1
2012D38218TV/rd
rep.nr.10.981
Heden, de vijfde maart tweeduizend twaalf verscheen voor mij, mr. Tjerk Jouke de Vries, notaris te Groningen: mevrouw Kornelia Frederika Hulshof, werkzaam ten kantore van mij, notaris, aan het adres 9728 BM Groningen, Paterswoldseweg 804, geboren te Veendam op zeventien mei negentienhonderd vijfentachtig;ten deze handelende als schriftelijk gevolmachtigde, blijkens de aangehechte volmacht, van: a. de heer Jacobus Johannes Antonius Hijlkema,
b. de heer Johannes Hendrikus Sengers, bij het geven der volmacht handelende als voorzitter respectievelijk secretaris van het bestuur van en als zodanig vertegenwoordigende de stichting Stichting Pensioenfonds UWV, statutair gevestigd te Amsterdam, feitelijk gevestigd te 1043 DK Amsterdam, La Guardiaweg 68, ingeschreven in het handelsregister onder nummer 34183728, hierna te noemen: de stichting. De comparante verklaarde: Het bestuur van de stichting heeft blijkens aangehecht stuk op één februari tweeduizend twaalf besloten de statuten van de stichting partieel te wijzigen. Bedoelde wijzigingen in de statuten blijkt uit de bijlage van voornoemd bestuursbesluit. De comparante verklaarde vervolgens, ter uitvoering van gemeld besluit, bij deze akte de statuten der stichting zodanig te wijzigen dat zij luiden als volgt: NAAM EN ZETEL ARTIKEL 1 1.1. De stichting draagt de naam “Stichting Pensioenfonds UWV”. 1.2. De stichting is gevestigd te Amsterdam. 1.3. De stichting wordt hierna genoemd “het fonds”. BEGRIPSBEPALINGEN ARTIKEL 2 1. Werkgever: De werkgever is het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. 2. CAO: De Collectieve Arbeidsovereenkomst Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. 3. Werknemer: Degene die een arbeidsovereenkomst heeft met de werkgever. 4. Deelnemer: Deelnemers aan het fonds zijn de werknemers van de werkgever, die door het be-
2
stuur als zodanig zijn toegelaten, een en ander zoals nader in het reglement is geregeld, alsmede de leden van de Raad van Bestuur van de werkgever. 5. Gewezen deelnemer: Gewezen deelnemers zijn deelnemers van wie het deelnemerschap is beëindigd, zoals nader reglementair is geregeld. 6. Pensioengerechtigde: Degene die in het genot is van een ouderdomspensioen dan wel een partnerpensioen van het fonds. 7. Prépensioengerechtigde: Degene die in het genot is van een prépensioen van het fonds. 8. Bestuur: Het bestuur van het fonds als bedoeld in artikel 6. 9. Deelnemersraad: De deelnemersraad als bedoeld in artikel 9. 10. Verantwoordingsorgaan: Het verantwoordingsorgaan als bedoeld in artikel 10. 11. Visitatiecommissie: De visitatiecommissie als bedoeld in artikel 11. 12. Accountant: Een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. 13. Actuaris: De door het bestuur benoemde actuaris tegen wiens benoeming bij het fonds DNB geen bedenkingen heeft geuit. 14. Ondernemingsraad: de ondernemingsraad als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Ondernemingsraden. 15. Gepensioneerden Vereniging UWV: de vereniging van gepensioneerden, zoals opgericht bij notariële akte de dato twee november negentienhonderd negen en negentig, waarvan de naam op achttien juli tweeduizend drie is gewijzigd in ‘Gepensioneerden Vereniging UWV’. 16. DNB: De Nederlandsche Bank N.V., dan wel een andere door de wet aangewezen toezichthouder ten aanzien van het prudentieel en materieel toezicht. DOEL ARTIKEL 3 3.1. Het fonds is opgericht met als doel middelen bijeen te brengen voor het verlenen of doen verlenen van pensioenen aan werknemers of voormalige werknemers van de werkgever en aan hun nagelaten betrekkingen, één en ander overeenkomstig de bepalingen van de statuten en reglementen. 3.2. Bij het bereiken van de doelstelling van het fonds wordt rekening gehouden met hetgeen tussen de werkgever en de betrokken vakorganisaties bij CAO omtrent de pensioentoezegging is overeengekomen, dit met inachtneming van de bevoegdheden en verantwoordelijkheden van het bestuur van het fonds.
