Beleidsvisie Externe veiligheid Gemeente Enschede 2007
Verantwoordelijk wethouder: J. van der Zee, wethouder ROM Ambtelijk opdrachtgever: L.J. van der Ree, directeur DSOB Auteur: DSOB Cluster Bouwen en Milieu, Afdeling BBP en afdeling T&A
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
2
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Samenvatting De gemeente Enschede wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. In die zin draagt zij een belangrijke verantwoordelijkheid als het gaat om externe veiligheid. Om die verantwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente Enschede al een aantal jaren een gemeentelijk Extern veiligheidsbeleid. De landelijke ontwikkelingen hebben dit beleid inmiddels op een aantal aspecten ingehaald, zodat nieuwe beleidsvisie Externe veiligheid is opgesteld. Daarmee heeft de gemeente Enschede de landelijke ontwikkelingen op het gebied van externe veiligheid weer volledig geïntegreerd in het lokale beleidskader. Bovendien voldoet de gemeente Enschede met de vastgestelde beleidsvisie aan de voorwaarde van de provincie Overijssel om in aanmerking te komen voor provinciale subsidie. Deze subsidie die voor Enschede jaarlijks € 90.000,- zal gaan bedragen zal worden ingezet om de inbedding van externe veiligheid in de gemeentelijke organisatie te versterken en de deskundigheid te vergroten. De voorliggende beleidsvisie gaat in op alle aspecten van externe veiligheid. Vooral het onderwerp risicoverantwoording (hoofdstuk 3) krijgt veel aandacht. Wanneer het om groepsrisico gaat, geldt (uit landelijke regelgeving) de verplichting om het risico te verantwoorden, ongeacht de feitelijke situatie. In onderhavige visie is er voor gekozen “kleinschalige gevallen” op een standaardwijze te verantwoorden, d.w.z. zonder uigebreide berekeningen. De regionale brandweer die advies moet uitbrengen over de verantwoording van het groepsrisico kan zich hier in vinden. De risicoverantwoording (plaatsgebonden en groepsrisico) in al zijn facetten is in samenvattende tabel weergegeven in paragraaf 3.2.4. Uit dit overzicht blijkt dat onderscheid gemaakt wordt tussen bestaande en nieuwe situaties, woonlocatie en bedrijvenlocatie alsmede tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Naast stationaire bronnen (bijvoorbeeld bedrijven) zijn er ook niet-stationaire bronnen met een risicocontour. Dit vervoer van gevaarlijke stoffen is opgedeeld naar verschillende modaliteiten: wegen, spoor, water en buisleidingen. In de modaliteit over de buisleidingen wordt al enigszins vooruit gekeken naar de toekomstige AMvB buisleidingen, die – voor wat betreft externe veiligheid - aan moet sluiten bij de regelgeving rondom inrichtingen en transport. Deze AMvB wordt al geruime tijd aangekondigd, maar is er nog steeds niet waardoor ook de huidige werkwijze in Enschede wordt beschreven. Omdat vuurwerk(bedrijven) en externe veiligheid in de perceptie van burgers niet te scheiden zijn, wordt dit onderwerp ook meegenomen in de beleidsvisie. Formeel vallen vuurwerkbedrijven buiten de kaders van externe veiligheid (immers: vuurwerkbesluit). Hetzelfde geldt voor de zoutcavernes en de luchthaven Twente die eveneens in de beleidsvisie kort worden beschreven als eventuele risicobron. Naast risico(contouren) en de verantwoording van het risico is communicatie erg belangrijk voor externe veiligheid. Door met externe veiligheid aan te sluiten bij het traject Wijkveiligheid Enschede (WENS) is er blijvende aandacht voor externe veiligheid en kan in de risicocommunicatie richting burgers een koppeling worden gelegd met andere aspecten van veiligheid. Hierdoor wordt externe veiligheid verder ingebed in de programmalijn Veiligheid (conform de wens van de gemeenteraad) Zoals al aangegeven wordt vanuit het provinciale MEVO subsidie verstrekt voor de periode 2006-2010. Voor Enschede gaat het om een jaarlijks bedrag van ca. € 90.000,--. Deze gelden zullen enerzijds worden ingezet voor de coördinatie (en voor het zwaartepunt van de uitvoering) van de externe veiligheidstaken door de senior adviseur externe veiligheid binnen de DSOB en anderzijds voor het ontwikkelen van specifieke deskundigheid op het vlak van externe veiligheid bij andere organisatieonderdelen (bijvoorbeeld de afdeling Handhaving en de gemeentelijke brandweer). Als onderdeel van de beleidsvisie Externe veiligheid zijn alle bestaande risicobronnen binnen de gemeente Enschede in kaart gezet. Hierbij gaat het om de stationaire bronnen (inrichtingen) maar ook niet-stationaire bronnen zoals het transport van gevaarlijke stoffen over wegen en via buisleidingen. Voorliggende beleidsvisie wordt afgesloten met een plan van aanpak waarin de toekomstige concrete activiteiten worden beschreven.
3
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
4
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Inhoudsopgave Inhoudsopgave.................................................................................................................................................5 1. Inleiding ...............................................................................................................................................6 2. Ambitie en afbakening ........................................................................................................................8 3. Risicoverantwoording..........................................................................................................................9 3.1 Plaatsgebonden risico.......................................................................................................................10 3.2 Groepsrisico ......................................................................................................................................10 3.2.1 Toelichting verantwoording groepsrisico..................................................................................11 3.2.2 Zelfredzaamheid.......................................................................................................................12 3.2.3 Enschedese verantwoording groepsrisico ...............................................................................12 3.2.4 Resumé plaatsgebonden risico en groepsrisico ......................................................................14 3.3 Effectbenadering ...............................................................................................................................15 4. Vervoer gevaarlijke stoffen ...............................................................................................................15 4.1 Modaliteit wegen ...............................................................................................................................15 4.2 Modaliteit spoor.................................................................................................................................16 4.3 Modaliteit water .................................................................................................................................17 4.4 Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen .................................................................................................17 4.5 Modaliteit buisleidingen.....................................................................................................................18 4.4.1 Huidige gemeentelijk beleid .....................................................................................................18 4.4.2 Toekomstige regelgeving: de AMvB Buisleidingen .................................................................18 4.4.3 Werkwijze gemeente Enschede ...............................................................................................19 5. Risicobronnen buiten het kader van externe veiligheid ....................................................................20 5.1 Vuurwerkbedrijven en het afsteken van vuurwerk ............................................................................20 5.1.1 Vuurwerkbedrijven....................................................................................................................20 5.1.2 Afsteken van vuurwerk .............................................................................................................21 5.2 Zoutcavernes ....................................................................................................................................21 5.3 Luchthaven Twente...........................................................................................................................22 6. Communicatie ...................................................................................................................................23 7. Bestuurlijke en financiële verantwoording ........................................................................................23 7.1 Financiële verantwoording ................................................................................................................24 8. Risicobronnen in Enschede ..............................................................................................................25 8.1 Bestaande Risicobronnen .................................................................................................................25 8.1.1 Uitgevoerde saneringen risicobronnen ....................................................................................25 8.1.2 Risicobedrijven in Enschede ....................................................................................................26 8.1.3 Inspectieprogramma BRZO 2005-2010 ...................................................................................27 8.2 Niet-stationaire bronnen....................................................................................................................28 8.2.1 Routering gevaarlijke stoffen: modaliteit wegen.......................................................................29 8.2.2 Routering gevaarlijke stoffen: modaliteit buisleidingen ............................................................29 8.3 Nieuwe situaties ................................................................................................................................31 8.3.1 Confrontatie ruimtelijke ontwikkelingswensen met (geprojecteerde) risicobronnen ................31 8.3.2 Standaardisering paragraaf Externe veiligheid in bestemmingsplannen .................................31 9. Gemeentelijk plan van aanpak..........................................................................................................32 Bijlage 1: relevante (gemeentelijke) stukken..............................................................................................33 Bijlage 2: Afkortingenlijst ............................................................................................................................35 Bijlage 3: Begrippenlijst ..............................................................................................................................37 Bijlage 4: Wettelijk kader ............................................................................................................................43 Bijlage 5: Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ................................................................................47 Bijlage 6: checklist prioritaire en aandachtsbedrijven ................................................................................49 Bijlage 7: resultaat stadspeiling najaar 2006..............................................................................................61
5
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
1. Inleiding In september 2000 is in opdracht van de Raad van Enschede het project ‘Risico’s van bedrijven’ gestart, gericht op inventarisatie van risicobedrijven en bijdragen aan het herstel van gevoelens van veiligheid en vertrouwen bij de Enschedese bevolking. Mede op basis daarvan zijn op 19 november 2001 door de Raad uitgangspunten voor het externe veiligheidsbeleid vastgesteld. De directe aanleiding was de behoefte aan duidelijke kaders voor het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid, daar waar de centrale overheid op dat moment nog bezig was het bestaande gefragmenteerde beleid aan te scherpen en te integreren. De uitgangspunten hebben met name betrekking op de omgang met LPG-tankstations (zonering en sanering), vuurwerkbedrijven, overige risicobedrijven, risicocommunicatie en samenwerking en delen van ervaringen met landelijke en lokale overheden. Daarbij zijn gelijktijdig middelen gereserveerd voor de realisatie van dat beleid en is de projectorganisatie ‘Beleid en realisatie externe veiligheid’ ingericht. Deze projectorganisatie is ruim drie jaar lang operationeel geweest, gericht op borging van de externe veiligheid zowel in fysieke zin (sanering van risico’s) als in organisatorische zin (ontwikkeling van expertise en samenwerking binnen de gemeentelijke dienstonderdelen). Bij de vaststelling van de eindrapportage en het beëindigen van de projectmatige aanpak bij Raadsbesluit van 10 mei 2005 waren de hoofddoelstellingen vergaand gerealiseerd: •
De bestaande risicobedrijven zijn in beeld en hebben prioriteit in de handhaving en in de vergunningverlening.
•
Nieuwe inrichtingen worden systematisch op hun externe veiligheidsaspecten beoordeeld.
•
De samenwerking met de brandweer bij de bouw- en milieuregelgeving is geregeld .
•
De bedrijven met de hoogste risiconiveaus zijn gesaneerd.
•
Het aantal woningen binnen risicocontouren is fors gereduceerd, de landelijke doelstellingen voor 2010
1
zijn in Enschede in 2004 al grotendeels bereikt. Tevens is uit onderzoek gebleken dat bij de bevolking van Enschede de gevoelens van onveiligheid omtrent de aanwezigheid van bedrijven in de leefomgeving sterk zijn afgenomen. Vanaf dat moment (mei 2005) is de aandacht voor externe veiligheid niet langer geregeld binnen het bestuurlijk project, maar ondergebracht in de staande organisatie. Dat externe veiligheid inmiddels een volwaardige plaats kent binnen de gemeentelijke organisatie blijkt wel uit de jaarlijkse programmabegroting waar externe veiligheid als aparte paragraaf in is opgenomen. In diezelfde periode (voorjaar 2005) heeft de Rekenkamercommissie een onderzoek doen uitvoeren naar de effectiviteit en efficiency van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. De rapportage hierover is op 17 oktober 2005 door de Raad vastgesteld. Daarbij is door de Raad het grote belang benadrukt van blijvende aandacht voor het bestaande strikte en consistente beleid voor externe veiligheid. De aanbevelingen richten zich met name op de blijvende aandacht voor externe veiligheid in ruimtelijk beleid (1a), behoud van capaciteit en expertise (1b), de routering van gevaarlijke stoffen (2), communicatie
1
Werkafspraken RO/T&A/brandweer/bestemmingsplannen en Werkwijze brandweer t.a.v. milieuregelgeving
6
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
rondom externe veiligheid (3), de aanpak van illegale situaties (4), en de veiligheidsaspecten van het vliegveld (5). Aansluitend (najaar 2005) is in opdracht van de Rekenkamercommissie een onderzoek uitgevoerd naar de beleving van (externe) veiligheid onder de Enschedese bevolking. Deze rapportage is in de Raad van 27 februari 2006 behandeld. Geconstateerd wordt dat de bevolking zich in het algemeen weinig zorgen maakt omtrent externe veiligheid, daarbij wordt ook hier weer het belang benadrukt van het behoud van aandacht voor externe veiligheid in de vergunningverlening en toezicht en handhaving (aanbeveling 1a). Andere aanbevelingen hebben betrekking op de routering van het transport van gevaarlijke stoffen (1b), actieve communicatie over de uitvoering van het beleid (2), aandacht voor het bereiken van de burger (3), onder andere waar het gaat om de risicokaart (4). Uit het onderzoek is gebleken dat externe veiligheid in de beleving veel lager scoort dan andere veiligheidsthema’s. Bij amendement is in die vergadering ook aan B&W verzocht om beleid ten aanzien van verkeersveiligheid en sociale veiligheid te expliciteren en hierover actief te communiceren (amendement onder 2). In Enschede is in deze periode veel tot stand gebracht op het vlak van beleid en uitvoering van externe veiligheid. Enschede liep hiermee vooruit op de ontwikkelingen bij andere gemeenten, de provincies en ook bij het Rijk. Door de jaren heen is veel aandacht besteedt aan het uitwisselen van ervaringen met andere overheden. Concreet geldt dat voor de actieve rol in de totstandkoming van het provinciale uitvoeringsprogramma externe veiligheid, en de advisering richting VROM bij het vormgeven van o.a. het Besluit externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi). Als we in 2007 de balans opmaken van waar we staan qua vormgeving en implementatie van het externe veiligheidsbeleid dan kunnen we constateren dat de bovengenoemde constateringen van voorjaar 2005 nog steeds staan. Het landelijk beleid is nu uitgekristalliseerd (o.a. in Bevi en Vuurwerkbesluit), en wordt deels geïmplementeerd via provinciale programma’s. Daarmee is een deel van de beleidsuitgangspunten die in 2001 zijn vastgesteld ook achterhaald. Daarnaast is op enkele punten een nadere uitwerking gewenst gezien enigszins afwijkende ontwikkelingen in het landelijk beleid. Deze nota is bedoeld als een revisie van het gemeentelijk beleid, waarbij met name ingegaan wordt op de ‘open einden’ die nog resteren na de vaststelling van het landelijk beleid en de bovengenoemde raadsbesluiten.
•
In hoofdstuk 2 wordt nogmaals kort ingegaan op de ambitie van de gemeente Enschede en de afbakening van het begrip externe veiligheid.
•
De omgang met risicobedrijven (de identificatie, de aandacht bij vergunningverlening en handhaving, de capaciteit en de expertise, de behandeling in het bestemmingsplan, de eventuele sanering, het opnemen op de risicokaart) is beleidsmatig voldoende vormgegeven. Alleen de risicoverantwoording behoeft nog nadere uitwerking; deze is beschreven in hoofdstuk 3.
•
Het transport van gevaarlijke stoffen is voor het wegverkeer inmiddels geregeld met de vaststelling van de routering en een systeem van ontheffingen voor transporteurs bij raadsbesluit in februari 2006. De
7
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
handhaving is geregeld bij de Rijksverkeersinspectie (RVI). In hoofdstuk 4 wordt de situatie in Enschede beschreven voor de diverse modaliteiten van het transport van gevaarlijke stoffen, te weten wegen, spoor, water en buisleidingen. •
Buiten de kaders van externe veiligheid zijn er andere bronnen te bedenken die wel degelijk risico’s met zich mee kunnen brengen. In hoofdstuk 5 wordt daaraan aandacht geschonken door achtereenvolgens in te gaan op vuurwerkbedrijven en het afsteken van vuurwerk, zoutcavernes en de luchthaven Twente.
•
Communicatie rondom veiligheidsrisico’s blijft een belangrijk thema. Hoewel de zorg van burgers om externe veiligheidrisico’s beperkt is, is het wel van belang om de samenhang in veiligheidsbeleving en risicocommunicatie in brede zin te bewaken. Daar wordt in deze nota in hoofdstuk 6 expliciet op ingegaan.
•
In hoofdstuk 7 wordt nader ingegaan op de bestuurlijke en financiële verantwoording
•
Op de diverse risicobronnen (bedrijven en transporten) binnen de kaders van externe veiligheid wordt nader ingegaan in hoofdstuk 8. Ook wordt een doorkijk gegeven hoe wordt omgegaan met nieuwe situaties in Enschede.
•
In het kader van de provinciale taken bij de landelijke implementatie van het externe veiligheidsbeleid wordt van gemeenten een plan van aanpak gevraagd. Hoewel dat voor Enschede geen inhoudelijke consequenties heeft wordt de opzet daarvan voor de goede orde wel in deze nota uitgewerkt, hoofdstuk 9.
