Genneperheide deel 2
Atlantische woestijnen
Associatie van Buntgras en Heidespurrie Spergulo corynephoretum
Op de toppen van de rivierduinen liggen de Atlantische woestijnen. De ijle door korstmossen en mossen gedomineerde begroeiingen, wisselen af met stukken onbegroeid zand. De uitzonderlijke armoede aan voedingsstoffen, de lage zuurgraad van het substraat, de hoge temperaturen en het minimale vermogen van het rivierduinzand om vocht vast te houden zorgen voor extreme omstandigheden, waaronder slechts weinig vaatplanten kunnen overleven. Alleen de eenjarige Heidespurrie en Buntgras zijn hieraan goed aangepast. De laatste profiteert van een lichte overstuiving met zand. De vegetatie is erg open en bestaat uit ver uit elkaar staande, egelachtige pollen. Buntgras met daartussen open zand, mossen, korstmossen. Het bladmos, Ruig haarmos is de belangrijkste vastlegger van het duinzand, waarmee een ideaal milieu wordt geschapen voor de vestiging van korstmossen.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
2
Kenmerkende korstmossen zijn: Rood bekermos, Heidelucifer, Open rendiermos, Bruin bekermos en Gevorkt heidestaartje. Van de bladmossen zijn Ruig haarmos, Purpersteeltje en de agressieve neofyt Grijs kronkelsteeltje het best vertegenwoordigd. Onder de vaatplanten zijn verdere Fijn schapengras, Zandstruisgras, Schapenzuring, Zandzegge en Struikhei met hoge presentie aanwezig, waarbij de laatst genoemde soort een voorbode is voor de verdere successie naar heide. Polyhemeroob: Page stort
In het afgelopen centennium is de Genneperheide voor verschillende doeleinden benut. Het gedeelte wat we nu doorkruisen is als vuilstort in gebruik geweest en afgedekt met een laag zand. Het is een polyhemeroob milieu met een redelijke soortenrijkdom
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
3
Het substraat is door de vuilstort ingrijpend gewijzigd. De lichte zandige bodem is goed waterdoorlatend, basisch, matig stikstofrijk en enigszins humeus. Het zand is gemengd met steengruis Door de antropogene ingreep is een pioniermilieu ontstaan met bodemverstoring. Het open milieu schept een zonnig klimaat wat een voorwaarde is voor de warmteminnende Slangenkruidassociatie. De begroeiing bestaat uit geofyten en hemicryptofyten. Opvallend is het grote aantal therofyten en neofyten.
Slangenkruid, Middelste teunisbloem en Koningskaars bepalen het visuele aspect. Canadese fijnstraal, Bijvoet, Kleine ooievaarsbek, Klein streepzaad, Speerdistel, Vlasbekje en Kruldistel begeleiden de associatie.. Plaatselijk is de successie verder gegaan in een ruigte met Boerenwormkruid, Akkerdistel, Dauwbraam en Duinriet ruigten.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
4
Begeleidende soorten: Zandzegge, Grote brandnetel, Veldbeemdgras, Reigersbek, Akkerdistel, Kweek, Kromhals, Duizendblad, Smalle weegbree, Muurpeper, Akkerhoornbloem, Straatgras, Zandhoornbloem, Schapenzuring, Hondsdraf, Zachte ooievaarsbek.
Het volgende stadium in de Genneperheide wordt veelal beheerst door Zwarte bramen [Rubus fruticosus agg.] Begeleidende soorten: Schapenzuring, Gewoon struisgras, Gewone braam, Bochtig smele, Zomereik, Gestreepte witbol, Wilde lijsterbes, Ruwe berk, Pilzegge, Rankende helmbloem, Zachte berk, Struikhei, Gewone hennepnetel, Amerikaanse vogelkers, Pitrus, Gladde witbol, Sporkehout, Pijpenstrootje, Framboos, Brede stekelvaren, Grove den, Gewone vlier, Grote brandnetel, Fioringras, Vogelmuur, Straatgras, Gewoon klauwtjesmos, Wilde kamperfoelie, Blauwe bosbes. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
5
Hulst in de houtwallen.
Op de zure , vochthoudende, matig voedselrijke houtwallen groeien prachtige hulstbomen. Deze wallen hebben vaak het karakter van het Wintereiken-Beukenbos. We treffen er Zoete kers, Hazelaar, Kardinaalsmuts, Wilde lijsterbes, Amerikaanse vogelkers, Gewone esdoorn, Tamme kastanje en Sporkehout aan. De steenvruchten van de Hulst zijn bij de meeste vogels niet erg in trek. Alleen appelvinken kunnen in een periode van overvloed toch een voorkeur voor hulstvruchten tonen. Lijsters eten ze pas aan het eind van de winter als ander fruit schaars is geworden. De vruchten zijn voor de mens giftig.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
6
In de bladeren mineerde de larve van de Hulstvlieg, een glanzend zwart vliegje van zo’n vier millimeter lang.
Als bewoner van een wintergroene plant is de Hulstvlieg de enige mineervlieg die als larve overwintert. Hij vormt een grote blaasvormige mijn op de bovenzijde van het blad.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
7
Doordat het Genneperduin steeds sterker bebost raakt, heeft een sterke uitbreiding van de Hulst plaats. Hulst kan veel beter dan andere struiken tegen beschaduwing. Zachte tinten domineren de Rivierduinen
Op verschillende plaatsen toont het landschap zich als een zacht golvend duin. Het doet ons denken aan het postglaciaal toen deze rivierduinen werden gevormd. De zanden hebben nog een sterk dynamisch karakter. De natuur zet Zandzegge, Buntgras en Ruig haarmos in om het zand te stabiliseren.
Het Genneperduin een Emerging landscape. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
8
Het soortenspectrum van het Genneperduin is veranderd door het verdwijnen van soorten en de komst van neofyten. De nieuwe natuur lijkt niet op de oude, maar is echt nieuw. We kunnen dan ook niet spreken van herstel van het Genneperduin. De term emerging landscape is hier veel meer van toepassing. Richting aan deze nieuwe natuur geven Staatsbosbeheer en IVN Gennep, waar ze een groot compliment voor verdienen.
