Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Verwrongen seksualiteit: Bedenkingen vanuit de praktijk (met oog voor de co-morbiditeit). Inhoudsopgave. 1. Invalshoek....................................................................................................... 2 2. Introductie. ..................................................................................................... 2 3. Onderscheid hulpverlener / politie-werker? .................................................... 5 4. Lijst van Oorzaken en Symptomen een Voorbeeld. .......................................... 6 5. Lessen uit de praktijk. ..................................................................................... 8 5.1. Niet alles is significant, al leiden bepaalde signalen steeds tot een grotere alertie. ..8 5.2. Verhaal van hoe een verhoor meer traumatiserend kan zijn dan de feiten zelf. .... 11 5.3. Jongen heeft seksueel contact met andere jongen. ........................................... 13 5.4. Meisje snel verliefd, gaat op vraag van jongen over tot seksueel contact, wordt nadien verworpen. .............................................................................................. 15 5.5. Seksueel gedrag in de verkeerde context. ....................................................... 16 5.6. Toenadering door de werkgever in jobcontext.................................................. 19 5.7. Misbruik door een pedofiel. ........................................................................... 20 5.8. Prostitutie. ................................................................................................. 21 5.9. Exhibitionisme ............................................................................................ 22 5.10.De overproductieve heteroseksuele jongen. ..................................................... 24 5.11.Klinefelter XXY............................................................................................. 25 5.12.De opvoeder beschuldigd .............................................................................. 25 5.13. Het meisje dat in de groep aangerand werd. ................................................... 34 5.14.Kwaadheid op de therapeut omdat hij het seksueel misbruik ontmaskerde ........... 37 5.15 Na de ontdekking van het seksueel misbruik wordt het kind openlijke of heimelijk uit het gezin geweerd ............................................................................................... 37 5.16. Bitterheid over een geseponeerde klacht. ....................................................... 46 6. Gouden regels afgeleid uit de casussen. Een samenvatting op weg naar een bevragingsmodel. .............................................................................................. 47 6.1. Situering .................................................................................................... 47 6.2. Bevragingsmodule ....................................................................................... 48 7. Twee therapeutische modellen .................................................................. 53 7.1. Daderhulp.................................................................................................. 53 7.1.2. Het model van de UIA............................................................................... 53 7.1.3. Schema Marlatt ....................................................................................... 55 7.1.4. Bespreking van de elementen .................................................................... 58 7.1.5. Uitweiding over de rol van hormonen bij verliefdheid..................................... 60 7.2. Slachtofferhulp .......................................................................................... 61 7.2.1.Inleiding .................................................................................................... 61 7.2.2.Voorafgaand werk: therapievoorstelling & werkvoorwaarden ............................. 62 7.2.3.Nood aan relaxatietraining en een "goed gevoel .............................................. 63 7.2.4.Belangrijke begrippen & denkbeelden............................................................. 64 8. Initiatieven op langere termijn; effecten van de bezinning ....................... 66 8.1. Macro-vlak ................................................................................................. 66 8.2. Meso-vlak................................................................................................... 66 8.3. Micro vlak .................................................................................................. 67 Bibliografie ........................................................................................................ 69
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
1
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
1. Invalshoek. Onze praktische ervaring vormt de invalshoek op dit thema. Concreet gaat het over een ervaring met jongeren (van 10 tot 21 jaar) met extreme gedrags- en emotionele problemen in residentiële context en de werking met adolescenten in een ambulant centrum. We maken verbindingen tussen de gevolgen van seksueel misbruik en de samenhang met andere problemen. We bekijken het geheel ruimer dan als PTSD. Het is onze stelling dat de impact van een trauma bepaald wordt door de aard van het trauma, maar evenzeer door de persoonlijkheid van het slachtoffer en de context waarin de jongere leeft. Een trauma dan weer wordt gekenmerkt door ernst (verwantschap dader, bedreiging, intensiteit en breedte), duur, frequentie. Het is de bedoeling om geen samenvatting te brengen van de bestaande literatuur, maar aan de hand van situaties uit de praktijk aspecten te belichten. 2. INTRODUCTIE. Oefening 1: Wat is voor jullie een aanvaardbare definitie van gezonde seksuele omgang. Denken jullie dat seksualiteit voor jongeren nu anders verloopt dan vroeger (cfr. onderling engagement). Opmerking: loskoppeling seksualiteit en engagement naar de toekomst (hier en nu expressie) of vroegtijdige seksuele contacten invloed hebben op de latere geluksbeleving heeft nogal te maken met de kwaliteit van de omgang in het kerngezin vroegtijdige zwangerschap vooral voor meisjes een probleem (beletsel voor professionele ontwikkeling - afhankelijkheid van partner) inkleuring van omgangsvormen door sociale structuur waarin men leeft (man - vrouwmodel; zie ook verder) Binnen de residentiële context waarin we werken ontwikkelden we op zoek naar wat de opbouw van intimiteit voor onze jongeren zou kunnen betekenen het volgende beeld: Een “gezonde intimiteit” verwijst naar het vermogen om op een niet bedreigende manier toenaderingsgedrag te stellen tot de andere (of eigen sekse). Belangrijk lijkt dat dit gedrag niet louter en alleen in het kader van de bevrediging van de eigen behoeften staat. Er is voldoende rolneming naar de anderen. Bovendien is het mogelijk dat in functie van de wensen van die andere er een aanpassing /bijsturing mogelijk is van het eigen gedrag. Indien de ander door beperkingen (leeftijdsverschil, zwakbegaafdheid) niet in staat is om voor zijn rechten op te komen, mag dit nooit als een stilzwijgende toestemming gezien worden. Contact verloopt dus niet louter in machtstermen (boven of onder positie), waarbij openlijk of heimelijk manipuleren, het realiseren van de eigen egocentrische behoeften voorop staat.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
2
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Voorwaarde hiervoor lijkt een voldoende positief zelfbeeld te zijn dat gekoppeld wordt aan een adequate spanningshantering, sociale vaardigheden en problem solving. Als resultaat hiervan zou men kunnen merken dat de jongere zich minder defensief, meer open en kwetsbaar kan en durft op te stellen. Het realiseren van een bevredigende seksuele relatie maakt deel uit van dit uitgetekend beeld. Gezien ons basismodel zullen we voor de buitenstaander eerder repressief, conservatief en vooral sterk controlerend overkomen. Zeker voor diegenen die meer vertrouwd zijn met jongeren die internaliseren, sub-assertief zijn en openlijk angst beleven, zal het soms lijken alsof we zelf een exponent zijn van de verdringende machtscultuur die we uiteindelijk willen remediëren bij de ons toevertrouwde jongeren. We gaan dan ook verder in op ons "onbegrip". Ter illustratie kunnen we vertellen dat we t.o.v. druggebruik door onze jongeren (om maar eens een voorbeeld uit een andere context te nemen) ronduit repressief zijn (met daarnaast een preventief luik). Basisstelling hierbij is dat wat voor vele jongeren een "normaal experiment" is voor onze jongeren met geringe vaardigheden en een geschiedenis van diepe verwerping, een dusdanige kick oplevert, dat ze zich verliezen in ontregeld, prikkel-consumerend gedrag. Ten opzichte van deze leegte wordt immers een snel en krachtig, maar bovendien hol alternatief aangeboden, dat niet naast andere functioneringsaspecten komt, maar gewoon de plaats ervan inneemt. In analogie hiermee zijn we zeer argwanend t.o.v. wat velen "normale seksuele leeftijdsgebonden experimenten" zouden noemen. Onze basisstelling is dan ook dat men vertrekkend van een goede inschatting van de geaardheid van de jongere een gefaseerd antwoord dient te bieden. Dit antwoord staat niet louter in functie van leeftijdsgebonden noden en evidenties. Veel meer wordt de draad van het gestoorde ontwikkelingsproces gevolgd om als leidraad te dienen voor onze basishouding. We staan hier voor de moeilijke balans om jongeren tegen te houden waar ze zelf nog geen controle hebben. Ze anderzijds te brengen tot zelfsturing en eigenheid. Als lichting van de eerste tip van de sluier rond co-morbiditeit geven nog even geschematiseerde voorstelling van hoe we naar onze publieksgroep kijken. Hopelijk wordt hierdoor duidelijk dat verwaarlozing, mishandeling en misbruik niet kunnen los gezien worden van een totaalbeeld, dat zich mede door deze factoren ontwikkelde.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
3
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Zwak begaafd of Licht mentaal gehandicapt
I Afwijzing uitlokken
2
III
E
Hoge impulsiviteit 3 Zwakke concentratie Emotioneel kwetsbaar 3'
4 Verwaa rlozingsMisha ndelings Misbruiksitua tie 4'
Agressie (ve rbaal-fysisc h) Sexueel uitageren
Fundamentee l ongeloof in de eigen mogelijkhe den om te verandere n. Verlatingsangst, Woede, Aangeleerde hulpeloosheid, Stemmingswissel
1
1'
A Negatief beïnvloedbaar door peer-group
Ouderlijk milieu: #weinig consequent optreden/ wissele nde betrokkenheid # gestoorde feedback (positief/nega tief) # zwakke regelstelling / zwakke normen/ defect toezicht # ouder(s) me t pathologie # weinig draagkracht / weinig oplossingsvermogen # economisch weinig stabiel # veel twist en onenigheid, geen positieve betrokkenheid # emotionele diskwalific atie
IV
Fugue
5
Die fstal Liegen
Zwakke autonomiefunctie I’
I”’ V C 7'
Negatief zelfbeeld (weinig uitgetekendverschil tussen Reë el en Ide aal zelf, weinig onde rscheid tussen Zelf, Alter Zelf en Meta Zelf) Fla terend extern Zelfbeeld
I”
D Schoolproblemen II
Manipulatie 5'
Sociaal/ Com municatief: Zwart - wit denken; weinig rolneming; weinig sociale vaardigheden; primitieve coping: ontkenning, splitsing: attributie: eerder extern
Risic ogedra g B Somatiseren Automutilatie
6 V’ F
Depressie Encopresis (enuresis) PH '01 V4
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
4
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
3. ONDERSCHEID HULPVERLENER / POLITIE-WERKER? Oefening 2: Mogelijke verschillen tussen jullie positie en die van de hulpverlener bij het werken met slachtoffers. In welke mate hebben jullie ruimte om zelf beslissingen te nemen? Wat maakt iemand tot een dader? Wat maakt iemand tot een slachtoffer? Elementen: Hulpverlener: werkbaarheid, stoppen misbruik (straf niet noodzakelijk), heeft eens het misbruik gestopt is meer tijd. Hangt wel af van de motivatie van het gezin, slachtoffer en de dader. Spanningsveld meldingsplicht, zwijgplicht. Soms gaan hulpverleners processen forceren vanuit hun eigen waardenkader. Ze willen hun geweten geruststellen. Dit kan in het nadeel van het slachtoffer zijn. Bijvoorbeeld dat de situatie zo escaleert dat vader in de gevangenis geraakt. Moeder in armoede verzeilt en dit het misbruikte kind erg kwalijk neemt. Soms zijn deze zaken niet te vermijden, maar eigen verontwaardiging of vermijdingsgedrag mag geen leidmotief worden. Een beetje extreem gezegd zou men kunnen stellen dat je boeiende discussies zou kunnen krijgen als je de vraag stelt aan een hulpverlener of hij niet alleen moet kijken naar het belang van zijn cliënt(en) en niet naar de regels van de maatschappij in het algemeen. De hulpverlener en de ondervrager willen beiden wel zo gedetailleerd mogelijk weten wat er gebeurd is. Voor de hulpverlener eindigt het wel niet met het weten. Het weten is de basis voor zijn handelen. Hij kan wel al aan de slag met een partieel weten. Ook voor de ondervrager is de situatie niet altijd eenvoudig. Dient de volledige waarheid, maar dan ook de volledige waarheid achterhaald te worden? Kan men dan niet in een spanningsveld raken waarbij men het slachtoffer steunt, maar men weet dat men het slachtoffer opnieuw slachtoffert naar het gezin toe? Men kan zich in deze context de vraag stellen of daders die een volledige bekentenis afleggen nu beter behandelbaar zijn-de gezinscontext beter bewerkbaar isdan daders die schuld bekennen zonder in de détails te gaan. We hebben het dan wel niet over daders buiten het gezin, maar over bv. incestvaders. Centraal staat voor ons het gegeven dat je jezelf nooit aan je persoonlijke verantwoordelijkheid kan onttrekken. Hiervoor verwijzen we naar experimenten van Millgram. Belangrijk lijkt ons de manier waarop hulpverlener of politiewerker zijn/haar mandaat verwoordt. Je kan tegen een 13 jarige niet zeggen dat je aan zijn kant staat als blijkt dat hij later op grond van zijn verklaring over een 19 jarige mogelijk in een gesloten instelling wordt geplaatst. Verder willen we nog even ingaan op de enorme overdracht die bij ernstig verwaarloosde en mishandelde kinderen kan ontstaan t.o.v. de hulpverlener of ondervrager. Vanuit hun nooit ingelost verlangen naar erkenning hebben ze reeds de neiging om contacten met sommige nieuwe mensen te idealiseren (reddersfantasie). Vooreerst treffen ze iemand die hen onvoorwaardelijk (lijkt) te steunen. Doordat er door het seksueel misbruik allerlei foute conditioneringen gemaakt zijn tussen de kinderlijke behoefte aan affectie en seksualiteit, kan er zelf een hevige (onhanteerbare) verliefdheid opbloeien aan de kant van de jongere. Vergeet niet dat deze kinderen soms in tegenstelling tot hun uiterlijk en gedrag emotioneel achterop lopen: op het einde van de lager schoolleeftijd is een zeker Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
5
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
paraderen ten opzichte van ouders normaal (om de marktwaarde in een veilige context uit te zoeken, als een aftastend spelgedrag op zoek naar een adequate rolvervulling). Hier zijn een reeks belangrijke regels te installeren: De zorg en de opvang gebeurt vanuit een team die samen verantwoordelijk zijn. De hulpverlener/ondervrager geeft aanvankelijk duidelijk aan welk engagement wel en welk niet genomen zal worden (dus geen telefoonnummer met de melding: “als er iets is kan je me dag en nacht bellen”.) Opletten dat je geen fysieke contacten legt die fout kunnen begrepen worden. Desgevallend leg je uit wat er juist gebeurt bij de gevoelens die de jongere ondervindt (niet beantwoorde affectie opgehangen aan een persoon, soms ook seksualisering van dit contact door de ervaring van het misbruik). Men kan zich als hulpverlener voornemen dat men verantwoordelijk is voor de correctie van het Alter Beeld van de jongere: er is omgang met volwassenen mogelijk zonder dat die misbruik stellen. Of nog: als jongere heb je het recht om verleidingsgedrag te stellen; het is aan de volwassene om duidelijkheid en veiligheid te geven. We zullen verder nog zien hoe herhalingsdwang (revictimisatie) een van de kenmerken is van seksueel misbruik. De jongeren missen vaardigheden om anderen van hun lijf te houden. Er is het bevriezingsverschijnsel eens er een vorm van seksualiteit optreedt. Tot slot kan de jongere die seksueel misbruikt wordt door anderen trouw blijven aan de vader (niet gij zijt slecht, maar ik ben slecht; niet het gezin is slecht, maar de wereld). In die zin wordt wat het meest belangrijk is in de wereld min of meer overeind gehouden. Revictimisatie is teven een zaak van zelfbestraffing. 4. LIJST VAN OORZAKEN EN SYMPTOMEN EEN VOORBEELD. In volgende lijst vindt men een veelheid aan oorzaken die afzonderlijk en in interactie met elkaar tot een cluster van symptomen. Men stellen dat een reeks symptomen en dus ook een aantal ziektebeelden-diagnoses uit de DSM vrij frequent voorkomen bij de groep verwaarloosde of misbruikte jongeren uit pedagogisch of materieel zwakkere milieus.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
6
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
7
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
5. LESSEN UIT DE PRAKTIJK. Zonder een optie te nemen op volledigheid maken we hier maken we hier melding van een reeks type-situaties die verstorend werken bij het opbouwen van eigen identiteit of die van anderen. Ieder type kan ingekleurd worden met enigszins andere voorbeelden. Aansluitend bij iedere situatie bespreken we ondernomen acties, knelpunten en bemerkingen. We leggen er de nadruk op dat de veelheid aan situaties zich uitspreiden over een tijdsspanne van 25 jaar. De veelheid aan mogelijkheden geeft vorm aan het uitgebreid bevragingsschema dat erop volgt. 5.1. NIET ALLES IS SIGNIFICANT, AL LEIDEN BEPAALDE SIGNALEN STEEDS TOT EEN GROTERE ALERTIE. Sit1: Marie in behandeling voor depressie is aan haar vijfde psycholoog toe. Op een bepaald moment vermeldt ze in de therapie het niet kunnen horen van het geluid van het eten van een appel. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Dit zou kunnen gaan over een vorm van referentiële conditionering zoals men die terugvindt bij seksueel misbruik. In haar geval ging het wel degelijk over dit type van conditionering, maar geassociëerd met het eetmoment in het gezin. Vader depressief drukkend aanwezig en alleen het tikken van de klok te horen, het krassen van vorken, een zware ademhaling en eetgeluiden. We gaan even kort in op wat referentiële conditionering juist inhoudt:
Het mechanisme van de reactivatie is werkzaam bij intrusieve beelden, gedachten en gevoelens die een dissociatief scherm ontlopen. Daarvoor vertellen we iets meer over dissociatie: Afhankelijk van het moment, de duur, de frequentie, de aard van het misbruik en de verwantschap aan de daders ziet men een continuüm van verschijnselen optreden die variëren van de kenmerken van een PTSD tot een Dissociatieve Identiteits Stoornis (DIS). Dissociatie kan men kort beschrijven als het afgescheiden raken van gevoelens, gedachten en gedrag van de rest van de persoonlijkheid. PTSD gaat over mensen die blootgesteld zijn aan een extreem beangstigende gebeurtenis (1) en kenmerkt zich dan weer via o.a. herhalingsbeelPaul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
8
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
den, intrusieve flashes, herbeleving, extreme angst bij blootstelling aan elementen (intern of extern) die verwijzen naar de situatie van gevaar (2), stemmingstoornis en onttrekken aan de wereld, vermijden van dingen die verwijzen naar trauma, missen van bepaalde herinneringen rond belangrijk aspect van het trauma, afstomping, negatieve toekomstverwachting (3). Daarnaast zijn er nog slaapstoornissen, prikkelbaarheid, overmatige angsthypervigilantie, concentratiestoornis. Voor het stellen van de juiste diagnose (cf. minimaal aantal aanwezige elementen) zie DSM. Samengevat kan men stellen dat men te maken heeft met herhalingselementen, gevoelsproblemen (angst, ontstemming, neerslachtigheid, emotionele afstomping, woede), vermijdingsgedrag en functioneringstekorten (cf. concentratie, slaap, voeding) Geweten is dat iets werkt als de fight-flight balans. Bij extreem gevaar kom je in een freeze toestand. Men kan dissociatieve verschijnselen linken aan deze toestand.
CS: Blik Stemgeluid Kledij Psychische representatie CR: psychische reactiDissociatie
UCS: Dader in misbruik/ mishandelingssituatie
vatie van oorspronkelijke situatie
UCR: Angst Verwarring
Er is bij dissociatie een gebrekkige associatie tussen de traumatische herinneringen en de andere elementen uit het geheugen. Deze vorm van loskoppeling is in feite een beveiliging. Naast een afscheiding van het expliciet en impliciet geheugen, merken we dat de verbinding tussen de elementen van het gedissociëerd gedeelte ook zwakker zijn. Volgens Nijenhuis (95) is het geheugen sterk autobiografisch georganiseerd (ik herinner me de jaren uit de lagere school als “mijn” verblijf destijds op de middelbare school). Men noemt dit geheugengedeelte ook wel het episodisch geheugen. Juist het autobiografische van het geheugen, het idiografische aspect maakt dat er een duidelijke link is met identiteit, persoonlijkheid. “Een geïntegreerde ervaring kan worden voorgesteld als een netwerk dat representaties bevat van (elementen van) de omgeving en gedragsmatige, emotionele, lichamelijke en cognitieve reacties hierop... Assimilatie van een ervaring in de persoonlijkheid kan worden weergegeven als de vorming van associatieve verbindingen tussen het nieuwe netwerkje en het complex netwerk dat de persoonlijkheid vormt” Wanneer bepaalde zaken (uit zelfbeveiliging) zo gestockeerd worden dat ze niet geïntegreerd worden met de persoonlijkheid, dan kunnen ze zich orga-
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
9
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
niseren rond andere persoonskernen met een andere identiteit dan de eigenlijke persoonlijkheid (cf. alters) Bepaalde elementen uit de omgeving kunnen nu als trigger gelden voor de reactivatie van bepaalde (gedissociëerde) herinneringen (en daarbij desgevallend ook de aansluitende persoonlijkheid activeren) Dissociatie van bewustzijn, geheugen en persoonlijkheid is in bepaalde omstandigheden normaal, bijvoorbeeld wanneer we met onze auto ergens heen rijden en plots merken dat we aangekomen zijn, terwijl we aan een of ander probleem zaten denken. Bij het fenomeen waarover we hier spreken vinden we gaten in de tijd, schrijven de personen brieven in een ander handschrift (waar ze achteraf niet meer weten dat zij die brief zouden geschreven hebben), zijn er bijvoorbeeld bepaalde klussen gedaan die ze zich vanuit hun kernpersoonlijkheid niet te doen zouden zien. Naast het fenomeen van een volledige blokkade worden we geconfronteerd met situaties waarin er toch nog een partiële beïnvloeding is. De “gewone” persoonlijkheid wordt geconfronteerd met gedissociëerde kernen: bv. met stemmen, hevige pijnen, ego dystone emoties die a.h.w. van buiten af vreemd aan het lichaam blijken te komen. Het “verstijven” zorgt in de natuur voor betere overlevingskansen, omdat beweging blijkbaar aanvalsgedrag van andere dieren uitlokt (cf. stierengevecht, kwade hond). Dissociatief reageren is een geconditioneerde reactie. Het gaat over een (niet bewuste) vaardigheid die kan geoefend worden. Het was mogelijk ooit de beste manier om om te gaan met een gevaarlijke situatie. De cliënt gaat echter later bij veel minder gevaarlijke situaties ook dissociatief en dus hier wel onaangepast reageren. Onze hersenen produceren bij ernstig gevaar, stress endorfines (opiaten) die tezelfdertijd analgetisch werken, de geheugeninprenting verminderen en mogelijk bewustzijnsverlagend/verengend optreden. Dit is een van de redenen waarom het expliciet geheugen minder herinnert van wat er juist rond een trauma gebeurde. Het is als verklaring echter onvoldoende om het fenomeen van de splitsing te verklaren. Voor Merkelbach en van den Hout zou het dissociatief proces te begrijpen zijn als het wegduwen van onaangename inhouden. Nijenhuis en Van Der Hart vragen zich af, waarom iemand op een bepaald moment nu ook positieve aspecten zou wegduwen (cf. bepaalde praktische vaardigheden waar men zich niet van bewust is). Voor Van Der Hart is de dissociatieve toestand op bepaalde punten te vergelijken met een hypnotische inductie t.t.z. aandachtsvernauwing met een verhoogde concentratie op bepaalde deelaspecten. Het kritisch analytisch denken wordt ten dele uitgeschakeld. De gedissociëerde elementen veranderen niet in de tijd. Een dissociatief element dat te maken heeft met een trauma op 12 jaar zal bij heractivitatie de persoon terug in een toestand brengen van een twaalfjarige. Voor niet
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
10
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
dissociatieve mensen gaat het steeds over een herbeleving vanuit ons huidig perspectief van iets dat vroeger plaatsvond. Belangrijk voor de therapie: Men werkt met een fasering zie schema verder. Wanneer men tegenbeelden wil creëren alvorens met de trauma herbeleving van start te gaan, dan zal men eerst leren om die goede beelden naar achter te duwen en terug naar voor te halen. Later zal men dat dan doen met de traumatiserende herinneringen. We merken hier een parallel met wat Susan Bögels doet rond de concentratieoefeningen bij sociaal angstigen. (Eerste oefenen niet kijkend naar de therapeut met een niet bedreigend verhaal. Nadien wordt het kijken naar de therapeut bevorderd. Later wordt de bedreigende waarde van de verhalen verhoogd. Men poogt steeds om maar aandacht naar het proces te laten gaan en minder naar persoon en omgeving) Het verhaal van dit meisje met de appel toont aan dat het gevaarlijk is om bepaalde symptomen, hoe eigenaardig ook, automatisch als bewijs te doen gelden voor misbruik. Soms heeft men een aantal signalen. Men wil dan zeker zijn dat het gaat over seksueel misbruik. Men denkt dat dit weten op zichzelf een oplossing brengt. Trouwens heeft men, zeker als het gaat over ernstig gestoorde jongeren niet zoveel zekerheid door bevestiging of ontkennen van verhalen. Bij borderline persoonlijkheden worden we vaak geconfronteerd met fantasieverhalen. Fantasieverhalen verwijzen soms naar een misbruik in het verleden. Het kan gaan om verschuivingen. Men zou hier kunnen spreken van "overdrachtsverhalen". Wanneer men te maken heeft met een extreme vorm van dissociatie, namelijk meervoudige persoonlijkheidsstoornis of dissociatieve identiteitstoornis, dan zal bij iedere te beangstigende opdracht een nieuw alter gecreëerd worden. Dit alter zal dan instaan voor de uitvoering van die deelvaardigheid wanneer die aan de orde is. Als therapeut mag je het ritme van de cliënt niet forceren.