2. Ambitie en afbakening Met het vaststellen van deze nota wordt bevestigd dat het landelijke beleid voor Enschede leidend is. Enschede blijft zich van veel andere gemeenten onderscheiden door de striktheid en consistentie die in het beleid en in de uitvoering worden gehanteerd. De gemeente Enschede streeft naar een verantwoord evenwicht tussen risico’s en de behoefte aan de activiteiten die deze risico’s veroorzaken. Het conformeren aan de wettelijke verplichtingen betekent voor een aantal aspecten niet dat sprake is van harde wettelijke norm: voor bijvoorbeeld groepsrisico en risicovol transport moeten overwegingen worden gemaakte die de uiteindelijke keuze verantwoorden. In deze beleidsvisie wordt met name op die aspecten ingegaan.
Zoals al in de inleiding aangegeven is er in Enschede de afgelopen jaren op het gebied van externe veiligheid veel gebeurd. Daarbij heeft tevens een afbakening plaatsgevonden van waar wel en waar niet naar wordt gekeken. Dit is voor wat betreft inrichtingen vastgelegd in de checklist “Prioritaire en aandachtsbedrijven” inclusief bijbehorende toelichting op het gebruik van deze checklist. De checklist en bijbehorende toelichting zijn als bijlage aan deze visie toegevoegd en maken als zodanig deel uit van de beleidsvisie van de gemeente Enschede. Ten aanzien van de overige (niet-) stationaire risicobronnen is de afbakening voor de gemeente Enschede ten aanzien van externe veiligheid gelegen in het wettelijke kader zoals is weergegeven in bijlage 4 van deze visie. Daarnaast wordt – ondanks het feit dat beide onderwerpen buiten het landelijke maar ook gemeentelijke kader van externe veiligheid vallen – in deze beleidsvisie kort aandacht besteed aan de situatie in
8
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Enschede rondom vuurwerkbedrijven en zoutcavernes. Datzelfde geldt voor de Luchthaven Twente die op zichzelf niet als risicobron wordt beschouwd, maar natuurlijk wel een bijzondere positie binnen de gemeente Enschede inneemt.
Veiligheidsketen De gemeentelijke externe veiligheidstaken zijn onderdeel van de zogenaamde veiligheidsketen. Onderstaand is deze veiligheidsketen weergegeven. Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede richt zich hoofdzakelijk op de eerste vier schakels in de veiligheidsketen (van pro-actie tot en met risicovoorlichting). De gemeente Enschede geeft invulling aan haar taken op het gebied van deze schakels door: -
in beeld brengen van risico’s
-
beoordelen risico’s
-
beheersen van risico’s
-
communiceren over risico’s
PRO-ACTIE
PREVENTIE
PREPARATIE
Het structureel voorkomen van situaties met onaanvaardbaar hoge risico’s in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen
Het voorkomen van directe oorzaken van zware ongevallen en het beperken van de gevolgen hiervan
De daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van de gevolgen van mogelijke zware ongevallen
Risiconormering externe veiligheid Lokaal beleid RO
Vergunningverlening Handhaving
Hulpbehoefte, rampenplan, aanvalsplan, rampenbestrijdingsplan
NAZORG
REPRESSIE
RISICOVOORLICHTING
Alles wat nodig is om zo snel Mogelijk terug te keren in de ‘normale’ verhoudingen
De bestrijding van de gevolgen van een zwaar ongeval en de verlening van hulp in acute situaties
Functie sirenenet. Beschrijving risicobronnen, aard van de risico’s, omvang van de schade, inhoud RBP en VR
Inwerkingtreding bestrijdingsplannen
Fig. 1 Veiligheidsketen
3. Risicoverantwoording Zoals aangegeven in de inleiding zijn in Enschede de externe veiligheidsrisico’s geïnventariseerd. Vervolgens vindt binnen de gemeente Enschede een beoordeling plaats op de volgende aspecten: -
plaatsgebonden risico
-
groepsrisico en
-
mogelijke effecten.
Bij deze aspecten wordt geen onderscheid gemaakt tussen stationaire en niet stationaire bronnen. Onderstaand wordt nader op deze aspecten ingegaan.
9
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
3.1
Plaatsgebonden risico
Volgens het externe veiligheidsbeleid, zoals dat na de vuurwerkramp in Enschede in het NMP 4 is vastgesteld, biedt de overheid burgers een minimum beschermingsniveau tegen risico’s die zij zelf niet kunnen beheersen of voorkomen. Dat wil zeggen dat de grenswaarden, die gelden voor kwetsbare 2
objecten, voor het plaatsgebonden risico (PR) niet overschreden mogen worden.
Wanneer het om beperkt kwetsbare objecten gaat, gelden voor het plaatsgebonden risico richtwaarden. In Enschede geldt in nieuwe situaties voor beperkt kwetsbare objecten dat de methodiek van het Bevi wordt gehanteerd. Dit betekent dat bij eventuele overschrijding van de richtwaarde verantwoording moet worden afgelegd waarbij in elk geval moet zijn gekeken naar de technische (on)mogelijkheden en alternatieven. De ambitie van de gemeente Enschede daarbij is dat in woongebieden geen overschrijding van de richtwaarde is toegestaan en dat overschrijding van de richtwaarde op bedrijventerreinen wel is toegestaan. Voor bestaande situaties waar sprake is van een overschrijding van de richtwaarde zal per situatie moeten worden bekeken wat de mogelijkheden zijn om de risico’s terug te dringen. Overigens worden de contouren van het plaatsgebonden risico geborgd door deze op te nemen in bestemmingsplannen.
In Enschede is verder geen gebiedsdifferentiatie opgenomen voor externe veiligheid. Dit betekent dat ten aanzien van externe veiligheid niet anders wordt gehandeld bij woningen in het buitengebied dan bijvoorbeeld woningen in het centrum.
3.2
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een toetsingswaarde waarin de kans op groepen slachtoffers is verwerkt. Het is gekoppeld aan de daadwerkelijk aanwezige personendichtheid binnen het invloedsgebied van een ongeval 3
met gevaarlijke stoffen . De toetsingswaarde voor het groepsrisico is een oriëntatiewaarde waar het bevoegd gezag gemotiveerd van mag afwijken. Bij de beoordeling van groepsrisico’s is onder andere de vraag aan de orde welke omvang van een ramp, gegeven de kans daarop, aanvaardbaar is. Het gaat daarbij uiteindelijk om een bestuurlijke afweging van de risico’s tegen de maatschappelijke baten en andere kosten van een risicovolle activiteit. Als de maatschappelijke baten van een activiteit groot zijn, kunnen de bijbehorende risico’s eerder worden geaccepteerd dan wanneer deze gering zijn. Hierin ligt een belangrijk verschil met de grenswaarde van het plaatsgebonden risico dat, naast zijn ordeningsfunctie bij de ruimtelijke inrichting, een uniform beschermingsniveau voor burgers persoonlijk garandeert, los van de maatschappelijke baten van een activiteit.
2
Het plaatsgebonden risico (PR) biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Deze basisnorm bepaalt dat de kans om te overlijden aan een ongeluk met een gevaarlijke stof voor omwonenden niet hoger mag zijn dan één op de miljoen (10-6). Dat betekent dat een omwonende van bijvoorbeeld een gevaarlijke fabriek maximaal maar ééns per 1 miljoen jaar mag overlijden door een ongeluk in die fabriek. Zie NMP 4 en het kabinetsstandpunt Ketenstudies (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 27 801, nr. 26) 3
het groepsrisico geeft weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf of een andere risicobron
10
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (REVI) zijn voor een aantal typen bedrijven (zgn. categoriale bedrijven) tabellen opgesteld waarin het invloedsgebied en het maximaal toelaatbaar aantal aanwezigen wordt aangegeven waarbij de oriëntatiewaarde niet overschreden wordt. Worden deze tabellen gebruikt dan spreekt men over een generieke bepaling van het groepsrisico. Deze tabellen zijn opgesteld voor PGS 15 opslagen, ammoniakkoelinstallaties en LPG tankstations en geven een standaard situatie weer. Voor andere risicovolle inrichtingen kan het nodig zijn dat een QRA (Quantitative Risk Analysis (Kwantitatieve Risico Analyse)) moet worden uitgevoerd waarbij aan de oriëntatiewaarde getoetst wordt.
3.2.1 Toelichting verantwoording groepsrisico De verantwoording van het groepsrisico is vastgelegd in de artikelen 12 en 13 van het Bevi. Daarbij gelden een aantal aspecten die in de verantwoording terug dienen te komen.
Wanneer het om een risicovol bedrijf gaat (oprichting, wijziging, uitbreiding) en daarmee de koppeling wordt gelegd met de Wet milieubeheer moeten onderstaande punten aan de orde komen in de groepsrisicoverantwoording: A. de aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de desbetreffende inrichting; B. het groepsrisico van de inrichting en meestal de bijdrage van de verandering van de inrichting aan het totale groepsrisico van de inrichting; C. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; D. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de inrichting; E. de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet. Wanneer het om een ruimtelijke procedure gaat dienen, in geval het groepsrisico moet worden verantwoord, de volgende punten worden meegenomen: A. de aanwezige en de te verwachten dichtheid van personen in het invloedsgebied van de inrichting of inrichtingen die het groepsrisico mede veroorzaakt of veroorzaken; B. het groepsrisico per inrichting en de bijdrage van de toegelaten kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten aan de hoogte van het groepsrisico, vergeleken met de kans op een ongeval; C. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico die worden toegepast door degene die de inrichting drijft, die dat risico mede veroorzaakt en, indien van toepassing, de voorschriften die zijn of worden verbonden aan de voor die inrichting geldende vergunning; D. indien mogelijk, de maatregelen ter beperking van het groepsrisico; E. de voorschriften ter beperking van het groepsrisico die het bevoegd gezag in de milieuvergunning wil opnemen; F. de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico;
11
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
G. de mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst; H. de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval in de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, waarvan de gevolgen zich uitstrekken buiten die inrichting; I.
de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet.
3.2.2 Zelfredzaamheid De hierboven onder respectievelijk E (bij risicovol bedrijf) en I (ruimtelijke procedure) genoemde mogelijkheden voor personen binnen het plangebied om zich in veiligheid te brengen wordt de zelfredzaamheid genoemd. De gemeente Enschede is van mening dat zelfredzaamheid een belangrijk aspect is bij de verantwoording van het groepsrisico. Onderstaand wordt dit begrip nader toegelicht. Het groepsrisico wordt onder meer bepaald door het effect van een eventueel ongeval, het aantal toegestane personen per hectare binnen het invloedsgebied maar ook de ontwikkelingstijd van de calamiteit in samenhang met de zelfredzaamheid. Met name de ontwikkelingstijd van de calamiteit in samenhang met de zelfredzaamheid is voor LPG stations anders dan voor overige inrichtingen. Hier dient men zich bij de verantwoording van het groepsrisico van bewust te zijn. Onderstaand wordt dit nader toegelicht. Eén van de ongevalscenario’s bij een LPG tankstation is dat tankauto tijdens het lossen door welke reden dan ook een vuurbal veroorzaakt (een BLEVE: Boiling liquid expansion vapour explosion). Deze vuurbal kan een effect met een straal van een paar honderd meter hebben, nagenoeg onafhankelijk van de windrichting en in een zeer kort tijdsbestek. Het moment van ongeval tot explosie is niet vast te stellen en de gevolgen van de explosie zijn moeilijk te ontvluchten.
Eén van de ongevalscenario’s bij de overige inrichtingen zoals een PGS 15 opslag, is het ontwikkelen van een
grote
brand
waarbij
toxische
ontledingsproducten
vrij
kunnen
komen.
Voor
een
ammoniakkoelinstallatie geldt in hoofdlijn hetzelfde alleen is hier een lek in de installatie verantwoordelijk voor het vrijkomen van ammoniak dat zich in de omgeving kan gaan verspreiden. Bij bovenstaande scenario’s is het vrijkomen van de toxische gassen afhankelijk van de windrichting, tevens zal het enige tijd duren voordat deze gassen zich verspreiden in de omgeving. Er is een bepaald tijdsbestek tussen het ontstaan van een brand c.q. lek en een weidse verspreiding van de toxische gassen. De mogelijkheid tot het treffen van maatregen of het ontvluchten van de toxische wolk is in bepaalde mate aanwezig.
3.2.3 Enschedese verantwoording groepsrisico Het Enschedese beleid ten aanzien van de verantwoording van het groepsrisico richt zich op een tweetal aspecten, die eerst zullen worden toegelicht. 12
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
1. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico geldt voor het groepsrisico een (oriëntatie)waarde die op grond van het Bevi – weliswaar goed gemotiveerd – mag worden overschreden. Hoe gaan we hier in Enschede mee om? 2. Daarnaast geldt – eveneens op basis van het Bevi – dat voor iedere wijziging van het aantal personen binnen het invloedsgebied een groepsrisicoverantwoording moet worden uitgevoerd. Ook als het bijvoorbeeld gaat om een toename (of zelfs een afname) van enkele personen op een totaal dat ruim onder het toelaatbare van de oriëntatiewaarde ligt. Willen we in Enschede voor elke situatie waar sprake is van een wijziging van het aantal personen binnen het invloedsgebied een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico?
Ad1.
De oriëntatiewaarde (OW) heeft in tegenstelling tot de grenswaarde bij het plaatsgebonden risico geen juridische status. Het geeft de waarde aan die het Rijk als indicatie geeft van een acceptabel groepsrisico. De waarde geeft dus aan wanneer volgens de rijksoverheid de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1000 doden vallen voldoende klein is. Het beleid van de gemeente Enschede is er op gericht geen nieuwe situaties te laten ontstaan waarbij de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt overschreden. Dit betekent dat (nieuw)bouwplannen niet mogelijk zijn wanneer hierdoor meer personen per hectare binnen het invloedsgebied aanwezig zijn dan volgens de oriëntatiewaarde zijn toegestaan. Voor bestaande situaties waar de OW al wordt overschreden geldt dat gestreefd wordt naar een situatie waarbij de OW niet wordt overschreden. Dit betekent dat per situatie moet worden bekeken wat de (on)mogelijkheden zijn.
Ad2.
In de huidige wet- en regelgeving is bepaald dat bij iedere verandering in de bestaande situatie (bijv. nieuw woningbouwplan, wijziging/uitbreiding risicovol bedrijf) die mogelijk leidt tot een toename of afname van het groepsrisico, het bevoegd gezag bij het desbetreffende besluit verantwoording moet afleggen over de mogelijke gevolgen die dat besluit kan hebben voor het groepsrisico. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt in de omvang van de verandering en/of het bestaande groepsrisico ter plaatse.
Hierdoor kunnen situaties voorkomen dat het bevoegd gezag (veelal de gemeente Enschede) een uitgebreide verantwoording over het groepsrisico moet afleggen voor bijv. artikel 19 WRO bouwplannen die slechts enkele woningen omvatten. Wanneer op dat moment de OW slechts voor bijv. 25% wordt bereikt is eigenlijk op voorhand al duidelijk dat het betreffende plan geen dusdanig effect zal hebben dat de OW voor het groepsrisico overschreden gaat worden. De gemeente Enschede heeft derhalve besloten voor die gevallen waar op voorhand duidelijk is dat de OW niet zal worden overschreden, onderstaande verantwoording te hanteren.
13
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi is voor onderhavige situatie gekeken naar de consequenties voor het groepsrisico. Gezien de (beperkte) wijziging die de ruimtelijke ontwikkeling met zich mee brengt in aantallen personen binnen het invloedsgebied alsmede het feit dat het aantal personen binnen het invloedsgebied ook na de ontwikkeling lager is dan 25% van het toelaatbare aantal personen, is de gemeente Enschede van mening dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling geen onevenredige risico’s voor de omgeving met zich mee brengt.
Bij deze verantwoording wordt geen rekening gehouden met de spreiding van de personen binnen het invloedsgebied. Bovendien zal bovenvermelde verantwoording altijd worden afgestemd met de lokale brandweer en wordt de verantwoording schriftelijk vastgelegd (inclusief berekening van het aantal personen binnen het gebied).
Overigens geldt bovenvermelde verantwoording van het groepsrisico uitsluitend voor ruimtelijke ontwikkelingen. Wanneer het om wijzigingen/uitbreidingen van inrichtingen gaat (o.b.v. Wet milieubeheer) dient conform artikel 12 en 13 van het Bevi door het bevoegd gezag verantwoording te worden afgelegd over de wijziging van het groepsrisico.