3
MIDDELEN, INKOMSTEN EN UITGAVEN ARTIKEL 4 4.1. De middelen en inkomsten van het fonds bestaan uit: a. het bij de oprichting van het fonds afgezonderde stichtingskapitaal; b. reglementaire bijdragen van de werkgever; c. reglementaire contributie van de deelnemers; d. eventuele vrijwillige stortingen van de werkgever en van de deelnemers of gewezen deelnemers; e. inkomsten uit beleggingen; f. hetgeen het fonds bij erfenis, legaat of schenking mocht verkrijgen. Omtrent het al of niet aanvaarden van erfstellingen, legaten of schenkingen beslist het bestuur. Erfstellingen zullen echter nimmer anders mogen worden aanvaard dan onder het voorrecht van boedelbeschrijving; g. inkomsten uit anderen hoofde. 4.2. De uitgaven van het fonds bestaan uit pensioenuitkeringen verleend krachtens de statuten en reglementen van het fonds, alsmede uit zodanige beheerskosten, welke het bestuur van het fonds nodig of wenselijk acht. 4.3. De bezittingen van het fonds dienen toereikend te zijn ter dekking van de uit de statuten en reglementen voortvloeiende pensioenverplichtingen. 4.4. De werkgever en het fonds gaan in verband met het bepaalde in het eerste lid van dit artikel een uitvoeringsovereenkomst aan. BEHEER VAN HET FONDS ARTIKEL 5 5.1. Het bestuur van het fonds stelt een Actuariële en Bedrijfstechnische Nota vast waarin in elk geval een omschrijving is opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij of krachtens de artikelen 25, 95, 126 tot en met 137 en 143 van de Pensioenwet. De nota bevat voorts een verklaring inzake beleggingsbeginselen en een beschrijving van de sturingsmiddelen. De nota voldoet aan de eisen die DNB daaraan stelt. 5.2. Het bestuur legt de in het vorige lid bedoelde nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan DNB, die regels kan stellen met betrekking tot de tijdstippen en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in de vorige volzin bepaalde. 5.3.Het bestuur legt aan DNB jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een jaarrekening, een jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar alsmede een actuarieel verslag over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit ten genoegen van DNB blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden. 5.4. De jaarrekening als bedoeld in lid 3 moet zijn voorzien van een verklaring van de accountant.
4
5.5. Het bestuur is bevoegd te beslissen tot het aangaan van overeenkomsten van herverzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet. BESTUUR ARTIKEL 6 6.1. Het bestuur van het fonds bestaat uit negen leden, te weten drie leden namens de werkgever en zes leden namens de (gewezen) deelnemers en (pré)pensioengerechtigden. Drie leden worden in hun functie als bestuurder van het fonds benoemd en uit hun functie als bestuurder van het fonds ontheven door de Raad van Bestuur van de werkgever. Zij zijn deelnemer aan het fonds. Het aantal bestuursvertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers enerzijds en het aantal bestuursvertegenwoordigers van de (pre)pensioengerechtigden anderzijds wordt vastgesteld op basis van de onderlinge getalsverhoudingen tussen de deelnemers en de (pré)pensioengerechtigden, onverminderd het bepaalde in artikel 101 van de Pensioenwet inzake het maximum aantal bestuurszetels dat vertegenwoordigers van de (pre)pensioengerechtigden kunnen bezetten. De vertegenwoordigers van de (gewezen) deelnemers in het bestuur worden door de Ondernemingsraad benoemd uit de (gewezen) deelnemers. De vertegenwoordigers van de (pré)pensioengerechtigden in het bestuur worden benoemd door en uit de (pré)pensioengerechtigden op de wijze als hierna in lid 3 van dit artikel is omschreven. 6.2. a. Naast de bestuursleden als bedoeld in het eerste lid zullen vier plaatsvervangende bestuursleden worden benoemd: - één lid door de Raad van Bestuur van de werkgever; deze zal als plaatsvervanger optreden van de bestuursleden benoemd door de werkgever; - twee leden door de Ondernemingsraad uit de (gewezen) deelnemers; zij zullen als plaatsvervanger optreden van de bestuursleden benoemd door de Ondernemingsraad; - één lid wordt benoemd door en uit de (pre)pensioengerechtigden op de wijze als hierna in lid 3 van dit artikel is omschreven; deze zal als plaatsvervanger optreden van het bestuurslid benoemd door de (pre)pensioengerechtigden. b. Een plaatsvervangend bestuurslid treedt bij ontstentenis of verhindering van het in het vorige lid genoemde bestuurslid als diens plaatsvervanger op. c. Hetgeen in deze statuten is bepaald ten aanzien van de bestuursleden geldt, tenzij uitdrukkelijk het tegendeel blijkt, mede voor de plaatsvervangende bestuursleden. 6.3. De benoeming van de vertegenwoordigers van (pre)pensioengerechtigden vindt plaats na verkiezing van de vertegenwoordigers door en uit de (pre)pensioengerechtigden, een en ander overeenkomstig het door het bestuur vastgestelde kiesreglement. De verkiezing van de bestuursleden namens de (pre)pensioengerechtigden vindt plaats na kandidaatstelling. Kandidaatstelling geschiedt door schriftelijke aanmelding bij het bestuur door een individuele (pre)pensioengerechtigde of door organi-