5.2. VERHAAL VAN HOE EEN VERHOOR MEER TRAUMATISEREND KAN ZIJN DAN DE FEITEN ZELF. Sit 1: Jongen (11 jaar) gaat in ‘96 mee op kamp met de mutualiteit naar Zwitserland (wintersport). Hij komt opgewekt thuis. Aan zijn verhalen te horen heeft hij de tijd van zijn leven gehad. ‘s Avonds wordt aan de deur gebeld. Twee mensen van de politie leggen uit dat tegen een leider klacht is neergelegd. Ze willen Benny graag verhoren. De man is aangehouden dus is het dringend. Of ze vanavond nog willen komen. De jongen gaat met zijn moeder nog naar het bureau. Daar wordt Benny ondervraagd. Moeder mag er niet bij zijn. Achteraf vertelt hij in de auto nog iets dat hij de politie niet vertelde om de man niet te discrediteren. De ouders spreken ons aan voor een begeleiding. Benny blokkeert als ze er met hem over beginnen. Hij zegt in de toekomst weer met Jean op stap te willen gaan. Ze vragen zich af of er nog iets gebeurd is dat ze niet weten. Niet dat ze het moeten weten, maar ze willen dat Benny in dat geval begeleiding kan krijgen. Hij mijdt zijn vriendjes. Gaat niet meer naar verjaardagsfeestjes.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
11
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Benny had tijdens het kamp heimwee. De leider maakte hiervan gebruik om via een troostende relatie dicht bij de jongen te komen en hem te strelen. Op het moment van het gebeuren had Benny is zijn naïviteit niets verkeerd vermoed. Het verhoor was verwarrend: hij poogde krampachtig het imago van de leider hoog te houden, was verward over wat er gebeurd was en wat de impact hiervan op zijn leven zou zijn. Therapeutisch laten we eerst het verhaal vertellen en gaan we op zoek naar wat er juist traumatiserend en verwarrend werkt. We pogen de impact van de verstorende beelden op het dagelijks leven te verminderen door de bespreking ervan te beperken tot de therapie ruimte. De vervelende ervaring wordt daar achter gelaten in een papieren zak (wel steeds zelfde lokaal gebruiken). Vervolgens zetten we de dader op een lege stoel en laten die door de jongen en de therapeut toespreken. We verwonderden ons er over dat er geen plaats meer was voor loyauteit cf. klacht ouders, maar dat er openlijk en agressief naar de dader wordt gereageerd. Vervolgens wordt de scène van de ongewenste intimiteit herspeeld. De jongen leert verbaal van zich af te bijten, de dader weg te duwen en weg te lopen. Tot slot, er zijn nog intrusieve beelden, wordt geleerd om die beelden weg te duwen. Zo dat niet direct lukt, de film te laten doorlopen, maar dan wel gevolgd door het nieuw aangeleerd gedrag) Acties, Knelpunten & Bedenkingen We spreken eerst met de ouders, dan met de jongen. Hij verwijst in het eerste gesprek meerdere malen naar het verhoor dat hij erg vond (In het kleinste donkerste kamertje). We bevragen de gebeurde feiten. Blijkbaar gaat het over aanrakingen waar Benny zich op het moment zelf niet van bewust was dat die verkeerd waren. De verantwoordelijke kaderde ze in verzorgingsactiviteiten die hij bij alle jongens toepaste. Daarnaast heeft hij Benny goed opgevangen bij diens heimwee. Pas door het verhoor is Benny anders gaan kijken naar het gebeuren. Hij heeft angst dat alles gaat uitlekken. Eens dat zijn vrienden het zullen weten, zullen ze hem laten vallen. We besluiten in een volgend gesprek de dader op de stoel te zetten om tot een gesprek te komen. Anders dan dat we verwacht hebben komt er vooral agressie naar voor. Er is weinig loyauteit over naar de dader of medelijden voor zijn kind en vrouw. Blijkbaar zouden jongens eerder openlijk en verdekt agressie blijven uiten naar de dader en minder snel komen tot een ontschuldigen. We gunnen Benny zijn agressie omdat hij gerust het recht heeft om kwaad te zijn op een volwassene die zijn boekje te buiten gaat. Men kan zich de vraag stellen of de reactie van Benny niet overeenkomt met een rouwproces: eerst ontkenning van de feiten, dan agressie, (dan onderhandelen), dan aanvaarding (en berusting). Wanneer mensen trauma’s oplopen wordt nogal eens gefaseerd naar hun problemen gekeken. Luc Quintyn spreekt van een acute verwerkingssituatie van 3-6 maanden na een kritisch incident (ramp, verkeersongeval). Na deze periode vertonen nog ongeveer 20% van de mensen restletsels. Als men een preventieve fase inschakelt, dan daalt het aantal mensen met restletsel (die dan ook behandeling nodig hebben) tot 3 à 5 %. Kenmerkend voor een preventieve aanpak is dat men de mensen niet als ziek of onaangepast gaat zien, maar als mensen die gezond reageren op een abnormale situatie. in Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
12
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
die eerste periode is er nood aan nabijheid, expressiemogelijkheid van gevoelens, het erkennen van de kwetsbaarheid van het bestaan. Mogelijk interessant is de groepsbenadering met lotgenoten. Men stapt best naar de mensen toe en laat ze niet naar diensten komen. Opvallend is hoe “daders” gebruik weten te maken van zwakheden van slachtoffers (hier heimwee) waarbij ze subtiel suggereren dat het slachtoffer vragende partij is. De interventie van de politiediensten was vermoedelijk niet fout. Ze gebeurde onder tijdsdruk. Er werd geen adres mee gegeven van diensten die mogelijk verder konden begeleiden. Het zal steeds een open vraag blijven hoe Benny zou geëvolueerd zijn zonder dat via een verhoor zaken aan het licht kwamen voor de ouders. De ouders stelden zich zeer ruimdenkend op. Niet het zelf weten primeerde voor hen, maar het feit dat Benny er met iemand over moest kunnen praten. Dat dat met hen niet meteen lukte, konden ze aanvaarden zonder druk te verhogen op de jongen.
5.3. JONGEN HEEFT SEKSUEEL CONTACT MET ANDERE JONGEN. Oudere jongen laat zich masturberen in een verlaten wegel op Sit 5.3.1: weg naar bus om naar externe school te gaan. Bij interpellatie stelt de oudere gast dat de jongere vrij was om te weigeren; hij ging echter akkoord. Bewijs hiervan vormde de sigaret die hij achteraf aanvaardde. Bij de bevraging stelde de dader dat hij het beu was om altijd maar te masturberen. Hij wilde wel eens wat anders. Het was duidelijk dat hij met een gebrek aan communicatieve vaardigheden, gekoppeld aan een hoge aandrang en een "niet zo aansprekend uiterlijk", weinig kans maakte op de "heteroseksuele markt". Hij gaf toe dat de keuze voor jongens een keuze uit armoede was. Een 18 en een 17-jarige hebben seksueel contact in de keuSit 5.3.2.: ken van de leefgroep. Achteraf geeft de oudste toe dat hij vroeger reeds seksueel contact had met de broer van zijn stiefvader. Ook in een vorig centrum had hij een viertal maal seksueel contact met een andere jongen. Hij geeft aan dat de jongen waarmee hij de feiten pleegde hem helemaal niet ligt. Hij vindt hem vies en onhygiënisch. Het feit dat het in de keuken kon gebeuren geeft een extra kick. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Bij het installeren van normen en het ontdekken van gevaarlijke rationalisaties (bv. sigaret aangepakt betekent graag hebben), kan men een heel eind op weg geraken door gebruik van het schema van Marlatt (zie verder) Sommige jongeren, alhoewel het eerder uitzonderlijk is, hebben een hevige seksuele drang, die ze zelf als storend beleven, die bijna als een aandrang Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
13
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
beleefd wordt die van buiten henzelf komt. Therapeutisch is hierop niet zo eenvoudig een antwoord te formuleren. Het is soms aangewezen in onderling overleg medicatie in te schakelen.
#
Centra als het onze, blijken uit ervaring, vrij verschillend te reageren op misbruiksituaties: De verontwaardiging en vaak de daaruit voortvloeiende reacties stijgen naarmate er meer machtsmisbruik in de situatie is terug te vinden. Machtsmisbruik wordt sneller ingeroepen naarmate er een groter fysiek of leeftijdsverschil is. Het is duidelijk een menselijk, maar geen objectief criterium.
#
Sommige zaken zijn therapeutisch moeilijk te remediëren. Men kan iets veranderen aan relationele vaardigheden, lichaamshygiëne en presentatie. Of personen met een minder aantrekkelijk uiterlijk daardoor plots scoren is zeer de vraag. Voor jongeren is uiterlijk vertoon bij het opzetten van een liefdesrelatie een erg belangrijke factor.
#
Tegenover het contact jongen-jongen staat men toleranter dan tegenover een contact jongen-meisje als het over twee jongeren van het centrum gaat. In het eerste geval wordt het woord "instellingshomoseksualiteit - experimenteergedrag" soms toedekkend gebruikt. De gevolgen van het jongenmeisje contact zijn mogelijk ingrijpender (naar beeldvorming over het centrum, naar impact op de levensloop van het meisje -als ze in verwachting raakt)
#
Opvoeders zullen op overtredingen ernstiger reageren indien het onder hun toezicht gebeurt. Ze voelen zich verantwoordelijk. Aan de ene kant valt op te merken dat opvoeders soms de irrationele gedacht koesteren dat bij hen alles perfect moet verlopen en dat wat tijdens hun dienst misloopt bewijs is voor hun onkunde. Het is duidelijk dat deze stelling veel te extreem is. Anderzijds personaliseren ze het conflict: "ik voel mij hier persoonlijk door geraakt". Als strategie kadert dit in de confrontatiepedagogiek, waarbij men werkt op spanning om een remkracht tegen herhaling in te bouwen. Het is echter opletten dat de opvoeder zich niet verliest in deze stelling en de emotionele band zal opschorten. Hier komt professionalisme aan bod: "Men stelt als opvoeder persoonlijk geraakt te zijn", alhoewel men weet, dat het gedrag niet expliciet tegen u als persoon gericht is. In de contacten jongen-jongen was er (naar onze ervaring) minder sprake van penetratie dan bij het contact jongen-meisje. Het gaat in het eerste geval meer om fellatio. Recenter lijkt dit onderscheid te vervagen. In de subcultuur van onze jongeren (toch overwegend een jongenscentrum 15% meisjes op internaat), staat men toleranter t.o.v. homoseksueel gedrag van meisjes dan van jongens. "Meisjes zijn zo" en worden verder met rust gelaten. Jongens worden ermee gepest. De hevigheid waarmee het slachtoffer reageert bepaalt vaak het verder gaan van de pesterijen. Meisjes kunnen meer fysiek blijk geven van affectie zonder dat hier commentaar op komt, wat bij jongens niet het geval is.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
14
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Jongens zijn in hun omgang zeer imago gericht. We herinneren ons de anekdote van een jongen die het net voor zijn stage uitmaakte met zijn meisje, omdat "hij dan zeker niet bedrogen kon worden door haar". We kunnen hier ook weer verwijzen naar de theorie van Gianotten waar de maatschappelijke normen rond het verwacht gedrag van jongens het gedrag zwaar inkleuren. Mogelijk is ons handelen in voorgaande te situaties te subjectief ingekleurd en hebben we nood aan een meer systematische bevraging (zie verder). De jongere uit situatie 2, stelt vrij onmiddellijk dat hij zelf misbruikt werd. Als team staat men voor een dilemma: dader of slachtoffer? Men wordt onzeker t.o.v. van de interventies. Beiden vragen een andere aanpak. Het lijkt ons meestal meer aangewezen om op het daderschap in te gaan (o.a. verhoogde zelfcontrole) om pas later het slachtofferschap aan te pakken. Bemerk de typische rationalisaties van de dader: “hij was niet verplicht; hij kreeg een sigaret”. 5.4. MEISJE SNEL VERLIEFD, GAAT OP VRAAG VAN JONGEN OVER TOT SEKSUEEL CONTACT, WORDT NADIEN VERWORPEN. Sit 5.4.1.: Meisje (16 jaar) met een vrij complexe problematiek: automutilatie, agressie, stemmingswisselingen, periodes van depressie, buien van excessief eten, snoep stelen, deponeert uitwerpselen in de naaidoos van moeder. Het meisje rapporteert dat ze snel verliefd kan worden op een jongen. Alleen een blik in haar richting of een vriendelijk woord is al voldoende. Naast idealiseren zien we dat er vrij snel wordt over gegaan tot seksueel contact. Uit het feit dat jongens volgend op het seksueel contact "de relatie" verbreken, worden geen conclusies getrokken. Sit 5.4.2.: Meisje (14 jaar) stelt vrij veel uitagerend gedrag. Ze voelt zich door thuis verstoten en door niemand echt begrepen. Ze compenseert het verlatingsgevoel met fantasieverhalen waarin zij de hoofdrol speelt. De hoge impulsiviteit die ze vertoont geeft aanleiding tot frequent steel- en fuguegedrag , waardoor het vertrouwen van de omgeving in haar daalt en ze zich nog meer alleen voelt. Haar zelfbeeld wordt verder ondermijnd; de spanning verhoogt. Tijdens één van haar fugues duikt ze onder bij een oudere man (23 jaar) die belooft voor haar te zorgen. Hij weet gedurende korte tijd het gevoel over te brengen van haar te begrijpen. Er vindt in die periode van twee weken seksueel contact plaats. Sit 5.4.3: Meisje (13 jaar), IQ ongeveer 80, stelt onrijp en infantiel gedrag, vertoont overdreven fladderend gedrag. De diagnose gaat ergens naar het raakveld tussen epileptisch gedrag, ADHD, Gilles de la Tourette syndroom en dwangmatig optreden. Periodes van koppigheid en manipulatie wisselen af met een depressieve teruggetrokkenheid. Het meisje wordt door een jongen uit de groep aangepord om haar borsten aan de andere groepsleden te tonen. Ze wordt gevraagd om nog eens "voor Mongoolse hoer te spelen". In ruil krijgt ze een sigaret. Vrij snel komt het met een andere jongen tot een seksueel contact.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
15
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Over de motieven achter haar daad is het meisje onduidelijk. Eerst vertelt ze dat ze thuis naar videofilms dient te kijken waarop ze ziet "hoe bij vrouwen uit hun borsten bloed komt, terwijl haar vader in de huiskamer 'bezig is' met de jongste zus". Het is allemaal waar: "Want in een vorige school had een opvoedster alles opgeschreven". Dan weer vertelt ze dat ze het doet om erbij te horen. Groepsgenotes doen er hun beklag over dat het meisje opmerkingen maakt over hun borsten en ze ook wil betasten. Het meisje blijkt erg zwak voorgelicht te zijn op seksueel vlak: ze weet niet waar de kinderen vandaan komen, vermoedt dat die ergens gekocht worden. Wel wordt in haar fantasie veel betrokken op seksualiteit. Wanneer ze op de medische dienst in een potje dient te plassen voor een eenvoudige controle op albumine, vertelt ze later dat ze gecontroleerd is omdat ze "vuile manieren deed". Acties, Knelpunten & Bedenkingen Seksueel misbruik geeft aanleiding tot een reeks symptomen (zie onder andere in de voorbeelden), die moeilijk te onderscheiden zijn van symptomen die samenhangen met extreme verwaarlozing en mishandeling. Een open bevraging bij de jongere zelf levert niet zoveel op. Positief antwoord kan een uiting zijn van een levendige fantasie en een grote nood aandacht. Ontkenning kan staan voor een gebrek aan vertrouwen of zelfs voor het gedissocieerd zijn van de traumatische ervaring. Het is niet eenvoudig werken binnen deze situatie, zeker waar er gevaar bestaat dat het misbruik continueert. Therapeutisch lijkt het aangewezen hier in te werken op een betere impulscontrole, een positiever zelfbeeld, het verhogen van sociale en communicatieve mogelijkheden. Seksuele en affectieve voorlichting die voldoende gedoseerd is en niet overspoelt is hier op zijn plaats. Gebrek aan liefde en basisveiligheid leidt bij meisjes nogal eens tot een kritiekloze opstelling waarbij ze blindelings diegene volgen die (achteraf) een mooiprater blijkt te zijn. Confrontatie met de mogelijke valsheid van iemand waar zij veel voor voelen, maakt hun nog hardnekkiger in hun cultus. Het zien van geweld en pornofilms (o.a. de real life events - waar mensen gemarteld en mishandeld worden) is op zichzelf al een traumatiserende ervaring die veel jongeren niet weten te plaatsen. Een verwrongen werkelijkheidsbeeld is er een gevolg van. Ook internet kan voor wat onze publieksgroep betreft met de vinger gewezen worden. 5.5. SEKSUEEL GEDRAG IN DE VERKEERDE CONTEXT. Sit 5.5.1: Het gaat hier over een jongere die na een verkeersongeval gedurende langere tijd in comateuze toestand was en een erg lange revalidatie kende. Naar opvoeders toe vertoont hij vaak ontwijkend gedrag. Op andere momenten is hij openlijk rebellerend, dan weer kleverig. Het prestatieprofiel is erg gefragmenteerd, zodat discussie over niet kunnen of niet willen niet uit de lucht is. Opvoeders kregen op een bepaald moment van
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
16
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
de school het bericht over hoe hij in de praktijkklas op aanraden van anderen masturbeerde. Sit 5.5.2: De jongenskamer: Een opvoedster vindt 's morgens op de jongenskamer papieren zakdoekjes die weggeworpen zijn onder het bed. Blijkbaar hebben de jongens erin gemasturbeerd. Sit 5.5.3: Uit een dossier: jongen (14 jaar) vraagt bij het verlaten van de supermarkt aan de kassierster of hij "haar schaamdelen eens mag zien"? Sit 5.5.4: Blijkbaar zijn verschillende jongens uit een leefgroep betrokken is seksspelletjes. Er zijn de drie kopstukken uit de groep. Verder zijn er twee jongens betrokken die zwakker zijn van intellectueel niveau. Tot onze verwondering hadden we gemerkt dat deze jongens in tegenstelling tot wat we vermoedden geen genegeerde of verworpen positie innamen (sociometrie), maar eerder een aantal positieve keuzes kregen uit de topgroep. Pas later leerden we de toedracht van deze score. De twee zwakkeren deden fellatio op de drie anderen. De drie toppers profileerden zich heteroseksueel. Diegene van de drie die het meest naar huis kon stelde zich onverschillig op tegen het label van “homo”. Hij had een lief in het thuismilieu; geen meisje dat hij graag zag - hij vond het dom om hier zijn tijd in te teken- maar eerder een meisje voor de seks, “als hij ze nodig had”. Nummer twee van de “groten” verzweeg zo lang mogelijk zijn verhaal. Hij beschouwde zich niet als homoseksueel, maar hij had het gedaan omdat hij toen nog geen lief had. Nummer drie had een van de zwakkeren onder druk gezet. D. had eerst verklaard dat L. hem bij zijn hoofd tot aan zijn penis had getrokken om hem te bevredigen. L. vond dit oneerlijk. Hij bekende de feiten (wou zelf in begeleiding om weerstand te leren bieden aan het broeierig gevoel). Toch stelde hij dat er in de aanklacht naar hem toe fouten zaten. Hij legde zijn hand op de schouder van de ander, maar dwong hem niet. Verder was D. wel kleiner maar niet jonger dan hem (in tegendeel twee maanden ouder). Hij werd beschuldigd van het ook met S. gedaan te hebben wat niet waar was. Het kostte ons heel wat moeite om hem aan te tonen dat iemand van 120 kg. zonder problemen iemand van 50 kg. kan afdreigen zonder daar maar een woord voor te moeten spreken. Later konden de opvoeders echter opmerken hoe D. op “onbewaakte” momenten steeds de fysieke nabijheid opzocht van L. en de anderen. D. was naar ons aanvoelen op zoek naar affectie, aansluiting en vriendschap. Bovendien nam hij echter ook medicatie om een groeiachterstand weg te werken. Op de bijsluiter stond vermeld dat deze medicatie mogelijk een seksuele overprikkeling kan meebrengen. Ook S. eerst als slachtoffer gezien vervalt later ten opzichte van een andere jongen in een hernieuwd voorstel. Hij benoemt dit officieel wel als een probleem. in de therapie blijkt echter dat hij wel een vriendin heeft, maar dat hij de andere gasten (aan wie hij een aanbod doet eerst taxeert op het feit “of ze er ook voor zijn”). De jongen werd thuis fysiek mishandeld, keek naar porno films en leed aan hypospadis. Acties, Knelpunten & Bedenkingen
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
17
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
De eerste situatie handelt over groepsdruk. De jongen wil erbij horen en stelt daarom seksueel ongepast gedrag. Het aspect van een bepaald gedrag niet kunnen koppelen aan de juiste plaats en ruimte, komt niet alleen voor bij personen met een hersenbeschadiging. Het komt ook voor bij ernstig verwaarloosde personen (zie sit 5.5.3). Soms speelt foute normering binnen het thuismilieu ook een rol. Het koppelen van gedrag aan een juiste context (o.a. seksualiteit in functie van intimiteit en affectie) is een frequent weerkerende doelstelling. Onder invloed van hormonen zou er in de puberteit bij jongens al sneller een loskoppeling tussen seksualiteit en affectie . Daarnaast krijgen we het verhaal dat discussies oplevert tussen de aanhangers van "onschuldige jongensspelletjes" en "recht op eigen intimiteit" enerzijds en de groep die vreest dat dergelijke spelletjes al gauw losgekoppeld worden van affectieve componenten en tot een bizarre vorm van competitie leiden, waarin het model gesteld wordt van "straffer te zijn dan de anderen". Ook hier is in functie van intimiteit een gesprek over tijd en ruimte op zijn plaats. Structureel is het als centrum niet zo eenvoudig om een goed antwoord te geven. Alle jongeren zouden een eigen kamer kunnen hebben. Het delen van een kamer levert echter ook een oefenbasis voor sociaal gedrag. Verder hebben jongeren soms angst om alleen te slapen. Eenzaamheid leidt tot angst. Angst geeft een verhoogde spanning en een verhoogde kans op uitagerend gedrag. Een kostenbaten analyse laat ons nu toe resoluut te pleiten voor individuele kamers. Situatie 5.5.4. leert ons dat de schijnbare slachtoffers misschien wel groepsdynamisch motieven hebben (bij de groep horen). Achteraf merken we dat beiden bijkomende motieven hebben om hun gedrag te stellen. Ze zijn meer dan alleen maar slachtoffer. S. uit situatie 5.5.4. bleek zijn daden te stellen zonder dat er noodzakelijker wijze sprake was een situatie waarmee hij geen weg wist, er frustratie was, er broeierigheid was. Hij stelde zijn gedrag telkens hij er de kans toe zag, los van het feit of hij op dat moment een behoefte voelde. Het lijkt dus dat seksueel misbruik ook kan optreden buiten de keten van Marlatt (zie verder). Natuurlijk zou men kunnen argumenteren dat hij wel leefde met de gedachte dat er ooit een behoefte zou ontstaan, die hij dan mogelijk niet zou kunnen bevredigen (geen kans). Daardoor zou hij met een ondraaglijke spanning zitten. Om dit te voorkomen tast hij toe wanneer hij kan. Een eigenaardig fenomeen waar we soms mee geconfronteerd worden is dat jongeren een dubbele identiteit aannemen (cf. tweede jongere uit 5.5.4.). Niet alleen naar de buitenwereld (hoe wil ik dat anderen naar mij kijken), maar ook intern (ik ben....) blijken ze het seksueel aspect van zich weg te duwen. Ze functioneren bijna perfect, maar hebben nog een andere identiteit (op gebied van seksuele activiteiten, druggebruik) die ze niet alleen voor de buitenwereld, maar ook voor zichzelf professioneel wegduwen. We kunnen hier verwijzen naar een verticaal scherm in hun persoon, een verticale splitsing (cfr. D. Oudshoorn).