3.2.4 Resumé plaatsgebonden risico en groepsrisico Onderstaand is in tabelvorm aangegeven hoe binnen de gemeente Enschede wordt omgegaan met het plaatsgebonden risico en groepsrisico, zoals hierboven weergegeven. Plaatsgebonden risico Kwetsbare objecten Nieuwe Bestaande situatie situatie > grenswaarde is niet acceptabel
Nieuwe situatie, woninglocatie > richtwaarde is niet acceptabel
Beperkt kwetsbare objecten Nieuwe Bestaande situatie, situatie, bedrijvenlocatie woonlocatie > richtwaarde > richtwaarde, is acceptabel per geval bekijken
Bestaande situatie, bedrijvenlocatie > richtwaarde is acceptabel
Groepsrisico Nieuwe situatie
Bestaande situatie
> OW is niet acceptabel
> OW per geval bekijken
Verandering bestaande situatie Wet milieubeheer
“grootschalige” 4 ruimtelijke ontwikkeling
Verantwoordingsplicht groepsrisico obv Bevi
Verantwoordingsplicht groepsrisico obv Bevi
“Kleinschalige” ruimtelijke ontwikkeling Verantwoordingsplicht obv beleidsvisie EV
4 De begrippen “kleinschalige” en “grootschalige” ruimtelijke ontwikkeling zijn gerelateerd aan de 25% van het toelaatbaar aantal personen binnen het invloedsgebied. Een aantal lager dan deze 25% na de ontwikkeling wordt als “kleinschalig”beschouwd, terwijl een aantal dat hoger ligt dan 25% van het toelaatbaar aantal personen als grootschalig wordt beschouwd. In de praktijk kan dit betekenen dat een toename van het aantal personen van 2% van het toelaatbaar aantal personen tot 20% als kleinschalig wordt beschouwd, terwijl een toename van 24% van het toelaatbaar aantal personen tot 26% als een “grootschalige” ruimtelijke ontwikkeling moet worden gezien.
14
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
3.3
Effectbenadering
Risicobronnen die voldoen aan de eisen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico kunnen bij een calamiteit wel schadelijke en letale effecten veroorzaken. In dergelijke gevallen dienen de te verwachten effecten ook in de beoordeling te worden betrokken. Vanuit het oogpunt van pro-actie en preventie dient te worden gekeken naar de mogelijkheden voor beperking, beheersing en bestrijding van effecten.
Deze toetsing wordt met name uitgevoerd door de brandweer en vastgelegd in haar adviezen. Bij het vaststellen van bestemmingplannen, het verlenen van vrijstellingen en vergunningen en bij het houden van toezicht wordt specifiek aandacht gegeven aan:
•
De exacte locatie van risicobronnen in relatie tot de ruimtelijke ordening in de omgeving (bestaande en geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten).
•
De mogelijkheden voor inzet van hulpdiensten (gemeentelijke brandweer, geneeskundige dienst en politie).
•
De mogelijkheden voor het treffen van aanvullende maatregelen en het verhogen van de zelfredzaamheid.
•
Eventuele mogelijke aanvullende maatregelen welke op basis van de voortgang van de stand der techniek kunnen worden opgelegd in de vergunning.
Bij al deze aspecten geldt dat dit ter beoordeling en advisering aan de brandweer wordt voorgelegd.
4. Vervoer gevaarlijke stoffen Voor transportrisico’s zijn de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (RNVGS) en de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen verschenen en is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen en een Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen in voorbereiding. In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Stcrt. 147, 4 augustus 2004) wordt het beleid beschreven over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten: vervoer over de weg, het spoor, over het water (zee en binnenwater) en door buisleidingen. Voor de modaliteiten weg, spoor en water zijn in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat de zogenoemde risicoatlassen opgesteld. Hierin zijn voor de verschillende modaliteiten de risico’s en mogelijke knelpunten in kaart gebracht. Deze atlassen geven een beeld van de bestaande situatie m.b.t. het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor buisleidingen is een dergelijke atlas nog niet opgesteld.
4.1
Modaliteit wegen
Voor de regels in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen is ook de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van 12 oktober 1995 opgesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen 15
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
is degene die gevaarlijke stoffen vervoert verplicht de bebouwde kom zoveel mogelijk te vermijden. Deze verplichting geldt niet, indien het vervoer binnen de bebouwde kom noodzakelijk is ten behoeve van het laden of lossen, of omdat er redelijkerwijs geen route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Op grond van artikel 18 van deze wet kan de gemeenteraad op het grondgebied van zijn gemeente wegen of weggedeelten aanwijzen, waarover de bij ministeriële regeling aangewezen gevaarlijke stoffen, bij uitsluiting mogen worden vervoerd. De gemeenteraad van Enschede heeft bij raadsbesluit in februari 2006 de routering van het transport van gevaarlijke stoffen voor het wegverkeer en een systeem van ontheffingen voor transporteurs vastgesteld. Op onderstaande kaart is de routering gevaarlijke stoffen voor het wegverkeer weergegeven.
Fig. 2 Routering gevaarlijke stoffen via de weg
4.2
Modaliteit spoor
Op de hieronder afgebeelde kaart ‘vervoer gevaarlijke stoffen via het spoor’ (bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Risicoatlas Spoor 2001) wordt een indicatie gegeven van de vervoerintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor. Uit de tekening kan worden opgemaakt dat de spoorverbinding Hengelo – Gronau niet wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
16
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Fig. 3 Vervoer gevaarlijke stoffen via het spoor
4.3
Modaliteit water
In de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland (bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2003) wordt een indicatie gegeven van de vervoerintensiteiten van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren. Uit de atlas kan worden opgemaakt dat het Twentekanaal tussen Hengelo en Enschede enkel wordt gebruikt voor het vervoer van brandbare vloeistoffen. Uit de atlas blijkt dat er geen plaatsgebonden risico is berekend en dat er ook geen sprake is van een groepsrisico.
4.4
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
De komst van een Basisnet is voor het eerst aangekondigd in de Nota Mobiliteit. De hoofdlijnen van het Basisnet zijn in 2005 uitgewerkt in de Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Doel van de NVGS is het duurzaam mogelijk maken van het vervoer van gevaarlijke stoffen binnen de wettelijke en beleidsmatige kaders van veiligheid, milieu en leefomgeving.
Het Basisnet omvat de infrastructuur die hoort bij het vervoer over spoor, weg en water. De vaststelling van het Basisnet vindt plaats op basis van bestaande wegen, spoor- en vaarwegen en bestaande plannen tot uitbreiding van het (vaar- en spoor)wegennet. Als blijkt dat de aanleg van nieuwe infrastructuur wenselijk is om het Basisnet verder te kunnen vormgeven, dan zal dat in de verdere ontwikkeling van het Basisnet worden meegenomen. Het Basisnet heeft alleen betrekking op die stoffen die bij een ongeval een (levens)bedreigend effect kunnen hebben op een ruime afstand van de bron (in dit geval: vervoermiddel plus lading). Het Basisnet is niet bedoeld voor stoffen die bij een ongeval voornamelijk nabij de bron gevaarlijk zijn.
17
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007 5
Onlangs heeft de minister van Verkeer en Waterstaat in een brief aan de Tweede kamer laten weten dat meer tijd zal worden genomen voor de uitwerking van het basisnet. Het streven is de uitgewerkte voorstellen per modaliteit (weg, spoor, water) eind 2007 bestuurlijk af te stemmen en vervolgens aan de Tweede Kamer aan te bieden.
4.5
Modaliteit buisleidingen
Voor buisleidingen zijn in het verleden op landelijk niveau afspraken gemaakt over risicozonering voor aardgastransportleidingen en voor brandbare vloeistoffen. In 1984 heeft VROM de circulaire “Zonering 6
langs hogedruk aardgastransportleidingen” uitgebracht . De toetsingsafstanden en veiligheidsafstanden die afhankelijk van leidingdiameter en inwendige druk werden voorgeschreven, waren gebaseerd op een risicobenadering. Dit geldt ook voor de circulaire die 9 jaar later verscheen voor zonering langs 7
buisleidingen met brandbare vloeistoffen . 4.4.1 Huidige gemeentelijk beleid Het gemeentelijk beleid ten aanzien van het beperken van activiteiten binnen de bebouwingsafstand en toetsingsafstand van een hogedruk aardgasleiding is overeenkomstig het landelijk beleid, zoals vastgelegd in de genoemde ministeriële circulaire van 1984. In aanvulling op de bebouwingsafstand en de toetsingsafstand vindt in de gemeente Enschede ook een beoordeling plaats door de brandweer. Deze beoordeling is in lijn met de toetsing van het groepsrisico volgens het Bevi.
4.4.2 Toekomstige regelgeving: de AMvB Buisleidingen Eind jaren ‘90 heeft Gasunie in samenwerking met andere gastransportbedrijven in Europa een nieuw model ontwikkeld waarmee onder meer de risico’s berekend kunnen worden van aardgastransportleidingen. In dit model, dat is getoetst door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne (RIVM), zijn nieuwe inzichten verwerkt zoals lagere faalkansen van de leiding dan aanvankelijk verondersteld, maar grotere effecten als gevolg van het ontsteken van uitstromend gas dan eerder verondersteld. Op grond van deze nieuwe inzichten en verbeterde modellering hebben Gasunie en RIVM de risicocontouren voor hogedruk aardgastransportleidingen opnieuw bepaald. Daarbij is rekening gehouden met een aantal toekomstige maatregelen zoals de wettelijke plicht om graafactiviteiten te melden (grondroerdersregeling). Uit de geactualiseerde berekeningen komt naar voren dat de contour voor het -6”
plaatsgebonden risico (PR) met een kans op overlijden van een op de miljoen per jaar (“PR 10 ; basisveiligheidsniveau voor externe veiligheid) soms op een veel grotere afstand ligt dan de afstand die de
5
brief br.7413 Voortgang uitwerking Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen | Kamerstuk | 2007-02-09 Circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” 1984. Circulaire “Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2-, K3-categorie” 1991. 6 7
18
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007 -6
circulaire van 1984 voorschrijft. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat de PR 10 -contour op een veel kleinere afstand ligt dan de circulaireafstand, bijvoorbeeld bij leidingen met een dikke wand.
8
Het verschil tussen de veiligheidsafstand uit de circulaire uit 1984 en de nieuw berekende risicoafstand is dus niet het gevolg van een nieuwe benadering of aanscherping van normering, maar van gewijzigde inzichten in faalkansen (lager dan vroeger verondersteld) en effecten van falende gasleidingen (groter dan vroeger verondersteld). RIVM en Gasunie brengen op dit moment de consequenties van de nieuw berekende risicoafstanden voor de bebouwing in beeld. Zij houden daarbij rekening met de risicoreducerende effecten van de wettelijke grondroerdersregeling. Uiteindelijk zal dit moeten resulteren in een nieuwe AMvB buisleidingen waarin de kaders voor externe veiligheid voor buisleidingen in lijn zullen worden gebracht met dat voor inrichtingen en transport. Voor kwetsbare bestemmingen, zoals woningen en scholen, gaat voor buisleidingen, evenals voor inrichtingen -6
en verkeer, een grenswaarde (afstand of zone) gelden voor het plaatsgebonden risico PR 10 , binnen deze zone mogen dus geen woningen of scholen aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare bestemmingen is deze afstand voor het plaatsgebonden risico een richtwaarde; dat wil zeggen dat de noodzaak van de aanwezigheid van een beperkt kwetsbare bestemming binnen de contour van PR 10-6 gemotiveerd moet worden. Verder wordt ook voor buisleidingen verantwoording van het groepsrisico verplicht gesteld. Brief d.d. 9 februari 2007 van staatssecretaris Van Geel aan de Tweede Kamer 9
De Staatssecretaris van VROM gaat in zijn brief aan de Tweede Kamer uitgebreid in op de stand van zaken aanpak buisleidingendossier. Aangegeven wordt dat ten aanzien van het groepsrisico de bestaande Handreiking Groepsrisico zal worden aangevuld met een supplement over buisleidingen. Daarbij zal ook gekeken worden naar de uitgangspunten voor de advisering over groepsrisico door de brandweer alsmede de informatievoorziening omtrent verantwoording van het groepsrisico richting de leidingexploitant. Bovendien heeft in nieuwe situaties, dat wil zeggen situaties waarbij de gemeente besluit te gaan bouwen nabij een bestaande leidingen, de gemeente de verantwoordelijkheid om met de leidingenexploitant tot overeenstemming te komen over (de financiering van) maatregelen die bijdragen aan het reduceren van het risico tot het benodigde niveau. Voor nieuwe leidingen zal worden overwogen de PR 10-6 contour zo veel mogelijk op de leiding te leggen waarbij sprake is van een verantwoorde afweging van het groepsrisico. Dit om nieuwe knelpunten zoveel mogelijk te voorkomen.
4.4.3 Werkwijze gemeente Enschede Op dit moment is het nog onduidelijk op welke termijn de AMvB buisleidingen zal worden ingevoerd. Ook de brief van de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer van 9 februari 2007 over het buisleidingdossier
8
Zo schrijft de circulaire voor aardgastransportleidingen voor dat de veiligheidsafstand voor een leiding met een diameter van 90 cm en een druk van 50-80 bar 35 meter bedraagt. De risicocontour PR 10-6 kan in de werkelijkheid ook op bijvoorbeeld 100 meter liggen, of, als de leiding diep ligt of een extra dikke wand heeft, bovenop de leiding. 9 Brief 9 februari 2007, kenmerk EV/2007013327
19
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
geeft daar nog geen uitsluitsel over. Zodra deze AMvB inwerking is getreden zal de gemeente Enschede zich hieraan conformeren. Zolang de nieuwe AMvB buisleidingen niet van kracht is, blijft de gemeente Enschede als uitgangspunt hanteren dat een afstand tot tenminste de toetsingsafstand zoals genoemd in de circulaire van 1984 in acht gehouden moet worden. (Woning)bouw tot de bebouwingsafstand is uitsluitend mogelijk wanneer het college van B&W hiermee akkoord gaat. Specifieke situaties zullen derhalve inclusief motivering aan het college worden voorgelegd. Daarbij dient tevens de toetsing door de gemeentelijke brandweer te zijn bijgevoegd die overeenkomt met de in Bevi opgenomen verantwoording van het groepsrisico. In de motivering kunnen de uitkomsten van een risicoberekening naar actuele inzichten meegewogen worden.
5. Risicobronnen buiten het kader van externe veiligheid Inrichtingen, routes gevaarlijke stoffen en buisleidingen vallen ontegenzeggelijk binnen de kaders van externe veiligheid. Echter, daarnaast zijn er ook bronnen te bedenken die weliswaar niet binnen deze kaders vallen, maar wel degelijk risico’s met zich mee kunnen brengen. In dit hoofdstuk wordt daar aandacht aan geschonken, door achtereenvolgens in te gaan op vuurwerkbedrijven en het afsteken van vuurwerk, zoutcavernes en de luchthaven Twente.
