Ref: NAI 4047 NEDERLANDS ARBITRAGE TNSTITUUT ARBITRAAL VONNIS
inzake
de stichting STICIITING PENSIOENFONDS ING, gevestigd te Den Haag, eiseres, gemachtigden: mr. A.W. van der Kroef en mr. S.A. van der Sluijs
tegen
1. de vennootschap onder firma LNG PERSONEEL VOF, gevestigd te Amsterdam, 2. de besloten vennootschap ING VERZEKERINGEN PERSONEEL B.V., gevestigd te Den Haag, 3. de besloten vennootschap ING INVESTMENT MANAGEMENT PERSONEEL B.V., gevestigd te Den Haag, 4. de besloten vennootschap ING BANK PERSONEEL B.V., gevestigd te Amsterdam, 5. de besloten vennootschap WESTLANDUTRECHTPERSONEEL B.V., gevestigd te Amsterdam, 6. de naarnloze vennootschap NATIONALE-NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.y., gevestigd te Rotterdam, 7. de besloten vennootschap ING VASTGOED ONTWIKELING B.V.. gevestigd te Den Haag, 8. de naamloze vennootschap RVS LEVENSVERZEKERING N.y., gevestigd te Ede, 9. de naamloze vennootschap ING BANK N.V., gevestigd te Amsterdam, 10. de naarnloze vennootschap ING VERZEKERINGEN NV., gevestigd te Amsterdam .‘eiweersiers, geinachtigden: mr. J.M. van Slooten, mr. J.H. Bennaars en mr. T. Huijg
De ondergetekenden, mw. mr. W. Ton1ens-Gerkema, wonend te Amsterdam, prof. dr. A.. Schilder RA, wonend te Airnere en prof. dr. H.P.A.J. Langendijk, wonend te Haarlem, hebben het volgende arbitraal vonnis gewezen.
Verloop van de arbitrage 1.1
De Stichtirig Pensioenfonds ING (hiema: ‘PFI’) heeft bij brief van 16 juli 2012 een arbitrage-aanvraag bij het Nederlands Arbitrage Instituut (hierna ‘NA.I.’) ingediend. Deze aanvraag is op l7juIi 2012 door het N.A.I. ontvangen.
1.2
Bij brief van 23 juli 2012 hebben verweersters (hierna gezamenlijk in enkelvoud: ‘ING’) aan het N.A.L laten weten af te zien van de indiening van een kort antwoord.
13
Op 26 juli 2012 heeft de directeu.r/adininistrateur van het N.A.I. ondergetekenden tot arbiter benoemd, welke benoeming door hen schriftelijk is aanvaard. Vervolgens is op 23 augustus 2012 mr. J.J. Dammingh tot secretaris benoemd. Het scheidsgerecht heeft, na overleg met partijen, de procesorde vastgesteld.
1.4
Op 13 september 2012 heeft PFI een Memorie van Eis (inclusief 15 producties, waaronder een rapport van FDA Consultancy) ingediend.
L5
Op 9 november 2012 heeft ING een Memorie van Antwoord (inclusief 9 producties) ingediend.
1.6
Op 7 december 2012 heeft PFI nog een schriftelijke reactie van FDA Consultancy (met 8 bijlagen) in het geding gebracht. Mr. Van Slooten heeft namens ING bezwaar gemaakt tegen de indiening van de FDA-reactie en aan het scheidsgerecht verzocht dit stuic buiten beschouwing te laten. Ret scheidsgerecht heeft het bezwaar van de hand gewezen en het verzoek niet gelionoreerd. In een mail van Ii december 2012 heeft het scheidsgerecht onder meer het volgende aan partijen laten weten: “Het scheidsgerech’ ste/I voorop dot z/ zorgvuldig toeziel op de coFrecte naleving van he! beginsel van hoor en weder1iooi JNG moe! dan ook adequaat kunnen reageren op de siukken die SPI op 7 december in he! geding heefi gebrachi. Mel hetrekking lot de blilagen bf de FDA-reactie geld! dat deze nagenoeg allemaal aJkomstig zUn van ING. He! scheidsgerecht achi de over/egging van deze stuklceiz dan ook mile! hezwaarlUk, waarbij !evens van belong is dat de srzikken binnen c/c eerder door he! scheidsgerechi bepaalde lerinyn zijn ingedienci
Met beirekking lot c/c FDA -reaclie zelfge/di dat deze ookpas icr zilling (op 21 december diis) had kunnen ‘worden gepresenreerd en overge/egd. Het scheidsgerecht zon het part qen immers (desgewens!,) hebben Ioegeslaan om in het icader van hun elgen spreektd oak een deskundige aan her woord le lalen “eveniueel met een Ppr-presentatie,). Tegen die achiergrond komi hel de
behande/ing, in zekere zin, ten goede dat de FDA -reaclie op voorhand is overgelegd. (...) Conc/uderend merict her scheidsgerechi ‘nogmaa1s,) op dat de overge/egde FDA -reaclie a/s een op voorhand overge/egd onderdeel van hei pleidooi wordt aangemerk!, waaivp JNG ler zirting (a/s eersIe,) zal mogen reageren. (...)“ 1.7
In react-ie op de stukken die PFI op 7 december 2012 heeft overgelegd, heeft 1NG op 19 december 2012 nog een aantal stukken (producties 10 t/m 16) in het geding gebracht.
1.8
Op vrijdag 21 december 2012 heeft in het ‘TNG House’ te Amsterdam een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Voor PFI waren hierbij aanwezig: P.C. de Bruijne (voorzitter bestuur PFI), mw. Th.E. van Bon (lid bestuur PFI), mw. J. Sips (lid bestuur PFI), R. Prins (lid bestuur PFI), D. Heijting (directeur pensioenfonds), mw. mr. J.M. Quik (senior jurist bestuursbureau PFI), S. Hoek (FDA) en mr. drs. V. Stoutjesdijk (FDA). PFI werd bijgestaan door haar gemachtigden mr. A.W. van der Kroef en mr. S.A. van der Sluijs. Voor fNG waren aanwezig: H. Hooijmans (directeur Employee pensions), H. Schiukebir (Employee pensions), H. Bruisten (Juridische zaken), P. Schermers (Capital planning), A. Mollerus (Investor relations) en J. FlOtman (Employee pensions). fNG werd bijgestaan door haar gemachtigden mr. JM. van Slooten en mr. T. Huijg. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities en, mede naar aanleiding van vragen van het scheidsgerecht, mu chtingen verstrekt.
Bevoed held scheidsgerecht, plaats van arbitragc en besIissinsmaatstaf 2.1
In artikel 17 van de tussen partijen gesloten Uilvoeringsovereenkoinsi (nader beschreven in 3.3 van dit vonnis) is bepaald (voor zover van belang): Artiliet 17— Geschilen I. Al/c geschi//en, die lussen partyen mock/en on!s!aan over deze overeenkomsi of de uitvoering daari.’an, zu//en worden bes/ist door midde/ van arbitrage.
2. Binnen derlig dagen nadar bet geschil ter kennis van he! PensioenJbnds is gebrach! zal hel Bestziur ecu arbiter benoeunen Binnen dertig dagen nadat het geschil icr kennis van de Werkge’er is gebrachi zal de J’Ver/cgever eeui arbiter benoernen. Binnen dertig dagen na hel versirUken van de eerder genoemde iernuijn van derlig dagen zullen de door het Bestuur benoernde arbiter en de door de Werkgever benoernde arbiter in onderling overleg een derde arbiter benoemen, die he! college van arbiters zal voorzillen. 3.
Het college van arbiters zal van he! geschil kennis nemen en dii in hoogste insiantie beslissen.
(...)
4. He! college van arbiters zal beslissen naar billUkheici ste/i de wzjze van procederen vasi waarbU he! college niet gebonden is aan de weueljke procesregels en dod levens uiispraak omirent de verdeling van de kosien over de part/en. 5. Dc opdraclil aan he! college van arbiters dunn eindbeslissing.
voonl rot aan de
2.2
Op grond van artilcel 17 lid 2 van de Uitvoeringsovereenkomst heeft PFI prof. dr. H.P.A.J. Langendijk als arbiter benoemd en ING prof dr. A. Schilder RA. Deze arbiters hebben mevrouw mr. W. Tonkens-Gerkema bereid gevonden als voorzitter van het college van arbiters te fungeren. Vervolgens hebben de arbiters in onderlmg overleg besloten om de arbitrage via het N.A.I. te laten verlopen, met inachtneming van het NAI Arbitrage Reglement (versie ifanuani 2010). Partijen hebben hiermee ingestemd.
2.3
Nu de arbiters overeenkomstig de Uitvoeringsovereenkomst zijn benoemd en ook overigens de bevoegdheid van het scheidsgerecht geen onderwerp van discussie is geweest, staat daarmee de bevoegdheid van het scheidsgerecht vast.
2.4
Ms plaats van arbitrage heeft het scheidsgerecht, met inachtneming van artikel 22 lid 1 van het NAI Arbitrage Reglement, Amsterdam aangewezen.
2.5
In a.rtikel 17 lid 4 van de Uitvoeringsovereenkomst is bepaald dat het scheidsgerecht naar billijkheid zal beslissen. Het scheidsgerecht zal derhalve, mede gelet op het bepaalde in artikel 45 lid 1 van het NAI Arbitrage Reglement, als ‘goede mannen naar billijkheid’ beslissen.