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
18
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
5.6. TOENADERING DOOR DE WERKGEVER IN JOBCONTEXT. Sit 5.6.1.: Een meisje van 18 (licht mentaal gehandicapt) is in behandeling voor incest door haar vader op haar gepleegd. In haar beleving is het belangrijk dat ze haar verhaal verteld krijgt. Zo niet zal het haar blijven achtervolgen. Eens dit eenmaal is kunnen gebeuren, wordt het verhaal echter blijvend herhaald tegen altijd maar andere personen. Sommigen gaan bijna aan de echtheid van het verhaal twijfelen (in hun ogen gaat het over een aandachtsthema). Naast ruimte te bieden voor het verhaal wordt sterk gericht op het heden, waar het leren stellen van grenzen, communicatieve vaardigheden en spanningshantering aan de orde zijn. Het meisje heeft weekendwerk in een restaurant en blijft daar ook slapen. Op een bepaald moment wil ze niet meer gaan omdat de baas haar naar haar zeggen lastig valt. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Ook hier valt de mening van het team uiteen in twee blokken Een aantal mensen denken dat het gaat om ontsnappingsgedrag ten opzichte van de werksituatie zelf. Het meisje kreeg in de keuken negatieve commentaren op haar werk. Ze kan dit niet aan en wil daarom weg uit de situatie. Verder werken is volgens hen aangewezen. Anderen geven toe dat er op het werk problemen waren, "maar miszagen toch ook al iets aan die patron". In de therapie laten we het scenario hervertellen: Blijkbaar komt de baas 's avonds op de deur kloppen. Op de vraag van het meisje: "Wie is daar?", zegt hij "Ik" en komt binnen in de kamer. Hij vraagt of ze nog iets nodig heeft, komt zonder af te wachten verder en zet zich op het bed. Hij wrijft op haar rug, zegt dat hij ziet dat ze het graag heeft (terwijl ze verstijft van schrik). Vervolgens zegt hij dat het lekker is zo zonder bh en wrijft hij in de richting van haar borsten. Tot nu toe kwam het niet tot een aanraking. Het meisje is er als de dood voor en weet niet wat te doen. Vervolgens verdwijnt hij. Het meisje stelt geen grenzen (uit angst voor het misbruik van vroeger). Daarom wordt bekeken en ingeoefend welke stappen ze kan zetten. Dit inoefenen is nodig omdat de zin "Ik heb niets nodig" bijna fluisterend wordt uitgesproken. Hetzelfde geldt voor de volgende stap (als hij toch binnen komt): "Als ge niet onmiddellijk vertrekt dan ga ik heel hard roepen op mevrouw". De goede verstaander zal ondertussen wel begrepen hebben dat de eenvoudige tip om de deur op slot te doen niet haalbaar was. Het volgende weekend komt de baas niet verder dan de deur van haar kamer. Men kan zich afvragen of meisjes beter gebaat zijn bij vrouwelijke therapeuten en jongens beter af zijn met mannen. Het is wel degelijk iets eenvoudiger het misbruikverhaal te reconstrueren ten opzichte van iemand van het zelfde geslacht. Of moeten we zeggen ten opzichte van iemand met het andere geslacht dan de dader? Dit zou betekenen dat men bijna alleen met vrouwelijke therapeuten werkt, aangezien het merendeel van de daders mannen zijn. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
19
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Anderzijds moet men opletten met de sfeer van "Wij mannen (of vrouwen) onder elkaar begrijpen elkaar". Het is niet onbelangrijk om te modelleren dat er zowel onder vrouwen als onder mannen ook betrouwbare figuren zijn. Het thema "alle mannen zijn onbetrouwbaar" is misschien duidelijk als startpositie, maar mager als therapieresultaat. Belangrijk is: het leren registreren van alarmsignalen en het stellen van grenzen tegenover eender wie, als de jongere dit zelf nodig acht. Therapie voor functiestoornissen wordt mogelijk wel eenvoudiger gebracht door een therapeut van het zelfde geslacht. Indien nodig kan dit na een interne traumaverwerking ook nog extern (dus buiten het centrum) gebeuren. 5.7. MISBRUIK DOOR EEN PEDOFIEL. Sit 5.7.1: Een jongen (15 jaar) gaat van thuis uit mee op sportkamp. Moeder merkt dat hij bij zijn terugkeer zeer opvliegend en gespannen is. Bij navraag blijkt dat de jongen op een bepaald moment grieperig was. Hij mocht dan ook in de tent van de leider slapen. Deze bood de eerste dag steun. Pleegde de daaropvolgende dagen misbruik. De jongen werd op het hart gedrukt te zwijgen. Moeder schakelt de politie in. De jongen wordt na terugkeer in ons centrum nog meermaals verhoord. Achteraf wordt hij opgevangen door zijn opvoeders. Als hij later in therapie komt naar aanleiding van een aanhoudende agressieproblematiek, die al dateert van voor de feiten, maar waarin weinig evoluties gemaakt worden, zegt hij dat dit gedeelte van zijn leven afgesloten is en er niet meer over moet gepraat worden. Sit 5.7.2.: Een jongen gaat op bezoek bij zijn zus zo'n 20 kilometer verder. Hij is echter veel vroeger terug dan verwacht. Hij heeft bovendien een vishengel mee. Bij navraag geeft hij toe dat hij door iemand werd meegenomen en een lift kreeg. Achteraf kreeg hij geld aangeboden voor een vishengel. Het bleek dat de jongen niet bij zijn zus geweest was. Hij gaf toe dat de man hem meenam naar een tussenliggende stad en hem daar dwong tot seksueel contact. Van het geld om te zwijgen had hij een hengel gekocht. Hij kon een beschrijving van de dader geven. Er werd klacht ingediend bij de politie. Na verhoor van de dader, blijkbaar een bekende van het gerecht, blijkt de jongen meer dader dan slachtoffer in die zin dat hij vrij geraffineerd onderhandelde over wat te leveren tegen welke prijs. Sit 5.7.3.: Een jongen (15 jaar) wordt door een man benaderd die zich ten opzichte van de familie profileert als redder in nood. Hij bekommert zich om de jongere en geeft materiële steun aan het gezin. De ouders weten dat het gaat om een veroordeelde pedofiel (de man zegde het hen zelf). Vanuit het gezin en de pedofiel is er een emotionele druk op de jongen. Er wordt hem gedicteerd wat hij wel en niet mag zeggen. Dit alles is echter niet bespreekbaar met de groepsleiding. De jongen heeft materieel goede vooruitzichten en wenst die niet direct op te geven. Een vriendin uit een andere groep zegt dat de jongen problemen heeft en dat hij graag eens met de opvoedster wil praten, omdat het met de eigen opvoeders niet lukt. Na overleg en verrekenend dat de jongen nog in de eerste opnamemaanden zit wordt het volgende gezegd tegen het meisje : Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
20
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
" We begrijpen dat het hier in het begin niet gemakkelijk was. Herinner de tijd dat je hier zelf toekwam. Ook toen kreeg je niet zoveel aandacht en begreep je misschien niet steeds wat er gebeurde. Je weet goed dat we je eerst wilden leren kennen. Dit belet niet dat als je met iets zit, je steeds bij de opvoeders terecht kan. Alleen als het over iets zeer ernstig gaat (bijvoorbeeld iets over mishandeling) of hetgeen te zeggen is moeilijk te vertellen is (bij voorbeeld bij schaamte), wil ik helpen door naar je vriend te luisteren. We kunnen dan achteraf samen zijn opvoeders aanspreken als dat eenvoudiger is". Acties, Knelpunten & Bedenkingen Naarmate de dader verder verwijderd is van het centrum en het thuismilieu wordt de gerechterlijke macht gemakkelijker ingeschakeld. Men heeft gevoel al vast iets te doen. De weigering van de jongen (sit 5.7.1) om de zaak te bespreken werd gerespecteerd (model voor respect voor privacy en begrenzing). We begrijpen wel dat we mogelijk meegaan in een vermijdingsgedrag. Zulke ingrijpende gebeurtenis kan moeilijk zonder invloed zijn. Het heeft geen zin om in te gaan om een gevecht om het toch bespreekbaar te stellen. Er zijn voldoende andere werkpunten, waarvan de aanpak onrechtstreeks ook een antwoord biedt op de misbruiksituatie. Opvallend is ook hoe snel de omgeving soms dingen "vergeet". Twee jaar na de feiten besluit moeder om haar zoon ieder weekend en vakantieperiode van het hoogseizoen aan de kust op sportkamp te sturen. Ze begreep niet dat de jongen dit niet zag zitten. Situatie 5.7.2 toont aan dat het raakveld tussen slachtoffer en dader zijn soms erg nauw is. Omwille van de grote weerstand van de jongen tegen individuele therapie wordt besloten om de zaak binnen de leefgroep op te volgen. Er werd vooral gewerkt op stimuluscontrole, zodat hij niet meer in dergelijke situaties zou verzeilen. Het vormde een correctie op het aanvankelijk empathiseren naar hem toe als slachtofferrol. Loyaliteiten (sit 5.7.3) wegen zwaar door. Ondanks de ernst van de toestand blijven we ons basismodel respecteren. Met een bekentenis waarmee niet kan gewerkt worden zijn we niet veel. We willen waarschuwen voor bekentenissen die in een geheim, besloten kader gedaan worden. We merken soms dat jongeren in vertrouwen een delict bekennen (diefstal, druggebruik, agressie). De ontvanger ziet zich opgezadeld met een geheim. De jongere zelfs in de spanning kwijt die aan het verzwijgen vastzit. Hij heeft immers "gebiecht". Als er in een therapie al zo'n bekentenis komt, dan wordt vooral gewerkt in de richting van "wat gaat ge hier nu zelf mee doen"? 5.8. PROSTITUTIE. Sit 5.8.1: Een jongen fugueert frequent vanuit het MPI en wordt in de buurt van "het Park" teruggevonden. Via een neef die bij ons verblijft, vernemen we
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
21
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
dat de jongen zich daar prostitueert. Hij deed dit vroeger ook al. De vader van de jongen stelde dat hij zonder geld thuis niet welkom was. Sit 5.8.2: Een meisje dat op haar 18de uit het centrum vertrekt, blijkt enige tijd later in de prostitutie verzeild te zijn. Na haar vertrek trok ze in bij een vriendin die zich prostitueerde. Zijzelf werd aanvankelijk niet ingeschakeld: er werd niets gevraagd. Geleidelijk werd aangeboden dat ze op drukke momenten wat zou bijspringen voor wat extra zakgeld. Op andere momenten dan weer werd ingespeeld op haar durf: "Wedden dat ge niet....". Na een paar slippertjes zonder betekenis werd ze geleidelijk ingelijfd in het systeem. ACTIES, KNELPUNTEN & BEDENKINGEN Loyaliteiten naar gezinsleden continueren zelfs in mishandelingssituaties, zo sterk dat jongeren er zich voor willen prostitueren (ook jongens - wat we vroeger toch minder meemaakten?) Eens de grens overschreden onder de rationalisatie van "veel en gemakkelijk geld verdienen" is het moeilijk om de klok terug te draaien. Het gevoel om ze ervoor gekozen te hebben geeft controle over de situatie en vormt een buffer voor de schaamte. 18 jaar is een moeilijke kaap. De groepsdruk naar volwassen gedrag, wat gelijk gesteld wordt met opstappen en uw zin doen is groot. Sommigen stappen op (wetend dat het dom is), gewoon om hun gezicht niet te verliezen. Het mechanisme dat jongeren niet gebruskeerd worden tot prostitutie, maar er op een zachte manier "ingeluisd worden", hoort zeker thuis in een voorlichtingsprogramma. We betwijfelen of het vermelden van het scenario al voldoende is. Jongeren denken op die leeftijd nogal vaak dat "wat voor anderen geldt, daarom nog niet voor hen telt". 5.9. EXHIBITIONISME Sit 5.9.1: Een 20jarige jongen stelt frequent fuguegedrag (naar de rosse buurt). Daarnaast rapporteert hij een hoge seksuele aandrang, die hem noopt tot frequent masturberen (meer dan vijfmaal daags), waarbij hij soms uit de living weggaat als de spanning te hoog wordt. De jongen vertoont verder veelvuldig tics, stottert, bedwatert en heeft verschillende psychosomatische klachten. Hij vertelt zich vaak onrustig en angstig te voelen. Daarnaast merken we agressieuitvallen en ruimte innemend gedrag dat vooral tegen vader gericht is. Tijdens de therapie stelt hij dat zijn seksueel overprikkeld gedrag begon op 12 jaar. Hij was toen reeds opstandig en ging sterk in tegen zijn moeder (uitmaken in seksuele context). In een voorafgaand MPI werd hij na een ernstig conflict thuis terug naar de instelling gestuurd. Zijn moeder overleed een goede week later aan een fatale astma-aanval. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
22
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Hij voelde zich hier slecht over. Dit slechte gevoel kon alleen weggaan door te masturberen zo zegde hij. In zijn curriculum komen enkele exhibitionistische scènes voor: Een eerst maal is hij (op bezoek bij zijn tante) alleen thuis met een oude tante. Hij laat zijn broek zakken en masturbeert terwijl de vrouw gechoqueerd toekijkt. Hij geniet tijdens zijn verhaal nog van het effect. Later vertelt hij hoe hij zich voelde, toen hij langs de openbare weg masturbeerde. Plots kwam een politiewagen langs. Hij dook in een gracht, waar hij zijn activiteit verder zette. De spanning van de politiewagen die vertraagde en de mogelijke pakkans geeft een kick. Ooit was hij in de klas bij een vrouwelijke leerkracht. Ook daar maakte hij aanstalten om te masturberen. Door zijn extreem storend gedrag ondernam hij een zwerftocht langsheen de Vlaamse psychiatrische settings. Op zijn 17de werd hij door een volwassen bewoner mee naar diens kamer genomen. Na het zien van een porno film werd hij anaal gepenetreerd. Sit. 5.9.2: Jongen met een IQ van 70. Wordt geregeld in de buurt van speelpleinen aangetroffen waar hij kinderen begluurt. Hij masturbeert dan. We merken dat dit gedrag optreedt als hij een conflict met moeder heeft. Hij gaat dan zijn heimelijk gedrag stellen. Het geeft hem een kick. Hij weet dat het in feite niet mag van moeder (wraak). Verder voorziet het hem van een seksuele bevrediging die hem een zeker machtsgevoel geeft. Hij heeft geen kans op een horizontale heteroseksuele relatie. Hij is bepaalde punten jaloers op zijn jonger broertje. Hij beschermt die ook en verwijt moeder dat ze niet genoeg voor hem zorgt. Wanneer vader uit het gezin verdwijnt, stelt hij zich nog meer op gelijke voet met moeder. Hij verwijt haar dat ze met het jongen broertje dingen doet (begluren tijdens aankleden), die hij zelf ook doet. Hij wordt er voor gestraft, moeder niet. Bij conflicten zal hij soms ook op het toilet uitwerpselen uitsmeren. ACTIES, KNELPUNTEN & BEDENKINGEN Het is duidelijk dat het hier gestelde gedrag (sit 5.9.1) zeker niet beantwoordt aan wat contextgebonden hoort. Hij blijkt niet alleen last te hebben van een hoge aandrang, maar ook van intrusieve gedachten die aan de gang zijnde activiteiten verstoren. Hij heeft een vrij chaotische structuur. Hij functioneert het best in een herstelperiode na een conflict, waarbij de structuur het sterkst is en er openlijk gestraft wordt. De seksuele delicten hebben iets van ruimte innemende agressie. Verder vinden we elementen van een negatief zelfbeeld, angst en twijfel. Ondanks een goed sociaal inzicht beschikt hij over weinig relationele vaardigheden. Door zijn bizar gedrag staat hij buiten de groep. Het exhibitionistische succes zou hem een gevoel van macht geven in confrontatie met de onmacht van anderen. Dit machtsgevoel is een antagonist voor alle negatieve emoties.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
23
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Een structureel detail: het werd de jongere uit de eerste situatie verboden om in jogging naar de lessen te gaan (responspreventie). Verder toont het verhaal aan hoe jongeren (door gebrek aan gespecialiseerde opvang) naar setting verwezen worden waar ze niet thuishoren. De aangereikte oplossing vormt zelf een verder element van trauma. 5.10.
DE OVERPRODUCTIEVE HETEROSEKSUELE JONGEN.
Een 17jarige jongen is nog erg afhankelijk van zijn moeder. Sit 5.10.1: Moeder zelf kende verschillende bijzitten. De relaties verliepen moeilijk (er was veel geweld). Blijkbaar worden dominante mannen uitgezocht. De vrouw betrekt haar zoon in haar fantasie om de bijzit te verlaten en met haar zoon alleen te gaan wonen. Telkens weer stelt ze de beslissing uit, wat spanning en agressie oplevert bij de zoon. Deze gaat veelvuldig in conflict met moeders bijzit (bijna in opdracht van de moeder). Hij kan zich tegen de man echter fysiek niet weren. Bij ons profileert de jongen zich agressief Er zijn bijna periodieke fysieke conflicten met de leiding. Achteraf stelt hij dat de conflicten (waar hij ver in gaat) hem deugd doen. Ze geven opluchting al komt hij zelden als overwinnaar uit de strijd. De jongen blijkt verder een echte meisjesversierder (soms meerdere meisjes terzelfdertijd). Hij hecht veel belang aan zijn uiterlijk. In therapie vraagt hij regelmatig bevestiging voor zijn mooi uiterlijk. Na zijn vertrek uit ons centrum komt hij nog regelmatig langs. Hij noemt zich dan openlijk homoseksueel. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Meermaals merkten we dat een jongen welke door een vaderfiguur fysiek mishandeld werd of wordt, een sterk verlangen behoudt naar zijn moeder. Of moeder hiertoe openlijk signalen moet uitzenden (parentificatie) is ons momenteel nog niet zo duidelijk. Evenmin is duidelijk of moeder ook mishandeld moet worden. Blijkbaar capteren de jongens zoiets als een appèl van de moeder dat ze beantwoorden met een fantasie als: moeder weghalen, met haar ergens gaan wonen en nog lang voor haar zorgen. Deze situatie lijkt soms een weerslag te hebben op de eigen seksuele identiteit. Twijfel aan de eigen identiteit wordt ontkent en omgezet ineen overdreven heteroseksueel gedrag. De latente homoseksualiteit is niet bespreekbaar. Het mogelijk homoseksueel zijn wordt als een belediging gezien. De opgemerkte agressieaanvallen dienen om de spanning af te leiden, evenals de ontkenning te vormen van het feit "een mietje" te zijn.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
24
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
5.11.
KLINEFELTER XXY
Een jongen (17 jaar) met het Gilles de la Tourette syndroom Sit 5.11.1: komt uit een zwaar belast thuismilieu. Vader en moeder zijn gescheiden. Vader is alcoholverslaafd en uitermate agressief als hij gedronken heeft. Hij mishandelt zijn vrouw op zulke momenten. Moeder is zwak, stelt zich affectiever op naar haar zoon. Haar losbandig leven, waarbij ze bijvoorbeeld op aansporing van een van haar bijzitten in diens aanwezigheid de jongen seksueel benaderde is een van de vele niet verwerkte situaties. Op zijn 17de jaar krijgt hij te horen dat hij bovenop nog eens het Klinefelter syndroom heeft. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Deze diagnose zorgt voor de nodige onrust. Er zijn verschillende psychopathologische elementen mogelijk. Als enig element dat op dit vlak weerhouden wordt, vernoemen we naar hem toe een verhoogde impulsiviteit en stressgevoeligheid, waardoor hij extra moet opletten om in stresssituaties niet te bezwijken aan drank, agressie of fugues. Het leren onderkennen van de stresssituaties en het ombuigen ervan vormen een belangrijk leerpunt. Daarnaast verloopt de verwerking van de informatie over de genetische aspecten moeizaam. Hij begrijpt de uitleg van onvruchtbaarheid als "een verwijt rond impotentie". Aangezien hij niet impotent is trekt hij ook de diagnose in twijfel. Tot slot ging hij in zijn verwerking op zoek of vader dan wel moeder "schuldig" was. Het vergde heel wat overredingskunst (en tekenvaardigheid) om hem ervan te overtuigen dat de kans zowel bij vader als moeder zat; dat schuld hier niet relevant was omdat hier sprake was van toeval, niet van opzet. De verwerking ging over periodes van ontkenning, woede – seksuele overacting, marchanderen naar aanvaarding. Het feit geen kinderen te kunnen krijgen bleek een zorg voor later en speelde nog niet mee. 5.12.
DE OPVOEDER BESCHULDIGD.
