B-magazine februari-maart 2013
Babylon Bedenkt Voorwoord B-magazine is een uitgave van Babylon VZW Babylon VZW Blijde Inkomststraat 21 3000 Leuven http://kringbabylon.be
[email protected] REDACTIE Morien Raeymakers Alexander Swerts Anke Van Roy WERKTEN MEE Michael Bauwens Katrien Berger Brent Bertels Sophie Huys Ans Janssens Jurgen Lahey Kathleen Lewyllie Laura Muylle Michiel Neskens Loes Rom Saar Van Acker Tine Van Calster Gijs Van den Broeck Jasper Vanhaelemeesch Wout Van Praet Maarten Vrenken
Lieve geletterde lezers, Het is koud, op het moment van schrijven. De lucht is een gruwelijk grijzig-grauw, en bij het buitenkomen klapperen tanden vrolijk mee op de maat van mijn immer gejaagde tred. Doe mij maar zomer. Gelukkig is er B-magazine om jullie wat op te warmen. En als je niet zo voor boek- en kringbladverbrandingen bent, dan zal je zien dat we deze keer ook weer een hele boel artikels hebben. Na het praatje van de preses, bieden we jullie een interview met bekroond auteur Koen Peeters, en een vervolg op de inkijk in de proffenkantoren (de decortip van het jaar blijkt “boeken” te zijn). Omdat we daarnaast bij Babylon ook altijd met alles mee zijn, vinden jullie ook stukken over Harlem Shakes, het al dan niet gebruiken van de term “allochtoon”, en een kennismaking met de wondere wereld van slam poetry. We geven het woord weer aan onze Razende Hollander, linken de Tiny-boekjes aan promiscuïteit, leren jullie verschillende variaties op het woord “muilen” (handig om op familie-etentjes mee uit te pakken), en hebben een overzichtje van het belangrijkste nieuws uit literatuurland. Omdat we ten slotte allemaal wereldburgers zijn, kunnen jullie lezen hoe Limburg de provinciezuip won, hoe Latijn blijkbaar nog relevant is (relevant genoeg, althans, om de talenzuip te winnen), en steken we de grens over naar Parijs. En dan zijn er nog de spelletjes. En poëzie, en ons lang kortverhaal. Zo, daar hebben jullie jullie handen wel even mee vol (en hopelijk ook warm). Zoals altijd geldt nog steeds het adagium dat “wie zin heeft om mee te werken aan een editie van B-magazine, mag altijd een mailtje sturen naar
[email protected]”. Zo, zeg dus niet dat je het niet wist! Veel leesplezier, de B-magaziniers!
Maart 19 Duitse filmavond Keinohrhasen @MSI 01.28 20 Redactievergadering B-magazine 19u @Cafetaria Letteren 21 Café Français 13u @Babylon Perma 22 Galabal der Letteren 21u @Sportoase 25 Dubbelcantus VTK 20u30 @Waaiberg 26 British Comedy Night 20u30 @MSI 00.28
April 16 Italiaanse cantus 20u30 17 Themafeestje 22u @Praatkamer 18 Café Français 13u @Babylon Perma Duitse Cantus 22-28 Kiesweek 29-2 Toneelweek 20u @Zwartzusterkapel
2
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Babylon Bedenkt Presespraat
Liefste linguïsten, letterlingen of lukrake luisteraars, Er moet soms ook eens over serieuze zaken gepraat worden in deze “column”. Ik zou het dus deze keer graag hebben over verslavingen. Voordat jullie denken dat hier een preek volgt over de dodelijke gevolgen van roken, drugs of de “literatuur” van E.L. James; wees gerust! Ik heb het over een veel fijnere, en hopelijk ook onschuldige, vorm van verslaving: guilty pleasures. De Leuvense student staat erom bekend. We spenderen uren aan een stuk achter onze pc- of Mac-schermen (en nee, die discussie ga ik nu niet beginnen). Idealiter werken we dan aan een paper, liefst een van formaat zoals een scriptie, en in de ogen van menig prof en opzichter zit de bib dan ook vol ijverige studenten. Niets is minder waar. Constant worden wij verleid, en we kunnen er echt niets aan doen, door alle guilty pleasures die een computer met zich meebrengt. De ene speelt onophoudelijk “Angry Birds” (the Star Wars edition), de andere checkt om de vijf seconden of die ene love interest al heeft geantwoord op die link op zijn/haar Facebook wall. Voor mij persoonlijk zijn er echter twee grote obstakels die ik moet overwinnen telkens als ik op die mooie aan/uit-knop van mijn laptop duw: Youtube en alle fijne series die je kan downloaden of live streamen. Youtube heeft een gegarandeerd entertainment level voor iedereen; van geiten die schreeuwen als mensen en ontelbare boerenpummels die op ontelbare manieren op hun gezicht gaan tot je favoriete muziek of stand-up comedian. Of je nu aan het “studeren” bent of je aan het klaarmaken voor het volgende Babylonfeestje; Youtube is the way to go. Persoonlijke party favoriet: alle “Pop Danthologies”. Persoonlijke taalkundefavoriet: “Oppan Chomsky Style”. De favoriete guilty pleasures tijdens de blokuren zijn toch wel de series. Of het nu een uurtje ugly crying is met “Grey’s Anatomy” of de volgende spannende aflevering van “Homeland”, we weten allemaal perfect hoe verslavend het werkt. De lijst van series die we volgen, is meestal gigantisch en er komen er steeds nieuwe bij. Een mix tussen vertrouwd en nieuw, grappig en serieus, brainless en intelligent; alles wordt vertegenwoordigd in ons persoonlijk palmares der TV shows. Lang leve het internet en zijn mogelijkheden, maar een dikke “boe!” naar die gehate downloadlimiet van Kotnet. Mijn go-to serie in alle omstandigheden: “Friends”. Mijn ultieme guilty pleasure in donkere tijden: “Geordie Shore”. Mijn allergrootste guilty pleasure, naast het uitvoerig code switchen in deze tekst, moet echter toch wel de docentenevaluatie zijn. Om de twee jaar krijgen de studenten weer de kans om hun professoren eens te evalueren en feedback te geven. Die omkering van de rollen heeft toch een zekere aantrekkingskracht waaraan niemand kan ontsnappen. Noem het zoals je wil (machtsgeilheid of plain common sense), maar dat gevoel is beter dan welke serie dan ook. Er is met andere woorden geen enkele reden om niet deel te nemen aan deze evaluatie. Hopelijk zijn jullie allemaal tot dezelfde conclusie gekomen? Zo niet, kijk dan zeker uit naar de volgende evaluatie! Ondertussen staat er een aflevering “Geordie Shore” klaar, na een donkere scriptiedag. Ik zie jullie allemaal op het Galabal der Letteren! Peace out. Tine
Index
3 4 5 - 7 8 - 9 10 11 12 - 13 14
Presespraat Onderwijs Koen Peeters + literaire feitjes Kantoorverhoor Slampoetry Buitenland Lang kortverhaal Poëzie
15 Literatuur en mode + Babylonische spraakverwarring 16 Harlem Shake 17 Mannen die vrouwenboeken haten 18 Van spreken naar eufemisme 19 De razende hollander 20 - 21 Provincie- en talenzuip 22 - 23 Gat van de B-reld & de literaire spelletjes nr:3 2012-2013 B-Magazine
3
Babylon Bedenkt Onderwijspraat
Misschien zijn slechts weinigen van jullie zich bewust van het bestaan van onderwijsverantwoordelijken. Wanneer het woord “onderwijs” valt, is de aandacht doorgaans immers nogal ver te zoeken. Onderwijs, voilà, het hoge woord is eruit. Dit artikel gaat over onderwijs en wat er in onderwijsland aan de gang is. Probeer de drang om verder te bladeren toch maar te onderdrukken. Want waar wij ons mee bezighouden kan – echt waar – ook voor jou belangrijk zijn. Deze keer spraken we met professor Ingelbien, programmadirecteur van de POC Taal- en Letterkunde, over het probleem bij de masters Taalkunde, Westerse Literatuur en Taal- en Letterkunde. Wij, als taal- en letterkundigen in opleiding, zweten en zwoegen om uiteindelijk dat masterdiploma in de hand te kunnen houden. Of dat nu een master Taalkunde is, een master Westerse literatuur of een master Taal- en Letterkunde, na het ontvangen van dat diploma ligt de wereld aan onze voeten. To infinity and beyond. We worden journalist, werken bij de bank, schrijven ons beroemd of besluiten te gaan lesgeven. Bij dat laatste knelt echter het schoentje. Afgestudeerden met een van die drie masterdiploma’s en eveneens een SLO op zak, zijn natuurlijk allemaal even bekwaam om les te geven. Nochtans lijkt dat voor de overheid niet zo te zijn. Door de onderwijshervormingen van 2004 staan de masters Taalkunde en Westerse Literatuur niet op de lijst met vereiste bekwaamheidsbewijzen. Ze worden wel als “voldoende geachte” diploma’s beschouwd, en je kan er dus mee aan de slag in het onderwijs. Maar bij sommige diensten (vooral bij de VDAB) wordt er in de eerste plaats naar leerkrachten met “vereiste” diploma’s gezocht. De master Taal- en Letterkunde is tot nu toe de enige “volwaardige”, exclusieve opvolger van de vroegere diploma’s Germaanse, Romaanse et cetera. Onterecht natuurlijk, en jammer dat alumni met een master Taalkunde of Westerse Literatuur zo verschillende vacatures kunnen mislopen. De master Taal- en Letterkunde heeft echter ook zo zijn problemen. Op de eerste pagina van het diploma staat immers enkel de hoofdtaal – de taal die je in je master als major hebt gekozen – vermeld. De tweede taal of module staat in het supplement. Als je met zo’n diploma solliciteert via de VDAB, gaat de dienst zoeken naar vacatures waar je “hoofdtaal” vermeld wordt. Dat kan voor vervelende situaties zorgen. Nieuwe leerkrachten Latijn die geen diploma master Taal- en Letterkunde met als major Latijn bezitten en in de eerste graad lesgeven, krijgen bijvoorbeeld minder betaald dan zou moeten. Professor Ingelbien hoopt dat het probleem door enkele technische aanpassingen opgelost kan worden. In Gent is men er blijkbaar wel in geslaagd de twee talen op de voorpagina te krijgen. “Indien de Leuvense administratie zoiets niet kan klaarspelen, zullen we programmawijzigingen moeten invoeren die het probleem oplossen”, zegt Ingelbien. Er zal dan ook gekeken worden naar wat er retrospectief kan gebeuren, voor bijvoorbeeld afgestudeerden die het zeker nodig hebben. Over het algemeen benadrukt prof. Ingelbien dat we ons niet meteen zorgen moeten maken. Als je enkel via de VDAB wilt solliciteren voor het middelbaar onderwijs, kan je volgens hem op veilig spelen door een master Taal- en Letterkunde te kiezen en er goed op te letten welke major je neemt. Bij spontane sollicitaties blijken de naam van je masterdiploma en je “hoofdtaal” minder belangrijk – veel directies moeten immers nog aan de nieuwe terminologie wennen. Een “nee ik heb geen Germaanse gedaan, tegenwoordig kan je alles combineren”-uitleg daarbij kan ook van pas komen. Dus keep calm en alles komt wel goed. Op dinsdag 23 april geeft Raphaël Ingelbien hierover extra uitleg op de Masterinformatieavond. Mis ‘em niet! Loes Rom & Kathleen Lewyllie
4
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Babylon Bevraagt
Auteurs die in de prijzen vallen “‘s Nachts bedekken we de dingen, maar ‘s ochtends is alles nat”. Duizend heuvels, van Vlaams auteur Koen Peeters, is een caleidoscopische weergave van het verhaal van Rwanda, het land dat Hutu’s, Tutsi’s en Twa’s niet altijd vredig delen. In de vijf hoofdstukken wordt het telkens vanuit een ander oogpunt verteld. Van jongensdromen, over een zwarte priester, tot missiepaters op rust. Verhalen over pingpong met spreekwoorden, magische trommels en geheimdoenerij maar ook over exploitatie, ontheemdheid en genocidairen. We zitten in de keuken, in het gezelschap van twee katten en mevrouw Koen Peeters die zichzelf een theetje zet. Ze is van West-Vlaanderen, dat schept een band. Er liggen schriftjes op tafel, van hem, en we hebben ook allebei ons gele exemplaar van Duizend heuvels in de aanslag. Mevrouw Koen Peeters verhuist naar de living, waar de hond haar vergezelt. B-magazine: Vele andere auteurs studeerden Germaanse talen, u ook? Peeters: «Ik studeerde Pers- en Communicatiewetenschappen en nog een master Antropologie. Ik kom veel germanisten tegen, maar er zijn nog veel vreemde eenden op het neerhof van de literatuur.» B-magazine: Maar de stap om schrijver te worden, wordt toch minder evident. Peeters: «Begin jaren tachtig hadden we een ironisch clubje opgericht, the Independent Research center. We waren een stel jonge gasten - studenten, werklozen, net al werkenden - en we hadden wilde dromen. Ons plan was om bekend te worden met ofwel kunstwetenschappen, ofwel administratie. Ik typte teksten op een mechanische typemachine, fotokopieerde die vervolgens en verkocht die aan mijn vrienden.» «Zo begon ik te schrijven over mijn eigen interesses. Toen waren dat spa treatments, het koningshuis, Tervuren, het Atomium en Oostende - waar mijn vrouw van is. Ik zocht vanalles op, kocht boeken op de rommelmarkt en maakte kleine opstelletjes. Het waren telkens conversaties met K, die koning Boudewijn was. Toen ik zei dat ik er een boek van ging maken, zei een vriend van me: ‘Dat lukt je nooit’. Daar was ik natuurlijk op aan het wachten.» (lacht) B-magazine: Zijn je boeken als geschreven documentaires? Peeters: «Het onderwerp zoekt zijn vorm, maar je hebt ook een eigen stijl en verborgen gebreken. Ik ben drie jaar heel intens met Duizend Heuvels bezig geweest, het was een verslaving. Alle Belgische antropologen en witte paters die nog bij hun verstand waren, heb ik opgezocht. Het is een compact wetenschappelijk corpus, aangezien de oude antropologie van Rwanda enkel in België werd bestudeerd. Zo verzamelde ik heel veel materiaal, waarin ik dan begon te snoeien en te schikken tot het een compacte vorm had en alles op z’n plaats viel. Zo werk ik altijd.»