5
saties die (pré)gepensioneerden vertegenwoordigen. Verkiesbaar zijn de personen die op de datum van de verkiezingen (pré)gepensioneerd zijn. Kiesgerechtigd zijn de personen die op de datum van de verkiezingen (pré)gepensioneerd zijn. Iedere kiesgerechtigde persoon brengt één stem uit. De verkiezing vindt plaats bij schriftelijke stemming. Na het einde van de stemming stelt het bestuur het aantal geldige stemmen vast. De kandidaten met de meeste geldige stemmen wordt benoemd tot bestuursleden namens de gepensioneerden. De uitslag van de verkiezingen wordt door het bestuur vastgesteld en volledig bekend gemaakt aan de kiesgerechtigde personen alsmede aan de organisaties die kandidaten hebben voorgedragen. 6.4. Een benoeming als bestuurslid vindt slechts plaats onder de opschortende voorwaarde dat DNB na beoordeling van de vraag of de deskundigheid van het bestuur voldoende is en of de betrouwbaarheid van de betrokken persoon buiten twijfel staat niet laat weten niet in te stemmen met de voorgenomen benoeming. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis van DNB met in achtneming van het gestelde in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregelingen. Indien DNB niet binnen zes weken na ontvangst van de melding of na de ontvangst van gevraagde nadere gegevens of inlichtingen heeft laten weten niet in te stemmen met de voorgenomen benoeming is voldaan aan de opschortende voorwaarde. Indien DNB niet instemt met de benoeming en daartegen niet tijdig een rechtsmiddel is ingesteld of op het ingestelde rechtsmiddel onherroepelijk ten nadele van de betrokken persoon uitspraak is gedaan, wordt met in achtneming van het gestelde in deze statuten een andere persoon als bestuurslid benoemd. 6.5. Indien er ten aanzien van een persoon die als bestuurslid is benoemd een wijziging optreedt in de antecedenten als bedoeld in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, deelt het bestuur dit, zodra het daarvan kennis neemt, onverwijld aan DNB mee. 6.6. Indien DNB in verband met de mededeling als bedoeld in het vorige lid een aanwijzing geeft die daartoe aanleiding geeft, wordt de betrokken persoon door het bestuur geschorst als bestuurslid. Indien niet tijdig tegen de aanwijzing een rechtsmiddel is ingesteld of op het ingestelde rechtsmiddel onherroepelijk uitspraak ten nadele van de betrokken persoon is gedaan, is de betrokken persoon ontslagen als bestuurslid en wordt een ander persoon als bestuurslid benoemd. Indien op het ingestelde rechtsmiddel definitief ten voordele van de betrokken persoon uitspraak is gedaan, wordt de betrokken persoon in zijn taken als bestuurslid hersteld. 6.7. Het bestuur heeft een voorzitter, een plaatsvervangend voorzitter, een secretaris en een plaatsvervangend secretaris. De (plaatsvervangend) voorzitter van het bestuur wordt aangewezen door de Raad van Bestuur van de werkgever. De (plaatsvervangend) secretaris wordt door het bestuur gekozen uit de vertegenwoordigers van de deelnemers en de (pré)pensioengerechtigden in dit bestuur. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij diens afwezigheid. De plaats-
6
vervangend secretaris vervangt de secretaris bij diens afwezigheid. 6.8.a. De (plaatsvervangende) bestuursleden, benoemd door de Raad van Bestuur van de werkgever, hebben zitting voor vier jaar. Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap van deze leden eindigt door overlijden of door ontheffing uit hun bestuursfunctie door de Raad van Bestuur van de werkgever. In geval van overlijden geeft het bestuur de Raad van Bestuur van de werkgever kennis van de ontstane vacature. De Raad van Bestuur van de werkgever voorziet in een ontstane vacature door het benoemen van een nieuw bestuurslid. Indien de werkgever in gebreke blijft een nieuw bestuurslid aan te wijzen blijft de vacature bestaan. Op voordracht van het bestuur kan een (plaatsvervangend) bestuurslid worden herbenoemd voor een tweede zittingsperiode. Deze voordracht is een zwaarwegend advies voor de Raad van Bestuur. b. De (plaatsvervangende) bestuursleden benoemd door de Ondernemingsraad hebben zitting voor vier jaar. Het bestuur verzoekt de Ondernemingsraad tijdig voor het einde van de zittingsperiode tot het verrichten