Sit 5.12.1: Een jongen (André - 16 jaar) wordt doorverwezen door een ander MPI. Verwijzingsreden is een agressieconflict waarbij een leerkracht bedreigd werd met een mes. André is afkomstig uit een incestgezin (incest t.o.v. de oudere zus). Het gezin kenmerkt zich door een patriarchale structuur, niet communicatieve vaderfiguur, bemiddelende moederfiguur, veel verzwegen conflicten naar de buitenwereld, een defensieve opstelling naar buiten toe, waarbij een opmerking als fundamentele persoonskritiek beleefd wordt. De jongen heeft bij zijn opname slechts een gedoseerd contact met thuis. Hij beschuldigde vader ervan hem te slaan, waardoor een toezichtsmaatregel ten opzichte van de jongen werd uitgesproken. De ouders wilden hieropvolgend hun zoon langere tijd niet meer zien.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
25
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
André zelf vertoont sterke stemmingswisselingen, is eveneens niet communicatief, blokkeert plots en wordt dan bij verdere druk sterk fysiek agressief. Hij doet soms aan automutilatie. Hij pleegt erg frequent diefstallen en fugueert rond het ontdekken van die diefstallen. Soms fugueert hij uit thrillzucht. Binnen de leefgroep zit hij als zondebokfiguur vrij aan de rand van de groep. Zijn zus is na het uitkomen van de incestsituatie in een home geplaatst. Daar gaat ze een relatie aan met de behandelende psycholoog. Deze wordt ontslagen, maar houdt contact met het meisje. De situatie in het home wordt onhoudbaar. Het meisje trekt op haar 18de verjaardag in bij de psycholoog. Voor de ouders is dit een nieuwe slag. "Diegenen die het beter zouden moeten kunnen, blijken nog erger te zijn dan hen zelf." Nu zijn ze hun dochter voorgoed kwijt. Zolang ze bij de psycholoog is willen de ouders haar niet meer zien. André poogt wel om contact te houden met zijn zus. Vader is hier sterk tegen. Moeder is op de hoogte, maar wil officieel niets geweten hebben. De jongen fungeert een beetje als go-between, krijgt aanspreekwaarde door de nieuwsjes die hij terzijde meedeelt. Tijdens zijn verblijf in ons centrum wordt André enkele malen verliefd op een meisje, maar hij "grijpt elke keer naast de prijzen". Anderen zijn hem te vlug af. Hij vult deze leemte op met gefantaseerde verhalen van "een lief" in zijn thuismilieu. In de groep wordt hij een paar maal in het bed van een ander betrapt. De andere jongens beschuldigen hem van homoseksualiteit. Zelf kan hij hier maar moeilijk over praten. In therapie zegt hij dat hij bij de anderen naakt in bed kruipt op zoek naar wat warmte. "Indien er seks van zou komen, zou hij de ander uit bed duwen". Op het pestgedrag van de anderen reageert hij onhandig, waardoor het nog verder toeneemt. De stoeipartijtjes met andere jongens in de leefgroep ontaardden wel eens in seksueel gerichte aanrakingen. Hieruit komen problemen voort met de andere jongens en de opvoeders. De communicatie tussen het opvoedkundig team en de ouders verloopt moeilijk. De jongen vertrekt bijvoorbeeld met schoenen zonder veters naar huis, waarop de moeder uitvliegt en vraagt of haar zoon nu daarvoor op internaat diende te gaan. Wanneer de jongen op een bepaald moment thuis 500 fr uit de portemonnee van moeder gestolen heeft, gaat moeder bij een bericht daarover, hier weinig op in. Ze had wel al iets vermoed en zou haar geld beter wegsteken... Ze ergerde zich eraan dat hij van het geld bij Petrus (café) twee pinten gedronken had, waar hij er maar één mocht drinken... De andere kinderen hadden beter moeten toezien... André wordt omzeild (omdat hij anders misschien uit de bol gaat - of omdat zijn kandidatuur voor semi-internaat in gevaar komt als de focus teveel op hem komt te liggen?). Als een week later in het kader van opvolging weer contact genomen wordt, zijn het weer de opvoeders die André aan het zoeken zijn, van hem niets goed kunnen zien. De conflicten uit de leefgroep worden tegen deze achtergrond zo neutraal mogelijk besproken met moeder. We hadden het reeds over de verschillende conflicten rond homoseksualiteit. Deze worden aan moeder meegedeeld. De ervaring leerde dat wanneer dit niet gebeurde, André enige tijd later moeder een vertekend Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
26
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
verhaal bezorgde, waarbij hij het slachtoffer was en moeders verlangen om haar zoon thuis te krijgen tegen de vijandige instelling in nog groter werd. Op een bepaald moment neemt André samen met twee andere jongens deel aan een nachtelijke uitstap (thrillzuchtige fugue). Ze nemen zich voor om zich ergens in de struiken te verschuilen om meisjes te verrassen die passeren. De eerste die hen vindt is echter de hoofdopvoeder van de leefgroep. de jongens gaan terug mee naar het centrum en worden gesanctioneerd voor hun fugue. Moeder laait bij het verhaal hierover hoog op:"Eerst wordt hij gestraft omdat hij homoseksueel is; nu wordt hij gestraft omdat hij achter de meisjes zit. Weten jullie nog wel wat je vertelt?" De opvoeders vinden dat André dringend individueel therapeutisch begeleid dient te worden. Moeder is niet zo geneigd om haar akkoord te geven. Met psychologen loopt ze begrijpelijkerwijze niet zo hoog op. Uiteindelijk geeft ze een mandaat om rond diefstal te werken. André zelf is niet zo scheutig om in therapie te komen. De eerste keren moet hij door de opvoeder gebracht worden. Hij stak zich ook eens een namiddag weg in zijn kast. André vertoont in zijn functioneren drie markante gedragsketens: A: Hij spreekt zich weinig rechtstreeks uit als hij ergens niet met akkoord gaat. Om de zaak te forceren in functie van zijn wensen schakelt hij anderen in (bv. moeder) om voor hem de kolen uit het vuur te halen. Hij gebruikt uit de context gehaalde boodschappen. Als we bevragen of dit rechtvaardig is tegenover diegenen waarmee hij in conflict ligt, verwijst hij als argumentatie naar het feit dat zijn vader ook niet kan praten, en dat het pech is voor de anderen. "Als ze van hem niet moeten weten en hem afwijzen, mag hij ook zo doen". B: Hij heeft de neiging om bepaalde mannen (opvoedingsfiguren) waarmee hij in contact komt te idealiseren. Als zijn wensen niet kunnen ingewilligd worden blaast hij het contact op en zoekt hij een volgende figuur. Oorspronkelijk wordt alle kritiek naar die ideaalfiguur verschoven naar andere begeleiders. Als hij voor een misstap (bv. fugue, diefstal) geconfronteerd wordt, dat voelt hij zich verraden en krijgt het "ideaal" de volle lading. C. Hij kan zijn overtredingen niet toegeven. Zelf als iemand hem zien stelen heeft, ontkent hij met de hardnekkigheid die de observator aan het twijfelen brengt. Het lijkt erop dat hij een regel hanteert als "wat ik niet wil dat gebeurt, is niet gebeurd." Juist voor de ontdekking van een delict komt het soms wel tot een agressieve uitbarsting. Op een dag vangt een opvoeder flarden op van een gesprek tussen André en een andere jongen (Luc). Ze klagen er onderling over dat opvoeder René "niet van hun lijf kan blijven". De opvoeder komt tussen en vraagt waarover het gesprek gaat. Luc zegt op een nacht lastig gevallen te zijn door René, toen hij al in zijn bed lag. Dit gebeurde naar zijn zeggen al tweemaal. André zegt dat hij tijdens een verzorgingssituatie aan zijn knie, gevraagd werd om zijn Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
27
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
onderbroek uit te doen. René betastte zijn penis en vroeg "of hij het al dikwijls gedaan had met jongens". De opvoeder liet de jongens afzonderlijk hun verhaal doen aan de hoofdopvoeder. Het gegeven dat er klachten waren van twee jongens gaf de klacht subjectief een grotere waarschijnlijkheidswaarde. Verdere concretisatie bij Luc gaf een wankel verhaal. Hij wist niet goed meer welke dag het was, waar hij eerst het uur nauwkeurig wist te zeggen. Hij had de dader niet gezien, want durfde niet op te kijken. Het moest een opvoeder geweest zijn want de dader had schoenen aan. Verder was hij zeker dat het René geweest was omdat die op zijn verjaardag naar hem thuis gekomen was om hem te feliciteren, wat Luc toch maar raar vond. In de diverse versies van zijn verhaal veranderde hij geregeld elementen. Het verhaal werd heropgenomen met de therapeut. Waar de opvoeders binnen een meer confronterende sfeer bevroegen (waar twijfel aan het verhaal -door anderen verwoord- soms een versteviging van de versie uitlokt), werd hij hier nog onzekerder. Hij vertelde (op vraag of hij vroeger nog gelijkaardige ervaringen meegemaakt had),vrij plots een lang verzwegen verhaal waarbij een cafékennis van moeder hem mee op weekend had genomen. Deze man had hem verplicht in het zelfde bed te slapen. Luc diende zich uit te kleden; de man masturbeerde naast hem in bed. Hij was tijdens deze ervaring heel bang geworden en had jaren niet kunnen verdragen dat een man hem vastpakte. De consulent van de jongen werd op de hoogte gebracht. Aanvankelijk vroeg Luc expliciet om niets tegen zijn moeder te zeggen. Later deed hij het zelf wel in een snel gebracht ontladend verhaal. Beiden zwegen gedurende lange tijd, waarop moeder zegde dat ze het niet geweten had. Daarna werd er nooit meer over gepraat. Van moeder kreeg ik wel het signaal dat Luc zelf aan haar gevraagd had of hij bij die man mocht blijven overnachten. Hij was er vroeger reeds een paar maal geweest om op de computerspelletjes te spelen. Na dit weekend had hij nooit meer naar Carlos willen gaan. Hij stak zich weg als die man op café kwam bij moeder. Luc had mij wel verteld dat Carlos naar zijn moeder gebeld had om te vragen of hij daar niet mocht overnachten. Mogelijk zat hij een stuk in de knoop met "zijn eigen aandeel". Hij was er met open ogen ingelopen en voelde zich daardoor niet alleen bang, maar ook schuldig, woedend op die man waar hij eigenlijk intens bang voor was. De consulent werd ingeschakeld om een neutraal gesprek te hebben met de jongere. Gezien de aanvankelijke beschuldiging, die wel herroepen werd, wilden we principieel toch een externe partij betrekken om te garanderen dat de opvolging in deze zaak niet te sterk ingekleurd werd door "de belangen van ons centrum". Naast de externe meldingsplicht worden de handelingsplannen van de individuele therapieën ook aan de kinderpsychiater voorgelegd die aan ons centrum verbonden is. Therapeutisch werd met Luc kortere tijd gewerkt rond het leren stellen van grenzen, indien een dergelijke scène zich zou herhalen. Nadat dit via rollenspel ingeoefend werd, voelde hij zich een stuk rustiger en Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
28
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
sterker. Hij stelde ook dat hij naar René verwees als dader, "omdat hij dan iemand had om voor op te letten". In plaats van de angstige leegte te voelen, kon hij nu terugvallen op een script. In de therapeutische reconstructie werd de nadruk gelegd op het feit dat Luc (als kleine jongen, niet anders had kunnen handelen dan dat hij deed). Hij zweeg uit schrik. Nu zou hij zich anders gedragen (cfr. hoger). Gaandeweg kwam (eens hij zich sterker voelde), de wens om een klacht in te dienen tegen de pedofiel, omdat hij vermoedde dat "hij het nu nog met andere gasten deed". Dit was een goede stap omdat het de kans gaf de woede op een gepaste manier te ventileren. Het niet uiten van de woede leidt soms tot een sluimerende depressie (naar binnen gekeerde woede). Na een zestal sessies werd de therapie afgesloten. Met Luc werd afgesproken dat hij ten alle tijde mocht aankloppen om een gesprek te hebben. Met André liep de zaak anders. Deze hield voet bij stuk. In het dagboek was er rond de genoemde periode melding van een verzorgingsmoment. Opvoeder René had dit trouwens vrij onmiddellijk bevestigd. Hij stelde echter dat er niets gebeurde. André beweerde dat hij de therapeut ook op de hoogte gebracht had. Nazicht van mijn nota's leerde dat hij op een bepaald moment in de gang wel gewaagde van "een probleem met een opvoeder". Achteraf bij navraag in een volgende sessie ging hij hier niet op in "omdat het al opgelost was". Verder verwees André in zijn timing ook naar het moment waarop de leefgroep verhuisde. De verhuis, de verzorging en de melding van iets aan de therapeut lagen in de tijd gespreid over meer dan drie maanden. In een lang gesprek met de therapeut, gaf André geleidelijk toe dat hij wraak wou nemen op René omdat hij zich door hem verstoten voelde. Deze zou gezegd hebben dat hij nooit de waarheid sprak. "Welnu, hij had eens getoond wat hij waard was". In de therapiesituatie had hij enkele weken terug wel aangekondigd dat hij iets van plan was waar iedereen van zou opkijken. Hij gaf toe wel spijt te hebben van de beschuldiging, maar zeker niet terug te kunnen. Aanvankelijk wou hij het ontslag van René. Nu had hij daar spijt van. Verder wist hij te bevestigen dat hij gevoelens van verliefdheid gevoeld had voor René. De gevoelens waren nu wel weg. "Hij voelde niets meer". Er vond ook een gesprek plaats met opvoeder René. Deze stelde erg aangeslagen te zijn van deze zaak. Zijn vrouw had hem gevraagd onmiddellijk ontslag te nemen. Zijn grootste ontgoocheling zat niet in het feit dat hij beschuldigd werd. Hij had echter gedacht met verschillende jongeren een goede band te hebben. Hij ontdekte dat dit nu niet het geval was. De man was door het gebeuren dat hij absurd vond, zo aangeslagen dat hij geen moeite deed om zich te verdedigen. Voor sommige collega's was dit een punt waardoor ze op de duur toch begonnen te twijfelen. Juist het zwijgen in combinatie met de halsstarrigheid van André bracht hen aan het twijfelen.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
29
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Tot slot werd in het team een vrij open bespreking gehouden. De verschillende elementen van de puzzel werden naast elkaar gelegd. Na een grondige bespreking kwam het team tot de overtuiging dat René onschuldig was. Volgende argumenten gaven uiteindelijk de doorslag. Ten eerste was de stelling van André onjuist dat hij vroeger alles reeds aan de therapeut verteld had. Het wraakthema kwam zeer aannemelijk over en was congruent met één van de gekende communicatieschema's die André veelvuldig hanteerde (zie hoger). André wou twee dingen forceren: het ontslag van René (voor hem plots een slechte opvoeder); daarnaast de verandering van leefgroep waar hij reeds meerdere maanden (al van voor het gebeuren) op aan stuurde. Het team verklaarde zich bereid om verder te werken André. Hij zou verder op individuele therapie komen. Men ging niet zo ver te stellen dat hij zijn excuses voor de groep moest aanbieden (iets dat in zo'n geval binnen een confrontatiemodel wel denkbaar is). Men zou van André immers iets vragen waar hij zeker niet aan toe was; het zondebok fenomeen zou nog versterkt worden. Naar de groep (die natuurlijk op de hoogte waren van de beschuldiging) werd gesteld dat de zaak uitvoerig onderzocht was. De opvolging ervan behoorde tot de privésfeer van de jongens; er werden daarover geen verklaringen afgelegd. Ook André zweeg achteraf. Van bij de formulering van de aanklacht was de consulent van André ingeschakeld. Deze had wat later een gesprek met André en steunde ons in de overtuiging dat het beter was om bij ons met André door te werken. Externe therapie werd niet noodzakelijk geacht. Er ging van het gebeuren (de klacht en de afhandeling ervan) naar André toe weinig traumatiserende waarde uit. Hij verkoos wel om over dit thema niet verder te praten tijdens de therapie. Tot slot werd binnen het team afgesproken dat ieder op dezelfde manier 's avonds controle van de kamers zou doen. Men zou binnen de kamers zelf pas controle doen als er lawaai te horen was. We merken terloops op dat een goed jaar na het installeren van deze afspraak, deze regel niet meer zo strikt gehanteerd wordt. 5.12.2
Paul Hamers
Eind augustus merkt een opvoedster op kamp dat een meisje(Anja) een brief schrijft. De brief wordt weggemoffeld. Wat later komt het meisje met een verhaal. Ze vraagt om opvoeder Patrick aan te spreken. Deze zomer heeft hij het meisje voordat ze op kamp vertrok met BLOSO op haar kamer opgezocht. Net zoals andere keren streelde hij met zijn hand op haar rug, onder haar slaap T-shirt. In het doorgaan gaf hij haar een kus op de mond terwijl hij zegde, als hier ooit over gepraat wordt, dan is dit geen kus op uw mond maar op uw kaak geweest. De opvoedster is overstuur van dit verhaal. In feite kan ze het niet geloven; tezelfdertijd wordt het geloofwaardig verteld. Ze vertelt het verhaal aan de hoofopvoeder eens ze terug van kamp zijn. Het verhaal komt bij de psycholoog als “streling op de borst”. Achteraf blijkt dit een communicatiefout te zijn. De opvoedster zegt dat het ging om het ter zijde raken van de borst met een duim. Er is twijfel. Anja haar beste vriendin die duidelijk weet heeft van de feiten, is immers in conflict met opvoeder Patrick. Ze zou wel eens op wraak kunnen bezinnen. In die zin is de hy-
nota’s voorbereiding ’06-‘07
30
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
pothese ook dat een aantal gedragingen van de opvoeder uit de context getrokken zijn. Indien het verhaal waar is dan zijn de collega’s bezorgd over verschillende aspecten: ze wisten niet dat Patrick reeds langere tijd de rug van het meisje masseerde, de opvoeder had het meisje op een andere kamer dan de hare gelegd (had hij zich willen beveiligen?), de druk tot zwijgen was een zware fout, een meisje op de mond kussen (al was dit geen tongzoen) al even onbegrijpelijk. De hoofdopvoeder en de psycholoog bevragen het meisje. Ze houdt zich aan haar verhaal, mits een paar nuanceringen. De verandering van kamer was omdat ze vroeg op kamp vertrok en de kamergenote niet diende wakker te worden. De verandering van kamer was overlegd met de hoofdopvoeder van dienst (achteraf door deze bevestigd). De duim van Patrick raakte terzijde haar borst. Ze raakte verontrust omdat ze zich afvroeg of dit nu per ongeluk was of niet. De zoen op haar mond en de mededeling: “Dit is geen kus op uw mond, maar op uw kaak” verontrustte haar. Verder had ze het over de blik van Patrick die anders was. Het is algemeen geweten dat Anja verliefd is op de betreffende opvoeder. Vroeger hebben zij en haar leefgroepgenote, toen hun verleidingskunsten niet lukten de opvoeder van “graniet” genoemd. Anja zelf is een adoptiekind die voor haar adoptie in een weeshuis verbleef tot ongeveer 6 maand. Daarna verbleef ze ongeveer zes maanden in een kinderziekenhuis omdat ze een huidziekte had. We kennen haar als zeer aandacht-vragend, erg seksueel in haar opstelling (ze kent de afstands- nabijheidsregel niet - of past hem in haar lichamelijke opstelling niet toe), sterk prikkelgericht en hoog impulsief. Ze heeft weinig weerbaarheid, heeft de neiging om zwart wit te denken. Sommige personen aanbidt ze tot in het oneindige, andere verguist ze. Ze neemt weinig initiatieven, is eerder passief (voor sommigen lui). Soms lijkt het of ze alleen uit is op kortdurende genotsprikkels: snoep, seksuele bevrediging met het vriendje van het moment, door haar regeloverschrijdend gedrag voortdurend in conflict met volwassen. Alle dagen begint en een nieuwe dag, waarbij het voorgaande vergeten wordt (behoudens enkele koppige vetes met personen waarmee ze een buigen of barstens spel speelt). Haar gedrag was steeds moeilijk maar escaleerde na de scheiding van haar ouders. Bij een confrontatie is Patrick eerst onwetend, als we voorhouden dat de feiten naar ons aanvoelen juist zijn, bekend hij emotioneel, zeggende dat hij als een vaderfiguur wou zijn voor haar. Het gaat in zijn ogen over een aantal uit de context getrokken handelingen en gezegdes. Er is een confrontatie met het meisje waarin hij zijn spijt betuigt, er haar vooral op wijst dat ze nu toepast wat hij haar al zo lang wou leren: namelijk grenzen trekken als ze zich niet meer veilig voelt en dit signaleren. Al was ze verliefd, haar treft geen enkele schuld. Patrick vraagt na dit gesprek zijn overplaatsing aan. Het is duidelijk dat zijn motieven niet van seksuele aard maar van affectieve betekenis waren. Als opvoeder maakte hij een grove inschattingsfout. Hij overzag de impact van zijn gedrag niet. We opteerden niet voor ontslag omdat er een verhaal op tafel lag zonder tegenstrijdigheden, er veiligheid kon
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
31
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
geboden worden, we het schuldgevoel van het meisje nog niet meer wilden aanzwengelen. Moeder werd uitgenodigd om in de instelling op bezoek te komen. Het Vertrouwens-centrum werd verwittigd om de situatie extern te superviseren en met de ouders hun positie te bespreken. Moeder reageert ontgoocheld omdat een vertrouwensrelatie die voor Anja zo belangrijk was abrupt afbreekt. Vader wordt later op de hoogte gebracht (Anja vroeg om deze volgorde te respecteren).Hij reageert gelijkaardig. Het meisje dat vroeger al in individuele therapie kwam wordt nu verder begeleid. Onder het personeel heerst heel wat beroering. Een aantal collega’s vragen het ontslag van Patrick (o.a. op grond van de beeldvorming naar de jongeren en de buitenwereld toe). In een algemene vergadering worden gebeurtenissen en motieven toegelicht. Het gaat naar onze mening over een ernstige inschattingsfout eerder dan om een seksuele toenadering. Gezien 20 jaar trouwe dienst en een betrokken inzet naar de jongeren toe wordt door het dagelijks bestuur besloten om Patrick een kans te geven op een opvoederschap in een andere leefgroep. De emotionele schok die hij ondervond zal al een moeilijk te overwinnen hindernis zijn. Verder wordt een aangetekend schrijven verstuurd met een aantal verplichte stappen: interne functioneringsgesprekken en een evaluatie zes maand later. Enkele maanden later bekend het meisje aan een hoofdopvoeder (op wie ze ook weer verliefd is) dat er toch andere feiten gebeurden. Patrick heeft zijn hand op haar borst gelegd en die gedurende meerdere minuten gestreeld. Ze heeft dit verhaal zo aan haar vriendin verteld (die achteraf bevestigt). Ze bracht het mildere verhaal uit schrik voor het ontslag van Patrick. Weer vragen we ons af of dit geen overdreven verhaal is. Het wordt juist tegenover iemand gebracht op wie ze verliefd is, als wil ze met dit verhaal haar onvoorwaardelijke trouw betuigen. Bovendien heeft ze op seksueel vlak over haar vriendjes achteraf een paar verhalen verteld die ook overdreven bleken te zijn. Het ging over verhalen waarin ze dat vertelde als waar, wat ze eigenlijk had willen zien gebeuren. Bij het bevragen blijft ze bij haar verhaal. Ze zegt dat Patrick nu ook wel weer zal bekennen. Patrick ontkent de feiten deze keer sterk. Hij stelt als Anja haar woorden niet intrekt nooit iets mee met haar willen te maken hebben. Anja schrijft hierop een boze erg verwijtende brief. Toch blijft ze ergens genuanceerd: als ik haar vraag of ze Patrick weg wil zegt ze:”Nu wel, binnen 14 dagen niet meer”. Alhoewel er deze keer geen echt gevaar meer is voor dit of andere meisjes, zitten we wel met het probleem van een dispuut over de feiten. Dit ligt moeilijker dan de eerste situatie. Er volgt een confrontatiegesprek. Dit leverde niet veel op. Het meisje bleef bij haar stelling. Patrick zegde dat als er iets gebeurd was, hij zich dat niet kon herinneren. Verder beklemtoonde hij dat hij nooit een seksuele intentie gehad heeft. Het meisje leek hiermee in te stemmen. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
32
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Hierop zou weer een werkbare en veilige situatie kunnen gecreëerd worden. We bleven wel achter met een probleem naar arbeidsethiek. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Opvoeders worden wel eens meer geconfronteerd met verhalen van jongens die hen beschuldigen. Zo zijn er jongeren die zeggen geslagen te zijn (in de hoop naar een ander centrum te mogen). Beschuldigingen van seksueel misbruik hebben soms een gelijkaardig doel. Opvoeders worden dan niet alleen in hun werkidentiteit bedreigd, maar ook in hun totale persoonlijkheid. Deze beschuldigingen en de verwerking ervan dient goed doorpraat te worden. Anders blijft onzekerheid, wrok en een gevoel van in de steek gelaten te zijn. Daarnaast zijn het aantal verhalen over opvoeders of therapeuten die misbruik plegen vrij frequent. In opleidingssituaties wordt hier te weinig over gezegd. Het is evident dat het niet gebeurt. Daarom wordt erover gezwegen. Ook bij de aanwerving in ons centrum komt het thema weinig aan bod. Over agressieconflicten wordt daar wel gepraat. We verwijzen naar de structurele maatregelen op het einde van dit artikel om meer zicht te krijgen op stappen die we binnen de nabije toekomst willen toevoegen aan onze aanpak ter zake. Twee punten mogen in dit kader extra belicht worden. Het openlijk bespreken van aversies en affiniteiten t.o.v. jongeren blijkt belangrijk. Openheid staat immers in contrast met beslotenheid. Beslotenheid is een fasciliterende factor welke leidt tot isolement, vervreemding van de anderen en verder misschien zelf het stellen van niet tolereerbaar gedrag. Het feit dat noch opvoeder, noch therapeut daden stellen die ze in het nabij zijn van hun collega's niet zouden herhalen, is een handig criterium om de grens te bepalen. We willen aanvaarden dat de gevoelens van de therapeut van André zijn zus oprecht waren. de professionele relatie legt een ondoorbreekbaar taboe op het uiten van deze gevoelens. Als het gaat over recente gebeurtenissen lijkt een reconstructie belangrijk. Het is niet noodzakelijk deze reconstructie door politiediensten te laten doen (tenzij men juridische vervolging op het oog heeft). Bij de herconstructie bij de therapeut wordt reeds een eerste stap gezet op weg naar verwerking. Het inschakelen van een uitwendig superviserende partij lijkt nodig bij beschuldiging van mensen binnen een centrum. Het valt op dat mensen op zoek naar schuld of onschuld vaak persoonlijke criteria gebruiken: "Is de beschuldigde getrouwd, heeft hij kinderen?" Over jongeren wordt al gauw gezegd:"We weten dat hij/zij een grote fantasie heeft"....'t Is niet de eerste keer dat er gelogen wordt". Voor de collega's is het moeilijk om neutrale boodschappen te geven. Als een van de andere jongeren hen interpelleert, is een stelling als "de hoofdopvoeder is ermee bezig", (waar ze dat bij andere conflicten niet zeggen maar juist in eigen naam spreken) reeds een stellingname. Een ander moeilijk punt is wat men als eindpunt van onderzoek vastlegt. Gaat het over een bekentenis van een der partijen of over het creëren van een Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