Bijen hotel IVN Gennep.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
9
Ruwe humuis Doet Brede Stekelvaren floreren.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
10
Door het vermogen van de Brede stekelvaren om te groeien in de ruwe humus van de uitgeloogde zandgronden in de schaduw van de Zomereiken en Berken neemt deze varen hier een overheersende positie in. Hij wordt begunstigd door de grote relatieve luchtvochtigheid onder de bomen. In de sterk zure bodem is stikstof overwegend in ammonium ionen aanwezig. De overvloed van ammoniumionen leidt tot een verdringing van onontbeerlijke metaalionen en [ met name kalium]. Daardoor kunnen de meeste planten hier niet groeien. De Brede stekelvaren bezit aanpassingen om gebrek aan kalium en andere metalen te voorkomen. De oudere delen van de wortelstok dragen krachtige ontwikkelde trofopodia: flesvormige opgezwollen bladsteelvoeten, gevuld met zetmeelreserves.
Eikenhakhoutcultuur Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
11
In de late middeleeuwen kwam een nieuwe vorm van houtwinning op in de Genneper- en Looierheide. In plaats van volledige kaalkap werden kleine arealen bos op kniehoogte gekapt. De overgebleven stam, stobbe genoemd, bracht vervolgens nieuwe zijtakken voort, die enige jaren later weer werden geoogst. Doordat de boom zelf in leven bleef, kon in kortere tijd meer hout geoogst worden dan bij kaalkap. Op verschillende plekken vinden we de sporen van de eikenhakhoutcultuur. De foto’s van Anny getuigen hiervan.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
12
Vanaf de late middeleeuwen was het eikenhakhout gemeenschappelijk eigendom en mocht het door de omwonenden worden gebruikt voor de houtwinning. In de 19e eeuw was eikenhakhout zo geliefd dat men percelen met eiken beplantte om er hakhout te telen. Het eikenhakhoutbos leverde hout voor vele doeleinden, bijvoorbeeld als brandhout en gebruikshout, het zogenoemde geriefhout, op de boerderij. Vaak was daar een speciaal bosje voor bestemd, het geriefbos.
Opkomst en neergang van het weiden met vee in het Genneperduin.
De eerste agrarische activiteiten in het Genneperduin vonden 5000 jaar geleden plaats. De mens gebruikte de natuur waar mogelijk. Er werd bos gekapt voor het maken van kleine akkers en het niet gerooide bos werd gebruikt als weidegrond voor gedomesticeerde koeien, schapen en varkens. Hier degradeerde het boslandschap sterk. Het landschap werd opener. Langs de Niers en Maas was de Linde de grote verliezer. Op de hogere zandige rivierduinen werd de bodem steeds armer en degradeerden de vroegere bossen tot heidevegetatie. Omstreeks het begin van onze jaartelling, in de periode dat de Romeinen de brug bouwden bij Ceuclum en de villa op de Jansberg betrokken, was een groot deel van het rivierduin ontbost.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
13
Toen het Romeinse rijk omstreeks de 4 de eeuw ineenstortte, kromp de bevolking sterk. Veel agrarische grond werd verlaten en het bos kreeg weer voet aan de grond. Uitgestrekte open landschappen beperkten zich tot de hoogveengebieden van de Afferdense en Gocher venen. In de 8ste eeuw nam de bevolking weer toe, met als gevolg dat veel gebieden weer intensiever werden gebruikt voor het weiden van vee.
Van de 11de tot de 14de eeuw nam met de toename van de bevolking ook de graasdruk toe. De woeste gronden waarop het vee werd gehouden, waren gemeenschappelijke weidegrond. Om te voorkomen dat deze te intensief werden gebruikt werd een uitgekiend stelsel van regels ontworpen, het zogenaamde malesysteem. Belangrijk was ook het potstalsysteem. Het vee werd ’s morgens op de woeste gronden gehouden, waarna het ’s middags naar de stal werd gebracht om te herkauwen en rusten.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
14
De mest die zo in de stal werd verzameld, werd opgevangen in heideplaggen, die werden gebruikt voor de bemesting van de akkers. Ondanks strenge regels [opgetekend in markeboeken] degradeerden de woeste gronden steeds verder. Op de zandige rivierduinen liepen in de Late Middeleeuwen zoveel gescheperde kuddes met schapen dat uitgestrekte heidevelden ontstonden. Om de heide te verjongen werd deze regelmatig gebrand.
Genneperheide ± 1800 Omstreeks 1840 vond de Duitse Justus van Liebig de kunstmest uit. Hierdoor werd het potstalsysteem overbodig. Het houden van schapen was niet langer rendabel met als gevolg dat het vee verdween uit het Genneperduin.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
15
Een hoge biodiversiteit in het halfnatuurlijke landschap van het Genneperduin
Door het extensieve tot matig intensief landbouwkundig gebruik kent het Genneperduin een hoge biodiversiteit. De verschillen in landschapsgebruik, met verschraling enerzijds en lichte bemesting anderzijds, gecombineerd met een natuurlijke waterhuishouding en dus veel nat-droog-gradiënten werkt dit in de hand.
De hoge soortenrijkdom wordt veroorzaakt door een matige verstoring, waarbij verstoring verstaan moet worden als een ingreep, waarbij de vegetatie geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
16
Sterke verstoring leidt tot een dermate hoge dynamiek dat daaraan maar weinig soorten zijn aangepast, terwijl bij zeer geringe verstoring juist een of enkele soorten zich breed kunnen maken. In beide gevallen is de diversitiet laag. Een hoog soortenaantal door een intermediaire situatie
Het hoge soortenaantal in de Genneperheide wordt veroorzaakt door de intermediaire situatie met een matige verstoring. Het historische beheer van het halfnatuurlijke systeem kwam neer op een matige verstoring. Zolang de menselijke invloed matig is, werkt deze verrijkend, maar als de invloed van de mens intensiveert, blijven maar enkele soorten over die zich breed maken.
Mesohemeroob, vennen, militair depot
β-euhemeroob, schapenweide
α-euhemeroob, maisveld
Polyhemeroob, Page stort Oligo hemeroob, rivierduinen Gennep, metahemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
17
De Hemerobiegraden in de Genneper rivierduinen Met hemerobie benoemen wij de mate van natuurlijkheid van het rivierduin. De menselijke invloed op de natuur wordt ook wel aangeduid met halfnatuurlijk en cultuurlijk. Wij benoemen de menselijke invloed op de vegetatie met de term hemerobie. Met een aantal hemerobiegraden vullen we de glijdende schaal van geen naar volledige menselijke invloed in aan de hand van een aantal criteria.