Literaire faits divers Op 15 februari zou Willy Vandersteen honderd jaar zijn geworden. Als eerbetoon heeft Standaard Uitgeverij het goede doellabel Suske en Wiske helpen kinderen opgericht. De eerste actie is op 15 februari van start gegaan en helpt via Facebook kinderen in ziekenhuizen aan stripboeken. Begin februari vond in Antwerpen een Vandersteenstripveiling plaats. De veiling bracht maar liefst 230.400 euro op. Begin maart heeft een Hergéveiling bijna 400.000 euro opgebracht. Voor het meest gewilde stuk – een schets uit 1942 van een schaatsende Kuifje – betaalde een verzamelaar iets meer dan 85.000 euro. Een deel van de opbrengst gaat naar een goed doel. ‘De Kat’ (Le Chat), het bekende figuurtje van striptekenaar Philippe Geluck, verschijnt vanaf 23 maart niet meer in de krant. Geluck besliste er na exact dertig jaar een punt achter te zetten. De Kat verscheen op 22 maart 1983 voor het eerst in de Franstalige krant Le Soir. Naast veertien Nederlandse schrijvers zijn ook vier Belgen geselecteerd voor de longlist van de Libris literatuurprijs 2013, de prijs voor de beste Nederlandstalige roman van het afgelopen jaar. De Belgen op de longlist zijn Elvis Peeters met Dinsdag, Peter Terrin met Post Mortem, Joost Vandecasteele met Massa en Christophe Vekeman met Een uitzonderlijke vrouw. Het totale prij-
nr:3 2012-2013 B-Magazine
5
Babylon Bevraagt B-magazine: In het boek wordt een spel gespeeld met de waarheid. Peeters: «Rwandezen zeggen tegen mij: ‘Je moet oppassen met Rwandezen, want die liegen.’ Die zeggen dat zelf! Dat is een klassiek sofisme, maar dan weet je niet meer wat je moet denken natuurlijk. Dan zie je alleen maar dat er een spel met de werkelijkheid en met de waarheid wordt gespeeld, en het gaat ook niet over de waarheid. Het gaat niet over wat je vertelt, maar over hoe je ‘t vertelt.» «Er zijn nog groepen Afrikanen die daar zo mee omgaan, met een omweg. Je moet de molen van het gesprek gaande houden, om zo te weten te komen waar het eigenlijk over gaat. Soms merkte ik pas bij het opschrijven hoe gruwelijk bepaalde dingen waren die ze vertelden. Dat heb ik geleerd, in een quote zit altijd iets wat niet gezegd wordt. Je moet goed luisteren voor je dat ontdekt.» «Bovendien is er na een conflict zoals de genocide geen waarheid. Iedereen is schuldig. Je hebt Hutu’s die Tutsi’s vermoord hebben, terwijl ze zelf Hutu’s verborgen hielden in hun huis.»
“Het Belgisch model is fantastisch omdat het onmogelijk is” B-magazine: Het verleden is belangrijk in uw boeken. Peeters: «Ik ben vooral bezig met hoe de geschiedenis doorwerkt in het dagelijkse leven, zeker ook met Rwanda, heel de genocide kan je pas snappen wanneer je terug gaat tot voor 1900. De patronen van het verleden komen gewoon terug vandaag. Wij zijn heel vaak geneigd om dingen uit causaliteit te verklaren, alles moet een oorzaak hebben. Je zou net zo goed kunnen zeggen dat alles terugkomt, maar in een andere vorm.» «Het is ook geen politiek boek. Het is niet à la Peter Verlinden, die vaak nostalgisch is naar de goeie oude tijd. Maar natuurlijk gaat het boek onvermijdelijk ook over het koloniale: Wat hebben we daar gedaan? Hoe hebben we mensen ontworteld? Hoe schuldig zijn we? Zonder te dramatiseren.» B-magazine: Maar hoe kunnen wij daar als Belg dan mee omgaan? Peeters: «We zijn natuurlijk betrokken partij, we hebben een relatie die ons verplicht om daarmee in contact te treden. Kunnen wij nog samenleven, kunnen wij nog samen mooie dingen doen?» «Geld geven uit schuldgevoel, daar ben ik geen voorstander van. Maar dat speelt natuurlijk mee op de achtergrond.»
“Ik ben een echte belgicist, zoals er meer zouden moeten zijn” B-magazine: U schrijft over een land waarin de twee bevolkingsgroepen het aan de stok krijgen met elkaar. Ziet u een parallel met België in zijn huidige situatie, in het licht van het succes van de N-VA? Peeters: «Wij wonen hier in Leuven, op tien kilometer van Wallonië. Het is een fantastisch stuk van ons land, ik ga daar geregeld toerkes fietsen.» «Het Belgisch model is fantastisch omdat het onmogelijk is. Dingen die niet samenhoren en toch samengezet worden, die hybriditeit, daar kan ik perfect mee leven. Dus ja, ik ben een echte belgicist, zoals er meer zouden moeten zijn. Wat mij heel erg stoort in het discours van de N-VA, dat is het wij-zijverhaal. Het doet mij denken aan de onzekerheid van een puber die zich afvraagt: ‘Wie ben ik?’ Wanneer je volwassen bent, dan kan je in contact met anderen treden. Misschien kan ik dat zelfs ruimer formuleren: in contact treden met de Andere, l’Autre. Van iemand die hetzelfde is als jou, daar kan je eigenlijk niks van leren.» «Binnen de antropologie heb je een richting die de etniciteit bestudeert. Er is niks essentialistisch dat dé Vlaming of dé Waal definieert, maar dat wordt wel graag zo ge-
6
B-Magazine 2012-2013 nr:3
zengeld bedraagt 65.000 euro. De verfilming van de erotische bestseller 50 shades of grey moet tegen de zomer van 2014 in de bioscopen draaien. Universal Pictures kocht de rechten op de 50 shades-trilogie al in maart vorig jaar, maar er is nog steeds geen scenarist of regisseur aangesteld. Schrijfster E.L. James heeft wellicht enkele miljoenen dollar gekregen. Het Vlaamse Woord van het Jaar 2012 is frietchinees geworden, een Chinese of Aziatische frituurhouder. Yolo, wrijftelefoon, gagnamstijl, sjoemelstroom en foefelakkoord wonnen in de categorieën jongerentaal, lifestyle, sport/ amusement, economie en politiek. De geschiedenisschrijfster Donna Tartt, die begin jaren negentig nog de ‘redder van de Amerikaanse literatuur’ genoemd werd, brengt dit najaar haar derde roman, The goldfinch, uit. De Nederlandse satirische striptekenaar Willem (71) heeft de Grote Prijs van de stad Angoulême gekregen. Willem tekende strips, illustraties, fictie, reportages en cartoons met thema’s als politiek, seks, oorlog, genocide, extremisme en religie. De Japanner Akira Toriyama (57), auteur van het mythische Dragon Ball, won de Speciale Prijs voor zijn gehele oeuvre. Dragon Ball is met 230 miljoen exemplaren de meest verkochte manga ter wereld.