33
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
werkbare situatie? Een bekentenis geeft duidelijkheid, maar is niet afdwingbaar en daardoor niet steeds haalbaar. In het hier als geciteerde geval (5.12.1.) wisten we wel een werkbare situatie te creëren. Werkbaarheid lijkt opvoedkundig/therapeutisch een haalbare kaart. Van strafrechtelijke zijde uit is dit misschien te vaag. In het tweede voorbeeld worden we dan weer geconfronteerd met een dispuut over feiten. Er bestond de kans op een elegante oplossing waardoor voor beide partijen werkbaarheid gecreëerd werd. We zitten ook echter met een ethisch aspect dat de (mogelijke) dader ook werknemer is. We denken dat seksueel contact, waar een opvoeder een jongere misbruikt dient te leiden tot ontslag van de betrokkene. Voorzichtigheid is geboden. We kennen uit tweede hand het verhaal van een schooldirectie die een tijdelijke leerkracht ontsloeg omdat er geen "rook was zonder vuur". Men geloofde de betrokken leerkracht wel stelde men, maar de ouders zouden daar anders over kunnen denken. In het belang van de goede naam van de school werd over gegaan tot ontslag. Bovendien is het de vraag wat men definieert als seksueel contact: iedere gewenste/ongewenste streling, aanraking en kussen, aanraking van geslachtsdelen, poging tot penetratie, effectieve penetratie. Houdt men rekening met de intentie achter gedrag (seksueel - affectief) of doet dit niet ter zake? Het feit dat een opvoeder een figuur is die verantwoordelijkheid draagt dient zeker verrekend te worden als voor hem verzwarend feit. 5.13. HET MEISJE DAT IN DE GROEP AANGERAND WERD. Sit 5.13.1: Meisje (16 jaar) met alle kenmerken van een borderline persoonlijkheid. Ze is onrustig, vertoont wisselende stemmingen, neemt verschillende identiteiten aan (de jongensachtige rebel, het verleidelijke meisje). Met de begeleiders is er een voortdurende strijd om de macht gaande. Fysieke en verbale agressie zijn niet uit de lucht. Ernstige automutilatie kan voorkomen. Linda's acties zijn gericht op het verwerven van aandacht voor haar persoon. Ze is op zoek naar mensen die om haar geven. Eens ze die vindt wil ze een onvoorwaardelijk engagement van 24 op 24 uur. Het niet inwilligen van haar aandachtsvraag wordt beleefd als een persoonlijke afwijzing, een bewijs van het feit dat anderen onbetrouwbaar zijn en zijzelf slecht, onwaardig. Ze is sterk egocentrisch en vrij intelligent (zeker op sociaal vlak). De intelligentie is echter ongericht. Op schools vlak wordt er weinig tot niets gepresteerd, waardoor de kloof tussen wat had kunnen zijn en wat is, steeds gapender wordt. Deze kloof wordt dan weer opgevuld met zelfoverschattend "showgedrag" dat negatieve reacties uitlokt van de omgeving, strijd oplevert en een onrechtsreekse bevestiging vormt van haar "slechte natuur". Bij haar opname (14 jaar) wordt ze bij voorkeur verliefd op mannelijke begeleiders die "gezag uitstralen". Later na het hieronder beschreven trauma en een lange chaotische en traumatiserende periode thuis bij moeder, zal ze zich enkel nog op vrouwen richten (bij voorkeur wat oudere vrouwen) die ze op affectieve manier benadert. Na de verleidingsact, stelt ze zich meer macho-achtig dominant op, waarop dan verwer-
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
34
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
ping van het "slachtoffer" volgt. Het bespelen van de ander geeft tezelfdertijd een gevoel van macht en schuld. Het verhaal: Een ander meisje vertelt de opvoedster 's morgens dat Linda iets erg heeft meegemaakt. Ze is 's nachts op haar kamer door een oudleerling aangerand. Ze waren die tegen gekomen op uitstap naar het circus. Na enkele uren had hij hen verlaten. Hij was door de opvoeder van dienst weggestuurd. Linda vertelde dat de jongen 's nachts plots op haar kamer was verschenen. Hij had zich op haar geworpen en was beginnen vrijen. Ze had geen weerstand geboden en was daar zelf verbaasd over. Het gegeven vervulde haar met schuld en afschuw. Verder was ze erg bang dat die gast zou terugkomen. In eerste instantie werd Linda naar een dokter begeleid voor een medische controle. Vervolgens werd bij de politie klacht ingediend tegen deze jongere (door de directie). Tijdens het onderzoek bleek dat de oud-leerling met een andere jongen van de leefgroep had afgesproken om een raam open te houden zodat hij in de leefgroep zou binnen raken. Acties, Knelpunten & Bedenkingen De fantasie van Linda was gekend. De opvoeders vreesden zich bij het ontdekken van het verhaal (dat hen trouwens bizar in de oren klonk) compleet belachelijk te maken. Het verhaal leek fantastisch. Indien er iets zou gebeurd zijn, dan zou Linda misschien wel veel meer betrokken zijn dan ze wel liet uitschijnen. In tweede instantie werd toch besloten om met Linda naar de dokter te gaan en achteraf klacht in te dienen. Als het verhaal onwaar bleek, dan hadden de opvoeders toch aangetoond dat ze bekommerd waren om Linda. Het verhaal bleek grotendeels waar te zijn. Wel had het meisje 's middags wat geflirt met de jongen - hem mogelijk uitgedaagd. Als centrum voelden we ons tekort geschoten omdat we een jongere welke ons toevertrouwd was niet voldoende hadden kunnen beschermen. Een van de opvoeders had geobserveerd hoe Linda de dagen voor het gebeuren reeds grof uitdagend gedrag stelde naar andere jongens toe. In deze context vond hij de oud-leerling eerder slachtoffer dan dader. Het ging minimaal om gedeelde schuld. Het meisje was hier erg van overstuur. Ze vond zelf al dat ze schuldig was, dat ze had moeten roepen. Het feit dat ze niet riep was het bewijs dat ze "het misschien wel graag had". In therapie werd uitgelegd dat mensen bij erg angstaanjagende situaties soms kunnen verlammen van schrik. Zelfs al zou zij verleidingsgedrag gesteld hebben naar de jongen toe, dan gaf dit hem het recht nog niet om "vervolggedrag" te stellen. In het slechte geval was ze onverstandig geweest door zulk gedrag te stellen. Dit gaf de ander nog geen rechten om geweld te plegen.. In feite had ze toen niet anders kunnen handelen omdat ze van niet beter wist. Tegen dit onschuldig zijn ging Linda erg in het verzet. Schuld sloot aan Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
35
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
bij haar negatief zelfbeeld. In die zin volgde ze de theorie van de opvoeder. Schuld geeft bovendien een vorm van controle: "Schuld impliceert opzet, opzet impliceert controle, controle impliceert dat men het anders kan aanpakken en dus geen slachtoffer meer zal worden". Belangrijk is dus dat men alternatief gedrag leert. Op dat moment is “schuld” overbodig. Verder is het belangrijk dat de therapeut het schuldgevoel bespreekbaar stelt, het daarom niet bevestigt, maar het zeker niet afwimpelt als nonsens. Ook hier werd een script ingeoefend van wat het meisje zou kunnen doen bij herhaling. In tegenstelling tot de hoger beschreven casus was de vaardigheid van grenzen stellen wel verworven, maar werd ze niet gebruikt. Het gevecht rond schuld leidde uiteindelijk wel tot de opbouw van een stevige therapeutische relatie, die meerdere jaren werkbaar bleek. Misschien is het belangrijk dat de therapeut de schuld niet onmiddellijk weg wimpelt (cf. schuld geeft controle), maar het meisje eerst de kans geeft om de schuld te voelen, alvorens ze te bewerken. Kenmerkend voor zowel jongens als meisjes is de angst om het misbruik weer te moeten herbeleven, de schuld over het eigen aandeel (cf. zinnelijk gevoel - parallel met kribbelen), schaamte over het gevoel niets waard te zijn. Deze schuld hangt soms ook samen met reacties uit de omgeving (zie sit 5.15.2) Hunter, Goodwin en Wilson (in F. Bruisma) stellen dat lagere-school kinderen de schuld meestal attribueren aan de dader. Adolescenten leggen de schuld zowel bij zichzelf als de ander (gedeelde schuld). Bij volwassenen wordt de schuld vaker bij zichzelf gelegd.Er is dus doorheen de ontwikkeling een verschuiving van de schuldattributie. Op grond hiervan pleiten ze voor een zo snel mogelijke behandeling. In de marge willen we hier opmerken dat bij het werk met borderline persoonlijkheden het team meermaals verdeeld wordt. Als geen andere verstaan ze de kunst om anderen te mobiliseren rond hun problematiek. omdat een langdurige investering van energie gevraagd wordt, de vorderingen erg langzaam gebeuren, bestaat de kans dat de geïnvesteerde energie niet in overeenstemming is met het resultaat. Door bepaalde daden van de jongere voelt men zich in de koude gezet. Gevolg kan dan zijn dat de jongere verstoten wordt. Bij dit soort problematieken zijn voor en tegenstanders sterk verdeeld in het team. Voorstanders van de jongere vertrekken van de kwetsuren waaruit ze de energie putten om blijvend krediet te geven. Anderzijds zijn er diegenen die zich vooral richten op het gedrag van de jongere. Men ziet controle en manipulatie waar die er volgens de jongere zelf niet is. Op deze manier ontstaat een strijd waarin de jongere geleidelijk terrein verliest, de geloofwaardigheid daalt. De sceptische opvoeders vinden ook dat er in vergelijking met de andere jongeren teveel aandacht naar de betrokken jongere gaat.
#
Sommige incestslachtoffers gaan een losbandig leven leiden. Dit kan bij enkele begeleiders begrijpelijkerwijze het vermoeden wekken "dat ze het zelf zoeken". Herhalen van het slachtofferschap verwijst naar verschillende componenten: Het slachtoffer voelt zich minderwaardig, heeft geen zelfrespect meer, wat aanleiding geeft tot respectloos gedrag.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
36
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
# #
Aanranding gaat niet over seksualiteit en affectie, maar over macht. Door zelf zaken te herhalen ontstaat wel geen liefde, maar macht over de zaak, krijgt het slachtoffer een gevoel van controle. Sommigen gaan zelf actief over tot daderschap. De woede over de vernedering wordt omgezet in triomf; door gelijkstelling met de dader ontstaat ook weer een vorm van controle. Linda vocht op een bepaald moment letterlijk voor een terugkeer naar haar moeder (met wie zij daarvoor bij momenten geen contact meer wou). Een jaar later stelde ze dat onze toestemming van toen, onze grootste fout was. Ze was toen nog niet in staat om beslissingen te nemen tegen haar moeder in. Waar wij respect wilden opbrengen voor bestaande loyaliteiten, verweet zij ons gemakzucht en een te geringe betrokkenheid. Haar oordeel was hard, maar confronteerde ons met het gegeven dat aan sommige jongeren op een bepaalde leeftijd beslissingen gevraagd worden waar ze emotioneel nog niet aan toe zijn. Een keuze laten is in sommige situaties pijnlijker dan een verbod opleggen. Doorheen deze situatie zien we twee grote stromingen terug die we ook in de literatuur terugvinden. Aanvankelijk was er de theorie rond de kinderlijke seksualiteit. Derhalve waren kinderen potentiële verleiders. Bij de benadering van de problematiek stonden de seksuele behoeften van kinderen nogal centraal. Daarna ontwikkelde zich de feministische richting. Seksueel misbruik werd gezien als een uiting van machtsongelijkheid tussen dader en slachtoffer. Binnen deze machtsongelijkheid is er (terecht) geen ruimte voor daders die menen dat ze de kinderlijke aspiraties met affectie beantwoorden.
5.14.
KWAADHEID OP DE THERAPEUT OMDAT HIJ HET SEKSUEEL MISBRUIK
ONTMASKERDE
Sit 5.14.1 Een meisje wordt vanuit een K-dienst aangemeld met een zware gedragsproblematiek. Haar uitagerend gedrag met druggebruik, groepsfugues en een extreem wantrouwen in volwassenen deden vroeger de hypothese van seksueel misbruik ontstaan. Na drie jaar therapie komt ze in ons centrum tot een bekentenis op dit punt. Deze bekentenis wordt niet gevolgd door een gevoel van opluchting, maar juist woede naar de therapeut: “hij nam de geheime krachtbron, die zoveel jaar een reden was om te haten, maar ook om overeind te blijven in de groep van haar af”. Acties, Knelpunten & Bedenkingen Zonder het motief haat, vervalt het meisje tot wat voor haar mediocriteit is. Grijze middelmaat. Het is gevaarlijk om als therapeut niet in de val te stappen om op geheimen te gaan jagen. Dit kan een doel op zichzelf worden (om zich te bevestigen t.o.v. die het daarvoor niet wisten). Dit is echter een vals motief. De therapeut moet deze mogelijkheid onder ogen durven zien. 5.15 NA DE ONTDEKKING VAN HET SEKSUEEL MISBRUIK WORDT HET KIND OPENLIJKE OF HEIMELIJK UIT HET GEZIN GEWEERD. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
37
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Sit 5.15.1 Jan wordt als 8 jarige meerdere jaren misbruikt door een vriend van de familie. Zijn vader reageert na de ontdekking met: “Nu zijt ge geen Jansen meer. Een echte vent laat zoiets niet doen”. De jongen ontwikkelt later een ernstige encopresis problematiek. Het is niet zo direct duidelijk of deze fysisch (beschadigde kringspier) dan wel een reactief psychisch gebeuren is. Daarnaast heeft hij woedeaanvallen en gaat hij zich bemoeizuchtig, dominerend, controlerend opstellen naar andere gasten toe. Sit 5.15.2.: Jean zijn ouders zijn gescheiden kort na het bekend raken van het feit dat hij door een vaderlijke oom misbruikt werd van zijn zes tot zijn negen jaar. Vader stelde dat Jean medeplichtig was. Hij had zich moeten verzetten. Verder steekt hij zijn zoon door dat hij de reden van de echtscheiding is. Wanneer Jean op bezoek is bij vader stelt die zich streng en afwijzend op. Moeder dan weer is zacht en begrijpend. De jongen zelf voelt zich schuldig. Hij zegt dat hij op zijn zes nog van niets wist. Later was hij zich wel bewust van het feit dat er iets niet klopte. Het duurde dan nog wel jaren voor hij aan de alarmbel trok. Hij geeft vader gelijk. Sit 5.15.3 Een meisje van 17 jaar wordt aangemeld in het kader van een ernstige misbruiksituatie. Ze verblijft voor haar opname bij ons in een onthaalcentrum. Ze is daar naartoe gestapt op het moment dat moeder bevallen is van een meisje. Naast haar stiefvader en moeder zijn er nog twee jongere broers in het gezin aanwezig. Karla is een dochter uit een vorige relatie van moeder. De man verongelukte toen ze in verwachting was. Nadien had moeder nog diverse relaties. Alleen de jongste zoon en het nu geboren zusje komen voort uit de relatie van moeder met haar huidige man. Reeds van toen ze elf was startte naar aanleiding van een klacht van haar een begeleiding naar het gezin op voor incest. Vader ontkende toen echter alles. Thans geeft hij de feiten toe (behoudens het feit dat er penetratie was). Het feit dat Karla geen gynaecologisch onderzoek wil is voor hem een belangrijk bewijspunt. In de gevangenis wekt vader blijkbaar veel sympathie op. Zowel de aalmoezenier zijn geneigd om vader in zijn verhaal te geloven. Deze hard werkende, kleine wat schuchtere man is het slachtoffer van de verleidingspogingen van zijn dochter. Voor de gerechtspsychiater gaat het om erg zware feiten, die getuigen van een grote perversie. Hij spreekt van een sado-masochistische relatie. (Aan ons de moeilijke opdracht om het meisje later duidelijk te maken dat vader vanuit zijn “onder”-positie controle wist uit te oefenen). Moeder volgt vader mee in de ontkenning van de betrekkingen. Later, als Karla toch een gynaecologisch onderzoek wil, zal ze de theorie versterken dat vader verleid werd. Ooit kwam Karla naakt op hun kamer paraderen. Dit vormde een prikkel waaraan vader niet kon weerstaan. Daarop ontstond het misbruik. Aan het misbruik zijn een reeks markenten gegevens verbonden: Karla blijft intens verlangen naar moeder, “wiens enige echte dochter ze is”. Moeder wil Karla en vader gelijk straffen. De dochter mag pas thuis slapen, als ook vader terug thuis is. Pas na lange tijd zal Karla toegeven dat ze vermoedt dat moeder van het misbruik Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
38
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
wist. Ze beschermt moeder lange tijd. Pas als duidelijk is dat moeder niet voor haar kiest (na een fugue vraagt moeder: “bel ik de instelling of de rijkswacht”) zal de loyauteit iets verminderen. Karla denkt ook dat haar naturlijke vader niet overleden is. Moeder vraagt dat Karla een brief schrijft waarin ze zegt dat de beschuldiging van vader onjuist is. Als ze dat doet mag ze wekelijks naar huis. Ze mag er wel niets over zeggen tegen de opvoeders. Karla is jaloers op haar broers. De oudste werd er ooit bij geroepen toen vader zijn werk niet kon afmaken. De avond voor Karla’s vertrek wou hij ook klacht indienen. Karla maande hem aan om thuis te blijven. Nu kiest hij de kant van de ouders. Materieel heeft hij het goed. Als we een bezoek van Karla aan haar vader bespreken komen merkwaardige elementen aan het licht. Karla wil haar vader in de gevangenis bezoeken. Ze heeft hier rond angst en een erg dubbele houding. Enerzijds wil ze vader wel geloven als hij stelt dat alles anders zal zijn. Anderzijds had ze hem ooit aan de telefoon (op bezoek bij moeder thuis) dat als hij vrij zou zijn, hij met Karla naar Frankrijk zou trekken en haar daar een kind zou maken. Karla stelt dat het bezoeken van vader met een andere man aan haar zijde een blijk van agressie naar hem toe zou zijn. Bovendien zou hij zijn blik aanpassen aan het gezelschap en zou ze nooit kunnen uitmaken of hij het nu meent of niet. In de leefgroep heeft ze lange tijd nachtmerries. Om zich te beveiligen legt ze een mes onder haar kussen. Vader heeft vroeger gezegd dat “als het ooit uit zou komen, dat hij er een eind aan zijn leven zou maken, en het meisje mee zou nemen”. ‘s Nachts droomt ze hoe vader en enkele anderen achter haar komen. De dromen worden erger. Naarmate de tijdsdruk groter wordt (vader moet terug voor komen - Karla heeft haar brief nog niet geschreven om haar klacht in te trekken) komen de personen dichter bij. Ze zegt nooit meer thuis te willen wonen. Wel wil ze controleren of haar zusje niet misbruikt wordt. Ze zegt dat kinderen tot 11 jaar dit uiten in hun tekeningen (naakte mensen tekenen, geslachtsdelen tekenen). Ook zij deed dat, maar werd hiervoor ter orde geroepen door haar leerkracht. Vanaf 11 jaar zegt ze, wordt een kind beschaamd en stopt het die gevoelens weg. Op zoek naar een “goed gevoel” (zie verder) blijkt dat Karla al van haar vijfde misbruikt is. Het blijkt te gaan over een vorige bijzit van moeder. Ze hoorde hem ooit tegen vader zeggen dat “hij Karla ook al gehad had”. Daarop kwamen de herinneringen terug. Karla heeft dezelfde tatoeages als vader. Het is niet duidelijk of dit gekozen of opgedrongen is. Ook naar beroepskeuze was ze lange tijd conform aan vader. Dan pas deed ze een correctie. Het is duidelijk dat ze binnen de carrosserie activiteit van vader lange tijd fungeerde als zijn gewaardeerde kompaan. Alhoewel ze nog niet mocht rijden met de auto voerden ze samen herstelde auto’s terug. Naar opvoeders gedraagt Karla zich erg dubbel. In een één-één situatie is ze positief, meewerkend, aanhankelijk. Vanaf dat ze bij leefgroepsgenoten verkeert, zal ze negatief spreken over opvoeders en gezagsdragers. Bovendien is ze erg dominant in de omgang. Ze controleert anderen; duldt geen opmerking, want dat is een Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
39
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
afwijzing. Vooral bij vrouwelijke opvoeders streeft ze een exclusieve relatie na (gericht tegen mannen). De dubbele houding die hierboven beschreven wordt, uit zich ook naar opvoedsters. Karla heeft de neiging om de opvoedsters exclusief voor haar op te eisen. Dit belet niet dat ze achter de rug dan weer vijandige commentaren uit. Als ze hiermee geconfronteerd wordt, beleeft ze dit als een regelrechte afwijzing. Ze stelt zich op gelijk niveau met de begeleiders. Deze parentificatie zien we ook thuis optreden. In de “wij” vorm rapporteert ze hoe besloten werd om een huis te verhuren aan jonge mensen. Karla’s gedrag typeert zich door opstandigheid, agressie, het bedreigen van anderen. Verder merken we automutilatie, extreme stemmingswissels en grote angsten. Ze maakt over haar gedrag engagementen, maar kan niet op tegen groepsdruk en verleiding. Ze wil bovenal een gewaardeerd durver zijn. Onder druk verliest ze zich in een drug gebruikend gedrag. Ze eist seksueel gedrag op (dit tegen de normen van de instelling in - met een jongen van de eigen leefgroep). Ze zegt mondig: “Het is niet omdat ik misbruikt ben, dat ik niet verliefd mag worden en seks mag hebben”. Karla’s gedrag kan rond een aantal “kind-toestanden” geclusterd worden. Het Behoeftige kind: nood aan warmte, verzorging, liefde, controle/veiligheid, aandacht: het Jaloerse kind: samen met oudere broer tegen jongere broer en jongere zus (natuurlijke kinderen ouders): “Zij krijgen liefde”, “‘t Is altijd ik”; het Bange kind: als de dood voor afwijzing; het Schuldige kind: geleerd te liegen om ontdekking te vermijden, “Als ik zie hoelang die miserie al duurt, zal het mijn schuld wel zijn”, nam seksuele initiatieven naar vader toe, kreeg materieel in die tijd veel van vader, schuld over jaloersheidsgevoelens; het Wraakzuchtige kind: kwaad op moeder (weet van misbruik), kwaad op vader, uitvliegen, “zenuwen afkoelen”, de sfeer ondermijnen; de Verzorgende ouder: de anderen beschermen, een luisterend oor zijn, anderen raad geven, identificeren met lijden van anderen. Opvallend is hoe deze toestanden naast elkaar bestaan zonder kans op integratie. Sit 5.15.4 Christa werd als 10 jarige door haar broer misbruikt. Vader komt erop uit. Broer wordt terecht gewezen. Later vertelt ze hierover op school, ze zegt dat ze nog steeds ontredderd is. De verpleegster contacteert de moeder. Deze reageert begrijpend tijdens het gesprek. Thuis gekomen krijgt Christa het deksel op de neus: moeder verwijt haar met vreemden over dit probleem gepraat te hebben. Bij de opname in ons centrum vertoont Christa extreem agressief gedrag naar anderen toe. Anders dan bij de anderen is er na een agressieconflict geen rustpauze. Er kan onmiddellijk een nieuw conflict optreden. Opvallend is hoe ze zich verliest in de agressieconflicten, blijkbaar niet stopt op het moment dat ze risico loopt op verwonding. Pijn lijkt in tegendeel iets dat bijna opgezocht wordt: Christa automutileert veelvuldig. Ze heeft een negatief zelfbeeld. Ze zegt niets te kunnen. Er zijn ernstige concentratie en leerproblemen.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
40