α-euhemeroob Metahemeroob Oligohemeroob Β-euhemeroob Polyhemeroob
Mesohemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
18
Het Genneperduin kent geen enkel gedeelte dat zonder menselijke invloed is. In zo’n gebied groeien geen neofyten en is het aantal therofyten ‹ 20 %. We noemen zo’n terrein Ahemeroob.
Ahemeroob
Hemerobiegraden van de plantengemeenschappen.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
19
Oligohemeroob Een flink gedeelte van het Genneperduin is oligohemeroob. Zie kaartje. Er is sprake van lichte verandering door houtoogst., luchten watervervuiling. Het aantal neofyten is ‹ 5%. Het aantal therofyten ‹ 20%.
Genneperduin: Oligohemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
20
Mesohemeroob Het grootste gedeelte van het Genneperduin is Mesohemeroob In 1930 werd het beplant met bos, er is sporadisch hout geoogst en er heeft bodemroering plaats gevonden door het gebruik als militair depot. Voor 1900 was er strooiselgebruik, plaggen en plaatselijk lichte bemesting. Het aantal neofyten ‹5%, therofyten‹ 20 %.
Genneperduin: Mesohemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
21
β-Euhemeroob
Een gedeelte van het Genneperduin staat onder sterke invloed van bemesting, lichte ontwatering en gedeeltelijke egalisatie. Zie hiervoor bovenstaande kaart. Het aantal neofyten bedraagt 13-17 %. Het aantal therofyten 21-30%.
Genneperduin: β-euhemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
22
α-euhemeroob Aan de randen liggen akkers met een sterk geselecteerde flora. Er groeien kortlevende pioniersvegetaties met weinig concurrentiekracht. Zie bovenstaande kaart. De invloed van de mens is sterk door diepploegen, voortdurend ingrijpende ontwatering [deels ook irrigatie], zware bemesting en bestrijdingsmiddelengebruik. Bovendien is er belasting met afvalwater Neofyten 18-22 %, therofyten 31-40%.
Genneperduin α-euhemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
23
Polyhemeroob In een centraal gedeelte van het Genneperduin is de vegetatie vernietigd door bedekking met papier van de Page fabriek. Een nabij gedeelte is afgegraven voor de zandwinning. Het aantal neofyten is hier groot > 22 %. Het aantal therofyten > 40 %. Er groeien pioniervegetaties, maar ook derivaatgemeenschappen met weinig concurrentiekracht.
Smal vlieszaad
Genneperduin: Polyhemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
24
Metahemeroob
De vegetatie is vernietigd door bebouwing. De menselijke invloed is zeer sterk, eenzijdig en negatief.
Gennep gelegen op de noordelijkste punt van het Genneperduin: Metahemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
25
Bij elke stap in het Genneperduin ontmoeten we zwammen Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
26
Bij elke stap die we zetten in het Genneperduin ontmoeten we zwammen. De meesten van ons waren zich daarvan niet bewust. Louis maakte daar een einde aan. Hij waarschuwde voor het alom tegenwoordige gevaarlijke Waaiertje.
De zwammen zijn net zo alom tegenwoordig als bacteriën en virussen. Hun aanwezigheid blijft voor ons verborgen, want de sporen, die erfelijke informatie van elke soort bevatten, hebben microscopische afmetingen. Zij bewegen zich, als het overige aeroplankton, in de atmosfeer van de aardbol. Vooral in de lagen die het dichtst bij het aardoppervlak liggen en in gebieden, waar zij zich onder gunstige voorwaarden vermeerderen en hun vitaliteit vernieuwen kunnen, is de lucht er vol van. De meesten onder ons kennen zwammen slechts in de gedaante van de hieronder te bespreken vruchtlichamen. Een klein deel van de zwammen ontwikkelt slechts zo’n karakteristiek vruchtlichaam. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
27
De afmetingen van de overige zijn te klein, om zonder geschikt optisch gereedschap waargenomen te worden. Ze hebben in het Genneperduin een belangrijke, door geen enkel organisme vervangbare rol, die van reducenten.
Waaiertje
Het aantal sporen van het Waaiertje bedraagt hier 15 per m₂. Als je er aan snuift komt een duizendvoud van de sporen in je neusgat. Ze kunnen daar ontkiemen en een lastig te bestrijden funginet ontwikkelen.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
28
Oranje aderzwam Gewone oesterzwam
Gewoon elfenbankje
Plooivlieswaaiertje
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
29
Grijze buisjeszwam
Oranjedruppelzwam
Witte tandzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
30
Witte tandzwam
Oranje aderzwam Berkenzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
31
Oranjeaderzwam
Schorsbreker
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
32
Verstilde pracht in de Genneperheide
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
33
Sint Anthoniusvuur
Rogge dat met moederkoren besmet is, heeft lange tijd een bedreiging voor de gezondheid van de plaatselijke bevolking gevormd. Het gaat hier om een verwante soort, van het moederkoren dat we in het Pijpenstrootje vonden. In de honderd jaar dat mijn opa en oom het brood bakte in Gennep is geen vergiftiging bekend. In de Middeleeuwen was het de meest voorkomende ziekte van de arme luiden.
Ergotisme, kriebelziekte of Sint-Anthoniusvuur is een ziekte die wordt veroorzaakt door het eten van met moederkoren besmet graan, met name rogge.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
34
De gifstoffen in het moederkoorn, zoals ergotamine, veroorzaken krampen en samentrekkingen van de bloedbaan. Vingers en tenen kunnen hierdoor geleidelijk afsterven (gangreen), waardoor de patiënt uiteindelijk sterk verminkt wordt. Ook veroorzaken de gifstoffen hallucinaties en uiteindelijk krankzinnigheid. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat LSD uit de gifstoffen van moederkoorn wordt gesynthetiseerd en eraan verwant is. Er wordt wel aangenomen dat de heksenvervolging mede van doen had met de hallucinaties waaraan sommige patiënten leden en waarvan men de oorzaak niet kende.
