoudens uitdrukkelijke goedkeuring van de werkgever verboden: a. direct of indirect deel te nemen aan aanneming van werken en/of het verrichten van leveringen en diensten te behoeve van de werkgever; b. ten eigen bate of ten bate van derden gebruik te maken van aan de werkgever toebehorende eigendommen; c. gedurende werktijd ten eigen bate diensten te laten verrichten door personen in dienst van de werkgever, dan wel in dienst van derden die werkzaam zijn voor de werkgever.
Artikel 18 Verplichting tot andere werkzaamheden 1. De werknemer is verplicht - nadat hij en, indien hij dit wenst, ook zijn raadsman is gehoord - een andere functie te aanvaarden voor de vervulling waarvan hij in het bedrijfsbelang is aangewezen, indien deze functie hem redelijkerwijs in verband met zijn persoonlijkheid, zijn omstandigheden en de voor hem bestaande vooruitzichten kan worden opgedragen.
12
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. Indien de werkgever dit in het bedrijfsbelang nodig acht is de werknemer verplicht om tijdelijk niet tot zijn functie behorende werkzaamheden te verrichten, dan wel tijdelijk een andere functie waar te nemen. 3. De werknemer kan niet worden verplicht, indien bij enig particulier werkgever een staking is uitgebroken of een uitsluiting plaats heeft, ter vervanging van stakers of uitgeslotenen werkzaamheden te verrichten of werknemers bij het verrichten van werkzaamheden behulpzaam te zijn, tenzij naar het oordeel van de werkgever zulks met het oog op de openbare veiligheid of gezondheid of voor de regelmatige functionering van de openbare nutsvoorziening, zoals die door de werkgever wordt verzorgd, noodzakelijk wordt geacht. 4. Ter zake van de toepassing van het bepaalde in lid 3 wordt zo spoedig mogelijk overleg gepleegd in de ondernemingsraad.
Artikel 19 Vervallen
Artikel 20 Aansprakelijkheid voor schade 1. De werknemer is aansprakelijk voor door hem aan eigendommen van de werkgever toegebrachte schade, indien deze het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid. 2. De vergoeding die de werknemer uit hoofde van het bepaalde in het vorige lid is verschuldigd, zal per geval niet meer bedragen dan een twaalfde deel van zijn jaarsalaris. 3. De vergoeding kan na overleg verrekend worden met het salaris van de werknemer. Bedoelde verrekening zal zodanig plaatsvinden, dat per maand niet meer zal worden ingehouden dan 5% van het salaris van de werknemer. 4. Het voorafgaande vindt geen toepassing, indien de werkgever niet binnen één maand nadat de aansprakelijkheid van de werknemer onherroepelijk is vastgesteld, aan deze schriftelijke mededeling heeft gedaan van zijn voornemen tot verhaal van schade. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
13
5. De werkgever is verplicht zich in het kader van de voor zijn onderneming te sluiten verzekering tegen risico’s van wettelijke aansprakelijkheid mede te verzekeren de risico’s van wettelijke aansprakelijkheid voor door de werknemer in de uitoefening van zijn functie aan derden, onder wie tevens een medewerknemer wordt begrepen, toegebrachte schade, met uitzondering van aansprakelijkheid voor schade in verband met het houden, (laten) gebruiken of besturen van een motorrijtuig door de werknemer en onder het beding dat verzekeraar geen regres (verhaal) zal nemen op de werknemer. Indien en voor zover bedoelde schade niet door de verzekering wordt gedekt, zal de werkgever, indien de schade is ontstaan door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer, het recht van regres hebben jegens de werknemer, echter met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in de leden 2, 3 en 4 van dit artikel.
Artikel 21 Vervallen.
Artikel 22 Besmettelijke ziekten 1. De werknemer die in contact staat of kort geleden gestaan heeft met een persoon, die een ziekte heeft, waarvoor ingevolge het krachtens de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken bepaalde een nominatieve aangifteplicht geldt, mag zijn functie niet vervullen voor zolang de hoofdinspecteur of de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid niet heeft verklaard, dat hij het gevaar voor overbrenging van een infectieziekte of het gevaar dat hij verdacht moet worden te lijden aan zodanige ziekte, geweken acht. 2. De werknemer die verkeert in de in het vorige lid omschreven situatie, is verplicht daarvan ten spoedigste kennis te geven aan de werkgever. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door of vanwege de werkgever gegeven aanwijzingen, waaronder die met betrekking tot het ondergaan van een geneeskundig onderzoek. 3. De werknemer geniet over de tijd, gedurende welke het hem overeenkomstig het bepaalde in dit artikel verboden is zijn functie te vervullen, zijn volledige salaris.
14
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 23 Vervallen
Artikel 24 Vervallen
Artikel 25 Vergoeding schade 1. Aan de werknemer wordt de schade, met uitzondering van schade aan motorrijtuigen in de zin van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, die hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt vergoed, tenzij de werkgever aantoont dat hij de in artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek genoemde verplichtingen is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van zijn opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer en voor zover die schade niet bestaat uit normale slijtage van goederen. 2. De werknemer heeft geen aanspraak, als bedoeld in het vorige lid, indien hij ter zake van die schade rechten tegenover derden kan doen gelden en deze niet aan de werkgever cedeert. Indien de werknemer zijn rechten tegenover derden aan de werkgever cedeert, wordt hij uitsluitend bij wijze van voorschot in het genot gesteld van het in geld uitgedrukte bedrag der schade. 3. Indien de werkgever ter zake van de door voornoemde cessie verkregen rechten een burgerlijke rechtsvordering instelt, worden de kosten welke uit het rechtsgeding voor de werkgever voortvloeien, niet op de werknemer verhaald.
Artikel 26 Militaire en soortgelijke verplichtingen 1. De werknemer, die a. ter vervulling van zijn militaire verplichtingen voor herhalingsoefeningen, of b. hetzij als gewoon, hetzij als buitengewoon dienstplichtige wegens oorlog of andere buitengewone omstandigheden, of c. in het kader van de georganiseerde rampenbestrijding, of RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
15
d. bij de reserve-politie, of het Korps Nationale Reserve in werkelijke dienst moet verblijven, ontvangt hetgeen zijn salaris meer bedraagt dan de voor bovengenoemde verplichtingen ontvangen beloning en eventuele kostwinnersvergoedingen tezamen. 2. Onder salaris in de zin van dit artikel dient te worden verstaan het salaris als vermeld in artikel 27 met uitzondering van het gestelde in lid 1 sub b.
Artikel 27 Salarisbegrip ENB-raam-CAO 1. Onder salaris in de ENB-raam-CAO wordt verstaan: het door de werknemer laatstelijk genoten schaalsalaris of, in geval van deeltijdarbeid, het daarvan afgeleide salaris, vermeerderd met: a. de vaste persoonlijke toelage(n) per maand; b. de vakantie-uitkering per maand; c. de vergoeding in geld voor consignatiedienst, gemiddeld per maand over de voorgaande periode van 12 maanden; d. vergoeding in geld voor ploegendienst. 2. Onder schaalsalaris wordt verstaan het bedrag per maand dat aan de werknemer op grond van zijn indeling in de salarisregeling wordt toegekend. 3. Onder vaste persoonlijke toelage wordt verstaan een vaste maandelijkse toelage op het schaalsalaris, uitgedrukt in een bedrag of in een percentage van dat schaalsalaris, welke aan de werknemer voor onbepaalde tijd is toegekend, uitsluitend: a. wegens een uitstekende wijze van taakvervulling; b. als garantie wegens plaatsing in een lager gekwalificeerde functie; c. wegens bijzondere aan de werknemer te stellen eisen. Alle om andere redenen toegekende toelagen op het schaalsalaris, waaronder toelagen die voortvloeien uit een inconveniënt, tenzij anders bepaald, worden niet als een tot het salaris behorende vaste persoonlijke toelage aangemerkt.
16
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Hoofdstuk 1A Kaderafspraken Artikel 1A.1 Uitzendkrachten Werkgever verplicht zich slechts indien het bedrijfsbelang dit vordert uitzendkrachten in zijn onderneming te werk te stellen.
Artikel 1A.2 Keuzemodel arbeidsvoorwaarden Per sector-CAO kan een keuzemodel arbeidsvoorwaarden worden overeengekomen dat tegemoet komt aan de individuele wensen en behoeften van de werknemer, diens individuele omstandigheden en de fase in diens loopbaan. De uitgangspunten voor een dergelijk keuzemodel zijn: a. Het sectorale keuzemodel is een raamregeling waarbinnen op ondernemingsniveau een eigen systeem in overleg met de vakorganisaties kan worden overeengekomen; b. De keuzen moeten fiscaal, juridisch en bedrijfseconomisch verantwoord zijn; c. Het keuzemodel is een hulpmiddel dat het algemeen geldende pakket arbeidsvoorwaarden niet kan aantasten; het biedt mogelijkheden tot een individueel pakket. Individuele keuzes worden in de regel voor een periode van één jaar gemaakt. d. Ruilfactoren worden inkomens- en kostenneutraal vastgesteld. De waarde van het beloningspakket van de werknemer blijft gelijk; herstel in de oorspronkelijke situatie leidt tot een gelijk bruto- en nettosalaris als voorafgaand aan de keuzebepaling; e. Bij de invoering van het keuzemodel arbeidsvoorwaarden in het bedrijf kunnen als zogeheten bron in het kader van de uitruil in aanmerking worden genomen: • bovenwettelijke verlofdagen • de eindejaarsuitkering en • de vakantie-uitkering.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
17
Als doelen kunnen worden aangemerkt: • Geld • Verlofdagen • Extra storting FUR • Extra storting of inkoop pensioen • Kinderopvang • Studieverlof • Bedrijfsspaarregelingen • Verzekeringen • Vaste kostenvergoeding; f. Bij de koop en verkoop van verlof wordt voor de vaststelling van de waarde van het tijdselement uitgegaan van het uurloon op basis van het schaalbedrag, gerelateerd aan de gemiddelde arbeidsduur per week. CAO-partijen zullen de effecten hiervan nader onderzoeken en evalueren in het komende CAO-overleg; g. De personeelskosten mogen niet toenemen als gevolg van de invoering van een keuzemodel, tenzij deze toename op een andere wijze wordt gecompenseerd; h. Bij de invoering moet rekening worden gehouden met de organisatorische consequenties voor de bedrijfsvoering.
Artikel 1A.3 Aanpassing arbeidsduur 1. Een werknemer kan een verzoek indienen om zijn arbeidsduur aan te passen. Dit verzoek zal door de werkgever welwillend in behandeling worden genomen overeenkomstig de criteria zoals opgenomen in de Wet Aanpassing Arbeidsduur. 2. In geval van deeltijdarbeid zullen de in of bij deze overeenkomst vastgestelde arbeidsvoorwaarden zoveel mogelijk naar evenredigheid worden toegepast.
Artikel 1A.4 Standplaats/woonplaats 1. Onder standplaats wordt verstaan de door de werkgever als zodanig aangegeven plaats waar de werknemer als regel zijn werkzaamheden uitoefent, dan wel de plaats van waaruit als regel zijn werkzaamheden een aanvang nemen. 17a
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. De werknemer kan, indien een juiste taakvervulling zulks noodzakelijk maakt, verplicht worden te wonen in zijn standplaats dan wel binnen een door de werkgever te bepalen redelijke afstand hiervan. Bij het bepalen of de afstand redelijk is dient ook de reistijd een rol te spelen. Ter zake zullen ondernemingsgewijs algemene regelingen worden vastgesteld. 3. De werknemer is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn woonadres steeds bij werkgever bekend is. 4. De werknemer die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, kan niet tot verhuizing naar een andere standplaats worden verplicht.
Artikel 1A.5 Sabbatical leave 1. Een werknemer kan, voor eigen rekening, ten hoogste eenmaal per zes jaar met de werkgever overeenkomen zijn loopbaan voor maximaal een periode van 6 maanden te onderbreken ten behoeve van onder andere educatieve- of zorgactiviteiten. 2. De werkgever stelt daartoe na overleg met de Ondernemingsraad een interne richtlijn op. 3. Het verzoek wordt tenminste zes maanden voor de geplande aanvang gedaan en kan op organisatorische gronden worden geweigerd. De werkgever bespreekt in dat geval in overleg met de werknemer een andere oplossing binnen een redelijke termijn.
Artikel 1A.6 Palliatief verlof 1. De werknemer kan de werkgever verzoeken in overleg een verlofregeling te treffen voor de verzorging van een terminale naaste in de eerste graad. Onderdeel van de afspraak zijn in ieder geval de maximale verlofduur, de verlofvorm en de verlofcondities. 2. Indien betaald verlof deel uitmaakt van de verlofregeling zal de werknemer een eventuele financiële tegemoetkoming in het kader van de Wet Financiering Loopbaanonderbreking cederen aan de werkgever. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
17b
Artikel 1A.7 Telewerken/thuiswerken 1. Indien het bedrijfsbelang dit vordert kunnen werkgever en werknemer in een telewerkovereenkomst nadere afspraken maken om thuis te werken en/of te telewerken. 2. Per sector-CAO kunnen CAO-partijen hierover nadere voorwaarden overeenkomen onder meer met betrekking tot de werktijden, de vergoedingen en de faciliteiten van de werkgever ten aanzien van technische hulpmiddelen. 3. De werkgever zal ervoor zorg dragen dat de bepalingen van de ARBO-wetgeving worden nageleefd.
Artikel 1A.8 Bedrijfshulpverlening 1. De werknemer is verplicht, indien hij daartoe door of namens de werkgever schriftelijk wordt aangewezen, in tijden van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden andere werkzaamheden te verrichten dan die welke hij gewoonlijk verricht, mits die werkzaamheden strekken ter uitvoering van de taak die de werkgever in die tijden heeft of zal krijgen, dan wel ertoe strekken een zo goed en ongestoord mogelijke uitvoering van die taak te verzekeren. 2. De werknemer, op grond van lid 1 aangewezen, is te allen tijde verplicht lessen te volgen en deel te nemen aan oefeningen welke verband houden met zijn in dat lid aangeduide taak. 3. De aanwijzing als bedoeld in lid 1 geschiedt slechts, indien de persoonlijke omstandigheden van de werknemer zulks redelijkerwijs toelaten. 4. Met betrekking tot de organisatie en vergoeding gelden de ondernemingsgewijs vastgestelde regelingen.
17c
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 1A.9 Kinderopvang De werkgever stelt aan de werknemer, die dit wenst, faciliteiten ten behoeve van kinderopvang beschikbaar. De invulling hiervan wordt door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad geregeld.
Artikel 1A.10 Reis- en verblijfkosten 1. De werknemer heeft recht op vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van reizen in het belang van het bedrijf. 2. Ter zake gelden de ondernemingsgewijs vastgestelde regelingen.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
17d
Hoofdstuk 2 Aanvang, duur en einde van de arbeidsovereenkomst Artikel 28 Arbeidsovereenkomst 1. De arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te worden aangegaan. 2. In de arbeidsovereenkomst dient in elk geval te worden vermeld: a. de naam, voorna(a)m(en) en geboortedatum van de werknemer; naam en plaats van vestiging van de werkgever; b. de aanduiding van de functie waarvoor hij in dienst is genomen en de standplaats; c. de datum van de aanvang van de arbeidsovereenkomst; d. de duur van de arbeidsovereenkomst; e. het aanvangssalaris; indien van toepassing de hierbij behorende salarisschaal of -groep; f. bijzondere voorwaarden; g. de toepasselijkheid van deze collectieve arbeidsovereenkomst, de geldende sector-CAO, het geldende bedrijfs-protocol en de geldende bedrijfsregelingen; h. bij deeltijd de omvang van de arbeidsovereenkomst. 3. De werknemer ontvangt een exemplaar van de met hem gesloten arbeidsovereenkomst alsmede van wijzigingen en aanvullingen hierop. 4. De arbeidsovereenkomst wordt als regel aangegaan voor onbepaalde tijd, al dan niet met inachtneming van een proeftijd. 5. Ten aanzien van de proeftijd gelden de bepalingen krachtens het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 29 Medische keuringen 1. Op medische keuringen in verband met het aangaan of wijzigen van een arbeidsverhouding is de Wet op de Medische Keuringen (Stb. 97, 365) van toepassing.
18
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. Medische keuringen in verband met het aangaan of wijzigen van de arbeidsverhouding worden slechts verricht indien aan de vervulling van die functie, waarop de arbeidsverhouding betrekking heeft, bijzondere eisen op het punt van de medische geschiktheid moeten worden gesteld. 3. Bij het verrichten van de medische keuring wordt het protocol aanstellingskeuringen van de KNMG in acht genomen. 4. De medische keuring wordt verricht door een daartoe door werkgever aangewezen geneeskundige. 5. De werknemer dient als eerste in kennis gesteld te worden van de uitslag van de medische keuring. 6. Indien de betrokkene zich, voordat de uitslag van de medische keuring aan werkgever is meegedeeld, terugtrekt dan dient, indien betrokkene zulks tijdig verzoekt, de uitslag voor werkgever geheim te blijven. 7. De kosten van de medische keuring komen ten laste van de werkgever.
Artikel 30 Vervulling vacatures 1. De vervulling van een vacature geschiedt zo mogelijk uit de werknemers in dienst van de werkgever. 2. Het bepaalde in lid 1 is van overeenkomstige toepassing op degenen die een uitkering voor werkloosheid genieten ten laste van de werkgever. 3. De werknemer, die vanwege de feitelijke verzorging van een of meer tot zijn gezin behorende kinderen in de leeftijd tot 4 jaar zijn arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, behoudt - indien hij daarom schriftelijk verzoekt - de positie van interne sollicitant tot het tijdstip waarop dit kind of de laatste van deze kinderen 4 jaar wordt.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
19
Artikel 31 Einde arbeidsovereenkomst
a. b.
c.
d.
e.
Onverminderd en met inachtneming van het in het Burgerlijk Wetboek terzake overigens bepaalde gelden de volgende bepalingen: Een arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege door het verstrijken van deze tijd. De arbeidsovereenkomst, aangegaan voor bepaalde tijd, als bedoeld in sub a, kan uitdrukkelijk wederom voor bepaalde tijd al dan niet op de vroegere voorwaarden worden voortgezet. Wanneer de arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd als bedoeld in sub a stilzwijgend is voortgezet, wordt zij geacht voor dezelfde tijd, doch telkens ten hoogste voor één jaar, op de vroegere voorwaarden wederom te zijn aangegaan. Een voortgezette arbeidsovereenkomst aangegaan voor bepaalde tijd als bedoeld in sub b eindigt van rechtswege door het verstrijken van deze tijd. Zowel werkgever als werknemer hebben echter het recht een arbeidsovereenkomst, aangegaan voor bepaalde tijd, tussentijds door opzegging te beëindigen met inachtneming van het in artikel 32 bepaalde. Een arbeidsovereenkomst aangegaan voor onbepaalde tijd, kan door werkgever en werknemer worden beëindigd door opzegging, met inachtneming van het in artikel 32 bepaalde.
Artikel 32 Opzegging 1. Opzegging van een arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te geschieden. 2. Voor opzegging gelden de bepalingen krachtens het Burgerlijk Wetboek. 3. Opzegging van de arbeidsovereenkomst kan slechts geschieden tegen de laatste dag van een kalendermaand. 4. In onderling overleg kan van de in de leden 2 en 3 genoemde termijnen worden afgeweken.
20
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 33 Einde arbeidsovereenkomst/flexibel uittreden De arbeidsovereenkomst eindigt in ieder geval met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin werknemer de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. De arbeidsovereenkomst kan op verzoek van werknemer eveneens worden beëindigd overeenkomstig de bepalingen van de Flexibele Uittredings Regeling (FUR) als bedoeld in bijlage B van deze CAO.