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Geleidelijk ontwikkelt ze ook een positieve band met een aantal medewerkers. De band is broos, ze voelt zich bij de minste opmerking nog steeds verworpen. Van personen die voor haar belangrijk zijn krast ze de eerste letter van hun naam in haar arm. Ze idealiseert voornamelijk vrouwen: ze heeft een reddersfantasie, ziet ze als vervangende moedefiguren, voor wie ze alles doet, in de verwachting dat ze geliefd zal worden als een dochter. Ze heeft een gevoelige kern, waarbij ze op haar manier poogt om betrokkenheid over te brengen (cadeautjes kopen ondanks het feit dat ze bijna geen geld heeft). Bij momenten is deze gevoelige kant weggestoken achter een agressieve, rebellerende, niets ontziende houding. De gevoelige kant is op zo’n moment niet ter bespreking te stellen (het komt bij haar over als “slijmen”). Na een erg moeilijke periode komt ze in therapie tot de onthulling dat ze seksueel benadert wordt door een vriend van vader. Nog later komt aan het licht dat vader haar seksueel benadert. Vader wordt in aanwezigheid van het vertrouwenscentrum uitgenodigd voor een gesprek Hij ontkent, zegt dat hij juist zijn dochter graag ziet, terwijl zijn exvrouw dat juist niet doet. We blijven bij onze stelling dat we Christa geloven. Vader loopt zijn eigen hulpverleners af, dreigt met zelfmoord. tijdens het confrontatiegesprek biedt hij zijn excuses aan aan Christa. Een aantal feiten kan hij zich niet herinneren (hij had gedronken). Er wordt afgesproken dat Christa niet meer alleen bij vader mag zijn en er ook niet mag overnachten. Het is duidelijk dat vader zijn niet ingeloste affectiebehoefte bij zijn dochter wil ingewilligd zien. Hij zegt zelf seksueel misbruikt te zijn in zijn jeugd. Bij Christa treedt er regelmatig revictimisatie op. Ze zegt naar warmte te verlangen. Ze weet dat ze dit met seks moet betalen. Ze staat onverschillig tegenover wat er met haar lichaam gebeurt. Deze revictimisatie leidt op iets langere termijn tot grote schuldgevoelens. Regelmatig stelt ze parasuïcidaal gedrag. Ze neemt bijvoorbeeld medicatie in. Op die manier hoopt ze de zorg van moeder voor haar terug te winnen. Automutilatie gecombineerd met een grote onrust treedt op bij nieuwe periodes van seksueel misbruik. Het lijkt een communicatie om aan te geven dat er iets mis is, zonder het geheim prijs te geven, de geheimhoudingsplicht te schenden. Als vader depressieve buien heeft dreigt hij ten aanzien van de kinderen om er een eind aan te maken (model-parentificatie). Op andere moment bespreekt hij met moeder hoe Christa hem in de problemen bracht door bij ons te komen praten. Er gebeurt op een subtiele manier schuldinductie. Vader en moeder vinden elkaar in wat zij het verraad van Christa noemen. Ze rapporteerde zowel de verwaarlozing door moeder als het misbruik door vader. Dit bestendigt de afwijzingspositie. Christa kan wat haar is overkomen moeilijk plaatsen en verwoorden. Ze heeft een boek gelezen over een incestslachtoffer. Dit boek wordt voor haar een leidraad over hoe ze voelt, en beleeft. Vooral echter het hopeloze, het blijvende van haar problemen baseert ze op het boek: “Gij weet niet hoe het voelt. Dit gaat heel uw leven niet over. Niets helpt”. Probleemsamenhang in bijlage1 Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
41
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Acties, Knelpunten & Bedenkingen De maatschappelijke druk op mannelijk ideaal leidt tot een verstoting van de slachtoffers. Jongeren hebben de neiging om zich naar ouders ontzettend loyaal op te stellen (al beweren ze het soms anders). Bij een echtscheiding beleven ze deze niet als een probleem tussen ouders, maar eerder als een gegeven dat de ouder(s) hen niet graag genoeg zien om samen te blijven. Rond dit niet graag zien leggen ze de oorzaak soms bij zichzelf. Het seksueel misbruik begint voordat de jongeren soms weten, wat seksualiteit is en wat er verkeerd aan zou kunnen zijn. Ze rapporteren dit gaandeweg wel te beseffen. Het feit dat ze zelf geen einde maken aan het misbruik zien ze als een vorm van medeplichtigheid. Achteraf kan een van de ouders ondanks begrip voor het slachtofferschap, soms zeggen: “Waarom heb je dit niet eerder gezegd?” De jongeren voelt zich dan weer verantwoordelijk voor dit niet melden, het niet voldoende vertrouwen van de ouder. W. Gianotten (in Baarman, ‘95, p 51): Specifiek voor misbruik bij jongens: de geslachtsdelen zijn meer uitwendig. De dader krijgt in de erectie en de zaadlozing het bewijs van wat hij zoekt. In die zin zal er soms agressiever naar de bevrediging toegewerkt worden. Voor de dader is dit enerzijds een bewijs van macht, kadert het anderzijds in de visie dat het “slachtoffer” het graag had. Waar jongens onder een verhoogde hormonale druk (t.o.v. meisjes) al eerder neigen tot het loskoppelen van intimiteit en seksualiteit, bestaat door conditionering de kans dat bevrediging aan agressie gekoppeld wordt. Juist deze combinatie van agressie en seksualiteit kan leiden tot een eigen daderschap. Een aantal jongeren gaan excessief seksueel gedrag stellen (excessief masturberen tot bloedens toe). Andere conditioneringen zijn die op de combinatie van opwinding en afstandelijkheid, pijnigen en gepijnigd worden, kinderen van de leeftijd die men zelf had op het moment van het misbruik. Jongens zullen meer externaliseren, meisjes meer internaliseren. Jongens gaan meer externaliseren als het misbruik na de kleuterschool valt. Soms echter gaan ze zich ook angstig terugtrekken uit de sociale contacten. In de sociale omgang gaan misbruikte meisjes zich eerder op oudere jongens richten. Misbruikte jongeren zullen eerder spelen met jongere kinderen. Het externaliseren van de jongens uit zich onder andere onder de vorm van agressie, maar ook een extreme sociale druk en controle op mensen uit de omgeving. Dit verwarring van agressie en seksualiteit kan op latere leeftijd leiden tot een sadomasochistische relatie (als de andere partner ook misbruikt is). Justice en Justice (in Baartman, ‘95,p 120) maken onderscheid tussen diverse types van daders. Ze onderscheiden de psychopatische dader (geen schuldgevoel, vaardig in het manipuleren van anderen in functie van eigen behoeften); de pedofiele pleger (exclusieve voorkeur voor kinderen); de psychotische pleger (misbruik tijdens psychotische opstoot, rusteloos en verward); de symbiotische dader (80 % hoort tot dit type; nood aan affectie Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
42
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
en lichamelijke nabijheid, niet geleerd om op niet seksuele manier uiting te geven aan gevoelens). Bij de dochter worden zorg en liefde gezocht die bij volwassen vrouwen niet te vinden zijn. Er zijn vier verschillende subtypes. De tiran (1): regeert met strakke discipline, wantrouwt iedereen, dochter op bevel beschikbaar. De rationaliserende pleger (2). Ondertypes: de minnaar (seks tussen vader en dochter het hoogte bewijs van vaderlijke liefde; de voorlichter (meest geschikt om beginselen van seks bij te brengen); de beschermer (dochter haar seksuele behoeften bevredigen om haar weg te houden van slechte mannen in de wereld); de elitist (hij en dochter boven de rest van de wereld verheven); de bezitter (dochter eigendom); de seksueel bevrijde (seks met dochter moet kunnen). De introverte pleger (3). Het hele gezin is van de buitenwereld afgesloten. Alleen in het gezin voelt hij zich veilig. Op de buitenwereld maakt hij depressieve indruk. Hij probeert zijn teleurstelling te verlichten door seks te zoeken bij zijn dochter. De alcoholist (4). Hij zegt dat hij dronken was (excuus) toen hij seksueel contact had en moet achteraf drinken om zijn schuldgevoel door te spoelen. In Bulletin VGt (juli ‘99) vinden we een drievoudige indeling van daders. De studie werd uitgevoerd door Daan van Beek. Deze indeling is gebaseerd op de residentiële werking met 20 daders. Binnen die proefgroep werd voor elk van de drie types dader experimenteel bewijs gevonden. Seksualiserende dader: Deze dader is in zijn vroege jeugd slachtoffer geweest van geweld en seksueel misbruik. Dit geweld is in tegenstelling tot de andere dadertypes gepersonaliseerd naar dit kind specifiek. De vaders waren tijdens het plegen van de feiten nooit onder invloed van drank of drugs i.t.t. bij de andere dadertypes. Er is een negatief zelfbeeld en een angstig-ambivalente hechtingsstijl. Op school is hij gepest en uitgesloten. De pleger trekt zichzelf terug en neemt zijn toevlucht tot een compenserende seksuele fantasiewereld. Vanaf de puberteit worden er eerst hands-off, later hands-on delicten gepleegd. De daden worden eerst in fantasie lang voorbereid. De pleger hoopt zijn fantasieën te verwerkelijken in gedrag. In vergelijking met de andere types daders hebben ze meer dissociatieve verschijnselen, meer persoonlijkheidsstoornissen. Ze hebben het meeste besef van de impact van wat ze deden met de slachtoffers (mede ook de hoogste empathische mogelijkheden). Als groep ontwikkelen ze meer seksueel afwijkende voorkeuren. Naar behandeling heeft deze groep meer dan andere daders baat bij een toepassing van het delictscenario/ terugval-preventiemodel. De seksualiserende plegers is eerder overgeremd in zijn sociale contacten. Het verbeteren van zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn belangrijk in de behandeling. Verder dienen de heteroseksuele vaardigheden verhoogd te worden. Hun over seksualiserende opstelling wordt gezien als een cognitief coping mechanisme dat compenserend werkt op het basisschema: “Ik ben zielig”. Soms wordt een seksuele hulpverleenster ingeschakeld. Bij compulsief obsessieve daders kan soms medicatie toegediend worden. Anti-sociale daders: Deze pleger is eerder het slachtoffer van een inconsistent gewelddadig opvoedingsmilieu. Dit geweld richtte zich naar alle leden van het gezin.Er is een positief zelfbeeld (extern). De dader stelt zich superieur op. Op school waren zij de pesters. Er is vrij jeugdig aansluiting bij Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
43
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
randcriminele jongeren. Niet seksuele delicten worden op jonge leeftijd gepleegd. Er is sprake van alcohol en drugsmisbruik; vaak worden schulden gemaakt. De seksuele delicten worden op impulsieve manier gepleegd. Er is geen bekommernis over de slachtoffers. Het is de groep die vanaf zijn 15de het meest ervaring heeft met wederkerige seksualiteit, hierin gevolgd door de wraakzuchtige plegers (al is het op wat hogere leeftijd: m=19 jaar). Bij de seksualiserende daders is er het minst sprake van wederkerige seksualiteit. Als groep hebben ze de minste empathische vaardigheden. Deze daders blijken tijdens het delictscenario eerder te verkillen dan meer empathie te ontwikkelen. Ons inzien heeft dit te maken met hun motivationeel proces: ze zijn niet bereid om hun levenswandel op te geven. Als in hen opkomt om iets te doen, dan doen ze dat gewoon. Als het voor de ander niet past, dan heeft die pech. Wraakzuchtige pleger: In andere typologieën ontbreekt dit type vaak. Omwille van de ernst waarmee deze dader toeslaat (zware verwonding, doodslag) is hij als apart type te vermelden. In de jeugd was er ook een fysiek bestraffende opvoedingsstijl, waar vader van eenieder absolute onderwerping eiste. Net als bij het eerste type is er een angstig-ambivalente hechtingsstijl. De dader stelt zich onderwerpend, conformerend op. Op school werd hij gepest. Hij poogt de agressie te ontkennen of beheersen. Het zelfbeeld is wankel. Hij gaat aanleunen bij een partner. Als die relatie spaak loopt wordt (vaak onder invloed van alcohol) een seksdelict gepleegd. Agressie is het hoofdmotief. Het slachtoffer is meestal een onbekende vrouw, soms de partner. Dit type van dader is overwegend sociaal aangepast, maar wel afhankelijk. Bij de behandeling staan relatietherapie, agressiehantering en tegengaan van alcoholmisbruik centraal. Het schema: “Vrouwen zijn verantwoordelijk voor mijn miserie”, dient bestreden te worden. Naar behandeling van al deze types van daders toe, dient gezegd te worden dat volledige interne controle soms een illusie is. We moeten dan ook externe controle inlassen. Verder dient een diagnostiek een volledig beeld te maken van persoonlijkheidsstructuur en functioneren, ook van de psychoseksuele ontwikkeling. De delictscenario procedure Lineham leert ons dat de chaos voortkomt uit een combinatie van traumatiserende omgevingsfactoren invaliderende omgeving: (p 15) behoeften en emoties worden ontkend i.p.v. ingevolgd of minstens bevestigd -als het kind zegt dorst te hebben wordt dit betwijfeld; uitingen van verdriet, pijn of angst worden onthaald op hoongelach en afwijzing; op emotionele uitingen wordt de ene keer niet gereageerd, een andere dan weer heel sterk; mislukken wordt steeds toegeschreven aan het kind, los van de inspanning die het reëel leverde; aangezien men het uiten van emoties diskwalificeert en slechts reageert na extreme escalatie, ontwikkelt het kind iets dat zweeft tussen extreme teruggetrokkenheid en extreme ontremming). Deze invaliderende omgeving zal in interactie treden met een biologische kwetsbaarheid. Men kan wel degelijk opmerken dat deze jongeren beschikken over weinig veerkracht (resiliance cfr. Cees van Lieshout). Dit aspect veerkracht zou, als we het goed begrepen hebben verwijzen naar een stabiel persoonlijkheidskenmerk dat sterk samenhangt met psychische gezondheid of betere weerstand tegen ontbering en ontwikkeling van pathologie). Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
44
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Verder is een fundamenteel kenmerk van deze jongeren hun emotionele kwetsbaardheid: dat ze op prikkels uit de omgeving erg reactief reageren. De ontreddering door emotionele prikkels duurt lang, ze keren niet zo snel terug naar het emotionele basisniveau). Ze kunnen (Psychotherapie, 1995- nr 3, p288): disfunctionele vormen van gedrag moeilijk afremmen, hun emotionele stemming van het moment loslaten en hun gedrag in doelen organiseren, hun fysiologische prikkeling moeilijk verhogen of verlagen afhankelijk van wat de situatie vraagt, hun aandacht afleiden van prikkels die hun emotioneel verwarren, moeilijk emoties ervaren zonder een rebound effect te ondergaan van een andere secundaire emotie (blijdschap wordt gevolgd door droefenis). De chaos is te verklaren uit een voortdurend oscilleren tussen een aantal tegenstrijdige polen. De betrokkene is niet in staat te komen tot een hogere synthese, maar blijft ter plaatse trappelen, overgeleverd aan het grillige spel van tegenstrijdige krachten. We zetten de tegenstrijdigheden op een rijtje: 1. 2.
3.
Er bestaat een spanningsveld tussen zichzelf aanvaarden zoals men is enerzijds en anderzijds de nood om te veranderen. Er is een nood om nieuwe dingen te verwerven; het verwerven van die vaardigheden leidt tot onafhankelijkheid, waar de cliënt uit is op binding, aandacht, warmte, nabijheid, onvoorwaardelijke, voortdurende aandacht en bevestiging. Er is een spanning tussen het vasthouden aan eigen integriteit en het leren van nieuwe vaardigheden. Als nieuwe vaardigheden leerbaar zijn, dan is dat ter zelf der tijd een bevestiging van het feit dat het al zo lang aanhouden van de problemen in feite een gevolg is van eigen onwil, schuld, slechtheid.
In een ander artikel (Dialectical Behavior Therapy) wordt wat we tot nu toe beschreven hebben in een reeks van drie polariteiten samen gevat. Deze stellingen worden aan de cliënt voorgelegd. Ze bieden een kader dat de borderline cliënt de kans geeft om overzicht te krijgen op het geheel van tegenstrijdigheden. 1. Emotionele kwetsbaarheid versus invaliderende omgeving. Deze emotionele kwetsbaarheid evenals de invaliderende omgeving werd hoger reeds omschreven. Op hun emotionele kwetsbaarheid reageren deze jongeren met ofwel afblokken, terugtrekken of onder reageren enerzijds, intens over reageren anderzijds. Zelfmoordpogingen en automutilatie zijn reacties op een allesoverheersend negatief gevoel. 2. Spanningsveld tussen Actieve passiviteit t.o.v. de Ogenschijnlijk Competente Persoon Actieve passiviteit verwijst naar de tendens om op problemen te reageren met passiviteit en hulpeloosheid. De actieve passiviteit heeft ook als doel om hulpgedrag van anderen uit te lokken. Maar hierdoor stijgt dan waar de afhankelijkheid en de neiging tot emotioneel over reageren op het verlies of het dreigend verlies van significante personen. Deze jongeren hebben anderzijds de neiging om zich ogenschijnlijk competent op te stellen. Ze moffelen hun zwakke punten weg en scoren op bepaalde Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
45
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
deelsegmenten (bv. inschatten van non-verbaal gedrag) zo goed dat men gaat vergeten dat ze veel nood hebben aan aanmoediging en actieve bijstand. 3. Nooit ophoudende crisissen t.o.v. een geremd rouwproces. De emotionele kwetsbaarheid veroorzaakt aanhoudende crisissen waarvan de jongere nooit herstelt. Anderzijds zal tot ieders verbazing zal de borderline jongere in situaties waar men juist emotionele reacties verwacht onder reageren. Zowel het over reageren als het onder reageren staan een effectief rouwproces in de weg. Dit proces dient aan de cliënt verduidelijkt. Bovendien dient de hoop gegeven dat eens de persoon in contact komt met zijn reële gevoelens van verdriet, er ondanks de pijn toch een verwerking kan op gang komen. Men heeft de neiging om agressie evident als een gedrag te bekijken dat de cliënt nadeel berokkent, waar hij/zij derhalve zo snel mogelijk van verlost wil worden. Als we de agressiewetten op een rijtje zetten komen we tot de volgende samenhang: Agressief gedrag heeft verschillende functies: Men grijpt op korte termijn van wat door uitstel en invoeggedrag op langere termijn niet verkrijgbaar is. Vaak wordt dit grijperig gedrag versterkt door opvoedingsfiguren die af en toe capituleren. Hierdoor ontstond een erg resistent gedrag, waarvoor vaak dan nog geen gedragsalternatieven voor handen zijn. Het feit dat men op lange termijn aversief wordt voor de omgeving, wordt niet verrekend. Agressief gedrag is een snelle methode om een teveel aan spanning te ventileren. Agressief is imago-verhogend naar de andere jongeren toe. Vaak blijkt men na een agressieconflict tot een vorm van intimiteit, nabijheid te komen die anders niet haalbaar lijkt. Men blijft loyaal aan het thuismilieu: waar het thuis niet ging, gaat het elders ook niet. Het voor hen vaststaand feit om vroeg of laat terug in de "fout " te gaan, vormt paradoxaal genoeg een reden om sneller te bezwijken, om dan -na een zogenaamde catharsis (waar de straffen integraal deel van uitmaken)- terug onderaan de ladder van het eerherstel te beginnen, oproeiend tegen wantrouwen van de omgeving. De afgewezen positie is minder spanningsvol, men kan nog niet dieper vallen. 5.16. BITTERHEID OVER EEN GESEPONEERDE KLACHT. M. komt op ons internaat toe, nadat hij tijdelijk onderdak heeft Sit 5.16.1 gevonden bij een onthaalgezin. Thuis is hij aan de deur gezet. M. wil niet meer naar huis omdat hij daar geslagen wordt. In ons centrum profileert de jongen zich als zeer moeilijk. Hij vertoont een aantal typerende gedragingen (probleemsamenhang: zie bijlage). Na twee jaar verblijf in ons centrum, komt hij met het verhaal dat zijn vader hem seksueel misbruikte. Broer werd ook seksueel misbruikt. Volgens M. zal die zijn verhaal bevestigen. M. wil klacht indienen tegen zijn vader. Hij wil rechtvaardigheid, een schadevergoeding voor alle geleden psychische schade. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
46
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Als ik M. vraag wat hij zou antwoorden als zijn vader zegt dat alles vergeten en vergeven is en dat hij maar beter terug naar huis kan komen, dan antwoordt hij:”Ik zou dan wel eerst heel zeker willen zijn.” Hiermee geeft hij aan (in tegenstelling tot wat hij zegt), nog sterk te verlangen naar huis. Een opvoedster die in de buurt woont is al een paar maal opgezocht door M. Het lijkt wel of hij zijn vader tegen het lijf wil lopen, wil weten hoe het in het gezin is, of hij gemist/verlangd wordt? Aan de andere kant wil hij vader is de gevangenis, is hij uit op wraak. Ondanks het feit dat zich nu fysiek zou kunnen weren, toch blijft hij kinderlijk bang voor zijn vader. Alhoewel hij normaal begaafd is, geeft hij soms blijk van erg simplistische redeneringen (die we ook nog bij andere jongeren terug vinden):”Het verhaal is waar, want een opvoeder in een vorig centrum heeft het opgetekend”. Uiteindelijk dient hij klacht in, ondanks het feit dat we hem op voorhand verwittigen dat hij weinig kans op gelijk heeft. De klacht wordt achteraf ook effectief geseponeerd. M. raakt verbitterd in de maatschappij, die in zijn ogen onrechtvaardig is omdat ze een dader zomaar laten gaan. In de volgende weken pleegt hij een aantal diefstallen (“Ik móest een sigaret hebben”), heeft hij als 18 jarige betrekkingen met een 13-jarig meisje(“Het was er toch geen van mijn leefgroep”). Later geraakt hij verwikkeld is druggebruik. Het is duidelijk hoe hij zich naar buiten als ongenaakbaar, superieur wil opstellen. Het lijkt wel of hij nu zegt:”Ik wil nu die dingen direct nemen, waar ik vroeger mijn best voor deed”. Bij alle delicten die hij pleegt getuigt hij van weinig rolneming naar de slachtoffers toe. Hij kan dat theoretisch wel, maar inleving in de ander, betekent nog maar eens verlies voor hemzelf (op korte termijn althans). “Met hem heeft ook niemand in gezeten. waarom zou hij dat dan wel bij een ander doen?” Acties, Knelpunten & Bedenkingen Het seponeren van een klacht leidt tot verbittering. Het slachtoffer weet dat hét gebeurd is en de maatschappij volgt niet. Ook elders konden we meemaken hoe een slachtoffer van een trauma achteraf zijn “schade” moet bewijzen. Daarbij worden (door verzekeringen) vragen gesteld die bijna over komen als beschuldigingen. Het is ook niet steeds duidelijk of we de jongen nu als slachtoffer of dader moeten beschouwen. Hij is slachtoffer van zijn vader, maar dader bij andere feiten. We zien ook waar de verborgen loyauteit naar de thuissituatie toe. Ondanks de haat is er ook verlangen. Er is duidelijk ambivalentie. Als hij terugdenkt aan het misbruik krijgt hij ook weer de kinderlijke angsten. Zie ook wat we hoger zegden over dissociatie. 6.
GOUDEN REGELS AFGELEID UIT DE CASUSSEN. EEN SAMENVATTING OP WEG NAAR EEN BEVRAGINGSMODEL.
6.1. SITUERING Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
47
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Gouden regels bestaan vermoedelijk niet. Ze zouden bovendien een gevaar inhouden voor dogmatisme. Mogelijk zouden we beter gewagen van ervaringsgeïnspireerde stellingen. 6.2. BEVRAGINGSMODULE Globale analyse - Doelstellingsformulering Eerste oriëntatie: Voor welk soort situatie staan we? 1. Gebeurtenis uit een ver verleden? (mogelijk herbeleven van trauma niet relevant) 2. Recente gebeurtenis ? (vestigen werkrelatie, symptoombestrijding, installatie "veilig gevoel", specifieke traumaverwerking) 3. Duurt het misbruik nog voort? (eerst stoppen voor therapie) 4. Gaat het om een onduidelijke situatie waar er symptomen aanwezig zijn die zowel naar verwaarlozing, seksueel misbruik als mishandeling wijzen? (Een bekentenis afdwingen voor eigen zielerust werkt niet in het belang van de jongere. Zaken worden vaak duidelijker naarmate de tijd vordert. Ondertussen kan men wel opteren voor een aanpak die inpikt op het huidig probleemgedrag, liever dan het verleden te exploreren. Traumatische ervaringen zijn soms gedissocieerd. In ieder geval is een welles nietes gevecht uit den boze. We nemen ieder verhaal ernstig. Blijkt het achteraf onjuist, dan personaliseren we niet, voelen we onszelf niet beetgenomen, maar hebben we luisterbereidheid gemodelleerd. Wordt een verhaal een shopping thema (alle opvoeders aflopen) dan is het misschien beter het verhaal stil te leggen in de groep, waar het ook voor de anderen soms een publiek thema wordt (cfr. het niet kunnen leggen van grenzen)1. Als structuratie wordt dan doorverwezen naar de therapeut van het centrum, waardoor het "normale leven" minimaal verstoord wordt. Het is een misverstand te denken dat een verhaal móet opgerakeld worden, wil er enige vorm van therapie mogelijk zijn.) 5. Zijn we in enige mate een beschuldigde partij? (Belangrijk is dan de inschakeling van een externe partij-gekoppeld aan de overweging of de volledige afwerking extern dient te gebeuren? Opletten dat we het conflict niet personaliseren (tegen ons gericht). Een correct script wordt hier wel noodzakelijker omdat niet alleen therapeutische doelen meespelen. Belangrijk is om de verschillende scripts -de oorspronkelijke aanmelding, het verhaal tegen de hoofdopvoeder, het verhaal aan de externe partij, het verhaal aan de therapeut naast elkaar te leggen)
1
Alleen als personen tegen elkaar uitgespeeld worden en dit in het nadeel van de cliënt werkt is het toewijzen van één behandelaar naar onze mening aangewezen. Als een cliënt juist hier en daar signalen geeft omdat hij/zij de waarheid nog niet in een keer gezegd krijgt, dan moet men dit proces niet forceren door de inschakeling van één centraal persoon; in dat geval moet men in afwachting van voldoende veiligheid de communicatie tussen de teamleden aanscherpen zodat de puzzel in elkaar valt.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
48
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
6.
Gaat het om de verwerking van een medische diagnose? (bv XXY syndroom) Om uit te maken of een seksueel contact/misbruik behandeling vraagt (daarom nog geen therapie) lijkt het noodzakelijk om te evalueren: A. In welke mate er naar ons aanvoelen (vanuit ons perspectief) sprake is van een openlijk machtsoverwicht of een heimelijke manipulatie (afkoopgedrag, chantage) plaatsvond? De normering van de begeleiders dient hier expliciet gemaakt te worden, maar mag niet allesbepalend zijn in functie van te zetten stappen. Het is met andere woorden niet de mate waarin wij gechoqueerd zijn die bepaalt welke maatregelen we zullen nemen. B. In welke mate we voor een "normaal" experimenteergedrag staan (perspectief jongere). We verrekenen dan wel dat het gaat over gekwetste jongeren, waardoor er een bijzondere aandacht nodig is. Wat wint, wat verliest de betrokkene op lange en korte termijn? C. Wat is de draagkracht van de jongere? Wat zijn de gezonde functioneringsgebieden? Staat men voor een probleem van daderbegeleiding of slachtofferhulp.? Opgelet daderschap- slachtofferschap staat niet in een óf-óf verhouding. Als men kiest voor daderhulp kan deze wel niet afgewisseld worden door slachtofferhulp. Tijdens de daderbegeleiding is ingaan hierop meegaan in rationalisaties. In de nafase van een daderbegeleiding is er ruimte voor het bekijken van het slachtofferperspectief.
