Agendapunt x
2008
BESLUITEN
Nr. x (1)
De Raad der gemeente Leiderdorp; Gelezen de voorstellen van burgemeester en wethouders van 8 en 29 april 2008 Gezien het advies van de raadscommissie 1 Bestuur en Maatschappij van 19 mei 2008
gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel c, en 30 van de Wet werk en bijstand, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen, de verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand als volgt vast te stellen:
b e s l u i t: vast te stellen
Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB 2008
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepaling Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand; b. gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet; c. verzorgingsbehoevende: diegene die aantoonbaar is aangewezen op verzorging of verpleging ter voorkoming van opname in een inrichting; d. een ander: een alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin e. studiefinanciering: een uitkering op grond van de Wet studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten f. schoolverlaters: personen als bedoeld in artikel 28 van de wet, die recent een opleiding hebben beëindigd die aanspraak biedt op WSF of Wtos; g. kamerverhuurbedrijf: een persoon of rechtspersoon die op commerciële basis een pand exploiteert voor kamerverhuur en daarvoor over een gebruiksvergunning beschikt;
Afd: Beleid & Projecten
Artikel 2 Werkingssfeer 1. De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar. Voor gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen als beide echtgenoten 21 jaar of ouder, maar jonger dan 65 jaar zijn. 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 staan de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet niet in de weg.
Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm Artikel 3 Toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt a. 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft. b. eveneens 20% van de gehuwdennorm indien de alleenstaande of alleenstaande ouder onzelfstandige woonruimte bewoont, die wordt gehuurd via een kamerverhuurbedrijf en er in deze woonruimte geen ander zijn hoofdverblijf heeft 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm als de alleenstaande of alleenstaande ouder in een woning woont waar tevens een ander zijn hoofdverblijf heeft. 3. In afwijking van lid 2 bedraagt de toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet 20 procent van de gehuwdennorm als de alleenstaande of alleenstaande ouder in een woning woont waarin uitsluitend een ander zijn hoofdverblijf heeft, die behoort tot de volgende categorieën van personen: a. meerderjarige kinderen met uitsluitend studiefinanciering; b. meerderjarige kinderen met een netto inkomen van in totaal ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 21, onder a, van de wet; c. verzorgingsbehoevenden die door de belanghebbende worden verzorgd of personen die de verzorgingsbehoevende belanghebbende verzorgen.
Hoofdstuk 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag Artikel 4 Verlaging voor gehuwden De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden in wier woning een ander zijn hoofdverblijf heeft en die ander niet behoort tot de in artikel 3, lid 3, genoemde categorieën van personen. Artikel 5 Verlaging woonsituatie De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm als: a. een woning wordt bewoond waaraan voor de alleenstaande of alleenstaande ouder geen woonkosten verbonden zijn; b. de belanghebbende geen woning aanhoudt. Artikel 6 Verlaging toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt: a. 20 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 21 jaar betreft; b. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een belanghebbende van 22 jaar betreft. Artikel 7 Verlaging toeslag alleenstaande bij schoolverlating De verlaging bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande die schoolverlater is als bedoeld in artikel 28 van de wet. De verlaging eindigt als zes maanden zijn verstreken, gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de studie is beëindigd. Artikel 8
Anti cumulatiebeding
2
Afd: Beleid & Projecten
1. Een combinatie van verlagingen op de te verstrekken toeslag kan niet meer bedragen dan 20% van de gehuwdennorm; 2. Een combinatie van verlagingen op de bijstandsnorm voor gehuwden kan niet meer bedragen dan 20% van de gehuwdennorm.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen Artikel 9 Hardheidsclausule In bijzondere gevallen kan ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen in de verordening, als strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden. Artikel 10 Onvoorziene situaties In gevallen waarin de bepalingen van deze verordening niet voorzien, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende. Artikel 11 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB 2008”. Artikel 12 Inwerkingtreding en overgangsbepaling 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2008. 2. De Verordening Toeslagen en Verlagingen WWB 2004 wordt ingetrokken met ingang van 1 juli 2008. 3. Indien vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening recht bestaat op bijstand, blijft de aanspraak op bijstand bestaan conform de verordening toeslagen en verlagingen 2004. Deze bepaling is niet van toepassing als de vorengenoemde verordening ongunstiger is voor de bijstandsgerechtigde.
Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Leiderdorp op 9 juni 2008, de voorzitter,
M. Zonnevylle
de griffier,
mw. J.C. Zantingh
3
Afd: Beleid & Projecten
Toelichting op de Verordening Toeslagen en Verlagingen Algemeen Bijstandsuitkeringen van alleenstaanden en alleenstaande ouders bestaan uit twee delen, namelijk de landelijke norm (vastgelegd in de WWB) en een gemeentelijke toeslag (vastgelegd in een gemeentelijke verordening). Op die normen plus toeslagen kunnen in bepaalde gevallen verlagingen worden toegepast. De landelijke normen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders zijn destijds met 20% van de gehuwdennorm verlaagd om gemeenten ruimte te bieden om door middel van een stelsel van toeslagen en verlagingen maatwerk te kunnen leveren. De norm voor gehuwden is altijd 100% van het minimumloon gebleven. Op die norm is dan ook geen toeslag mogelijk. Wel kan de gehuwdennorm in bepaalde situaties verlaagd worden. De landelijke normen in de WWB bedragen nu: • gehuwden (en samenwonenden) 100% van het minimumloon • alleenstaande ouders 70% van het minimumloon • alleenstaanden 50% van het minimumloon Een gemeentelijke toeslag op de alleenstaande (ouder)normen kan maximaal 20% van de gehuwdennorm bedragen. In bepaalde gevallen heeft de gemeente geen eigen keuze maar moet dat maximum worden toegekend. De gemeenteraad heeft niettemin verder een behoorlijke mate van vrijheid bij het vaststellen van de toeslagen en verlagingen Het enige criterium voor een toeslag is of – en zo ja in hoeverre – de kosten van het bestaan met een ander kunnen worden gedeeld. Andere feiten en omstandigheden (zoals bv. houding t.a.v. arbeid) mogen geen rol spelen. Als de kosten in het geheel niet kunnen worden verdeeld, dan moet de toeslag 20% bedragen. Met kosten van het bestaan worden overigens niet alleen de woonlasten bedoeld, maar alle kosten die uitgespaard kunnen worden doordat men met een ander op hetzelfde adres woont (schaalvoordelen). Gemeenten zijn op grond van artikel 8 WWB verplicht om bij verordening vast te stellen in welke gevallen een gemeentelijke toeslag wordt toegekend, hoe hoog die toeslagen zijn en in welke gevallen de bijstand wordt verlaagd (en met hoeveel). Systematiek toeslagen en verlagingen (voor personen jonger dan 65) toeslagen Volgens de verordening 2008 wordt – evenals in de verordening van 2004 - altijd een toeslag verstrekt, namelijk: 20% (maximum) aan: • klanten die helemaal alleen een woning bewonen, of alleen met minderjarige kinderen (dit is wettelijk verplicht); • klanten die een kamer of etage huren via een commercieel kamerverhuurbedrijf. • klanten die wegens verzorgingsbehoevendheid van hoofdbewoner of inwonende samenwonen (deels wettelijk verplicht); • klanten die buiten minderjarige kinderen alleen een inwonend meerderjarig kind hebben die wegens geringe inkomsten niet kan bijdragen aan de huishouding; 10% aan:
4
Afd: Beleid & Projecten
• klanten die met op hetzelfde adres wonen als een of meer anderen. Dat kan zijn als kostganger of onderhuurder, als onderverhuurder of als woningdelers (zoals dat vroeger werd genoemd). (met uitzondering van hiervoor genoemde personen die recht hebben op 20%) Verlagingen In een beperkt aantal gevallen kunnen verlagingen worden toegepast op alle drie de categorieën bijstandsgerechtigden. Namelijk wegens het ontbreken van woonlasten, wegens leeftijd (21 en 22jaar) en wegens schoolverlating. Gehuwden kunnen worden gekort als er sprake is van inwoning door bv. een onderhuurder. In de verordening staan de volgende verlagingen: • Wegens het ontbreken van woonlasten: 20% van de gehuwdennorm; • Wegens leeftijd 10% (voor 22-jarigen) of 20% (voor 21-jarigen); • Bij gehuwden: wegens inwoning door bv. een onderhuurder 10%; • Bij beëindiging van een studie: 10% voor de duur van 6 maanden. In het bijgevoegde schema staat een overzicht van de normen, toeslagen en verlagingen.
Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 De gehuwdennorm is de norm voor gehuwden, alsmede voor personen die een gezamenlijke huishouding voeren. In de WWB is bepaald dat personen die verzorgingsbehoevend zijn en uit het oogpunt van verzorging een gezamenlijke huishouding voeren met een broer of zus als alleenstaanden moeten worden aangemerkt. Aangezien dit rechtstreeks uit de wet voortvloeit hoeft dit niet in de verordening te worden opgenomen. onder c. In aanvulling op de wettelijke regeling met betrekking tot verzorgingsbehoevendheid is in de verordening opgenomen dat als de samenwoning (mede) een gevolg is van verzorgingsbehoevendheid van de hoofdbewoner of van de inwonende er geen verlaging wordt toegepast. De verzorgingsbehoevendheid moet wel aantoonbaar zijn, bv. doordat in het kader van de WMO een persoonsgebonden budget is toegekend, of als de verzorgingsbehoevende voor beroepsmatige verzorging in een bejaardentehuis of een andere inrichting ter verpleging of verzorging is geïndiceerd. In geval van twijfel kan de GGD of het CIZ om advies worden gevraagd. onder g. Met een kamerverhuurbedrijf wordt bedoeld een bedrijf dat op commerciële basis aan meerdere personen kamers verhuurt. Wegens brandveiligheidsaspecten moeten deze bedrijven over een gebruiksvergunning beschikken. Deze bedrijven kunnen worden achterhaald bij de dienst BOWO of bij de Brandweer. Artikel 2 Voor 65-plussers en voor jongeren tot 21 jaar gelden aparte landelijke normen, die niet vatbaar zijn voor verlaging, noch voor ophoging via een gemeentelijke toeslag. De bijstandsnormen voor 65-plussers zijn iets hoger dan de overige bijstandsnormen, inclusief de maximale gemeentelijke toeslag. De normen voor 18- tot 21-jarigen zijn daarentegen juist lager dan de overige normen, omdat deze jongeren nog onder de onderhoudsplicht van de ouders vallen (de normen zijn gebaseerd op de kinderbijslag). Wel kan bijzondere bijstand worden toegekend als zich een bijzondere situatie voordoet, namelijk als de jongere niet kan terugvallen op zijn ouders. Volgens Leiderdorps beleid wordt in dat geval bijzondere bijstand verstrekt ter hoogte van het verschil van de norm voor personen van 21 jaar en ouder en de norm voor 18- tot 21-jarigen. Artikel 3 Lid 1. Het is wettelijk voorgeschreven dat bij verordening de maximale toeslag van 20 procent van de gehuwdennorm (per 1 juli 2007 € 237,28 p/m, exclusief vakantietoeslag) moet worden toegekend aan alleenstaanden en alleenstaande ouders die helemaal alleen een woning bewonen. 5
Afd: Beleid & Projecten
De maximale toeslag wordt ook toegekend aan personen die woonruimte (een etage of kamer) huren bij een commercieel kamerverhuurbedrijf. Er zullen voor deze klanten – hoewel in dergelijke panden doorgaans meerdere personen wonen – weinig mogelijkheden zijn om bestaanskosten met anderen te delen. Lid 2. Als iemand een woning deelt met een particulier (in de praktijk veelal vrienden en kennissen), mag worden aangenomen dat daaruit schaalvoordelen voortvloeien. De toeslag is daarom gehalveerd ten opzichte van de vorenstaande categorie en gesteld op 10% van de gehuwdennorm (per 1 juli 2007 € 118,64 p/m, exclusief vakantietoeslag). Dit geldt dus niet als er sprake is van kamerhuur via een commercieel kamerverhuurbedrijf. Bij onderhuur wordt gedacht aan de situatie dat er inwoning is van één of twee personen. Maar het is mogelijk dat een hoofdbewoner meer onderhuurders of kostgangers heeft. In die gevallen moet beoordeeld worden of er sprake is van bedrijfsmatige activiteiten op het gebied van onderhuur. Zo ja, dan wordt dat niet geregeld via een korting op basis van deze verordening, maar vindt een korting plaats op de uitkering wegens het verwerven van inkomsten uit activiteiten als zelfstandige. Lid 3. Als een bijstandsgerechtigde een inwonend meerderjarig kind heeft dat een laag inkomen heeft, wordt aangenomen dat er door de meerderjarige geen bijdrage kan worden geleverd in de kosten van de huishouding. De grens voor ‘laag inkomen’ van het inwonende kind bedraagt € 593,19 netto p/m, exclusief vakantietoeslag (peildatum 1 juli 2007). Als iemand studiefinanciering heeft (bv. Wtos), aangevuld met inkomen uit arbeid, geldt eveneens de onder b. genoemde grens van € 593,19 netto p/m. Artikel 4 Alleenstaanden