van benoemingen. Het (plaatsvervangende) bestuurslid namens de (pre)pensioengerechtigden heeft zitting voor vier jaar. Het bestuur zal tijdig voor het einde van de zittingsperiode nieuwe verkiezingen organiseren. De aftredende (plaatsvervangende) bestuursleden kunnen zich kandidaatstellen voor het bestuurslidmaatschap voor de volgende zittingsperiode. Op voordracht van het bestuur kan een (plaatsvervangend) bestuurslid worden herbenoemd voor een tweede zittingsperiode. Deze voordracht is een zwaarwegend advies voor de Ondernemingsraad. c. Het (plaatsvervangend) bestuurslidmaatschap van de bestuursleden eindigt verder door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, door bedanken of overlijden. In bestaande vacatures moet binnen drie maanden na het ontstaan daarvan worden voorzien. d. Indien het bestuurslidmaatschap van een door de Ondernemingsraad in het bestuur benoemd bestuurslid eindigt anders dan door periodiek aftreden, treedt het bestuur in overleg met de Ondernemingsraad over de aanwijzing vanuit de plaatsvervangende bestuursleden tot bestuurslid. e. Indien het bestuurslidmaatschap van een door de (pre)pensioengerechtigden benoemd bestuurslid eindigt anders dan door periodiek aftreden, wordt het benoemde plaatsvervangend bestuurslid aangewezen als bestuurslid. In geval van een tussentijdse vacature, waarvoor geen vervanger meer benoemd kan worden, benoemt het bestuur tot opvolger van het betrokken bestuurslid de kandidaat die blijkens de vastgestelde en volledig bekend gemaakte uitslag van de laatstgehouden verkiezingen daarvoor als eerste in aanmerking komt. f. Vóór het periodiek aftreden van een bestuurslid vindt een evaluatie van het functioneren plaats door het bestuur. g. Een bestuurslid dat een tussentijdse vacature vervult, treedt af aan het einde van de zittingsperiode van het bestuurslid dat hij verving. h. Het bestuur verzoekt de Ondernemingsraad tot een nieuwe benoeming over te
7
gaan indien met toepassing van het in dit artikel bepaalde niet meer kan worden voorzien in een vacature in het bestuur. Indien het een vacature voor het bestuurslid namens de (pre)pensioengerechtigden betreft, zal het bestuur verkiezingen organiseren. Het bestuur kan hiervan afzien indien de resterende zittingsperiode van het te vervangen bestuurslid minder dan een half jaar bedraagt. i. Gedurende het bestaan van vacatures blijft het bestuur wettig samengesteld en behoudt het zijn volle bevoegdheid. j. Het bestuur kan maatregelen treffen indien een bestuurslid naar het oordeel van het bestuur niet naar behoren functioneert. Deze maatregelen kunnen variëren van een waarschuwing tot ontheffing uit de bestuursfunctie. Ook kan het bestuur de benoemende partij vragen een ander bestuurslid te benoemen. Voor de vaststelling van het niet naar behoren functioneren is instemming nodig van ten minste zeven ter vergadering aanwezig zijnde bestuursleden. 6.9. Tot (plaatsvervangend) lid van het bestuur kan niet worden benoemd degene die tevens lid is van de Ondernemingsraad en/of de Deelnemersraad. 6.10. Voor bestuursleden geldt een maximale zittingstermijn van acht jaar (= twee maal vier jaar). In bijzondere situaties kan door het voltallige bestuur aan één of meerdere bestuursleden van deze termijn dispensatie worden verleend voor maximaal één zittingstermijn (= vier jaar). Onder een bijzondere situatie wordt verstaan dat: - een bestuurslid specifieke deskundigheid heeft die onontbeerlijk is voor het bestuur; - een bestuurslid in de zittingstermijn is getreden van een voorgaand bestuurslid en bij herbenoeming de maximale zittingstermijn wordt overschreden; - zich een situatie zich voordoet waarin een groot deel van het bestuur zal (moeten) aftreden. 6.11. Onverminderd het voorgaande stelt het bestuur een rooster van aftreden vast met dien verstande dat elke twee jaar een gedeelte van het bestuur aftreedt. Aftredende bestuursleden zijn in beginsel herbenoembaar respectievelijk herverkiesbaar voor een volgende periode. BENOEMING VAN DE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE DEELNEMERS CASU QUO (PRE)PENSIOENGERECHTIGDEN IN HET BESTUUR ARTIKEL 7 7.1. De benoeming van (plaatsvervangende) bestuursleden door de Ondernemingsraad geschiedt volgens een protocol dat door het bestuur en de Ondernemingsraad wordt ondertekend. 7.2. Indien door de Ondernemingsraad niet voldoende benoemingen worden verricht om de vacatures van (plaatsvervangende) bestuursleden te vervullen, heeft het bestuur de bevoegdheid één of meer kandidaten aan de Ondernemingsraad voor te dragen. 7.3. Het bestuur stelt een kiesreglement vast ten behoeve van de verkiezing van het bestuurslid namens de (pre)pensioengerechtigden.