Artikel 34 Bij ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 15.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP neemt de werkgever de procedure in acht zoals opgenomen in bijlage C-1 van deze CAO. Bij deze beëindiging van de arbeidsovereenkomst geldt voor de werkgever een opzegtermijn van een maand.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
21
Hoofdstuk 3 Vervallen (geregeld per sector-CAO)
22
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
23
Hoofdstuk 4 Buitengewoon verlof Artikel 37 Buitengewoon verlof met behoud van salaris 1. Tenzij het bedrijfsbelang zich daartegen verzet, wordt aan de werknemer door de werkgever met uitsluiting van het anders en overigens bepaalde in artikel 7:629b van het Burgerlijk Wetboek buitengewoon verlof met behoud van zijn salaris verleend: a. ter uitoefening van het kiesrecht: de daarvoor benodigde tijd; b. om te voldoen aan een wettelijke verplichting, tenzij deze is ontstaan door schuld of nalatigheid van de werknemer: de daarvoor benodigde tijd; c. om te verschijnen voor het college van beroep, als bedoeld in hoofdstuk 9: de daarvoor benodigde tijd; 2. a. om deel te nemen aan vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges waarin de werknemer is benoemd of gekozen, en om werkzaamheden te verrichten ten behoeve van die colleges, een en ander voor zover zulks niet in de vrije tijd kan geschieden en voor zover daaraan geen inkomsten zijn verbonden. Presentiegelden en dergelijke worden in dit verband niet als inkomsten beschouwd: max. 15 dagen per kalenderjaar; b. om op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie als bestuurslid of als afgevaardigde deel te nemen aan cursussen en bijeenkomsten van de in de statuten van bedoelde organisaties voorziene organen: max. 26 dagen per kalenderjaar; c. om op schriftelijk verzoek van de werknemersorganisatie deel te nemen aan door deze organisatie te geven vormings- en scholingsbijeenkomsten een en ander voor zover het bepaalde in sub b of de Wet op de ondernemingsraden hierin niet voorziet: max. 5 dagen per kalenderjaar; 3. De werkgever kan, afhankelijk van de concrete situatie, de werknemer buitengewoon verlof toekennen met behoud van salaris, indien en voor zolang niet op andere wijze in de zorg voor zieke kinderen, partners of ouders kan worden voorzien. De werkgever maakt in overleg met de werknemer afspraken over de duur en de omvang van het verlof.
24
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 38 Ouderschapsverlof De werkgever stelt de werknemer, die dit wenst, in de gelegenheid gebruik te maken van een regeling voor ouderschapsverlof. De inhoud van de regeling voor ouderschapsverlof wordt in de sectorCAO geregeld.
Artikel 39 Bijzondere gevallen In bijzondere gevallen kan werkgever buitengewoon verlof, al dan niet met behoud van salaris toestaan.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
25
26
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Hoofdstuk 5 Rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid 1. Definities Artikel 40 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder: a. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 18 lid 1 van de WAO; b. Arbodienst: een deskundige dienst als bedoeld in artikel 17 lid 1, aanhef, sub c, van de Arbeidsomstandighedenwet; c. bedrijfsongeval: een ongeval, welke in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de werknemer opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten; d. gangbare arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 18 lid 5 van de WAO; e. herplaatsingstoelage: een herplaatsingstoelage als bedoeld in hoofdstuk 9 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; f. invaliditeitspensioen: een invaliditeitspensioen als bedoeld in hoofdstuk 8 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP; g. passende arbeid: arbeid als bedoeld in artikel 30 van de ZW; h. salaris: salaris als vermeld in artikel 27, met dien verstande dat onder salaris in artikel 45 lid 3 sub a en b, artikel 45 lid 4 en artikel 46 lid 1 sub b, wordt verstaan het salaris als vermeld in artikel 27 met uitzondering van het gestelde in lid 1 sub b. i. WAO: de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; j. ZW: de Ziektewet; k. zijn arbeid: hetgeen daaronder wordt verstaan ingevolge artikel 19 van de ZW.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
27
2. Arbeidsgezondheidskundige begeleiding en bezwaarprocedure Artikel 41 1. De werknemer die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, is verplicht dit zo spoedig mogelijk aan de werkgever mede te delen of te doen mededelen en zich te houden aan de door de werkgever in dit verband gestelde voorschriften. 2. Ten aanzien van de werknemer die wegens ziekte ongeschikt is zijn arbeid te verrichten kan de werkgever bepalen dat de werknemer zijn arbeid slechts mag hervatten, indien de werkgever hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. 3. De werknemer die wegens ziekte gedurende drie maanden of langer ongeschikt is geweest zijn arbeid te verrichten mag zijn arbeid slechts hervatten, nadat de werkgever hiervoor uitdrukkelijk toestemming heeft verleend. 4. De werkgever verleent de toestemming bedoeld in het tweede en derde lid eerst nadat er een medisch advies is van de Arbodienst.
Artikel 42 1. De (gewezen) werknemer kan worden verplicht om een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan: a. indien de werkgever gegronde redenen heeft om te twijfelen aan de goede gezondheidstoestand van de werknemer; b. indien de werknemer niet meer volledig geschikt is gebleken voor het verrichten van zijn arbeid; c. ter beantwoording van de vraag of de werknemer tijdens het tijdvak waarin hij wegens ziekte ongeschikt is om zijn arbeid te verrichten, in het belang van zijn genezing arbeid mag verrichten en om vast te stellen welke arbeid wenselijk wordt geacht; d. om te beoordelen of er sprake is van een situatie als bedoeld in bijlage C-1, onderdelen 2 en 3; e. om te beoordelen of de werknemer die wegens ziekte ongeschikt is geweest zijn arbeid te verrichten, zijn arbeid mag hervatten;
28
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
f. indien de werknemer in verband met de uitoefening van zijn werkzaamheden aan bijzonder gevaar voor zijn gezondheid blootstaat dan wel voor een goede vervulling van zijn werkzaamheden aan bijzondere gezondheidseisen moet voldoen. 2. De werkgever stelt de werknemer buiten dienst indien na een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in het eerste lid, blijkt dat sprake is van een zodanige lichamelijke of geestelijke toestand dat de belangen van de werknemer, van de organisatie of van bij het verrichten van de arbeid betrokken derden zich er tegen verzetten dat de werknemer zijn arbeid blijft verrichten. De werknemer wordt niet buiten dienst gesteld indien hem andere passende werkzaamheden kunnen worden opgedragen. Indien de werknemer buiten dienst wordt gesteld, wordt hij geacht wegens ziekte ongeschikt te zijn tot het verrichten van zijn arbeid, in welk geval de overige bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn.
Artikel 43 Commissie van drie geneeskundigen 1. Het medisch advies dat door de Arbodienst wordt uitgebracht naar aanleiding van een arbeidsgezondheidskundig onderzoek als bedoeld in artikel 42, wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de werknemer en de werkgever medegedeeld. 2. De werknemer die zich met het oordeel van de Arbodienst niet kan verenigen, kan daartegen binnen drie werkdagen, onder opgave van redenen, schriftelijk bezwaar maken bij de werkgever. 3. Indien de werkgever de bezwaren van de werknemer niet of niet voldoende gegrond acht, dan wordt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het schriftelijke bezwaarschrift, doch uiterlijk binnen 30 dagen, een geneeskundig onderzoek ingesteld door een commissie van drie geneeskundigen, bestaande uit: a. een geneeskundige die niet aan het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft deelgenomen, aan te wijzen door de werkgever; b. een geneeskundige door belanghebbende aan te wijzen; c. een door de onder a. en b. bedoelde geneeskundigen in onderling overleg, of, indien dit overleg niet tot overeenstemming leidt, door de werkgever aan te wijzen derde geneeskundige.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
29
4. De commissie deelt haar oordeel zo spoedig mogelijk mede aan de werkgever, die vervolgens de werknemer van dit oordeel in kennis stelt; de commissie deelt haar oordeel eveneens mede aan de behandelend geneesheer van de werknemer. 5. De kosten verbonden aan het geneeskundig onderzoek komen voor rekening van de werkgever.
Artikel 44 Passende en gangbare arbeid 1. De werknemer die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte kan een andere functie of werkzaamheden worden opgedragen. 2. Gedurende het eerste jaar dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is hij verplicht een hem aangeboden functie of werkzaamheden te aanvaarden indien sprake is van passende arbeid als bedoeld in artikel 40 sub g. 3. Gedurende het tweede jaar dat de werknemer ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte is hij verplicht een hem aangeboden functie of werkzaamheden te aanvaarden indien sprake is van gangbare arbeid als bedoeld in artikel 40 sub d. Deze verplichting geldt eveneens na afloop van het tweede jaar. 4. Het bepaalde in dit artikel is op overeenkomstige wijze van toepassing indien aan de werknemer de eigen functie wordt opgedragen onder andere voorwaarden.
3. Aanspraken tijdens ziekte en arbeidsongeschiktheid Artikel 45 Aanspraak van de werknemer 1. De werknemer heeft bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte gedurende een tijdvak van 52 weken recht op doorbetaling van zijn volle salaris.
30
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. a. De werknemer die na het tijdvak van 52 weken, bedoeld in het eerste lid, op grond van zijn arbeidsovereenkomst aanspraak heeft op een WAO-uitkering, heeft aanspraak op een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering. b. De werknemer die na het tijdvak van 52 weken voor minder dan 15% ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte en niet is herplaatst, geniet: a. voor zover het betreft een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, gedurende een tijdvak van ten hoogste 26 weken zijn volle salaris en daarna 80% van het salaris; b. voor zover het betreft een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd 80% van zijn salaris. 3. De aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt: a. voor zover het betreft een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, gedurende een tijdvak van ten hoogste 26 weken het verschil tussen zijn salaris en de WAO-uitkering en daarna het verschil tussen 80% van zijn salaris en de WAO-uitkering: b. voor zover het betreft een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, het verschil tussen 80% van zijn salaris en de WAO-uitkering. 4. De werknemer geniet ook na afloop van de in de voorgaande leden genoemde termijnen een aanvullende arbeidsongeschiktheids-uitkering ter grootte van het verschil tussen zijn salaris en de WAO-uitkering indien de ziekte, uit hoofde waarvan hij ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, is veroorzaakt door een bedrijfsongeval of in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. 5. De werknemer die is herplaatst op grond van artikel 44 voordat de termijn van twee jaar, bedoeld in bijlage C-1, onderdeel 2, is verstreken, heeft tot het eind van genoemde termijn aanspraak op een aanvullende uitkering, indien zijn salaris als gevolg van zijn herplaatsing vermindering ondergaat, ter grootte van het verschil tussen:
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
31
a. het bedrag waarop de werknemer op grond van dit artikel recht zou hebben gehad indien hem geen andere betrekking zou zijn opgedragen, maar in plaats daarvan voor dezelfde arbeidsduur zijn eigen betrekking; en b. zijn salaris na herplaatsing, in voorkomend geval vermeerderd met een uit zijn arbeidsongeschiktheid voortvloeiend recht op een WAO-uitkering, een invaliditeitspensioen of een herplaatsingstoelage. 6. De werknemer die is herplaatst op grond van artikel 44 heeft tevens aanspraak op een aanvullende uitkering nadat de termijn van twee jaar, bedoeld in bijlage C-1, onderdeel 2, is verstreken, indien de ziekte, uit hoofde waarvan de werknemer ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, wordt veroorzaakt door een bedrijfsongeval of in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten, ter grootte van het verschil tussen: a. een percentage van zijn salaris zoals die zou zijn op de dag voor zijn herplaatsing indien de werknemer op die dag niet ongeschikt zou zijn geweest tot werken; en b. zijn salaris na herplaatsing, in voorkomend geval vermeerderd met een uit de oorspronkelijke functie, voortvloeiend recht op een WAO-uitkering, invaliditeitspensioen en een herplaatsingstoelage. 7. Het percentage, bedoeld in het lid 6 sub a, is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van: 80% of meer: 90,02%; 65 tot 80%: 65,26%; 55 tot 65%: 54,01%; 45 tot 55%: 45,01%; 35 tot 45%: 36,01%; 25 tot 35%: 27,01%; 15 tot 25%: 18,00%.
32
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 46 Aanspraak van de gewezen werknemer 1. De gewezen werknemer die wegens ziekte, ontstaan voor het tijdstip van ingang van zijn ontslag, na zijn ontslag anders dan op grond van artikel 34 nog ongeschikt is een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen, heeft: a. voor zover het betreft een werknemer die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gehad, zolang hij ongeschikt tot werken is wegens ziekte, doch niet langer dan een tijdvak van ten hoogste 52 weken, aanspraak op een aanvulling op de ZW-uitkering tot 100% van zijn laatstelijk genoten salaris; en b. voor zover het betreft een werknemer die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft gehad, indien hij na het tijdvak van 52 weken als bedoeld in artikel 6.6 van hoofdstuk 6 van deze CAO op grond van zijn arbeidsongeschiktheid aanspraak heeft op een WAO-uitkering, zolang hij ongeschikt tot werken is wegens ziekte, doch niet langer dan een tijdvak van 26 weken, aanspraak op een aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering ter grootte van het verschil tussen de berekeningsgrondslag als bedoeld in hoofdstuk 6 en de WAO-uitkering. 2. De gewezen werknemer die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gehad en die binnen een maand na het tijdstip van zijn ontslag, wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soortgelijke functie te vervullen, heeft zolang betrokkene ongeschikt is tot werken wegens ziekte, maar niet langer dan 52 weken, aanspraak op doorbetaling van zijn laatstelijk genoten salaris indien hij gedurende tenminste twee maanden onmiddellijk aan het ontslag voorafgaande in dienst is geweest. 3. De gewezen werknemer die aanspraak heeft op een WAO-uitkering ter zake van de beëindigde arbeidsovereenkomst, heeft aanspraak op een aanvullende uitkering indien de arbeidsongeschiktheid is veroorzaakt door een bedrijfsongeval of in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de hem opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten. 4. De in lid 3 bedoelde aanvullende uitkering is gelijk aan het verschil tussen: RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
33
a. een percentage van het laatstelijk genoten salaris in het jaar voorafgaande aan zijn ontslag; en b. de aan de werknemer toegekende WAO-uitkering, in voorkomend geval vermeerderd met een hem toegekend invaliditeitspensioen en een hem toegekende herplaatsingstoelage. 5. Het percentage, bedoeld in lid 4 sub a, is afhankelijk van de mate van arbeidsongeschiktheid en bedraagt bij een arbeidsongeschiktheid van: 80% of meer: 90,02%; 65 tot 80%: 65,26%; 55 tot 65%: 54,01%; 45 tot 55%: 45,01%; 35 tot 45%: 36,01%; 25 tot 35%: 27,01%; 15 tot 25%: 18,00%. 6. De aanvullende uitkering als bedoeld in lid 3 wordt niet aangemerkt als pensioengevend inkomen.
Artikel 47 Geen aanspraak 1. De werknemer en de gewezen werknemer hebben geen aanspraak op doorbetaling van het salaris of een aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering: a. indien de ziekte is voorgewend, althans zodanig overdreven wordt voorgesteld, dat ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte niet kan worden aangenomen; b. indien de werknemer de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte opzettelijk heeft veroorzaakt, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand geen verwijt kan worden gemaakt; c. indien de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte zich voordoet binnen een half jaar na een medische keuring bij in diensttreding en blijkt dat de werknemer onjuiste informatie omtrent zijn gezondheidstoestand heeft verstrekt of gegevens heeft verzwegen, ten gevolge waarvan de verklaring van geschiktheid de aan de desbetreffende functie verbonden werkzaamheden te verrichten, ten onrechte heeft plaatsgevonden, tenzij de werknemer aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld. 34
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. De gewezen werknemer heeft geen aanspraak op doorbetaling van zijn laatstelijk genoten salaris of de aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering, indien hij op grond van een aanvaarde andere functie aanspraak kan maken op doorbetaling van zijn loon of bezoldiging, dan wel op een uitkering krachtens de ZW.
Artikel 48 Einde van het tijdvak van 52 weken Voor het bepalen van het einde van het tijdvak van 52 weken worden perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte samengeteld, indien de perioden van ongeschiktheid elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
Artikel 49 Einde doorbetaling salaris/aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering 1. De doorbetaling van het salaris en de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 45 lid 1 tot en met lid 4, eindigen na afloop van de uitkeringsduur, maar in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de werknemer op grond van artikel 44 is herplaatst; of b. met ingang van de dag waarop de werknemer ontslag is verleend; of c. met ingang van de dag waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; of d. met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgende op die waarin de werknemer is overleden. 2. De doorbetaling van het salaris en de aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 45 lid 5 en 6, eindigen na afloop van de uitkeringsduur, maar in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de werknemer niet meer voldoet aan de in bedoelde artikelen genoemde voorwaarden; of b. met ingang van de dag waarop de werknemer ontslag is verleend, waaronder het ontslag op grond van artikel 34; of c. met ingang van de dag waarop de werknemer de leeftijd van 65 jaar bereikt; of
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
35
d. met ingang van de kalenderdag van de maand volgende op die waarin de werknemer is overleden. 3. De doorbetaling van het salaris en de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering, bedoeld in artikel 46 lid 1 en 2, eindigen na afloop van de uitkeringsduur, maar in ieder geval: a. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer is herplaatst overeenkomstig artikel 44; of b. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; of c. met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgende op die waarop de gewezen werknemer is overleden. 4. De aanvullende uitkering, bedoeld in artikel 46 lid 3 en 4, eindigt: a. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer niet meer voldoet aan de in bedoelde artikelen genoemde voorwaarden; of b. met ingang van de dag waarop de gewezen werknemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, of; c. met ingang van de eerste kalenderdag van de maand volgende op die waarop de gewezen werknemer is overleden.
4. Verplichtingen en sancties Artikel 50 Verplichtingen en sancties gedurende het tijdvak van 52 weken 1. De aanspraken van de werknemer en de gewezen werknemer op grond van dit hoofdstuk gedurende de eerste 52 weken van ongeschiktheid tot werken, vervallen indien de werknemer of de gewezen werknemer: a. niet binnen redelijke termijn gezondheidskundige hulp inroept; b. zich niet gedurende het gehele verloop van de ziekte onder gezondheidskundige behandeling blijft stellen; c. de voorschriften van de behandelende arts niet opvolgt; d. zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd; e. verzuimt de Arbodienst op eerste aanvraag mee te delen om welke reden hij ongeschikt is tot werken; f. zonder deugdelijke grond nalaat gevolg te geven aan een verzoek van de Arbodienst om te verschijnen; 36
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
g. er de oorzaak van is dat het arbeidsgezondheidskundig onderzoek door een door de Arbodienst aangewezen arts niet kan plaatshebben; h. weigert aangeboden passende arbeid, waartoe de Arbodienst hem in staat acht, te verkrijgen of te aanvaarden; i. zich niet houdt aan de ten aanzien van hem geldende regels met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verzuimbegeleiding en de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedure; j. zijn ongeschiktheid tot werken opzettelijk heeft veroorzaakt; k. tijdens de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte arbeid voor zichzelf of voor derden verricht, tenzij dit door de Arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk wordt geacht; l. vóór de betaling van het salaris of de aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering, weigert mededeling te doen van inkomsten uit arbeid die hij heeft in verband met het verrichten van door de Arbodienst in het belang van zijn genezing wenselijk geachte arbeid voor zichzelf of voor derden; m.niet onverwijld op verzoek of uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden meedeelt, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht of op de hoogte van een aan hem toegekende arbeidsongeschiktheids-uitkering; n. zijn arbeid verzuimt te hervatten op het door de Arbodienst bepaalde tijdstip en in de door deze dienst bepaalde mate, indien zulks hem is opgedragen, tenzij hij daarvoor een door de Arbodienst als geldig erkende reden heeft opgegeven; o. zijn medewerking weigert bij de efficiënte en doelmatige uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk. 2. De aanspraak op de doorbetaling van het salaris of de aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering, kan geheel of gedeeltelijk vervallen worden verklaard in het geval de werknemer of de gewezen werknemer de regels heeft overtreden die ter zake van afwezigheid wegens ziekte zijn vastgesteld. 3. De ingevolge het eerste lid vervallen aanspraken herleven met ingang van het tijdstip waarop de werknemer of de gewezen werknemer alsnog gevolg geeft aan de betreffende verplichting op grond van dat lid.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
37
4. Voor zover de werkgever van de bevoegdheid, bedoeld in het derde lid, geen gebruik heeft gemaakt, wordt het niet uitbetaalde salaris of de niet uitbetaalde aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering alsnog aan de werknemer of de gewezen werknemer uitbetaald, indien de in artikel 43 lid 3, bedoelde commissie van geneeskundigen ten gunste van de werknemer of de gewezen werknemer heeft geoordeeld.