Aanvankelijk dacht men dat ergotisme een besmettelijke ziekte was, aangezien soms hele families eraan ten gronde gingen. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
35
Uiteindelijk bemerkte men echter dat ergotisme vooral een armeluisziekte was: bij gegoede burgers kwam het nauwelijks voor. Het was de Franse arts en botanicus Denis Dodart die door dit feit op het spoor gebracht werd: de arme mensen aten vooral roggebrood, en dan vaak nog brood dat gebakken was van rogge van inferieure kwaliteit, terwijl de rijkeren het duurdere tarwebrood aten. Dit gegeven werd uitgewerkt in Dodart's geschrift Médecine des pauvres (1692). Door de rogge nauwgezet aan controle te onderwerpen kon ergotisme worden uitgebannen. Niettemin waren er ook later nog uitbarstingen van ergotisme, en wel in tijden van voedselschaarste, waarin men noodgedwongen zijn toevlucht tot inferieure voedingsmiddelen nam, of door misdaad, wanneer men uit winstbejag willens en wetens besmet graan of meel leverde. Dit laatste speelde een rol bij de uitbraak van ergotisme in 1951 te Pont-Saint-Esprit, waarbij 7 doden vielen, 50 mensen in een psychiatrische inrichting moesten worden opgenomen, en 250 verdere mensen leden aan symptonen van meer of minder ernstige aard.
Het ergotisme wordt ook wel Sint-Anthoniusvuur genoemd, omdat men meende dat Antonius Abt bescherming bood tegen deze ziekte. Er wordt verondersteld dat de mismaakte mensen die onder meer door Jeroen Bosch werden afgebeeld, slachtoffers van ergotisme waren.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
36
De Spekzwoerdzwam komt in het finale stadium van de rotting in actie
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
37
Het inéén storten van de Heidelandbouweconomie leidt tot verbossing van de Genneper- en Looierheide. Nadat de heidelandbouweconomie teneinde kwam en het gemeenschappelijke gebruik van de heide daarmee stopte leidde dit tot verbossing van het gebied. Het gemeenschappelijk gebruik had steeds in het teken gestaan van het behoud van de heide. Nu werd de weg vrij voor een andere gebruik van het terrein. Het is gedeeltelijk bebost, gedeeltelijk als militair gebied in gebruik genomen en voor vuilstort benut. Nu ligt er een kleinschalig besloten landschap met herinneringen aan het verleden.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
38
Veenmossen aan de oever van het oligotrofe ven
Verlanding van een oligotroof ven, een proces van lange adem.
Snavelzegge en Draadzegge indiceren kwel vanuit het rivierduin
De Grijzig getinte Snavelzegge kruipt met vertakte wortelstokken over de bodem van het ven. Overal ontspringen hieruit kleine toefen van bloeiende en niet bloeiende scheuten.. Zoals zichtbaar op de foto, zijn de onderste scheden rozeachtig, tot paarsbruin, dik en wat sponsachtig. Ze transporteren de zuurstof naar de wortelstokken. Snavelzegge is hier de pionier van de verlanding in het zure, uitgesproken fosfaatarme ondiepe water. Het is van de Cypergrassen het meest forse dat gedijt in verlandende heidevennen. Doordat dit ven beïnvloed wordt door water uit de omringende rivierduinen wordt Snavelzegge hier begeleid door Wateraardbei, Draadzegge en Waterdrieblad. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
39
Verlanding van een mesotroof ven
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
40
Associatie van draadzegge en Veenpluis
Eriophora-Caricetum lasiocarpa
In het mesotrofe ven treffen we een soortenarme gemeenschap aan gedomineerd door Snavelzegge en waterveenmos.. De gemeenschap groeit hier zo uitbundig omdat het een contactmilieu is van enerzijds voedselarm regenwater en anderzijds meer voedselrijk en neutraal grondwater. Behalve een grote populatie Snavelzegge, groeit er Draadzegge, Veenpluis, Geoord veenmos, Waterveenmos, Gewone waternavel, Knolrus, Moerasstruisgras en Wateraardbei
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
41
Schildmossen, Vingermossen en Dooiermossen Lichenen die als epifyten op de bomen groeien.
Gewoon schildmos
Kapjesvingermos
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
42
Heksenvingermos
Vooral op takken en twijgen: Kroezig dooiermos en Groot dooiermos
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
43
Poedergeelkorst
Gewone poederkorst
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
44
Rode Heidelucifer In het meest barre milieu van de Genneperheide, op de toppen van de duinen groeien de korstmossen.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
45
De bodem bestaat uit puur kwarts zand, bevat geen humus en heeft geen vochthoudend vermogen. Daar komen nog bij zeer sterke schommelingen in het dagelijkse verloop van de temperatuur en een voortdurend verstuiven van droog, fijn zand.
Het zijn de pioniers Zandzegge en Buntgras die het stuiven beteugelen. Op de plekken waar de aanvoer van zand vermindert verschijnt Ruig haarmos. Waar het overstuiven tot stilstand is gekomen groeien de Lichenen. Dan zijn vooral voedselschaarste en sterke temperatuur-wisselingen de beperkende milieufactoren. De korstmossn zijn daaraan helemaal aangepast. De prachtig rood gekleurde organen op de Rode heidelucifer zijn apotheciën. Daarin bevinden zich de sporen. Rendiermossen kunnen zich door sporen vermenigvuldigen.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
46
Dit gebeurt echter hoogst zelden, omdat ook de bijbehorende algen aanwezig moeten zijn. Bij droog weer zijn de Rendiermossen uiterst kwetsbaar. Wanneer men er op trapt, breekt de plant in honderden kleine stukjes. Die stukjes kunnen zeer gemakkelijk door de wind, of door de mens en dier worden verspreid en ze groeien daarna weer uit tot nieuwe exemplaren.
Open rendiermos
Op de voor het leven meest moeilijke plekken op de Genneperheide leeft het Rendiermos. Het is een licheen. Deze levensvorm is een symbiose tussen een alg en een schimmel. Algen behoren tot de groenwieren. In een symbiose hebben beide organismn profijt van elkaars aanwezigheid. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
47
In dit geval is de schimmmel in staat om mineralen uit de ondergrond op te nemen,de alg zet deze dan weer om in bruikbare voedingsstoffen [de suikers]. Dit laatste gebeurt middels fotosynthese. Onder invloed van het zonlicht wordt in bladgroen kooldioxide, zuurstof en zetmeel gevormd. De algen worden beschermd door een weefsel wat bestaat uit schimmeldraden. Het rendiermos overleeft hier onder extreme omstandigheden. Koude, droogte, hitte, het lijkt rendiermos niet te deren. Op de foto is het thallus te zien. Het lijkt op het gewei van een rendier.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
48
De 'takjes' bestaan uit holle buisjes en hebben een bruingekleurde spitse top. De wand van de buisjes bestaat uit taai en hard schimmelweefsel. Binnenin de buisjes leven de blauwwieren. Aan de takjes zitten weer uit schimmeldraden bestaande bladvormige structuren. Rode heidelucifer
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
49
Bruin bekermos groeit op zuur strooisel en ruwe humus, maar ook epifytisch op de ruwe zure schors van de berk.