5.1
Vuurwerkbedrijven en het afsteken van vuurwerk
Vuurwerkbedrijven en regelgeving rond het afsteken van vuurwerk door particulieren vallen formeel onder het Vuurwerkbesluit en niet binnen de kaders van Externe veiligheid. Echter, vuurwerkbeleid en regels rondom externe veiligheid zijn in de beleving van de burger niet te scheiden. De vuurwerkramp die op 13 mei 2000 in onze gemeente plaats heeft gevonden maakt dan ook dat de reikwijdte van het externe veiligheidsbeleid in Enschede ook vuurwerkbedrijven en het afsteken van vuurwerk door particulieren omvat. 5.1.1 Vuurwerkbedrijven Ten aanzien van vuurwerkbedrijven geldt sinds enige jaren het landelijke vuurwerkbesluit waar ook Enschede zich aan heeft geconformeerd. Wel is er specifieke aandacht voor de communicatie rond vuurwerkbedrijven. Overigens worden met vuurwerkbedrijven in Enschede de inrichtingen bedoeld die (gericht op de jaarwisseling) consumentenvuurwerk verkopen. In het collegeakkoord 2006 is vastgelegd dat de komende periode wordt benut om te onderzoeken in hoeverre de opslag van consumentenvuurwerk verplaatst kan worden uit (toekomstige) woonwijken naar bedrijfsterreinen. Dit is momenteel in onderzoek en de verwachting is dat de rapportage in 2007 gereed is. Verder heeft de gemeente Enschede een convenant afgesloten met de bedrijven die consumentenvuurwerk verkopen. In dit convenant wordt aangegeven dat slechts van 1 december tot en
20
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
met 15 januari consumentenvuurwerk opgeslagen mag worden in de bufferbewaarplaats van het bedrijf. De rest van het jaar mag er geen consumentenvuurwerk liggen. In 2007 wordt het convenant verlengd met een periode van 3 jaar. De bedoeling is om vanaf 1 januari 2010 weer aan te sluiten bij het landelijk beleid. 5.1.2 Afsteken van vuurwerk
Buiten oudejaarsdag en nieuwjaarsdag is het in Nederland niet toegestaan vuurwerk af te steken. Dit is geregeld in het vuurwerkbesluit. Wanneer in het kader van een evenement ook vuurwerk afgestoken gaat worden, dient dit, afhankelijk van de omvang, te worden aangevraagd of te worden gemeld bij de provincie. Indien het afsteken van het vuurwerk meer is dan 100 kilogram consumentenvuurwerk dient de aanvraag om ontheffing minimaal 14 weken voor het evenement bij de provincie te zijn ingediend. De provincie toetst vervolgens de aanvraag, maar ook degene die het afsteken van het vuurwerk verzorgd (de beziger). Daarbij wordt de gemeente om een verklaring van geen bezwaar gevraagd. De gemeente Enschede heeft deze taak bij de gemeentelijke brandweer neergelegd. Tevens zal in een dergelijk geval een evenementenvergunning op grond van de APV aangevraagd moeten worden. Wanneer het afsteken een maximum van 100 kilogram consumentenvuurwerk betreft of als het maximaal 10 kg theatervuurwerk betreft kan worden volstaan met een melding die minstens twee weken voor het evenement bij de provincie moet zijn ingediend. Vervolgens is met de provincie Overijssel afgesproken dat zo spoedig mogelijk de gemeente Enschede zal worden geïnformeerd over de melding. Daarnaast moet de beziger bij de gemeente nagaan of verdere vergunningen in het kader van de APV nodig zijn. Gedacht moet worden aan een evenementenvergunning of een ontheffing in het kader van de APV. Het gemeentebestuur van Enschede is vanwege de vuurwerkramp erg terughoudend wanneer het gaat om afsteken van vuurwerk buiten oudejaarsdag en nieuwjaarsdag. Het is zich bewust van de emotionele gevoelens die vuurwerk bij veel inwoners van Enschede oproept. Daarnaast wordt het bestuur steeds vaker geconfronteerd met verzoeken die bij de provincie zijn ingediend om vuurwerk af te mogen steken in Enschede. Het gemeentebestuur is zich er van bewust dat er ook in Enschede evenementen voorkomen waarbij het afsteken van vuurwerk een toegevoegde waarde heeft. Deze afweging tussen de emotionele gevoelens van de bewoners van Enschede en de regelmatige verzoeken om vuurwerk in Enschede af te mogen steken zal worden betrokken bij de evaluatie van het evenementenbeleid. Daarbij gaat het met name over het afsteken van consumentenvuurwerk. Het afsteken van theatervuurwerk is - wanneer de melding tijdig is ingediend en eventuele vergunningen en/of ontheffingen tijdig zijn aangevraagd en verleend – met inachtneming van de voorwaarden zoals opgenomen in het Vuurwerkbesluit wel toegestaan.
5.2
Zoutcavernes
Net als voor vuurwerk geldt ook voor zoutcavernes dat dit onderwerp feitelijk buiten de landelijke kaders van externe veiligheid valt. Onderstaand wordt dan ook slechts geschetst op welke manier met deze cavernes wordt omgegaan.
21
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
In het westelijk deel van Enschede en in Hengelo is al lange tijd sprake zoutwinning. Hierbij ontstaan holten in het ondergrondse zoutvoorkomen die in het algemeen stabiel zijn. In het verleden zijn echter ook zoutcavernes ontstaan waarvan niet zeker is of die ook op langere termijn stabiel blijven. Als zich een ondergrondse instorting voordoet, dan kan die zich naar boven voortzetten en na verloop van tijd aan de oppervlakte merkbaar worden als een verzakking. Hoewel er geen sprake is van acute veiligheidsrisico’s, is dit natuurlijk wel van belang voor infrastructuur en ruimtelijke ordening. De omgang met deze problematiek wordt gecoördineerd vanuit een projectgroep met vertegenwoordigers van Akzo, Staatstoezicht op de Mijnen, Rijkswaterstaat, provincie Overijssel en de gemeenten Hengelo en Enschede. Gelet deze brede aanpak, en het eigen karakter van de problematiek (zonder acute veiligheidsrisico’s), wordt dit buiten het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid gelaten.
5.3
Luchthaven Twente
Het kabinet heeft in 2003 besloten het militaire vliegveld Twenthe te sluiten. Per 1 januari 2008 is de militaire status die het vliegveld heeft definitief ten einde. De parlementaire discussie over deze aankondiging heeft geen verandering in het voorgenomen besluit gebracht. Dat betekende dat vanaf begin 2004 overleg tussen alle betrokken partijen is gevoerd over de vraag of en hoe de bestaande militaire vliegbasis met burgermedegebruik kan worden doorontwikkeld tot een volwaardige, rendabele regionale burgerluchthaven. Het belang van een regionale luchthaven voor de Twentse economie staat daarbij voorop: enerzijds gaat het om de kwaliteit van een luchthaven als vestigingsfactor, anderzijds om de werkgelegenheid die een volwaardige luchthaven te bieden heeft.
Op dit moment is het nog onduidelijk of de regionale burgerluchthaven (en in welke vorm) er daadwerkelijk komt. De komende maanden zal een milieueffectrapportage worden uitgevoerd en de inschatting is dat op zijn vroegst in het najaar van 2007 besluitvorming over de luchthaven Twente zal plaatsvinden.
In genoemde milieueffectrapportage zal uitgebreid aandacht worden besteed aan het aspect externe veiligheid. Gezien de hierboven geschetste onzekerheid heeft het geen zin hier al op vooruit te lopen. Vooralsnog wordt volstaan met de kaart Risico’s luchtvaartongevallen waarop de start- en landingsbanen op het vliegveld zijn aangeduid met rode lijnen als gebieden waar 75 procent van de ongevallen plaatsvindt. Daarnaast is het met donkergeel aangegeven gebied, het gebied waar 10 procent van de ongevallen plaatsvindt. (bron: www.prv-overijssel.nl).
Fig. 4 Risico’s luchtvaartongevallen
22
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
6. Communicatie Vanuit zowel de milieuwetgeving als vanuit rampen bestrijding- en preventie is communicatie omtrent risico’s een wettelijke taak. Denk aan de landelijke registratieplicht voor risicosituaties, het bekend maken daarvan en de verplichte communicatie rondom activiteiten waarvoor een rampbestrijdingsplan wordt opgesteld. Dit krijgt zijn beslag in de bijdrage van de gemeente Enschede in het landelijk register en de landelijke risicokaart, waar Enschede als apart onderdeel uitgelicht kan worden. De komende periode wordt deze risicokaart verder uitgewerkt en geactualiseerd. Zo vindt vanuit concernstaf een nieuwe inventarisatie plaats van alle kwetsbare objecten in Enschede. Ook in de komende periode zal in de jaarlijkse stadspeiling de beleving van externe veiligheid onder de Enschedese bevolking worden onderzocht. Zoals al aangegeven is uit eerdere peilingen gebleken dat 10
externe veiligheid in de beleving lager scoort dan andere veiligheidsthema’s . Door aan te sluiten bij het traject Wijkveiligheid Enschede (WENS) is er blijvende aandacht voor externe veiligheid en kan in de risicocommunicatie richting burgers een koppeling worden gelegd met andere aspecten van veiligheid (sociale veiligheid, brandveiligheid, verkeersveiligheid). Daarmee wordt externe veiligheid verder ingebed in de programmalijn Veiligheid en invulling gegeven aan het aangenomen amendement uit de gemeenteraad 11
van 27 februari 2006 . Daarmee zal er op gemeentelijk niveau geen apart traject communicatie rondom externe veiligheid worden opgestart. De provincie Overijssel heeft voor de periode 2006-2010 een Meerjarenuitvoeringsprogramma Externe veiligheid Overijssel (MEVO) opgesteld. Daar waar in het eerste provinciaal uitvoeringsprogramma (PUEV) het thema risicocommunicatie niet is opgepakt, gebeurt dit binnen het MEVO wel. De gemeente Enschede zal aansluiten bij de uitkomsten van dit project “Risicocommunicatie en –informatie”.
7. Bestuurlijke en financiële verantwoording Externe veiligheid raakt meerdere disciplines, zoals ruimtelijke ordening, milieu maar ook de gemeentelijke en regionale hulpdiensten. Een multidisciplinaire aanpak is binnen de gemeente geborgd met de bestaande werkgroep Externe veiligheid, waar behalve de clusters Bouwen en Milieu en Ruimtelijk Ontwikkeling ook de gemeentelijke en regionale brandweer in deel neemt. Behalve deze werkgroep zijn er tussen de diverse disciplines proces- en/of werkafspraken gemaakt op het gebied van externe veiligheid. Als bijlage van deze nota is een lijst opgenomen met alle in het kader van externe veiligheid relevante stukken.
10
Het resultaat van de stadspeiling najaar 2006, met daarin opgenomen een overzicht van de peilingen van de afgelopen jaren, is als bijlage aan deze beleidsvisie toegevoegd 11 Amendement A, inhoudende: Toevoegen aan punt 2 onder voorstel: Verzoekt het college beleid inzake verkeersveiligheid en sociale veiligheid te expliciteren en resultaten vast te stellen voor reductie van onveiligheidsgevoelens en hierover actief met burgers te communiceren. (gemeenteraad 27 februari 2006, Beslissing Amendement A: unaniem aangenomen (29 stemmen)
23
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Binnen de gemeente Enschede is de portefeuillehouder Milieu, leefomgeving & Buitengebied bestuurlijk eindverantwoordelijk voor Externe veiligheid. Op ambtelijk niveau is externe veiligheid ondergebracht bij de Dienst Stedelijke Ontwikkeling, cluster Bouwen en Milieu.
7.1
Financiële verantwoording
In Enschede is gedurende het project “Risico’s van bedrijven” fors geïnvesteerd in verbetering van de externe veiligheid, in de vorm van concrete saneringen, beleidsvoorbereiding, procesverbetering en versterking van de organisatie. Voor de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid was bij aanvang een bedrag van circa 7,7 mln euro gereserveerd. In de loop der jaren is gebleken dat dit bedrag niet volledig uitgenut werd. Bij de vaststelling van de eindrapportage van het project is bij Raadsbesluit van 10 mei 2005 verantwoording afgelegd over de bestedingen. Daarbij is besloten de claim op de reserves te verminderen tot 1,1 mln euro, bestemd voor structurele en incidentele inspanningen op het vlak van externe veiligheid. Per einde 2006, bij een kritische review van de bestaande claims op de reserves en in samenhang met de ontwikkeling van de onderhavige beleidsvisie is geconstateerd dat een verdere reductie van de claim mogelijk is. Er resteert daarmee een claim op de reserve van 200.000 euro bedoeld voor incidentele uitgaven, bijvoorbeeld in de sfeer van saneringen.
In het kader van het MEVO wordt door de Provincie Overijssel over de periode 2007 tot 2010 jaarlijks een subsidie verstrekt voor de uitvoering van het externe veiligheidsbeleid. Voor 2007 wordt voor de gemeente Enschede een bedrag van circa 90.000 euro voorzien. Dit bedrag is bedoeld voor de dekking van de apparaatskosten die door de gemeente worden gedaan in dit kader. Dat betreft onder andere de formatieruimte (0,7 fte) die binnen de DSOB bij de afdeling T&A is gereserveerd voor de coördinatie (en voor het zwaartepunt van de uitvoering) van de externe veiligheidstaken. Tot het takenpakket van de senior adviseur externe veiligheid behoort ondermeer: •
Onderhoud en borging van de actualiteit van de risicokaart en het risicoregister
•
Advisering over externe veiligheid bij bestemmingsplannen, vergunningverlening en handhaving, en bij gemeentelijke projecten
•
Aansturen van externen partijen voor de uitvoering van onderzoeksopdrachten op het vlak van risico-analyse en risicobeleving
•
Toezien op de uitvoering van de saneringsopgave die nog resteert voor Enschede (m.n. niet urgente tankstations)
•
Initiëren en voorzitten van de hierbovengenoemde Werkgroep Externe Veiligheid die elke zes weken overlegt over zowel concrete casussen als over processen en beleidsontwikkelingen
•
Monitoren van landelijke beleidsontwikkelingen en zorgen voor de adequate doorvertaling naar de gemeentelijke uitvoeringspraktijk (bijv. bij LPG-saneringen, buisleidingen e.d.)
•
Gevraagd en ongevraagd toetsen van de actualiteit van bestaande werkafspraken tussen de interne partijen
24
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Naast deze functie is ook bij andere afdelingen specifieke deskundigheid ontwikkeld op het vlak van externe veiligheid, met name ook bij de afdeling handhaving en de gemeentelijke brandweer waar in de deskundigheidsontwikkeling voor de Brzo-taken is geïnvesteerd. Onderhoud van een adequaat kennisniveau bij alle betrokken medewerkers, incidentele onderzoeken op eigen initiatief voor de beoordeling van aanvaardbaarheid van concrete risico’s, deskundigenkosten, uitvoeren van belevingsonderzoek zijn andere apparaatskosten die uit de Mevo-subsidie worden gedekt. Zoals in de inleiding al is aangegeven is er in de afgelopen jaren een sterk projectmatige aanpak van externe veiligheid geweest. Deze aanpak kende een uitvoeringsprogramma gericht op de verschillende onderdelen van het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Momenteel is de situatie zo dat het project succesvol is afgerond, en dat de taken duidelijk belegd zijn binnen de staande organisatie. Sleutelrol daarbinnen speelt de senior adviseur externe veiligheid, zoals hierboven beschreven. Dat impliceert ook dat er momenteel geen sprake meer is van een uitgesproken programmatische aanpak. Doelstelling van de huidige benadering is: borging van de huidige uitvoeringspraktijk, up tot date houden bij landelijke beleidsontwikkelingen en sanering van knelpunten conform de landelijke Bevi-aanpak zodat zich per uiterlijk 2010 ook voor bestaande situaties geen overschrijdingen meer voordoen van de grenswaarden voor het plaatsgebonden risico.
8. Risicobronnen in Enschede 8.1 Bestaande Risicobronnen In de gemeente Enschede is sprake van zorgvuldige en systematische aandacht voor externe veiligheid van risicobronnen bij vergunningverlening, handhaving en ruimtelijke ordening. Zoals al in de inleiding is aangegeven zijn alle bestaande risicobronnen in beeld gebracht en krijgen deze prioriteit in de handhaving. Deze prioriteit is verankerd in het handhavingsprogramma en in het kwaliteitsborgingsysteem en de registratiesystemen van het Cluster Bouwen en Milieu.
8.1.1 Uitgevoerde saneringen risicobronnen Onderstaand is in tabel weergegeven op welke wijze de feitelijke sanering van risicovolle bedrijven de afgelopen jaren is gerealiseerd. -6
Tabel aantal woningen binnen 10 –contour voor plaatsgebonden risico Aantal woningen Betreffend aantal bedrijven Basis
Startniveau eind 2000 Circa 800 Circa 20
Huidig niveau 2007 Circa 6 Circa 2
Basisniveau 2010 0 0 Landelijk beleid
Bedrijven waarmee in de loop van het project overeenstemming is bereikt omtrent sanering van risico’s zijn Hartman BV, Gebroeders Ditters Transport, Jacob Bakker BV, Johnson Diversey BV en HST BV. Daarnaast zijn door verschillende bedrijven op eigen initiatief aanpassingen gedaan, of is door verplaatsing niet langer sprake van risico’s voor de omgeving.
25
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
8.1.2 Risicobedrijven in Enschede In onderstaande tabel zijn voor de in Enschede aanwezige LPG tankstations aangegeven of sprake is van een knelpunt en/of overschrijding van de oriëntatiewaarde. In de volgende tabel is hetzelfde gedaan voor de overige risicobedrijven in Enschede. LPG-stations Naam
Shell Broekheurne; Broekheurnering 1080 Ter Huurne; Knalhutteweg 379 BP Diekman; Kuipersdijk 420 Haarhuis Enschede; Parkweg 102 Self Service Weghorst; Twekkeler_Es 53 Bp (Gulf); Deurningerstraat 364 Duivelaar BIM; H. ter Kuilestraat 195 Texaco/Schopman; Haaksbergerstraat 602 Wessels; Hulsmaatstraat 24 Aral Nederland; Kerkstraat 270 Weghorst; Getfertsingel 79 Veeger; Oldenzaalsestraat F. Munsterhuis; Parkweg 143 Platvoet; Zuiderspoorstraat 19
PR Knelpunt
GR Overschrijding OW Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Ja Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt
Nee Nee Nee Nee Nee Ja Nee Nee Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt
Noodzaak sanering Niet noodzakelijk Niet noodzakelijk Niet noodzakelijk Niet noodzakelijk Niet noodzakelijk Per 01-01-2010 Niet noodzakelijk Niet noodzakelijk Reeds gesaneerd Reeds gesaneerd Reeds gesaneerd Reeds gesaneerd Reeds gesaneerd Reeds gesaneerd
Tabel 1. Knelpunten PR en GR LPG stations De tabel is ingevuld op basis van 2,4 bewoners per adres.