8
BESTUUR EN BELEID ARTIKEL 8 8.1. Het bestuur is belast met het bepalen van het beleid van het fonds. Het bestuur kan het bepalen van het dagelijks beleid of onderdelen daarvan overlaten aan ten minste twee van zijn leden van wie de helft zal bestaan uit vertegenwoordigers van de deelnemers casu quo (pré)pensioengerechtigden. 8.2. De deskundigheid van de personen die het beleid van het fonds bepalen, dient naar het oordeel van DNB over het deskundigheidsplan als bedoeld in artikel 12 voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden. De voornemens, handelingen of antecedenten van de personen die het beleid van het fonds bepalen mogen DNB geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in de vorige volzin, de betrouwbaarheid van deze personen niet buiten twijfel staat. 8.3. Commissies of instellingen aan welke de uitvoering van bepaalde zaken door het bestuur is uitbesteed zijn te allen tijde verantwoording schuldig aan het bestuur. 8.4. Het bestuur heeft de gehele leiding van zaken en is met inachtneming van de statuten bevoegd tot alle daden, zowel van beheer als van beschikking, welke verband houden met de doelstelling van het fonds. Het bestuur is bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging van het fonds komt toe aan de voorzitter en de secretaris van het bestuur gezamenlijk. 8.5. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder verantwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een door het bestuur tot wederopzegging benoemde administrateur casu quo vermogensbeheerder. De opdracht tot het voeren van het administratief en/of geldelijk beheer aan de administrateur casu quo vermogensbeheerder wordt schriftelijk verstrekt. Deze opdracht is opgenomen in een (administratie) overeenkomst. De administrateur casu quo vermogensbeheerder is verplicht alle vergaderingen van het bestuur bij te wonen, indien het bestuur dit verlangt. Voor de vergaderingen die hij moet bijwonen ontvangt de administrateur casu quo vermogensbeheerder een oproeping. 8.6. Alle bestuursleden en de administrateur zijn geheimhouding verschuldigd ten aanzien van alle persoonlijke gegevens van de deelnemers, waarvan zij uit hoofde van hun bestuursfunctie of functie van administrateur kennis dragen. 8.7. De bestuursleden genieten als zodanig geen enkele bezoldiging; reis- en verblijfskosten en andere uitgaven in het belang van het fonds gedaan, worden evenwel vergoed. 8.8. Het bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of twee leden zulks wenselijk achten, doch ten minste één keer per jaar ter behandeling van de jaarstukken. 8.9. De vergaderingen van het bestuur worden namens de voorzitter bijeengeroepen door middel van een schriftelijke convocatie, vermeldende tijd en plaats der
9
vergadering en de te behandelen onderwerpen. De convocatie zal tenminste acht dagen voor het houden der vergadering ter kennis van alle bestuursleden moeten worden gebracht. Iedere vergadering wordt echter geacht op geldige wijze te zijn bijeengeroepen, indien het gehele bestuur ter vergadering aanwezig is. 8.10. Ieder der bestuursleden is bevoegd een deskundige te raadplegen, alsmede zich krachtens een bestuursbesluit, waarbij ten minste een/vierde der bestuursleden zich daarvoor heeft uitgesproken, ter vergadering van het bestuur door een deskundige te laten bijstaan. 8.11. De bestuursleden benoemd door de Raad van Bestuur van de werkgever hebben in de vergadering ieder twee stemmen. De overige bestuursleden kunnen ieder één stem uit brengen. 8.12. Indien ter vergadering niet voldoende bestuursleden van de zijde van de werkgever of bestuursleden van deelnemerszijde, waartoe ook de vertegenwoordiger van de (pré)pensioen-gerechtigden gerekend wordt, tegenwoordig zijn om een gelijk stemgewicht van de genoemde geledingen te bereiken, zullen de stemmen van de oververtegenwoordigde bestuursleden zoveel minder wegen als nodig om een gelijk stemgewicht van de bedoelde geledingen te bereiken. Indien de samenstelling van het bestuur ingevolge het bepaalde in artikel 6 lid 1 zodanig is dat bij aanwezigheid van alle bestuursleden geen gelijk stemgewicht van de in dit lid genoemde geledingen kan worden bereikt, zullen de stemmen van de ondervertegenwoordigde bestuursleden zoveel meer wegen als nodig is om een gelijk stemgewicht van de genoemde geledingen te bereiken. 8.13. Geldige besluiten kunnen niet worden genomen, wanneer niet voldoende bestuursleden ter vergadering tegenwoordig zijn om ten minste de helft plus één van het maximaal aantal mogelijke stemmen, gerelateerd aan het aantal bezette bestuurszetels, te kunnen uitbrengen. 8.14. Voor zover niet afzonderlijk anders is bepaald, worden alle besluiten van het bestuur genomen bij een gewone meerderheid van stemmen der aanwezige leden. Bij staking van stemmen kan geen besluit worden genomen. Over personen wordt gestemd met gesloten en ongetekende briefjes. 8.15. Een bestuursbesluit kan eveneens worden genomen door middel van ondertekening door alle leden van een stuk, waarin zodanig besluit is vervat. 8.16. Indien het voltallige bestuur ter vergadering aanwezig is, kunnen de plaatsvervangend bestuursleden de vergadering bijwonen als toehoorder. 8.17. Het bestuur richt zich bij de vervulling van zijn taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zorgt ervoor dat dezen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. DEELNEMERSRAAD ARTIKEL 9 9.1. De deelnemersraad bestaat uit twintig leden. Deze leden worden benoemd door de Ondernemingsraad en de Gepensioneerden Vereniging UWV. De verdeling
10
van geledingen in de deelnemersraad wordt door het bestuur vastgesteld aan de hand van de getalsverhoudingen van de genoemde geledingen. 9.2. Tot lid van de deelnemersraad kunnen worden benoemd de in het fonds deelnemende werknemers en de (pré)pensioengerechtigden die niet tevens zijn benoemd tot (plaatsvervangend) bestuurslid. De hierbedoelde, in het fonds deelnemende werknemers worden benoemd door de Ondernemingsraad en de (pré)pensioengerechtigden worden benoemd door de Gepensioneerden Vereniging UWV. 9.3. De leden van de deelnemersraad hebben zitting voor vier jaar. Na afloop van die periode kunnen de leden zich kandidaat stellen voor een volgende zittingsperiode. 9.4. Het lidmaatschap van de deelnemersraad eindigt door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, door bedanken of overlijden. Het bestuur beoordeelt in dat geval of aan de Ondernemingsraad casu quo de Gepensioneerden Vereniging UWV het verzoek wordt gedaan tot een nieuwe benoeming over te gaan. Zo’n verzoek wordt door het bestuur in ieder geval gedaan indien het aantal leden van een bepaalde geleding minder dan vijftig procent (50%) bedraagt ten opzichte van de verdeling als bedoeld in lid 1. De deelnemersraad kan afzien van een nieuwe benoeming, indien de resterende zittingsperiode van het te vervangen lid minder dan een half jaar bedraagt. 