Gevorkt heidestaartje groeit op de vergraste plekken en verplaatst zand. Het duidt op verstoring .
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
50
Het Eiken-berkenbos Op de zure, voedselarme rivierduintoppen is het Berken-Eikenbos [Betulo-Quercetum roboris] het op een na natuurlijke eindpunt van de successie. De bodem bestaat uit een humuspodsol. Uit recente studie is gebleken dat ook het Eiken-Berkenbos uiteindelijk overgaat in een Beuken-Eikenbos. Naast Zomereik zijn Ruwe berk en Wilde lijsterbes de belangrijkste houtige soorten. Met geringere presentie komen Sporkenhout en Amerikaanse vogelkers voor.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
51
Op de foto van Anny zijn Zachte berken dominerend. Dat komt omdat de bodem er zuur en nat is. De ondergroei wordt gedomineerd door Bochtige smele, Struikhei, Pijpenstrootje en Blauwe bosbes. In de goed ontwikkelde moslaag zijn Gewoon gaffeltandmos, Fraai haarmos, en Bronsmos het meest algemeen. De Berken handhaven zich maar één generatie, die zestig tot tachtig jaar duurt. Verjonging en herstel op oude boomstompen is er niet bij, en op veel plaatsen waar de gezondheid van de Berken taant, bespoedigt de Berkenzam het einde van de bomen. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
52
Het bewogen leven van het Karmijnrood netwatje in de Genneperheide
Bij het Ringven vonden we het slijmzwammetje Karmijnrood netwatje. De sporangia stonden in groepjes op hout. De sporangia zijn de eindfase van deze myxomyceet.
Karmijnroodwatje begon zijn bestaan in de Genneperheide als een microscopisch kleine spore. In tijden van oevervloed was het een zweepcel.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
53
In moeilijke tijden veranderde het in een amoebe. In groepen kropen de amoebeachtig eencellig diertjes door de rivierduinen van de Genneperheide. Ze aten algen en bacteriën door ze in het lichaam op te nemen en te verteren en ze waren gelukkig. Fagotrofie
Fagotrofie is een bijzondere vorm van heterotrofie, die bij slijmzwammen voorkomt. Daarbij nemen fagotrofe cellen, die hun pigmenten en daarmee de mogelijkheid van assimilatie verloren hebben, vaste voedseldeeltjes op door vervorming en uitstulping van de cel: fagocytose. In speciale voedingsvacuolen worden deze deeltjes afgebroken waarbij de voor de cel benodigde energie vrijkomt.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
54
Na deze periode stabiliseerde Karmijnrood netwatje zich en vormde zich om tot de door ons gevormde vruchtlichaampjes. Door het vochtige regenachtige weer vonden we deze slijmzwam. Het is een plasmodiale slijmzwammen, ook wel myxomyceet genoemd.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
55
Karmijnrood netwatje
Slijmzwammen mogen dan wel een weinig aantrekkelijk naam dragen, de leden van deze groep produceren vruchtlichamen met een grote verscheidenheid aan vormen en kleuren. De meeste myxomyceten zijn amper een paar millimeter groot. Over de plaats van deze myxomyceten in de indeling der levende wezens bestaan heel wat opvattingen. Ze vormen een kleine, relatief homogene groep van eukaryotische organismen (d.w.z. met celkern) en worden dikwijls geplaatst tussen de dieren (wegens hun voortbeweging) en de fungi of echte zwammen (omdat ze sporen produceren). Hun verzamelnaam is afgeleid van de Griekse woorden "myxa" wat slijm en "myketes" wat zwam betekent.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
56
Karmijnrood netwatje
Successie van houtzwammen in de Genneperheide
Tijdens de excursie hebben de deelnemers zich gebogen over de successie van de houtzwammen. Bij de omzetting van organisch materiaal in anorganische bestanddelen (mineralisatie) spelen de paddenstoelen, die de chemische en fysische samenstelling van het hout in belangrijke mate veranderen, een essentiële rol. De opeenvolging in de tijd van soorten noemt men successie.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
57
Paarse korstzwam initiële fase
Bij de successie van zwammen,die bij de afbraak van het hout aanwezig zijn, onderscheidt men drie fasen, elk met zijn eigen soortendiversiteit. De initiële fase duurt ongeveer 1 - 2 jaar en is vrij soortenarm. De optimale fase is veel soortenrijker en duurt ca. 4 - 7 jaar. De finale fase of eindfase houdt het langst stand en wordt gekenmerkt door het verschijnen van plaatjeszwammen (Agaricales).
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
58
Deuteromyceet op klimopbladeren
Een voorafgaande fase wordt gekenmerkt door de kieming van sporen en de ontwikkeling van houtaantastende zwamdraden (myceliumdraden) binnen het hout, die alleen zichtbaar worden langs de buitenzijde door de ontwikkeling van vruchtlichamen. De grens tussen de verschillende fasen bij de successie is niet altijd duidelijk afgescheiden. Allerlei factoren nemen hier een voorname plaats in, zodat de duur van het aftakelingsproces en de verteringssnelheid bij de diverse houtsoorten moeilijk te voorspellen zijn. Dit hangt niet alleen af van de compositie van het hout maar ook van de dikte ervan. De snelle vermolming van sommige houtsoorten leidt tot een hogere watercapaciteit, waardoor het hout meer vatbaar wordt voor fungi-activiteiten. Dit bevordert op zijn beurt weer de vertering. De dikke stammetjes vertonen veel minder verval.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
59
Deuteromyceet
Vooral als de schors nog intact is, worden ze moeilijk door ectoënzymen aangetast en kennen daardoor een trage compostering. Ook bleken sommige houtsoorten een geringe permeabiliteit te hebben en een goed verdedigingssysteem tegen houtaantasters, wat we vaststelden bij vlier en meidoorn.