Overige risicobedrijven Inrichting Chemproha; Binnenhaven 50 Bleko Chemie; Het Lentfert 3 Polaroid; Hoge Bothofstraat 45 Innotec (voorheen)Vinepa; Kopersteden 14 Norit; Marssteden 50 Johnson Diversey; Rembrandtlaan 414 De Toren; Ir. E.L.C. Schiff Sr. Straat 252 HST B.V.; Transportcentrum 21 Vredestein; Ir. E.L.C. Schiff Sr. Straat 370 Grolsch Boekelo; Brouwerslaan 5 Kuil Nicos Eng.; Hengelosestraat 304 Oliko/Weghorst; Kanaalstraat 335 Schepers gas; Lenteweg 35 Rhee Indugas; Twekkeler-Es 8 Teleflex; N. Eschmarkerrondweg 419 Twentse Graveer Ind., Euregioweg 235 Jansen Chroom, Oosterstraat 202 Jacob Bakker, Binnenhaven 16 Sesam, Sesamstraat 1 Boekelo Decor, Boekelosestraat 300
PR Knelpunt Ja Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
GR Overschr. OW Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee Nee
Aard inrichting PGS 15 PGS 15 PGS 15 PGS 15 PGS 15 PGS 15 PGS 15 PGS 15 PGS 15 Ammoniakkoelinstallatie > 1000 gasflessen in opslag BRZO BRZO Propaantank Toxische ontledingsproducten PGS > 10 ton BRZO > 1000 gasflessen in opslag Bestrijdingsmiddelenopslag Toxische ontledingsproducten
Tabel 2. Knelpunten PR en GR Overige bedrijven
26
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
8.1.3 Inspectieprogramma BRZO 2005-2010 Op grond van artikel 24 van het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo 1999) dienen inrichtingen waarvoor de Seveso II-richtlijn van toepassing is geïnspecteerd te worden. Deze inspecties moeten worden uitgevoerd in het kader van een systematisch inspectieprogramma. Het BRZO kent twee soorten inrichtingen, te weten de zwaardere inrichting waarvoor een zogenaamd veiligheidsrapport noodzakelijk is (VR inrichtingen) en de lichtere categorie inrichtingen waar een veiligheidsbeheerssysteem noodzakelijk is (zogenaamde PBZO
12
inrichtingen)
In Enschede zijn vanaf het begin twee bedrijven (Rhee Indugas B.V. en Weghorst Oliko B.V.) gevestigd die vallen onder het Besluit Risico Zware Ongevallen (Brzo 1999) en waarvan de gemeente Enschede bevoegd gezag is. Deze bedrijven behoren tot de lichtere categorie bedrijven, dit betekent dat een PBZO document (beleidsdocument) en een veiligheidsbeheerssysteem (VBS) verplicht zijn. Door wijziging van de Europese Stoffenrichtlijn (chroomzuur is in 2005 gekwalificeerd als een zeer giftige stof in plaats van giftig) vallen een aantal verchroombedrijven thans ook onder het Brzo 1999. In 2005 zijn in Enschede de eventueel daarvoor in aanmerking komende bedrijven geïnventariseerd; hieruit is naar voren gekomen dat ook het bedrijf Jansen Chroom onder het Brzo 1999 valt.
Het inspectieprogramma is opgesteld in overeenstemming met de VROM-inspectie, de arbeidsinspectie Noord-Oost, de brandweer Enschede en de Hulpverleningsdienst Regio Twente. Het programma is opgesteld voor de periode 2005-2010. In het landelijke BeteRZO-traject is afgesproken dat de kwaliteit van de BRZO-controles op een hoger peil moet worden gebracht. Hiervoor is een maatlat ontwikkeld, waarin onder andere is opgenomen dat de BRZO-inspecteurs een minimale hoeveelheid controles moeten uitvoeren om aan de gestelde eisen te voldoen. Gezien het beperkte aantal BRZO-bedrijven binnen de gemeente Enschede kan niet aan de maatlat worden voldaan. Daarom is inmiddels met de provincie Overijssel samenwerking overeengekomen, waarbij is opgenomen dat de BRZO inspectie door de provincie wordt uitgevoerd. Bij deze inspecties zal ook een inspecteur van de gemeente aanwezig zijn. Brzo-inrichtingen inrichting
BRZO-plichtig op basis van
Rhee Indugas B.V., Twekkeler Es 8
Opslag van zeer licht ontvlambare vloeibare gassen; propaangas (meer dan 50 ton doch minder dan 200 ton)
Weghorst Oliko B.V., Kanaalstraat 335
Opslag aardoliefracties hoofdzakelijk diesel/gasolie (meer dan 5.000 ton doch minder dan 50.000 ton
Jansen Chroom, Oosterstraat 202
Opslag/gebruik van zeer giftige stoffen (chroomzuur) (meer dan 5 ton doch minder dan 20 ton)
In onderstaande kaart zijn bovenvermelde risicobedrijven (lpg-stations, bevi-inrichtingen en brzoinrichtingen) inclusief plaatsgebonden risico en groepsrisico ingetekend. 12
Preventie beleid zware ongevallen 27
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Fig. 5 risicobedrijven binnen de gemeente Enschede
8.2 Niet-stationaire bronnen Zoals is gebleken uit hoofdstuk 3 en 4 heeft de gemeente Enschede voor wat betreft externe veiligheid naast inrichtingen (stationaire bronnen) te maken met het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen en met buisleidingen (hogedruk aardgasleidingen). Ook voor deze niet-stationaire bronnen zijn de bestaande knelpunten in beeld.
28
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
8.2.1 Routering gevaarlijke stoffen: modaliteit wegen In paragraaf 4.1. is de op kaart de door de gemeenteraad van Enschede vastgestelde routering gevaarlijke stoffen voor het wegverkeer weergegeven. Uit berekening is gebleken dat de contour van het plaatsgebonden risico van het wegtransport gevaarlijke stoffen binnen de gemeente Enschede is gelegen op het wegdek. Voor wat betreft het groepsrisico is het van belang te weten welke gevaarlijke stof wordt vervoerd. Binnen de gemeente Enschede is LPG de bepalende gevaarlijke stof. Het invloedsgebied van een LPG-tankauto is circa 150 meter. Voor sommige stoffen geldt een invloedsgebied van circa 200 meter.
Zoals al in paragraaf 3.2 is aangegeven is voor de bepaling van het groepsrisico mede van belang te weten hoeveel personen zich binnen het invloedsgebied bevinden. In Enschede is de dichtheid van personen binnen het invloedsgebied van 200 meter aan weerszijden van de vastgestelde route gevaarlijke stoffen zodanig gering, dat slechts een fractie van de oriëntatiewaarde wordt bereikt. 8.2.2 Routering gevaarlijke stoffen: modaliteit buisleidingen Binnen de gemeente Enschede bevinden zich een aantal hogedruk aardgasleidingen, variërend van leidingen met een diameter van 4” (met een maximale druk 40 bar) tot leidingen met een diameter van 24” (met een maximale druk van 79,9 bar). In onderstaand figuur zijn de hogedruk aardgasleidingen op kaart ingetekend. Zoals reeds in paragraaf 4.4. uiteen is gezet, wordt – zolang de AMvB buisleidingen niet van kracht is – de toetsings- en bebouwingsafstanden zoals opgenomen in de circulaire uit 1984 hanteren. In tabelvorm deze afstanden weergegeven.
29
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Fig. 6 Hogedruk aardgasleidingen binnen de gemeente Enschede
De bebouwingsafstanden zijn als volgt Doorsnede van de gasleiding 50 mm (2 inch) 100 mm (4 inch) 150 mm (6 inch) 200 mm (8 inch) 250 mm (10 inch) 300 mm (12 inch) 350 mm (14 inch) 400 mm (16 inch) 450 mm (18 inch) 600 mm (20 inch) Etc.
Gasdruk in bar 20-50 bar Afstand 4 meter 4 meter 4 meter 7 meter 9 meter 14 meter 17 meter 20 meter * *
50-80 bar 5 meter 5 meter 5 meter 8 meter 10 meter 17 meter 20 meter 20 meter 20 meter 25 meter
80-110 bar 5 meter 7 meter 7 meter 10 meter 14 meter 20 meter 25 meter 25 meter 25 meter 25 meter
*: afstand wordt bepaald in overleg tussen betrokken partijen.
30
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
De toetsingafstanden zijn als volgt Doorsnede van de gasleiding 50 mm (2 inch) 100 mm (4 inch) 150 mm (6 inch) 200 mm (8 inch) 250 mm (10 inch) 300 mm (12 inch) 350 mm (14 inch) 400 mm (16 inch) 450 mm (18 inch) 600 mm (20 inch) Etc.
8.3
Gasdruk in bar 20-50 bar 20 meter 20 meter 20 meter 20 meter 25 meter 30 meter 35 meter 40 meter 45 meter 60 meter
50-80 bar 20 meter 20 meter 25 meter 30 meter 35 meter 40 meter 50 meter 55 meter 60 meter 80 meter
80-110 bar 20 meter 25 meter 30 meter 40 meter 45 meter 50 meter 60 meter 70 meter 75 meter 95 meter
Nieuwe situaties
Het externe veiligheidsbeleid van de gemeente Enschede is er op gericht – voor zover mogelijk bestaande knelpunten weg te nemen. Bovendien is het beleid er op gericht nieuwe knelpunten te voorkomen. Voor de gemeente Enschede betekent dit dat de risicokaart(en) continu moet worden betrokken bij ontwikkelingsplannen en –visies. Doordat voor stedelijke projecten wordt gewerkt in projectteams komen reeds in een vroegtijdig stadium alle aspecten, waaronder externe veiligheid aan de orde. Door het continu up-to-date houden van de risicokaart kunnen projectmanagers snel zien in hoeverre plannen passen ten aanzien van eventuele veiligheidsrisico’s.
8.3.1 Confrontatie ruimtelijke ontwikkelingswensen met (geprojecteerde) risicobronnen Binnen de gemeente Enschede zijn diverse ruimtelijke ontwikkelingsplannen die, zoals hierboven is aangegeven, in aparte projectteams worden beoordeeld op diverse aspecten waaronder externe veiligheid. Daarbij is het in sommige gevallen lastig aan te geven of het gaat om een bestaande situatie of een nieuwe situatie. De gemeente Enschede sluit aan bij recente jurisprudentie
13
over dit onderwerp: wanneer op basis
van een bestemmingsplan een bestemming reeds mogelijk is, hebben we te maken met een bestaande situatie. Dit betekent dat bijvoorbeeld bij de vestiging van een nieuwe Bevi-inrichting niet alleen moet worden gekeken naar aanwezige kwetsbare objecten maar ook moet worden bekeken wat op basis van het vigerende bestemmingsplan aan kwetsbare objecten nog gerealiseerd kan worden, binnen de risicocontour van de Bevi-inrichting.
8.3.2
Standaardisering paragraaf Externe veiligheid in bestemmingsplannen
Ook in bestemmingsplannen krijgt externe veiligheid een steeds prominentere plaats. Om niet voor elk bestemmingsplan opnieuw het wiel uit te hoeven vinden heeft de gemeente Enschede in het voorjaar van 2006 contact gezocht met de provincie Overijssel. Getracht is – aan de hand van de provinciale 13
Afdeling bestuursrechtspraak zaaknummer 200601450/1, 28 februari 2007 31
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Handreiking beoordeling ruimtelijke plannen – te komen tot een standaardparagraaf voor externe veiligheid. Dit heeft geresulteerd in een tekstvoorstel van de gemeente Enschede dat inmiddels is goedgekeurd door de provincie Overijssel. Deze standaardtekst vormt de basis voor de externe veiligheidsparagraaf in bestemmingsplannen, waarbij uiteraard per plan afzonderlijk maatwerk wordt geleverd. Hierdoor kan sturing worden gegeven aan (toekomstige) bestemmingen en functies waarbij vanuit externe veiligheid ongewenste situaties kunnen worden tegengegaan
9. Gemeentelijk plan van aanpak Bij externe veiligheid gaat het om de bescherming van de burger tegen de risico’s van allerhande activiteiten met gevaarlijke stoffen. In Enschede is hier de afgelopen jaren zeer veel aandacht aan besteed. Externe veiligheid kent een hoog ambitieniveau waarbij de informatievoorziening en communicatie over risico’s belangrijk blijven. Dit is in oktober 2005 en in maart 2006 door de gemeenteraad van Enschede herbevestigd. Met de afronding van het project “Risico’s van bedrijven” in 2005 zijn middelen gereserveerd om boven de reguliere taken op externe veiligheid aanvullende activiteiten en initiatieven te blijven uitvoeren. Concrete activiteiten, zoals vastgelegd in de programmabegroting 2007-2010 van de gemeente Enschede betreffen ondermeer: •
voortzetten van sanering risicoknelpunten in lijn met het vastgesteld landelijk beleid, in de periode 2062010;
•
versterken van tijdig en integraal betrekken van veiligheidsaspecten bij ruimtelijke ontwikkelingen;
•
de in provinciaal verband voorbereide (en inmiddels vastgestelde) routering voor transport van gevaarlijke stoffen implementeren;
•
monitoren van de risicobeleving van de bevolking van Enschede voortzetten en gerichte communicatie over risico’s en veiligheidsbeleving;
•
Onderzoek naar de mogelijkheden om vuurwerkbedrijven zo veel mogelijk te weren of te verplaatsen uit woonwijken.
Daarnaast onderschrijft de gemeente Enschede het Meerjarenprogramma Externe Veiligheid 2006-2010 van de provincie Overijssel door – voor zover relevant – deel te nemen aan de in het provinciaal uitvoeringsprogramma 2007 opgenomen projecten. In elk geval zal worden aangehaakt bij project 3: risicocommunicatie en –informatie.