Babylon Bevraagt definieerd. Het is eigenlijk puur perspectivisch, want een groep bestaat nooit op zich. Die bestaat enkel in contrast met een andere groep die kan zeggen ‘wij zijn niet zoals zij’. Er zijn partijen in de samenleving gebaat bij zo’n essentialistische blik. De media spelen daar een rol in, net zoals bepaalde politieke partijen en instituties. Die grijpen terug naar 1302 en de Eerste Wereldoorlog, en ze kleuren gebeurtenissen bij zoals het hen uitkomt. Ze instrumentaliseren de geschiedenis vanuit een frustratie die ze vandaag hebben, vanuit onzekerheid en armoede. En dat allemaal terwijl we rijk zijn. We hebben het nog nooit zo goed gehad, met onze zonnepanelen.» B-magazine: Nog een laatste vraag: heb je schrijftips voor aanstormend talent? Peeters: «Je moet je urgentie ontdekken. Je moet toch wel wat pretentie hebben, ambitie om de waan van de dag te overschrijden, een licht belachelijk onafhankelijkheidsstreven. Je moet natuurlijk heel veel lezen en jaloers kijken naar al wat je voorgangers gedaan hebben.» «Vroeger zei men dat ik postmodern was, maar ik vind dat ik dat steeds minder ben. Ik wil een ethische impact hebben, schrijven is niet vrijblijvend. Allez, vrijblijvend schrijven kan, maar dat is toch niet zoals het moet, denk ik. Zelf schrijf ik dan ook geen huis-, tuinen keukenboeken. Daar zijn ze te taai voor.» «Ik vind dat je een boek moet herinneren zoals je in een huis bent geweest, je moet weten welke sfeer daar hing. Je weet niet meer waar de trap stond, maar je weet wel nog hoe het licht binnenviel.» p 113 De antropologen waren herkenbaar aan hun nomadische rugzakken en jassen met overal zakken en zakjes. Naarmate het congres vorderde, stonden overal volle en lege bekers op de vloer. Water, slappe thee en koffie. Ik bekeek met hen etnografische films over Kimbangu, gekke profeten en familieruzies in Botswana. Zo werkte deze wetenschap blijkbaar. Ten eerste leken ze elkaar allemaal persoonlijk te kennen. Ze citeerden, breiden verder, vitten, streden, bedachten ieder op hun beurt nieuwe theorietjes. Deze wetenschap was een gistingsproces, een voedselketen, een krabbenmand. Elke theorie was weer een uitdaging om aan te vechten of te weerleggen. Villein noemden ze het werk van een collega ‘elegant maar onwetenschappelijk’, waarna die een hartaanval kreeg. p 142 En ook hun vrouwen waren mooi als de heupwiegende koeien, zag Smith, die trouwens enkele keren een Tutsi-vrouw huwde. Hun oogopslag was loom als die van het vee. De vrouwen droegen opschik als de hoornen van de koeien, en wanneer ze dansten vormden ze met hun armen de vorm van die hoornen. Ook zij toonden het feestelijke lichaam. Een mooie huid zonder littekens of wonden, glanzend van boter. Rwandezen hielden blijkbaar niet van zware dingen. Alles moest kunnen worden meegenomen, zoals gedichten en verhalen, dans, hun eigen lichaam. Misschien was het dit: de werkelijkheid volstond zoals ze was. Ze was op haar mooist als ze aangekleed was door de taal. Daarom hadden Rwandezen geen beeldende kunst nodig, besloot Smith.
De shortlist van de Gouden Boekenuil, de belangrijkste literaire prijs in Vlaanderen, is bekend. Naast de Nederlanders Oek de Jong, Arnon Grunberg, Marja Vuisje en Tommy Wieringa maakt Peter Terrin als enige Vlaming ook kans op de prijs. De winnaar wordt op 4 mei 2013 bekendgemaakt. Drie jaar na Sprakeloos verschijnt in september een nieuwe roman van Tom Lanoye, genaamd Gelukkige slaven. Janneman Pairon, negen jaar oud, heeft net zijn eerste boek uit, toepasselijk genaamd Mijn eerste boek. De zoon van dichter Marc Pairon is daarmee de jongste gepubliceerde schrijver van Vlaanderen. Al op zijn vijfde wist hij dat hij later schrijver wou worden, maar “popster is ook oké”. Lexima, een bedrijf dat ICT-oplossingen voor lees- en leerproblemen ontwikkelt, heeft een speciaal lettertype ontwikkeld om mensen met dyslexie met minder moeite te laten lezen en schrijven. Volgens een onlangs uitgevoerd onderzoek zorgt het lezen van chicklits voor een slecht lichaamsbeeld bij vrouwen. De Vlaams-Nederlandse dichteres Annemarie Estor heeft de Herman de Melanie gewonnen Hacke Coninkprijs voor haar dichtbundel De oksels van de bok. Michaël Vandebril ontving de Debuutprijs voor Het vertrek van Maeterlinck en David Troch won de Publieksprijs voor zijn gedicht Gezel. Anke Van Roy
nr:3 2012-2013 B-Magazine
7
Babylon Bezoekt Kantoorverhoor (deel 2)
Elke letterenstudent hangt wel eens rond in het Erasmushuis. Om langs te gaan bij de cudi van Babylon, om groepswerk te maken in de cafetaria, om te studeren in de bib of gewoon om in de paarse zeteltjes te hangen. Je zou dus kunnen zeggen dat het een soort tweede thuis is voor ons. Maar meer nog dan voor de studenten, is dat zeker waar voor de monitoren en proffen. Die hebben er namelijk elk hun eigen stekje. Wie weet welke geheimen er allemaal achter de wanden van het Erasmushuis schuilen! Wel, wij weten het, want we gingen bij de proffen op visite voor een verhoor over de inrichting van hun kantoor. Naast onze bezoekjes aan professoren Bru en De Geest en monitor Mon (zie vorige editie), gingen we ook op de thee bij David Martens, sloegen we een babbeltje met monitoren Katrien en Willem en gingen we zelfs langs bij onze enige echte decaan, Luk Draye. Hier volgt ons verslag: We begonnen onze tocht door het Erasmushuis bij monitor Katrien, de enige vrouw die we uiteindelijk zouden ondervragen. En dat ze een echte vrouw is, kan je ook merken aan de inrichting van haar kantoor. Met postkaartjes op de kasten, posters aan de muur, een grote zelfgetekende zon op het bord en nog wat andere spulletjes, weet Katrien haar kantoor een persoonlijke sfeer te geven. Achter haar bureau hangt een poster van Le Chat Noir. Stiekem had Katrien ons willen vertellen dat ze de poster heeft gekocht in Parijs, een stad die haar hart wist te veroveren. Enkele jaren geleden is ze daar namelijk met een vriendin naartoe gefietst. Maar tot haar grote spijt moet Katrien toegeven dat de poster simpelweg uit de Expo komt. Emotionele waarde nul dus, maar het is het gedacht dat telt, toch?
“Met sommige planten heb je nu eenmaal een betere band dan met andere” De postkaartjes en de poster van Sevilla blijken daarentegen wel effectief uit Spanje te komen. Katrien is namelijk ooit met vier vriendinnen op Erasmus geweest naar dat zuiderse land. Zelf zat ze in Granada, maar aan de Feria de Sevilla, die elk jaar plaatsvindt, heeft ze nog steeds goede herinneringen. Datzelfde geldt eigenlijk voor haar hele Erasmusperiode, want ze keert nog steeds om de twee jaar terug naar Granada. Ze raadt dan ook iedereen die de kans krijgt aan om zeker op uitwisseling te gaan, volgens haar een onvergetelijke ervaring. De postkaartjes zullen voor Katrien altijd vele mooie momenten met zich meedragen. Daarmee zijn meteen zowel Frans als Spaans vertegenwoordigd op haar kantoor, wat dan ook haar status van romaniste bevestigt. Naast de poster van Le Chat Noir hangt een groot bord met daarop enkele geboortekaartjes van collega’s, haar copycard – iets wat anders nogal snel verloren raakt – en merkwaardig genoeg een foto van Sherlock Holmes. Niet omdat ze een grote fan is van Doyles geesteskind, maar omdat ze als ombuds zelf een waardige detective bleek te zijn. Terwijl Katrien ombuds was, kwamen twee studenten zich namelijk aangeven voor fraude. Dat werd door haar collega’s beloond met een foto van de legendarische detective. Naast een plastic bloemetje en twee orchideeën uit de Ikea, staat er ook een grote plant in de hoek van het kantoor. Deze plant wist Katrien net van de dood te redden, de oorspronkelijke eigenaar had hem helemaal verwaarloosd. “Met sommige planten heb je nu eenmaal een betere band dan met andere”, verklaart Katrien. Met deze plant lijkt het dus wel te klikken. Ten slotte vinden we nog een zwaarmoedige – althans volgens Willem – spreuk op de kast. “Het heeft geen zin te willen bloeien in de herfst, of te willen overleven in het aanschijn van de dood. Het niet-aanvaarden zal de loop van de dingen niet veranderen en leidt ook niet tot inzicht in de werkelijkheid.” Het is een spreuk van Patricia De Martelaere, zo blijkt, een vroegere prof Taalfilosofie. Deze wijze woorden zouden in de traditie van het taoïsme passen en volgens Katrien zoveel betekenen als “Laat de dingen op je afkomen, wat komt dat komt.” Ik word er toch ook eerder melancholisch van …
“Het Erasmushuis is een afschuwelijk gebouw” Bij monitor Willem hangen niet zulke morose spreuken aan de muur. Bij hem staan er daarentegen anatomische voorstellingen van het spraakorgaan op de kast – ook enigszins luguber, maar ja, Willem is tenslotte een taalkundige. Dat zie je ook aan de boeken die zijn kantoor herbergt: naast Taal is zeg maar echt mijn ding en Waarom een buitenboordmotor eenzaam is, staan er ook exemplaren als La sémantique, La linguistique synchronique, Language and Communication en een hele hoop andere taalkundige shizzle te pronken. Ook de drie delen van de Dikke Van Dale mogen natuurlijk niet ontbreken. Die staan echter niet tussen de andere boeken in de kast, maar verdienen – vanzelfsprekend – een apart plekje op Willems bureau. Een miniatuur van een Apollobeeldje staat erbovenop, alsof het de macht van de Van Dale nog eens extra wil benadrukken. Want elke scrabblefanaat wéét dat dat werk AL-TIJD het laatste woord heeft, geen discussie mogelijk – al zal professor Van De Mieroop daar anders over denken.