Op stammetjes van acht weken vinden we op het zaagvlak van de meeste houtsoorten de eerste Deuteromyceten (dit zijn schimmels die geen seksuele sporen vormen). De eerste pioniers van de initiële fase ontdekken we op stammen van 3,5 maand oud: op het snijvlak van populier en berk groeide de Paarse korstzwam
Paarse kostzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
60
De Donzige korstzwam wordt gevolgd door de Oranjerodeschorszwam.
Donzige korstzwam
Oranjerode schorszwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
61
Het papierzwammetje
Papierzwammetje
en de Paarse knoopzwam. We vonden het imperfecte stadium
Paarse knoopzwam Imperfecte stadium
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
62
Op de schors van esdoorn kwam de anamorf (ongeslachtelijke vorm) van het Meniezwammetje (Nectria cinnabarina), Tubercularia vulgaris voor.
Ongeveer 2 jaar later werd de optimale fase gekarakteriseerd door enkele grote houtvreters, zoals de Grijze buisjeszwam en het Gewoon elfenbankje, zij het vaak in verkommerde vorm.
Grijze buisjeszwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
63
Gewoon elfenbankje
Op populier groeide: Gewoon fluweelpootje
.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
64
Op enkele moskussens vonden we in het verleden in de late herfst. het Oranjegeel trechtertje en het Paarsharttrechtertje, soorten die we steeds op mos vinden.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
65
Naarmate de successie vorderde en de houtsoorten minder herkenbaar werden, noteerden we soorten van de finale fase die vooral bestonden uit grotere houtbewonende soorten van de plaatjeszwammen, buisjes en gaatjeszwammen. We troffen aan: Spekzwoerdzwammen, Roodporiehoutzwam, Doolhofzwam, Witte bultzwam, Platte tonderzwam, Roodporiehoutzwam en Berkenzwam.
Vermiljoenhoutzwan Doolhofzwam↓
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
66
Platte tonderzwam
Maar het zijn niet alleen de grotere houtbewonende paddenstoelen die bijdragen tot de decompositie van het hout. Ook kleine en niet altijd goed zichtbare soorten dieren kunnen op een intensieve manier het hout afbreken. Hierbij rekenen we dan vooral de kernzwammen(Sphaeriales) en andere kleine zakjeszwammen (Ascomyceten). Het verteringsproces, waarbij het soortenspectrum gevoelig wijzigt, zal uiteindelijk eindigen in de humificatie van het dode hout. De voedselketen is hiermee gesloten. Na een omzettingsperiode van 13 jaar blijft er in de eerste plaats slechts een sterk gereduceerde biomassa over .
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
67
Een Gewone miljoenpoot in het vermolmde hout Ondanks het grote aantal pootjes beweegt onze Gewone miljoenpoot zich maar traag.
Dit komt doordat ieder segment twee paar pootjes heeft die onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen, waardoor de pootjes zich golfsgewijs moeten verplaatsen en relatief vaak stilstaan. Ook het grotere lichaamsvolume en de daarmee gepaard gaande zware bepantsering die voor een groter gewicht zorgen zijn redenen dat de Gewone miljoenpoot veel langzamer is dan een duizendpoot. Een voordeel is dat hij een dikkere huid hebben dan duizendpoten en hierdoor minder gevoelig is voor uitdroging. De pootjes en het stompe lichaam worden gebruikt om zich sneller in te graven, de vele pootjes duwen het lichaam de bodem in.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
68
Het liefdesleven van de Gewone miljoenpoot in het Genneperduin. Bij de paring omstrengelen de vele pootjes elkaar en liggen het mannetje en vrouwtje met de buikzijde tegen elkaar aan. Indien het vrouwtje niet paringsbereid is trekt het mannetje zich weer terug. De paring kan minuten tot uren duren en eindigt zodra het mannetje zijn sperma heeft afgegeven. Het mannetje brengt zijn sperma met behulp van speciale bevruchtingspootjes naar het vrouwtje. De gepaarde geslachtsorganen van miljoenpoten zijn niet achteraan het lichaam gepositioneerd zoals bij de meeste dieren, maar zitten vlak achter de kop op het derde segment. De vrouwtjes kunnen het sperma nog enige tijd opslaan tot de omstandigheden gunstiger zijn om de eitjes af te zetten. Ze sterven kort hierna. Er is bekend dat sommige miljoenpoten niet goed opletten en paren met een andere soort, kruisingen echter zijn nog niet waargenomen. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
69
Miljoenpoten hebben een zwaar bepantserd lichaam en vluchten snel weg of rollen zich op bij verstoring. Ze kunnen niet bijten of steken maar veel soorten scheiden irriterende vloeistoffen of giftige gassen als blauwzuur uit om vijanden te verjagen of parasieten te doden. Ook spenderen miljoenpoten veel tijd aan het met de monddelen schoonhouden van het lichaam, om zich van parasieten en schimmels te ontdoen. Veel soorten worden belaagd door parasieten als mijten en teken, die zich tussen de pootjes bevinden waar de miljoenpoot niet bijkan. Net als alle geleedpotigen moeten ook miljoenpoten af en toe vervellen, met name de nog onvolwassen nimfen. Na een vervelling kan het uren tot dagen duren eer het nieuwe pantser is uitgehard. Omdat het pantser de belangrijkste verdediging is, zijn miljoenpoten gedurende deze tijd zeer kwetsbaar. Veel soorten maken dan ook een speciale 'vervellingskamer' onder de grond, waarin ze zich terugtrekken tot het pantser is uitgehard. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
70
Vijanden van miljoenpoten zijn schimmels, bacteriën en parasitaire wormen die het lichaam kunnen binnendringen. merels, lijsters, en ook kikkers, egels en sommige kevers van het Genneperduin lusten graag een Gewone miljoenpoot. De finale fase bij de verrotting van hout bestaat uit verrotte en vermolmde houtresten. Deze zijn bedekt met dikke moszoden, hoofdzakelijk Groot laddermos en Gewoon dikkopmos .
Gewoon laddermos
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
71
Marie-Louise fotografeerde Judasoren
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
72
Deze soorten vormen niet alleen een beschutting tegen uitdrogen,maar beletten ook dat het hout uiteenvalt. Ze dragen tevens bij tot het creëren van een vochtig microklimaat voor de paddenstoelen. Op de molmlaag van de houtresten,die een belangrijk kiemsubstraat is, groeien kruiden,boomzaailingen en varens. Slakken en pissenbedden zoeken hier beschutting, vocht en voedsel om te overleven en zich voort te planten. Enkele houtsoorten vertonen nog slechts een fractie van wat het ooit was.