32
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 1: relevante (gemeentelijke) stukken Raadsbesluiten a. Beleidsuitgangspunten Externe veiligheid, 19 november 2001 b. Eindrapportage Beleid en realisatie Externe veiligheid, 10 mei 2005 c. Instemmen met bevindingen en aanbevelingen eindrapport rekenkameronderzoek effectiviteit en efficiëntie van het Externe veiligheidsbeleid, 17 oktober 2005 (incl amendement) d. Overnemen aanbevelingen Rekenkamercommissie inzake Eindrapport Rekenkameronderzoek Beleving van externe veiligheid, 27 februari 2006 (inclusief amendement) e. Vaststellen routering gevaarlijke stoffen, 27 februari 2006 Interne stukken a. checklist ‘Prioritaire en aandachtsbedrijven’ inclusief toelichting op het gebruik van deze checklist b. Rapportage over veiligheidsbeleving in relatie tot bedrijven c. Werkafspraken RO/T&A/brandweer/bestemmingsplannen d. Standaardisering paragraaf Externe veiligheid bestemmingsplannen e. BRZO ’99 Inspectieprogramma 2005-2010, vastgesteld door B&W van Enschede op 21 juni 2005 en aangepast in juli 2006
33
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
34
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 2: Afkortingenlijst Bevi BIR BLEVE BRI BRZO BZK EV GHOR GR IPO ISOR LPG MEVO PR PBZO PUEV QRA Revi RI&E RIS RRGS Seveso II VER VNG VROM Wghr Wkr Wm WRO Wrzo
Besluit externe veiligheid inrichtingen Besluit Informatie inzake Rampen Boiling liquid expansion vapour explosion, een vuurbal Besluit rampbestrijdingsplannen inrichtingen Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Externe Veiligheid Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen Groepsrisico Interprovinciaal overleg Informatiesysteem Overige Ramptypen Liquefied Petroleum Gas (vloeibaar gemaakt gas) Meerjarenprogramma Externe Veiligheid Overijssel Plaatsgebonden risico Preventie Beleid Zware Ongevallen Provinciaal Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid Quantitative Risk Analysis (Kwantitatieve Risico Analyse) Regeling externe veiligheid inrichtingen Risico-inventarisatie en -evaluatie Regionaal Informatie Systeem Risico Register Gevaarlijke Stoffen Richtlijn 96/82/EG betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken Veiligheids Effect Rapportage Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Ministerie van) Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen Wet kwaliteitsbevordering Rampenbestrijding Wet milieubeheer Wet op de Ruimtelijke Ordening Wet rampen en zware ongevallen
35
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
36
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 3: Begrippenlijst Aanvalsplan Een aanvalsplan is bedoeld voor de brandweer. Daardoor zijn bij een brand of een ongeval direct de belangrijkste gegevens bij de hand. Een aanvalsplan geeft informatie over de plaats van gevaarlijke stoffen en installaties, over vluchtwegen en toegangen, over brandscheidingen, e.d.. In aanvalsplannen wordt meestal gebruikgemaakt van plattegronden; soms kan worden volstaan met eenvoudig kaartje (bereikbaarheidskaart). Op grond van de Arbowet moeten bepaalde bedrijven zelf ook over een bedrijfsnoodplan beschikken. In sommige gevallen zijn aanvalsplannen en bedrijfsnoodplannen niet voldoende en moet er volgens de wet Rampen en zware ongevallen, een rampbestrijdingsplan worden gemaakt. BBT Het begrip `beste beschikbare technieken' (BBT) staat centraal bij de vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer (Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Wvo). Met de nadere precisering van de Wm en van de Wvo medio 2005, wordt dat begrip ook in die wetteksten verankerd. De Europese Commissie organiseert de uitwisseling van informatie tussen de Lidstaten en de betrokken bedrijfstakken over de beste beschikbare technieken, de daarmee samenhangende controlevoorschriften en de ontwikkelingen op dat gebied. Het resultaat daarvan is terug te vinden in de BREF's - de BBT referentie documenten. Definitie: “Het meest doeltreffende en geavanceerde ontwikkelingsstadium van de activiteiten en exploitatiemethoden, waarbij de praktische bruikbaarheid van speciale technieken om in beginsel het uitgangspunt voor de emissiegrenswaarden te vormen is aangetoond, met het doel emissies en effecten op het milieu in zijn geheel te voorkomen, of wanneer dat niet mogelijk blijkt algemeen te beperken” BREF Ook in het Europese beleid inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (GPBV, in het Engels: integrated pollution prevention and control of IPPC, zie ook de website van de Europese Commissie over IPPC) is het gebruik van de beste beschikbare technieken het uitgangspunt (in het Engels: Best Available Technology of BAT). Door de Europese Commissie werd daarom te Sevilla (Spanje) het Europees GPBV Bureau opgericht met als doel het opstellen van Europese BBT referentiedocumenten (BAT Reference documents of BREF's). Op de website http://eippcb.jrc.es/ kunt u onder de rubriek "activiteiten" deze BREF's terugvinden. Bestaande situaties Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het Bevi : geldende Wm-vergunning; vastgesteld bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten; aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Zie ook nieuwe situaties. Bevoegd gezag Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels. Brzo-inrichting In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Brzo 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. Er wordt binnen de groep Brzo-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)-bedrijven genoemd, omdat ze een preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom ook wel VR(plichtige)-bedrijven genoemd. 37
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Effect De effecten ten gevolge van: explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling; brand; toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen. Effectgebied / effectbenadering Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het algemeen kan het aantal gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers, aangezien met het beperken van de kans op dodelijke slachtoffers tevens de kans op gewonden wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een ongeval en de nazorg hebben zowel betrekking op gewonden als op dodelijke slachtoffers. Explosie Een explosie of ontploffing geeft een korte maar krachtige drukgolf en een kortdurende, hevige warmtestraling. Dit zijn de belangrijkste veroorzakers van letsel bij mensen in de buurt van een explosie. Ook brokstukken als bijvoorbeeld glasscherven, die door de drukgolf rondvliegen, kunnen levensgevaarlijke verwondingen veroorzaken. Explosies kunnen optreden bij: brandbaar gas: bijvoorbeeld aardgas, propaan, butaan of LPG; sommige vluchtige vloeistoffen; patronen en andere munitie; professioneel en consumentenvuurwerk; sommige producten, zoals geconcentreerde kunstmest; stof van bijvoorbeeld voedingsmiddelen, graan of hout. Geprojecteerd object Nog niet aanwezig object dat op grond van het vigerende bestemmingsplan toelaatbaar is. Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan. Grenswaarde Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken. Groepsrisico (GR) Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld. Wel is er de zogeheten oriëntatiewaarde, deze dient door het bevoegde gezag (de vergunningverlener, zijnde de provincie of de gemeente) te worden gehanteerd bij de overwegingen omtrent het groepsrisico. Deze oriëntatiewaarde is de kans op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-7 per jaar en met de kans op een ongeval met 1000 of meer dodelijke slachtoffers van ten hoogste 10-9 per jaar. Hieronder is een FN-diagram weergegeven met daarin als voorbeeld een FN-curve en tevens de oriëntatiewaarde.
38
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Inrichting Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is. Invloedsgebied Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico bij bedrijven is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, behalve voor LPG-tankstations, waar de grens van het invloedsgebied op 150 meter is gesteld. Deze 1%-letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Het invloedsgebied voor het groepsrisico langs transportroutes is 200 meter rondom de weg, het water en het spoor en 30 meter rondom de ondergrondse aardgasleiding. Kans op dodelijke slachtoffers Bij het externe veiligheidsbeleid wordt gesproken over risico’s. Hierbij gaat het om de kans dat er een ongeval gebeurt waarbij het effect is dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Het gaat hierbij om slachtoffers die direct en binnen 2 à 3 weken overlijden ten gevolge van dat ongeval. Naast het effect dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen, kunnen er ook veel gewonden zijn. Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het algemeen kan het aantal gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers, aangezien met het beperken van de kans op dodelijke slachtoffers tevens de kans op gewonden wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een ongeval en de nazorg hebben zowel betrekking op gewonden als op dodelijke slachtoffers. Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour. Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object Zie bijlage 5 Nieuwe situaties Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het Bevi (27 oktober 2004): het oprichten van een inrichting; het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico; een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan); een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of vrijstellingsbesluit en de in verband daarmee af te geven verklaring van geen bezwaar; besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen aaneengesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied. Zie ook bestaande situaties.
39
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Ontruimingsplan Een ontruimingsplan geeft aan hoe een ontruiming van een gebouw of een terrein moet plaatsvinden. De overheid eist in bepaalde gevallen een ontruimingsplan van bedrijven. Het gaat daarbij uiteraard om de veiligheid van groepen mensen die aanwezig kunnen zijn. Oriënterende waarde Betreft een toetsingswaarde (die het karakter heeft van een oriënterende waarde), waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriënterende waarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status. PBZO-bedrijf In het Besluit Risico's Zware Ongevallen (Brzo 1999) zijn criteria opgenomen waarmee wordt bepaald welke bedrijven een risico van zware ongevallen met zich meebrengen. Onderscheid wordt gemaakt tussen Brzo-bedrijven van de zware en de lichte categorie. Deze lichte categorie wordt ook wel 'PBZObedrijven' genoemd. Bedrijven van de lichte categorie moeten onder andere een 'preventiebeleid zware ongevallen' hebben en een veiligheidsbeheerssysteem. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. In het plaatsgebonden risico zijn in het kort twee verschillende kansen verwerkt: de kans dat een ramp, zoals het ontsnappen van een gevaarlijke stof, plaatsvindt; de kans dat een persoon daadwerkelijk overlijdt als gevolg daarvan. -6
-6
Deze kans mag maximaal 1 op een miljoen (10 ) per jaar zijn. De norm van 10 /jr geldt ten aanzien van kwetsbare objecten als grenswaarde, die niet mag worden overschreden, en ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Rondom een inrichting of transportmedium bestaat op sommige plaatsen hetzelfde risico. Deze plaatsen kunnen als een lijn (een risicocontour) op een kaart gezet worden. Ramp Volgens de Wet rampen en zware ongevallen is een ramp of zwaar ongeval een gebeurtenis: 1. waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en 2. waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken Rampbestrijdingsplan In een rampbestrijdingsplan legt een gemeente vast welke voorbereidingen zijn getroffen voor de bestrijding van een specifieke ramp of een specifieke soort ramp. De gemeente moet een beleid hebben waarin is bepaald voor welke overige gevallen een rampbestrijdingsplan wordt gemaakt. Het gaat erom dat er een rampbestrijdingsplan komt voor rampen en zware ongevallen waarvan de plaats, de aard en de gevolgen voorzienbaar zijn. Voor sommige risicosituaties is een rampbestrijdingsplan direct wettelijk verplicht. In een rampbestrijdingsplan moet de afstemming met aangrenzende gemeenten en aangrenzende gebieden in buurlanden zijn gewaarborgd. Rampenplan Elke gemeente moet een rampenplan hebben. Het rampenplan somt op wat er in een gemeente voor de rampenbestrijding in het algemeen geregeld moet zijn. Het is het 'masterplan' voor de gemeentelijke rampenbestrijding. Register risicosituaties gevaarlijke stoffen Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen.
40
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Richtwaarde Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Risicobron De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen; routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. Risicocontouren Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Risicokaart Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan. Route gevaarlijke stoffen Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen. Transportroute Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen. Veiligheidsrapport De meest gevaarlijke bedrijven die vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (Brzo 1999), moeten een veiligheidsrapport opstellen. In het veiligheidsrapport moet onder andere worden aangetoond dat: een preventiebeleid en een veiligheidsbeheerssysteem zijn ingevoerd; gevaren zijn geïdentificeerd en doeltreffende maatregelen zijn genomen; de installatie en de bedrijfsvoering voldoende veilig en betrouwbaar zijn. Veiligheidszone Een door bevoegd gezag bepaalde zone waarbinnen zich geen kwetsbare objecten mogen bevinden. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. De zelfredzaamheid kan positief beïnvloed worden door: a. de voorzieningen in het gebied waarmee vluchten mogelijk wordt gemaakt (infrastructurele mogelijkheden); b. de fysieke mogelijkheden van de aanwezige populatie om te vluchten; c. de mate waarin men is voorbereid op de eventuele noodzaak om te vluchten of hiertoe tijdig instructies ontvangt (mentale mogelijkheden).
41
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
42
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 4: Wettelijk kader Ten aanzien van externe veiligheid zijn diverse normen geformuleerd, overwegend gebaseerd op de Wet milieubeheer. Deze normen geven aan welke veiligheidsrisico’s ten hoogste worden geaccepteerd. Burgers mogen voor de veiligheid van hun woonomgeving rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). De kans op een groot ongeluk met veel slachtoffers moet expliciet worden afgewogen en verantwoord (groepsrisico). Op basis van de Wet milieubeheer hebben bedrijven (inrichtingen) een milieuvergunning nodig. Daarnaast zijn voor een aantal bedrijven algemene voorschriften van toepassing. Beleidsrichtlijn opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik Voor de opslag van munitie voor civiel gebruik is nog geen wetgeving. Voorheen werd de richtlijn van de Commissie voor Preventie van Rampen CPR-7 (uit 1983) gehanteerd voor het aanhouden van veiligheidsafstanden (effectafstanden) voor hoeveelheden explosieven tot 100 kg. Omdat een aantal aspecten in de CPR-7 niet goed was verwerkt, is deze in 1999 ingetrokken. Voor deze opslagsituaties wordt gebruikgemaakt van de beleidsrichtlijn opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Het doel van deze circulaire is om meer duidelijkheid te geven over het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen met opslag van ontplofbare stoffen voor civiel gebruik. Uiteindelijk zal deze richtlijn overgaan in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo) In dit besluit worden regels gesteld aan bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan of gebruiken. Aan de hand van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen is er een lage en hoge drempelwaarde ingesteld. Bedrijven die de lage drempelwaarde overschrijden, moeten een beleid ontwikkelen om zware ongevallen te voorkomen: het Preventiebeleid zware ongevallen (Pbzo). Bedrijven die boven de hoge drempelwaarde vallen, moeten een veiligheidsrapportage (VR) opstellen. Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (Bevi) Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van kracht geworden. In het Bevi zijn risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het Besluit verplicht het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer en Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Tevens beperkt het besluit het totale aantal personen dat zich in de directe omgeving van een risicovol bedrijf mag bevinden. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het besluit naleven bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van milieuvergunningen. Tevens moet de brandweer om advies worden gevraagd. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is zodoende van groot belang. Besluit Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) Inventarisatie van risicorelevante bedrijven is verplicht in kader van het ERGS. De resultaten zijn opgenomen in de RRGS website (www.risicoregister.nl). Het besluit is echter bij het ter perse gaan van de Omgevingsvisie nog in concept en nog niet van kracht. 43
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Buisleidingen Sinds maart 2005 is het ministerie van VROM verantwoordelijkheid voor het beleid voor buisleidingen. Dat heeft het kabinet besloten op basis van de aanbevelingen van de commissie Eindhoven, vastgelegd in haar rapport 'Samen voor de buis'. Het rapport, dat in december 2004 verscheen, concludeert dat het beleidsdossier voor buisleidingen 'achterstallig onderhoud' kent. Het dossier wordt verlamd door onduidelijkheid over welk ministerie verantwoordelijkheid is voor buisleidingen, het ontbreken van een gezamenlijke omgevingsvisie en onduidelijkheid over veiligheidsafstanden rond hogedruk aardgasleidingen en over beschermingsmaatregelen en hun bekostiging. Daardoor, zo stelt de commissie, worden de mogelijkheden van buisleidingen voor de economie en voor verbetering van het vervoer van gevaarlijke stoffen onvoldoende benut. Naar aanleiding van het rapport wil het kabinet een interdepartementale taskforce Buisleidingen onder voorzitterschap van VROM. Deze werkgroep moet het beleid voor buisleidingen in twee jaar vernieuwen en op orde brengen. De werkgroep gaat onder meer kijken naar het beheer en toezicht op buisleidingen, de veiligheid, de registratie van essentiële gegevens, risicozonering en de doorwerking in ruimtelijke plannen. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat gaat verder samen met de ministeries van Economische Zaken (EZ) en VROM een strategische omgevingsvisie maken voor buisleidingen. EZ bereidt daarnaast een regeling voor met een meldingsplicht. Deze plicht moet er toe leiden dat gegevens over de ligging van buisleidingen sneller en beter worden aangeleverd en bij graafwerkzaamheden zorgvuldiger wordt gegraven. Zo wil de overheid de kans dat kabels en leidingen bij graafwerkzaamheden worden beschadigd, verkleinen. Het rijksbeleid voor toekomstige transportleidingen staat in het Structuurschema buisleidingen (SBUI). Uitgangspunt van het SBUI is dat provincies in streekplannen zones of stroken opnemen. Buisleidingen worden zoveel mogelijk in deze zones of stroken gelegd. Het ligt in de bedoeling het SBUI te integreren in de Nota Ruimte. VROM heeft in de circulaire ‘Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen’ en de circulaire 'K1K2K3 brandbare vloeistoffen' veiligheidsafstanden vastgelegd. In 1996 hebben de ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM de nota ‘Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen’ (Nota RNVGS) uitgebracht. Daarin staan de normen voor onder andere buisleidingen. De normen uit deze nota vormen de basis voor besluiten over ruimtelijke gevolgen van buisleidingen. VROM, het RIVM en de Gasunie werken aan het opstellen van een nieuwe circulaire voor het berekenen van de risico’s bij ondergrondse aardgasleidingen. Hierin worden maatregelen aan en om de gasleiding meegenomen, zoals gronddekking en de bestemming van de grond. Door de ramp met een hogedruk aardgasleiding in juli 2004 in Ghislenghiën in België is één en ander vertraagd. De resultaten van het technisch onderzoek naar deze ramp kunnen nieuwe inzichten opleveren. De gemeenten zullen hierover worden geïnformeerd. Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen In augustus 2004 is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen uitgekomen, in samenwerking met de ministeries van V&W, VROM en BZK. Uitgangspunten hierbij zijn de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en de AMvB externe veiligheid voor inrichtingen (Bevi
44
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
). Een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen is in voorbereiding. Verruimde reikwijdte Wet milieubeheer/Regulering vervoer gevaarlijke stoffen per spoor Door de ministeries van VROM en Verkeer en Waterstaat wordt gewerkt aan een tweetal instrumenten om te kunnen sturen in de omvang en afwikkeling van vervoersstromen: de verruimde reikwijdte Wet milieubeheer en Regulering vervoer gevaarlijke stoffen per spoor. Het doel van de verruiming van de reikwijdte van de Wet milieubeheer is de transportrisico’s te beheersen door degenen die gevaarlijke stoffen aanbieden en gebruiken hierop aan te spreken. Hierbij wordt gekeken naar de mogelijkheden om de transportstromen en/of transportmiddelen te betrekken bij de milieuvergunningverlening voor het bedrijf. Het zou dan kunnen zijn dat een bedrijf in verband met onaanvaardbare risico’s door aan- en/of afvoer van gevaarlijke stoffen geen milieuvergunning krijgt. De bedoeling van de regeling “Regulering Vervoer Gevaarlijke Stoffen per spoor” is om bij de toewijzing van spoorcapaciteit aan spoorvervoerders rekening te houden met een per spoorlijn vastgelegde risicoruimte. Deze risicoruimte dient dan tevens als randvoorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen langs het spoor. Een wettelijke regeling moet dan de maximale risicoruimte per spoorlijn vastleggen, vergezeld van een kaart van het spoorwegnet, waarop per spoorlijn de omvang van die risicoruimte is vastgelegd. Naar alle waarschijnlijk zal deze regeling na de ingebruikname van de Betuwelijn worden ingevoerd. Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) De Wet vervoer gevaarlijke stoffen gaat over het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, per spoor en via de binnenwateren. Onder de wet hangt het Besluit vervoer gevaarlijke stoffen en drie ministeriële regelingen met internationale voorschriften voor vervoer over de weg, per spoor en over water. Hierin zijn routeplichtige stoffen aangewezen, waarvoor de gemeente routes mag aanwijzen. De handhaving van de Wvgs wordt uitgevoerd door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW). De gemeentelijke invloed bij transporten met gevaarlijke stoffen is beperkt. Vuurwerkbesluit Het Vuurwerkbesluit bevat regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk. Per 1 maart 2004 is een herziene versie van het Vuurwerkbesluit in werking getreden en is de overgangstermijn verlopen. Indien een bedrijf per die datum niet kon voldoen aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit, was het niet toegestaan om vuurwerk op te slaan. Meldingsplichtige inrichtingen die moesten stoppen hadden nog tot eind 2004 de mogelijkheid een schadevergoeding aan te vragen bij het Rijk. Hiervoor moest de gemeente wel een verklaring afgeven. Bij vergunningsplichtige inrichtingen die moesten stoppen, moest de gemeente tevens actie ondernemen door de procedure te starten om milieuvergunningen in te trekken. Het bevoegde gezag moest beoordelen of een vuurwerkbedrijf al dan niet aanpassingen zou kunnen plegen om te voldoen aan de eisen uit het Vuurwerkbesluit. Een bedrijf dat echt niet kon voldoen aan de eisen van het Vuurwerkbesluit, had in veel gevallen recht op een schadevergoeding volgens een vaststaande berekeningswijze. De kosten van de schadevergoedingen voor de sanering van vuurwerkbedrijven worden door VROM aan de bevoegde gezagen vergoed als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan.