ArtikeI 51 Verplichtingen en sancties na het tijdvak van 52 weken 1. De aanspraken van de werknemer en de gewezen werknemer op grond van dit hoofdstuk na de eerste 52 weken van ongeschiktheid tot werken, vervallen indien de werknemer of de gewezen werknemer: a. weigert aangeboden gangbare arbeid, waartoe de Arbodienst hem in staat acht, te verkrijgen, en of te aanvaarden; b. zich niet houdt aan de ten aanzien van hem geldende regels met betrekking de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verzuimbegeleiding en de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in acht te nemen procedure; c. niet tijdig een WAO-uitkering heeft aangevraagd; d. geen aanspraak heeft op een WAO-uitkering in verband met de toepassing van artikel 25 of 28 onder a of b van de WAO. 2. De ingevolge lid 1 vervallen aanspraken herleven met ingang van het tijdstip waarop de werknemer of de gewezen werknemer alsnog gevolg geeft aan de betreffende verplichting op grond van dat lid. 3. Na het tijdvak van 52 weken, bedoeld in de artikelen 45 en 46, is op de aanspraak die de werknemer en de gewezen werknemer heeft op een aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering, het verplichtingen- en sanctieregime van de WAO van overeenkomstige toepassing. 4. Indien ten aanzien van de WAO-uitkering die de werknemer geniet een verplichting wordt opgelegd of een sanctie wordt toegepast, wordt door de werkgever zoveel mogelijk dezelfde verplichting opgelegd dan wel een overeenkomende sanctie toegepast, op de aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering waarop de werknemer aanspraak heeft. 38
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
5. Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de werknemer, de WAO-uitkering vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt de WAO- uitkering voor het vaststellen van zijn aanspraak op een aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering, steeds geacht onverminderd te zijn genoten.
5. Bijzondere situaties Artikel 52 Samenloop met andere inkomsten 1. Bij samenloop van een aanspraak krachtens dit hoofdstuk met een uitkering krachtens een wettelijke verzekering, wordt de aanspraak krachtens dit hoofdstuk veminderd met het bedrag van de uitkering krachtens de wettelijke verzekering, tenzij het betreft: a. een tegemoetkoming of een vergoeding die vergelijkbaar is met de tegemoetkoming of de vergoeding, bedoeld in artikel 54; b. een WAO-uitkering ingeval van meer dan één functie. In dat geval wordt de WAO-uitkering naar rato van het salaris toegerekend aan de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan het salaris wordt doorbetaald krachtens dit hoofdstuk en de andere arbeidsovereenkomst(en). 2. De inkomsten die de werknemer of de gewezen werknemer geniet in verband met het verrichten van in het belang van zijn genezing door de Arbodienst wenselijk geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling van het salaris of de aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering in mindering gebracht, voor zover deze inkomsten te samen met de aanspraak op de doorbetaling van het salaris of de WAO-uitkering vermeerderd met de aanvullende (arbeidsongeschiktheids)uitkering (hier wordt de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd met de vakantie-uitkering), het salaris te boven gaan. 3. Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf worden op het bedrag, waarop de gewezen werknemer ingevolge dit hoofdstuk recht heeft, in mindering gebracht, tenzij: a. de gewezen werknemer deze inkomsten reeds vóór het intreden van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte genoot; en b. de omvang van die arbeid niet is toegenomen. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
39
Artikel 53 Bevalling na ontslag 1. Dit artikel is van toepassing op de gewezen werkneemster die voorafgaand aan het ontslag een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gehad. 2. De gewezen werkneemster, wier bevalling waarschijnlijk is binnen vier maanden na het tijdstip van ingang van haar ontslag, ontvangt haar laatstelijk genoten salaris gedurende de periode die: a. aanvangt op de 41e dag, voorafgaande aan de vermoedelijke datum van bevalling; en b. eindigt op de 70e dag na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden. 3. De periode, bedoeld in het tweede lid, wordt verlengd tot 16 weken, indien die periode door een voortijdige bevalling minder dan 16 weken heeft bedragen. 4. De gewezen werkneemster wier bevalling niet wordt verwacht binnen vier maanden na het tijdstip van ingang van haar ontslag, maar die niettemin binnen die termijn bevalt, ontvangt haar laatstelijk genoten salaris gedurende de periode die: a. aanvangt op de datum van bevalling; en b. eindigt op de 70e dag na de datum waarop de bevalling heeft plaatsgevonden. 5. Voor zolang de gewezen werkneemster na beëindiging van de haar ingevolge het tweede of het vierde lid toekomende uitkering nog wegens ziekte ongeschikt is tot werken, dan wel binnen een maand na deze beëindiging ongeschikt wordt tot werken, heeft zij gedurende een tijdvak van 52 weken recht op de doorbetaling van het salaris overeenkomstig artikel 46. De termijn van 52 weken wordt geacht aan te vangen op de eerste dag na de bevalling. 6. Ongeschikt tot werken, geheel of gedeeltelijk, in de zin van het vijfde lid is de gewezen werkneemster die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken geheel of gedeeltelijk niet in staat is om een naar aard en omvang soortgelijke functie als zij vervulde, te vervullen.
40
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
6. Overige bepalingen Artikel 54 Bijzondere voorzieningen 1. Indien de ziekte, uit hoofde waarvan de werknemer of de gewezen werknemer ongeschikt is zijn arbeid te verrichten, voortvloeit uit een bedrijfsongeval of in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de werknemer opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden waaronder deze moesten worden verricht en niet aan zijn opzet of bewuste roekeloosheid is te wijten, worden hem vergoed de naar het oordeel van de werkgever noodzakelijk gemaakte kosten van geneeskundige behandeling of verzorging die voor rekening van de werknemer blijven. 2. De werkgever kan omtrent het bepaalde in het eerste lid nadere regels vaststellen.
Artikel 55 Aanpassing bedrag Het bedrag van het laatstelijk genoten salaris bedoeld in dit hoofdstuk, wordt in voorkomende gevallen gewijzigd overeenkomstig een algemene salariswijziging.
Artikel 56 Aanpassing aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering 1. De aanspraak van de werknemer en de gewezen werknemer op de aanvullende arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt zoveel mogelijk op gelijke wijze gewijzigd als een aan hem toegekende WAO-uitkering. 2. Het eerste lid vindt geen toepassing indien de werknemer en de gewezen werknemer aanspraak op een WAO-uitkering heeft wegens de ongeschiktheid tot werken voor een functie die de werknemer of de gewezen werknemer heeft vervuld naast de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan de werknemer of de gewezen werknemer op een uitkering krachtens dit hoofdstuk aanspraak heeft, voor zover de
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
41
WAO-uitkering naar de inkomsten uit die andere functie wordt berekend of geacht kan worden te zijn berekend.
Artikel 57 Zwangerschaps- en bevallingsverlof 1. De werkneemster heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof. 2. De werkneemster heeft recht op een zwangerschapsverlof vanaf de dag waarop de bevalling blijkens een verklaring van een geneeskundige of van een verloskundige, aangevende de vermoedelijke datum van de bevalling, binnen zes weken is te verwachten. Het verlof vangt uiterlijk aan vier weken voorafgaand aan de vermoedelijke datum van de bevalling. 3. De werkneemster heeft recht op een bevallingsverlof van tien weken vanaf de dag van de bevalling. Dit verlof wordt verlengd tot ten hoogste zestien weken, voor zover het zwangerschapsverlof voorafgaand aan de vermoedelijke datum van de bevalling, om andere redenen dan ziekte minder dan zes weken heeft bedragen. 4. Het zwangerschaps- en bevallingsverlof bedoeld in dit artikel wordt voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk gelijk gesteld met verhindering wegens ziekte.
42
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Hoofdstuk 6 Voorzieningen in verband met werkloosheid Paragraaf 1. Algemene bepalingen Artikel 6.1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. Betrokkene: de werknemer die in dienstbetrekking voor onbepaalde tijd werkzaam is of is geweest bij een werkgever die is aangesloten bij de Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven en wiens dienstbetrekking is geëindigd, voor zover hij geen rechthebbende is als bedoeld in artikel 1 van Bijlage D Overgangsregeling Wachtgeldregeling 1995; b. Berekeningsgrondslag: het dagloon dat geldt voor de WW, zoals vastgesteld per de eerste werkloosheidsdag, zonder de maximum dagloongrens van artikel 9 Coördinatiewet sociale verzekering; c. Aanvulling op de WW-uitkering: de aanvulling op de WW-uitkering, bedoeld in artikel 6.3; d. Aanvulling op de ZW-uitkering: de aanvulling op de ZW-uitkering, bedoeld in artikel 6.5; e. Bovenwettelijke uitkering: de aanvulling op de WW-uitkering en de aanvulling op de ZW-uitkering; f. Dienstbetrekking: een dienstbetrekking in de zin van de WW; g. Eerste werkloosheidsdag: de eerste werkloosheidsdag, bedoeld in artikel 16, achtste en negende lid, WW; h. Suppletie: een suppletie op grond van de Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten ENB-sector; i. De WW: de Werkloosheidswet; j. De ZW: de Ziektewet. k. Loongerelateerde uitkering: de loongerelateerde uitkering, bedoeld in afdeling II van Hoofdstuk IIA van de WW; l. Vervolguitkering: de vervolguitkering, bedoeld in afdeling III van Hoofdstuk IIA van de WW; m.Minimumloon: het minimumloon, bedoeld in artikel 14, tweede lid, WW; n. De OOW: de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43
Artikel 6.2 Beperking aanspraken op grond van deze regeling Voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, geeft deze regeling geen aanspraken voor zover de betrokkene arbeidsuren heeft verloren uit een dienstbetrekking op grond waarvan hij geen betrokkene is.
Paragraaf 2. Bovenwettelijke uitkering Artikel 6.3 Het recht op aanvulling op de WW-uitkering 1. De betrokkene die recht heeft op een loongerelateerde uitkering, heeft recht op een aanvulling op de WW-uitkering. 2. Op de aanvulling, bedoeld in het eerste lid, zijn de artikelen 16, 19, 20, 21, 76 en 78 van de WW van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.4 Duur en hoogte van de aanvulling op de WW-uitkering 1. De duur van de aanvulling op de WW-uitkering is gelijk aan de duur van de loongerelateerde uitkering, maar ten hoogste aan het totaal aantal maanden, genoemd in het derde lid. 2. Op de duur van de aanvulling op de WW-uitkering is artikel 43 WW van overeenkomstige toepassing. 3. De loongerelateerde uitkering op grond van de WW wordt per dag aangevuld volgens de onderstaande tabel.
43a
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Leeftijd1
aanvulling in maanden2 90% 80%
totaal in maanden
t/m 22 jaar
3
3
6
23 t/m 27
5
4
9
28 t/m 32
6
6
12
33 t/m 37
9
9
18
38 t/m 42
12
12
24
43 t/m 47
15
15
30
48 t/m 52
18
18
36
53 en ouder
24
24
48
4. Bij de vaststelling van de duur van de perioden, bedoeld in het derde lid, gedurende welke aanvulling tot 90% van de berekeningsgrondslag plaatsvindt wordt artikel 43 WW niet overeenkomstig toegepast. Bij de vaststelling van de duur van de perioden, bedoeld in het derde lid, gedurende welke aanvulling tot 90% en 80% van de berekeningsgrondslag plaatsvindt, worden perioden, waarin de betrokkene recht heeft gehad op aanvulling op de ZW-uitkering, mede in aanmerking genomen. 5. Op de hoogte van de aanvulling op de WW-uitkering is artikel 47, tweede en derde lid, van de WW van overeenkomstige toepassing. 6. Voor de berekening van de hoogte van de aanvulling wordt de uitkering op grond van de WW geacht onverminderd te zijn ontvangen indien deze op grond van enige wettelijke bepaling geheel of gedeeltelijk is geweigerd, dan wel niet of niet geheel is betaald.
1 2
Leeftijd in jaren van betrokkene op de laatste dag van de dienstbetrekking Aanvulling in maanden vanaf de eerste werkeloosheidsdag tot % van de berekeningsgrondslag
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43b
Artikel 6.5 Het recht op aanvulling op de ZW-uitkering De betrokkene die recht op uitkering op grond van de ZW heeft en die recht op aanvulling op de WW-uitkering zou hebben gehad als hij niet ziek was geweest, heeft recht op aanvulling op de ZW-uitkering.
Artikel 6.6 Duur en hoogte van de aanvulling op de ZW-uitkering 1. De duur van de aanvulling op de ZW-uitkering is gelijk aan de duur van de ZW-uitkering, maar ten hoogste aan het totaal aantal maanden, bedoeld in artikel 6.4, derde lid, verminderd met de periode waarin de betrokkene reeds recht op aanvulling op de WW-uitkering en aanvulling op de ZW-uitkering heeft gehad. Indien na het einde van de ZW-uitkering het recht op WW-uitkering niet meer kan herleven in de loongerelateerde fase omdat er in die fase geen uitkeringsduur resteert, eindigt de aanvulling op de ZW-uitkering uiterlijk zodra de duur van de loongerelateerde uitkering zou zijn verstreken als de betrokkene niet ziek was geworden. 2. De ZW-uitkering wordt aangevuld tot het percentage, bedoeld in artikel 6.4, derde lid, dat zou hebben gegolden als de betrokkene werkloos zou zijn gebleven of geworden. 3. In afwijking van het tweede lid: a. wordt de ZW-uitkering van een betrokkene die aansluitend op het einde van zijn dienstbetrekking recht heeft op een ZW-uitkering of die binnen 4 weken na het einde van zijn dienstbetrekking recht verkrijgt op een ZW-uitkering, gedurende ten hoogste 52 weken aangevuld tot 100% van de berekeningsgrondslag; b. wordt de uitkering op grond van artikel 29a ZW, met inachtneming van het eerste lid, aangevuld tot 100% van de berekeningsgrondslag. 4. Voor de berekening van de hoogte van de aanvulling op de ZW-uitkering wordt de uitkering op grond van de ZW geacht onverminderd te zijn ontvangen indien deze op grond van enige wettelijke bepaling geheel of gedeeltelijk is geweigerd, dan wel niet of niet geheel is betaald.
43c
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 6.7 Het geldend maken van het recht op bovenwettelijke uitkering 1. De artikelen 22 tot en met 27 en 28 WW zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvulling op de WW-uitkering. 2. De artikelen 28, 30, 30a, 31, eerste lid, 37, 38a, eerste en vierde lid, 44, 45, 49 en 54 ZW zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvulling op de ZW-uitkering. 3. Indien de betrokkene de verplichting, bedoeld in artikel 25 WW, artikel 31, eerste lid, ZW of artikel 49 ZW niet of niet behoorlijk is nagekomen, kan de werkgever de bovenwettelijke uitkering tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk, weigeren overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1 van dit hoofdstuk (Regeling sanctionering overtreding inlichtingenplicht).
Artikel 6.8 De betaling van de bovenwettelijke uitkering 1. De artikelen 30 tot en met 40 WW zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvulling op de WW-uitkering. 2. De artikelen 31, tweede tot en met vijfde lid, 32 tot en met 33b, 40 tot en met 42, 47 tot en met 48, 50 en 85 ZW zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvulling op de ZW-uitkering.
Paragraaf 3. Uitkering ineens Artikel 6.9 Uitkering ineens 1. De betrokkene die 50 jaar of ouder, maar nog geen 55 jaar is op de laatste dag van een dienstbetrekking waaruit hij recht heeft op een bovenwettelijke uitkering, die niet blijvend geheel is geweigerd, heeft zodra zijn vervolguitkering ingaat recht op een uitkering ineens. 2. De uitkering ineens is gelijk aan het bedrag van een aanvulling van de vervolguitkering gedurende 24 maanden per dag tot 70% van de berekeningsgrondslag. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43d
3. Voor de berekening van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, wordt de vervolguitkering geacht per dag: a. 70% van het minimumloon te bedragen indien de betrokkene een ongehuwde in de zin van de Toeslagenwet is op wie artikel 2, tweede lid, onderdeel b, Toeslagenwet niet van toepassing is; b. 90% van het minimumloon te bedragen indien de betrokkene een ongehuwde in de zin van de Toeslagenwet is op wie artikel 2, tweede lid, onderdeel b, Toeslagenwet van toepassing is; c. 100% van het minimumloon te bedragen indien de betrokkene een gehuwde is in de zin van de Toeslagenwet. 4. Welk onderdeel van het derde lid op de betrokkene van toepassing is, wordt vastgesteld naar de situatie op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van de vervolguitkering. 5. De uitkering ineens wordt betaald binnen een maand na de ingangsdatum van de vervolguitkering. De artikelen 36 tot en met 36b WW zijn van overeenkomstige toepassing op de uitkering ineens voor zover deze onverschuldigd is betaald.
Paragraaf 4. De overlijdensuitkering Artikel 6.10 1. Indien de betrokkene die recht heeft op bovenwettelijke uitkering, overlijdt, wordt de overlijdensuitkering, bedoeld in de artikelen 35 en 36 ZW en artikel 23 Toeslagenwet, aangevuld tot het dagbedrag van de WW-uitkering, de ZW-uitkering, de toeslag op grond van de Toeslagenwet en de bovenwettelijke uitkering waarop de betrokkene op de dag van zijn overlijden recht had, vermenigvuldigd met 21,75. 2. De overlijdensuitkering, bedoeld in het eerste lid, wordt zo spoedig mogelijk betaald, maar in ieder geval binnen één maand na de vaststelling van het recht op de overlijdensuitkering. 3. Op de overlijdensuitkering, bedoeld in het eerste lid, worden andere bedragen waarop de nabestaanden ter zake van het overlijden recht hebben uit of in verband met dienstbetrekkingen van de betrokkene, in mindering gebracht voor zover deze dienstbetrekkingen, of inkomsten uit of in verband daarmee, hebben geleid tot een vermindering van de WW-uitkering, de ZW-uitkering, de toeslag op grond van de 43e
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Toeslagenwet of de bovenwettelijke uitkering van de betrokkene. Dit lid wordt niet toegepast voor zover met die dienstbetrekkingen, of de inkomsten uit of in verband daarmee, al rekening is gehouden bij de toepassing van dit lid. 4. Vorderingen op de betrokkene ter zake van onverschuldigd betaalde bedragen op grond van deze regeling, worden met de overlijdensuitkering verrekend. 5. De artikelen 33 tot en met 33b ZW zijn van overeenkomstige toepassing op de overlijdensuitkering voor zover deze onverschuldigd is betaald.