KERNZWAMMEN PYRENOMYCETEN, in de Genneperheide Kernzwammen behoren tot de ascomyceten, Ze vormen hun sporen in flesvormige orgaantjes, die perithecia worden genoemd.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
73
Deze orgaantjes hebben een opening aan de top, waardoor de rijpe sporen worden afgeschoten. Doorgaans zijn de perithecia ingebed in een vruchtlichaam, dat allerlei vormen kan hebben, zoals knots, gewei- of korstvormig. Het steriele weefsel waar de perithecia zich bevinden, wordt ook wel stroma genoemd. We vinden drie Pyrenomyceten: het Geweizwammetje, de Rupsendoder, en het Meniezwammetje.
Het Geweizwammetje, groeit hier op dood hout. De perithecia zitten voornamelijk op het lagere gedeelte van de vruchtlichamen, en zijn zichtbaar als kleine bolletjes met een soort van snaveltje waar de opening zich bevindt. Op het bovenste, wittige gedeelte, worden aseksuele sporen, de zg. conidia gevormd.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
74
Geweizwammetje. a: details van vruchtlichaam. De trossen perithecien in de onderste delen van de takken van het gewei zijn duidelijk zichtbaar. b: doorsnede van een tak van het gewei, waarop de perithecia in doorsnede zichtbaar zijn. c: details van de perithecia. d. detail van de orgaantjes waarop de conidia worden gevormd.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
75
De Rupsendoder, is een prachtig voorbeeld van een parasitaire zwam. Hij leeft op de poppen van vlinders. De paddenstoel zelf vonden we als een feloranje knotsje dat ogenschijnlijk op de grond groeide. Toen we echter voorzichtig groeven, zagen we dat de zwam in werkelijkheid te voorschijn kwam uit een in de grond begraven pop. De pop dient als voedsel voor de rupsendoder, en zal nooit uitgroeien tot een vlinder. Als je goed kijkt, kun je op het oppervlak van de rupsendoder kleine wratjes of bobbeltjes zien. Dat zijn de perithecia waarin de sporen worden gevormd. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
76
Meniezwammetjes
Het Gewoon meniezwammetje, Nectria cinnabarina,is een algemene soort op dood hout. Je vindt ze als karakteristieke roze-oranje bolletjes op takken van allerlei boomsoorten. Als je goed naar zo’n kolonie meniezwammetjes kijkt, zul je ontdekken dat er twee vormen van dat bolletje kunnen voorkomen, vaak zelfs op één en dezelfde tak. De clusters van flesvormige perithecia produceren ascosporen. Daarnaast kun je ook aantreffen kussenvormige structuurtjes, de zgn. acervuli (enk. acervulus) van conidiëndragers die de aseksuele sporen (conidiën) afsnoeren. Dit noem je het anamorfe stadium Tubercularia vulgaris.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
77
Meniezwammetjes
Anamorfe stadium
Meniezwammetje, Nectria cinnabarina. 1. cluster perithecia, 2. details van een ascus met rijpe ascosporen. 3. ascosporen (let op: tweecellig!). 4. acervulus met conidia. 5. conidiëndrager met conidia.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
78
De Middeleeuwse drekapotheek in gebruik op de Genneperheide. Op de Genneperheide groeien schimmels die als geneesmiddel of tonicum gebruikt kunnen worden. We kennen allemaal de geneeskrachtige werking van de door Fleming in 1928 bij toeval ontdekte, uit Penicillium notatum gewonnen penicilline en van andere antibiotica. De heideboeren van de Genneperheide kenden dat al eeuwen. Daarvoor. Op bedorven voedsel en mest voorkomende schimmels maakten deel uit van hun drekapotheek. Ze smeerden de groene schimmel van roggebrood op etterende wonden. De Rupsendoder was een geneesmiddel. De Judasoren aten ze om het klonteren van bloed te remmen. De sclerotia van Moederkoren werden ondanks de ernstige gevolgen bij langdurig gebruik, als wee-opwekkend middel [vandaar de naam]. Ook Zwavelkopjes hadden een geneeskrachtige werking.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
79
Een topdag voor Trilzwammen op de Genneperheide. Door het vochtige en mistige weer is het vandaag een topdag voor de Trilzwammen. Trilzwammen vormen enigszins doorschijnende flappen of klonten en voelen gelei- of rubberachtig aan. Bij droogte verharden ze en worden donkerder van kleur. Nu bij dit regenachtige weer zwellen ze en worden weer zacht en doorschijnend.
Eikentrilzwam
Een mooi voorbeeld is de Eikentrilzwam [pikzwarte flapjes bij droog weer, bruin bij vochtig weer.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
80
Eikentrilzwam
Paddenstoelen zijn de voortplantingsorganen van een zwamvlok of mycelium dat meestal verborgen ondergronds of in hout leeft. Omdat de voornaamste functie van de paddenstoel is om sporen te vormen en te verspreiden, verspillen een heleboel schimmelsoorten er niet te veel tijd aan. Vele soorten paddenstoelen groeien bijzonder snel (uit de ondergrondse reserves) en zijn ook al weer snel versnotterd of verdroogd. Maar zoals altijd in de natuur, bestaan er talloze andere fascinerende ‘strategieën’. De Trilzwammen aanpak is specifiek. Onderop dode eikentakken vinden we prachtige gele klompjes geleiachtig materiaal.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
81
Deze geleiklompjes hebben op jonge leeftijd een heldergele of oranje kleur en worden bij het ouder worden lichtgeel. Bij goed kijken bestaan deze klompjes uit in elkaar gevlochten flapjes. Daarmee wordt het oppervlak van de paddenstoel vergroot en daarmee ook de ruimte voor sporenvormend materiaal.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
82
Bij nog beter kijken, blijken de Gele trilzwammen niet de enige zwammen op die takken te zijn. Bijna de hele onderkant was bedekt met een korstvormige soort. Dat is bijzonder, want vaak koloniseert een soort zwam een plek en laat dan geen andere soorten meer toe. De Gele trilzwam is namelijk een parasitaire soort, die niet leeft op hout, maar van deze korstzwammen. Trilzwammen zijn nauw verwant aan de bekende Judasoren, Beide kunnen jaarrond gevonden worden. Afhankelijk van de weersomstandigheden kunnen ze tot harde korsten opdrogen of met regen weer opzwellen. Zodra ze opzwellen gaan de onderbroken levensfuncties, zoals sporenvorming weer door.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
83
De Gele trilzwam leeft van schorszwammen (Peniophora), die dode loofboomtakken verteren. Vaak zitten deze takken nog aan de boom. Ze komen jaarrond voor en zijn in de Genneper duinen algemeen. Wereldwijd komen er zo’n 500 soorten trilzwammen voor. De meeste in de tropen. In de Genneperheide hebben we er in de afgelopen jaren zeven gevonden.