Vststaande feiten 3.1
Het scheidsgerecht stelt de volgende feiten vast, dit overeenkomstig hetgeen partijen over en weer, niet dan wel onvoldoende weersprokeu, aan hun onderscheiden stellingen en weren ten grondsiag hebben gelegd.
32
PFJ is, als het ‘eigen’ pensioenfonds van ING, belast met de uitvoering van de pensioenovereenkomsten tussen ING en haar werknemers op wie de ING-CAO (hierna: de ‘CAO’) van toepassi.ng is. Dc pensioenovereenkomsten zijn vastgelegd in de CAO. In de toepasselijke versie(s) van de CAO is onder meer het volgende bepaald: “14.4.9
Toeslagverleizing op pensioenen
He! streven is de bU Pensioenfonds JNG verzekercle ingegane pensioenen en (prernievrye) pensioenaanspi’akenjaarlks (per I januari) aan te passen aan de ontwikkeling van de door he! Ceniraal Bureau voor de Sialisriek voor de ee1ste maal gepubliceerde conszimentenprijsindex al/c huishoudens, aJkeleid over de larn’st versireken periode van oklober hoogsre 3 % perjaar.
lot
oIctober De aanpassing bedraagt ten
Dc indexalie van de ingegane pensioenen en de (premievrye,) pensioenaanspraken is voorwaardefljk. Of en in hoeverre Pensioei!fonds ING enig moment de ingegane pensioenen en de (premievrje,) op pensioenaanspraken zal aanpassen is aJhankelijk van eeii hierioe strekkend besluit van enfinanciering door Besinur ING Neder/anci”
3.3
PFI (chet Pensioenfonds’) en FNG (‘de Werkgever’) hebben laatstelijk op 28 september 2011 een Uiii’oeringsovereenkomsi gesloten. in artikel I OA van deze overeenkomst is onder meer bepaald: —
—
“Artikel 1 OA Voorwaardelijke toesIag’erlening I. De toes/agenambitie is coi?form heigeen daarover in de van toepassing zzjnde Fensioenreglemenlen is i’ernzelc/. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken kunnen roeslagen worden ver/ee,icl indien de Werkgever daartoe de midc/elen beschikboar ste/I. Net Bestuur beslist evenwel in hoever,’e pensloenrechien en pensioenaanspraken warden aangepast. 2. De weiieljk vasigesielde voorwaardelkheidsverkIaring is van toepassing. Deze hiidde op I januari 2009 a/s volgI: “Op c/c pensloenrechien en pensioencianspraken word! ccii toes/ag verleend .‘an de pr(/sontwikkeling met een mcrcimum van 3 % perjaaI Her besimir beslist evenwel in hoeverre —
penszoenrechlen en pensioenaanspraken mi’orden aangepast. Voor deze voorivaardels/ke ioeslagver/ening is geen reserve gevormd. Dc toes/agverlening wordi tilt bjdragen van de werkgever gefinancierd”
3.4
De rechtspositie van pensioengerechtigden en (gewezen) deelnemers tegenover PFI is laatstelijk geregeld in liet Pensioenreglernent per 1 januan 2008. In artikel 27 van dit reglernent is onder ineer bepaald: —
“Artikel 27
—
Verlening van toeslagen op Pensioenrechten en preinievrzje Pensioenaanspraken
ToeIichting artilcel 27 Stichring PensioenJonds ING probeert ieder jaar per 1 januari een toeslag te verienen op Pensioenrechten en de premievre Pensioenaanspraken, indien de Werkgever daartoe middelen beschikbaar ste/i. He! Fonds heeji geen geld gereserveerd voor deze toeslagverlening. Her Fonds zal dii bedrag aanwenden voor he! verlenen van de beoogde loesiagen op de Pensloenrechien en prernievr/e Pensioenaanspraken, !enzU de situarie van her Fonds in de ogen van hei Besluur dusdanig is dat !oeslagveriening jmnancieel niel verantwoord wordi geachi. Dc loesiagen op de Pensioenrechten en prenhievr/e Pensioenaanspraken worden gebaseerd op de prssiging, die wordi vasrgesield door het prusindexcufer voor de gezinsconsuniptie a/ic huishoudens, afgeleid i’an okiober Ic vergel/ken met her cjfer van okiober in he! jaaI daan’oor Als de staging van het prUsindexcjfer hoger is dan 3 % word! de jaarlUkse toeslag gemaximeerd op 3 %. Het Bestuur beslisi evenwel jaarlyks in hoeverre de Pensioenrechten en premievr/e Pensioenaanspraken warden aangepast Aan hei bestuursbesluit kunnen geen rechten warden onileend ten aanzien van toekomstige toesiagen. 1. Op de in lid 4 bedoelde Pensloenrechien en Pensioenaanspraken ingevolge dii reglerneni word! jaarlj/cs per 1 januari van het kalendei/aar toes/ag verieend van rnaximaal de op 3 % geinciximeerde ontwikkeiing van de door he! Ceniraai Bureau voor de Statistiek voor de eersle maal gepubliceerde Consurnentenprsindex al/c huishoudens, afgeleic4 over de laaisi versirelcen periode van okiober tot oktober. f-Jet Besinur beslist evenwel jaariUks in hoeverre de in dii lid bedoelde Pensioenrechien en Pensioenaanspraken warden aangepast. Voor deze voorwaardehjke !oeslagverlening is geen reserve gevormd Dc !oeslagverlening wordi nil bdragen van de Werkgever gefinancierd.”
3.5
Bij de meeste werkgevers met een pensioenfonds worden de toeslagen gefinancierd nit premie-inkomsten enlof beleggingsopbrengsten van het betreffende pensioenfonds. Dat is anders bij PFI: de toeslagen worden narnelijk door ING gefinancierd. Er is sprake van een voorwaardehjke toeslagverlening: PFI kan de pensioenen slechts verhogen indien ING hiervoor de middelen ter beschikking stelt. ING neemt hierover ieder jaar een besluit. In 2003 is tussen partijen overleg gevoerd over de door TNG te hanteren maatstaf bij het door haar te nemen besluit orn al dan niet de middelen voor een toeslagver]ening ter
beschikking te stellen. Bij brief van 21 augustus 2003 heeft ING aan het bestuur PFJ geschreven:
van
“Wat beirefi de bevoegdheid van her Besinur ING Nec/er/and m. b. 1. her a! ofniet c. q. niel vol!edig loepassen van de indexering s!aat voorop dat uilgangspzint is dat de ingegane pensioenen worden geindexeerd volgens c/c omschreven index. Her Besluur ING Nederland heejI de discretionaire bevoegdheic! orn te beshiiien oin iziet ofniet vol/edig re indexereit Uireraard zal het Bestuur JNG Nederland op uiters! zorgvuldige 3v/ze niet deze bevoegdheid omgaan en deze alleen dan gebruiken indien ci’ zwaarwegende redenen zfn.” 3.6
In 2008 heeft een comniissie in opdracht van ING onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van het verplaatsen van de financiering van de indexatie van 1NG naar PFI. In het rapport van de Commissie Indexatie van juni 2008 is in Ii onder meer het volgende uitgangspunt geformuleerd: “In de huidige opzel is de indexarie voorwaardel/k en worden de pensloenen aangepasl aan de berreffende index indien en voorzover ING besluil lot indexeren en de daarvoor benodigde koopsommen in het pensioe;!fonds stort. ING sireeji naar volledige indexalie, (...).“
En in 3.4 van dit rapport is over de intentie
van
ING onder meer opgemerkt:
“JNG za! alleen cifzien van indexalie a/s ci zwaanvegende argwnenlen besiaan doordat b/voorbeeld door roekenning de aanges!olen onderneiningen in financiele problemen geraken. In het verleden heeft ING fool! aJezien van hei loekennen van indexatie. He! is de opze/ orn de indexatiezekerheid van de deelnemers en gepensioneerden iliet wezen/Uk Ic doen veranderen. Dc hoge male van indexatiezekerheid die in, bestaar is voor deze siudie veil aald in ccii indexatiezekerheid van 9 7 5 %.“ 3.7
In het najaar van 2008 heeft de Nederlandse Staat aan ING staatssteun verstrekt. in die zin dat 1NG voor een bedrag van € 10 miljard kem.kapitaaieffecten aan de Nederlandse Staat heeft uitgegeven. In verband hiermee is in 2009 een herstructureringsplan voor NG vastgesteld., dat onder meer voorziet in een afsplitsing en verzelfstandiging van het gehele verzekeringsbedrijf aismede de verkoop van een aantal onderdelen van het ban.kbedrijf
3.8
In augustus 2009 heeft ING aan PH laten weten dat het heeft besloten geen middelen voor toeslagverlening ter beschikking te stellen per 1 september 2009 en per 1 januan 2010. Volgens ING waren er ‘zwaarwegende redenen’ die het achterwege laten van toeslagverlening rechtvaardigden. PFI heeft zich bij dit
besluit van ING (aangaande de periode vanaf 1 september 2009 en het jaar 2010) neergelegd. 19
Voor het jaar 2011 heeft JNG eveneens het besluit genomen om geen middelen voor toeslagverlening aan PFI ter beschikking te stellen. Volgens ING waren er (nog steeds) ‘zwaarwegende redenen’ die zich tegen toeslagveriening verzetten. Met dit besluit was PFI bet met eens: naar haar mening was niet langer sprake van ‘zwaarwegende redenen’. Partijen hebben vervolgens op de voet van artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordermg (Rv) de volgende vraag aan de rechtbank te Amsterdam, sector kanton voorgelegd: “ZUn de redenen die ING ten grondslag heeji gelegd aan hoar beslissing oni per I januari 2011 geen iniddelen ler beschikking Ic ste/len voor toeslagverlening zwaarwegende redenen?”