Paragraaf 5. Bijzondere bepalingen in geval van arbeidsongeschiktheid Artikel 6.11 Samenloop met suppletie 1. Zolang een betrokkene uit hoofde van een ontslag recht heeft op suppletie, heeft hij uit hoofde van dat ontslag geen recht op bovenwettelijke uitkering. 2. Indien de voor de betrokkene geldende duur van de bovenwettelijke uitkering, zoals vastgesteld per de ingangsdatum van het ontslag, langer zou zijn dan de duur van de suppletie, heeft de betrokkene recht op bovenwettelijke uitkering met ingang van de dag per welke het recht op suppletie door het verstrijken van de duur eindigt. Duur en hoogte van de bovenwettelijke uitkering worden in dat geval vastgesteld alsof er op de ingangsdatum van het ontslag een recht op aanvulling op de WW-uitkering zou zijn ontstaan en tot het verstrijken van de duur van de suppletie ononderbroken zou zijn doorgelopen. 3. Zolang en voor zover de betrokkene tegelijk recht heeft op een bovenwettelijke uitkering op grond van dit artikel en een WW-uitkering, een ZW-uitkering, een andere bovenwettelijke uitkering of een uitkering die daar naar aard en strekking mee overeenkomt, heeft de bovenwettelijke uitkering op grond van dit artikel het karakter van een aanvulling tot het percentage, bedoeld in artikel 6.4, derde lid, dat voor de betrokkene geldt op grond van het tweede lid. Artikel 6.4, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43f
4. Indien op de suppletie onder overeenkomstige toepassing van artikel 27 WW een maatregel is toegepast die bij het verstrijken van de duur van de suppletie nog niet geheel is uitgevoerd, wordt deze maatregel voortgezet tijdens de bovenwettelijke uitkering. Indien de suppletie blijvend geheel geweigerd is, wordt ook de bovenwettelijke uitkering blijvend geheel geweigerd
Paragraaf 6. Reïntegratiebevorderende regelingen Artikel 6.12 Loonsuppletie 1. De betrokkene, wiens recht op bovenwettelijke uitkering binnen de duur, bedoeld in het zesde lid, geheel of gedeeltelijk is geëindigd wegens de aanvang van een nieuwe dienstbetrekking, met uitzondering van een arbeidsverhouding die op grond van artikel 4 of 5 WW als dienstbetrekking wordt beschouwd, heeft recht op loonsuppletie indien het loon in zijn nieuwe dienstbetrekking minder bedraagt dan de berekeningsgrondslag. 2. Het eerste lid is mede van toepassing op de betrokkene die geen recht op bovenwettelijke uitkering heeft, maar dit recht wel zou hebben gehad als hij geen nieuwe dienstbetrekking had aanvaard. Voor de toepassing van het eerste lid wordt ten aanzien van deze betrokkene gehandeld alsof hij aansluitend aan zijn arbeidsurenverlies als betrokkene een recht op bovenwettelijke uitkering zou hebben gehad. 3. In afwijking van het eerste en tweede lid heeft de betrokkene geen recht op loonsuppletie indien zijn bovenwettelijke uitkering blijvend geheel is of zou zijn geweigerd. 4. Het recht op loonsuppletie eindigt: a. voor zover de betrokkene arbeidsuren, alsmede het recht op onverminderde loonbetaling over die arbeidsuren, uit zijn nieuwe dienstbetrekking verliest; b. zodra de betrokkene het recht op loonbetaling uit zijn nieuwe dienstbetrekking verliest terwijl die dienstbetrekking blijft bestaan; c. met ingang van een berekeningsperiode als bedoeld in het zevende lid, indien over die berekeningsperiode het loon in de nieuwe dienstbetrekking niet meer lager is dan de berekeningsgrondslag; 43g
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
d. zodra de omstandigheid, bedoeld in het derde lid, zich voordoet; e. zodra de duur van de loonsuppletie is verstreken. 5. Indien het recht op loonsuppletie is geëindigd op grond van het vierde lid, onderdeel a, b of c, heeft de betrokkene opnieuw recht op loonsuppletie indien de omstandigheid die het recht heeft doen eindigen heeft opgehouden te bestaan en de betrokkene binnen de duur, bedoeld in het zesde lid, opnieuw voldoet aan de voorwaarden, gesteld in het eerste of tweede lid en het derde lid. Over een tijdvak waarin recht op loonsuppletie bestaat op grond van meer dan één recht op bovenwettelijke uitkering, komt alleen het hoogste recht op loonsuppletie tot uitbetaling. 6. De loonsuppletie duurt uiterlijk tot het einde van de duur van de bovenwettelijke uitkering, zoals die is vastgesteld per de eerste werkloosheidsdag. 7. De berekeningsperiode van de loonsuppletie is het deel van een kalendermaand waarover de betrokkene recht heeft op loon uit zijn nieuwe dienstbetrekking en waarin de duur, bedoeld in het zesde lid, nog niet is verstreken. 8. De loonsuppletie is gelijk aan het verschil tussen enerzijds het onverminderde loon in de nieuwe dienstbetrekking en anderzijds de berekeningsgrondslag, beide herleid tot het bedrag dat geldt over de berekeningsperiode. 9. In afwijking van het achtste lid wordt indien de nieuwe dienstbetrekking een kleinere urenomvang per week heeft dan de bovenwettelijke uitkering waarop de betrokkene recht had of zou hebben gehad, voor de berekening bedoeld in het achtste lid de berekeningsgrondslag vermenigvuldigd met de urenomvang per week van de nieuwe dienstbetrekking, gedeeld door de urenomvang per week van het recht op bovenwettelijke uitkering waarop de betrokkene recht had of zou hebben gehad. Indien de nieuwe dienstbetrekking geen vaste urenomvang of vaste gemiddelde urenomvang per week heeft, wordt bij deze berekening de gemiddelde urenomvang per week in de berekeningsperiode, bedoeld in het zevende lid, in aanmerking genomen. Dit lid wordt niet toegepast als zowel de nieuwe dienstbetrekking als het recht op bovenwettelijke uitkering een urenomvang per week heeft, gelijk aan die van een volledige dienstbetrekking.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43h
10. De betrokkene die voor loonsuppletie in aanmerking wil komen is verplicht: a. binnen drie maanden na het ontstaan van het recht op loonsuppletie een aanvraag om loonsuppletie in te dienen; b. de door de werkgever volgens bijlage 2 van dit hoofdstuk bepaalde "Controlevoorschriften loonsuppletie" na te leven; c. indien hem deze verplichting door de werkgever schriftelijk is opgelegd, in voldoende mate te trachten passende arbeid tegen een hoger loon te verkrijgen, en indien hem zulke arbeid wordt aangeboden, deze te aanvaarden. Indien de betrokkene deze verplichtingen niet nakomt, zijn de artikelen 23 en 27 WW van overeenkomstige toepassing. 11. Artikel 25 WW is van overeenkomstige toepassing op de loonsuppletie. Indien de betrokkene de hieruit voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk is nagekomen, kan de werkgever de loonsuppletie tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk, weigeren overeenkomstig het bepaalde in bijlage 1 van dit hoofdstuk (Regeling sanctionering overtreding inlichtingenplicht). 12. De loonsuppletie wordt per maand achteraf betaald. Op de betaling van de loonsuppletie zijn de artikelen 30 en 36 tot en met 40 WW van overeenkomstige toepassing. 13.Voor de toepassing van dit artikel: a. wordt een loonsuppletie uit anderen hoofde of een daarmee naar aard en strekking overeenkomende uitkering, waarop de betrokkene recht heeft, geacht deel uit te maken van het loon uit de nieuwe dienstbetrekking; b. wordt het loon in de nieuwe dienstbetrekking overigens op dezelfde wijze vastgesteld als de berekeningsgrondslag.
Artikel 6.13 Bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid uit een nieuwe dienstbetrekking 1. Voor zover de betrokkene die recht heeft op bovenwettelijke uitkering na aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking: a. opnieuw werkloos is en een nieuw recht op WW-uitkering heeft binnen de duur, bedoeld in het vierde en vijfde lid,
43i
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
b. recht heeft op een ZW-uitkering en een nieuw recht op WW-uitkering als bedoeld onder a. zou hebben verkregen als hij niet ziek zou zijn geweest, herleeft zijn recht op bovenwettelijke uitkering overeenkomstig dit artikel. 2. Indien de betrokkene ter zake van zijn arbeidsurenverlies als betrokkene geen recht op bovenwettelijke uitkering heeft, maar dit recht wel zou hebben gehad als hij geen nieuwe dienstbetrekking had aanvaard, heeft hij recht op bovenwettelijke uitkering overeenkomstig dit artikel voor zover hij: a. een recht op WW-uitkering verkrijgt binnen de duur van de bovenwettelijke uitkering zoals die voor hem zou gelden per de datum van het arbeidsurenverlies als betrokkene, of b. recht heeft op een ZW-uitkering en een recht op WW-uitkering als bedoeld onder a. zou hebben verkregen als hij niet ziek zou zijn geweest. 3. De bovenwettelijke uitkering, bedoeld in het tweede lid, wordt blijvend geheel geweigerd indien deze blijvend geheel zou zijn geweigerd als er ten gevolge van het arbeidsurenverlies als betrokkene, een recht op WW-uitkering zou zijn ontstaan. 4. De bovenwettelijke uitkering, bedoeld in het eerste en tweede lid, duurt: a. voor de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk tot het einde van de duur van de bovenwettelijke uitkering die voor hem zou hebben gegolden als hij werkloos zou zijn gebleven; b. voor de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, uiterlijk tot het einde van de duur van de bovenwettelijke uitkering waarop hij recht zou hebben gehad als hij aansluitend aan zijn arbeidsurenverlies als betrokkene werkloos zou zijn geworden. 5. Artikel 43 WW is niet van overeenkomstige toepassing op de uitkeringsduur, bedoeld in het vierde lid. Indien dit artikel binnen één recht op bovenwettelijke uitkering voor een tweede of volgende keer wordt toegepast, blijft de einddatum, vastgesteld bij de eerste toepassing, ongewijzigd. 6. De hoogte van de bovenwettelijke uitkering is gelijk aan het percentage van de berekeningsgrondslag, bedoeld in artikel 6.4, derde lid, dat a. op de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, van toepassing zou zijn geweest als hij vanaf het moment waarop zijn recht op RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43j
bovenwettelijke uitkering eindigde wegens de aanvang van zijn nieuwe dienstbetrekking, onafgebroken recht op bovenwettelijke uitkering zou hebben gehad; b. op de betrokkene, bedoeld in het tweede lid, van toepassing zou zijn geweest als hij vanaf het arbeidsurenverlies als betrokkene onafgebroken recht op bovenwettelijke uitkering zou hebben gehad. 7. Zolang en voor zover de betrokkene tegelijk recht heeft op een bovenwettelijke uitkering op grond van dit artikel en een WW-uitkering, een ZW-uitkering, een andere bovenwettelijke uitkering of een uitkering die daar naar aard en strekking mee overeenkomt, heeft de bovenwettelijke uitkering op grond van dit artikel het karakter van een aanvulling tot het percentage, bedoeld in artikel 6.4, derde lid, dat voor de betrokkene geldt op grond van het vijfde lid. Artikel 6.4, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6.14 Afkoop 1. De betrokkene kan zijn recht op bovenwettelijke uitkering per de eerste werkloosheidsdag afkopen tegen 50% van het bedrag aan aanvulling op de WW-uitkering dat hij zou hebben ontvangen over de gehele duur van de aanvulling op de WW-uitkering. De betrokkene die tot afkoop van zijn bovenwettelijke uitkering wil overgaan, deelt dat vóór het einde van zijn dienstbetrekking mee aan de werkgever en vermeldt bij zijn aanvraag om bovenwettelijke uitkering dat hij deze wil afkopen. 2. De werkgever kan nadere regels stellen aangaande het eerste lid. 3. Indien het recht op bovenwettelijke uitkering is afgekocht, heeft de betrokkene geen enkele aanspraak op grond van deze regeling zolang hij niet opnieuw een recht op bovenwettelijke uitkering heeft verkregen.
Artikel 6.15 Vergoeding van verhuiskosten Aan de betrokkene, die werkzaamheden gaat verrichten, kan op zijn aanvraag en onder door de werkgever volgens het bepaalde in bijlage 3 43k
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
van dit hoofdstuk (Regels inzake de vergoeding van verhuiskosten) te stellen voorwaarden een eenmalige tegemoetkoming worden verleend in de kosten van een daartoe noodzakelijke verhuizing.
Paragraaf 7. Slotbepalingen Artikel 6.16 Overgangsbepalingen Nader in te vullen voordat de lopende werkloosheidsuitkeringen per 1 januari 2003 onder de WW komen te vallen.
Artikel 6.17 Inwerkingtreding 1. Deze regeling treedt in werking per de ingangsdatum van fase 2 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, te weten 1 januari 2001. 2. Over het tijdvak tot de ingang van fase 3 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen kan een betrokkene slechts aanspraken aan deze regeling ontlenen voor zover de WW en de ZW reeds op hem van toepassing zijn.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43l
43m R A A M - C A O E N E R G I E - E N N U T S B E D R I J V E N 1 A P R I L 2 0 0 1
Bijlage 1 bij hoofdstuk 6 ENB-CAO Regeling sanctionering overtreding inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 6.7, derde lid en artikel 6.12, elfde lid, van de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid (Hoofdstuk 6 ENB-CAO)
Artikel 1 Definities In deze regeling wordt verstaan onder: a. betrokkene, bovenwettelijke uitkering, loonsuppletie, WW, ZW: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid; b. inlichtingenplicht: de verplichting, bedoeld in artikel 25 WW, artikel 31, eerste lid, ZW of artikel 49 ZW, voor zover deze van overeenkomstige toepassing is op de bovenwettelijke uitkering of de loonsuppletie; c. niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht: een overtreding waarop, indien deze zou zijn begaan tegen de WW of de ZW, respectievelijk de artikelen 27a tot en met 27g WW en 45a tot en met 45g ZW van toepassing zouden zijn; d. benadelingsbedrag, boete, categorie: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Boetebesluit Tica; e. maatregel: een gehele of gedeeltelijke weigering van de bovenwettelijke uitkering of de loonsuppletie als bedoeld in artikel 3 van deze regeling; f. dringende reden: een dringende reden als bedoeld in de WW en de ZW.
Artikel 2 Waarschuwing Indien ten aanzien van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht op grond van de WW of de ZW zou zijn volstaan met een schriftelijke waarschuwing, wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing.
57
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43n
Artikel 3 Maatregelen 1. Indien op grond van de WW of de ZW ten aanzien van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht: a. een boete zou zijn opgelegd van de eerste of tweede categorie, wordt de bovenwettelijke uitkering respectievelijk de loonsuppletie voor de helft geweigerd gedurende 13 weken; b. een boete zou zijn opgelegd van de derde of vierde categorie, wordt de bovenwettelijke uitkering respectievelijk de loonsuppletie voor de helft geweigerd gedurende 26 weken; c. een boete zou zijn opgelegd van de vijfde of een hogere categorie, wordt de bovenwettelijke uitkering respectievelijk de loonsuppletie blijvend geheel geweigerd. 2. Bij de bepaling van de categorie van boete die zou zijn opgelegd, worden voor de berekening van het benadelingsbedrag de uitkering op grond van de WW en de ZW buiten beschouwing gelaten en de bovenwettelijke uitkering en de loonsuppletie afzonderlijk van elkaar in aanmerking genomen. 3. De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, gaan in bij het begin van de periode waarover de betrokkene ten aanzien van zijn bovenwettelijke uitkering respectievelijk loonsuppletie niet of niet behoorlijk aan de inlichtingenplicht heeft voldaan. Betreft dit meerdere perioden, dan wordt het benadelingsbedrag over die perioden samengeteld en gaat de maatregel in bij het begin van de eerste van die perioden. Perioden waarover al een maatregel is opgelegd of een schriftelijke waarschuwing is gegeven of waarop artikel 4, eerste lid, van toepassing is, blijven daarbij buiten beschouwing.
Artikel 4 Verwijtbaarheid 1. Indien de betrokkene de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk is nagekomen en hem dit in het geheel niet te verwijten is, wordt geen maatregel opgelegd en geen schriftelijke waarschuwing gegeven. 2. Indien de werkgever, gelet op de mate waarin de betrokkene de overtreding van de inlichtingenplicht kan worden verweten, de op grond van artikel 3 vastgestelde maatregel te zwaar acht, kan het de 43o
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
58
naastlagere maatregel opleggen. Voor de toepassing van artikel 3, lid 1 onder a betekent dit dat wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing.
Artikel 5 Recidive Indien aan de betrokkene schriftelijk is bekendgemaakt dat hem op grond van deze regeling een maatregel is opgelegd en hij binnen twee jaar na deze bekendmaking opnieuw de inlichtingenplicht niet nakomt, kan de werkgever de naasthogere maatregel opleggen.
Artikel 6 Dringende reden Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de werkgever besluiten van het opleggen van een maatregel af te zien.
Artikel 7 Inwerkingtreding Deze regeling treedt tegelijk met de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid (Hoofdstuk 6 ENB-CAO) in werking.
59
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43p
43q
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Bijlage 2 bij hoofdstuk 6 ENB-CAO Controlevoorschriften loonsuppletie als bedoeld in artikel 6.12, tiende lid, van de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid (Hoofdstuk 6 ENB-CAO)
Artikel 1 In deze voorschriften wordt verstaan onder: a. betrokkene: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid; b. loonsuppletie: een loonsuppletie als bedoeld in artikel 6.12 van de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid.
Artikel 2 De betrokkene die in aanmerking wil komen voor loonsuppletie, dient een aanvraag in bij de instantie die daartoe door de werkgever is aangewezen. De aanvraag vindt plaats door het indienen van een door deze instantie beschikbaar gesteld aanvraagformulier, dat volledig en juist is ingevuld, dat is voorzien van de gevraagde bijlagen, en dat door de betrokkene is ondertekend.
Artikel 3 De betrokkene die een aanvraag om loonsuppletie heeft ingediend, is verplicht: a. periodiek, op de tijdstippen en op de wijze hem opgedragen door de instantie, bedoeld in artikel 2, opgave te doen van de werkzaamheden die hij heeft verricht en van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden heeft genoten over de periode waarin hij aanspraak maakt op loonsuppletie; b. op een aangegeven tijd en plaats te verschijnen op verzoek van de instantie, bedoeld in artikel 2; c. controle mogelijk te maken door inspecteurs, die zich met een daartoe strekkende machtiging kunnen legitimeren; d. een wijziging in zijn woon- of verblijfplaats onverwijld te melden aan de instantie, bedoeld in artikel 2;
43q 61
RAAM-CAO R AEANM ER - CG AI EO- EENNE R NG U ITES- B E N D RNI JUVTESNB E D R I J V E N 1 A P R I L 2 0 0 1
43r
e. de instantie, bedoeld in artikel 2, desgevraagd inzage te verstrekken in en tegen kostprijs kopieën te verstrekken van boeken, bescheiden, stukken en andere gegevensdragers, voor zover deze betekenis kunnen hebben voor het recht op loonsuppletie of voor het bedrag van de loonsuppletie dat aan de betrokkene wordt betaald; f. de instantie, bedoeld in artikel 2, desgevraagd verklaringen over te leggen afkomstig van en ondertekend door zijn werkgever of werkgevers of relevante derden, waarin deze de juistheid van door de betrokkene in verband met de loonsuppletie verstrekte gegevens bevestigen.
Artikel 4 Deze regeling treedt tegelijk met de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid (Hoofdstuk 6 ENB-CAO) in werking.
43s
RAAM-CAO R AEANM ER - CG AI EO- EENNE R NG U ITES- B E N D RNI JUVTESNB E1D R A IPJ RVI EL N 2 0 0 1
43s
43r 62
Bijlage 3 bij hoofdstuk 6 ENB-CAO Regels inzake de vergoeding van verhuiskosten als bedoeld in artikel 6.15, tweede lid, van de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid (Hoofdstuk 6 ENB-CAO)
Artikel 1 In deze regels wordt verstaan onder: a. betrokkene, bovenwettelijke uitkering: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid; b. reisafstand: de afstand tussen de woonplaats en de werkplaats, vastgesteld op de wijze zoals ten tijde van de beslissing op het verzoek van de betrokkene gebruikelijk is voor de inkomstenbelasting.
Artikel 2 1. De betrokkene heeft recht op vergoeding van verhuiskosten indien: a. hij recht heeft op een bovenwettelijke uitkering, die niet blijvend geheel is geweigerd, en waarvan de duur niet verstrijkt of zonder de aanvaarding van werkzaamheden zou zijn verstreken binnen 3 maanden na de ingangsdatum van de werkzaamheden, en b. hij werkzaamheden aanvaardt die naar verwachting ten minste 6 maanden zullen duren, en c. die werkzaamheden leiden tot een eindiging van zijn recht op bovenwettelijke uitkering voor ten minste de helft van het aantal uren per week waarvoor hij onmiddellijk vóór de aanvang van die werkzaamheden recht had op bovenwettelijke uitkering, en d. verhuizing voor het aanvaarden van die werkzaamheden noodzakelijk is, en e. de noodzakelijke verhuizing daadwerkelijk plaatsvindt tussen 3 maanden vóór en 12 maanden na de aanvang van de werkzaamheden. 2. De betrokkene heeft mede recht op vergoeding van verhuiskosten indien hij recht op een bovenwettelijke uitkering als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zou hebben gehad als hij niet de nieuwe werkzaamheden had aanvaard in verband waarmee hij verhuist, en indien hij tevens voldoet aan de voorwaarden gesteld in het eerste lid, onderdelen b, d en e. 43s 63
RAAM-CAO R AEANM ER - CG AI EO- EENNE R NG U ITES- B E N D RNI JUVTESNB E D R I J V E N 1 A P R I L 2 0 0 1
43t
3. Verhuizing wordt geacht noodzakelijk te zijn voor het aanvaarden van werkzaamheden indien de werkzaamheden bestaan uit een nieuwe dienstbetrekking, de betrokkene uit hoofde van die dienstbetrekking verplicht is binnen een bepaald gebied te wonen, de betrokkene buiten dat gebied woont, en hij naar dat gebied verhuist. 4. Verhuizing wordt mede geacht noodzakelijk te zijn voor het aanvaarden van werkzaamheden indien de reisafstand tussen de woonplaats van de betrokkene en diens standplaats voor de werkzaamheden vóór de verhuizing ten minste 50 kilometer en na de verhuizing ten hoogste 25 kilometer bedraagt.