8
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Babylon Bezoekt “Ik heb uitzicht op een muurtje waar mannen nogal vaak hun behoefte tegen komen doen” Willem moet toegeven dat hij het Erasmushuis eigenlijk een afschuwelijk gebouw vindt. Maar over zijn kantoor zelf is hij best wel tevreden. Hij stoort zich niet aan de witte muren of de gele vloer en kan ook leven met de grootte van zijn kamertje. Ook over zijn uitzicht is hij zeker niet misnoegd; hij kijkt namelijk uit op heel wat groen en kan zo de seizoenen zien veranderen. Een enig nadeel is wel dat in zijn gezichtsveld ook een muurtje staat waartegen mannen nogal vaak hun behoefte komen doen. Net iets minder prettig om naar te moeten kijken … (Bij het verlaten van Willems kantoor, valt onze blik nog op een exemplaar van de vorige B-magazine. Zo hoort het!) Ook het kantoor van David Martens, professor Franse Letterkunde en dé reden waarom vele meisjes de twee en een half uur durende colleges maar al te graag bijwonen, is de moeite waard om te bespreken. Het is een plek waar talrijke stapels boeken ieder vrij stukje van de vloer bedekken, waar iPod-houders en Chinese theesets de hoeken opvullen en waar, vreemd genoeg, een houten formule-1 wagen een van de weinige nog beschikbare plekjes, dat vlak naast de deur, inneemt. Meteen na aankomst krijgen we elk een driedelige drinkconstructie voorgeschoteld bestaande uit een bordje, een tasje en een dekseltje met een gat in (waarbij ik van het laatste onderdeel absoluut het nut niet inzie), en terwijl de thee pruttelt en trekt in onze tas, begint Martens met een toelichting van de inrichting. Zo zijn de stapels boeken in de kamer het gevolg van een grote passie voor literatuur en een tekort aan opslagplaats en tijd om op te ruimen; de muziek is voor Martens een onmisbare factor bij het werken. Na de thee van merken zoals Lipton te hebben afgebroken, merken die volgens Martens enkel smaken als je er heel wat suiker aan toevoegt, leidt hij ons in in de Chinese theecultuur. Hier komt thee niet voor in de vorm van zakjes maar als kleine kruidenbolletjes die rechtstreeks in de tas, een zogenaamde “zhong”, worden gedaan. Het dekseltje zorgt ervoor dat je niet stikt tijdens het drinken en dat de bolletjes in de tas blijven, waardoor je meerdere “zhongen” kan drinken die steeds minder fel zijn van smaak. Indien je binnenkort bij professor Martens een mondeling examen moet afleggen en je goed wil scoren, raden wij je aan groene thee mee te nemen, die is gezonder dan zwarte en blijkbaar zijn favoriet. Mocht je voorganger echter ook dit artikel hebben gelezen en hier al voor gezorgd hebben, kan je altijd nog een plant kopen, als je het mij vraagt momenteel een groot gebrek in dit kantoor. Ten slotte komt de houten formule-1 wagen ter sprake. Het blijkt een cadeautje van Martens’ collega’s te zijn voor zijn zoontje. De professor van literatuur en cultuur is namelijk enkele maanden terug vader geworden. Tja, sorry meisjes, maar geef toe: het was te verwachten. Het kantoor van decaan Luc Draye staat in schril contrast met alle andere die we bezochten. Het meest opvallende aan dit kantoor, is de zee aan ruimte. Hierbij vergeleken zijn de hokjes van de monitoren en professoren inderdaad eerder pigeon holes te noemen, zoals professor Bru ze eerder al omschreef. Er staan niet enkel een bureau en wat kasten op dit kantoor, er is zelfs een heel salon te vinden met zwarte leren zetels en een tafeltje, zo een dat in de films uiterst geschikt zou zijn om illegale pokeravonden rond te organiseren lang na sluitingstijd van het Erasmushuis. Maar met zulke dingen houdt onze decaan zich natuurlijk niet bezig. Dit kantoor dient namelijk ook als vergaderruimte, en daar heb je nu eenmaal ruimte voor nodig. Nadat we de enorme afstand tussen deur en bureau overbrugd hebben, vertelt de decaan ons dat hij eigenlijk niet veel heeft gedaan aan de inrichting van het kantoor. De meeste dingen die er nu staan, stonden er al bij zijn voorganger. Aan de indeling heeft hij eveneens niets veranderd, hij vond het “wel goed zo”. Op enkele familiefoto’s na, is er niet veel persoonlijke inbreng te merken, wat resulteert in een eerder zakelijke sfeer. Enkel de chaos op het bureau past niet helemaal in dat plaatje (voor een toonbeeld van orde verwijst hij ons door naar professor Geeraerts).
“Het Erasmushuis is een tijdloos mooi gebouw dat visueel standhoudt” De decaan weet ons ook enkele interessante weetjes te vertellen over het Erasmushuis zelf. Zo blijkt dat de witte muren reeds zijn vastgelegd door de architect, en overschilderen is dus niet echt de bedoeling. We hebben dan ook op geen enkel bureel een andere kleur aangetroffen, al doen er wel verhalen de ronde over een mysterieuze gele streep op de muur bij professor Van De Mieroop. Ook achter de felle kleuren van de vloer blijkt een verhaal te zitten. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat er per verdiep een afwisseling zou zijn van oranje, geel en rood, maar dat patroon is er niet nr:3 2012-2013 B-Magazine
9
Babylon Bezoekt gekomen. De reden? De geschiedenisverdieping was niet tevreden over de kleur die ze hadden toegewezen gekregen, en na een intense discussie heeft Taalkunde uiteindelijk kleur moeten bekennen. Taalkunde is geel geworden in plaats van geschiedenis. Waar die geschiedkundigen zich toch mee bezig houden … Decaan Luc Draye weet ons ook te vertellen dat het Erasmushuis zich bevindt op de locatie waar vroeger de neogotische Sint-Jozefskerk stond, een kerk die er slechts honderd jaar heeft gestaan. Enkele decoraties uit die kerk hangen nu in dit kantoor. Zelf vindt hij het Erasmushuis een tijdloos mooi gebouw dat visueel standhoudt. Misschien moet hij dat eens aan Willem vertellen. Het – naar mijn bescheiden mening – meest begerenswaardige voorwerp in deze ruimte, is niet het beeldje van Pieter De Somer, noch het schilderij van Valerius of de drie kloostertekeningen aan de muur. Nee, het is de grote comfortabele bureaustoel, zo een om je in om te draaien met de woorden “I’ve been expecting you”, die ik het liefst naar mijn eigen kot zou meesmokkelen. Wanneer al onze bezoekjes erop zitten, beseffen we dat er veel meer valt af te leiden uit de inrichting van een kantoor dan je misschien eerst zou denken. Moesten we een mentalist door het Erasmushuis laten lopen, hij zou meteen een psychosociale analyse van alle inwoners kunnen maken, me dunkt. Conclusie: niet de kleren, maar het kantoor maakt de man! Anke Van Roy & Ans Janssens
Babylon Bestudeert Slampoetry:
Smijtpoëzie, slagpoëzie? Een literaire bokswedstrijd? Ik neem jullie mee naar de wereld van slam poetry. Wikipedia omschrijft het als een moderne vorm van poëzie, een combinatie van een aantal disciplines, namelijk voordracht, tijdsdruk en dichtkunst. De gemiddelde Babyloniër zit inmiddels natuurlijk al kwijlend en half opgewonden te lezen, but wait, there’s more. Sinds Belgium’s Got Talent (ja, dat programma) op tv is gekomen, heeft België er een bekende slam poet bij gekregen. Zijn naam is Joost Stockx, beter bekend als Jee Kast. Hij haalde het tot in de finale en probeerde het grote publiek te laten genieten van zijn woordkunst. Met succes! Maar met enige teleurstelling en lichte frustratie keek ik toe hoe literair geëngageerd België blijkbaar toch niet naar talentenshows op VTM kijkt (ook al klinkt dat vrij logisch). Blijkbaar is België een land waar enkel zingen als een “talent” wordt gezien. Het is dan ook zeer spijtig dat het genre enorm achterop hinkt in België, ten opzichte van andere landen in Europa. Maar genoeg over mijn frustraties, let’s talk poetry. Persoonlijk zou ik een slamdichter vergelijken met “een schilder van woorden met de performance van een rapper die zich bevindt in een rederijkerskamer”. Ongeziene woordcombina- Gebroken man glipt ties, gegoten in een acteursperformance in wedstrijdvorm. De driehoek van Petersen wordt door elegantste vingers hier duidelijk overtroffen. Sommige slamdichters wijken zelfs af van het “literaire gedeelte” zandlopergewijs, van hun optreden, en brengen klankpoëzie. (Algemene Literatuurwetenschap I, do you feel it?) zoekt de aarde op Hoe zulke slamwedstrijden net in elkaar zitten, is andere kost. Het leuke aan de zaak is waar tijd grappen uithaalt en dat iedereen mag meedoen. Iedereen die de avond bijwoont, beslist ook gedeeltelijk sporen achterlaat. wie de winnaar wordt. Er is natuurlijk ook een jury aanwezig – Belgium’s Got Talentgewijs, hoera – die beslist over het lot van de kandidaten. Die krijgen ook maar gemidLiefde waait als wind deld drie minuten de tijd om zich te bewijzen. De uitvinder van de wedstrijden, Marc door mijn takken worstelend Smith, liet de dichters het zelfs tegen elkaar opnemen met bokshandschoenen aan, twijfels wortelen. terwijl het publiek commentaar kon geven op de gedichten. (Misschien kon de verliezer zijn nederlaag zo eventueel “aanvechten”?) Gelukkig is de situatie inSlik de blad’ren weg middels veranderd … bekijk de kruin van de boom
Wie ondertussen zijn blad heeft volgekwijld en helemaal gebeten is door het tot de herfst verdwijnt. slamvirus; surf zeker naar http://www.beslam.be/poetry-slam/ en down- Jee Kast load de publicatie! Voor wie nog niet overtuigd is: beeld je dit gedicht van Jee Kast in met een aangename performance:
10
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Brent Bertels
Babylon Bezoekt Buitenland
Een van de weinige dingen die mij nog kunnen verbazen na drie jaar studentenleven is wanneer iemand stellig beweert niet zo te houden van Parijs. “Doe mij maar zon, zee en strand”, hoor ik hen zeggen, alsof men een sprankelend glas Veuve Clicquot afslaat voor een Carapilsje. Vulgair, noem ik hen. Cultuurbarbaren! Want Paris is always a good idea, zou Ms Audrey Hepburn me bijtreden. Die mantra scanderend in mijn hoofd, trok ik zes maanden geleden de voordeur van het ouderlijk huis in het godvergeten Sint-Amands achter me dicht. De tippen van mijn sneakers waren al naar het bruisende stadsleven gericht, terwijl het kleine kerkje iets verderop een hoopje dorpsgenoten ophoestte na de zondagsmis. Kleinburgerlijk plattelandsleven, jou zal ik niet missen op Erasmus.