Een meervoudige kamer van de sector kanton van de rechtbaak (hiema: ‘de kanionrechiers’) heeft deze vraag bij beschikking van 27 juli 2011 bevestigend beantwoord. Hiertoe hebben de kantonrechters onder meer overwogen: “3.16 De kanionrechters volgen ING tegen deze achiergrond in haar standpunr dat de combmatie van alle voormelde ornstandigheden, waartoe in he! bzjzonder te rekenen c/c iiog afte lossen staatssteun, tegen de achtergrond van c/c voorrdurende onzekerheid op de financiele inarkien, een dusdanig un/eke sirualie oplevert dat deze a/s zwaari’egend dienen te worden geki•i’alficeerd in de hiervoor bedoelde zin. Dot definanciering van de onderhavige loeslag daarbij naar zzyn omvang geen re/evante rol zou toekomen, kan gezien de berrokken bedragen zoals nader toegelichi icr ziuing tiiet worden gezegdi He! afzien van de onderhavige indexering leidi immers ioi he! in neerwaartse zin aanpassen van de 277 ini/oen. Dat in het voorzzemng voor de pensioenverplichiingen flier jaarverslag van ING over 2010 is verwoord dat de ongeachi de uiilcornst de kwesiie me! PFI over de ioeslagverlening “will not have a signfzcanr ejfect on the Financial posit/oil or profitability of the Company” mao/ct dat hid anders Daarbj moe! oak in aanmerking worden genornen, dat vo/doende gebleken is dat het nitbiUven van de indexering dee! uiimaakt van eeii consistent beleid van JNG onz haar kapitaa!sposiiie Ic versierken. ING heeji onvoldoende weerspivken gesteld dat zU verschillende projeclen heefi uiigesreld of
e
afgeblazen die een besparing opleveren.
Vooris
werci
ccii
aanzienhjke
loonmafiging overeengekomen met de C’AO-parten, nit c/c looptUd van de CAO
iverd verlengd voor 2] maanclen met als doe! kostenbesparing en daarb4j een collect/eve !oonsverhoging van s/cc/its I % it’ercl ajkesproken, dat wil zeggen ru/rn lager dan c/c staging van he! consitmenieiiiiidexcqjei Verder stoat vast dat ook de aandeelhouders in 2009 en 2010 geen dividend hebben ontvangen. Tenslotte bedraagt c/c beloiiing van de Raad van Besinur over 2010 17.1/rn ,ninder dan die over voorgaande ford?, en is ten cianzien van de oud-leden van c/c RvB en van de direct/c oak afgezien van indexering van pensloenen.
Herhaald zf dat ING in dii verband aan PFJ heeji laren welen dat wat haar betreji in de roekornst de volgorde is dot eersl de slaa!ssleun wordi afgelosi, dat vervolgens de toeslageii worden gejinancierd en er pas daarna dividend word! ziiigekeerci”
110
Over (het achterwege laten van) de toeslagverlening zijn meer procedures gevoerd. PFI en TNG hebben op de voet van artikel 96 Rv aan de kantonrechters te Amsterdam eveneens de vraag voorgelegd of PFI bevoegd en eventueel verplicht is om zelfstandig een beslissing van TNG om al dan niet m.iddelen voor toeslagverlernng ter beschikking te stellen, in rechte te laten toetsen. Bij vonnis van 21 november 2011 heeft een meervoudige kamer van de sector kanton van de rechtbank Amsterdam beslist dat PFI bevoegd is om zo’n beslissing in rechte (waaronder in een arbitrage uit hoofde van de Uitvoeringsovereenkomst) te laten toetsen, zonder dat zij daartoe verplicht is.
3.1.1
In een procedure tussen de Belangenvereniging fNG-Directiepensioenen (‘Binding’) en ING heeft de kantonrechter te Amsterdam bij vonnis van 22 oktober 2012 uitspraak gedaan over de vraag of de directieleden c.q. de leden van Binding een onvoorwaardelijk recht hebben op indexatie van hun pensioenen en/of ING het recht heeft de financiële middelen voor de toeslagverlening voor (een deel van) 2009 en voor 2010 niet aan de pensioenuitvoerder ter beschikking te stellen. Volgens de kantonrechter was een onvoorwaardelijke toezegging tot bet verlenen van toeslagen niet aan de orde. Oordelend dat steeds sprake is geweest van een voorwaardelijk recht, heeft de kantonrechter Binding in het ongelijk gesteld. Zij heeft voorts onder meer overwogen: “29. (...) He! betekent wel dat ING louter op zwaarwegende gronden van indexering kan afrien, zoals ING overigens ook zeferkent. 30. Reeds eerder is geoordeeld dat door de combinatie van alle omsiandigheden, waaronder de iiog of Ic lossen slaalsseun, tegen de achiergrond van de vooridurende onzekerheid op definanciele markien, sprake is geweest van zwaaiwegende redenen die he! achierwege lawn van indexatie van de pensioenen door ING rechtvaardigden. Dat dii oordeel voor de leden van Binding anders zou moeten nilvallen, is niel goed denkbaar en niel gebleken. 3]. Samenvatiend betekeni dit dat de vorderingen .‘an Binding worden afgewezen.”
3.12
In een eveneens bij de kantonrechter te Amsterdam gevoerde procedure heeft de Stichting Collectieve Actie Pensioengerechtigden ING Nederland (‘Scaping’) gevorderd voor recht te verklaren dat de ING pensioenregelingen in een onvoorwaardelijk recht op toeslagverlening voorzien. Een meervoudige kamer van de sector kanton van de rechtbank Amsterdam heeft deze vordering bij
vonnis van 9 november 2012 afgewezen. De kantonrechters hebben tevens in dit vorulis overwogen: “43. De conclusie is dat door de conthinaiie van alle omsiandigheden, waarloe in hel bUzonder re rekenen de iiog afIc lossen staaissleun, legen de achiergrond van de vooridurende onzekerheid op deJInancile mai*ien, nog steeds sprake is van zwaarwegende redenen die her afzien van indexatie van de pensioenen door JNG over 2010 en 2011 i’echrvaardigen.”
3.13 Bij brief van 20 december 2011 heeft PFI aan ING verzocht om een toeslag van 2,33 % op de pensioenrechten en prernievrije aanspraken per 1 januari 2012 te financieren door betaling van € 170.000.000. PFI heeft in deze brief onder meer geschreven: “Her Besinur van het Pensioeifonds heefi op 9 clecenzberjl. overeenkomstig de pensioenreglemenlen besloten tot ccii toeslagverlenmg per 1 janziari van 2,33 %, onder de voorwaarde dat Bestuur JNG Nederland de koopsoin voor de toeslag-i’erlenmg aan her fonds icr beschikking sielt. lyle! deze brief verzoeken ii de benodigde koopsom voor toeslagver/ening per 1 januari 2012 acm het fonds icr beschikking Ic s/el/eu. (..) Wf hebben de koopsom voor ioeslagverlening op bovengenoemde pensioenen en pensioenaanspraken geraamd op 170 mii/oeii euro. (...) Deze brief bevat ccii raining van her bedrag dat benodigd is voor her verhogen van de pensioenen van de pensioengerech/igden en de gewezen deelnemers op basis van de prsindex, en het verzoek 0111 CC!? besluit Ic nemen 0117/rent de financiering daarvan. (...)“ 3.14
Bij brief van 13 februari 2012 heeft ING aan PFI Jaten weten dat zij op grond zwaarwegende redenen heeft besloten om per 1 januari 2012 geen middelen ter beschikking te stellen voor aanpassing van de pensioenen aan de gestegen prijzen. ING heeft in deze brief onder meer geschreven: van
Dc loeslagen zi/n voorwaardeli/k. Er bestaat this geen onvoort’ciardelk rechi op toeslagen. BU zwaarwegende redenen kan ING africa van de jInonciering van roeslagen. Uireraard neerni ING de besluiren hierover zeer zorgvuldig, waarbq de belangen van al/c parlUen worden aJewogen. “()
Toeslagverlening per jaizuari 2012 ING heeji besloten onz per I januari 2012 geen middelen icr beschikking te ste/len oni de pensloenen aan te passeri aan de gesiegen pri/zen. Dc pensioenen zn/len daarom perjanuari 2012 niet ii’orden verhoogd ING begrzjpt dat dii ccii vervelende boocfschap is want deze beslissing raa/ci uwpensioengerechiigden in hun belangen. Pensioengerechtigden liebben er nnmers belang hi] dat hun koopkrach.’ op peil bhjfl.
ING heefi echier zwaarwegende redenen om le besluiten niet tot jlnanciermg van loeslagen over te gaan. Onderslaand irefi ii een sanienvatring aan.”
In deze samenvatting noemt ING de volgende zwaarwegende redenen’: Dc nag niet terugbetaalde staatssteun. I. Financiële risico’s in verband met de splitsing van het bank- en IL verzekeringsbedrijf en de verkoop van diverse andere bedrijfsonderdelen uiterlijk in 2013. Verscherpte kapitaais/solvabiliteitseisen. IlL De buitengewoon onzekere marktomstandigheden. IV. 3.15
In het najaar van 2009 heeft 1NG voor een bedrag van € 5 miljard kernkapitaaleffecten van de Nederlandse Staat teruggekocht. In 2011 heeft 1NG voor een bedrag van € 2 nuijard kernkapitaaleffecten teruggekocht.