Artikel 3 1. De betrokkene die in aanmerking wil komen voor vergoeding van verhuiskosten, dient een schriftelijk, door hem ondertekend verzoek in bij de instantie, daartoe aangewezen door de werkgever. Het verzoek bevat de aard, de urenomvang per week, de ingangsdatum en de plaats van de werkzaamheden, de verhuisdatum en het oude en nieuwe woonadres. 2. Een verzoek om vergoeding van verhuiskosten wordt niet meer in behandeling genomen als het meer dan 6 maanden na de verhuizing waarop het betrekking heeft, is ontvangen door de instantie, bedoeld in het eerste lid. De werkgever kan in bijzondere gevallen beslissen dat het verzoek toch in behandeling wordt genomen. 3. De betrokkene verstrekt desgevraagd aan de instantie, bedoeld in het eerste lid, bewijs van zijn verhuizing en van andere feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het recht op en de hoogte van de vergoeding van verhuiskosten. 4. De werkgever neemt binnen een maand na de verhuizing, of als dat later is, binnen een maand nadat de instantie, bedoeld in het eerste lid, het verzoek om vergoeding van verhuiskosten heeft ontvangen, een beslissing op het verzoek om vergoeding van verhuiskosten.
43u
RAAM-CAO R AEANM ER - CG AI EO- EENNE R NG U ITES- B E N D RNI JUVTESNB E1D R A IPJ RVI EL N 2 0 0 1
43t 64
Artikel 4 1. De vergoeding van verhuiskosten bedraagt f 5.000,-. 2. Indien de betrokkene in verband met zijn nieuwe werkzaamheden uit anderen hoofde een vergoeding van verhuiskosten ontvangt, wordt die vergoeding in mindering gebracht op het bedrag, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 5 1. De vergoeding van verhuiskosten wordt betaald binnen een maand nadat de inwilliging van het verzoek tot vergoeding van verhuiskosten schriftelijk aan de betrokkene is meegedeeld, of als dat later is, binnen een maand na de verhuizing. 2. Vorderingen op de betrokkene ter zake van onverschuldigd betaalde bedragen op grond van de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid kunnen met de vergoeding van verhuiskosten ineens worden verrekend. 3. De artikelen 36 tot en met 36b WW zijn van overeenkomstige toepassing op een vergoeding van verhuiskosten voor zover deze onverschuldigd is betaald.
Artikel 6 Deze regeling treedt tegelijk met de Regeling Voorzieningen in verband met werkloosheid (Hoofdstuk 6 ENB-CAO) in werking.
43u 65
RAAM-CAO R AEANM ER - CG AI EO- EENNE R NG U ITES- B E N D RNI JUVTESNB E D R I J V E N 1 A P R I L 2 0 0 1
43v
44
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Hoofdstuk 7 Disciplinaire straffen Artikel 61 Plichtsverzuim 1. De werknemer die voor hem jegens werkgever geldende verplichtingen niet behoorlijk nakomt, of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan deswege door werkgever worden gestraft. 2. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets hetwelk een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 62 Aard van de straffen 1. De straffen die kunnen worden opgelegd zijn: a. schriftelijke berisping; b. vermindering van vakantieverlof waarop de werknemer in het lopende of daaropvolgende kalenderjaar aanspraak heeft, met ten hoogste vijf dagen; c. onthouding voor ten hoogste twee opeenvolgende kalenderjaren van een periodieke salarisverhoging; d. terugzetting in een lagere functie voor bepaalde tijd - echter niet langer dan voor 2 jaren - of onbepaalde tijd met of zonder vermindering van salaris; e. overplaatsing; f. schorsing in de uitoefening van de werkzaamheden van werknemer voor een bepaalde tijd, al dan niet met geheel of gedeeltelijk behoud van salaris. 2. Bij het opleggen van een straf als bedoeld in het vorig lid sub b t/m f, kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer zal worden gebracht, tenzij werknemer zich gedurende de bij het opleggen van de straf te bepalen termijn - welke niet langer kan zijn dan 3 jaar - opnieuw schuldig maakt aan soortgelijk plichtsverzuim of aan ander ernstig plichtsverzuim, dan wel hij niet voldoet aan bij de strafoplegging gestelde bijzondere voorwaarden.
43k
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
45
Artikel 63 Verweer en verantwoording 1. De straf wordt niet eerder opgelegd dan nadat de werknemer in de gelegenheid is gesteld zich mondeling of schriftelijk te verantwoorden ten overstaan van de werkgever of ten overstaan van een door de werkgever aangewezen vertegenwoordiger. De werknemer kan zich bij deze verantwoording door een raadsman doen bijstaan. De verantwoording vindt niet eerder plaats dan binnen zes werkdagen en niet later dan binnen twaalf werkdagen. Op verzoek van de werknemer kan van deze termijn worden afgeweken. 2. Geschiedt de verantwoording mondeling, dan wordt daarvan binnen drie werkdagen proces-verbaal opgemaakt, dat na lezing wordt getekend door hem te wiens overstaan de verantwoording plaats heeft gevonden en door de werknemer. Weigert de werknemer de ondertekening, dan wordt daarvan in het proces-verbaal, zo mogelijk met vermelding der redenen, melding gemaakt. Een afschrift van het proces-verbaal wordt de werknemer uitgereikt. 3. Indien de werknemer zulks verlangt worden hij en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de bescheiden welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben.
Artikel 64 Kennisgeving Van het besluit tot strafoplegging, dat met redenen moet zijn omkleed, wordt onverwijld aan de werknemer tegen ontvangstbewijs een afschrift verstrekt. Daarbij wordt tevens medegedeeld op welke wijze en binnen welke termijn beroep openstaat.
Artikel 65 Op de beslissing van werkgever tot het alsnog ten uitvoer leggen van een straf wegens herhaald plichtsverzuim, dan wel wegens het niet voldoen aan een of meer van de bijzondere voorwaarden als bedoeld in artikel 62 lid 2, is het bepaalde in de artikelen 63 en 64 van overeenkomstige toepassing. 46
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
43l
Artikel 66 Tenuitvoerlegging straf Een straf wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging onmiddellijke tenuitvoerlegging is bepaald.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
47
Hoofdstuk 8 Schorsing anders dan bij wijze van straf Artikel 67 Redenen tot schorsing Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 7, kan de werkgever een werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schorsen; a. indien tegen betrokken werknemer een strafrechtelijke vervolging wegens misdrijf wordt ingesteld, welke vervolging van invloed kan zijn op de uitoefening van de functies, dan wel een bevel tot voorlopige hechtenis ten uitvoer wordt gelegd; b. indien het om bijzondere redenen ongewenst is een werknemer in zijn functie te handhaven nadat de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst definitief is vastgesteld; c. indien zulks uit overwegingen van bedrijfsbelang noodzakelijk wordt geoordeeld. Deze schorsing geschiedt voor een tijdvak van ten hoogste één maand, welke periode zo nodig met tijdvakken van telkens ten hoogste één maand kan worden verlengd.
Artikel 68 Schorsingsprocedure Het besluit tot schorsing wordt: a. eerst genomen nadat betrokken werknemer in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord, tenzij dit niet mogelijk is, waarbij de werknemer kan worden bijgestaan door een raadsman naar eigen keuze; van dit horen wordt binnen drie werkdagen een schriftelijk verslag gemaakt dat aan betrokkene of zijn raadsman wordt toegezonden; b. zo mogelijk mondeling medegedeeld en onmiddellijk daarna schriftelijk bevestigd, onder vermelding van de reden, het tijdstip waarop de schorsing ingaat en de duur van de schorsing.
48
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 69 Arbeidsvoorwaarden tijdens schorsing In geval van schorsing blijven de rechten van de betrokken werknemer die uit de arbeidsovereenkomst voortvloeien, gehandhaafd, behoudens dat in de gevallen genoemd onder artikel 67 sub a werkgever kan besluiten het salaris, waaronder wordt verstaan salaris als vermeld in artikel 27, echter met uitzondering van het gestelde in lid 1 sub b, c en d, gedeeltelijk, echter voor ten hoogste een derde in te houden, met dien verstande dat volledige betaling alsnog plaatsvindt indien een voorlopige hechtenis of een strafvervolging niet door een veroordeling is gevolgd.
Artikel 70 Rehabilitatie Indien later aan de dag tredende feiten of definitieve uitspraken daartoe redelijkerwijs aanleiding geven, vindt er schriftelijk en zo nodig - op verzoek van de werknemer - openlijk rehabilitatie plaats.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
49
Hoofdstuk 9 Bezwaar en Beroep 1. Algemeen Artikel 71 Indien in de van toepassing zijnde sector-CAO in de functiewaarderings- en salarisregeling een bezwaar- en beroepsprocedure is opgenomen treedt deze in de plaats van de regeling zoals opgenomen in dit hoofdstuk.
Artikel 72 De artikelen 73 t/m 84 zijn van overeenkomstige toepassing op de gewezen werknemer en op de nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden van de werknemer of de gewezen werknemer.
2. Bezwaarprocedure Artikel 73 Inleiding 1. Indien een werknemer van mening is, dat een ten aanzien van hem als zodanig door de werkgever genomen besluit, verrichte handeling of uitgesproken weigering om te besluiten of te handelen in strijd is met een of meer rechten, die hij jegens de werkgever kan doen gelden, dan wel zijn belangen ernstig schaadt, kan door of namens hem bij de werkgever een bezwaarschrift tegen een dergelijk besluit, een dergelijke handeling of weigering worden ingediend, tenzij voor de werknemer rechtstreeks beroep openstaat op het in dit hoofdstuk vermelde college van beroep. 2. Het bezwaarschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop het besluit is genomen, de handeling is verricht of de weigering is uitgesproken.
50
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
3. De weigering om een besluit te nemen of een handeling te verrichten wordt geacht te zijn uitgesproken, indien binnen de daarvoor bepaalde termijn of, indien een tijdsbepaling ontbreekt, binnen redelijke tijd het besluit niet is genomen of de handeling niet is verricht. 4. Wordt het bezwaarschrift na de in het tweede lid bedoelde termijn ingediend, dan wordt het geacht niettemin tijdig te zijn ingediend, indien de werknemer ten genoegen van de werkgever aantoont, het te hebben ingediend binnen dertig dagen na de dag, waarop hij van het besluit, de handeling of de weigering redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen. 5. Tenzij de werkgever anders beslist, heeft het indienen van een bezwaarschrift geen opschortende werking ten aanzien van het besluit, de handeling of de weigering waartegen het is gericht.
Artikel 74 Inhoud bezwaarschrift Het bezwaarschrift dient in elk geval in te houden: a. een duidelijke omschrijving van het besluit, de handeling of de weigering, waartegen het bezwaar is gericht; b. de gronden, waarop het bezwaar berust; c. hetgeen wordt gevorderd; indien bedoelde vordering tevens een vordering tot schadevergoeding inhoudt, het bedrag van die vergoeding.
Artikel 75 Mondelinge toelichting en verslag 1. De werkgever stelt de werknemer in de gelegenheid zijn bezwaar binnen drie weken na de dag, waarop hij het bezwaarschrift heeft ontvangen, mondeling toe te lichten. De werknemer kan zich daarbij door een raadsman doen bijstaan. 2. Op verzoek van de werknemer worden hij en zijn raadsman in de gelegenheid gesteld van de op de in het geding zijnde zaak betrekking hebbende stukken kennis te nemen.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
51
3. Van de in het eerste lid bedoelde toelichting wordt terstond een schriftelijk verslag gemaakt, dat na lezing wordt getekend door de werknemer alsmede door degene(n) te wiens of wier overstaan de toelichting heeft plaatsgevonden. Door deze ondertekening geven betrokkenen te kennen, dat het verslag een juiste weergave vormt van de bedoelde toelichting. Weigert de werknemer het verslag te ondertekenen, dan wordt daarvan in dat verslag, indien mogelijk met vermelding van de redenen, melding gemaakt. Dit verslag wordt aan de werknemer in afschrift ter hand gesteld.
Artikel 76 Beslissing en kennisgeving De werkgever beslist op het bezwaarschrift binnen zes weken na de dag waarop hij het heeft ontvangen. Van bedoelde beslissing wordt onder vermelding van de redenen onverwijld aan de werknemer per aangetekende brief kennis gegeven met de mededeling, dat binnen dertig dagen na dagtekening van het desbetreffende besluit beroep openstaat op het in dit hoofdstuk bedoelde college van beroep. Een kennisgeving als hiervoor bedoeld, kan worden vervangen door terhandstelling tegen gedagtekend ontvangstbewijs.
Artikel 77 Afwijking termijnen Van de in de artikelen 75 en 76 genoemde termijnen van drie en zes weken kan met wederzijds goedvinden van werknemer en werkgever worden afgeweken.
Artikel 78 Geen bezwaar Geen bezwaar als bedoeld in dit hoofdstuk kan worden ingediend tegen beslissingen die door het USZO krachtens delegatie namens werkgever zijn genomen met betrekking tot de suppletieregeling als bedoeld in bijlage C-2 van deze CAO en tegen beslissingen in het kader van een bovenwettelijke werkloosheidsuitkering als bedoeld in hoofdstuk 6 van deze CAO indien de uitvoering daarvan plaatsvindt door een uitvoeringsinstelling (UVI). 52
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
3. Beroepsprocedure Artikel 79 Mogelijkheden van beroep Voor de werknemer staat beroep open bij het college van beroep: a. indien hem naar zijn oordeel ten onrechte een straf is opgelegd als bedoeld in artikel 62 lid 1; indien hij van mening is dat de hem opgelegde straf te zwaar is in verhouding tot het plichtsverzuim waaraan hij zich heeft schuldig gemaakt; b. indien hij zich niet kan verenigen met de beslissing van de werkgever tot het alsnog ten uitvoer leggen van een straf wegens herhaald plichtsverzuim dan wel het zich niet houden aan een of meer van de bijzondere voorwaarden als bedoeld in artikel 62 lid 2; c. indien een werknemer op een door hem ingediend bezwaarschrift als bedoeld in dit hoofdstuk geheel of gedeeltelijk in het ongelijk is gesteld dan wel de werkgever binnen de daarvoor gestelde termijn geen beslissing heeft genomen; d. indien de werknemer van mening is, dat de werkgever hem ten onrechte tot vergoeding van schade heeft verplicht, dan wel die schadevergoeding te hoog heeft vastgesteld.
Artikel 80 Vervallen van recht van beroep De werknemer, die geen bezwaarschrift als bedoeld in dit hoofdstuk indient of geen gebruik maakt van het in het vorige artikel bedoelde recht van beroep, maar zich in plaats daarvan tot de burgerlijke rechter wendt, kan niet meer alsnog tot het indienen van een bezwaarschrift of het instellen van beroep overgaan.
Artikel 81 Beroepstermijn Het beroep dient te worden ingesteld door toezending bij aangetekende brief van een beroepschrift aan de secretaris van het college van beroep, binnen dertig dagen na dagtekening van de desbetreffende beslissing van de werkgever, dan wel - bij gebreke van de hiervoor bedoelde beslissing - na verloop van de termijn genoemd in artikel 76. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
53
Artikel 82 Inhoud beroepschrift Het beroepschrift dient in elk geval in te houden: a. een duidelijke omschrijving van de gronden, waarop het beroep rust; b. welke beslissing van het college van beroep wordt gevraagd.
Artikel 83 Opschorting behandeling beroep Indien een werknemer, die beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van de werkgever tot strafoplegging, strafrechtelijk wordt vervolgd terzake van het feit dat aan de strafoplegging ten grondslag ligt, kan het college van beroep de behandeling opschorten totdat de uitspraak van de strafrechter in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 84 Geen beroep Geen beroep staat open op dit college tegen beslissingen die door het USZO krachtens delegatie namens werkgever zijn genomen met betrekking tot de suppletieregeling als bedoeld in bijlage C-2 van deze CAO.
4. Samenstelling en werkwijze van het college van beroep Artikel 85 Samenstelling Het college van beroep bestaat uit drie leden en drie plaatsvervangende leden. Zowel van de leden als van de plaatsvervangende leden wordt er een benoemd door de werkgeversvereniging en een door de gezamenlijke werknemersorganisaties die partij zijn bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. De aldus benoemde twee leden benoemen tezamen het derde lid en het derde plaatsvervangend lid, welk lid en plaatsvervangend lid tevens de functie van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter vervullen.
54
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Indien de werkgeversvereniging of de gezamenlijke werknemersorganisaties in gebreke blijven een lid of plaatsvervangend lid te benoemen, dan wel indien geen overeenstemming wordt bereikt over de benoeming van de voorzitter dan wel van de plaatsvervangend voorzitter, kunnen één of meer van de tot benoeming gerechtigden zich tot de president van de arrondissementsrechtbank te Arnhem wenden, met het verzoek tot benoeming over te gaan.
Artikel 86 Zittingsduur De leden en plaatsvervangend leden worden voor de tijd van zes jaar benoemd, te rekenen vanaf de datum van benoeming van de voorzitter. Zij zijn terstond herbenoembaar. Een tussentijds benoemde treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij werd benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Artikel 87 Voorwaarden voor benoeming
a. b. c. d.
Om voor benoeming en herbenoeming in aanmerking te kunnen komen moet men meerderjarig zijn en mag men: niet in dienst zijn van een bij de werkgeversvereniging aangesloten werkgever; geen lid zijn van de raad van commissarissen van een dergelijke werkgever; geen bestuurslid zijn van een der werknemersorganisaties die partij zijn bij deze collectieve arbeidsovereenkomst; geen betaalde functie hebben bij een van die organisaties.
Artikel 88 Vergoeding en secretariaat Aan de leden van het college van beroep alsmede aan hun plaatsvervangers zal de werkgeversvereniging per te behandelen zaak een vergoeding toekennen. De werkgeversvereniging stelt in overleg met partijen ter andere zijde aan het college een secretaris en een plaatsvervangend secretaris ter beschikking. RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
55
Artikel 89 Verweerschrift door werkgever Van een door de secretaris van het college van beroep ontvangen beroepschrift als bedoeld in dit hoofdstuk doet deze zo spoedig mogelijk een afschrift toekomen aan werkgever. Werkgever kan binnen dertig dagen na ontvangst van dit afschrift een verweerschrift bij het college indienen. De secretaris zendt zo spoedig mogelijk een afschrift van het verweerschrift aan de tegenpartij.
Artikel 90 Bijstand door raadsman Ieder der partijen kan zich door een raadsman doen vertegenwoordigen of bijstaan.
Artikel 91 Verplichting tot verstrekken van informatie Partijen zijn verplicht alle door het college gevraagde inlichtingen en gegevens te verstrekken, doch uitsluitend voor zover zij op de zaak zelf betrekking hebben. Partijen zijn verplicht alle op de zaak betrekking hebbende stukken, die zij onder hun berusting hebben, aan het college te doen toekomen.
Artikel 92 Inzage van stukken Zowel partijen zelf als hun raadslieden c.q. gemachtigden worden op hun verzoek door de secretaris van het college in de gelegenheid gesteld op een door deze aan te geven plaats inzage van de op de zaak betrekking hebbende stukken te nemen. De voorzitter kan bepalen dat aan partijen de inzage van bepaalde rapporten van medische en/of psychologische aard wordt onthouden.
56
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 93 Uitnodiging voor zittingen De secretaris van het college geeft van de te houden zitting(en) schriftelijk kennis aan partijen onder opgave van tijd en plaats.
Artikel 94 Verschijning in persoon Partijen kunnen worden opgeroepen in persoon ter zitting te verschijnen.
Artikel 95 Getuigen De voorzitter van het college kan al dan niet op verzoek van partijen getuigen en deskundigen oproepen om ter zitting te verschijnen. Ook partijen zelf kunnen getuigen en deskundigen ter zitting meebrengen.
Artikel 96 Gelegenheid en verplichting tot het getuigen De werkgever stelt een daartoe opgeroepen werknemer in de gelegenheid als getuige of deskundige ter zitting te verschijnen. Bedoelde werknemer is verplicht aan een zodanig oproep gevolg te geven en door het college gevraagde gegevens en inlichtingen te verstrekken, doch uitsluitend voor zover zij op de zaak zelf betrekking hebben.
Artikel 97 Beslissing De leden van het college beslissen bij meerderheid van stemmen, als goede mensen naar billijkheid. De beslissing van het college geldt als bindend advies, onverminderd het recht van partijen een rechterlijke uitspraak te vragen.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
57
Het college handhaaft of vernietigt de beslissing waartegen beroep is ingesteld. In het laatste geval kan het de beslissing nemen, die de werkgever naar zijn mening had behoren te nemen.