Gewapend met een koffer vol zwarte kleren – want van andere kleuren ontkent de cynische Parijzenaar het bestaan wegens te opgewekt – reed ik de périphérique van Parijs binnen. Geen domme zet, zo bleek, want dankzij een wildgroei aan krantenkiosken lag nu op elke hoek van de straat een stapel Paris Vogues te proclameren dat zwart de nieuwe it-kleur van die winter zou worden. Baanbrekend ... Maar geen probleem, deze jongen was voorbereid en bij wijze van camouflage, die ervoor moest zorgen dat ik optimaal in dit stijlvolle straatbeeld zou opgaan, trok ik mijn lange zwarte jas over mijn schouders. Ik besloot de proef op de som te nemen, en welke gelegenheid leent zich hier beter toe dan ... ja ja, Paris Fashion Week? Al na één stap uit de metro viel op dat mijn afgesleten sneakers, die zo gewend waren aan de Vlaamse ondergrond, in het niets verbleekten met de torenhoge stiletto’s, die meedogenloos klikten op de marmerwitte trappen van het Grand Palais, waar Chanel binnen enkele ogenblikken het kruim van de modewereld zou verzamelen. Onder hen ook her royal highness, Anna Wintour, zo hoopte ik, maar nergens in de kudde van peperdure bontjassen viel haar karakteristieke pagekopje te bespeuren: mevrouw was al langs een achteruitgang naar buiten geglipt ... the sneaky bitch. Aan de unief zal ik wel minder uit de toon vallen met mijn H&M-outfitje. Wederom verkeerd gedacht: de gangen van de Sorbonne vulden zich met een volkje dat er beduidend excentrieker bijliep dan de gemiddelde Leuvenaar met zijn kringtrui en zijn net-uit-bed-look (of vaker nog: zijn nooitin-bed-geraakt-look). Als je het stereotiepe beeld van de blasé Parisien, die van roken en koffiedrinken een kunst maakt, bevestigd wil zien, moet je hier zijn: afgaande op de menigte kettingrokers, die de ingang van het universiteitsgebouw in een grote rookmist hulden, zou je geloven dat het smogprobleem in Parijs piekt telkens wanneer een
prof lespauze geeft. Ik overdrijf, denk je misschien? Het ging zelfs zo ver dat een van mijn proffen tijdens de les nonchalant een sigaretje opstak terwijl ze Chomsky’s Universal Grammar uitlegde, en ons iets later in alle stilte een tekst liet lezen, opdat zij ondertussen haar tijd nuttig kon besteden met het rollen van een nieuwe voorraad sigaretten. Clichés zijn er om bevestigd te worden. Dat moeten ook de Spaanse Erasmuscoördinatoren gedacht hebben bij het selecteren van de uitwisselingsstudenten die ze naar Parijs zouden sturen: “de typische Erasmusser” roept uiteraard meteen het beeld op van feestende Spanjaarden, maar de exemplaren die ik heb leren kennen, hebben de semantische grenzen van wat ik onder “marginaal” versta, danig verlegd. En wie mij kent, weet
welke mate van gortigheid dit impliceert ... Om even kort te schetsen: bruingebakken breezersletjes in pantermotief, nachtlawaai waarvoor men in Leuven een GAS-boete zou krijgen om u tegen te zeggen, en liters tequila die al even snel naar buiten kwamen als ze naar binnen waren gegaan. What happens on Erasmus, stays on Erasmus, moeten ze gedacht hebben ... tot het in uw B-magazine verscheen. Geef mij tijd en een glas wijn, en ik vertel nog uren door over wat het leven in Parijs zo zinnenprikkelend geweldig maakt: van chique recepties en toastjes met foie gras in het Maison des Belges, tot happy hours in de ietwat “aparte” Banana Bar; van dragqueens spotten in le Marais, tot verloren lopen in het Quartier Latin en uren gekluisterd zitten aan oude boeken in de Shakespeare & co ... Parijs is meer dan gewoon een mooi plaatje voor een postkaart of een charmante achtergrond waartegen de hordes Chinezen en Japanners “en masse” poseren. Paris pétille, Paris palpite ... maar om dat volledig te vatten moet je er geleefd hebben. Om even samen te vatten met de woorden van Gertrude Stein, die ik na zes maanden Parijs de pretentie heb hier te parodiëren: Belgium is my country, but Paris is my hometown. Wout Van Praet nr:3 2012-2013 B-Magazine
11
Babylon Beschrijft Lang kortverhaal
Babylon schrijft. Vaak. Veel. Graag. Onze Man in het veld nam het plan op om op een epische literaire queeste te vertrekken. Elke editie presenteert hij jullie de volgende stap, het volgende hoofdstuk in zijn Verhaal. Deze maand: deel drie.
Speer schudden rond het consumerend vuur Ik zie het zo voor mij: de Betreurde die gewonden in witte vodden een reeks Bacchiaanse dansen leidt terwijl hij met een gebroken wandelstok het orkest van kakofonisch drummende samenzweerders aanvoert. De goudbruine scepter klieft onstuimig door de lucht en boort zich in een kunstwand. Met twee handen rond de stok en een maat vierenveertig tegen de wand trekt hij zo hard dat hij zichzelf stomdronken achteruit katapulteert en door een strategisch niet goed geplaatste glazen deur valt. Laconiek veert hij weer recht en constateert hij dat niemand gewond is, waarop hij een toost uitbrengt. Fragmentarisch als is onze vertelling over deze hoogst intelligente dorpsgek – und die Welt ist sein Dorf – zo ook is zijn bestaan. Hij leeft maar op in de mate dat hij gedenkwaardige graven plundert of meerijdt op een wilde nachttrein naar de extremen van sociaal aanvaardbaar gedrag. Kwantiteit regeert over kwaliteit als wij een veredelde rockster volgen die de vaardigheid ontbeert om een gitaar te stemmen, maar rolt in zelfverachting en restjes sushi op beschimmelde matrassen. En het feest stopt niet met het opkomen van de zon. Hij gaat door, door, door, op het ritme van een bebop-melodie die knalt uit de aftandse speakers van een jukebox in een bruin en rokerig wegcafé.
Onvermijdelijk de dalende roltrap op klauteren zodat dit moment nooit over zou gaan Zijn alles-consumerende passie brandt niet zomaar uit maar sublimeert nu en dan in pogingen tot artistieke uitspattingen, zoals het schrijven van epigrammen op geteisterde toiletdeuren. Of zoals onlangs vermeld, in de vorm van briefjes aan zijn musen door wie hij zich tierig liet verwennen. Lange afscheidsbrieven, bedankbrieven of ganse elegieën over het hoe en waarom van zijn gedragingen. Gemeenschappelijk hebben zijn schrijfsels echter dat er geen hoe en waarom uitlegbaar is en zijn odyssee wordt zo gereduceerd tot de futiele afwezigheid van enig proces van leerzame ontwikkeling. Zijn hipster anti-establishmentattitude was niet meer dan een pose, een flauw afkooksel van een betekenisvol bestaan. Zoeken wij de moraal in zijn amoraliteit, dan lopen we steevast een doodlopende steeg in vol kapot glas en plassen urine zo diep dat de doorsnee schoen er vol van loopt. Zoals beloofd hier een meligmelancholisch fragmentje waar zijn Lolita’s voor smolten:
12
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Jij, ik en een fles wijn, eentje met een kurk, een echte, geen synthetisch gedoe. Een fles zo simpel dat het verkleurde etiket niets onthult, maar dat detail is het laatste wat ons bezig houdt, want de smaak wordt niet meer verzorgd door gezegende vruchten als wel door het destillatieproces doorheen jouw ogen, om als tranen engelenplasjes achter te laten vooraan op mijn tong. Wees geen klankbord vanavond, maar laat het ritselen van de lakens een symfonie zijn die engelen uit de hemel haalt. Geen lied op die platenspeler dat ik wil horen, geen klank bestaat er die het moment recht zou aandoen. Laten we niet verroeren, op wat uiterst voorzichtige en willekeurige strelingen na. Ik geniet van je gewassen lichaam, ik zie het niet maar voel het des te meer. Je prikkelt al mijn zintuigen zonder ook maar te knipperen met die onopgemaakte oogleden waar ik niet op uitgekeken raak. Je bent een andere van zo dichtbij. Een andere persoon die als het ware op het punt staat deze wereld te verlaten door je onaardse aura. Een schim ben je, die er nog steeds is wanneer ik de ogen sluit. En dat is alles wat ik doe, dat sublieme beeld vergelijken met wat ik waarneem. Hoe kan ik weten dat mijn ogen me niet bedotten? Omdat ik wil dat je zo mooi bent, ben je het ook. In mijn beeld ben je de mooiste, geen wereldse gelijkenis bestaat er. Je bent de mooiste zonsondergang, de kleurrijkste graffiti onder een idyllisch bruggetje, schaduw werpend over enkele verloren zielen. Daar tegen die ruwe muur hoor ik thuis, in jouw zachte handen. Er zijn nu even geen anderen meer. Dus denk niet, redeneer niet, oordeel niet, verlichting brengt ons enkel dichter bij het eind. En ik weiger, ontken alles wat redelijk is, want er is geen einde. Dit moment is pure melancholie waarin ik elke milliseconde verlang naar het minieme ogenblik ervoor, opdat, als ik erin zou slagen die onvermijdelijk dalende roltrap op te klauteren, dit moment nooit over zou gaan, maar zou blijven draaien en draaien tot oud, grijs en verliefd we ons samen kunnen laten glijden tot het einde van de rit.
Aan het einde van de snelweg ligt er een vliegveld ... En zo zit hij daar dan, op een bankje aan een tankstation, met een Snickers in de hand. Hij staart naar de eindeloze stroom van wagens die stoppen, starten, vertragen en optrekken. En hij wacht. Hij proeft chocolade zonder zijn blik af te wenden van het gemotoriseerde tuig. Als een eend in een badkuip zit hij daar, te wachten, niet verveeld, ongeduldig of opgewonden, neen, maar sereen, apathisch, onverschil-
Babylon Beschrijft lig. Misschien wacht hij op iemand? Of iets? Zijn gedachten zijn vooralsnog ondoordringbaar en vermoedelijk versufd, hoewel het een nuchter moment lijkt. Hij wacht wel degelijk op iemand die hem de hand reikt, zachtjes door zijn haar strijkt en teder fluistert: “We gaan naar huis, ik heb wafels gebakken.” Vermoedelijk hoopt hij die ene persoon tegen te komen en route, weg van alles wat hem steeds weer als een jokari-bal terug de routine in sleurt.
An errant knight once loved and young was stranded through the power of tongue. I am his horse, his eyes, his heart long lost, due to the grace his path once more had crossed … Jasper Vanhaelemeesch
Er is echter geen ontkomen aan. Een uitweg bestaat noch in het leven, noch in de dood, getuige zijn afwezigheid op zijn eigen begrafenis. Er bestaat geen weg naar ‘weg’. ‘Weg’ is slechts ergens anders, en elke persoon op aarde zoekt die plek ooit op, de ene al wat vaker dan de andere. De Betreurde is onder-weg, maar niets is veranderd. Hij wil verder weg, maar het baat niet. Hij geraakt niet verder dan onderweg, maar dat besef bereikt hem niet, dus staart hij in de verte naar, ja, naar wat? Hij zoekt blind met open ogen, op de tast, naar een plek waar hij kan, mag en wil zijn. En dat is niet hier, maar ginds in de verte, ver, ver weg. Zijn Snickers is op. Hij wacht nu enkel nog op zichzelf. Aan het einde van de snelweg ligt er een vliegveld ... nr:3 2012-2013 B-Magazine
13
Babylon Beschrijft Ode Deprimern’de druppels vallen neer, donkergrijze wolken keer op keer. ’t Binnendringen van de somb’re lucht, ’t enige warme is m’n lange zucht. Je warm figuur ontbreekt me reeds te lang, je zoete lippen en je rozige wang. Jouw komst is nu het enige waar ik op wacht, Alleen door jou krijg ik weer nieuwe kracht. Oh, mijn lieflijke Lente, waar blijf je toch? Michael Bauwens
Zij Had altijd het laatste woord Zij Wist altijd wat te zeggen Zij Kon dichten, schrijven, componeren Zij Was op een dag verdwenen Ik Ben haar gaan zoeken
OCCLUSIEF Ik wijs ze de deur. De ingang. De uitgang. De gedachtegang. Die we bewandelden, hand in hand. Maar het vuur tussen ons heeft onze handen verbrand. En nu het vuur uit is, de lont is gedoofd, barst de bom nog harder. Versteend kijk ik toe hoe alles in rook opgaat.