3.16
In een persbericht van 19 november 2012 heeft ING bekendgemaakt dat zij, sarnen met de Nederlandse Staat, een akkoord heeft bereikt met de Europese Commissie over aanzienlijke aanpassingen van het herstructureringsplan uit 2009. Over het terugkopen van de kernkapitaaleffecten die de Nederlandse Staat nag heeft, vermeldt het persbericht onder meer: “Onder de voorwaarden van de overeenkomsi die vandaag is bekendgemaakr veiplichi ING zichzefEUR 3 mi(fard aan kernkapiiaaleffecten terug le beta/en, tegen een toiaalbedrag van EUR 4,5 mi1jara bestaande uil de hoofdsom, premies, verschuldigde rente en couponbeia/ingen indien vereist a/s gevoig van moge/ke toekonisrige dividendbeialingen. De terugbetalmg vincit plaats ii? vier gefl/ke tranches van EUR 1.125 mi/oen elk ING heefi de Nederlandse Staat ge2formeerd dat zj de ee;1e tranche van EUR 1.125 mijoen op 26 november 2012 zal bela/en. (..) Ee;i tweede tranche rn/in november 2013 worden betaa/d de derde in maart 2014 en de laatste iranche in mci 2015. (...)“
Blijkens een persbericht van 26 november 2012 heeft ING op of ornstteeks die datum € 1.125 niiljoen aan de Nederlandse Staat betaaid, zoals zij eerder had aangekondigd.
De vorderin van PF1 4.1
PFI vordert dat ING zal warden veroordeeld tot betaling aan PFI van € 170.000.000, aithans een door arbiters te bepalen bedrag, steeds te vermeerderen met 4 % rente conform artikel van 11 de Uitvoeringsovereenkomst, vanaf I januari 2012 tot de dag waarop alsnog wordt betaald en te vermeerderen met de kosten van de procedure.
4.2
Ter onderbouwing van haar vordering stelt PFI het volgende.
4.3
Uitgangspunt is dat op NG de voorwaardelijke verplichting rust ornjaarlijks de pensioenen te indexeren. ING mag het ter beschilcking stellen van de iniddelen voor toeslagverlening slechts achterwege laten indien daarvoor ‘zwaarwegende redenen’ zijn. TNG dient op uiterst zorgvuldige wijze gebniik te maken van de haar toekomende bevoegdheid, waarbij zij het vertrouwen heeft gewekt dat slechts bij hoge uitzondering van het uitgangspunt van indexatie zal worden afgeweken. PFI beroept zich op rechtsoverweging 3.4 van de door de kantonrechters te Amsterdam op 27 juli 2011 gegeven beschikking, waann is overwogen: her gewichr van deze “Geconstateerd kan worden; dat JNG zich — (...) belangen heefi aangetrokken; door de loezegging te doen dat wat hoar berreji het uitgangspunt is dat de ingegane pensioenen worden gemndexeerd i’olgens de ornschreven index. ING heeft daarb/ ook toegezegd dat zU tuleraard alleen op aiterst zorgvuldige wijze ml onzgaan niet hoar bevoegdheden in dif verband en deze a/teen zal gebritiken inc/zen ci zwaarwegende redenen zUn. Met deze toezegging heefi ING het ven’rouwen geweki, dat slechis bU hoge uiizondering zon ivorden besloten orn van her voormelde uitgangspunl af Ic wijken.” —
De inmiddeis onherroepelijk geworden beschilddng van 27 juli 2011 heeft tussen partijen gezag van gewijsde in de zin van artikel 236 Rv. 4.4
Mede gelet op bet door ING zeif uitgesproken hoge ambitieniveau is voor (het achterwege laten van) de toeslagverlening over het jaar 2012 van belang dat 1NG geen middelen voor indexatie ter beschikking heeft gesteld over de periode september t/m december 2009 en over de jaren 2010 en 2011. Het niet indexeren per I januari 2012 zou minder pijnlijk zijn aJs in de daaraan voorafgaande jaren wel zou zijn geIndexeerd. Waar als norm geldt dat slechts bij hoge uitzondenng niet wordt geindexeerd, is het achterwege laten van indexatie in de periode september 2009 tIm 2011 relevant voor (het achterwege mogen laten van) de toeslagverlening over hetjaar 2012.
4.5
In haar brief van 13 februari 2012 heeft 1NG een viertal omstandigheden genoemd die volgens 1NG als ‘zwaarwegende redenen’ het niet indexeren per 1 januari 2012 rechtvaardigen. PFI is van mening dat de door ING genoemde omstandigheden geen ‘zwaarwegende redenen’ opleveren voor het achterwege laten van indexatie per I januan 2012. Zij beroept zich in dit verband op een rapport dat op 24 juli 2012 in opdracht van PFI is uitgebracht door FDA Consultancy (hiema: ‘FDA-rapport’). In aanvulling op dit rapport heeft FDA op 12 september 2012 flog een addendum opgesteld (hierna: ‘Addenthun FDA’). PFI heeft in haar Memorie van Eis (‘MvE’) naar deze stukken verwezen en gesteld dat de inhoud daarvan als in de MvE herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Naar aanleiding van bet verweer van ING heeft FDA op 5 december 2012 nog een reactie uitgebracht. PFI heeft deze reactie eveneens overgelegd (hierna: ‘FDA -reaclie’).
4.6
Op basis van de argumenten die zijn genoemd in de hiervoor in 4.5 vennelde documenten, heeft PFI aangevoerd dat, anders dan ING heeft gesteld, er geen ‘zwaarwegende redenen’ zijn die het achterwege laten van indexatie per 1 januari 2012 rechtvaardigen. Dit betekent dat TNG aisnog de middelen voor toeslagverlening over het jaar 2012 ter beschiklcing dient te stellen. Voor zover het scheidsgerecht ING niet veroordeelt tot betaling van het voor volledige indexatie benodigde bedrag van € 170.000.000, vordert PFI subsidiair dat ING tot gedeelie1fke indexatie wordt veroordeeld, in die zin dat zij een door het scheidsgerecht naar billijkheid vast te stellen gedeelte van € 170.000.000 (voor de toeslagverlening over 2012) betaalt. ING heeft in het verleden zeif gesuggereerd dat zo’n gedeeltelijke indexatie mogelijk is: in haar brief van 21 augustus 2003 heeft zij namelijk geschreven dat zij de discretionaire bevoegdheid heeft om te besluiten niet ‘of niet volledig’ te indexeren. Het spreekt voor zich dat een gedeeltelijke indexatie ING minder zal kosten en derhalve minder bezwarend voor haar zal zijn.
4.7
Op de overige stellingen van PFI zal, voor zover nodig, luerna nog worden ingegaan.
Het verweer van ING 5.1
1NG stelt zich op het standpunt dat de vordering van PFI moet worden afgewezen. Ter onderbouwing van haar verweer heeft zij het volgende aangevoerd.
5.2
1NG stelt voorop dat zij een discretionaire bevoegdheid heeft om al dan niet middelen voor indexatie van de pensioenen ter beschikking te stellen. Zij heeft deze bevoegdheid zeif ‘ingekleurd’ door kenbaar te maken dat zij slechts in gevai van ‘zwaarwegende redenen’ geen middelen voor toeslagverlening ter beschikking zal stellen. De beoordeling of sprake is van ‘zwaarwegende redenen’, blijft echter voorbehouden aan ING. Deze beoordelingsvrijheid vindt haar grens in artikel 6:248 lid 2 BW. Dit betekent dat het scheidsgerecht het besluit van ING om afte zien van toeslagverlening slechts mag aantasten indien dat besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ‘onaanvaardbaar’ moet worden geacht.
5.3
In hun beschikking van 27 juli 2011 hebben de kantonrechters te Amsterdam geoordeeld dat ING terecht op grond van ‘zwaarwegende redenen’ geen middelen voor toeslagverfening over hetjaar 2011 ter beschikking heeft gesteld. Aan deze beschikking komt gezag van gewijsde toe. In de ‘Binding-procedure’ heeft de kantonrechter te Amsterdam eveneens, bij vonnis van 22 oktober 2012, geoordeeld dat sprake was van ‘zwaarwegende redenen’. Hetzelfde oordeel ligt besloten in het vonnis van de kantonrechters te Amsterdam van 9 november 2012 in de ‘Scaping-procedure’. De in voornoemde uitspraken aangenomen
‘zwaarwegende redenen’ waren nog steeds aanwezig toen ING op 13 februari 2012 haar besluit over de indexatie voor bet jaar 2012 narn. 5.4
In haar brief van 13 februari 2012 heeft 1NG de ‘zwaarwegende redenen’ uiteengezet. Zij 1ieeft gewezen op a) de nog niet terugbetaalde staatssteun, b) de financiële risico’s in verband met de splitsing van het bank- en verzekenngsbedrijf en de verkoop van diverse andere bedrijfsonderdelen uiterlijk in 2013, c) de verscherpte kapitaals/solvabiliteitseisen en d) de buitengewoon onzekere marktomstandigheden. Het niet verlenen van indexatie maakt deel nit van een uitgebreider programma van noodzaicelijke maatregelen om de kapitaalspositie van ING te verbeteren. TNG heeft hierover in haar brief van 13 februari 2012 opgemerkt: “Al/c bovensraande omsiandigheden noodzaken ING erloe een consistent beleid le voeren am haar kapitaalsposilie te versterken. Hiertoe 4jn verschillende kosrenbesparingen doorgevoerci in de gehele organisatie, waaronder een ingrvende reorganisalie in het Nederlandse bankbedrjf Qok is in de nieziwe Cao van verzekeringen een loonmatiging afgesproken. Voorts wordi aan de aandeelhoztders over 2011 geen dividend uitgekeerd. 1-fet niel versirekken van midde/en voor toeslagverlening is in U’ met her beleid am de kapitaa/spositie te versrerken. Dat ING in de afgelopen periode besiendige reszthaten heefi getoond en in een opwaarise spiraal zil, droagi eveneens bj aan hel versierken van de kapiiaalspositie. Dir beteken! echier iiiet dat ING er a/is, ecu prudent beleid bli,ifl zeer belangrqk.”