Het concrete interventie programma Voor de keuze van de juiste interventies is het belangrijk om na te gaan welke factoren daderschap in stand houden, hoe het bijvoorbeeld komt dat slachtofferschap zich herhaalt? Wat zijn uitlokkende factoren (mogelijkheid tot stimuluscontrole), wat is responsgedrag (wat is er teveel, wat ontbreekt, wat is te weinig frequent en moet versterkt worden). Wat zijn de gevolgen van het gestelde gedrag (op lange en op korte termijn). Wat is de "ziektegeschiedenis" van de betrokkene? Wat ziet hij/zij zelf als hanteringsgedrag. Is er sprake van groepsdruk? Wat is realistisch als interventie -rekening houdend met de motivatie, de emotionele draagkracht en de intellectuele mogelijkheden? # leren grenzen stellen, sociale vaardigheden en communicatie, leren weerstaan aan groepsdruk, seksueel gedrag aan de juiste context koppelen (ruimte en tijd), ontvangen van seksuele voorlichting, problem solving, werken aan een betere normhantering, cognitieve distorties wegwerken (zo ja RET à la Ellis of eerder de benadering van Beck), inwerken op zelfbeeld via meer algemene strategieën (opbouwen van succeservaringen), uitleg krijgen over het mechanisme waarbij sommigen pretenderen te handelen uit liefde en bekommernis- terwijl ze handelen vanuit machtsperspectief (cfr iemand in de prostitutie lokken om financiële problemen op te lossen). # Intensievere begeleiding met traumaverwerking. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
49
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
# Daderbegeleiding. # Is het doorvoeren van een diagnostisch onderzoek relevant (Disc, CBSA, TAT, CBCL, Hipic, NVP-J, SBL, SIW-SPW, pakket Aeneas,...) # Waar zitten we vermoedelijk geplafoneerd (bv. uiterlijk jongere). is er toch iets aan te doen? # Wat zijn de positieve punten in het profiel van de jongere? Hoe kunnen deze gebruikt worden om de jongere te versterken? # Is het inschakelen van medicatie noodzakelijk? Wat verwachten we ervan? Hoelang te geven? Welke acties ondertussen te ondernemen? A. Overwegen we een klacht in te dienen? Is dit in het belang van de jongere? Is dit in het belang van het centrum? B. In welke mate brengen we de ouders op de hoogte van het gebeuren? Opgelet: klacht indienen tegen de ouders werkt soms averechts. Ofwel wordt de jongere wegens het verbreken van de zwijgplicht verstoten door het thuismilieu. Wordt hij gestraft als dader in plaats van als slachtoffer gezien te worden. Ofwel trekt de jongere op een bepaald moment de klacht in, sluit het gezinssysteem zich hermetisch af van de buitenwereld en gaat het misbruik mogelijk verder. Ook het delen van geheimen met de jongere zonder in overleg te gaan met het thuismilieu is moeilijk. De jongere laat thuis toch iets los, enkele weken later merkt men het zelfde afsluitingsmechanisme op. Zoals gezegd is eigen verontwaardiging een slechte raadgever ter zake. Indien er sprake is van een probleem rond seksuele identiteit (latente homoseksualiteit, manifeste homoseksualiteit, geslachtsidentiteitsstoornis), in hoeverre is er ruimte tot het geven van neutrale, niet bedreigende informatie? Opgelet vaak vormt neutraal bedoelde informatie een component die de uiteindelijke keuze beïnvloedt. Indien gekozen wordt voor therapie: intern of extern? Soms uit te maken in overleg met de externe partij (zeker als we betrokken zijn). Voor en tegen externe therapie afwegen (cfr. een grotere privacy, moeilijk bereikbaar, soms intern grotere kansen op transfer van het geleerde, mogelijkheden om therapeut van ander geslacht in te schakelen). Voor en nadelen van geslacht therapeut in kaart brengen. In overbrugging Zijn er binnen het team verschillen in visie op het gebeurde en over de gekozen aanpak? Zijn deze verschillen overbrugbaar, Is het toch mogelijk om een aanpak te vinden waarin ieder zich kan herkennen. Is er m.a.w. een rolverdeling mogelijk die de jongere dient, waarin die zich kan herkennen. Bestaat het gevaar dat iemand zich mobiliseert in een sterk persoonlijk engagement naar de jongere toe, wat bij een te geringe respons van diens kant zou kunnen omslaan in een afwijzing?
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
50
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Zijn in afwachting van een verhoogde zelfcontrole voldoende maatregelen getroffen om een herhaling te voorkomen? Bijvoorbeeld: omgevingscontrole (niet op bepaalde kamer, minder naar huis), medicatie, responspreventie (geen jogging aan bij overseksueel gedrag). Zijn er in de behandeling nu al evaluatiemomenten en bijsturingsmomenten te plannen? Waar zijn alternatieve sporen mogelijk. Kan de jongere zelf in dit keuzeproces betrokken worden; waarom wel - waarom niet.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
51
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
INDIVIDUEEL BEVRAGINGSSCHEMA Globale analyse - Doelstellingsformulering.
3 Eerste oriëntatie: Voor welk soort situatie staan we?
1. Gebeurtenis uit een ver verleden? 2. Recente gebeurtenis ? 3. Duurt het misbruik nog voort? 4. Gaat het om een onduidelijke situatie waar er symptomen aanwezig zijn die zowel naar verwaarlozing, seksueel misbruik als mishandeling wijzen? 5. Zijn we in enige mate een beschuldigde partij? 6. Gaat het om de verwerking van een medische diagnose?
3 Om uit te maken of een seksueel contact/misbruik behandeling vraagt (daarom nog geen
therapie) lijkt het noodzakelijk om te evalueren: A. In welke mate er naar ons aanvoelen (vanuit ons perspectief) sprake is van een openlijk machtsoverwicht of een heimelijke manipulatie? B. In welke mate we voor een "normaal" experimenteergedrag staan? C. Wat de draagkracht is van de jongere?
3 Staat men voor een probleem van daderbegeleiding of slachtofferhulp.? Het concrete interventie programma
3 Zelfs voor de keuze van de juiste interventies is het belangrijk om na te gaan welke factoren daderschap in stand houden, hoe het bijvoorbeeld komt dat slachtofferschap zich herhaalt? Wat zijn uitlokkende factoren (mogelijkheid tot stimuluscontrole), wat is responsgedrag (wat is er teveel, wat ontbreekt, wat is te weinig frequent en moet versterkt worden). Wat zijn de gevolgen van het gestelde gedrag (op lange en op korte termijn). Wat is de "ziektegeschiedenis" van de betrokkenen?
3 Wat is realistisch als interventie -rekening houdend met de motivatie, de emotionele draagkracht en de intellectuele mogelijkheden? Zicht op interventiemenu 3 A. B.
Overwegen we een klacht in te dienen? In welke mate brengen we de ouders op de hoogte van het gebeuren?
3 Indien er sprake is van een probleem rond seksuele indentiteit (latente homoseksualiteit, manifeste homoseksualiteit, geslachtsidentiteitsstoornis), in hoeverre is er ruimte tot het geven van neutrale, niet bedreigende informatie? 3 Indien gekozen wordt voor therapie: intern of extern? In overbrugging
3 Zijn er binnen het team verschillen in visie op het gebeurde en over de gekozen aanpak? 3 Zijn in afwachting van een verhoogde zelfcontrole voldoende maatregelen getroffen om een herhaling te voorkomen? 3 Zijn er in de behandeling nu al evaluatiemomenten en bijsturingsmomenten te plannen?
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
52
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
7. TWEE THERAPEUTISCHE MODELLEN 7.1. DADERHULP 7.1.1. Inleiding Voor de aanpak van daders inspireren we ons sterk op de aanpak van de groep rond P. Cosyns (D. De Doncker, J. Bogaerts, L. Hamelinck). Het gaat om een sterk gefaseerde voornamelijk cognitieve aanpak, sterk gebaseerd op de therapie van Marlatt. Het “hervalpreventieprogramma” (relapse prevention) van Marlatt heeft als elementen: het trainen van gedragsmatige vaardigheden (1), cognitieve interventies (2) en procedures om de levensstijl (3) te veranderen. Het moeilijke punt bij de aanpak van daderschap is dat men enerzijds gericht is op een gevecht tegen rationalisaties, ontkenningen en minimaliseren, anderzijds niet louter op schuld mag werken omdat men merkt dat de potentiele dader juist die schuld en minderwaarde ("ik ben niets waard") op het einde van de misbruikketting, als argument gaat gebruiken om te mogen bezwijken: "Als ik dan toch zwak ben - waarom dan nog pretenderen van anders te zijn, te doen alsof ik sterk ben?"Iemand die zwak is mag overeenkomstig handelen. Weinig jongeren stappen de therapieruimte binnen met een duidelijk zicht op hun aandeel bij het probleem. De motivatie is vaak extern (anderen sturen mij). Soms is ze half-intern (ik wil er iets aan doen, omdat ik anders gestraft wordt). Behandelingsdoel is deze externe motivatie om te buigen tot zelfcontrole. Het model is bruikbaar voor meerdere impulsiviteitsstoornissen: seksueel misbruik, diefstal, fugue, misbruik van middelen. Er wordt concreet gekeken naar sequensen van eigen gedrag. Dit gedrag wordt gaandeweg gesitueerd tegenover de misbruikketen. Zo ontstaat een script met valkuilen tegenover dewelke de dader kan leren stelling te nemen.. Samen met het schema worden belangrijke begrippen ingevoerd als: Hoge Risico Situatie, BOB (behoefte aan onmiddellijke behoeftebevrediging, broeierigheid, SOB (Schijnbaar Onbelangrijke Beslissingen), rationalisaties, struikelingen, het "ziet-ge-wel-effect". 7.1.2.
Het model van de UIA
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
53
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Vijf fasen worden onderscheiden:
1) Intake 2) Beveiligingsfase - contract 3) Diagnostische fase 4) Motivatiefase 5a)Verhogen van interne controle 5b)Verhogen van de levenskwaliteit Door het feit dat we werken met jongeren die reeds langere tijd op internaat zijn, zullen de eerste drie fasen beperkt zijn in de tijd. De setting heeft immers reeds een keuze gemaakt om met de jongere verder te werken (intake), hierover bestaan er duidelijke afspraken (cfr. externe controle) Over de persoonlijkheid van de dader is reeds heel wat geweten. Gewoonlijk starten we dan ook met de motivatiefase. Centraal staat de opbouw van een weerstand tegen het plezier dat ontleend wordt aan de overtreding. We pogen een gedetailleerd delictscenario op tafel te krijgen. Dit moet erg concreet zijn om zicht te krijgen op uitlokkende factoren, bekrachtigers. Men werkt op de klassieke assen Denken, Doen, Voelen. We maken in het script onderscheid tussen de voorafgaande cognitieve planning (het afwegingsproces), het delict zelf en het gedrag achteraf dat voornamelijk gericht is op het toedekken van het delict. Belangrijk is hier ook een analyse van de rationalisaties gebruikt om de feiten goed te praten. Men dient erover te waken geen bekentenis af te dwingen in functie van de sociale wenselijkheid. Confrontatie rond rationalisaties, minimaliseringen en cognitieve distorties gebeurt pas na de reconstructie van het script. Voor een overzicht van de rationalisaties verwijzen we naar bijgevoegde lijst (ter beschikking gesteld door de vernoemde onderzoekers). Typische rationalisaties zijn:"Ik gaf liefde geen seks". "De ander was volledig akkoord, had het graag". "Ik ben slachtoffer van omstandigheden". Verder zien we dat de daders partialiseren: ze nemen slechts een deel van de werkelijkheid waar. Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
54
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Menselijke reacties worden nogal eens in bezitstermen gezien (de ander is bezit van u). De notie gelijkheid ontbreekt blijkbaar. Men heeft relationeel slechts ervaring met duidelijke "boven"- of "onder"-posities. Een tweede luik van de motivatiefase bestaat uit de slachtofferempathie . Hiervoor zijn verschillende oefeningen denkbaar. # Noem tien situaties waar het als volwassenen moeilijk is om iets te weigeren; vijf situaties waar het als kind moeilijk is. # Noem mogelijke gevolgen voor het slachtoffer op lange en korte termijn. # Hoe moeten in het algemeen slachtoffers zich voelen? Hoe moet jouw slachtoffer zich specifiek voelen? # Schrijf een brief aan je slachtoffer (niet versturen) # Slachtoffer op lege stoel - toespreken (het is mijn schuld, jij bent slachtoffer ik de dader, spijt verwoorden, geruststelling dat het slachtoffer zoiets niet meer zal moeten meemaken. Deze oefeningen doorbreken de egocentrische zienswijze. Hierop volgt dan het doorwerken van het cognitief schema van Marlatt 7.1.3. Schema Marlatt Het schema bestaat uit twee assen. De eerste as verloopt ven het ontstaan van een HRS tot de uiteindelijke terugval. De tweede as gaat breder, zoemt uit bekijkt hetgeen voorafgaat aan de HRS, levensonevenwichten die uiteindelijk leiden tot HRS-situaties. Naar onze ervaring hebben jongeren het moeilijk om opeenvolgend volgens de twee assen te werken. Er is een vrij grote overlap. Daarom hebben we het geheel tot één as herleid. Men kan als oorzaak van het herhalend karakter verwijzen naar onze geringere ervaring ter zake. Het schema zoals het nu is is echter multi-causaal, geeft cyclische verbanden weer, waar bij Marlatt het geheel nogal lineair overkomt. Marlatt brengt verder rationalisaties in as twee onder. We ervaren wel dat rationalisaties een belangrijke rol spelen voorafgaand aan het ten uitvoer brengen van een plan (dus de struikeling fase). We geven achtereenvolgens de oorspronkelijke versie en de vertaalde gesynthetiseerde versie.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
55
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Van hoge-risico situatie tot terugval
Van onbalans in levensstijl tot hoge-risico-situatie
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
56
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2 Levens-onevenwichten (moeters >mogers en willers) Dalende zelfdoeltreffendheid dalend gevoel van zelfwaarde + HRS Geen adequate Coping
Verwachting positieve uitkomst van een afwijkend gedrag
SOB
Struikeling
Herval
Rationalisatie
+ Aandrang& Mentale Apetijt Zuchtigheid Psychisch t oenaderingsgedrag BOB
SCHEMA MET RATIONALISATIES (COSYNS E.A.) 1. a. b. c.
De patiënt ontkent het gedrag (er is niets gebeurd) Hij is onschuldig Hij ontkent bewust Hij ontkent onbewust
2. a. b. c.
De patiënt minimaliseert het gedrag (er is wel wat gebeurt, maar...) Hij beperkt het in duur Hij beperkt het in omvang Hij beperkt de aard van het gedrag
3. De patiënt rationaliseert over het gedrag: (Er is niets verkeerd aan het gedrag, want... (= justificatie's) a. Het was de wens van het slachtoffer b. Hij geeft positieve betekenis aan gedrag c. Hij beroept zich op culturele religieuze of biologische overtuigingen 4. De patiënt ontkent de verantwoordelijkheid voor het gedrag: (het gedrag is wel verkeerd, maar...) a. Het slachtoffer is verantwoordelijk b. Verzachtende situationele factoren c. Verzachtende psychologische factoren 5. a. b. c. d.
Ontkenning van het delict: De patiënt ontkent deviante seksuele fantasieën De patiënt ontkent de planning van de delicten De patiënt ontkent het (uit)zoeken van de slachtoffers De patiënt ontkent seksuele motivatie in delict
6. a. b. c. d.
Ontkenning na het delict: De patiënt ontkent huidig probleem De patiënt ontkent de moeilijkheid om te veranderen De patiënt ontkent de mogelijkheid om te veranderen De patiënt ontkent de mogelijkheid van terugval
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
57
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
e. De patiënt ontkent ernst van de effecten voor de slachtoffer(s) f. De patiënt voelt geen spijt/schuld.
7.1.4.
Bespreking van de elementen
Begrippen: 1ste component HRS: (P. Cosyns e.a., p95): Elke bedreiging voor de zelfcontrole, waardoor de kans op een struikeling groter wordt: negatieve emoties, negatieve fysieke toestand, conflict met de buitenwereld, sociale druk. Geen adequate coping. De persoon slaagt er niet in een bevredigend antwoord te vinden, waardoor de situatie indien ze aanhoudt het zelfgevoel zal ondermijnen Zelfbeeld zakt: Ik ben slecht en zwak, niemand zorgt voor mij, men heeft een pik op mij. Verwachting positieve uitkomst: Als ik hem of haar graag zie, dan komt alles in orde. Hier situeren we ook een gevoel van broeierigheid: een soort onbewust voorafgaand weten van wat er komen gaat - met daarbij de bevrediging op korte termijn, waarop men vindt dat men wel recht heeft gezien alle miserie. Om mij goed tevoelen heb ik seks nodig. Zuchtigheid en aandrang nemen toe: Ook de gedachte wordt prominenter dat een aandrang pas zal weggaan na uitleving. In afwachting hiervan zal de spanning toenemen. Het cathartisch principe rond emoties is een veel gehoord principe dat echter wetenschappelijk niet houdbaar is Rationalisatie: zie bijgevoegde lijst Struikeling: Men gaat in de richting van het delict door een mentale constructie: bv. masturbatie met deviante fantasie. Het gaat nog niet echt over de uitvoer van onterecht gedrag. Herval: P. Cosyns e.a. spreken van het "zie-je-wel" effect. Door de voorafgaande fantasie daalt de zelfachting nog meer, men heeft het gevoel de controle verloren te zijn, de verwachting van (hernieuwd) falen wordt zeer hevig. Het komt tot een botsing (cognitieve dissonantie) tussen de beleefde fantasie enerzijds en de overtuiging geen dader (meer) te zijn. Dit conflict leidt tot schuld. Schuld vormt een motivatie om iets te ondernemen om dit gevoel weg te werken. De actiebereidheid en het niet beschikken over alternatieven betekent dat de enige manier om de dissonantie op te heffen een bezwijking is. Binnen de attributietheorie zien we hier twee markante gegevens: Een specifieke tijdelijke toestand van onmacht wordt verbreed tot globaal en duurzaam: altijd en overal. Het mislukken wordt niet meer extern gelegd (ze zijn tegen mij) maar intern: "Ik ben zwak en zal nooit goed kunnen doen. De onthoudingregel is geschonden, waarom zou ik nog stoppen?"
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
58
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
We herhalen hier het gevaar van het louter sanctioneren op morele basis. Delicten plegen is een bewijs van slechtheid en zwakheid. Eens de jongere tot de conclusie komt dat hij zwak is en niets waard, kan hij de bestaande spanning tussen de negatieve toestand in zijn leven enerzijds en de zuchtigheid anderzijds opheffen door toe te geven aan het delict, wat alle zwakke mensen zouden doen waarvan hij nu eenmaal deel van uitmaakt. 2de component Onevenwicht tussen moeters en mogers: Iemand die zich vooral gesteld ziet voor verplichtingen en weinig eigen keuzes kan maken; er bovendien weinig genot is, krijgt een gevoel van zelfdeprivatie en daaruit voortvloeiend de neiging om zich ook eens te laten gaan. Hierdoor zien we een toename van de aandrang. BOB: De behoefte op onmiddellijke bevrediging geeft aanleiding tot het verder toenemen van aandrang (dwangmatige behoefte - "die alleen maar zal toenemen zolang men niet involgt" en zuchtigheid ( wat diffuus subjectief verlangen naar bevrediging). Naast het levensonevenwicht is ook het laag zelfbeeld en de foute attributie (zie vorige component) een discriminatieve stimulus voor het toenemen van de aandrang. SOB: Schijnbaar Onbelangrijke beslissingen (komen naar ons aanvoelen ook in component een voor). Van verhoogde aandrang naar uitleving zijn er tussenliggende fasen. De aandrang wordt tijdelijk gesublimeerd in fantasie. Hierover ontstaat schuld. Dit vormt de basis van een toenadering vermijdingsconflict. Dit conflict geeft aanleiding tot een soort onbewuste planning. Naar de uitvoering van de planning wordt toegewerkt via zogezegd onbelangrijke beslissingen (bijvoorbeeld nog eens op de kamer gaan kijken). Therapie: HRS: Leren onderkennen. Ze als een deel van het leven zien en niet als onoverkomelijke rampen. Per HRS dient een script opgesteld over wat men zal doen. Vaak zal men vermijdings- of ontsnappingsgedrag stellen. Moeilijk wordt het als: 1) Men de HRS niet onderkent 2) Men fysiek niet weg kan 3) De kosten voor een ontsnappingsgedrag op korte termijn hoger liggen dan de kans op terugval. In deze gevallen zal men (zeker in een beginfase) sociale controle inschakelen, verder zal de jongere "remenber cards" op zak hebben, geheugensteuntjes die een blauwdruk kunnen vormen voor mogelijke te zetten stappen. Hrs-situaties kunnen ook beïnvloed worden door er anders naar te kijken (cfr RET van Ellis of Beck). Op deze andere zienswijze dient geoefend te worden. Weten is onvoldoende om tot een gedragsverandering te komen. Verdere technieken die kunnen aangeleerd worden zijn problem solving technieken, woedehantering, relaxatietechniek, werken op zelfbeeld (sterke punten & leerpunten). Struikeling: leren zien als een normale fase van ieder leerproces Een struikeling betekent niet het faillissement van je voornemens. Na deze cognitieve
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
59
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
herinterpretatie kan rollenspel opgezet worden om de scenario's concreet in te oefenen. Onbalans: Positieve verslavingen opbouwen (joggen , zwemmen). Vaardigheden ontwikkelen om problemen op te lossen. BOB:
1) Vroeg onderkennen 2) Efficient coping gedrag; Hier wordt vaak teruggegaan naar de levens onevenwichten om daar een oplossing te zoeken. Masturbatie met gewenste fantasie behoort tot de mogelijkheden. 3) Indien nodig kan met extinctieprocedures, aversieve procedures gewerkt worden.
SOB: Eigen fouten leren onderkennen, zichzelf geen rad voor de ogen draaien. Hier is ook empathie naar het slachtoffer nodig wat de dader onschuldig noemt, werd door het slachtoffer anders beleefd (bijvoorbeeld slachtoffer zegt "Hij kwam op de kamer, ik zag aan zijn blik zijn bedoeling"). Desgevallend kan met geheugenkaarten gewerkt worden waar de SOB's op genoteerd staan. Drang en zuchtigheid: Onthechting staat hier centraal (P. Cosyns e.a., p100). Hiervoor zijn er drie stappen: 1) Benoemen van de drang 2) Herkaderen van de drang 3) Het bemachtigen van de drang Er wordt gesproken van "urge-surfing". Het benoemen geeft wat afstand. Het herkaderen geeft de visie die verschilt van de perceptie van deze aandrang als aangeboren, sterker dan jezelf, bijna van buiten af komend en overweldigend. We komen naar aandrang is een aangeleerde reactie welke opkomt naargelang specifieke omstandigheden. De aandrang is gericht op het herstel van het machtsgevoel, een poging tot betekenisverwerving. Weerstand kunnen bieden aan de verleiding geeft een verhoogd zelfwaardgevoel, waardoor de aandrang dus ook zal dalen. "Seks als ultieme vorm van bevrediging-bevestiging" wordt gerelativeerd. Het is een tendens dat meer en meer aspecten van de daderbegeleiding groepsmatig georganiseerd worden. Dader kunnen elkaars rationalisaties herkennen en ontmaskeren, wat een leereffect heeft naar het eigen gedrag. verder zijn er meer mogelijkheden tot slachtofferempathie. 7.1.5. Uitweiding over de rol van hormonen bij verliefdheid.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
60
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
In psychologie Magazine (februari 2002) wordt in het artikel “Vlinders in het brein” een overzicht gegeven van hormonen die actief zijn bij een situatie van verliefdheid. De determinerende waarde van deze stoffen dient enigszins gerelativeerd te worden. Hariette de Wit gaf aan een groep proefpersonen een amfetaminepil. Een gedeelte van de groep kreeg te horen dat het ging over amfetamine; de andere helft werd gezegd dat er niets in de pil zat. De effecten op beide groepen waren verschillend. De eerste groep had een plezierig en opgepept gevoel. De tweede groep reageerde nerveus en angstig. De interpretatie van een gevoel heeft veel effect op de beleving van een situatie. Hieronder volgt een overzicht van stoffen die inwerken bij verliefdheid. Mirande van Tilburg merkt op dat er effectief contact met een geliefde nodig is om de productie aan de gang te houden. Aan iemand denken alleen is niet voldoende; een intiem zeer nabij contact is nodig.