en alleenstaande ouders die een woning bewonen tezamen met anderen, krijgen 10% van de gehuwdennorm minder dan personen die geheel alleen een woning bewonen (door halvering van de toeslag). Het is logisch om ten aanzien van echtparen een vergelijkbare systematiek te hanteren. Om die reden wordt ook bij gehuwden in die situatie een verlaging van 10% toegepast. Artikel 5 Lid 1. In de WWB wordt een ruime definitie gegeven van wat onder het ontbreken van woonlasten wordt verstaan. Er wordt niet alleen een verlaging van 20% toegepast als er geen woonlasten zijn (met name dak- en thuislozen en krakers) maar ook als er wel woonlasten zijn maar de bijstandsgerechtigde daarin geen bijdrage levert (zoals personen die gratis bij een ander logeren of inwonende meerderjarige kinderen die geen kostgeld betalen). Vanwege dit artikel verliezen onder meer dak- en thuislozen aanspraak op de toeslag Artikel 6 De WWB biedt de mogelijkheid om de toeslagen voor 21- en 22-jarigen lager vast te stellen of tot nihil terug te brengen. De reden daarvoor is dat ook het wettelijk minimumloon voor deze jongeren lager is dan voor personen van 23 jaar en ouder. Als de maximale toeslag aan deze jongeren wordt toegekend is het verschil met inkomsten uit een volledige baan tegen het minimumjeugdloon erg gering en er is daardoor weinig financiële prikkel om de bijstand te verlaten. Bovendien zou de bijstandsuitkering bij toekenning van een volledige toeslag hoger uitvallen dan de WW-, Ioaw-, en Wajonguitkeringen voor personen in dezelfde leeftijdscategorie. Dat zou betekenen dat aan die uitkeringsgerechtigden aanvullend bijstand zou moeten worden toegekend, wat niet de bedoeling kan zijn. Om de systematiek zo eenvoudig mogelijk te houden zijn de verlagingen vastgesteld op 10% (voor 22-jarigen) en 20% (voor 21-jarigen). Overigens gelden voor 18- tot 20-jarigen veel lagere normen, die zijn afgeleid van de kinderbijslag. Artikel 7 Studenten ontvangen tijdens hun studie doorgaans WSF of Wtos. Als ze de studie beëindigen en op bijstand raken aangewezen, is er geen reden om het inkomen direct te verhogen. De 6
Afd: Beleid & Projecten
bijstandsnorm – in elk geval voor personen ouder dan 22 jaar - ligt echter wel hoger dan de studiefinanciering. Om die reden is de schoolverlaterskorting opgenomen. Na zes maanden wordt de bijstandsgerechtigde volgens de WWB niet meer als schoolverlater aangemerkt: de verlaging mag dus niet langer duren dan 6 maanden. Indien iemand tijdens de studie geen studiefinanciering heeft gekregen (werkstudent), mag er overigens geen verlaging worden toegepast. Artikel 8 Als een toeslag is vastgesteld op 10 procent van de gehuwdennorm en er wordt vervolgens – bv. wegens het ontbreken van woonlasten - een verlaging toegepast van 20 procent van de gehuwdennorm, zou de bijstandsgerechtigde onder de wettelijke bijstandsnorm (voor een alleenstaande 50% van de gehuwdennorm) uitkomen. Wettelijk is dat mogelijk. Als de bijstandsgerechtigde 21 of 22 jaar is en/of schoolverlater kan er zelfs nog verdere verlaging plaatsvinden. In Leiderdorp zijn de uitkeringen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders nooit lager geweest dan 50%, respectievelijk 70% van de gehuwdennorm. Dat wil zeggen dat voor deze categorieën bijstandsgerechtigden de landelijke normen de ondergrens vormen: er worden feitelijk alleen verlagingen toegepast door intrekking of halvering van de gemeentelijke toeslag. Door de toevoeging van het tweede lid van artikel 5 en van artikel 6 wordt dit in de Toeslagenverordening gegarandeerd. Voor gehuwden geldt een ondergrens van 80% van de norm. Artikel 9 en 10 Er kunnen zich bijzondere situaties voordoen waarbij strikte toepassing van de regeling onwenselijk is, of waarin de regeling niet voorziet. Om toch tot een redelijke uitkomst te kunnen komen is een hardheidsclausule opgenomen en een bepaling voor onvoorziene situaties. Artikel 11 en 12 De ingangsdatum is gesteld op 1 juli 2008, tegelijk met de nieuwe Maatregelenverordening, Reintegratieverordening en Handhavingsverordening. Voorts is er een overgangsbepaling voor personen die reeds voor de invoering van deze verordening recht hadden op bijstand. Voor hun geldt feitelijk de meest gunstige verordening.
7
Afd: Beleid & Projecten
8
Afd: Beleid & Projecten
9