5.5
ING heeft het FDA-rapport laten toetsen door haar afdelingen Capital Management, Risk Management, Investor Relations en haar Econornisch bureau. De uitkomst van deze toetsing is vervat in een rapport dat als productie 4 in het geding is gebracht (hierna: ‘ING-rappori’). De inhoud van dit rapport dient als herhaald en ingelast in de Memorie van Antwoord te worden beschouwd.
5.6
Op de overige stellingen van ING zal, voor zover nodig, hiema nog worden ingegaan.
Beoorde1in van bet eschi1 6.1
De vraag die in deze procedure door het scheidsgerecht moet worden beantwoord, is of er voor ING ‘zwaarwegende redenen’ waren om geen financiele middelen voor toeslagverlening (indexatie) per I januari 2012 aan PFI ter beschiklcing te stellen.
Toei’singskader 6.2 Het scheidsgerecht stelt voorop dat de jaarlijkse toeslagverlening op de pensioenrechten en premievrije pensioenaanspraken voorwaarde//k is: de
pensioenen worden geindexeerd indien en voor zover ING besluit tot indexeren en de daarvoor benodigde koopsommen in bet pensioenfonds stort. 6.3
Het uitgangspunt is dat ING ieder jaar de (financiële) middelen voor indexatie van de pensioenen aan PFI ter beschikking stelt. Zij zal, in afwijking van dit u.itgangspunt, indexatie slechts achterwege laten indien daarvoor ‘zwaarwegende redenen’ zijn. In haar brief van 21 augustus 2003 heeft ING aan PFI laten weten dat zij ‘op uiterst zorgvuldige wijze’ gebruik zal maken van haar discretionaire bevoegdheid met betrekking tot de indexatie van de pensioenen. ING heeft herhaaldelijk haar intentie tot indexatie benadrukt en het vertrouwen gewekt dat zij een hoog ambitieniveau heeft voor zover het indexatie betreft. De Comniissie Indexatie heeft dit in het door haar in 2008 uitgebrachte rapport aldus verwoord dat ING “alleen zal afzien van indexatie als er zwaarwegende argumenten bestaan doordat bijvoorbeeld door toekenning de aangesloten ondernemingen in financiële problemen geraken”. In het licht van deze omstandigheden onderschrijft het scheidsgerecht de overweging van de kantonrechters te Amsterdam in hun beschikking van 27 juli 2011 dat ING (bij PFI) het vertrouwen heeft gewekt dat zij slechts bU hoge uzizondering niet de middelen voor toeslagverlening ter beschikking zal stellen. Overigens hebben beide partijen zich op het standpunt gesteld dat voornoemde beschikking van 27 juli 2011 in deze procedure gezag van gewijsde heeft (als bedoeld in artikel 236 Rv).
6.4
Dit betekent dat slechts onder bijzondere omstandigheden sprake zal kunnen zijn van ‘zwaarwegende redenen’ die zich tegen indexatie (door [MG) verzetten. Hiermee wordt het standpunt van ING dat haar een ruimere beoordelingsvrijheid toekomt, verworpen. Anders dan ING betoogt, is het dus niet zo dat een door haar genomen besluit om met te indexeren slechts aantastbaar is indien dat besluit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ‘onaanvaardbaar’ moet worden geacht. Gelet op het door 1MG zelf gewekte vertrouwen dat uitsluitend in geval van ‘zwaarwegende redenen’ geen indexatie plaatsvindt, is haar beoordelingsvrijheid naar het oordeel van bet scheidsgerecht aanzienlijk minder ruim: een besluit om geen middelen voor toeslagverlening ter beschikking te stellen, zal slechts niet aantastbaar zijn indien dit door ‘zwaarwegende redenen’ wordt gerechtvaardigd. Zoals de kantonrechters te Amsterdam in hun vormis van 21 november 2011 hebben beslist, is PFI bevoegd om in een arbitrage als de onderhavige te laten toetsen of sprake is van ‘zwaarwegende redenen’.
Peildatuin 65 [MG heeft bij de mondelinge behandeling betoogd dat moet worden uitgegaan van februari 2012 als ‘peildatum’: toen heeft zij immers bet besluit genomen om geen middelen voor toeslagverlening over het jaar 2012 ter beschikking te stellen. PFI heeft daarentegen gesuggereerd dat bij de beoordeling of er ‘zwaarwegende redenen’ waren voor het achterwege laten van indexatie ook rekening mag worden gehouden met ontwikkelingen na februari 2012.
6.6
Over de ‘peildatum’ oordeelt het scheidsgerecht als volgt. Omdat in dit geding moet worden getoetst of 1NG terecht in februari 2012 heeft besloten vanwege ‘zwaarwegende redenen’ af te zien van indexatie per I januari 2012, zal het scheidsgerecht uitgaan van de omstandigheden in februari 2012 (de periode van de besluitvonning). Ontwikkelingen nadien zijn in zoverre niet zonder belang dat deze rnogelijk een aanwijzing kunnen opleveren voor hetgeen in februari 2012 kon worden verwacht (vgl. r.o. 3.4.3 van het arrest HR 3 maait 1995, NJ 1995/451). Met na februari 2012 ingetreden omstandigheden die niet in de lijn der verwachtingen lagen en die ING dus redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien, zal bij de beoordeling of er voor IThJG in februari 2012 ‘zwaarwegende redenen’ waren, evenwel geen rekening mogen worden gehouden.
£Zwaarwegende redenen’
6.7
Aannemend dat daarvan slechts onder bijzondere omstandigheden sprake zal (kunnen) zijn, dient te worden beoordeeld of de door ING in haar brief van 13 februari 2012 genoemde omstandigheden, in onderling verband bezien, ‘zwaarwegende redenen’ opleveren die zich tegen indexatie per 1 januari 2012 verzetten. 1NG heeft crop gewezen dat de kantonrechters te Amsterdam in hun beschikking van 27 juli 2011 hebben geoordeeld dat de door 1NG genoemde omstandigheden (en dan met name de nog af te lossen staatssteun tegen de achtergrond van de voortdurende onzekerheid op de fmanciële markten) ‘zwaarwegende redenen’ opleveren die het achterwege laten van indexatie over het jaar 2011 rechtvaard.igden. In de ‘Binding-procedure’ en de ‘Scaping procedure’ is hetzetfde oordeel geveld. Volgens ING waren de in deze uitspraken aangenomen ‘zwaarwegende redenen’ nog steeds aanwezig toen zij op 13 februari 2012 haar besluit over de indexatie voor hetjaar 2012 nam. PFI heeft daar tegenover gesteld dat de omstandigheden in februari 2012 wezenlijk anders waren dan in februari 2011, toen het besluit over de indexatie voor het jaar 2011 werd genomen. Volgens haar moet er daarom een nieuwe afweging worden geinaakt, waarbij de belangen van de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers zwaarder behoren te wegen omdat vanaf september 2009 geen indexatie meer heeft plaatsgevonden.
6.8
Het scheidsgerecht zal hierna de door ING in haar besluit van 13 februari 2012 genoemde omstandigheden bespreken en toetsen of deze, in onderling verband bezien, ‘zwaarwegende redenen’ voor het achterwege laten van indexatie over het jaar 2012 opleveren. Hierbij onderschrijft het scheidsgerecht het standpunt van PFI dat een nieuwe afweging moet worden gemaakt.. in die zin dat moet worden beoordeeld of de door 1NG genoemde (combinatie van) omstandigheden, die zij ook ten aanzien van de jaren 2010 en 2011 naar voren heeft gebracht, in februari 2012 (nog steeds) ‘zwaarwegende redenen’ opleverden die bet achterwege laten van toeslagverlening per I januari 2012 rechtvaardigen. In dit verband zal worden vastgesteld of de door ING genoemde omstandigheden, ieder voor zich dan wel in onderlinge samenhang, in februari 2012 een wezenlijk andere situatie opleverden dan de situatie zoals deze was in
februari 2011, toeri over de indexatie voor het jaar 2011 een besluit werd genomen. 63
Voor de situatie waarin TNG zich in februari 2012 beyond, is naar het oordeel van het scheidsgerecht mede relevant dat ING in de jaren 2009 t/m 2011 ingrijpende maatregelen heeft genomen om haar kapitaaispositie te verbeteren. Eén van die maatregelen was het niet ter beschikking stellen van de middelen voor toeslagverlening (gedurende enkele achtereenvolgende jaren). Dit heeft verstrekkende gevolgen voor de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers gehad. Zoals de kantonrechters in hun beschikking van 27 juli 2011 hebben overwogen, is het effect van het besluit oin niet te indexeren niet beperkt tot één jaar, maar werkt dit gedurende de gehele looptijd door in de hoogte van de pensioenen voor zover in de toekomst pensioenverhogingen plaatsvinden. Die verhogingen bouwen imrners voort op het Iaatstgenoten pensioen. Tegen deze achtergrond acht het scheidsgerecht bij de beoordeling of zwaarwegende redenen’ het achterwege laten van indexatie per I januari 2012 recht’vaardigen, eveneens van belang dat van 1 september 2009 tot en met 31 december 2011 geen indexatie heeft plaatsgevonden, zoals ook door PFI naar voren is gebracht.