En Daar Was ze, Verloren lopend In een wereld Vol woorden Die zij gevormd had
Saar Van Acker
Brent Bertels haar noten kraken door de bomenbalk (de vraag van het antwoordt blijft) zijn ogen gooien - win (de stilte hangt lager dan nooit) zij dansten van de drup naar de regen (verwarring is al wat hij weet) - en terug – (en zij, zij lacht) Saar Van Acker
14
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Babylon Beschrijft Babylon Bekt AanMODEren
Gooi uw geitenwollen sokken en bermuda niet meteen bij het huisvuil, liefste letterenstudent. Stijlvol door de gangen van het Erasmushuis paraderen is zo passé. Laat Vogue op uw nachtkastje liggen en verstop die stijltips van Trinny en Susannah tussen uw collectie Harry Potter-boeken. De dosis narrativiteit die u elke dag met zich meezeult – neen, niet de Norton Anthology – is wat ertoe doet. U kleedt zich, dus u bent (nudisten even ter zijde gelaten). Met elke beslissing die u ’s morgens – houten kop of niet – voor uw kleerkast maakt, schrijft u een nieuwe lijn in uw levensverhaal. Een LBD van Herr Karl (Lagerfeld, modebarbaar!) hoeft het niet te zijn. Een H&Mmeke, 100% uit polyester, en een goed ontwikkelde verbeelding of een paar shotjes tequila volstaan om auteur te worden van een narratieve kleerkast met intriges waar de scenaristen van Thuis jaloers op zouden zijn. Een garderobe is het belangrijkste hulpmiddel van de mens om zichzelf aan de wereld voor te stellen: het uithangbord van uw identiteit. Kiest u liever voor een opzichtige print dan voor basic zwart? Dan kan daar een lang verhaal vol psychologische uitweidingen rond gesponnen worden. Mark Freeman, een hoge piet als het om het uitstallen van uw identiteit gaat, beschrijft de mens als het meest misleidende wezen on earth. Via onze woorden leggen wij onze interpretatie van de wereld op aan andere mensen. Unreliably reliable, om het met zijn geletterde – sic, uiterst vage – woorden te benoemen. Bon, dat we via woorden onze impressies van onze omgeving uitdrukken, is nu niet echt het heruitvinden van het wiel. Freeman had zich beter eens aan onze garderobes gewaagd om de menselijke misleidendheid te duiden. Concreet voorbeeld: ik koop enkel stukken waar ik mij gemakkelijk in voel en die mijn figuur passen, dat is mijn reliability. Met een crazy-ass decolleté zal je mij niet zien pronken. Aan de andere kant trek ik op een galabal steevast mijn meest hippe en sexy kleedje aan en draag ik talons die de gemiddelde dansvloerdraler doen duizelen. No way José dat ik hier ga verkondigen dat ik gemakkelijk loop op hakken van 12 cm. Unreliably reliable, tiens. Als u uw afschuwelijke pull wilt aantrekken die u droeg in de Fak toen u die hete poeze muilde, go your gang. Menig fashionista zal u als een modebarbaar bestempelen, maar ’t is een kledingstuk met een integer – uhum – verhaal. Fasheption – samentrekking tussen fashion en deception, zal bij deze in het psychologischnarratieve wereldje geïntroduceerd worden, true story. Laura Muylle
Babylonische spraakverwarring
Liefste Babyloniërs, We zijn goed bezig! Er wordt volop aan onze toren gespouwd – ik bedoel gebouwd. Dat we elkander nu verstaan, is natuurlijk een groot voordeel. Maar aangezien spouwen maar een individuele activiteit is – al is het in Leuven vaak eerder een collectief gebeuren – hebben we nog iets nodig om de Babylonische teamspirit te bevorderen. Want alleen is maar alleen, samen staan we sterk! Daarom stel ik voor, beste vrienden, om eens goed met iemand te amandeltennissen. Wablief? Amandeltennissen, ja! Of huigtikken. Kopkluiven misschien? Vijzen, afwassen, totten, toezen, snavelen, snoetjeknovveln. Zegt het u allemaal niets? Misschien is dit al wat duidelijker: speeksellepelen, tongworstelen, aflekken, lebberen, bekken. Draai uw mede-Babyloniër met andere woorden gewoon eens deftig een tong! Och ja, het Leuvense studentenras gebruikt daar een andere term voor. Je hoort het je vast al zeggen: “Ik heb gisteren in een zatte bui de preses van [vul aan met een kring naar keuze] gemuild!” Inderdaad, in Leuven muilen wij, en niets anders! Als taal- en letterkundestudenten speeksel uitwisselen, dan wordt er gemuild. Zoenen, da’s voor kleine kinderen. Al moet ik eerlijk toegeven dat ik dat best wel zwoel vind klinken – alsof je enkel kan zoenen met Zuiderse Juanen en gebronsde Carlossen. Kussen, dat doe je bij het arriveren op een familiefeest met iedereen behalve misschien die tante met iets te veel haar op de bovenlip. En tongen, dat klinkt dan weer net iets te vulgair naar mijn mening. Muil houden en muilen, dat is dus de boodschap! Niet huilen, maar muilen. Alleen zo kunnen we ons groepsgevoel versterken, alleen zo maakt onze toren een kans. Tot slot nog een laatste goede raad: neem misschien eerst een muntje, na dat spouwen. Kwestie van het toch een beetje aangenaam te houden. Anke Van Roy nr:3 2012-2013 B-Magazine
15
Babylon Bestudeert Harlem Shake
Het moderne carnaval
Als u ondertussen nog niet gehoord hebt van de Harlem Shake, dan wil dat zeggen dat u de afgelopen weken in een grot hebt geleefd.* De absurde dansfilmpjes van de Harlem Shake veroverden de afgelopen weken stormenderhand het internet, al zal de rage al wel weer over zijn eens dit stuk gepubliceerd wordt. Maar wat verklaart nu het succes van deze toch wat ongewone rage? Wat bezielt mensen om zichzelf en plein public zo compleet belachelijk te maken? Het lijkt enigszins op planken, al kan je het volgens mij veel beter vergelijken met de eeuwenoude traditie van, jawel, carnaval.
Waar zit de link met planken? Het grappige van planken is ook dat je iets doet dat eigenlijk compleet absurd is. Tegelijk ziet het er visueel heel goed uit. Dat nodigt ertoe uit het massaal zelf te doen en de foto’s dan wel filmpjes ervan met iedereen te delen. Maar er is meer. In een vorige jaargang van B-magazine analyseerde ik planken als de deconstructie van de moderne, op efficiëntie ingestelde ruimte. Je kan echter moeilijk volhouden dat dit ook het geval is bij de Harlem Shake, want ruimtegebruik speelt niet echt een rol in de dansjes. Maar wat zit er dan wel achter de Harlem Shake? Laten we om te beginnen de structuur van de filmpjes aan een close reading onderwerpen. Laten we meer in het bijzonder kijken naar het verwachtingspatroon ervan. De filmpjes beginnen zoals gezegd met iemand die op zijn eentje een beetje vreemd staat te dansen terwijl de andere mensen met serieuze zaken bezig zijn en het niet lijken te merken. Normaal verwacht je dan dat iemand de dansende persoon op zijn minst vreemd gaat bekijken. Dat gebeurt echter niet. Wat wel gebeurt, is daarentegen het laatste wat je verwacht: dat iedereen plots meedoet. Dus niet alleen het absurde dansen zelf doorbreekt normale verwachtingspatronen, de structuur van het filmpje versterkt dat nog eens. En het wordt nog beter, als we kijken naar de locaties van de Shakes. Zeker de meer populaire filmpjes spelen zich af op plekken waar je het het minste verwacht. Zeer populair zijn de capriolen van het Noorse leger, of van het wielerteam van Quick Step. Zowel het leger als een wielerteam zouden normaal een schoolvoorbeeld moeten zijn van een no nonsense geoliede machine. Ook opvallend zijn de Harlem Shakes in kantoorruimtes of op de metro, de laatste plekken waar je eraan denkt om gek te gaan dansen. Ook de locatie draagt er dus toe bij dat ons normale verwachtingspatroon volledig op zijn kop wordt gezet. Kortom, een Harlem Shake is dus niet zo-
maar gek doen, het is gek doen op een moment dat je het het minst verwacht, waar je het het minst verwacht. Wat heeft dit nu te maken met carnaval? Laat verwachtingspatronen doorbreken nu juist hetgene zijn waar carnaval oorspronkelijk rond draaide. Carnaval was die ene dag in het jaar dat niet de echte prinsen het voor het zeggen hadden, maar prins carnaval. En prins carnaval was het absolute tegengestelde van een prototypische vorst, hij was een brassend feestbeest. Zij die goed hebben opgelet in de lessen Vroegmoderne Literatuur van prof. Van Vaeck, weten dat de essentie van carnaval de omkeer is van de normale morele waarden en verwachtingen. Eén dag in het jaar golden die niet en kon je je eens goed laten gaan. Carnaval is dus een moment van escapisme uit de maatschappij. En zo zou je ook de Harlem Shake kunnen zien. Het gaat om de volledige – evenwel eenmalige – omkering van de maatschappelijke verwachtingspatronen. En kijk, het heeft toch al een uitlaatklep kunnen bieden aan duizenden mensen wereldwijd in klaslokalen, vergaderzalen, legerpelotons, wielerpelotons enzovoort. Als je vanuit dit opzicht het verwachtingspatroon van het filmpje herbekijkt, dan zie je trouwens dat er wel degelijk logica inzit. De danser aan het begin, die niet opgemerkt wordt door de omstaanders, symboliseert in zekere zin al dit escapisme. Hij laat zich even gaan zonder dat iemand zich eraan lijkt te storen. In de tweede helft van het filmpje wordt dit gewoon doorgetrokken, maar dan in het extreme. Iedereen laat zich gaan, en laat zich zo volledig gaan dat duidelijk niemand er twijfels bij heeft, laat staan dat iemand zich eraan stoort.
We kunnen dus besluiten dat de Harlem Shake niet het equivalent is van iemand die stokstijf op zijn keukentafel ligt. Tom Boonen, het Noorse leger en de gekke danser op zijn stokpaard bieden eerder een moderne variant van een breugheliaans tafereel met een schare bonte, maatschappelijk onverantwoorde carnavalsgangers. Het heeft niks te maken met paarden, planken of stokken, maar veeleer met escapisme, het escapisme van even de normale verwachtingspatronen en maatschappelijke stokpaardjes op hun kop te kunnen zetten. Gijs Van den Broeck
* Voor zij die de afgelopen weken effectief in een grot hebben geleefd, toch nog even het fenomeen uitleggen. Hoe ziet de Harlem Shake eruit? De filmpjes beginnen telkens met iemand die rustig staat te dansen op de tonen van het liedje Harlem Shake van een zekere DJ Baauer. De mensen rondom hem negeren hem volledig en zijn bezig met hun normale, alledaagse taken. Wanneer de muziek zijn climax bereikt, gaat het filmpje over naar een volgend shot, waarop plots iedereen in de ruimte op een zo gek mogelijke manier, liefst nog met zo gek mogelijke attributen, staat te dansen.
16
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Babylon Bekritiseert
Mannen die vrouwenboeken haten Chick lit. De term alleen ontlokt een rabiate grijns aan meer dan een trotse drager van het Y-chromosoom. Als goede literatuurwetenschappers weten we echter dat een mening gestaafd hoort te worden. Deze man neemt het daarom op zich, a priori negatieve recensies te documenteren met tekstmateriaal. Zodat jullie het niet hoeven te doen.