Artikel 98 Beslissingstermijn 1. De beslissing van het college dient uiterlijk drie weken na het sluiten van het onderzoek te worden genomen. Zij is met redenen omkleed en wordt onverwijld schriftelijk aan partijen meegedeeld. 2. De uitspraken van het college van beroep worden ter kennis van partijen bij deze overeenkomst gebracht.
58
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Hoofdstuk 10 Slotbepalingen Artikel 99 Bij de inwerkingtreding van deze CAO komen de daarbij geregelde arbeidsvoorwaarden in de plaats van de bij werkgever geldende, op dezelfde onderwerpen betrekking hebbende arbeidsvoorwaarden.
Artikel 100 Indien ten gevolge van de inwerkingtreding van deze CAO een werknemer in vergelijking tot de voordien voor hem geldende arbeidsvoorwaarden op kennelijk onredelijke wijze in zijn rechten wordt geschaad, dan zullen deze werknemer zogenaamd verkregen rechten worden toegekend, welke zijn ontleend aan laatstgenoemde arbeidsvoorwaarden, zo nodig na overleg overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 lid 2.
Aldus overeengekomen te Arnhem op 5 juli 2001 Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb)
ABVAKABO FNV CFO CNV-bond VMHP-N
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
59
Protocol ENB-raam-CAO 2000 De Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb) en de werknemersorganisaties ABVAKABO FNV, CFO CNV-bond en VMHP-N, zijn naast hetgeen is vastgelegd in de ENB-raam-CAO per 1 april 2001, het navolgende overeengekomen.
1. Raam-CAO en sector-CAO’s Naast de raam-CAO die geldt voor de werknemers van alle ENbbedrijven, komen er vanaf 1 april 2001 in totaal vijf sector-CAO's te weten die voor Informatietechnologie, Kabel en Telecom (Bikat), voor Afval & Milieu, voor Advies, voor Distributie en voor Productie (voorheen Deel II ENb-CAO). De sector-CAO's regelen de arbeidsvoorwaarden, beloningen en vergoedingen voor werknemers tijdens de actieve dienst en de loonvorming (algemene salarismaatregel). De raam-CAO regelt arbeidsvoorwaarden die betrekking hebben op (pre)pensioen, ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, alsmede een aantal kader- en protocolafspraken. In bijlage A bij de ENb-raam-CAO wordt aangegeven welke sectorCAO van toepassing is voor de werknemers van de respectievelijke ENb-bedrijven. Voor werknemers die overgaan van Deel II naar de sector-CAO Bikat of Afval & Milieu worden op bedrijfsniveau met de vakorganisaties nog nadere overgangsmaatregelen afgesproken. Met betrekking tot de afvalverbrandingbedrijven (AVI's) worden specifieke afspraken gemaakt. Ingevolge artikel 3 lid 3 van de ENb-raam-CAO worden voor de sector-CAO's die nog niet zijn afgesloten, voor de tijd van de nog voortdurende onderhandelingen, de bepalingen van de oude Raam-CAO (looptijd 1 januari 2000 t/m 31 maart 2001) en van Deel II of de betreffende sector-CAO nog toegepast.
60
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. Modernisering ENb-raam-CAO Partijen hebben afgesproken de tekst van de ENb-raam-CAO te moderniseren: een paritaire werkgroep van WENb/vakorganisaties zal een voorstel voor een geheel vernieuwde concept tekst raamCAO uitwerken. Op basis van dit concept zullen partijen gedurende de looptijd van deze CAO overleg voeren over de vaststelling van de nieuwe tekst van de ENb-raam-CAO.
3. Algemeen verbindend verklaring ENb-CAO's Partijen streven naar algemeen verbindendverklaring (avv) van de ENb-CAO's. Partijen zullen op korte termijn afspraken maken om tot algemeen verbindendverklaring van de ENb-CAO's te komen. Voor de sector-CAO Distributie is een afspraak gemaakt over de handelswijze ten aanzien van arbeidsvoorwaarden bij acquisitie (bedrijfsovername) door een WENb-bedrijf. In het kader van de avv zal met deze afspraken rekening worden gehouden.
4. Werkgelegenheid 4.1
Boventalligheid
De druk op de werkgelegenheid in de ENB-sector zal de komende jaren onverminderd aanwezig blijven. Naast de daarvoor al langer geldende oorzaken zoals fusies en efficiency-operaties zullen ook de marktwerking en toekomstige privatisering gevolgen hebben voor de sector. Bovendien blijft de leeftijdsopbouw in de ENB-sector een belangrijke rol spelen. De noodzakelijke instroom van jong en gekwalificeerd personeel legt elders in de organisatie nieuwe druk op de werkgelegenheid. In de ENB-sector zal ook de komende jaren sprake zijn van boventalligheidsproblematiek. Deze problematiek is veelal sterk bedrijfsgebonden. Dit heeft tot gevolg dat werkgevers en vakbonden op bedrijfsniveau afspraken moeten maken om te komen tot oplossingen van deze werkgelegenheidsproblematiek. In de protocollen bij vorige de ENB-CAO’s werd reeds richting gegeven aan mogelijke werkgelegenheidsmaatregelen die een bijdrage RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
61
kunnen leveren aan de opvang van de boventalligheid in de ENBsector. De afgelopen jaren is daaraan door de bedrijven in Sociale Plannen vorm gegeven. Partijen bij de ENB-CAO maken in dit kader afspraken die voor de bedrijven faciliterend werken.
4.2
Sociale Plannen
Daar waar het bestaande arbeidsvoorwaardenpakket ontoereikend is, worden met de vakbonden in Sociale Plannen op ondernemingsniveau concrete afspraken gemaakt over maatregelen die bij kunnen dragen aan de oplossing van de bedrijfsgebonden werkgelegenheidsproblematiek. Deze afspraken hebben o.a. betrekking op: - het bevorderen van interne en externe mobiliteit, het opzetten van interne uitzendbureaus, banenpools, begeleiding bij outplacement, vertrekpremie dan wel het verstrekken van een startsubsidie bij aanvang van een eigen bedrijf; - het aanpassen van de bestaande loonlijnen ten einde de instroom van opstapfuncties te bevorderen; - scholing en opleiding, zowel gericht op interne als externe mobiliteit; - uitbesteding mogelijk weer inbesteden; - opzetten van nieuwe activiteiten dan wel aan bestaande activiteiten een nieuwe inhoud geven.
4.3
Arbeidsduurverkorting
Partijen zijn het erover eens dat daarbij het werkgelegenheidsinstrument van een gemiddeld 36-urige werkweek op bedrijfsniveau kan worden ingezet, een en ander onder nader overeen te komen voorwaarden opgenomen in een Sociaal Plan. Partijen verplichten zich om in de af te sluiten Sociale Plannen dan wel in de reeds lopende Sociale Plannen bij boventalligheid van werknemers de 36 uur bespreekbaar te maken. Partijen erkennen dat invulling van een 36 urige werkweek een bruikbaar instrument is om te komen tot herverdeling van werk. De invulling dient te geschieden in hele roosterdagen. Indien in nieuwe dan wel vernieuwde Sociale Plannen verdere arbeidsduurverkorting (36 uur) wordt overeengekomen als werkgelegenheidsinstrument voor de opvang van boventalligheid, zullen daarbij afspraken kunnen worden gemaakt over: - het verlengen van de bedrijfstijd; - het in hele dagen invulling geven aan de ADV in werktijdroosters; 62
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
- het zo nodig buiten werking stellen van bepalingen uit de van toepassing zijnde ENB-CAO; - nadere regels op decentraal niveau.
4.4
Werkgarantie
Bovengenoemde kaderafspraken ter begeleiding van de opvang van boventalligheid zijn de laatste jaren decentraal uitgewerkt in Sociale Plannen en hebben er voor gezorgd dat er geen gedwongen ontslagen hoefden plaats te vinden. Partijen zijn ervan overtuigd dat de voortgaande sanering van de ENB-sector de komende jaren op een sociaal verantwoorde wijze kan blijven plaatsvinden. Daarbij zal door werknemer blijk moeten worden gegeven van medewerking in het zoeken naar redelijke oplossingen voor zijn boventalligheidsprobleem binnen of buiten de ENB-sector. Bij het ontbreken van dergelijke medewerking wordt ontslag verleend zonder aanspraak op wachtgeld of andere daarvoor bestemde voorzieningen. Met inachtneming van al hetgeen hiervoor is vermeld en ondanks de blijvende druk op de werkgelegenheid in de ENB-sector zijn partijen overeengekomen dat voor de periode tot 1 januari 2005 in Sociale Plannen een werkgarantie wordt afgegeven. Deze werkgarantie zal in nieuwe dan wel vernieuwde Sociale Plannen nader worden uitgewerkt. Onder de werkgarantie zullen in Sociale Plannen in elk geval afspraken worden gemaakt met betrekking tot o.a. het definiëren van begrippen als "gelijkwaardige", "gelijksoortige" en "passende" arbeid. Tot slot stellen partijen vast dat, indien op sectorniveau onder de ENB-CAO ingrijpende (sociale) maatregelen vereist zijn om tot behoud van werkgelegenheid te komen in de betreffende sector, partijen op decentraal niveau op een specifieke wijze invulling kunnen geven aan de werkgarantie.
5. Arboconvenant Partijen zullen in 2001 een onderzoek (laten) uitvoeren naar de mogelijkheden en voordelen om voor de ENb-bedrijven een Arboconvenant af te sluiten. Uitgangspunt is dat elke onderneming primair zelf verantwoordelijk is voor het beleid dat gericht is op vermindering van werkdruk, terugRAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
63
dringen van het ziekteverzuim en bevordering van reintegratie bij arbeidsongeschiktheid. In het kader van de studie zal ook aandacht worden besteed aan de specifieke omstandigheden zoals die gelden voor de verschillende sectoren.
6. Functiecontracten Partijen hebben op basis van de uitkomsten van de in 2000 uitgevoerde proef voor de toepassing van functiecontracten afgesproken een regeling in de CAO op te nemen. In de raam-CAO wordt een kapstokbepaling opgenomen met kaders voor het gebruik van functiecontracten. Functiecontracten kunnen worden afgesloten met werknemers in het eerste echelon onder de directie (van de holding of werkmaatschappij) en met werknemers in commerciele of specialistische staffuncties met een salaris van f 10.000,- bruto per maand of hoger. De verdere uitwerking vindt plaats in de sector-CAO's. Eerder gemaakte afspraken in de sector-CAO's Bikat en Afval & Milieu worden gerespecteerd.
7. Studie pensioenvoorziening Partijen hebben in het CAO-overleg de uitkomsten besproken van de in 2000 uitgevoerde gezamenlijke studie naar de toekomstige pensioenvoorziening voor de sector. De vakorganisaties opteren voor handhaving van de pensioenregeling binnen het ABP. De WENb zal ter bepaling van haar definitieve standpunt nog nader overleg voeren met de bij de WENb aangesloten bedrijven. Voor partijen blijft voorop staan dat oplossingen in eerste instantie moeten worden gezocht binnen het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.
8. Studie collectieve ziektekostenregeling De WENb zal het onderzoek naar vernieuwing van de collectieve ziektekostenregelingen voortzetten. In dat kader zal ook aandacht 64
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
worden besteed aan het SER-advies inzake de zogenaamde basisverzekering voor ziektekosten.
9. Scholing en werkgelegenheid (zie bijlage E) Kaderafspraken scholing en werkgelegenheidsprojecten De invulling van afspraken over de scholings- en werkgelegenheidsprojecten vindt zoals gebruikelijk plaats op bedrijfsniveau, in overleg met de ondernemingsraad. Gedurende de looptijd van de raam-CAO is hiervoor op jaarbasis 0,3% (was 0,4%) van het totale fiscale loon beschikbaar. Partijen zullen tijdens de looptijd van de raam-CAO nadere afspraken maken over de besteding van deze gelden. Daarbij zal rekening kunnen worden gehouden met de specifieke posities van de sectoren. O&O-fonds Energie- en Nutsbedrijven Ingaande 1 januari 2002 zal door de ENb-bedrijven 0,2% (was 0,1%) van de totale loonsom (fiscaal loon) worden afgedragen aan de Stichting Opleiding- en Ontwikkelingsfonds Energie- en Nutsbedrijven. De afdracht aan het O&O-fonds bedraagt in 2001 0,1% en in 2002 en 2003 0,2% (op jaarbasis) van de totale fiscale loonsom.
Arnhem, 5 juni 2001 Werkgeversvereniging Energie- en Nutsbedrijven (WENb)
ABVAKABO FNV CFO CNV-bond VMHP-N
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
65
66
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Bijlage A Ondernemingen aangesloten bij de WENb (situatie per 1 april 2001)
RAAM-CAO
Sector
Sector
Sector
Sector
CAO
CAO
CAO
CAO
Sector CAO
Telecom
Afval &
Advies
Distributie
Productie
Milieu Afvalsturing Friesland N.V., Leeuwarden
X
ARA N.V., Arnhem
X
N.V. AVR, Rozenburg
X
- AVR Overheid Milieu Management B.V.
X
- AVR KGA-Services N.V.
X
- N.V. Afvalverwerking Rotterdam
X
- N.V. AVR/AVIRA, Duiven
X
- N.V. Milieu Services AVR, Ridderkerk
X
N.V. Afvalverbranding Zuid Nederland, Moerdijk
X
Berkel Milieu N.V., Zutphen
X
- Berkel Milieu Bedrijven B.V., Zutphen
X
CAI, Alkmaar
X
- De Alkmaarse Kabel B.V.
X
Circulus Holding B.V., Apeldoorn
X
- Circulus Publieke Taken B.V.
X
- Circulus Wagenparkbeheer B.V.
X
Centraal Overijsselse Nutsbedr. N.V., Almelo
X
- Cogas Facilitair B.V.
X X
- Cogas Leveringsbedrijf B.V. - Kabel Televisie Midden Overijssel B.V.
X
- Energie Diensten Midden Overijssel B.V.
X
- Energie Productie Midden Overijssel B.V.
X
- Netbeheerder Centraal Overijssel B.V.
X
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
67
RAAM-CAO
Sector
Sector
Sector
Sector
CAO
CAO
CAO
CAO
CAO
Telecom
Afval &
Advies
Distributie
Productie
Milieu DAR Milieudiensten N.V. , Nijmegen
X
N.V. DELTA Nutsbedrijven, Middelburg
X
- DELTA Netwerkbedrijf B.V.
X
- DELTA Netwerkbedrijf Gas B.V.
X
- Energieservice Delta B.V.
X
ENECO Holding N.V., Capelle a/d IJssel
X
- Automatiseringscentrum Nutsbedrijven B.V. (ACN)
X
- ENECO Energie Amstelland N.V., Amstelveen
X
- ENECO Energie Delfland N.V., Delft
X
- Delgas Verhuur Services B.V.
X
- EdelNet Delfland B.V.
X
- Edeas B.V.
X
- ENECO Energie Heemstede
X
- N.V. EZK Netwerk
X
- B.V. EZK Netbeheer
X
- N.V. EZK Handel
X
- N.V. KEAD
X
- B.V. EZK Vastgoed Holding
X
- ENECO Energie Midden-Holland N.V., Gouda
X
- Energiehandelsbedrijf BV
X
- Comfort Service Midden-Holland B.V.
X
- Netbeheer Midden-Holland B.V.
X
- ENECO Energie Midden Kennemerland
X
- GMK Energiediensten B.V.
X
- GMK Netwerken B.V.
X
- ENECO Energie N.O. Friesland, Dokkum
X
- N.V. Gasbedrijf Noord-Oost Friesland
X
- Aardgasservice Noord B.V.
X
- Noord-Oost Friesland Gasnetwerk B.V. - N.V. Kabeltelevisie Noord-Oost Friesland
68
X X
- Kabelnet Noord B.V.
X
- Kabelservice Noord B.V.
X
- Kabel Noord B.V.
X
- ENECO Energie Weert
X
- Nutsbedrijven Weert N.V.
X
- Netbeheer Nutsbedrijven Weert N.V.
X
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Sector
RAAM-CAO
Sector
Sector
Sector
Sector
CAO
CAO
CAO
CAO
Sector CAO
Telecom
Afval &
Advies
Distributie
Productie
Milieu - ENECO Energie Zeist en omstreken B.V.
X
- EnergieLease Holland B.V.
X
- CityTec B.V.
X X
- ENECO Netbeheer B.V. X
- ES&S GEVUDO Afvalverwerking B.V. - ENECO Netdiensten B.V.
X
EnergieNed, Arnhem
X
Electrabel Nederland N.V., Zwolle
X
N.V. EPZ, Borselle
X
Essent N.V.
X
- Essent Netwerken
X
- Essent Friesland
X
- Essent Facilities
X
- Essent Energie
X X
- Essent Energie Productie (vroegere EPZ)
X
- EPZ Utilities B.V. - Essent Retail
X
- VOLTA Limburg B.V.
X
- Gaswacht GasRent Leeuwarden B.V.
X
- Energiewacht Facilities (Veendam/Zwolle)
X
- Essent Domestiq Services
X
- Essent Kabelcom
X
- Essent Milieu
X
N.V. Nutsbedrijven, Maastricht
X
- InfraMosane N.V.
X
E.ON Benelux Generation N.V.
X
Fryslân Miljeu N.V., Leeuwarden
X
- B.V. Fryslân Miljeu Noordwest
X
- B.V. Fryslân Miljeu Noordoost
X
- B.V. Fryslân Miljeu Zuidwest
X
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
69
RAAM-CAO
Sector
Sector
Sector
Sector
CAO
CAO
CAO
CAO
Sector CAO
Telecom
Afval &
Advies
Distributie
Productie
Milieu - B.V. Fryslân Miljeu Zuidoost
X
- B.V. Fryslân Miljeu Bedrijfsservice
X
GASTEC N.V., Apeldoorn
X
N.V. GKN, Dodewaard
X
Grondbank Midden-Gelderland B.V., Arnhem
X
Grondbank Oost-Gelderland B.V., Arnhem (per 1 juni 2001)
X
N.V. Haagse Milieu Services, Den Haag (AVR)
X
N.V. Nutsbedrijf Haarlemmermeer, Hoofddorp
X
N.V. Huisvuilcentrale Noord-Holland, Alkmaar
Intergas N.V., Oosterhout
X
Intergas Netbeheer B.V.
X
N.V. Multikabel, Alkmaar
De Meerlanden N.V., Rijsenhout
70
X
X
X
N.V. Nutsbedrijf Regio Eindhoven, Eindhoven
X
- Q-ENERGY B.V.
X
- ENET Eindhoven B.V.
X
N.V. NUON, Amsterdam
X
Obragas Holding N.V., Helmond
X
- Obragas Net B.V.
X
- Obragas Energy Services B.V.
X
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
RAAM-CAO
Sector
Sector
Sector
Sector
CAO
CAO
CAO
CAO
Sector CAO
Telecom
Afval &
Advies
Distributie
Productie
Milieu
N.V. Openbaar Nutsbedrijf Schiedam, Schiedam
X
- N.V. ONS Energie
X
- ONS Netbeheer B.V.
X
- N.V. Ons Facilitair B.V.
X X
- N.V. Ons Facilitair Bedrijf B.V. - ONS CAI Schiedam B.V.
X X
- REBES B.V. - N.V. ONS Milieu
X
- N.V. IRADO
X
- ONS Energy Services B.V.
X
RD4 Facilitair Bedrijf B.V., Heerlen
X
REMU N.V., Utrecht
X
- N.V. REMU (Regionale Energiemaatschappij Utrecht)
X
- N.V. GCN (Gasbedrijf Centraal Nederland)
X
- ENBU (Electriciteits Netbeheer Utrecht)
X
N.V. RENDO Holding, Hoogeveen
X
- RENDO Netbeheer B.V.
X
- N.V. RENDO
X
- B.V. Energieservice Drenthe-Overijssel
X
N.V. ROVA Holding, Zwolle
X
- N.V. ROVA Gemeenten
X
SAVER N.V., Roosendaal
X
B.V. NEA, Arnhem
X
- Demkolec
X
Spinder B.V., Tilburg (Essent)
X
TenneT B.V., Arnhem
Twence B.V., Hengelo
X
X
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
71
RAAM-CAO
Sector
Sector
Sector
Sector
CAO
CAO
CAO
CAO
Sector CAO
Telecom
Afval &
Advies
Distributie
Productie
Milieu Twente Milieu N.V., Enschede
X
Twente Milieu Bedrijven B.V.