Dc nog niel terugbetaalde slaatssteun 6.10 ING heeft in haar brief van 13 februari 2012 een viertal omstandigheden genoemd die zich volgens haar als ‘zwaarwegende redenen’ tegen indexatie verzetten. Eén van die omstandigheden is de nog niet terugbetaalde staatssteun. ING heeft hierover in haar brief opgemerkt: “Dc slaalssleun die ING heeji gekregen is nog niet volledig tei-ugbetaald aan de S/cia!. Op 13 mel 201] is de iweede iranche ter grootte van euro 2 miUard met ecu aflossingspremie van 50 % ierugbetaalci Per saldo is in 201] euro 3 mnijard beiaald. Er resteert miog euro 3 mi/jarcl aan staa!ssleun die moe! worden terugbetaalci ING wit de staafssleun Z0 snel mogelk terugbetalen. Zo/ang ci slaatssteun is, is ING immers onderwompen acm beperkingen die z/n opge/egd door de Europese Commissie. Zo is JNG beperki in haar mogel/kheden om le concurreren waardoor z/ word! belemmerd in de bedrijjvoering. Een vrjere bedrqfivoering is in he! be/aug van alle bif ING beirokken par!fen, waaronder ook de pensioengerechrigdeii. Teiwgbetaliig van de s!aalssteun lice/i voor ING nog steeds de hoogsie prioriteit. Gegeven c/c aanhoudende crisis in de eurozone en de toenemende kapitaalvereisien, moe! deze beslissing echier met voorzich/igheid betrachi ivorden. ING heeji de eercler ciangekondigde ambitie voor vo/ledige ierugbe!aling in mel 2012 dan ook moeten bi/siellen.”
6.11
Terugbetaling van de staatssteun heeft voor ING kortom de hoogste prioriteit. Na terugbetaling zal zij irniners niet meer onderworpen zijn aan de beperkingen die door de Europese Cominissie in verband met de ontvangen staatssteun aan haar zijn opgelegd. fNG doelt hierbij onder meer op het verbod op prijsleiderschap, een beperking in het terug (kunnen) kopen van tier-I en tier-2 leningen tegen lagere prijzen (de ‘hybrid ban’) en bet feit dat enkele door de
overheid aangestelde commissarissen deel uitmaken van haar Raad van Cominissarissen (RvC). Na opheffmg van deze beperkingen zal de bedrijfsvoering weer ‘vrijer’ kun.nen zijn, waarmee volgens ING ook het belang van de pensioengerechtigden wordt gediend. 1NG heeft er tevens op gewezen dat zij in het kader van de haar in 2009 opgelegde herstructu.rering gehouden is een deel van haar bedrijfsonderdelen te verkopen, en dat onder moeilijke mark-tomstandigheden. 6.12
PH heeft hiertegen ingebracht dat uit de positieve ontwikkeling van ING’s bedrijfsresultaten valt af te leiden dat de door de Europese Conimissie opgelegde beperkingen kennelijk niet dermate belastend zijn voor de bedrijfsvoering dat terugbetaling van de staatssteun zou moeten prevaleren boven indexatie. fNG heeft eerder aangegeven dat zij als volgorde aanhoudt: eerst de staatssteun terugbetalen, dan indexatie en daarna pas dividend uitkeren. Over 2011 heeft ING echter toch € 3 miljard aan dividend uitgekeerd, terwiji geen middelen voor indexatie ter beschi.kking zijn gesteld. De volgorde is door ING erkend, maar ten aanzien van het dividend heeft zij opgemerkt dat slechts een uitkering aan de moedermaatschappij heeft plaatsgevonden, hetgeen jets anders is dan dividend aan externe aandeelhouders uitkeren.
6.13
PFI heeft er ook op gewezen dat ING als gevoig van het in november 2012 met de Europese Comrnissie gesloten akkoord aanzienlijk minder gebukt gaat onder (de terugbeta[ing van) de staatssteun dan daarvoor. Zo is er met dit akkoord duidelijkheid ontstaan over (de termijnen en de bedragen van) de terugbetaling van de staatssteun en is bet verbod op prijsleiderschap voor de Nederlandse markt opgeheven. Daar komt bij dat de zeggenschap van de overheidscommissanssen in de RvC na de betaling door ING aan de Nederlandse Staat van 26 november 2012 niet langer doorsiaggevend is.
6.14
Het scheidsgerecht is van oordeel dat, voor zover het de staatssteun betreft, de situatie voor fNG in febniari 2012 niet significant anders was dan in februari 20 11. Weliswaar heeft ING in de loop van 2011 voor € 2 miljard kernkapitaaleffecten teruggekoclit, maar begin 2012 had de Staat nog steeds voor € 3 miljard aan (door ING terug te kopen) kern.kapitaaleffecten, waardoor de beperkingen waaraan TNG was onderworpen onverminderd van kracht bleven. Het scheidsgerecht onderschrijft het standpunt van ING dat een uitkering van dividend aan de moedermaatschappij moet worden onderscheiden van het uitkeren van dividend aan externe aandeelhouders.
6.15
Met het in november 2012 met de Europese Cominissie gesloten akkoord mag naar het oordeel van het scheidsgerecht geen rekening worden gehouden bij de beoordeling of er voor ING in februan 2012 ‘zwaarwegende redenen’ waren om indexatie achterwege te laten. Zoals ING onvoldoende weersproken heeft gesteld, verliep het overleg met de Europese Commissie begin 2012 zo rnoeizaam dat TNG toen redeiijkerwijs niet kon voorzie.n dat in de loop van 2012 een akkoord zou worden gesloten. Bij de in dit geding te beantwoorden
vraag of er voor ING begin 2012 ‘zwaarwegende redenen’ waren om indexatie per 1 januari 2012 achterwege te laten, wordt dan ook voorbijgegaan aan het aldoord van november 2012. Dit neemt niet weg dat het akkoord wel van belang kan zijn voor de door ING te nemen beslissing over indexatie per 1 januari 2013. Al met al neemt het scheidsgerecht aan dat de omstandigheid ‘staatssteun’ voor ENG in februari 2012 niet significant was gewijzigd in vergelijking met februari 2011 (toen bet besluit over de indexatie per 1 januari 2011 werd genomen). Financie!e risico in i’erband met de splitsing (‘en de ve;*oop van diverse cindere bedr,,fsonclerdelei)
6.16
Over de financiële risico’s in verband met de splitsing van het bank- en het verzekeringsbedrijf en de verkoop van diverse andere bedrijfsonderdelen uiterlijk in 2013 heeft ING in haar brief van 13 februari 2012 geschreven: “A/s gevoig van de staatsslezin heeft de Euivpese Commissie ING en beperkingen opgelegci I-Iierioe behoort eeii veiplichtingen waarin zjn opgenomen cle aJsplitsing en herstruciureringsplan, verzeifstandiging van her gehele veiekeringsbedrijf aismede de verkoop van eeii aantal bedrjfsonderdelen van de Bank. Inmiddels heefi ING haar Zuid Amerikaanse verzekeringsbedrjf verkocht Hiermee is een eersle belangr/ke slap geze! van de veiplichie veieftandiging. Een succesvolle eerste slap in een exireeni moellUke financiele mar/ct. Echter, de verze(fstandiging van he! verzekeringsbedrif is b/ lange na miog niel gereed en de risico ‘s die daarmee gepaard gaan blyven beslaan. Onlangs is ook her desinvesrerings-scenario aangepasl op basis van de versiechiercle econornische omsiandigheden. Daar waar ING eerst nog urging van twee beursgangen (US en EurAsia,), is ING inmiddels genoodzaaki ook naar andere opties Ic kjken voor de verze/Jsiandiging van de Aziaiische verzekeringsonderdelen. Ook aan de ban/czijde is het herstrucrureringsproces miog niel compleet. Al met al b4 j1 het 1 door de Europese Commissie opgelegde hersiructzireringsplan nog steeds ecu ziirdaging voor JNG. Ecu uiidaging zonder precedent die vraagr omn prudent kapitaalsbeleid”
6.17 [Bedrijfsvertrouwelijke informatie]
6.18
PFI heeft de door FNG gestelde risico’s die aan de splitsirig en de verkoop van de diverse bedrijfsonderdelen zijn verbonden, weersproken. Zij erkent dat rekening moet worden gehouden met boekverliezen bij de verkoop van sommige verzekeringsonderdelen. Volgens PFJ beschikt ING echter over voldoende fmanciële buffers orn deze verliezen op te vangen, mede door boekwinsten op (andere) verkopen. ING heeft deze stelling betwist door erop te wijzen dat de omvang van de boekverliezen op de gedwongen verkoop van de diverse bedrijfsonderdelen nog met bekend is (omdat er nog transacties moeten plaatsvinden), waardoor ook niet is te voorspellen of de buffers toereikend zullen zijn om de verwachte boekverliezen op te vangen. Gesteld noch gebieken is echter dat ING verwacht dat de verliezen op deze verkopen per saldo hoger zullen zijn dan de winsten. Hoe dan ook, het scheidsgerecht gaat ervan nit dat in februari 2012 nog wemig bekend was over de resultaten die ING op de door haar in de (nabije) toekomst te verkopen bedrijfsonderdelen zou (kunnen) behalen.