7.2.
SLACHTOFFERHULP
7.2.1. Inleiding Vooreerst dient gezegd te worden dat we in een minderheid van de gevallen geconfronteerd worden met slachtoffers in een acute verwerkingsfase. Meestal gaat het over de aanpak van een ouder trauma dat behandeling vraagt binnen een bredere problematiek. Het misbruik komt pas in tweede orde ter sprake als een niet verwerkt element. Aanleiding tot de therapie is soms persistent uitagerend gedrag thuis, op school en in de groep. Stof
Effect
Werking & bedenkingen
Vasopressine (bij ratten) Oxytocine
Draagt bij tot binding aan partner Knuffelhormoon. Geeft gevoelens van rust, kalmte en veiligheid.: resultaat is hechting. Spiegel verhoogt drastisch bij orgasme. Komt ook voor bij zwangere vrouwen op het moment dat ze gaan bevallen Endorfine (bepaald type) Alles is Ok in de buurt van partner Verslavend effect. We gaan de persoon die de productie van dit hormoon bewerkstelligt meer opzoeken. Gepassioneerd euforisch gevoel, Wat werking betreft vergeDopamine intens geluk. lijkbaar met een amfetamiSterk verlavend: steeds een grotere ne. hoeveelheid nodig om zelfde effect Als er voldoende endorfines te krijgen. en oxytocine gemaakt zijn, Na 2 à 3 jaar houdt lichaam niet neemt dit de rol van de meer vol om steeds hogere dosis te dopamine over: vurige maken. verliefdheid kan gevolgd worden door duurzame gebonden liefde.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
61
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
7.2.2. Voorafgaand werk: therapievoorstelling & werkvoorwaarden De voorstelling van de therapievoorwaarden gebeurt zoals elders. De nadruk wordt gelegd op de overtuiging dat gedrag aangeleerd is. Het is dus veranderbaar (al gaat dat niet altijd even eenvoudig). "Er zal op concrete wijze naar gedrag gekeken worden (wat soms wat detaillistisch kan overkomen). Verder is therapie niet gericht op verandering binnen de sessies, maar op verandering in "het echte leven, het leven hier buiten". Daarom worden vaak oefeningen en opdrachten voor de komende week meegegeven2. We vertrekken van de gedachte dat de jongere de kennis van het leven heeft. De therapeut heeft dan weer de ervaring, zijn kennis en de mogelijkheid om de zaken wat meer van op een afstand te bekijken. Het samenbrengen van deze elementen is belangrijk de therapeut zal een probleem nooit oplossen in de plaats van een jongere. Hij wil hem/haar leren om zelf de zaken op te lossen. In principe mag de jongere eerder welk probleem naar voor brengen. Er zal bekeken worden of eraan kan gewerkt worden en wat het juiste moment hiervoor is. Hier wordt ook de grens geschetst tussen therapeutisch werk en opvoedkundig werk. De opvoeders houden actief toezicht over het nakomen van de afspraken. Doordat de therapeut niet moet ingrijpen in het leven zelf, loopt de relatie vaak wat gemakkelijker. Als een jongere een opvoeder vertelt dat hij iets uitgespookt heeft, dan hoort hier de impliciete belofte van gedragsverbetering bij. De therapeut kan de verantwoordelijkheid van de gedragsverandering en de keuze hiervoor volledig bij de jongere leggen, met hem/haar de gevolgen bekijken van regelvolgend en regelovertredend gedrag. Deze non-directiviteit is opvoedkundig ondenkbaar en zelf ongewenst (binnen een confrontatiemodel). Opvoeders dan weer leven, samen met de jongere waardoor de band echter wordt. Wel en wee wordt gedeeld. De therapie verloopt volgens een plan. Samen met de therapeut zal eerst een overzicht van de problemen gemaakt worden, daarna zal er aan een specifiek probleem gewerkt worden. De therapeut heeft geen verdekte agenda; Wat hij denkt zal hij ook formuleren. Dit betekent daarom niet dat hij gelijkheeft. Hij ziet het zo, de jongere heeft alle vrijheid om opmerkingen te maken (en wordt hiertoe aangemoedigd). In een van de eerste gesprekken wordt het thema 'verantwoordelijkheid' en 'generatiegrens' ter sprake gebracht. Tussen ouders en kinderen komen, ondanks de moeilijkheden, gevoelens van sympathie en warmte voor. Deze gevoelens zijn normaal en wederzijds; dit wil nog niet zeggen dat daar altijd even eenvoudig over kan gepraat worden. Op deze gevoelens staat geen verbod. Het is normaal dat kinderen zich, zeker op jongere leeftijd, aangetrokken kunnen voelen tot hun ouders en zich ook afvragen welk kind de ouders het liefste zien, en welke ouder zijzelf het liefste zien. Op de seksuele uitleving van deze gevoelens staat wel een verbod. Waar het wel gebeurt zien we dat de jongere er ernstige gevolgen aan over houdt. Er ontstaat een diep gevoel van onveiligheid. Vaak zien we dat het kind de schuld van het gebeuren op zich neemt. Bij onze jongeren mag men de inspanning die gevraagd wordt om een schema in te vullen niet onderschatten. 2
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
62
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Voor ons is seksualiteit iets dat zich kan afspelen tussen leeftijdgenoten die zich gevoelsmatig tot elkaar aangetrokken voelen. Voor de verhouding van de opvoeders (en therapeuten) aan de ene kant en de jongeren anderzijds zijn de regels terecht nog strenger. Vanuit hun professionele verantwoordelijkheid is het streng verboden een (seksuele relatie) aan te gaan. Dit belet niet dat ze de jongeren kunnen begrijpen en dat er wederzijdse sympathie kan zijn." Men kan zich afvragen of er zo'n expliciete installatie van het "incestverbod" dient te zijn, juist waar er immers sprake is geweest van grensoverschrijdend gedrag door volwassenen. Zeker bij de behandeling of bespreking van situaties van een seksueel slachtofferschap waarbij er een combinatie is met uitagerend gedrag bleek deze stelling voor de verhouding mannen-meisjes een duidelijkheid te installeren (preventief een grens te installeren, waar de jongeren dat zelf niet kunnen). Correctie nadat een jongere bepaalde gevoelens tegenover een opvoeder heeft, is al veel moeilijker. Bovendien wordt een model geboden waarbij gesteld wordt dat een jongere zich niet hoeft te schamen voor bepaalde gedachten en gevoelens. De omzetting ervan in gedrag is wel onderhevig aan sociale controle. Deze stellingname impliceert een duidelijke erkenning van de grenzen van de jongeren en vraagt respect hiervoor door de anderen. 7.2.3. Nood aan relaxatietraining en een "goed gevoel" Niet alle jongeren hebben baat bij het installeren van een terugvalbasis voor moeilijke momenten (het creëren van een veilig eiland). Onzekere angstige jongeren hebben er wel baat bij om een gedrag in te oefenen dat als antagonist gebruikt kan worden. Robustere, wat overcompenserende jongeren willen aanvankelijk deze inspanning niet opbrengen en vinden het maar flauw. Elders schreven we hoe het leren naar voor trekken en achteruit duwen van het “goed beeld”, kan gebruikt worden om achteraf de slechte beelden te leren wegduwen. Indien er mits: # # #
een voldoende stabiele functioneringsbasis is, kan men van start gaan
Niet meegaan in negatieve ervaringen zelfveroordeling. Het niet onderschatten van de ernst van een situatie Onderscheid maken tussen het gedrag dat als reactief kan gezien worden op het misbruik, en het gedrag dat als uiting van de gezonde persoonskern kan gezien worden. # Het zich niet verliezen in waarheidsdisputen. Wat de jongere brengt is zijn/haar verhaal. Het heeft geen enkel nut dat een therapeut zich als een detective opstelt. # Verder dient aangegeven te worden dat er bij de verwerking soms heftige emoties kunnen loskomen. We spreken af dat de jongere niet over gaat tot automutilatie (bij te hoge spanning kan een koude douche als hanteringsgedrag gelden). Zelfmoordgedachten zijn bespreekbaar maar mogen niet ten uitvoer gebracht woorden. Men kan stellen dat ze een "normale" bijwerking van de therapie vormen, een reactie op de hevige emoties die vaak een mengeling zijn woede en schuldgevoel waardoor uitputting en depressie kan optreden.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
63
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
#
Bij een residentiele behandeling lijkt het voorstellen van een tweede behandelaar en afspraken rond het contact rond crisissituaties niet nodig. 7.2.4. Belangrijke begrippen & denkbeelden Bij het verkennen van het misbruik gedrag is het belangrijk te benadrukken dat zijn/haar gedrag de enig mogelijke reactie was. De jongere had toen geen controle, maar zal die nu gaandeweg verwerven. Waar er verlamming wordt gerapporteerd wordt uitgelegd dat dit een "normale" reactie is binnen het fight-flight-freese reactieschema. Wat naar voor komt als gedragsklachten (bv. agressie) is een overlevingsstrategie die beantwoordt aan de misbruiksituatie, die momenteel echter weinig nut heeft. Men dient te aanvaarden dat de jongere de tijd neemt om dit uit te zoeken en soms wel op zoek lijkt naar het bewijs van het tegendeel. Voor wat de verwerking van seksueel misbruik betreft, stelt P. Thiel (p 301) dat de meeste vrouwen eerst schaamte en schuldgevoel tonen. Pas later komt de woede over de dader aan bod. Ze beklemtoont dat het uitermate belangrijk is dat die woede aan bod komt. Gebeurt dit niet, dan is de kans groot dat de agressie naar binnen gericht wordt en dat er na langere tijd depressie ontstaat. Globaal gezien worden de verschillende therapieën gekenmerkt door dezelfde processen: 1) Opbouw therapeutisch contact 2) Symptoombestrijding en betere handhaving binnen het dagelijks functioneren. Hierbij hoort het aanbrengen van cognitieve correcties 3) Traumaverwerking: steeds bij recente trauma's. Alleen indien de expliciete vraag bestaat en de persoonlijke draagkracht voldoende is bij oudere trauma's. 4) Afronding therapie: grotere spreiding van de sessies. De therapeut laat de betrokkene zelf meer controle verwerven over wat er juist dient te gebeuren. Thiel (2003) gaat in op het onderscheid tussen type 1 en type 2 trauma. Een type 1 trauma is een eenmalig trauma dat een persoon doorgaans op latere leeftijd (ouder dan 18 jaar) overkomt. Omdat het “zelf” doorgaans niet aangetast wordt verloopt de verwerking van zo’n trauma doorgaans eenvoudiger. De therapie is kort, gestructureerd en direct op het trauma gericht. Type 2 trauma’s betreft herhaalde trauma’s die zich typisch op een jonge leeftijd al beginnen voordoen. Vaker dient is er al een nieuwe traumatischer gebeurtenis voordat eerdere trauma’s enigszins verwerkt zijn. Bij cliënten van het gemengde type adviseert Thiel om eerst het type 2 trauma aan te pakken, nadien eventueel aangevuld met elementen uit de type 1 trauma behandeling. Voor de opvang van type 1 trauma geeft Thiel verschillende tips: - zorgen voor eten, drinken; - zorgen voor warmte; - iemand uit de vertrouwde omgeving aanbrengen; - steun en troost betuigen, een luisterend oor bieden (maar niet doorvragen); Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
64
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
- het contact met de realiteit bevestigen of zo nodig herstellen: het slachtoffer helpen zich in de juiste plaats en tijd te situeren; - een attitude uitdragen van "het leven gaat door"; - informatie verstrekken over de verder te verwachten reacties (ook aan familieleden); - allerlei praktische zorgen opvangen (over de zorg voor een huisdier, over een na te komen afspraak...). Na de acute opvang komen andere elementen aan de orde: - het slachtoffer zijn eigen verhaal laten vertellen; - vragen naar pijnlijke aspecten pas na enige tijd stellen; - erkennen en verbaal belonen van coping-reacties tijdens en na het trauma; - actief vragen naar eventuele verergering van ptsd- en andere klachten, zoals depressie, relatieproblemen, alcohol- en medicatiemisbruik, vermijding, isolatie, secundaire traumatisering... Men kan ook ongelukkige interventies doen. Thiel vermeldt: - gevoelens relativeren of bagatelliseren ("er gebeuren nog wel meer erge dingen"); - indringende vragen stellen over het trauma; - clichés en dooddoeners debiteren ("tijd heelt alle wonden"); - luchthartig over de toekomst praten ("volgend jaar ga je fijn met vakantie en dan komt het weer helemaal goed"); - het slachtoffer (mede-)verantwoordelijk stellen voor het trauma ("had je niet beter dit gedaan?"; "had je niet beter dat nagelaten?"...); - overbodige vragen stellen uit nieuwsgierigheid of sensatiezucht. Thiel ziet de verdere begeleiding als volgt: - het traumaslachtoffer informatie blijven aanbieden over het te verwachten "normale" verloop van stressreacties en verwerking; - de cliënt zijn verhaal uitvoerig en zo vaak als nodig laten vertellen; - gaandeweg vaker tussenkomen en actief meer vragen stellen; - erkenning geven voor de gevoelens en coping-reacties die iemand tijdens en na het trauma heeft vertoond (ook als iemand helemaal niets gedaan heeft - niet zelden heeft zo iemand dan immers het irrationele idee zich laf en oneervol gedragen te hebben); - het slachtoffer aanmoedigen tot spreken met anderen; - het slachtoffer stimuleren tot het zoeken van passende afleiding; - partner of gezin bij de begeleiding betrekken: deze informeren, activeren (om het traumaslachtoffer te troosten en te steunen), begrenzen (in het zich als redder opwerpen); - mythes ontzenuwen (zoals na een verkrachting: "zo'n kort rokje lokt het ook uit..."); - attent zijn voor eventuele voortijdige stagnatie van het verwerkingsproces, bijvoorbeeld te merken aan toename van alcohol-of ander middelengebruik, aan toename (in plaats van geleidelijke afname) van PTSD-symptomen, aan toename van vermijdingsgedrag of isolement...; - signaleren van secundaire traumatisering (op het werk merkt het traumaslachtoffer na zijn herstelverlof dat een collega zijn lang
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
65
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
begeerde promotie heeft ingepikt; op straat duiken bekenden weg om een confrontatie te vermijden, omdat ze niet weten wat te zeggen...).
8. INITIATIEVEN OP LANGERE TERMIJN; EFFECTEN VAN DE BEZINNING. Het opzoekwerk voorafgaand aan deze tekst, bracht een en ander in beweging. We kunnen aansluitend op verschillende niveaus doelstellingen formuleren. 8.1. MACRO-VLAK Men kan pleiten voor de verplichte opname van een stuk deontologie in de opleiding van ieder welzijnswerker. Hierbij dient duidelijk en expliciet stelling genomen te worden tegen seksuele relaties tussen begeleider en cliënt. Het V.F.S.I.P.H. (en mogelijk ook de sector Bijzondere Jeugdbijstand) kan als subsidieringsvoorwaarde opleggen dat in het arbeidsreglement en het reglement van inwendige orde een clausule opgenomen wordt, waarbij seksuele toenadering tussen begeleider en cliënt als zware beroepsfout gezien wordt. Men kan alle centra een centrale meldingsplicht opleggen wanneer er een vermoeden bestaat van misbruik en mishandelingssituaties die minder dan een jaar oud zijn. Vertrouwenscentra zijn hiervoor geschikt. 8.2. MESO-VLAK In ons arbeidsreglement zal hoger gemaakte opmerking een concrete weerslag krijgen. Wat momenteel informeel afgesproken werd, wordt formeel genoteerd: "Contacten tussen personeelsleden van het centrum en jongeren, zelfs al vallen ze buiten de werkuren en buiten het centrum, behoren niet tot het privé domein van de betrokken werknemer, maar vallen onder de werkingsbevoegdheid van het centrum. Derhalve dienen deze contacten indien ze voorspelbaar zijn op voorhand besproken met het team. Van toevallige ontmoetingen wordt op de teamvergadering of via het dagboek verslag uitgebracht. Het is duidelijk dat de betrokken werknemer, tijdens deze contacten geen handelingen kan stellen of uitspraken kan doen in strijd met het pedagogisch model van het centrum." Bij de redenen tot "dringende beëindiging van het contract" wordt toegevoegd: "Het aangaan van een seksuele relatie of het hebben van seksueel contact met een van de jongeren, los van het feit af deze laatste er al dan niet mee instemt." Het vormingspakket dat tot nu toe een tekst over daderhulp bevatte, wordt uitgebreid met de volledige tekst van deze uiteenzetting. In de evaluatie van opvoeders (en andere personeelsleden) zal expliciet gepeild worden naar het respecteren van wat wij de "professionele Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
66
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
generatiegrens noemen". Het verbod op het stellen van promiscue gedrag staat hier voorop. Het lijkt niet noodzakelijk een apart protocol te schrijven rond seksueel misbruik. Er is evenveel reden om een protocol te schrijven rond bijvoorbeeld agressiehantering. Op deze manier zou op den duur versnippering ontstaan. Belangrijk is het maken van een expliciete analyse van de situatie en het opnemen van correcties en bijsturingen in de bestaande kanalen. Het V.F.S.I.P.H. vraagt eind 2003 om in het kader van het kwaliteitsdecreet een module te voorzien rond de fysieke en seksuele integriteit van de bewoners. Rond dit thema wensen we een openheid en bespreekbaarheid van thema's te brengen. Overdracht en tegenoverdracht zijn normaal. In die zin zal een openlijk bespreken van gevoelens van sympathie (en antipathie) niet leiden tot excessen, maar via sociale controle (de antagonist van geïsoleerd werk) leiden tot een grotere preventie. Op deze manier wordt een duidelijk grens aangebracht tussen affiniteiten en het uiten ervan in de vorm van seksuele daden. Juist bij (potentiële) daders worden deze zaken ten onrechte op een continuüm gezet. 8.3. MICRO VLAK Voor de analyse van concrete situaties zal de externe begeleider (psycholoog, orthopedagoog) het bevragingsschema expliciet doorlopen. Dit geeft garantie op een voldoende brede kadering, een verhoogde systematiek en een juiste fasering. Opvoeders zullen kennis nemen van de formulering van het "incesttaboe" (zoals geformuleerd in 6.2.2. Voorafgaand werk: therapievoorstelling & werkvoorwaarden). Dit scenario zal hen in staat stellen om, waar aangewezen volgens het handelingsplan, los van de therapie preventief een grens op te leggen bij jongeren waar er op dit punt problemen te verwachten zijn.
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
67
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
68
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Bibliografie: Bruinsma, F., Incesthulpverlening. Diagnostiek, opvang en behandeling van incest, Utrecht, Uitgeverij SWP,94. Cosyns, P e.a,. Therapeutische begeleiding van daders van seksueel geweld. Antwerpen, UIA, 94. Peeters,R. (2003). Van onze verslaggever ter plaatse. “Behandeling van posttraumatische stress-stoornis. Versalg van een workshop door drs. Pasya Thiel UZA? Edegem, 17-18/03/2003. Berichtenblad gedragstherapie, 2003, nr 2. Thiel, P., Gedragstherapie, jrg. 21, nr 4, december 1988. Nijenhuis, R. in Baartman H.(red.),Op gebaande paden. Ontwikkelingen inde diagnostiek, hulpverlening en preventie met betrekking tot het seksueel misbruik van kinderen, Utrecht, Uitgeverij SWP, 95 , p63
Paul Hamers
nota’s voorbereiding ’06-‘07
69
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
Index: aandrang 13, 22, 23, 58, 59, 60 ADHD 15 afspraken 54, 62, 64 agressie12, 15, 21, 23, 24, 25, 34, 39, 40, 42, 44, 46, 64 agressiewetten 46 ambivalentie 47 arbeidsreglement 66 automutilatie 15, 26, 34, 40, 45, 63 basisveiligheid 16 beroepsfout 66 beslotenheid 33 bezinning 66 boodschappen 27 borderline persoonlijkheden 11, 36 catharsis 46 centrale meldingsplicht 66 chaos 44, 45 cognitieve distorties 49, 54 confrontatie 23, 31 context 2, 3, 5, 6, 16, 18, 22, 27, 31, 35, 49 Cosyns 53, 57, 58, 60, 69 dader 2, 5, 12, 13, 15, 19, 20, 21, 28, 29, 34, 35, 36, 37, 42, 43, 44, 47, 50, 53, 54, 55, 58, 60, 64 daderbegeleiding 49, 60 daderhulp 49, 66 deontologie 66 diagnostisch onderzoek 50 DIS 8 dissociatie 8, 9, 11, 47 draagkracht 49, 64 emotionele kwetsbaarheid 45, 46 encopresis 38 evaluatie 32, 66 experiment 3 experimenteergedrag 14, 49 externaliseren 42 fight-flight 9, 64 gedissocieerd 16, 48 gefaseerd antwoord 3 geheugen 9, 10 Gianotten 15, 42 grenzen 19, 20, 28, 31, 36, 48, 49, 63 groepsdruk 18, 22, 40, 49 hormonen 18, 60, 61 hulpverlener 5, 6 ideaalfiguur 27 idealiseren 5, 15, 27 identiteit 8, 9, 10, 18, 24 imago 12, 15, 46 impulscontrole 16 incest 19, 25, 38, 69 incesttaboe 67 intimiteit 2, 12, 18, 42, 46 intrusieve gedachten 23 Justice 42 kind-toestanden 40 klacht 11, 12, 20, 28, 29, 30, 35, 38, 39, 46, 47, 50 Lineham 44
Paul Hamers
loyaal 42, 46 loyaliteiten 37 maatschappelijke druk 42 maatschappij 5, 47 macht 21, 23, 34, 35, 37, 42, 60 Marlatt 13, 18, 53, 55 mishandeling 3, 16, 21, 48 model 18, 21, 41, 53, 63, 66 motivatie 5, 49, 53, 57, 58 neutrale boodschappen 33 Nijenhuis 9, 10, 69 normhantering 49 ontslag 29, 30, 31, 32, 34 ontsnappingsgedrag 19, 59 oorzaken 6 opvoeder 14, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 33, 34, 35, 36, 47, 62, 63 parentificatie 24, 40, 41 personaliseren 14, 48 persoonlijke criteria 33 polariteiten 45 praktijk 1, 2 probleemsamenhang 46 problem solving 3, 49, 59 prostitutie 22, 49 protocol 67 PTSD 2, 8 Quintyn 12 rationalisatie 22 reconstructie 29, 33, 54 responspreventie 24, 51 revictimisatie 6, 41 sadomasochistische relatie 42 scenario 19, 22, 60, 67 schuld 5, 25, 31, 33, 35, 36, 40, 45, 53, 55, 58, 59, 62 script 29, 36, 48, 53, 54, 59 seksualiserende dader 44 seksualiteit 1, 2, 5, 6, 16, 18, 37, 42, 44, 63 seksuele identiteit 24, 50 seponeren 47 shopping thema 48 slachtoffer2, 5, 13, 14, 15, 17, 18, 20, 21, 27, 35, 36, 37, 38, 42, 43, 44, 47, 50, 54, 55, 57, 58, 60 slachtofferempathie 55, 60 slachtofferhulp 49 sociale vaardigheden 3, 49 spanningshantering 3, 19 stimuluscontrole 21, 49 symptomen 6, 11, 16, 48 tegenoverdracht 67 therapeut 11, 12, 20, 28, 29, 30, 33, 36, 37, 48, 50, 62, 63, 64 therapie 8, 11, 12, 17, 19, 20, 21, 22, 24, 26, 27, 29, 30, 32, 35, 37, 41, 48, 49, 50, 61, 62, 63, 64, 67 intern of extern 50 Thiel 64, 69 trauma 2, 9, 10, 11, 12, 24, 34, 47, 48, 61, 64 types van daders 42, 44
nota’s voorbereiding ’06-‘07
70
Oefeningen Ontwikkelingsgerichte Psychotherapie bij Adolescenten /Deel 2
uitlokkende factoren van Beek verbod vermijdingsgedrag verticale splitsing verwaarlozing verwerking
Paul Hamers
49, 54 43 37, 62, 67 5, 9, 21 18 3, 16, 41, 48 25, 33, 46, 49, 63, 64
voorlichting 16, 49 vrouwelijke therapeuten 19 werkidentiteit 33 wraakzuchtige pleger 44 zelfbeeld 3, 15, 16, 23, 36, 40, 43, 44, 49, 59 zelfcontrole 15, 51, 53, 58
nota’s voorbereiding ’06-‘07
71