X
B.V. Transportnet Zuid-Holland
X
Reliant Energy Power Generation Benelux N.V.
X
- UNA Milieu N.V.
X
- Power Investment B.V.
X
- Power Services B.V.
X
UPC Nederland N.V., Amsterdam
X
- UPC KabelTV & Telecom B.V.
X
N.V. Afvalcombinatie De Vallei, Ede
X
- Afvalcombinatie De Vallei Gemeenten B.V.
X
- Afvalcombinatie de Vallei Bedrijven B.V.
X
N.V. Holding Nutsbedrijf Westland N.V., Poeldijk
X
- Westland Energie Services B.V.
X
- Westland Energie Infrastructuur B.V.
X
- Westland Energie Beheer B.V.
X
- Westland Utilities Holding B.V.
X
- Westland Kantoorgebouwen B.V.
X
- Westland Materiaal B.V.
X
NB: AZN, HVC en Gevudo: decentrale afspraken i.v.m. toetreding tot sector-CAO A&M
72
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Bijlage B Flexibele Uittredings Regeling (FUR) Het FUR-reglement en FUR-aanvullingsreglement kunt u raadplegen op de web-site van de Stichting flexibel uittreden nutsbedrijven (Sfn): www.sfn-pensioen.nl Daarnaast treft u op deze site ook aan de teksten van de diverse FUR-folders, de regelingen voor bezwaar en beroep, de Sfn-statuten en het meest recente jaarverslag. Belanghebbenden kunnen de teksten ook opvragen bij de Sfn-helpdesk, tel. 045-5794929
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
73
Bijlage C-1 Ontslagprocedure bij arbeidsongeschiktheid (art. 34 ENB-raam-CAO) Bij een ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte als bedoeld in artikel 15.1 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP neemt de werkgever de volgende procedure in acht. 1. Niet eerder dan na een onafgebroken periode (*) van 18 maanden na aanvang van ziekte zegt de werkgever de werknemer schriftelijk aan dat de procedure inzake ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte begint. 2. Ten aanzien van de werknemer dienen in deze procedure de volgende vragen beantwoord te worden: a. zal de werknemer twee jaar na aanvang ziekte niet meer aan de aan de functie gestelde eisen voldoen vanwege ziekte (de medische geschiktheid voor de functie)? b. is redelijkerwijs te verwachten dat de werknemer binnen een periode van 6 maanden na afloop van de termijn van twee jaar na aanvang ziekte hersteld zal zijn van zijn ziekte? c. zijn er voor de werknemer reële herplaatsingsmogelijkheden bij de werkgever aanwezig? 3. De beantwoording van de vragen 2a en 2b geschiedt door een daartoe door de uitkeringsinstelling die de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitvoert ten aanzien van de werknemer, aangewezen arts, bijgestaan door een arts, aangewezen door de werkgever en desgewenst door een arts, aangewezen door de werknemer. 4. Van de uitkomst van het onderzoek naar de vragen 2a en 2b zoals dat aan de werkgever zal worden gezonden ontvangt de werknemer een afschrift. 5. Uit het onderzoek naar mogelijkheden van herplaatsing (vraag 2c) dient te blijken dat de werkgever: a. gedurende het eerste jaar na aanvang ziekte heeft gezocht naar passende arbeid voor de werknemer en dat gedurende het tweede jaar na aanvang ziekte tevens gezocht is naar gangbare arbeid; 74
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
b. het oordeel van de uitkeringsinstelling, die de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering uitvoert ten aanzien van de werknemer, heeft betrokken ter zake van de plannen en meldingen die (wettelijk) zijn voorgeschreven. 6. Van het oordeel van de uitvoeringsinstelling als bedoeld bij 5b wordt de werknemer desgewenst op de hoogte gesteld. 7. Het ontslag op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte kan niet eerder ingaan dan nadat betrokkene twee jaar onafgebroken (*) ziek is geweest. (*)
perioden van ziekte die elkaar binnen een tijdvak van 28 dagen opvolgen worden samengeteld.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
75
Bijlage C-2 Suppletieregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten ENB-sector 1. Algemeen Artikel 1 In deze regeling wordt verstaan onder: 1. arbeidsongeschiktheid: arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 2. arbeidsongeschiktheidsuitkering: een periodieke uitkering, toegekend op grond van arbeidsongeschiktheid die voortvloeit uit enige arbeidsovereenkomst van betrokkene; 3. WAO-uitkering: uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; 4. betrokkene: de ”overheidswerknemer”, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP, aan wie uit een arbeidsovereenkomst bij een werkgever op wie de ENB-raam-CAO van toepassing is, ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte (als bedoeld in artikel 34 van de ENB-raam-CAO) en die ten tijde van dat ontslag minder dan 80% arbeidsongeschikt is, met uitzondering van degene die zijn resterende verdienvermogen volledig benut in een of meer aangehouden betrekkingen; 5. de werkgever: de werkgever door wie ontslag is/wordt verleend; 6. suppletie: de suppletie, bedoeld in artikel 6; 7. dagloon: het dagloon in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, verminderd met bijdragen strekkende tot betaling van de premie van een door of voor de betrokkene afgesloten particuliere ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van het Besluit Algemene Dagloonregelen WAO en vermeerderd met het bedrag aan pensioenbijdrageverhaal, bedoeld in artikel 10 van de Wet financiële voorzieningen privatisering ABP; 76
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
8. berekeningsgrondslag van de suppletie: het dagloon van betrokkene op de dag voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan hem recht op suppletie wordt toegekend, voor zover dat betrekking heeft op het inkomen uit de functie waaraan het recht op suppletie wordt ontleend; 9. werkloosheidsuitkering: een periodieke uitkering ter zake van ontslag of werkloosheid, die voortvloeit uit enige arbeidsovereenkomst van betrokkene.
2. Het recht op suppletie Artikel 2 1. Betrokkene heeft recht op suppletie vanaf het tijdstip dat aan hem ontslag is verleend op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte. 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het in dat lid bedoelde ontslag wordt verleend na het moment dat de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 71/2 jaar onafgebroken heeft geduurd. Voor het bepalen van genoemde periode van 90 maanden worden perioden van ziekte samengesteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan 28 dagen opvolgen.
Artikel 3 1. Het verplichtingen- en sanctieregime van de Werkloosheidswet is van overeenkomstige toepassing op het recht van suppletie. 2. Onverminderd het eerste lid, omvat passende arbeid in de zin van de Werkloosheidswet voor de toepassing op de suppletie mede gangbare arbeid. Hierbij wordt onder gangbare arbeid verstaan: alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de betrokkene met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
77
Artikel 4 Het recht op suppletie komt niet tot uitbetaling voor zolang: 1. betrokkene een WAO-uitkering ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer; 2. betrokkene is herplaatst in een functie waaraan hij recht kan ontlenen op herplaatsingstoelage als bedoeld in paragraaf 9 van het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.
Artikel 5 Het recht op suppletie eindigt: 1. na ommekomst van de duur van de suppletie; 2. met ingang van de dag volgende op die waarop de betrokkene is overleden; 3. met ingang van de eerste dag van de maand waarin de betrokkene de leeftijd van 65 jaar bereikt.
3. Suppletie Artikel 6 1. De suppletie bedraagt een percentage van de berekeningsgrondslag van de suppletie. 2. De berekeningsgrondslag van de suppletie wordt telkens aangepast aan de algemene salarismaatregelen zoals overeengekomen door partijen bij de ENB-CAO. 3. Het in het eerste lid bedoelde percentage bedraagt: a. gedurende de eerste drieëndertig maanden 80% en b. gedurende de daaropvolgende drieëndertig maanden 70%.
78
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 7 1. In afwijking van artikel 6, derde lid, wordt, indien het in artikel 2 bedoelde ontslag is verleend op een latere datum dan het moment waarop de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte 24 maanden onafgebroken heeft geduurd, de in artikel 6, derde lid, genoemde periode verminderd met de periode die gelegen is tussen de ontslagdatum en het moment waarop genoemde ongeschiktheid 24 maanden onafgebroken heeft geduurd. Deze vermindering vindt plaats, te beginnen met de periode gedurende welke de betrokkene recht heeft op 80% van de berekeningsgrondslag van de suppletie. 2. Voor het bepalen van de in het eerste lid bedoelde periode van 24 maanden worden perioden van ziekte samengeteld indien die elkaar met een onderbreking van minder dan 28 dagen opvolgen.
Artikel 8 1. Indien de betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie, ter zake van de arbeidsovereenkomst waaruit dat recht op suppletie is ontstaan, een werkloosheidsuitkering dan wel een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt het bedrag van genoemde uitkering of uitkeringen in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer arbeidsovereenkomsten als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende arbeidsovereenkomsten.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
79
2. Indien de betrokkene recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering die kan worden toegerekend aan een arbeidsovereenkomst, waaruit hij is ontslagen op een datum gelegen vóór de datum van ontslag uit de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan hem recht op suppletie is toegekend, welk recht voortduurt na laatstgenoemde datum, wordt in geval van een verhoging van de mate van de arbeidsongeschiktheid waardoor het bedrag van die arbeidsongeschiktheidsuitkering verhoogd wordt, uitsluitend het bedrag van die verhoging van die arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht op het bedrag van de suppletie. Indien de bedoelde betrokkene uit hoofde van twee of meer arbeidsovereenkomsten als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de vorige volzin toegerekend aan de in die volzin eerstgenoemde arbeidsovereenkomst, naar rato van de feitelijk genoten inkomsten uit hoofde van de desbetreffende arbeidsovereenkomsten. 3. Indien de toerekeningswijze, bedoeld in het tweede lid, in een individueel geval naar het oordeel van het bevoegd gezag leidt tot een kennelijk onredelijke uitkomst voor de betrokkene, kan het bevoegd gezag ten gunste van die betrokkene tot een wijze van toerekenen besluiten die met de strekking van dit artikel overeenkomt.
Artikel 9 1. Indien betrokkene gedurende de periode dat recht bestaat op suppletie inkomsten verwerft uit of in verband met arbeid of bedrijf, anders dan bedoeld in artikel 8, wordt de berekeningsgrondslag van de suppletie verminderd met de inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf. 2. Onder inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, bedoeld in het eerste lid, worden begrepen inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf die zijn ontstaan: a. met ingang van of na de dag waarop het ontslag, ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, hem is aangezegd; b. gedurende non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijk voorafgaande aan het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend;
80
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
c. vóór de dag van het ontslag ter zake waarvan de betrokkene suppletie is toegekend, anders dan bedoeld in onderdeel a en b en artikel 8, tweede lid, voor zover uit deze arbeid of dit bedrijf na die dag inkomsten of meer inkomsten worden genoten door de betrokkene, terwijl die inkomsten of die meerdere inkomsten of een gedeelte daarvan, het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid dan wel verband houden met het ontslag. 3. In bijzondere gevallen kan de werkgever ten gunste van betrokkene afwijken van het tweede lid.
Artikel 10 Voor de toepassing van artikel 8 en 9 worden uitkeringen steeds geacht onverminderd door betrokkene te zijn genoten, indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door betrokkene, één of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen waarop betrokkene recht heeft a. vermindering ondergaan; b. blijvend geheel geweigerd worden; c. tijdelijk of blijvend gedeeltelijk geweigerd worden; d. dan wel in uitkeringsduur beperkt worden.
Artikel 11 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de betrokkene aan wie een suppletie is toegekend, keert de werkgever een bedrag uit, gelijk aan de berekeningsgrondslag van de suppletie van betrokkene over een tijdvak van drie maanden. 2. Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt uitgekeerd: a. aan de langstlevende der echtgenoten indien de overledene niet duurzaam van de andere echtgenoot gescheiden leefde; b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon aan de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen; c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen aan degenen ten aanzien van wie de overledene grotendeels in de kosten van het bestaan voorzag en met wie hij in gezinsverband leefde.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
81
3. Voor de toepassing van het tweede lid worden mede als echtgenoot aangemerkt niet gehuwde personen van verschillend of gelijk geslacht die duurzaam een gezamenlijke huishouding voeren, tenzij het betreft personen tussen wie bloedverwantschap in de eerste of tweede graad bestaat. 4. Van een gezamenlijke huishouding als bedoeld in het derde lid, kan slechts sprake zijn indien twee ongehuwde personen gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien. 5. Op het uit te keren bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de betrokkene ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken uit hoofde van een of meer werkloosheidsuitkeringen, arbeidsongeschiktheidsuitkeringen, uitkeringen op grond van de Ziektewet dan wel uitkeringen die naar aard en strekking overeenkomen met laatstgenoemde uitkeringen, waarop betrokkene recht had.
4. De betaling van de suppletie Artikel 12 1. De werkgever stelt op aanvraag vast of er recht op suppletie bestaat. 2. Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door de werkgever beschikbaar gesteld aanvraagformulier. 3. De werkgever betaalt de suppletie zo spoedig mogelijk uit, doch uiterlijk binnen één maand nadat het recht op die suppletie heeft vastgesteld. De werkgever betaalt de suppletie in de regel per maand achteraf. 4. De suppletie die niet in ontvangst is genomen of is ingevorderd binnen drie maanden na de dag van betaalbaarstelling, wordt niet meer betaald. De werkgever kan in bijzondere gevallen ten gunste van betrokkene afwijken van de eerste volzin.
82
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 13 1. De werkgever betaalt ambtshalve een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie indien uitsluitend onzekerheid bestaat omtrent de hoogte van de suppletie, omtrent het van de suppletie aan de betrokkene te betalen bedrag of omtrent het nakomen van een verplichting als bedoeld in artikel 3. 2. De werkgever kan op verzoek van de betrokkene een naar redelijkheid vast te stellen voorschot op een suppletie betalen indien onzekerheid bestaat omtrent het recht op suppletie. 3. Een voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt beschouwd als een suppletie.
5. Scholing, opleiding en onbeloonde activiteiten Artikel 14 1. De werkgever kan regels stellen op grond waarvan in bij die regels aan te geven gevallen en met inachtneming van bij die regels te stellen beperkingen de betrokkene bevoegd is deel te nemen aan een opleiding of scholing in dagonderwijs. 2. Indien de betrokkene die recht heeft op suppletie, gaat deelnemen aan een voor hem naar het oordeel van de werkgever noodzakelijke opleiding of scholing, blijft volgens door de werkgever te stellen regels het recht op suppletie bestaan totdat die opleiding of scholing is geëindigd. 3. In de door de werkgever te stellen regels, bedoeld in het tweede lid, worden in ieder geval voorschriften en beperkingen gegeven met betrekking tot de aard, de omvang en de duur van de in het tweede lid bedoelde opleiding of scholing.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
83
Artikel 15 1. De betrokkene die onbeloonde activiteiten verricht, is verplicht daarvan mededeling te doen aan de werkgever. 2. De betrokkene heeft voor het verrichten van bijzondere vormen van onbeloonde activiteiten voorafgaande toestemming van de werkgever nodig.
6. Uitvoeringsvoorschriften Artikel 16 De werkgever stelt nadere regels vast met betrekking tot: a. een doelmatige controle ten aanzien van de betrokkenen; b. het genieten van vakantie tijdens de duur van de suppletie; c. de werkgever kan nadere regels stellen met betrekking tot artikel 15.
7. Conversie herplaatsingswachtgeld en bezoldiging of uitkering wegens ziekte Artikel 17 1. Degene die op 31 december 1995 recht heeft op een herplaatsingswachtgeld als bedoeld in artikel K 4, tweede lid, juncto artikel K 6 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet, zoals die wet luidde op die datum, waarvan de duur op 1 januari 1996 nog niet is verstreken, heeft recht op suppletie. 2. Het in het eerste lid bedoelde recht op suppletie bedraagt bij een op 31 december 1995 genoten recht op herplaatsingswachtgeld van: 1 mnd. 2 mnd. 3 mnd. 4 mnd. 5 mnd. 6 mnd. 7 mnd. 8 mnd. 84
: gedurende de eerste 27 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 26 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 25 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 24 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 22 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 21 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 20 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; : gedurende de eerste 19 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%;
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
9 mnd. : gedurende de eerste 18 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 10 mnd. : gedurende de eerste 17 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 11 mnd. : gedurende de eerste 16 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 12 mnd. : gedurende de eerste 15 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 13 mnd. : gedurende de eerste 14 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 14 mnd. : gedurende de eerste 13 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 15 mnd. : gedurende de eerste 12 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 16 mnd. : gedurende de eerste 11 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 17 mnd. : gedurende de eerste 10 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 18 mnd. : gedurende de eerste 9 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 19 mnd. : gedurende de eerste 9 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 20 mnd. : gedurende de eerste 8 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 21 mnd. : gedurende de eerste 7 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 22 mnd. : gedurende de eerste 6 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 23 mnd. : gedurende de eerste 5 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 24 mnd. : gedurende de eerste 4 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 25 mnd. : gedurende de eerste 3 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 26 mnd. : gedurende de eerste 2 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 27 mnd. : gedurende de eerste 1 mnd. 80%, vervolgens 33 mnd. 70%; 28 mnd. : gedurende 33 mnd. 70%; 29 mnd. : gedurende 32 mnd. 70%; 30 mnd. : gedurende 31 mnd. 70%; 31 mnd. : gedurende 30 mnd. 70%; 32 mnd. : gedurende 29 mnd. 70%; 33 mnd. : gedurende 28 mnd. 70%; 34 mnd. : gedurende 27 mnd. 70%; 35 mnd. : gedurende 26 mnd. 70%; 36 mnd. : gedurende 25 mnd. 70%; 37 mnd. : gedurende 24 mnd. 70%; 38 mnd. : gedurende 23 mnd. 70%; 39 mnd. : gedurende 22 mnd. 70%; 40 mnd. : gedurende 21 mnd. 70%; 41 mnd. : gedurende 20 mnd. 70%; 42 mnd. : gedurende 19 mnd. 70%; 43 mnd. : gedurende 18 mnd. 70%; 44 mnd. : gedurende 17 mnd. 70%; 45 mnd. : gedurende 16 mnd. 70%; 46 mnd. : gedurende 15 mnd. 70%; 47 mnd. : gedurende 14 mnd. 70%; 48 mnd. : gedurende 13 mnd. 70%; 49 mnd. : gedurende 11 mnd. 70%; 50 mnd. : gedurende 10 mnd. 70%; RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
85
51 mnd. : gedurende 52 mnd. : gedurende 53 mnd. : gedurende 54 mnd. : gedurende 55 mnd. : gedurende 56 mnd. : gedurende 57 mnd. : gedurende 58 mnd. : gedurende 59 mnd. : gedurende
9 mnd. 70%; 8 mnd. 70%; 7 mnd. 70%; 6 mnd. 70%; 5 mnd. 70%; 4 mnd. 70%; 3 mnd. 70%; 2 mnd. 70%; 1 mnd. 70%.
3. De artikelen 3 tot en met 5, 6 tweede lid, 7 tot en met 11, alsmede artikel 12 derde lid tot en met 16 zijn van overeenkomstige toepassing. 4. De werkgever stelt ambtshalve van iedere (”overheids”)werknemer als bedoeld in het eerste lid, het recht op suppletie vast met inachtneming van het in dit artikel bepaalde. 5. Artikel 6, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor de vaststelling van de berekeningsgrondslag voor de betrokkene als dagloon geldt het dagloon zoals bepaald in artikel 42, derde en vierde lid, van de Wet privatisering ABP, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering. 6. Bij de bepaling op 1 januari 1996 van de periode waarover herplaatsingswachtgeld is genoten, wordt deze periode naar beneden afgerond op een hele maand.
86
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 18 Indien de (”overheids”)werknemer, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering ABP, op 1 januari 1996 gedurende een periode van 52 weken of langer onafgebroken arbeidsongeschikt is geweest in de zin van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en de mate van zijn algemene invaliditeit op grond van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet is vastgesteld op ten minste 15 procent dan wel de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de ministeriële regeling op grond van artikel 8, derde lid, van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet is vastgesteld op ten minste 25 procent, binnen een periode van zes maanden is aan te merken als betrokkene, geldt voor hem als dagloon het dagloon zoals bepaald in artikel 39, vierde en vijfde lid, van de Wet privatisering ABP, zonder toepassing van de maximumdagloongrens van artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering.