6.19
Naar het oordeel van het scheidsgerecht waren de flnanciële risico’s in verband met de splitsing en de verkoop van de diverse andere bedrijfsonderdelen voor ING in februari 2012 nog steeds groot. Zij heeft in 2011 onder meer haar Zuid Amerikaanse verzekenngsbedrijf verkocht en er hebben in 2011 nog andere desinvestenngen plaatsgevonden (waarbij ook boekwinsten zijn gerealiseerd). De prognose ten aanzien van een aantal nog te verkopen bedrijfsonderdelen (onder meer ING Korea, ING Japan en de Westland Ufrecht Bank) was in februan 2012 echter zeer ongunstig. Alles bij elkaar was de situatie aangaande de fmanciële risico’s ter zake van de splitsing en de verkoop van diverse andere bedrijfsonderdelen voor 1NG in februari 2012 nog steeds problematisch, zij het jets minder ernstig dan in februari 2011.
6.20
Dc risico’s Iijken wel significant te zijn verkleind als gevoig van het in november 2012 met de Europese Commissie bereikte akkoord. Door dit akkoord krijgt 1NG immers meer tijd voor de uitvoering van de eerder afgesproken herstructurering. Bovendien heeft de Europese Commissie de eis dat de Westland Utrecht Bank moet worden verkocht, laten vallen. Zoals hiervoor al werd overwogen, zal het scheidsgerecht het akkoord van november 2012 echter buiten beschouwing laten bij de beoordeling of er voor ING in februari 2012 Lzwaarwegende redenen’ waren om indexatie achterwege te laten.
Vei-scheipte kapiiaals/solvabiliteiiseisen 6.21 Over de verscherpte kapitaals/solvabiliteitseisen heeft 1NG in haar brief van 13 februari 2012 opgemerkt:
“Noasi de wee bovengenoernde omsiandigheden heefi ING a/s financiele insie/ling te makeii me! tn’ee niemi’e sets win rege/geving die crop gerichi 4/n heifinanciele systeeln stabieler te maken: Base! III (uitgewerkl 117 CRD I<) voor c/c bankonderdelen en Solvency II voor de veie/ceringsonderdelen
Basel III en Solvency II vereisen dat JNG kapitaalspositie verder verslerkt Inoet worden. Jnvoering van kapitaalseisen onder deze nieuwe regimes is nog ondeiiveiy van discussIe, maar van bedrijven a/s ING wordi verwachi dat z/ idig vóór de officiele inverkingtreding voldoen acm de nieuwe eisen. Bo’endien verwachi de mar/cl van ING dat zi] ruimschoots aan de eisen i’oldoet. Daarom heeji ING geemi andere keuze dan die zf heeji gemaaki, !7afllelUk nu a re werken aan de versterking van haar kapitaalspositie.” 6.22
AIs reactie op de financiële crisis wordt de regelgeving aangescherpt om het fmanciele systeem stabieler te maken, zodat een crisis zoals in het najaar van 2008 zich niet nog eens zal voordoen. De nieuwe regelgeving voor banken Iigt besloten in ‘Basel III’ (CRD IV) en die voor het verzekeringswezen in ‘Solvency 11’.
6.23
Voor Basel JJI geldt dat op Europees niveau nog wordt onderhandeld over de tekst van de CRD IV-richthjn met daarin de nieuwe kapitaalseisen, waardoor thans omzeker is aan welke kapitaalseisen ING in de (nabije) toekomst zal moeten voldoen. Vast staa.n we! een minimum buffer van 4,5 % en een capital conservation bzffer van 2,5 %. Daarnaast zullen zeer waarschijnlijk een additionele buffer voor systeemrelevante financiële instellingen (‘SIFI-bzffer’) van 1 — 3 % en een counlercyclical bffer van maximaal 2,5 %. worden ingevoerd. Het aanhouden van laatstgenoemde buffer zal slechts in tijden van sterke kredietgroei worden verlangd. PFI heeft opgemerkt dat de totale kapitaalbuffer voor Nederlandse systeemrelevante banken zoals ING volgens DNB zal uitkomen op 8 10 % (minimumbuffer van 4,5 %, capital conservation buffer van 2,5 % en SIFT-buffer van 1 3 %). In tijden van verhoogde kredietgroei kan deze eis (door de countercyclical buffer) tot 12,5 % worden verhoogd. INO verwacht dat een nationale SIFT-buffer van 3 % zal worden verlangd. Over de (verwachte) invoering van deze buffers in het kader van Base! III zijn partijen het eens, met dien verstande dat de ingangsdata daarvan deels onzeker zijn; de invoering za! geleidelijk plaatsvinden. 1NG heeft gesteld dat naast deze buffers mogelijk flog een aanvullende Systemic Risk Buffer zal worden ingevoerd, die kan oplopen tot 5 %. Volgens PFI hoeft ING met de invoering hiervan echter geen rekening te houden. —
—
6.24
Partijen zijn het erover eens dat er (veel) onduidelijkheid bestaat over (de inhoud en de exacte ingangsdatum van) de nieuwe regels van Solvency II. PFI acht het waarschijnlijk dat deze regels pas van kracht zullen worden nadat 1NG haar verzekeringsbedrijf in het kader van de vastgestetde herstructurering zal (moeten) hebben verkocht. Dit neemt volgens 1NG niet weg dat zij ervoor moet zorgen dat haar verzekeringsbedrijf ‘Solvency II compliant’ is.
6.25
Gelet op hetgeen partijen over en weer naar voren hebben gebracht, gaat het scheidsgerecht ervan uit dat ten aanzien van de kapitaalseisen de situatie van ING begin 2012 we! significant was verbeterd ten opzichte van begin 2011. fNG’s ‘Core Tier 1 ratio’ (d.i. de in het kader van Base! III relevante
kemkapitaalratio) was begin 2012 aanmerkelijk beter dan. in het voorjaar van 2011. Dit was in belangrijke mate het gevoig van het door ING gevoerde, op versterking van haar kapitaalspositie gerichte beleid. Ook de omstandigheid dat FNG in de jaren 2010 en 2011 ieder kwartaal winst heeft gemaakt, heeft aan die verbetering in sterke mate bijgedragen. 6.26. ING moet er in het kader van de (hogere) kapitaalseisen van Base! III redelijkerwijs rekening mee te houden dat zij in de nabije toekomst over een kapitaalbuffer van 10 % dient te beschikken. Begin 2012 had ING reeds een buffer van nagenoeg die omvang. Uit ING’s presentatie bij de ‘ING Investor Day’ van 13 januari 2012 blijkt dat ING toen ook (at) het vertrouwen had dat zij aan de nieuwe eisen van Base! III zal kunnen voldoen. 6.27
Ret scheidsgerecht is dan ook van oordeel dat de situatie met betrekking tot de (verzwaarde) kapitaalseisen voor ING in februari 2012 minder ‘zwaarwegend’ was dan in februari 2011. Hieraan kan niet afdoen dat ING’s Core Tier 1 ratio in de toekomst nadelig zal worden bemnvloed door de terugbetaling van de nog niet afgeloste staatssteun en zich overigens omstandigheden kunnen voordoen die deze ratio onder druk zetten.
Dc buitengewoon onzekere rnarktornsiandigheden 6.28 Over de buitengewoon onzekere marktornstandigheden heeft ING in haar brief van 13 februari 2012 geschreven: “Zoals gezegd slaat ING voor de nildaging haar kapiiaalsposiiie te versierken, tegen de achrergivnd i’an voortdurend onzekere jinanciele ,narkten. De econoinische voorutizichien z/n in de tweede heUl van 2011 verder versiechierd evenals de Europese schuldencrisis, waarvoor ecu oplossing nog niet in zichi is. Dii vergroot de onzekerheid en diving! inlernationaa/ opererende financiele Insieiingen zoals ING zeer prudent om te gaan met hun kapiiaal.”
629
Bij de beoordeling of er voor ING in februari 2012 ‘zwaarwegende redenen’ waren die zich tegen indexatie per 1 januari 2012 verzetten, moet naar de marktomstandigheden in die periode worden gekeken. Tussen partijen is met in geschil dat de schuldencrisis in de tweede heift van 2011 ernstiger is geworden. Om de schuldenlast van Griekenland te verlichten, is aan financiële instellingen en andere beleggers gevraagd om meer dan 50 % van de nominale waarde van Griekse staatsobligaties kwijt te schelden. ING heeft in dit verband een waardevermindering op Griekse staatsobligaties van € 940 miljoen geaccepteerd (zie FDA-rapport, p. 33). PFI heeft erkend dat de economie (ook) begin 2012 nog bijzonder k-wetsbaar was en de marktomstandigheden moeilijk en onzeker.