9.5. De leden van de deelnemersraad kiezen uit hun midden een voorzitter en een waarnemend voorzitter, alsmede een secretaris en een waarnemend secretaris. 9.6. De deelnemersraad adviseert het fonds gevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. De deelnemersraad wordt in ieder geval in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door een daartoe bevoegd orgaan van het fonds voorgenomen besluit tot: a. het nemen van maatregelen van algemene strekking; b. wijziging van de statuten en reglementen van het fonds; c. vaststelling van het jaarverslag, de begroting, de actuariële en bedrijfstechnische nota en overige bescheiden bedoeld in artikel 5; d. wijziging van de hoogte van de ingegane pensioenen indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in artikel 15; e. het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd of het aanbrengen van wijzigingen daarin voorzover die besluiten niet reeds onder het onder b gestelde vallen of verband houden met een toezegging neergelegd in een statutaire of reglementaire bepaling van het fonds; f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds; g. liquidatie van het fonds; h. het sluiten, wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst; i. het terugstorten van premie of geven van premiekorting. 9.7. Het advies van de deelnemersraad moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het vorige lid bedoelde te
11
nemen besluiten. Bij het vragen van advies wordt aan de deelnemersraad een overzicht verstrekt van de beweegredenen van het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor belanghebbenden bij het fonds zal hebben. 9.8. Het bestuur en de deelnemersraad komen ten minste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of de deelnemersraad overleg wenselijk acht. 9.9. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de deelnemersraad tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 9.10. Het bestuur deelt de deelnemersraad zo spoedig mogelijk schriftelijk mee of het bestuur het advies inzake de in het zesde lid genoemde aangelegenheden niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt meegedeeld waarom van het advies of van een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken. 9.11. De kosten van het voeren van rechtsgedingen door de deelnemersraad komen ten laste van het fonds, indien zij redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de deelnemersraad en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. In rechtsgedingen tussen het fonds en de deelnemersraad kan de deelnemersraad niet in de proceskosten worden veroordeeld. VERANTWOORDINGSORGAAN ARTIKEL 10 10.1. Vanaf de start van het verantwoordingsorgaan per één januari tweeduizend acht, is er sprake van een proefperiode die per één januari tweeduizend negen zal worden geëvalueerd. Dit met het oog op de definitieve inrichting van organen conform de principes van Goed Pensioenfondsbestuur. Onderstaande bepalingen zijn van toepassing gedurende de proefperiode en kunnen na genoemde evaluatie worden herzien. 10.2. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit zes leden; twee namens de werkgever, twee namens de deelnemers en twee namens de (pre)pensioengerechtigden. De leden namens de deelnemers en (pre)pensioengerechtigden worden benoemd door en uit de deelnemersraad tijdens de proefperiode zoals bedoeld in artikel 1. 10.3. Tot lid van het verantwoordingsorgaan kunnen worden benoemd de in het fonds deelnemende werknemers en de (pré)pensioengerechtigden die niet tevens zijn benoemd tot (plaatsvervangend) bestuurslid of (plaatsvervangend) lid van de ondernemingsraad UWV. De leden namens de werkgever worden benoemd door de Raad van Bestuur van werkgever. 10.4. De leden van het verantwoordingsorgaan hebben zitting voor een door het bestuur van het Pensioenfonds bepaalde periode van vier jaar. Na afloop van die periode kunnen de leden zich in beginsel kandidaat stellen voor een tweede zittingsperiode.
12
10.5. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan eindigt door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever, door bedanken of overlijden. De deelnemersraad dan wel de werkgever draagt zorg voor tussentijdse vervulling van de alsdan ontstane vacature. 10.6. De leden van het verantwoordingsorgaan kiezen uit hun midden een voorzitter en een waarnemend voorzitter, alsmede een secretaris en een waarnemend secretaris. 10.7. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd jaarlijks een oordeel te geven over: a. het handelen van het bestuur aan de hand van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van het interne toezicht b. het door het bestuur uitgevoerde beleid in het afgelopen kalenderjaar en de beleidskeuzes die op de toekomst betrekking hebben. 10.8. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan, als bedoeld onder 7, wordt samen met de reactie van het bestuur daarop, bekend gemaakt en opgenomen in het jaarverslag. 10.9. Het verantwoordingsorgaan heeft recht op: a. overleg met het bestuur van het pensioenfonds; dit overleg zal in ieder geval plaatsvinden alvorens het pensioenfondsbestuur voornemens is de begroting en het jaarplan voor enig jaar vast te stellen; b. overleg met de externe accountant en externe actuaris van het pensioenfonds; c. overleg met de deelnemersraad; d. informatie die hij redelijkerwijze nodig acht om zijn functie te kunnen vervullen; e. een schriftelijke reactie op een door haar gegeven oordeel over het door het bestuur van het pensioenfonds gevoerde beleid. 10.10. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur gevraagd of uit eigen beweging over: a. het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling van bestuursleden van het pensioenfonds; b. het wijzigen van et beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; c. de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; d. het vaststellen en wijzigen van de interne klachten- en geschillenprocedure; e. het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. 10.11. Het advies van het verantwoordingsorgaan moet op een zodanig tijdstip worden gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het vorige lid bedoelde te nemen besluiten. Bij het vragen van advies wordt aan het verantwoordingsorgaan een overzicht verstrekt van de beweegredenen van het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor belanghebbenden bij het fonds zal hebben. 10.12. Het bestuur en het verantwoordingsorgaan komen tenminste tweemaal per kalenderjaar in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden aan de orde gesteld waarover het bestuur of het verantwoordingsorgaan overleg wenselijk acht.