8 Overige en slotbepalingen Artikel 19 Indien het niveau van de WAO-uitkering als bedoeld in paragraaf 9 van de Wet privatisering ABP een algemene neerwaartse wijziging ondergaat, wordt deze neerwaartse wijziging, behoudens indien partijen bij de ENB-CAO anders overeenkomen binnen zes maanden na de datum van het Staatsblad waarin de maatregel is gepubliceerd, op overeenkomstige wijze ten aanzien van de suppletie doorgevoerd, vanaf de in het Staatsblad vermelde datum van inwerkingtreding van bedoelde maatregel, doch niet eerder dan zes maanden na de datum van het Staatsblad.
Artikel 20 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1996.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
87
Bijlage D Overgangsregeling ”Wachtgeldregeling 1995”
Artikel 1 Rechthebbenden 1. Onverkort de voorwaarden gesteld in de wachtgeldregeling zoals die laatstelijk geregeld was in hoofdstuk 12 van de ENB-CAO 1995, hebben alle werknemers die vóór 1 januari 1997 voor onbepaalde tijd in dienst zijn getreden bij één van de ENB-bedrijven, als vermeld in bijlage A van de ENB-CAO 1996/1997, in geval van werkloosheid na beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij één van die bedrijven tot en met 31 december 2001 recht op een wachtgelduitkering als bedoeld in de Wachtgeldregeling 1995 zoals hierna vermeld. 2. Bovendien geldt voor deze werknemer die voor onbepaalde tijd in dienst is en vóór 1 januari 1998 55 jaar of ouder is, dat tot 1 januari 2004 de ”Wachtgeldregeling 1995” van toepassing blijft.
Artikel 2 Recht op wachtgeld 1. De werknemer als bedoeld in artikel 1, die door het eindigen van zijn voor onbepaalde tijd aangegane arbeidsovereenkomst onvrijwillig werkloos wordt, heeft recht op een uitkering als bedoeld in de artikelen 2 t/m 19. 2. Onder ”onvrijwillig werkloos” wordt verstaan de werkloosheid die voor de werknemer ontstaat: a. wegens opheffing van zijn functie; b. wegens overtolligheid van personeel als gevolg van verandering in de organisatie van de afdeling of het onderdeel daarvan, waarbij werknemer werkzaam is, dan wel als gevolg van vermindering van de werkzaamheden bij die afdeling of dat onderdeel; c. wegens verplaatsing van de afdeling of het onderdeel daarvan, waarbij de werknemer werkzaam is, mits een dergelijke verplaatsing een verhuizing door de werknemer noodzakelijk maakt en die verhuizing in redelijkheid niet van werknemer kan worden verlangd in verband met zijn persoonlijke en/of gezinsomstandigheden; 88
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
d. wegens onbekwaamheid of ongeschiktheid voor de door hem beklede functie, anders dan op grond van ziels- en lichaamsgebreken, tenzij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst aan eigen schuld of toedoen van de werknemer te wijten is, of de werknemer ter zake van die beëindiging recht heeft op pensioen. ”Onvrijwillig werkloos” in de zin van deze regeling is niet de werknemer die valt onder een van de in lid 2a t/m d bedoelde situaties en aansluitend een gelijkwaardige functie krijgt aangeboden en accepteert bij een andere werkgever dan die bij wie de dienstbetrekking is beëindigd. 3. In deze regeling wordt onder het Pensioenreglement verstaan het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP.
Artikel 3 Diensttijd Voor de toekenning van wachtgeld als bedoeld in deze regeling geldt als diensttijd de door de werknemer bij de werkgever onafgebroken doorgebrachte diensttijd alsmede de diensttijd onafgebroken doorgebracht bij rechtsvoorgangers van werkgever.
Artikel 4 Ingang en ontzegging recht op wachtgeld 1. De werknemer bedoeld in artikel 2, lid 2, heeft recht op wachtgeld met ingang van de dag volgende op die waarop zijn arbeidsovereenkomst is geëindigd tenzij de werknemer ter zake van die beëindiging recht heeft op pensioen ingevolge het pensioenreglement. 2. Geen recht op wachtgeld heeft de werknemer bedoeld in artikel 2, lid 2, onder a, b en c, die andere, mede in verband met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, voor hem passende werkzaamheden bij werkgever heeft geweigerd te aanvaarden.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
89
Artikel 5 Duur van het wachtgeld 1. De duur van het wachtgeld is drie maanden, vermeerderd voor de werknemer die op de dag volgende op die waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigt, de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt, met een duur gelijk aan 18% van de diensttijd, voor de werknemer die op bedoelde dag 21 jaar oud is, met een duur gelijk aan 19,5% van de diensttijd en zo vervolgens per leeftijdsjaar opklimmende met 1,5%, met dien verstande dat de duur van het wachtgeld voor de werknemer die op bedoelde dag 54 jaar of ouder is, gelijk is aan drie maanden, vermeerderd met een duur gelijk aan 69% van de diensttijd. Indien de werknemer op de dag volgende op die waarop zijn arbeidsovereenkomst eindigt, de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, zal de duur van het wachtgeld, ongeacht zijn diensttijd, zich uitstrekken tot de eerste dag van de maand volgende op die waarop hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 2. Onverminderd het bepaalde in lid 1, wordt de duur van het wachtgeld van de werknemer die bij het einde van zijn arbeidsovereenkomst een diensttijd van tenminste tien jaar heeft, indien de som van zijn leeftijd en diensttijd op dat tijdstip 60 of meer bedraagt, na afloop van de termijn waarover wachtgeld is toegekend, verlengd tot de eerste dag van de maand volgende op die waarin hij de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
Artikel 6 Bedrag van het wachtgeld 1. Het bedrag van het wachtgeld is gedurende de eerste twee jaren gelijk aan 93% van het salaris, gedurende de daaropvolgende drie jaren gelijk aan 73% van het salaris en vervolgens 70% van het salaris. Het bedrag van het wachtgeld daalt echter niet beneden het bedrag van het pensioen waarop de op wachtgeld gestelde recht zou hebben indien hij uit de functie die hij vervulde toen zijn arbeidsovereenkomst met recht op wachtgeld eindigde, zou zijn gepensioneerd, naar de diensttijd als bedoeld in artikel 3 en naar de berekeningsgrondslag als bedoeld in artikel 6.2, van het Pensioenreglement, in de functie waaruit het wachtgeld is toegekend.
90
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
2. In afwijking van het vorige lid, is het bedrag van het wachtgeld tijdens de verlenging bedoeld in artikel 5, tweede lid, gelijk aan het bedrag van het pensioen bedoeld in het vorige lid, met dien verstande dat gedurende het eerste jaar van die verlenging het wachtgeld tenminste 40% van het salaris bedraagt. 3. Op het bedrag van het wachtgeld als bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn de bij de ENB-CAO overeengekomen algemene salarismaatregelen van toepassing.
Artikel 7 Inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf 1. De inkomsten die de op wachtgeld gestelde geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen met ingang van of na de dag waarop beëindiging van de arbeidsovereenkomst ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend, hem is aangezegd, worden met het wachtgeld verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben. Deze verrekening geschiedt aldus dat het wachtgeld wordt verminderd met het bedrag waarmede het wachtgeld, vermeerderd met die inkomsten, 100% van het salaris overschrijdt. 2. Het in het voorgaande lid bepaalde vindt overeenkomstig toepassing ten aanzien van inkomsten uit of in verband met arbeid of bedrijf, ter hand genomen gedurende vakantie of verlof, onmiddellijk voorafgaande aan het einde van de arbeidsovereenkomst, ter zake waarvan het wachtgeld is toegekend. 3. Wanneer de op wachtgeld gestelde, arbeid of bedrijf ter hand heeft genomen vóór de dag waarop de arbeidsovereenkomst eindigt, anders dan bedoeld in de voorafgaande leden, en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer inkomsten gaat genieten, is het eerste lid van toepassing, tenzij hij aannemelijk maakt dat die inkomsten of vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan noch het gevolg zijn van uitbreiding van werkzaamheden noch verband houden met de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, in welk geval de inkomsten, die meerdere inkomsten of dat gedeelte daarvan niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het eerste lid.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
91
Artikel 8 Neveninkomsten 1. De op wachtgeld gestelde is verplicht van het ter hand nemen van enige arbeid of bedrijf terstond mededeling te doen aan zijn voormalige werkgever onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die werkzaamheden zal ontvangen; een en ander overeenkomstig de voorschriften hem door bedoelde werkgever gegeven. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke wachtgeldtermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de werkzaamheden of sinds de vorige opgave heeft genoten. 2. Brengt de aard van de werkzaamheden of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast van een voorlopig vastgesteld bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het einde van de hiervoor bedoelde termijn. Ten aanzien van deze verrekening is artikel 7 van toepassing, met dien verstande dat zij geschiedt over de in de vorige volzin bedoelde termijn in plaats van over iedere maand afzonderlijk. 3. De voormalige werkgever kan bij de vaststelling van het bedrag van de vermindering gemotiveerd afwijken van de opgave van de op wachtgeld gestelde. 4. Het in de voorgaande leden bepaalde vindt overeenkomstige toepassing ten aanzien van de arbeid of het bedrijf, en de inkomsten daaruit bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid. 5. De op wachtgeld gestelde is verplicht zich te gedragen naar de voorschriften die hem door zijn voormalige werkgever worden gegeven om tot het verkrijgen van een werkkring of een andere bron van inkomsten te geraken. 6. Degene aan wie wachtgeld is toegekend, wordt door het aanvaarden van het wachtgeld geacht er in toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van zijn voormalige werkgever in aanmerking komen, omtrent zijn omstandigheden alle inlichtingen geven die voor de uitvoering van het in deze regeling bepaalde noodzakelijk zijn.
92
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
7. De voormalige werkgever kan bepalen dat inkomsten welke zijn genoten uit hoofde van overwerk en bij wijze van gratificatie, geheel of ten dele niet worden aangemerkt als inkomsten.
Artikel 9 Geneeskundig onderzoek Indien de op wachtgeld gestelde wegens ziekte verhinderd is arbeid te verrichten, kan hij door de voormalige werkgever worden verplicht zich geneeskundig te doen onderzoeken, dan wel zich aan een geneeskundig onderzoek volgens de bepalingen van het Pensioenreglement te onderwerpen.
Artikel 10 Einde en verval van het recht op wachtgeld 1. Het recht op wachtgeld eindigt: a. behoudens het bepaalde in het tweede lid, met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de op wachtgeld gestelde in de zin van artikel 8.2 van het Pensioenreglement uit hoofde van ziekten of gebreken, blijvend ongeschikt is verklaard de functie te vervullen die met recht op wachtgeld is beëindigd; b. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de op wachtgeld gestelde de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt; c. met ingang van de eerste dag van de maand volgende op die waarin de op wachtgeld gestelde is overleden; d. indien overeenkomstig artikel 12 het recht op wachtgeld geheel wordt afgekocht. 2. In afwijking van het vorige lid, onder a, eindigt het recht op wachtgeld indien de op wachtgeld gestelde uit hoofde van ziekten of gebreken blijvend ongeschikt is verklaard voor het vervullen van de functie die hij gedurende de met recht op wachtgeld doorgebrachte tijd uitoefende en waarin hij deelnemer was in de zin van het Pensioenreglement, met ingang van de dag waarop hij uit die functie werd ontslagen. 3. Het recht op wachtgeld kan geheel of ten dele vervallen worden verklaard indien:
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
93
a. de op wachtgeld gestelde zich zodanig gedraagt, dat ware hij in dienst gebleven, zijn arbeidsovereenkomst zou zijn beëindigd; b. de op wachtgeld gestelde de gegevens die noodzakelijk zijn voor de vaststelling of de vermindering van het wachtgeld, bewust niet, niet volledig, of onjuist verstrekt.
Artikel 11 Vermindering en niet-uitbetaling 1. Indien de op wachtgeld gestelde: a. een hem aangeboden werkkring, die voor hem passend kan worden geacht, weigert te aanvaarden; b. in de gelegenheid is om op een wijze die voor hem passend kan worden geacht, inkomsten te verkrijgen, daarvan geen gebruik maakt; c. inkomsten als bedoeld in artikel 7, zonder voldoende reden prijsgeeft, dan wel door eigen schuld of toedoen verloren doet gaan, wordt het wachtgeld verminderd met het bedrag waarmede de (verloren gegane) inkomsten als bedoeld onder a, b of c en het wachtgeld samen, het salaris te boven gaan. 2. Het wachtgeld wordt niet uitbetaald voor de duur dat de op wachtgeld gestelde: a. de hem opgelegde verplichtingen niet of niet volledig nakomt, tenzij hem hiervan redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt; b. metterwoon verblijf houdt in het buitenland, tenzij zijn voormalige werkgever op een door de op wachtgeld gestelde daartoe gedaan verzoek anders beslist; c. verhindert, zij het alleen door gebrek aan medewerking, dat een geneeskundig onderzoek of een voldoend geneeskundig onderzoek tot het verkrijgen van een invaliditeitspensioen ingevolge het Pensioenreglement plaats heeft.
Artikel 12 Afkoop Op verzoek van de op wachtgeld gestelde kan het recht op wachtgeld, in overleg met werkgever, geheel of ten dele worden afgekocht. 94
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 13 Opschorting 1. Ten aanzien van degene aan wie wachtgeld is toegekend, en die uit hoofde van ziekte aanspraak heeft of krijgt op doorbetaling van zijn salaris, wordt de verdere uitvoering van de bepalingen van deze regeling opgeschort tot het einde van het tijdvak waarover die aanspraak bestaat. 2. Ten aanzien van degene aan wie wachtgeld is toegekend en die zich ingevolge wettelijke verplichting in militaire dienst bevindt of moet begeven, wordt op een daartoe strekkend verzoek de verdere uitvoering van de bepalingen van deze regeling voor de duur van de militaire dienst opgeschort.
Artikel 14 Samenloop 1. Indien de wachtgelder na afloop van het tijdvak, bedoeld in artikel 13, lid 1, aanspraak heeft op een uitkering op grond van artikel 48 en 53 lid 5 van de ENB-raam-CAO wordt het wachtgeld slechts uitbetaald voor zover het evenbedoelde uitkering te boven gaat. 2. Indien de wachtgelder aanspraken heeft of verkrijgt op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, de Ziektewet of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt gedurende de termijn, waarop die aanspraken bestaan, het wachtgeld slechts uitbetaald voor zover het evenbedoelde uitkeringen te boven gaat.
Artikel 15 Betaling Het wachtgeld wordt in maandelijkse termijnen betaald. Met toestemming van de op wachtgeld gestelde kan de uitbetaling in langere termijnen geschieden.
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
95
Artikel 16 Uitkering bij overlijden 1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de op wachtgeld gestelde wordt aan de nagelaten echtgenoot, een bedrag uitgekeerd gelijk aan het salaris over een tijdvak van drie maanden. Wordt op het wachtgeld een vermindering toegepast krachtens, de artikelen 7, 8 of 11, of wordt artikel 10, derde lid, toegepast, dan is de uitkering gelijk aan het bedrag van het wachtgeld dat de op wachtgeld gestelde op de dag van het overlijden ontving, over een tijdvak van drie maanden. Bij overlijden in de periode van opschorting van het wachtgeld krachtens artikel 13, eerste lid, bestaat geen aanspraak op een uitkering als in dit artikel bedoeld. 2. Op een uitkering bedoeld in het vorige lid of krachtens het bepaalde in het volgende lid, wordt in mindering gebracht het bedrag van de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen van de gewezen werknemer ter zake van diens overlijden aanspraak kunnen maken krachtens enige wettelijke regeling inzake uitkeringen ingeval van ziekte, arbeidsongeschiktheid en onvrijwillige werkloosheid. 3. Het bepaalde in artikel 4 lid 1 sub b en c van deel II ENB-CAO is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 17 Tegemoetkoming verhuiskosten Aan de op wachtgeld gestelde die elders arbeid of bedrijf ter hand gaat nemen, kan een tegemoetkoming worden verleend in de kosten die voor hem aan een daartoe noodzakelijke verhuizing zijn verbonden, conform het bepaalde in hoofdstuk 11 van de sector-CAO Distributie.
96
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Artikel 18 Slotbepalingen Voor zover en voor zolang het bepaalde in de artikelen 2 t/m 17 minder aanspraken aan de werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd verleent dan de Werkloosheidswet (WW), vindt ten aanzien van deze werknemer toepassing van de WW plaats.
Artikel 19 Wachtgeld na dienstbetrekking voor bepaalde tijd Vervallen
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
97
Bijlage E Kaderafspraken scholing en werkgelegenheidsprojecten 2001/2002/2003
Werkgelegenheidsprojecten 1. In de periode van 1 april 2001 tot 1 april 2003 wordt 0,3% op jaarbasis van het totale fiscale loon van de ENB-bedrijven besteed aan werkgelegenheidsprojecten. Partijen zullen nadere afspraken maken over de besteding van deze gelden. Daarbij zal rekening kunnen worden gehouden met de specifieke posities van de sectoren. 2. Op bedrijfsniveau wordt in overleg met de ondernemingsraad gekomen tot een invulling van deze budgetruimte. Over de voortgang van het project en de besteding van de financiële middelen wordt verslag gedaan aan de ondernemingsraad. 3. Met betrekking tot de aard van de arbeidsparticipatiebevorderende maatregelen wordt door partijen met nadruk verwezen naar hetgeen daarover wordt vermeld onder punt 5 van het centraal akkoord in de Stichting van de Arbeid d.d. 11 november 1992, en punt 7 van het centraal akkoord in de Stichting van de Arbeid d.d. 3 december 1998. 4. Waar mogelijk zal door de bedrijven aan dit beleid inhoud worden gegeven in samenwerking met de Centra voor Werk en Inkomen (CWI’s) onder gebruikmaking van bestaande subsidieregelingen. 5. De ENB-bedrijven rapporteren binnen 3 maanden na afloop van de looptijd van deze CAO aan het WENB-secretariaat over de inhoud van de projecten en de besteding van de financiële middelen. Het WENb-secretariaat zal vervolgens aan partijen verslag uitbrengen van de resultaten in de gehele ENB-sector.
Scholing 6. In 2001 zullen de ENB-bedrijven 0,1% en in 2002 en 2003 0,2% van het totale fiscale loon afdragen aan de Stichting Opleidings- & Ontwikkelingsfonds Energie- en Nutsbedrijven. 98
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Bijlage F Vervallen
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
99
Bijlage G Verklaring relatiepartnerschap 1. Ondergetekende naam
:.....................................................................
voornamen
:.....................................................................
geboortedatum
:.....................................................................
adres
:.....................................................................
woonplaats
:.....................................................................
verklaart a. dat de mede-ondergetekende, met wie hij/zij met ingang van ............................. samenwoont op bovenstaand adres, de persoon is, met wie hij/zij - met het oogmerk duurzaam samen te leven - een gemeenschappelijke huishouding voert; b. dat hij/zij beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding met mede-ondergetekende zo spoedig mogelijk ter kennisneming zal brengen van werkgever. 2. Mede-ondergetekende naam
:.....................................................................
voornaam
:.....................................................................
geboortedatum
:.....................................................................
bevestigt dat de ondergetekende, met wie hij/zij met ingang van ................................... samenwoont op bovenstaand adres, zijn/haar levenspartner is. Datum
:.....................................................................
Ondergetekende
:.....................................................................
(handtekening) Mede-ondergetekende :..................................................................... (handtekening) N.B. Tegelijkertijd kan slechts één persoon als relatiepartner worden aangemerkt. 100
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
Bijlage H Adressen WENb-secretariaat Postbus 9009 6800 DL Arnhem Telefoon 026 - 3 56 33 55 Telefax 026 - 3 51 57 75 e-mail
[email protected] Secretariaat College van Beroep Postbus 9009 6800 DL Arnhem
Werknemersorganisaties partij bij ENB-CAO: ABVAKABO FNV Postbus 3010 2700 KT Zoetermeer
CFO CNV-bond Postbus 84500 2508 AM Den Haag
VMHP-N Postbus 176 2260 AD Leidschendam
Stichting Flexibel Uittreden Nutsbedrijven (Sfn): Sfn-Uitvoering Postbus 4891 6401 JR Heerlen Sfn-Helpdesk Telefoon 045 - 5 79 49 29
Sfn-Secretariaat Postbus 9000 6800 DL Arnhem Telefoon 026 - 356 22 56 Telefax 026 - 356 33 37 e-mail
[email protected]
Bedrijfscommissie voor de Dienstverlening Secretariaat
AWVN Postbus 568 2003 RN Haarlem Telefoon 023 - 510 11 93
RAAM-CAO ENERGIE- EN NUTSBEDRIJVEN 1 APRIL 2001
101