Kleine meisjes worden groot
In deze tijden van moreel en ethisch verval en van het onvermijdelijke vingerwijzen dat daar immer op volgt, was het slechts een kwestie van tijd vooraleer ook deze redacteur zijn steentje bijdroeg aan het voortwoekerende debat. Laat ons beginnen met een situatieschets, en een aantal objectieve en in de eerste plaats logische gevolgtrekkingen. Primo. De studentenpopulatie van onze beminde kring bestaat voor het grootste deel uit vrouwen. Secundo. In een bijzonder spijtige ontwikkeling is het agnomen van eerder genoemde studentes verworden tot “Babylonische hoerren” [sic*]. Tertio. In een uitgebreid, diepgaand en langdurig empirisch onderzoek hebben we vastgesteld dat de meerderheid van de huidige generatie vrouwen is opgegroeid met de geschriften van de heren Delahaye en Marlier. Deze pleitbezorgers van de seksuele vrijgevochtenheid hebben, doorheen de jaren, hun linkse ideologie verspreid middels een ogenschijnlijk onschuldig platform: de Tiny-boekjes.
De enige logische conclusie die uit deze objectieve vaststellingen a fortiori naar voren kan komen, is dan ook de volgende: Tiny is een bron van (seksuele) corruptie en verloedering. Als we de publicatiegeschiedenis van de reeks onder de loep nemen, wordt de evidentie van deze aanklacht des te uitgesprokener. Een overzicht. In Tiny’s prille kinderjaren hield het titulaire hoofdpersonage zich voornamelijk bezig met wat we slechts kunnen betreuren als de teloorgegane deugdzame, goede
eigenschappen van de vrouw. Titels als Tiny helpt moeder (1963), Tiny speelt moedertje (1968), en Tiny in de keuken (1974) kunnen als exemplarisch voor zulk ideaal modelbeeld beschouwd worden. Eventueel kan ook Tiny gaat winkelen (1964) nog tot deze Gouden Tijd gerekend worden – al veronderstelt dit natuurlijk wel dat een welwillende vader (of later, echtgenoot) zijn kredietkaart ter beschikking stelt. Er is een reden waarom er geen boekje bestaat dat Tiny leert omgaan met geld heet. Bij nadere inspectie blijken deze zeldzame expliciet positieve rolmodellen echter slechts een poging te zijn om de ware intentio auctoris in de rest van het oeuvre te verbergen. De sixties waren in meer dan een opzicht swinging – zoals het onschuldig klinkende Tiny gaat kamperen (zie inzet) bij uitstek illustreert. En het zou niet bij dat geïsoleerde geval van débauche blijven. Latere albums doen niet eens meer de moeite, zo lijkt het wel, om hun perverse seksuele ideologieën te verbergen. Wat immers te denken van titels als Tiny vindt een poes (1994) en Tiny ontdekt de natuur (2009)? De auteurs gaan echter nog verder dan het promoten van zelfverkenning. Andere boekjes beslaan een heel spectrum aan tegennatuurlijke seksuele praktijken, waaronder incest – Tiny gaat verhuizen (1992) is duidelijk een anagram voor Tiny zuigt haar neve –, prostitutie (Tiny en de mysterieuze prins (2010) had even goed gewoon Tiny de golddigger kunnen heten), en de recentere ontwikkelingen in de Belgische geschiedenis maken dat een titel als Tiny in opa’s tuin als vanzelf geladen is. Om maar te zwijgen van Tiny en de Kerstman, waar er een hele stal aan rendieren geïntroduceerd wordt. Ho, ho ho, indeed. We menen met andere woorden te kunnen stellen dat de ogenschijnlijk onschuldig ogende titulaire protagoniste mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor de verregaande promiscuïteit die zo kenmerkend is voor de jongere generatie vrouwelijke studenten, en we roepen op tot een meer moreel deugdzame invulling van het personage. Waar blijven albums als Tiny maakt een sandwich en Tiny leert zwijgen als de meneren aan het praten zijn? Alexander Swerts
* De condition nécessaire et suffisante voor deze toch ietwat afwijkende spellingswijze is te vinden in het feit dat de gemiddelde Historiaan, die de bijnaam in de mond pleegt te nemen, helaas niet bijzonder geletterd of belezen is. nr:3 2012-2013 B-Magazine
17
Babylon Bestudeert
Van spreken naar eufemisme Over het woord “allochtoon”
Spreken betekent altijd classificeren. Dat geldt niet alleen voor voorwerpen, maar even goed voor mensen. Als we spreken over personen met een andere culturele of etnische achtergrond is dat niet anders. Ook hier is de eerste vraag: hoe gaan we hen classificeren? Spreken we liever over, bijvoorbeeld, “een Belg van Marokkaanse afkomst”, “een Gentse Spanjaard” of “een allochtoon”? Door concepten in de buitentalige werkelijkheid met behulp van woorden te classificeren, kunnen taalgebruikers die concepten aanwijzen, en erover spreken met elkaar. Wanneer er tussen twee concepten een betekenisverschil bestaat dat in de beleving van de leden van een taalgemeenschap groot genoeg is om in de communicatie aangeduid te worden, zullen sprekers twee verschillende woorden gebruiken om naar die concepten te verwijzen. Naar elke signifié die voldoende verschilt van andere signifiés wordt, met andere woorden, met een andere signifiant verwezen. Een balpen en een schrijfpotlood dienen beide om te schrijven, maar vertonen het onderscheid dat wat geschreven wordt met een potlood, nog uitgegomd kan worden. Daarom verwijzen we naar de twee types schrijfgerei met een ander woord.
Onbekend is onbenoemd
Als een concept de leden van een taalgemeenschap onbekend is, hebben ze er ook geen woord voor. Hetzelfde geldt voor concepten die te weinig significante verschillen vertonen met andere concepten. Wanneer een taalgemeenschap kennis maakt met een nieuw concept dat voldoende verschilt van andere concepten – wat soms pas jaren na het eerste verschijnen het geval is – krijgt het een nieuw woord opgeplakt. Begin jaren zeventig gebruikte de Nederlandse sociologe Hilda Verwey-Jonker voor het eerst het woord “allochtoon”. Ze had de bedoeling in haar onderzoek op een eufemistische en algemene manier te verwijzen naar mensen die vanuit andere landen naar Nederland waren verhuisd. Enerzijds was het verschil tussen mensen die nog niet zo lang naar Nederland waren geëmigreerd en (kinderen van) mensen die dat al jaren daarvoor hadden gedaan zo groot geworden dat een woord als “immigrant” of “gastarbeider” niet langer volstond om naar beide te verwijzen. Het woord “buitenlander” klonk dan weer te negatief. Een nieuw woord was nodig, en daarom stelde ze “allochtoon” voor. Het nieuwe woord werd een gemakkelijk, handig middel om snel te verwijzen naar alle inwoners van Nederland met een niet-Nederlandse afkomst. De taalvondst bleef ook Vlamingen niet onopgemerkt, en werd hier vrij gemakkelijk overgenomen. Maar in de helft van september vorig jaar besloot De Morgen het woord te verbannen uit haar artikels. Voor eeuwig. De krant vroeg zich af of het per definitie mogelijk is goede journalistiek te bedrijven met “allochtoon” in de berichtgeving, goed beseffende dat het stigmatiserend en uitsluitend werkt. De waarheid was, zo
18
B-Magazine 2012-2013 nr:3
argumenteerde de krant verder, dat het een simplistische, veel te ongenuanceerde labeling van een groep mensen was. Het ooit zo handige eufemisme was zelf verworden tot scheldwoord.
Alternatieven
De Morgen had voor het verbannen van het woord “allochtoon” van haar pagina’s ongetwijfeld de meest nobele beweegredenen. Wij begrijpen haar motivatie, volgen haar redenering en steunen haar bedoeling niet te willen stigmatiseren. De vraag is of de alternatieven – degene die het Nederlands biedt én degene die in werkelijkheid gebruikt worden – zoveel beter zijn. Bepaalde alternatieven die wij – sinds het initiatief van De Morgen – al hebben gelezen en alleszins geen vooruitgang vinden, zijn “nieuwe Belg” of “nieuwe Vlaming”, twee termen die aangeven dat er gradaties van Belg- of Vlaming-zijn zouden bestaan, dat met andere woorden sommige Belgen of Vlamingen meer Belg dan wel Vlaming zijn dan anderen (Animal Farm, iemand?). Al niet veel beter vinden wij “Belg van Marokkaanse afkomst”, waarin de nadruk heel erg ligt op het woord “afkomst”, en ook welke afkomst dat dan wel precies is. Hetzelfde geldt voor termen als “Turkse Belg”, “Italiaanse Genkenaar” of “Gentse Spanjaard”. Elk spreken is classificeren. En soms is het nodig in een gesprek of andere vormen van communicatie mensen of groepen van mensen te classificeren op basis van hun afkomst. Als het woord “allochtoon” in de publieke opinie verworden is tot een dysfemistisch onding, dan is het volgens ons beter in zoveel mogelijk gevallen over afkomst geen details te geven dan dat wel te doen door middel van alternatieven die zo mogelijk nog erger zijn. Jurgen Lahey
Babylon Beschrijft De razende Hollander
Babylons hoogsteigen Razende Hollander geeft zijn mening over actuele thema’s. Of jullie er nu om vragen of niet.
Zoals altijd, beste lezer, heb ik aan het begin van deze tirade geen enkel aanknopingspunt met de actualiteit. Met andere woorden: ik weet niet waar ik het deze keer weer over moet gaan hebben. Gelukkig is er voor zulke gevallen de creatieve stimulans van tv. Wanneer ik hem aanzet, is – tot mijn verbazing – de met meerdere controversiële afleveringen bekroonde tv-serie Pokémon nog steeds aan de gang, dus ik dacht … haal die oma-onderbroeken uit de kast, leg je racistische woordenboek op tafel, het is weer tijd voor NOSTALGISCH GENIETEN! Ah … Pokémon! Wie zijn idee was dat, een alinea en we beginnen goed! De grootste marketingstrategie van Nintendo sinds jaar en dag, gericht op het feit dat we allemaal zelfingenomen bastaardjes waren die zo nodig zulke dingen wilden hebben. Wat was het allemaal wel niet, tyfus flippo’s, syfilis kaarten, cholera spellen, ehm … ballen films, en die vreselijke tv-serie, je kon er gewoon niet omheen draaien. Wat was jullie favoriete aflevering? De mijne was die van Misty die meedeed aan een schoonheidswedstrijd, en waarin James plotseling borsten had! (Hoera, nostalgie!) Misschien was ik toen iets beïnvloedbaarder, ik weet het niet – ik was zeven. Desalniettemin heb ik tot nu toe pas één Pokémonspel gespeeld, en dat was Pokémon Yellow, op de Gameboy Color. Het spel waarbij de verschillende steden nog werden gedifferentieerd door een nieuwe kleurenfilter. Ik hoop dat de plot van de nieuwe Pokémon niet te veel verschilt van zijn voorgangers. Het is in ieder geval geruststellend dat deze franchise niet is veranderd door de vloeken van de moderniteit. Al is dat wel alleen maar omdat het geen ene meter is opgeschoven in vijftien jaar. Moesten we onszelf met een drilboor even zo’n grote hersenbeschadiging geven dat we het hele plot zouden vergeten, dan geef ik nu een korte samenvatting. In een wereld waar het schoolsysteem wordt gehaat met universele minachting, worden kinderen gemotiveerd om de wildernis in te gaan, en te vechten met dieren en elke toevallige passant die zich in hun gezichtsveld bevindt, om daarna hun geld af te pakken wanneer ze verliezen! Tegelijkertijd gym leaders verslaan die je de nodige badges verschaffen om een man te worden, in een samenleving waar volgens mij iedereen lijm en cocaïne bij de vleet snuift. Het verhaal binnen Pokémon maakt niet echt uit. “Hier zijn wat Pokémon” vat het goed samen, denk ik.