45
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen/Risicokaart provincie Overijssel Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) Naar aanleiding van de conclusies van de commissie Oosting heeft het kabinet 150 actiepunten opgesteld om het veiligheidsbeleid te verbeteren. Een van de actiepunten is het in kaart brengen van risicovolle situaties. Daarbij gaat het om bedrijven waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn en om transportroutes van gevaarlijke stoffen. In de Leidraad risico-inventarisatie gevaarlijke stoffen (oktober 2004) is een selectiemethodiek voor de inventarisatie en verwerking van risicovolle activiteiten opgenomen. De bevoegde gezagen (gemeente, provincie en Rijk) in het kader van de Wet milieubeheer zijn verplicht om risicosituaties met gevaarlijke stoffen vast te leggen in het RRGS. Hiertoe zal binnenkort de Wet milieubeheer worden aangepast en het Besluit registratie gegevens externe veiligheid inrichtingen, transportroutes en buisleidingen in werking treden. Het RIVM is door het ministerie van VROM aangewezen als beheerder voor dit register. Het register is te vinden op www.risicoregister.nl en bestaat uit twee onderdelen, namelijk een invoergedeelte voor het bevoegde gezag en een publiek gedeelte met hierop een kaart voor de burger. Het bevoegde gezag krijgt nu de taak om deze risicosituaties te inventariseren en in te voeren in het RRGS. Risicokaart provincie Overijssel Het ministerie van Binnenlandse zaken heeft besloten dat de provincies zelf een risicokaart maken en beheren. De provincie Gelderland heeft een begin gemaakt met de risicokaart. De kaart bevat risicovolle inrichtingen binnen Gelderland, met hierop aangegeven de bij de inrichting behorende risicocontouren en effectafstanden. Deze kaart is te vinden op de website van de provincie Gelderland: www.Overijssel.nl/risicokaart De risicokaart en het Register vertonen grote inhoudelijke samenhang. De risicokaart omvat de gegevens over gevaarlijke stoffen en kerncentrales die in het Register worden vermeld, evenals de gegevens over overige ramptypen (bijvoorbeeld brand in grote gebouwen, overstromingen en luchtvaartongevallen). Voor zowel het Register als de risicokaart vindt gegevensverzameling, -bewerking, -invoer en -uitwisseling op identieke wijze plaats. Informatie uit het Register wordt dan ook één op één in de risicokaart overgenomen. De provincie Overijssel werkt aan een risicokaart die voldoet aan de landelijke standaard van de Modelrisicokaart. De huidige risicokaart Overijssel presenteert de risico’s van drie ramptypen met gevaarlijke stoffen, de nieuwe risicokaart zal de risicobronnen tonen van in totaal dertien soorten ramptypen of zware ongevallen. Naast de risico’s worden ook de zogenaamde risico-ontvangers (kwetsbare objecten) afgebeeld. De provincie is verantwoordelijk voor het produceren en beheren van de risicokaarten, de gemeente is verantwoordelijk voor het leveren van gegevens over haar gebied.
46
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 5: Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten De volgende objecten worden in het Bevi als beperkt kwetsbaar en kwetsbaar aangemerkt: Beperkt kwetsbaar object a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare; dienst- en bedrijfswoningen van derden; 2 b. Kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 1500 m per object; c. Restaurants, voor zover hierin geen grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn; 2 d. Winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van minder of gelijk aan 2000 m , voor zover zij geen onderdeel uitmaken van een complex waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd, waarvan het 2 gezamenlijk bruto oppervlak meer dan 1000 m bedraagt en waarin een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; e. Sporthallen, zwembaden en speeltuinen; f. Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet bestemd zijn voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; g. Bedrijfsgebouwen, voor zover het geen gebouwen zijn waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn zoals: 2 a. kantoorgebouwen en hotels met een bruto oppervlak van meer dan 1500 m per object; b. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk 2 vloeroppervlak meer dan 1000 m bedraagt, en winkels met een totaal oppervlak van meer 2 dan 2000 m per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; h. Objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn; i. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval. Kwetsbaar object a. Woningen, niet zijnde verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare of dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: a. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; b. scholen; c. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. Gebouwen waarin grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig plegen te zijn, zoals: 2 a. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m per object; b. complexen, waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto 2 vloeroppervlak meer dan 1000 m bedraagt, en winkels met een totaal bruto 2 vloeroppervlak van meer dan 2000 m per object, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd; d.
Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen van het jaar.
47
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
48
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 6: checklist prioritaire en aandachtsbedrijven Nr. Activiteit 1 Besluit risico zware ongevallen (BRZO) 2 Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage en/of gevaarlijke afvalstoffen (CPR 15-2) en bestrijdingsmiddelen (CPR 15-3) (ook transportbedrijven)
3
(Zeer) toxische gassen en/of vloeistoffen. Bijvoorbeeld NH3 in (koel)installaties of SO3 opslagtanks, gekoeld of onder druk. Opslag in tanks
Prioritair
Aandacht
Betreft een BRZO bedrijf
Meer dan 10 ton gevaarlijke
stoffen in opslag (CPR 15-2)
Meer dan 2500 kg
stoffen in opslag (CPR 15-1)
Meer dan 400 kg
bestrijdingsmiddelen in opslag
bestrijdingsmiddelen in opslag
(CPR 15-3)
(CPR 15-3)
Meer dan 1000 kg ammoniak
in (koel)installaties
Meer dan 1 ton gevaarlijke
Overleg; zeer vergiftigde gassen
Overleg; onduidelijk of er een
-6
PR 10 contour is en/of deze buiten de terreingrens valt
Meer dan 400 kg vergiftigde gassen
Meer dan 200 kg corrosieve gassen
Meer dan 200 kg zeer vergiftigde vloeistoffen opgeslagen in tanks
Meer dan 2000 kg toxische vloeistoffen opgeslagen in tanks
4
(Zeer) licht ontvlambare, brandbare, of corrosieve vloeistoffen in tanks o K1, K2 vlampunt tot 55 C o K3 vanaf 55 C
3
3
Meer dan 500 m bovengronds
Meer dan 15 m K1, K2 of
opgeslagen
corrosief onder- of bovengronds opgeslagen
3
Meer dan 150 m K3 onder- of bovengronds opgeslagen
5
Brandbare gassen in bulk, belading vanuit tankauto en opslag gasflessen
3
3
-6
Meer dan 13m
Meer dan 2m waarbij 10
contour niet buiten de
contour buiten de terreingrens
terreingrens valt
2
-6
valt
Meer dan 100 gasflessen in
Meer dan 2m waarbij 10
Meer dan 10 gasflessen per aangegeven opslagplaats
opslag 6
Oxiderende gassen waaronder zuurstof
Overleg; onduidelijk of er een
-6
PR 10 contour is en/of deze
3
Meer dan 0.45 m vloeibare zuurstof in opslag
buiten de terreingrens valt 7
Overige gassen in bulk, onder druk, belading vanuit tankauto en opslag gasflessen
Overleg; onduidelijk of er een
-6
PR 10 contour is en/of deze
drukhouder (m.u.v.
buiten de terreingrens valt
horecabedrijven)
Meer dan 100 gasflessen in
opslag 8
Opslag vuurwerk
Meer dan 100 kg in grootste
Professioneel vuurwerk of
Meer dan 10 gasflessen per aangegeven opslagplaats
Meer dan 1000 kg
meer dan 10 ton
consumentenvuurwerk in
consumentenvuurwerk in
opslag
opslag
49
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
9
Opslag munitie en kruit
Meer dan 10 kg ontplofbare
Meer dan 10 kg munitie
Meer dan 150 kg organische
stoffen
Meer dan 100 kg munitie (muv tot klasse 1.4 en muv tot kaliber 13.2 mm)
10
Opslag organische peroxiden
Overleg; onduidelijk of er een -6
11
Gecomprimeerd aardgas
PR 10 contour is en/of deze
peroxiden in opslag
buiten de terreingrens valt
(opslaggroep 1,2 en 3)
Overleg; onduidelijk of er een
-6
Aardgasafleverstation voor het
PR 10 contour is en/of deze
afleveren van gecomprimeerd
buiten de terreingrens valt
aardgas in de buitenlucht
Veilig stallen en repareren van motorvoertuigen met gecomprimeerd aardgas als brandstof
Inpandig afleveren van gecomprimeerd aardgas aan voertuigen als motorbrandstof
12
Nitraathoudende meststoffen Vervoer en opslag
Overleg; onduidelijk of er een
-6
Wordt geproduceerd en
PR 10 contour is en/of deze
verhandeld, inclusief alle
buiten de terreingrens valt
gebruikers met meer dan 10 ton
13
Open baden van gevaarlijke stoffen (bv galvaniseerinrichting)
Overleg; onduidelijk of er een
-6
PR 10 contour is en/of deze
Open bad met inhoud groter dan 2500 liter
buiten de terreingrens valt 14
Vloeibare metalen (bv metaal-, ijzergieterij)
Overleg; onduidelijk of er een
Alle inrichtingen
Houtmot, kunststofpoeders,
-6
PR 10 contour is en/of deze buiten de terreingrens valt
15
Opslag stofexplosie gevoelige poeders
graanproducten, veevoer etc. in bulkopslag vanaf 15 ton per silo
16
Opslag van niet WMS-stoffen waar bij brand toxische ontledingsproducten vrijkomen
Opslag groter dan 200 m
2
(zoals kunststoffen, rubbers, kunstmest, tapijt)
17 18
Was prioritair of aandachtsbedrijf, thans niet meer
Was voorheen geen prioritair of aandachtsbedrijf, thans wel
Geen van bovenstaande is van toepassing
50
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Deel 1
Achtergrond gebruik checklist Algemeen De afdelingen Handhaving, clusters Pro-actie/Preparatie en Preventie en Vergunningen maken gebruik van de checklist Prioritaire- en aandachtsbedrijven. Per afdeling wordt beschreven wat de afspraken op hoofdlijnen zijn op basis van de lijst en hoe deze lijst kan helpen met de communicatie en informatie overdracht onderling. Preventie Voor prioritaire bedrijven wordt minimaal een aanvalsplan opgesteld en voor aandachtsbedrijven wordt minimaal een bereikbaarheidskaart opgesteld. Tevens worden verschillende taken in samenwerking met handhaving en vergunningen uitgevoerd (o.a. controles en advies bij vergunningaanvragen). Deze taken worden bij de betreffende afdeling verder beschreven. Tevens is door de afdeling preventie is een document opgesteld waarin de afspraken tussen preventie en vergunningen zijn uitgewerkt. Als tijdens een bedrijfsbezoek een mogelijke nieuwe of gewijzigde signalering wordt gedaan dient dit te worden opgenomen met de afdeling handhaving die vervolgens conform schema 1 handelt. In v-adress wordt door de afdeling zelf periodiek een lijst met prioritaire en aandachtsbedrijven uitgedraaid en gecontroleerd op eventuele wijzigingen en aanvullingen. Handhaving Voor prioritaire bedrijven geldt in principe een handhavingfrequentie van éénmaal per jaar, waarbij controles gezamenlijk met de gemeentelijke brandweer worden uitgevoerd. Voor BRZO bedrijven is de jaarlijkse frequentie bindend en worden bij contoles ook Arbeidsinspectie en de regionale brandweer betrokken. Voor aandachtsbedrijven geldt in principe een handhavingfrequentie van éénmaal per twee jaar en vindt voorafgaand aan het controlebezoek overleg plaats met de gemeentelijke brandweer over de wenselijkheid van deelname van de brandweer aan de controle. De checklist wordt tijdens controles toegepast. Door dit gebruik zal werkenderwijs de lijst van prioritaire en aandachtsbedrijven up to date blijven. Tijdens de controles kan volgens onderstaand schema gehandeld worden. In v-adress wordt door de afdeling zelf periodiek een lijst met prioritaire en aandachtsbedrijven uitgedraaid en gecontroleerd op eventuele wijzigingen en aanvullingen.
51
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
controle van een inrichting
nieuwe of gewijzigde signalering
nee
geen actie in v-adres
nee
registratie in v-adres prioritair of aandacht
ja
strijdigheid met vergunning ja
Procedure starten; overleg met VV en BRW Schema 1.
Handhavingscontrole
Vergunningen Voor prioritaire bedrijven zal bij aanvraag of wijziging van de inrichting advies over een eventuele kwantitatieve risicobeoordeling gevraagd moeten worden, specifiek voor het bedrijf, of op basis van generieke beschrijvingen (Regeling externe veiligheid inrichtingen). Tevens zal voor prioritaire bedrijven te allen tijde een brandweeradvies aangevraagd worden bij de brandweer op basis van de vergunningaanvraag. Bij prioritaire bedrijven wordt de brandweer, cluster Preventie, betrokken bij eventuele voorbesprekingen. De DSOB milieu neemt contact op met cluster Preventie en in overleg wordt bepaald of het meerwaarde heeft als de brandweer aanwezig is bij het vooroverleg. Voor aandachtsbedrijven zal bij aanvraag of wijziging van de inrichting bij twijfel inzicht of advies over de mogelijke risico’s gevraagd kunnen worden. Voor bepaalde categorieën aandachtsbedrijven (2b, 2g, 2i, 2j, 2m, 2n, 2o, 2p en 2q) wordt te allen tijde een brandweeradvies gevraagd. Voor de overige categorieën aandachtsbedrijven (2a, 2c, 2d, 2e, 2f, 2k en 2l) geldt; indien de standaard voorschriften van de DSOB milieu duidelijk en toereikend zijn is brandweeradvies niet noodzakelijk en wordt de milieuaanvraag slechts ter informatie naar de brandweer gestuurd. Bestaat er twijfel of aan de standaard voorschriften kan worden voldaan, dan wordt de vergunningaanvraag voor advies naar de brandweer gestuurd. Bij voorbesprekingen betreffende de aandachtbedrijven gaat cluster Preventie alleen mee als de DSOB dit noodzakelijk acht (op inzicht en initiatief van de DSOB).