6.30
Naar het oordeel van het scheidsgerecht waren de marktomstandigheden voor ING in februari 2012 niet beter dan in februari 2011. Er was nog steeds sprake van een emstige economische en financiëte crisis. Juist door haar activiteiten
ging (en gaat) ENG daar emstig onder gebukt, zoals zij onvoldoende weersproken heeft gesteld. Ms hypotheekverstrekker ondervindt ING hinder van de onrust op de vastgoedmarkt en de hoge werkloosheid, en als bank met veel activiteiten in Italië en Spanje heeft zij last van de krimpende economie in die landen. Het algehele beeld van ING s onderneming 6.31 Het scheidsgerecht concludeert met betrekking tot de door ING in haar brief van 13 februari 2012 genoemde omstandigheden derhalve dat de situatie voor TNG in februari 2012 vergelijkbaar was met die in februari 2011 voor zover het de nog niet terugbetaaide staatssteun en de buitengewoon onzekere marktomstandigheden betreft. De situatie aangaande de financiële risico ‘s met betrekking tot de splitsing en de verkoop van diverse andere bedrijfsonderdelen was voor iNG in februari 2012 nog steeds problematisch, zij het jets minder emstig dan een jaar eerder. Ten aanzien van de (verscherpte) kapitaalseisen geldt dat ING’s situatie in februari 2012 aanmerkelijk was verbeterd ten opzichte van februari 2011. 632 Bij de toetsing of de door ING in haar brief van .13 februari 2012 als ‘zwaarwegende redenen’ aangeduide omstandigheden, in onderling verband bezien, in februari 2012 een andere situatie opleverden dan in februari 2011 (toen ING haar besluit over de indexatie per 1 januari 2011 nam), neenit het scheidsgerecht mede in aanmerking dat het algehele beeld van TNG’s ondememing begin 2012 aanmerkelijk positiever was dan in februari 2011. Zo had ING begin 2012, mede als gevoig van de door haar in de jaren na 2008 genomen beleidsmaatregelen (waaronder het niet indexeren van de pensioenen in de periode van september 2009 tot en met 2011), een significant sterkere kapitaalspositie. Daar komt bij dat (de onderneming van) ING begin 2012 gedurende acht achtereenvolgende kwartalen (2010 Qi tJm 2011 Q4) winst had gemaakt, hetgeen het beeld van een duurzame winstgevende onderneming oproept. Bovendien heeft ING in haar presentatie bij de ‘JNG Investor Day’ op 13 januari 2012 laten weten dat zij erop vertrouwt in de toekomst aan de verscherpte kapitaalseisen van Base! III te kunnen voldoen. Dit expliciet naar de ‘buitenwacht’ uitgesproken vertrouwen acht het scheidsgerecht, in het licht van de ‘lessen’ die ING uit de crisis van 2008 heeft getrokken, veelzeggend. FF1 ‘s subsidiaire vordering toewUsbaur 6.33 Met inachtneming van het voorgaande beantwoordt liet scheidsgerecht de vraag of er voor ING in februari 2012 ‘zwaarwegende redenen’ waren orn geen financiele middelen voor toeslagverlening per 1 januari 2012 aan PFI ter beschikking te stellen aldus dat er voor ING wel ‘zwaarwegende redenen’ waren, zij het dat deze redenen het geheel achterwege laten van indexatie niet (kunnen) rechtvaardigen. 6.34
Dit betekent dat de primaire vordering van PFT wordt afgewezen, maar haar subsidiaire vordering voor toewijzing in aanmerking koint. PFI heeft
aangevoerd dat ING met de woorden ‘of n/er volledig in haar brief van 21 augustus 2003 zelf heeft gesuggereerd dat gedeeltelijke indexatie mogelijk is. Ook heeft PFI gesteld dat een gedeeltelijke indexatie 1NG minder zal kosten en dus minder bezwarend voor haar zal zijn. ING heeft deze stellingen van PFI niet, aithans onvoldoende gemotiveerd weersproken. 6.35
6.36
Het scheidsgerecht ziet in dat de marktomstandigheden voor ING begin 2012 buitengewoon onzeker waren en haar, tegen de achtergrond van het recente verleden, tot grote voorzichtigheid maanden. De door NG in haar brief van 13 februari 2012 genoemde omstandigheden leverden, in onderling verband bezien, naar het oordeel van het scheidsgerecht voor ING ook in februari 2012 ‘zwaarwegende redenen’ op (omdat er toen nog steeds sprake was van een exceptionele situatie), maar niet ineer in dezelfde mate als begin 2011. Onderkend wordt dat het achterwege laten van indexatie onderdeel vormt van een uitgebreider pakket aan rioodzakelijke maatregelen om de kapitaalspositie van ING te versterken. Gezien het door ING zeif gewekte vertrouwen dat zij slechts bij hoge uitzondering niet zal indexeren, rechtvaardigen de in februari 2012 bestaande ‘zwaarwegende redenen’. echter niet dat ING helemaal geen middelen voor toeslagverlening per I januari 2012 aan PFI ter beschikking heeft gesteld. Hierbij wordt tevens in ogenschouw genomen dat in de periode 1 september 2009 tot en met eind 2009 alsmede in de jaren 2010 en 2011 geen indexatie heeft plaatsgevonden. Het gegeven dat ING slechts ‘bij hoge uitzondering’ indexatie achterwege zal (mogen) laten, brengt inimers mee dat de ‘drempel’ voor het aarmemen van ‘zwaarwegende redenen’ in de loop der tijd hoger wordt indien gedurende één of enkele (achtereenvolgende) jaren is afgezien van indexatie. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, is het scheidsgerecht beslissend als ‘goede mannen naar billijkheid’ van oordeel dat PFI’s subsidiaire vordering voor 40 % toewijsbaar is, in die zin dat TNG wordt veroordeeld tot betaling van € 68.000.000 ( 40 % van € 170.000.000) aan PFI voor de toeslagverlening over 2012, venneerderd met 4 % rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2012 tot de dag van betaling. Hoewel er voor JNG in februari 2012 (nog steeds) ‘zwaarwegende redenen’ waren voor het achterwege laten van indexatie, hadden deze naar het oordeel van het scheidsgerecht in vergelijking met februari 2011 aan kracht ingeboet doordat ING’s kapitaalspositie in februari 2012 was verbeterd, haar financiële risico’s met betrekking tot de splitsing jets waren verminderd en overigens het algehele beeld van ING’s ondememing in februari 2012 positiever was dan begin 2011. Gezien deze en de hiervoor reeds genoemde omstandigheden, die alle bij -de oordeelsvorming zijn betrokken, is het scheidsgereclit naar billijkheid op het hiervoor genoemde percentage van 40 uitgekomen. Tevens heeft bet scheidsgerecht nog rekening gehouden met het feit dat bet ter beschikking stellen van middelen voor toeslagverlening hooguit een margmaie invloed heeft op TNG’s winst— en verliesrekening en slechts een gennge invloed op haa.r kernkapitaalratio, zoals PFI onvoldoende weersproken heeft gesteld. —
—
Arbirragekosten 6.37 Partijen zijn aliebei gedeeltelijk in bet gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk gesteld. Mede gelet op het bepaalde in artikel 61 lid 2 van bet NAI Arbitrage Reglement acht bet scheidsgerecht het billijk dat partijen ieder de helft van de kosten van deze arbitrage dragen.
6.38
De kosten van deze arbitrage zijn als volgt samengesteld: (mci. € 2.850 BTW) adniinistratiekosten NAT € 17.850 39.978,40 (mcI. € 6.938,40 BTW) arbiters honorarium € € 6.486,81 (mcI. € 1.125,81 BTW) verschotten arbiters 117 kosten deponeren vonnis € -
-
-
-
totaal
€ 64.432,21
6.39
PF1 heeft de adininistratiekosten ad € 17.850 voldaan. Voor bet honorarium en de verschotten van arbiters heeft PFI een depot van € 50.000 onder het N.A.1. gestort. Omdat 50 % van de arbitragekosten voor rekening van ING komt, dient ENG een bedrag van (50 % van 64.432,21) € 32.216,11 aan PFIte voidoen. Het N.A.I. restitueert (50.000 -1- 46.582,21 = € 3.417,79 aan PFI.
6.40
Orndat partijen allebei gedeeltelijk in het gelijk en gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld, acht het scheidsgerecht bet eveneens billijk dat ieder van partijen haar eigen kosten van rech.tsbijstand draagt
Bes1issinen Het scheidsgerecht, rechtsprekend volgens de maatstaf ‘als goede mannen naar billijitheid’: 7.1
Veroordeelt ING tot betaling van € 68.000.000 aan PFI, verineerderd met 4 % rente vanaf I januari 2012 tot de dag van betaling.
7.2
Stelt de kosten van deze arbitrage vast op € 64.432,21 (bestaande nit adrninistratiekosten ad € 17.850, honorarium en verschotten arbiters ad € 46.465,2 1 en kosten deponeren vonnis ad € 117).
7.3
Veroordeelt PFI enerzijds en JNG anderzijds tot betaling van 50 % van de arbitragekosten.
7.4
Verstaat dat de arbitragekosten worden verrekend met de door PFI al betaalde administratiekosten ad € 17.850 en het door haar onder hetN.A.1. gestorte depot ad € 50.000. Het N.A.I. zal in dit verband €3.4 17,79 aan PFI restitueren.
7.5
Veroordeelt 1NG om ter zake van de arbitragekosten binnen een maand na de datum van dit vonnis € 32.216,11 aan PF1 te voldoen.
7.6
Verstaat dat ieder van de partijen haar eigen kosten van juridische bijstand draagt.
7.7
Wijst al bet meer of anders gevorderde af