13
10.13. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan het verantwoordingsorgaan tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen worden desgevraagd schriftelijk verstrekt. 10.14. Het bestuur deelt het verantwoordingsorgaan zo spoedig mogelijk schriftelijk mee of het bestuur het advies inzake de in het tiende lid genoemde aangelegenheden niet of niet geheel volgt, waarbij tevens wordt meegedeeld waarom van het advies of van een daarin vervat minderheidsadvies wordt afgeweken. 10.15. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd deskundigen te raadplegen. Het bestuur wordt hiervan vooraf op de hoogte gebracht, alsmede van de te verwachten kosten. 10.16. Het verantwoordingsorgaan is bevoegd een verzoek in het kader van het recht van enquête, bedoeld in afdeling 2 van titel 8 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, in te dienen bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam indien voorafgaand aan de indiening van dat verzoek het orgaan van intern toezicht zich daarover heeft uitgesproken. 10.17. De kosten van het voeren van rechtsgedingen door het verantwoordingsorgaan komen ten laste van het fonds, indien zij redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van het verantwoordingsorgaan en het fonds van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. In rechtsgedingen tussen het fonds en het verantwoordingsorgaan kan het verantwoordingsorgaan niet in de proceskosten worden veroordeeld. VISITATIECOMMISSIE ARTIKEL 11 11.1. Het intern toezicht bij het fonds zal worden uitgeoefend door een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen die door het bestuur worden benoemd. 11.2. De visitatiecommissie heeft tot taak het functioneren van (het bestuur van) het fonds kritisch te bezien. De commissie zal daartoe tenminste één keer in de drie jaar een uitgebreid onderzoek doen. Daarnaast kan de commissie in de andere jaren een visitatie afleggen, waarbij de commissie zich een beeld kan vormen en een oordeel kan geven over de ontwikkelingen bij het fonds. 11.3. De commissie heeft tenminste de volgende taken: a. het beoordelen van beleids- en bestuursprocedures, bestuursprocessen en de checks en balances binnen het fonds; b. het beoordelen van de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd; c. het beoordelen van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico’s op langere termijn. 11.4. De commissie heeft recht op informatie die zij in redelijkheid nodig heeft om haar opdracht te vervullen. Het bestuur verstrekt deze informatie uit eigen beweging dan wel op verzoek van de commissie. 11.5. De commissie heeft recht op overleg met het bestuur over alle bestuursta-
14
ken; daarnaast heeft de commissie recht op overleg met de externe accountant en de certificerend actuaris van het fonds. Het bestuur en de visitatiecommissie maken afspraken over dat overleg, waaronder de frequentie. 11.6. Het bestuur en de commissie bepalen in overleg in welke periode de commissie haar werkzaamheden uitvoert, De commissie rapporteert haar bevindingen schriftelijk aan het bestuur. Nadat het bestuur kennis heeft genomen van deze rapportage, bespreekt het bestuur deze met het verantwoordingsorgaan. Tijdens dat overleg zal het bestuur zijn mening geven over de rapportage. De bevindingen van de commissie alsmede de reactie van het verantwoordingsorgaan worden opgenomen in het jaarverslag. DESKUNDIGHEIDSPLAN ARTIKEL 12 Het fonds beschikt over een door het bestuur opgesteld deskundigheidsplan als bedoeld in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Het deskundigheidsplan wordt door het bestuur herzien wanneer daartoe aanleiding bestaat. GEDRAGSCODE BESTUUR EN MEDEWERKERS ARTIKEL 13 13.1. Het fonds beschikt over een door het bestuur opgestelde gedragscode voor de bestuurders en medewerkers van het fonds ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de bij het fonds aanwezige informatie. Die gedragscode voldoet aan de eisen die DNB daaraan stelt. 13.2. Een lid van het bestuur dat een of andere bepaling van deze statuten overtreedt, kan door een besluit van het bestuur in de uitoefening van zijn functie als bestuurslid worden geschorst of uit zijn functie worden ontheven. REGLEMENTEN VAN HET FONDS ARTIKEL 14 14.1. Reglementen van het fonds alsmede wijzigingen daarin worden door het bestuur vastgesteld. 14.2. Het pensioenreglement houdt nadere bepalingen in omtrent onder andere: a. de tijdstippen van begin en einde van het deelnemerschap; b. de wijze waarop en de gevallen waarin recht op pensioen ontstaat; c. de aard en de grootte van de pensioenaanspraken. Deze bepalingen mogen niet strijdig zijn met het in deze statuten bepaalde. FINANCIEEL VOORBEHOUD ARTIKEL 15 Indien de financiële toestand van het fonds, naar oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, daartoe aanleiding geeft, kan een wijziging van de statuten en/of reglementen leiden tot een wijziging of vermindering van de tegenover het fonds verworven aanspraken op pensioen, daaronder mede begrepen reeds ingegaan pensioen of andere uitkeringen. Dit is anders indien het tekort op andere wijze wordt opgeheven. Het bestuur is bevoegd reeds ingegane pensioenen geheel of ten