Aandachtsbedrijven zijn inrichtingen met ten minste 1 van de navolgende activiteiten: 2a. Opslag van > 1 ton en < 10 ton gevaarlijk stoffen (CPR 15-1) of > 400 en < 2500 kg (CPR 15-3) bestrijdingsmiddelen; 2b. (Koel)installaties of opslagtanks met toxische gassen of vloeistoffen met:
> 400 kg vergiftigde gassen of
> 200 kg corrosieve gassen of
> 200 kg zeer toxische vloeistoffen in opslagtanks of
> 2000 kg toxische vloeistoffen in opslagtanks;
52
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007 3
2c. Bulkopslag (licht) ontbrandbare vloeistoffen (K1 en K2, boven- en ondergronds) > 15 m ; 3
2d. Bulkopslag brandbare vloeistoffen (K3, boven- en ondergronds) > 150 m ; 3
-6
2e. Bulkopslag brandbare gassen (incl. belading vanuit een tankauto) > 2 m waarbij de PR 10 contour binnen de terreingrens valt; 2f. Opslag van gassen:
> 10 en < 100 stuks gasflessen per aangegeven opslagplaats of
> 100 kg grootste drukhouder (incl. belading vanuit tankwagen); 3
2g. Bulkopslag van vloeibare zuurstof > 0,45 m ; 2h. ; 2i. Opslag consumentenvuurwerk > 1000 en < 10 ton consumenten vuurwerk; 2j. Opslag > 10 kg en < 100 kg munitie; 2k. Opslag van > 150 kg peroxiden; 2l. Opslag van stofexplosie gevoelige producten zoals houtmot, graanproducten, veevoer etc in bulkopslag > 15 ton per silo; 2
2m. Opslag > 200 m aan stoffen waar bij brand toxische ontledingsproducten vrijkomen, zoals o.a. kunststoffen, rubber, kunstmest etc; 2n. Openbaden van gevaarlijke stoffen met inhoud > 2.500 liter (bv. galvaniseerinrichtingen); 2o. Inrichtingen waarbij gewerkt wordt met vloeibare metalen (bv. hoogovens, ijzer- en metaalgieterijen); 2p. Gecomprimeerd aardgas; 2q. Nitraathoudende meststoffen, vervoer en opslag > 10 ton In v-adress wordt door de afdeling zelf periodiek een lijst met prioritaire en aandachtsbedrijven uitgedraaid en gecontroleerd op eventuele wijzigingen en aanvullingen.
53
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Als bij de afdeling vergunningen een nieuwe aanvraag wet milieubeheer binnenkomt kan conform schema 2 gehandeld worden.
aanvraag wet milieubeheer
nieuwe of gewijzigde signalering
nee
geen actie in v-adres
ja registratie in v-adres prioritair of aandacht Schema 2.
Aanvraag wet milieubeheer
Tijdens een actualisatie kan volgens schema 3 gehandeld worden.
actualisatie van een inrichting
nieuwe of gewijzigde signalering
nee
geen actie in v-adres
nee
registratie in v-adres prioritair of aandacht
ja
strijdigheid met vergunning ja
Procedure starten; overleg met HH en BRW Schema 3.
Actualisatie
54
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Deel 2
Achtergrondinformatie drempelwaarden checklist prioritaire en aandachtsbedrijven Bij het tot stand komen van de checklist prioritaire en aandachtsbedrijven is in eerste instantie aangenomen dat de bedrijven die onder één van de 16 categorieën vallen van het RRGS (Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen [3]) in ieder geval prioritaire bedrijven zijn. Verder dienen de bedrijven met opslag van gevaarlijke stoffen (in bepaalde hoeveelheden) als aandachtsbedrijf aangewezen te worden. Hierbij moet men in het achterhoofd houden dat de aandachtsbedrijven (met name ook voor de brandweer) bij calamiteiten voor gevaarlijke situaties kunnen zorgen voor hun omgeving, maar bij ‘normale bedrijfsvoering’ voor de externe veiligheid niet relevant zijn. Binnen het RRGS worden deze inrichtingen “enkel hulpdienst relevant” genoemd. De checklist van de regionale brandweer [4] (zie bijlage 1) voor “enkel hulpdienst relevante” inrichtingen is ook gebruikt voor het opstellen van deze gemeentelijke checklist. Deze gaat naar alle waarschijnlijkheid landelijk ingevoerd worden voor hulpdienstrelevante inrichtingen. Hieronder is per punt van de checklist aangegeven wat de motivatie is. Punt 1. Categorie A van het RRGS Punt 2. Categorie C en F van het RRGS is > 10 ton gevaarlijke stoffen of > 2500 kg bestrijdingsmiddelen (die als gevaarlijk zijn aan te merken). > 1 ton gevaarlijke stoffen en tussen de 400 en 2500 kg bestrijdingsmidden zijn de grotere CPR 15-1 opslagen en de kleine CPR 15-3 opslagen die niet onder het RRGS vallen maar wel als aandachtsbedrijf aangewezen worden. Punt 3. >1000 kg ammoniak (in koelinstallatie) is categorie D van de RRGS >200 kg en <1000 kg (in koelinstallatie) is de omschrijving uit het RRGS waarin wordt aangegeven dat als -6 bij deze hoeveelheden de 10 contour buiten de terreingrens ligt, het bedrijf onder categorie D valt en dus -6 een prioritair bedrijf is. Ligt de 10 contour niet buiten de terreingrens of is de hoeveelheid < 200 kg dan is er sprake van een aandachtsbedrijf. (In regeling externe veiligheid inrichtingen [2] staan afstandstabellen m.b.t. ammoniakkoelinstallaties). Voor de overige toxische producten zijn de waarden overgenomen uit de lijst van de regionale brandweer. Punt 4. 3 In de CPR 9 wordt gesproken van een grote installatie als deze > 80.000 m . Dit is een erg grote 3 hoeveelheid. Een kleine installatie is van 150 tot 80.000 m . De ondergrens voor prioritaire bedrijven is op 3 3 500 m in bovengrondse tanks gesteld. Kleinere opslagen (15-500 m ) worden aangewezen als 3 aandachtsbedrijven. De ondergrens is op 15 m gesteld zodat niet elk bedrijf met bijvoorbeeld een brandstoftank voor eigen gebruik als aandachtsbedrijf wordt aangewezen. Hierbij is voor K3 vloeistoffen 3 een ondergrens van 150 m gesteld in overeenkomst met de regionale lijst. Punt 5. 3 3 Categorie K van het RRGS. Propaantanks > 13m of > 2m als het plaatsgebonden risico buiten de 3 terreingrens ligt. Andere propaantanks tussen de 2 en 13 m zijn een aandachtspunt. De opslag van gasflessen kan vanaf honderden een extern veiligheidsprobleem opleveren. Gekozen is in eerste instantie voor 100 of meer gasflessen als ondergrens voor prioritaire inrichtingen. Voor aandachtsbedrijven is als ondergrens 10 gasflessen per aangegeven opstelplaats aangenomen. Bij enkele tientallen gasflessen is voor de brandweer een bijzondere aanpak gewenst. Onder de tien gasflessen is niet als aandachtsbedrijf aangewezen, omdat bij veel bedrijven wel één of twee gasflessen t.b.v. werkzaamheden aanwezig zijn. (250 stuks uit afstanden tabel in het achterhoofd houden) Punt 6. 3 In overeenkomst met de regionale lijst is de opslag van zuurstof > 0,45 m opgenomen in de lijst van -6 aandachtsbedrijven. Mocht de risicocontour PR 10 buiten de terreingrens vallen dan wordt de inrichting prioritair. Punt 7.
55
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
De ondergrens van 100 kg is overgenomen van de regionale lijst. In overleg met de brandweer wordt tot nader bericht van de regionale brandweer de horeca uitgesloten (koolzuurtankjes voor o.a. frisdrank). Voor de opslag van gasflessen zie motivatie punt 5. Punt 8. Categorie G van het RRGS. Tot van 1000 kg tot 10.000 kg consumentenvuurwerk valt niet onder het RRGS maar wordt wel als aandachtsbedrijf aangewezen. Punt 9. Categorie L van het RRGS. Meer dan 10 kg munitie als ondergrens voor aandachtsbedrijven is overgenomen van de regionale lijst. Punt 10. Overgenomen van de regionale lijst. In elk geval van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen dient gekeken -6 te worden of de PR 10 contour buiten de terreingrens ligt. Misschien is deze tekst in de loop van de tijd te vervangen voor een hoeveelheid. Punt 11. Overgenomen van de regionale lijst. In elk geval van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen dient gekeken -6 te worden of de PR 10 contour buiten de terreingrens ligt. Misschien is deze tekst in de loop van de tijd te vervangen voor een hoeveelheid.
Punt 12. Overgenomen van de regionale lijst. In elk geval van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen dient gekeken -6 te worden of de PR 10 contour buiten de terreingrens ligt. Misschien is deze tekst in de loop van de tijd te vervangen voor een hoeveelheid. Punt 13. Overgenomen van de regionale lijst. In elk geval van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen dient gekeken -6 te worden of de PR 10 contour buiten de terreingrens ligt. Misschien is deze tekst in de loop van de tijd te vervangen voor een hoeveelheid. Punt 14. Overgenomen van de regionale lijst. In elk geval van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen dient gekeken -6 te worden of de PR 10 contour buiten de terreingrens ligt. Misschien is deze tekst in de loop van de tijd te vervangen voor een hoeveelheid. Punt 15. Stofexplosie gevoelige poeders in opslag komen voort uit de ATEX 137 (NPR 7910). Stofexplosies zijn voor de omgeving niet erg risicovol (en dus niet prioritair) maar bedrijven waar dit mogelijk is worden als aandachtsbedrijf aangewezen. Volgens de ATEX 137 dienen deze inrichtingen ook een explosieveiligheid document te bezitten. Punt 16. Bij een bedrijf kan bij het ontstaan van een brand gevaar ontstaan voor de omgeving door het ontstaan van toxische ontledingsproducten. Hiervoor is niet echt een duidelijke richtlijn te geven. Het gaat om alledaagse stoffen als bijvoorbeeld kunstmest, kunststof of tapijt, die bij “normale opslag” geen gevaar voor de omgeving opleveren. Deze bedrijven worden aangewezen als aandachtsbedrijf en dus niet als prioritair bedrijf. 2 Gekozen is voor 200 m als opslaggrens. Dit is terug te koppelen aan de afstandentabel voor CPR 15-2 opslagen. Bij het bepalen van risicoafstanden van de opslag van stoffen waar bij brand toxische ontledingsproducten vrijkomen wordt vaak de vergelijking gemaakt met een CPR 15-2 opslag beschermingsniveau 3. Hier kunnen bij brand ook toxische ontledingsproducten ontstaan. In de CPR 15-2 2 afstandentabel wordt de aan te houden afstand vanaf 200 m veel groter en blijft dan bij een aantal 2 opvolgende oppervlaktegroottes gelijk. Daarom is bij dit punt gekozen voor 200 m . Punt 17. Een punt waarin het verschil met de voorgaande bedrijfssituatie is aan te geven (ter informatie).
56
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Punt 18. Een punt waarin is aan te geven dat geen van het bovenstaande van belang is, maar waar de check wel heeft plaatsgevonden. De inrichting is geen prioritair of aandachtsbedrijf en heeft geen verhoogd gevaar. Referenties 1 2 3 4
Staatsblad 250 Staatscourant nr. 183 RIVM CEV Regionale brandweer Twente
2004 2004 2004 2004
Besluit externe veiligheid inrichtingen Regeling externe veiligheid inrichtingen Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen Checklist Versie 1, april 2004
57
Bijlage 1 Activiteit
Object
Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage en/of chemische afvalstoffen en bestrijdingsmiddelen
Diversen in SBI Lijst
Drempelwaarde Hulpdienstrelevant a)
Inrichtingen voor het opslaan van gevaarlijke stoffen in emballage. Categorieën toxisch, explosief, milieuschadelijk, (licht) ontvlambaar en stoffen die reageren met water; hoeveelheden > 1 ton
(zeer) Toxische gassen en vloeistoffen. Bijvoorbeeld NH3 in (koel-) installaties of opslagtanks, gekoeld of onder druk. Opslag in tanks.
Diversen in SBI Lijst; Koel-of vrieshuizen Kunstijsbanen Opslag gasflessen Groothandel in levensmiddelen
b)
Bestrijdingsmiddelen > 400 kg.
a)
Zeer vergiftigde gassen: > 20 kg. (o.a. chloor, fosfine).
b)
Vergiftigde gassen: > 400 kg. (o.a. SO2, NH3) (BEVI)
c)
Corrosieve gassen: > 200 kg.
d)
Inrichtingen met opslag van zeer toxische vloeistoffen in tanks: > 200 kg. (o.a. broom, acroleïne).
e) Opslag ontplofbare stoffen: vuurwerk
Vuurwerkopslagen
Brandbare gassen: - in bulk - belading vanuit tankauto - opslag van gasflessen
Diversen in SBI Lijst; Gassengroothandel Afvulstation gasflessen Gas meet- en regelstation Gashuisje
Overige gassen: - in bulk - belading vanuit tankauto - opslag van gasflessen
Diversen in SBI Lijst; Gassengroothandel Afvulstation gasflessen Gas meet- en regelstation Gashuisje
Inrichtingen met opslag van toxische vloeistoffen in
tanks: > 2000 kg. (o.a. epichloorhydrine, acrylonitril) Inrichtingen met een opslag van consumentenvuurwerk: >1000 kg.
Tot vloeistof verdicht gas: opslag > 2 m3 / 1000 kg. (o.a. Propaan/butaan/LPG) Niet tot vloeistof verdicht gas: opslag > 100 kg. (o.a. waterstof)
> 100 kg. in grootste drukhouder (CO2, N2)
Drempel waarde RRGS
Bron
Register art. 2 lid c: a) > 10 ton in emballage b) > 2500 kg bestrijdingsmiddelen
Uitwerking en verbreding Register art. 2 lid c CPR 15-1, 15-2, 15-3
Overigen: beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n
Register art. 2 lid d: b) > 1000 kg NH3
Uitwerking en verbreding Register art. 2 lid d
(in nieuwe afstandentabel NH3 is aangegeven dat onder de 1000kg geen afstanden aan te houden zijn)
CPR 13-1, 13-2, CPR 6
d) beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n, gevarenkaart nr. 10 Overigen: beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n, gevarenkaart nr. 8
Register art. 2 lid f: > 10.000 kg. Groepskaart nr. 26 en gevarenkaart nr. 3 Register art. 2 lid k: -6 Propaan > 2m3 als 10 buiten de inrichting valt. Anders: propaan > 13 m3 Overigen: beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n, gevarenkaart nr. 5 en 6 Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n, gevarenkaart nr. 3
Uitwerking Register art. 2 lid f Vuurwerkbesluit Uitwerking Register art. 2 lid k CPR 11-2, 11-3, 11-4, 11-5, 11-6 Besluit voorzieningen en installaties CPR 11-2, 11-3, 11-4, 11-5, 11-6 Besluit voorzieningen en installaties
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Gecomprimeerd aardgas
Diversen uit SBI-Lijst; Stallingen en garages
Nitraathoudende meststoffen
Opslag organische peroxiden
Meststoffenverwerking Meststoffenvermenging Kunstmestopslag en – verwerking Diversen in SBI Lijst; Peroxiden
Oxiderende gassen waaronder zuurstof
Diversen in SBI Lijst; Ziekenhuizen
Vloeibare zuurstofopslag > 0,45 m3
Brandbare vloeistoffen in bovengrondse tanks
Diversen in SBI Lijst; Diesel Brandbare chemicaliën Diversen in SBI Lijst; Benzine, (licht) ontvlambare chemicaliën Anodiseerinrichtingen Galvaniseerinrichtingen Opslagdepots bij politie en defensie
> 150 m3
Metaalgieterij Hoogovens IJzergieterij
(zeer) Licht ontvlambare vloeistoffen in bovengrondse tanks Open baden van gevaarlijke stoffen (o.b.v. WMS klasse Opslag ontplofbare stoffen: munitie en kruit Overig Vloeibare metalen
- aardgasafleverstations voor het in de buitenlucht afleveren van gecomprimeerd aardgas; - veilig stallen en repareren van motorvoertuigen met gecomprimeerd aardgas als brandstof; - inpandig afleveren van gecomprimeerd aardgas aan voertuigen die aardgas als motorbrandstof gebruiken. Nitraathoudende meststoffen- vervoer en opslag; hulpdienstrelevant zijn alle inrichtingen waar geproduceerd en verhandeld wordt, inclusief alle gebruikers met > 10 ton
Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n
SBI Brutolijst CPR 17-1, 17-2, 17-3
Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n
SBI Brutolijst
Organische peroxiden > 150 kg. (opslaggroep 1, 2 en 3).
Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n, gevarenkaart nr. 4. Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n, gevarenkaart nr. 1 Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of n, gevarenkaart nr. 2 Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of lid n
> 15 m3
CPR-1 SBI Brutolijst CPR 3 SBI Brutolijst CPR 5 SBI Brutolijst CPR 9-2, 9-3 SBI Brutolijst
Open baden van gevaarlijke stoffen > 2500 ltr.
Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of n
SBI Brutolijst
> 10 kg. Munitie
Register art. 2 lid l, > 100 kg. Munitie, gevarenkaart nr. 3
Register art. 2 lid l
Alle inrichtingen
Beoordeling bevoegd gezag, Register art. 2 lid o of n
SBI Brutolijst
59
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
Bijlage 7: resultaat stadspeiling najaar 2006
61
Beleidsvisie Externe veiligheid gemeente Enschede 2007
62