Judasoren
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
84
Een necotrofe parasiet
Parasiet Saprofiet
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
85
De naam Judasoor wordt verklaard uit de overlevering dat judas Iskariot zich aan een Vlier had opgehangen nadat hij Jezus verraden had. De vlier is de favoriete gastheer van het Judasoor. Ook lijkt het zwammetje op een oor. In het verhaal over de arrestatie van Jezus wordt verteld dat Petrus een Romeinse soldaat het oor afhakt om de arrestatie te voorkomen. Judas was degene die Jezus verraadde met een kus. Onder de gunstige (vochtige) omstandigheden van vandaag zijn de Judasoren satijnachtig en donkerroze. Ze voelen zacht aan. Bij droogte krimpt hij in, wordt harder en donkerder (tot zwart) van kleur. Judasoor komt gedurende het hele jaar voor in de Genneperheide, zowel op levende als dode bomen. De zwam heeft een voorkeur voor de Vlier. Vooral op oude of afgestorven stammen van de vlier vinden we Judasoren. Het viel ons op dat de zwam het best gedijt op schaduwrijke plaatsen met een hoge luchtvochtigheid. Judasoor veroorzaakt witrot wanneer hij als parasiet op een levende gastheer leeft. Als de gastheer sterft wordt het Judasoor een saprofiet. Dit soort schadelijke zwammen noemt men necrotrofe parasieten.
Zwarte knoopzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
86
Jonge versie van Zwarte knoopzwam
Zwarte trilzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
87
Zwarte trilzwam
necrotroof
Roodporiehoutzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
88
Winterhoutzwam
saprofiet
Twijgkorstzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
89
Boomklauwtjesmos Hypnum andoi
Spekzwoerdzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
90
De Spekzwoerdzwam is een paddenstoel van de finale fase. Ze groeit op sterk verrotte boomstronken. De Spekzwoerdzwam behoort tot de buisjeszwammen (Basidiomycetes). De dunne,waaiervormige vruchtlichamen deed ons herinneren aan spekzwoerden. Ze vormden tot vier centimeter breed afstaande hoeden, welke dakpansgewijs boven elkaar zitten. De lagen daaronder lopen langs het substraat af. De bovenzijde is grijswit tot bleekroze van kleur en met name aan de rand zijn de hoeden sneeuwwit en grof viltig. De onderzijde van de hoeden, de vruchtbare laag, is okergeel tot vleeskleurig-roze. Bij oudere exemplaren verkleurt de vruchtbare laag naar vleesbruin. Het is een saprofytische soort die witrot veroorzaakt.
Vermiljoenhoutzwam
De Spekzwoerdzwam breekt de lignine af. Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
91
Bij witrot wordt in het hout lignine afgebroken. Lignine tezamen met cellulose zijn de twee hoofdbestanddelen van hout. Wanneer lignine (houtstof) wordt afgebroken, blijft cellulose in hoofdzaak over. De aangetaste boom wordt hier door, na enige jaren, gevoelig voor stambreuk. Bomen die aangetast zijn door witrot, pogen de aantasting te compenseren / repareren door extra hout rond de aangetaste plek aan te maken. Zodoende is een boom die aangetast is door witrot op afstand goed te herkennen. Een boom die afbreekt door een witrotaantasting laat altijd lange houtvezels zien
Saprofiet
Oranje aderzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
92
Eikenbloedzwam
Zwammen in een polyhemeroob biotoop
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
93
Fluweelpootje
Botercollybia
Strooiselsaprofiet
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
94
Zwavelzwam
De Zwavelzwam is een parasiet die in de Genneperduinen op eiken groeit. Het is een heldergele tot baksteenrode zwam, die met name oude eikenbomen aanvalt in de zomer en vroege herfst. De zwam groeit echter ook op ander loofhout, en op eucalyptus bomen. De zwam komt over grote delen van de wereld voor. Wanneer een boom wordt aangevallen door de zwam, ontstaat rode rot, een schimmel waardoor het harthout van de boom krimpt en bovendien roodachtig bruin verkleurt. De stam van de boom wordt langzamerhand steeds verder uitgehold. De vruchtlichamen van de zwavelzwam verschijnen niet elk jaar. De polyporen kunnen wel 10 kilogram zwaar worden. Als het vruchtlichaam ouder wordt, wordt het bros. Het vlees van de zwam is wit en sappig, oude exemplaren kunnen erg taai zijn.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
95
In het Engels heet de zwavelzwam Chicken of the woods, en de textuur en smaak doen inderdaad erg aan kip denken. Er zijn echter mensen die een allergie voor de paddenstoel hebben. Men blijft voorzichtig en men zou eerst een klein stukje moeten proberen voor er grote hoeveelheden van te eten.
Zwavelzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
96
Gewone oesterzwam
Scherpe schelpzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
97
Een zure geur
Wilgenhoutrups
De rups van de Wilgenhoutrups heeft hier in het hout van een Wilg vier maal overwinterd. De laatste overwintering vond plaats in een cocon. We herkenden de Wilgenhoutrups aan de aanwezigheid van houtpoeder en de zure geur die de rupsen afscheiden. In het verleden troffen we wel eens een rups kruipend aan op zoek naar een geschikte plaats om zich buiten de boom te verpoppen.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
98
Wilgenhoutrups
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
99
Wilgenhoutrupsvlinder
Wilgenhoutrups, heeft 4 X overwinterd
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
100
Vermiljoenhoutzwam
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
101
Berken pionierend op humusrijk rivierduinzand Vennen in de Uitstuivingsvlakten.
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
102
Genneperen Looierheide bezocht.
β-euhemeroob
Genneper- en Looierheide, 3 jan 2013, KNNV afdeling Nijmegen deel 2.
103