15
dele van deze vermindering uit te zonderen. WIJZIGING VAN DE STATUTEN ARTIKEL 16 16.1. Wijziging van de statuten geschiedt door een besluit van het bestuur. 16.2. Wijziging van de statuten komt tot stand bij notariële akte. BELEGGINGEN EN VORDERINGEN ARTIKEL 17 17.1. Vorderingen van het fonds op de werkgever zijn toegelaten tot een bedrag gelijk aan het twintigste deel van de portefeuille van het fonds. 17.2. Belegging van de daartoe beschikbare gelden van het fonds moet op solide wijze geschieden. BOEKJAAR ARTIKEL I8 Het boekjaar loopt van de eerste januari tot en met de eenendertigste december daaropvolgend. ACCOUNTANT ARTIKEL 19 Door het bestuur wordt een accountant als bedoeld in artikel 2 benoemd. De accountant vervult de taken die de wet of de statuten hem opdragen. ACTUARIS ARTIKEL 20 De actuaris vervult de taken die de wet of de statuten hem opdragen. JAARVERSLAG ARTIKEL 21 21.1. Het bestuur brengt jaarlijks verslag uit over de gang van zaken in het afgelopen boekjaar en wel binnen zes maanden na afloop van het boekjaar. 21.2. Het verslag omvat in elk geval een balans, een verlies- en winstrekening, het verslag van de accountant en dat van de actuaris. 21.3. Het jaarverslag zal voor de deelnemers op een voor hen gemakkelijk toegankelijke plaats gedurende een periode van één maand ter inzage worden gelegd. ONTBINDING EN LIQUIDATIE ARTIKEL 22 22.1. lndien het bestuur van oordeel is dat het fonds niet meer aan zijn doel beantwoordt of overbodig is geworden kan het bestuur tot ontbinding en liquidatie van het fonds besluiten. Een dergelijk besluit kan slechts worden genomen als tenminste zeven, ter vergadering aanwezige, bestuursleden met dit besluit instemmen. 22.2. Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten en van de reglementen, voor zover zij in de ruimste zin toepasselijk zijn op hetgeen tot de vereffening behoort of voor een geregelde afwikkeling daarvan nodig, dan wel daaraan bevorderlijk is, van kracht. 22.3. Met de liquidatie van het fonds zal het bestuur worden belast. Het bestuur is
16
bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid twee van zijn leden met de liquidatie te belasten. 22.4. De liquidatie zal in dier voege geschieden als het bestuur het meest bevorderlijk acht voor de belangen van de bij het fonds betrokkenen, met inachtneming van hun rechten voortvloeiende uit de reglementen, als geregeld in de desbetreffende artikelen van de reglementen. Zoveel mogelijk zal zulks geschieden door de aankoop van lijfrenten bij of het sluiten van soortgelijke overeenkomsten met een of meer verzekeringsinstellingen, dan wel door overdracht van de rechten en verplichtingen aan een ander pensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. 22.5. Indien enig saldo overblijft, zal het bestuur dit aanwenden in overeenstemming met het doel van het fonds. COMMISSIE VAN BEROEP ARTIKEL 23 Alle geschillen die over of in verband met de uitvoering van deze statuten en/of reglementen dan wel hieruit voortkomende nadere overeenkomsten, tussen het fonds en een (gewezen) deelnemer of anderen die aan de reglementen rechten kunnen ontlenen kunnen ontstaan, ook die welke slechts door één van de partijen als geschil wordt aangemerkt, kunnen worden voorgelegd aan de commissie van beroep. De samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van deze commissie worden geregeld in het reglement voor de commissie van beroep. ONVOORZIENE GEVALLEN ARTIKEL 24 In onvoorziene gevallen is het bestuur bevoegd te beslissen. Het besluit wordt aan de belanghebbenden toegestuurd, in voorkomende gevallen voorzien van een toelichting. De comparante is aan mij, notaris, bekend. Waarvan akte is verleden te Groningen op de datum in het hoofd dezer akte vermeld. Na zakelijke opgave van de inhoud van de akte aan de comparante en een toelichting daarop heeft deze verklaard tijdig voor het verlijden van de inhoud van de akte te hebben kennis genomen en op volledige voorlezing van de akte geen prijs te stellen. Vervolgens is deze akte, na beperkte voorlezing, door de comparante en mij, notaris, ondertekend. Volgt ondertekening.