Boekbespreking Titel
Cross-culturele psychologie. De zoektocht naar verschillen en overeenkomsten tussen culturen
Auteur
van Oudenhoven, Jan Pieter
Uitgave
Bussum : Coutinho, 2002
Omvang
269 p.
Samenvatting Culturele diversiteit is een deel van het dagelijks leven geworden. Dat heeft zijn weerslag gehad op de psychologie. Psychologen zijn gaan beseffen dat het gedrag, de emoties en het denken van individuen van cultuur tot cultuur verschillen. Een nieuw vakgebied werd geboren: de crossculturele psychologie. In deze introductie komen volgende onderwerpen ter sprake: - Cultuur, taal, waarneming, cognitie en intelligentie - Ontwikkeling in verschillende culturen Cultuur en persoonlijkheid - Cultuur en interpersoonlijke relaties - Cultuur en psychische gezondheid - Culturele diversiteit in teams en organisaties - Nationale culturen - Intergroepsrelaties (theorieën over vooroordelen) - Adaptatiestrategieën (integratie/assimilatie) - Trainen van multiculturele effectiviteit - De crossculturele psychologie in het nieuwe millennium. Cultuur Een inleiding in de crossculturele psychologie kan niet zonder een bespreking van het begrip cultuur, dat nogal eens ten onrechte verward wordt met ras, etniciteit of met nationaliteit. Cultuur hoeft niet voor alle leden van de gemeenschap even sterk gedeeld te worden. Zij beïnvloedt de leden van de gemeenschap, maar ondergaat ook zelf de invloed van leden van de gemeenschap. Cultuur is niet statisch, maar adaptief. Vandaar dat crossculturele psychologie het gedrag van het individu in wisselwerking met de culturele omgeving als onderwerp heeft.
Het adaptieve karakter van cultuur komt ook tot uitdrukking in de ecoculturele benadering, waarin cultuur als een aanpassing gezien wordt op de ecologische omgeving, maar die ecologische omgeving niet onberoerd laat. Cultuurgebondenheid Om verschillende samenlevingen te vergelijken, moet de crossculturele psycholoog leren een etnocentrische blik te vermijden. Door haar belangstelling voor de culturele context is het aantal onderwerpen waarmee de crossculturele psychologie zich bezig kan houden bijna onbeperkt. Dat maakt het vak moeilijk, maar ook boeiend. In de crossculturele psychologie komt de cultuurgebondenheid van de psychologie op twee manieren expliciet tot uitdrukking:
psychologische verschijnselen
onderzoekers zelf, hun methodes, theorieën en onderzoeksthema’s
2 stromingen Binnen de psychologie bestaan twee stromingen die cultuur bestuderen:
de cultuurpsychologie, die gedrag als vergroeid met de culturele context ziet en het daarom binnen een samenleving probeert te doorgronden
de crossculturele psychologie, die op zoek is naar wetmatigheden en algemene patronen met oog voor de culturele context waarin gedrag plaatsheeft
Methodologische procedures De crossculturele psychologie is op zoek naar universele verschijnselen (etics) die zich als cultuurspecifieke elementen (emics) kunnen voordoen. Bestudering van verschijnselen
in
verschillende
culturen
vraagt
om
aparte
methodologische
procedures. Een vergelijking van culturen betekent namelijk vrijwel altijd dat andere factoren mee variëren, waardoor sprake is van confounding.
2
De representativiteit van steekproeven binnen een bepaalde cultuur kan moeilijk
kan
zijn
in
landen
met
een
lage
scholingsgraad
of
met
bevolkingsgroepen die moeilijk toegankelijke talen spreken.
Vertaling van instrumenten loopt moeilijk. Gelukkig zijn er methodes om die problemen te ondervangen, zoals back translation en decentrering.