De grootste marketingstrategie is om steeds een nieuwe hoop van die kleine eikels te produceren. Nee, serieus, dat is het. Er zijn er nu meer dan zeshonderd, dus als je van plan bent om ze allemaal te vangen, hoop ik dat je een heleboel schepjes hebt ingekocht. Het hele spel lijkt gemaakt voor mensen met OCD, mensen die per se alles moeten hebben. Waarom bespaar je je niet gewoon het geld, teken zelf een honderdvijftigtal verzonnen dieren als dat idee je zo leuk lijkt. Of bewonder even je collectie glinsterende melkflessen-dopjes, want kennelijk ben je makkelijker te plezieren dan Keith Richards in het magazijn van een apotheker. Zo verzint men nieuwe Pokémon: pak een dier dat in het echt voorkomt, verander een letter in de naam, of draai de naam om. Een alternatief is: laat je pen en papier achter bij een chimpansee en voeg daarna anime-ogen toe aan het resultaat (iets bozer kijkende ogen voor de geëvolueerde vorm). Maar het is juist rond dit concept dat het spel (en een heel universum) is opgebouwd. Waar zijn eigenlijk alle mensen naartoe, die onverschillig blijven tegenover Pokémon? Zijn die verhuisd, of allemaal ritueel op de brandstapel gesmeten? Daarbij is elk gevecht hetzelfde. Er zijn flitsende overdreven openingsanimaties, en elke Pokémon heeft zijn eigen roep die klinkt alsof het beest zijn staart tussen een autodeur heeft zitten. Na een tijdje bracht dit geluid bij mij hetzelfde effect teweeg als wanneer je je tanden schoonmaakt met een pizzasnijder. En in de tekenfilmserie konden zij alleen maar hun eigen naam zeggen, wat voor Squirtle heel grappig was, omdat hij stiekem hintte naar een seksuele actie. Zo kan ik dus nog uren doorgaan – maar laat ik toch een korte conclusie maken. Laten we zeggen dat Pokémon iets is voor gekke mensen. Voor hen die niet kunnen functioneren zonder honderd procent van iets te hebben. Persoonlijk vind ik puzzels betere spellen, want die geven tenminste niet tweehonderd nieuwe stukjes uit, elk jaar. Maarten Vrenken nr:3 2012-2013 B-Magazine
19
Babylon Bejubelt Limburg boven
Ode aan de overwinnaars van de provinciezuip Wanneer je rondom enkel nog gras en bos ziet, ben je in het noordoosten van Vlaanderen aangekomen. Een streek die niemand onberoerd laat. Toeristen komen van her en der voor de purperen heide, voor het fenomeen fietspad dat je hier in overvloed aantreft en voor de vele verrukkelijke streekproducten. In Limburg vind je niet alleen prachtige uitgestrekte weiden met bloesems en graan, maar er heerst nog een verborgen kracht in deze provincie. Als je goed zoekt, ontdek je haar in eender welk boerendorp: de kracht van het Limburgse zuipen. Niemand overtreft de Limburger in zijn eeuwige dorst naar goudblonde godendrank. Uiteraard mag Leuven trots zijn op haar Stella Artois en verdienen de paters van West-Vleteren een staande ovatie voor hun prestatie. Maar wat zouden zij betekenen zonder de Limburgse kannenkijkers? Limburgers houden de drankindustrie in stand! Niet alleen bier slaan wij olijk achterover, in Hasselt is er zelfs een heus jenevermuseum gevestigd. U leest het goed, Babyloniër, een heel museum gewijd aan de prachtige geschiedenis van de jenever. Kers op de taart is de unieke Hasseltse graanjenever. We staan dan wel achter op vele zaken - hoewel dat relatief is, aangezien we misschien in 2017 ook al over een tramlijn zullen beschikken - maar op vlak van alcoholische dranken zijn de Limburgers een hoogstaand volkje.
wisten we ook dit jaar de Antwerpse student te verslaan. Met z’n allen dronken we ons naar de overwinning, zonder een druppel te verbrassen. Of misschien toch enkele druppels hier en daar. De muren en de vloer begonnen dan ook plots totaal onverwacht te bewegen.
We bewezen dat eens te meer op de jaarlijkse provinciezuip in de befaamde Fakbar Letteren. Vanaf de eerste minuut stond men gespannen de grafieken in het oog te houden. Om de concurrentie geen blijk te geven van enige onzekerheid, maakten we tactisch gebruik van een pokerface en zongen en dansten we. Desalniettemin wist iedereen diep vanbinnen dat het menens was. Rond 2u was het alvast duidelijk dat Limburg aan de top stond. De strijd was gestreden. We hebben vorige week dan misschien wel Komen Eten verloren, maar de provinciezuipoverwinning was binnen. En als de alcohol niet zo indrukwekkend onstuimig door onze aderen stroomde, hadden we het zeker ook nog stevig gevierd!
Niet janken, maar tanken! Steve Stevaert noemde het ooit het “Limburggevoel”. Het gevoel dat in ieder vroom Limburgs man en vrouw ontwaakt als we in het nauw gedreven worden. Als onze naam op het spel staat. Vergelijk het met de smurfen. Als Gargamel hen met een list opnieuw wil ten onder brengen, spannen alle smurfen samen om zo het smurfendorp te redden. Zo is het ook in Limburg gesteld: als we het opnieuw moeten opnemen tegen non-Limburgers, helpen we elkander. Al draag je een bril, heb je een witte baard of ben je een blonde vamp: samen staan we sterk. En zo, mijn beste vrienden,
20
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Dus aan alle studenten daar buiten die Limburgmopjes maken en spotten met ons uniek zang- en spraakvermogen: Limburg heeft wel degelijk kwaliteiten! Naast onze appels en exquise taarten rijzen in Limburg boerengaten als paddenstoelen uit de grond en drinken we naar hartenlust. God gaf ons ploeg en spade om onze talloze akkers te bewerken. En een fantastisch zuiptalent om te blijven gaan. Niet janken maar tanken! Laat tot slot duidelijk zijn dat wij van Antwerpen hebben gewonnen. Gewonnen van Antwerpen hebben wij. Antwerpen heeft verloren van Limburg. Proost!
Michiel Neskens
Babylon Bedrinkt
De triumpho classicorum Of hoe de Latinisten de talenzuip wonnen
Vele monden vielen open toen ze het scorebord tijdens de talenzuip zagen. “Huh, what the ****, die van Latijn zijn toch nerds? Die taal is toch dood?” Dat had je gedacht. Niets bleek minder waar te zijn: het Romeinse volk was sterker dan ooit. Venimus, vidimus, vicimus. Dat noemt men dan dood-simpel. Met 339 pintjes, sangria’s en ciders dronken wij ons voor het vierde jaar op rij naar de top. Waarom? Omdat het maar eens duidelijk mocht zijn: Latijn is awesome! Het argument dat Latijn zo dood is als een pier, stopt hier. Het Latijn is moderner dan ooit, zowel in zijn woorden als in zijn gebruik! Ik zie de sceptici al hun wenkbrauw optrekken. Nieuwe woorden verzinnen voor een dode taal is toch vals spelen? Fout! Latijnkenners zijn naast ongelofelijk slim, sexy en stoer, ook nog zeer slinks. Ze nemen immers bestaande klassieke woorden en vormen die gewoon gezellig om tot moderne concepten. En zo wordt hun taal weer net zo upto-date als bij Cicero! Zin om een Latijns tijdschrift te maken? No problemo, gebruik gewoon een “exterioris paginae puella” als covergirl en je bent helemaal in thema! Wil je een vriend sms’en over het voetbal? Aarzel dan niet en gebruik gewoon het “pediludium”! Can’t get enough of it? Het lexicon recentis latinitatis is volledig gratis te bezichtigen op de website van het Vaticaan! Een levende taal is natuurlijk niet altijd a priori een nuttige taal. Maar ook het Latijnse nut is meermaals bewezen de voorbije jaren. Chiovinna Charri … Giovanni Chirra … Giovanna Chirri had immers nooit op haar Twitter zoveel likes kunnen hebben als ze geen Latijn had gekend. En geef toe, dat zou zonde zijn. Deze journaliste had door haar goede oor tijdens het live beluisteren van de Latijnse toespraak van Benedictus meteen begrepen dat de man wilde stoppen en moe was! Twee angstige telefoontjes later en BAM! Primeur van de eeuw! Wat Latijn allemaal niet kan doen voor je carrière … Ik ken alvast een iemand die zich zijn gebrek aan kennis van het Latijn zal hebben beklaagd: Harry Potter. Menig latinist wist immers allang dat Draco Mal-fidus onmogelijk te vertrouwen was. Dat Remus Lupos een verliezende weerwolf zou zijn, was ook geen grote verrassing meer. Afgezien van spoilers zou Harry ook veel betere punten hebben kunnen halen op Zweinstein! De spreuken en bezweringen “nox” (= nacht) en “expecto patronum” (= ik verwacht een be-
schermer) zouden geen geheimen meer voor hem hebben gehad. Dus, de nieuwe reden om Latijn te gaan studeren: je staat weeral een stapje verder bij de grote onderscheiding in je verdere studies op Zweinstein Hogeschool voor Hekserij en Hocus-Pocus. Maar eigenlijk gaat het hier helemaal niet over. Of Latijn nu dood is, of onnuttig, dat verandert niets. De beoefenaars, fans en LatijnLoverkes44aC zullen hun afkomst niet verloochenen. Samen gaan we niet voor de taal, maar voor het groepsgevoel. Wij zullen niet snel “tu quoque, fili mi” moeten roepen. Er is nu eenmaal geen broeder die niet wil toegeven dat hij Latijn heeft gestudeerd. Want geef toe, het heeft zo zijn charme. Wat ons samen houdt, is meer dan de –us, -a, -um, de intellectuele stimulering en het cachet. Het is de kracht om geheimen uit de mythische oudheid vele eeuwen later samen te kunnen ontsluieren. En dan vermeld ik de knappe dames en fantastische feestjes nog niet! Wie durft het tegen zo’n eenheid op te nemen in de volgende talenzuip? Cedetis maiori?
Morien Raeymakers
Een selectie uit de grappigste recente Latijnse woorden:
Karate = oppugnatio inermis Iaponica (letterlijk: Japans gevecht van ongewapenden) Nachtclub = taberna nocturna (letterlijk: nachtelijke kroeg) Playboy = iuvenis voluptarius (letterlijk: welwillende jongen) Smog = fumus et nebula (letterlijk: rook en nevel) Spaceshuttle = spatiale vehiculum reciprocum (letterlijk: terugkerend ruimtelijk voertuig) Wodka = valida potio Slavica (letterlijk: sterke Slavische drank) nr:3 2012-2013 B-Magazine
21
22
B-Magazine 2012-2013 nr:3
Babylon Brost De literaire spelletjes
Ben jij ook steeds diegene die het hardst kan lachen met taalmopjes? Amuseer je rot!
Oplossing: bedrog, Bangkok, feestnummers, kussensloop, schildpad, plakband
nr:3 2012-2013 B-Magazine
23