In het algemeen dienen onderzoekers die culturen vergelijken wat kritischer te zijn en wat creatiever in het toepassen van onderzoeksmethodes dan hun collega’s uit de algemene psychologie. Cognitieve verschillen? Toen psychologen halverwege de vorige eeuw belangstelling kregen voor andere culturen waren zij vooral geïnteresseerd in de vraag of mensen uit traditionele samenlevingen cognitief verschilden van de westerse, geschoolde mensen. Zij keken daarbij naar de relatie tussen cultuur en psychologische functies als kleurwaarneming, ruimtelijke waarneming en geheugen. Het is moeilijk om daar zuiver onderzoek naar te doen, omdat groepen zo onvergelijkbaar zijn en omdat er nauwelijks geschikte tests zijn die van cultuur tot cultuur betreffende cognitie op een betrouwbare en valide manier meten. Toch moet de conclusie zijn dat essentiële cognitieve functies als visuele waarneming en geheugen niet wezenlijk van cultuur tot cultuur verschillen. Er waren ook nauwelijks aanwijzingen dat de taal die iemand spreekt zijn denken beïnvloedt. Waarschijnlijk heeft de taal die iemand spreekt wel invloed op meer affectieve zaken, zoals attitudes ten opzichte van andere groepen en ten opzichte van de eigen
identiteit.
Maar
deze
interessante
hypothese
moet
nog
empirisch
onderbouwd worden. Hoe groeien kinderen in verschillende culturen op? Aan de ene kant zien we een grote diversiteit. Vooral de beschrijving van de zes culturen van Whiting en Whiting maakte de sterke verschillen duidelijk in het gedrag van kinderen in complexe en in mindere complexe culturen. Hun onderzoek ging echter over concreet gedrag dat door de ouders, vaak genoodzaakt door economische en ecologische omstandigheden, van de kinderen verlangd werd. Aan de andere kant zagen we meer universele tendensen in de modellen van Piaget
3
over cognitieve ontwikkeling, van Kohlberg over morele ontwikkeling en van Erikson over sociaal emotionele ontwikkeling. Hetzelfde gold ook voor de hechtingsstijlen, die door verschillende auteurs beschreven zijn. Wanneer we letten op de beschrijving van concrete activiteiten bestaat er grote variëteit tussen verschillende culturen, maar basale cognitieve, morele en sociaal emotionele processen lijken een universeler karakter te hebben. Vygotsky’s theorie biedt een verklaring voor de verschillende tendensen. De ontwikkeling van kinderen wordt in de eerste jaren gedomineerd door biologische principes, daarna nemen sociale en culturele invloeden de overhand die het individu tot een actieve deelnemer van zijn cultuur maken. Die cultuur ontwikkelt zich eveneens door de bijdrage van die deelnemers, maar blijkt niettemin door de eeuwen hen wat van haar essentie te behouden, zoals de pedagogische adviezen van Erasmus lieten zien. Vijf factoren model De
big
five
(vijffactorenmodel)
persoonlijkheidspsychologie
als
gaat
grote
verworvenheid
over
de
uit
de
volgende
persoonlijkheidskernbeschrijvingen:
extraversie,
vriendelijkheid (agreeableness)
zorgvuldigheid (conscientiousness)
emotionele stabiliteit (het tegendeel van neuroticism)
intellect/autonomie (openness to experiences)
Ondanks de kritiek dat dit vijffactorenmodel in het Westen ontwikkeld is en in zekere zin opgelegd is aan andere culturen, blijkt het een redelijke claim op universaliteit te hebben. Alleen de factoren neuroticism en openheid komen van cultuur tot cultuur in wat andere gedaantes voor. Effectiviteit in het omgaan met culturele diversiteit Het is interessant dat personen kunnen verschillen in hun effectiviteit waarmee ze omgaan met culturele diversiteit. Die persoonskenmerken zijn te meten en kunnen in zeker mate het succes van aanpassing aan een andere cultuur voorspellen. De
4
multiculturelepersoonlijkheids-vragenlijst dient nog verder op zijn voorspellenende waarde onderzocht te worden. Cultuur en gezondheid Cultuur dringt op vele manieren door in de gezondheid:
de aan cultuur gerelateerde frequenties van gezondheidsproblemen
de uitvinding van de psychotherapie die op westerse waarden is gebaseerd
het taboe op openlijke bespreking van seksuele problemen in veel culturen waardoor preventiemaatregelen bemoeilijkt worden
de in sommige landen ondergeschikte positie van de vrouw
de sociale netwerken die van cultuur tot cultuur variëren in hechtheid
het gemak waarmee men psychische problemen aan de orde stelt
de
‘eigen’
ziektebeelden
die
duidelijke
emics
op
ziektegebied
vertegenwoordigen, zoals amok en winti. We kunnen dan ook stellen dat de DSM IV cultuurgebonden is. Buiten het Westen komt een flink aantal pathologische gevallen voor die niet ondergebracht zijn in de DSM IV of er niet in thuis te brengen zijn. In niet-westerse culturen en bij niet-westerse cliënten is de DSM IV daarom alleen goed te gebruiken wanneer rekening gehouden wordt met de culturele verschillen in de psychopathologie. Met het oog op de vele verschillen die er tussen de – vaak autochtone – hulpverlener en de allochtoon bestaan, ontstaan steeds meer transculturele behandelwijzen. In essentie bestaan die uit een reeks maatregelen om een vertrouwensbasis te creëren en een aantal verschillen tussen cliënt en hulpverlener te overbruggen. Etnische diversiteit in organisaties Etnische diversiteit kan een positieve invloed hebben op groepsprestaties. Welke groepsprocessen precies leiden tot het kwalitatieve voordeel van heterogene groepen is ondanks het vele verrichte onderzoek niet eenduidig naar voren gekomen. De belangrijkste potentiële troeven van etnisch heterogene groepen lijken hun cognitieve diversiteit en de geringe neiging van hun leden tot conformisme te zijn.
5
Toch functioneren heterogene teams niet altijd beter en vaak zelfs slechter dan homogene teams. Dit is vooral te wijten aan de ongelijkheid van de leden. Ongelijkheid van opvattingen en waarden maakt het moeilijker elkaar aardig te vinden en roept communicatieproblemen op. Deze twee soorten problemen worden na verloop van tijd in veel gevallen kleiner wanneer de leden vertrouwd worden met elkaar. Dan gaan ze overeenkomsten in elkaar ontdekken en elkaar aardiger vinden en zal de communicatie soepeler gaan verlopen. Vanaf dat moment kan de groep gaan profiteren van de verschillende invalshoeken waarover de leden beschikken. Enkele suggesties om van de culturele diversiteit in een groep een meerwaarde te maken:
Tijd maken om elkaar informeel beter te leren kennen om zo misverstanden te voorkomen en de communicatie te versoepelen.
Taalcursussen voor minderheden.
Mensen kunnen via trainingen leren ‘multicultureel effectief’ en wat kosmopolitischer te worden.
Condities scheppen opdat het relatiegerichte meer tot haar recht kan komen.
Gemeenschappelijkheid van doelen benadrukken of vergroten.
Ontstaan en functies van stereotypes, vooroordelen en discriminatie Alle drie komen zij tegemoet aan onze behoefte ‘ons prettig te voelen’ en onze behoefte om de grote hoeveelheid informatie die op ons afkomt te ordenen en snel te verwerken:
stereotypes zijn cognities
vooroordelen zijn attitudes
discriminatie is gedrag tegenover ander groepen
Relevante theorieën Drie relevante theorieën kwamen aan bod: de sociale-identiteitstheorie, de socialeattributietheorie en de contacthypothese. Helaas laten deze theorieën zien dat het moeilijk
is
verbeteringen
tot
stand
te
brengen
in
problematische
intergroepsrelaties. Toch bieden alle drie de theorieën ook concrete aanwijzingen
6
om problematische relaties tussen groepen te verbeteren. In het bijzonder coöperatieve strategieën blijken effectief te zijn. Interculturele effectiviteittraining De interculturele effectiviteittraining richt zich op verscheidene culturen, maar houdt er tevens rekening mee dat ook de cursisten uit verschillende culturen afkomstig kunnen zijn. Het accent verschuift van het aanleren van cognities naar het ontwikkelen van persoonlijke multiculturele vaardigheden. De interculturele effectiviteittraining is onafhankelijk van de moeder- en gastcultuur, niet normatief, niet stereotyperend en bereidt voor op onverwachte situaties. Vooral
de
combinatie
van
cognitieve
verandering
met
attitude-
en
gedragsverandering is effectief. Interculturele vaardigheden:
culturele empathie: zich inleven in de cultuur van de ander
openmindedness: onbevooroordeelde houding
sociaal initiatief: op andere mensen afstappen en vragen hoe het een en ander gaat in een andere cultuur
7