deWijzer
Nieuwe Filosofische Kring Jaargang 15/16 - Nº 4 - mei 2016
Après nous le déluge?
///COLOFON Kringblad van de Nieuwe Filosofische kring Jaargang 15/16, editie nº 4 Hoofdredacteurs Vincent Cuypers Patrisia Costenco Vinsent Nollet Ana Van Liedekerke Eindredactie Vincent Cuypers Patrisia Costenco Vinsent Nollet Ana Van Liedekerke Fotografie Ana Van Liedekerke Journalisten Vincent Cuypers Lien De Proost Nelis Jespers Vinsent Nollet Abel Romkes Massimiliano Simons Ana Van Liedekerke
INHOUD\\\ 03 Editoriaal
pravda
04 Doorgelicht van dit alles weet de dode niets 07 Zoom
en toch beweegt ze!
een dag in Leuven
09 Kortverhaal 10 Interview
Mgr. Bonny over coherentie, intuï- tie en dialoog
16 Onderwijs
vergetelheid
18
Open brief
allemaal (on)gewoon
Bijdrages Alex Doumen Arthur Hendrikx Valerie Hufkens Felix Kumps Max Lindemann Jenny Lushaba Giuseppe Minervini Emma Moormann Kristof Vandael Marie Vanwingh Jan Zeegers Lay-out Ana Van Liedekerke Contact
[email protected] www.nfk.be facebook.com/nfkleuven twitter.com/nfkwetter Drukwerk De Raaf
02
///EDITORIAAL
deWijzer /// mei 2016
22
Minister van filosofie
Kathleen Van Brempt
28 Q
akoestiek
30
Voorbij de poort
faculteitsbezoek Kerkelijk recht
32 Reisverslag
paaseieren in Iran
37
De mening van Marie
Dat was het dan weer. Adieu aan een jaar diepzinnige overpeinzingen, literair gekunstel en absurde humor. Wij trekken er een kruis over, maar de klok stopt niet. De wijzers blijven draaien. Laat je glazen muiltje achter op de trappen in de twaalf klokslagen van een jaargang en men zal zoeken tot het past. Ren om op tijd te zijn, maar kijk ondertussen rond. Dans op blote voeten.
Het was een eer u een jaar lang van muziek te voorzien. We hopen dat u hier en daar een orgelpunt hebt gevonden, een toonwijziging om buiten kaders te denken. Om in alle heiligheid af te ronden, hielden we voor dit nummer het thema ‘religie’ aan. Maak kennis met de bisschop van Antwerpen en de voorzitter van de faculteit Kerkelijk recht.
Zoek de zin van het leven in Iran, denk voorbij de wetenschap, adem de akoestiek van klinkende kortverhalen. Laat je betoveren door de wondere wezens van onze centerfold. Misschien vindt u dan zelfs licht aan het einde van de tunnel. Hoogachtend, Pravda
zes kleine lettertjes
38 Kubala
Pablo Neruda - Canto Gene- ral (en wat Marquez)
40 Kortverhaal
smijt je kat naar mij
deWijzer /// mei 2016
03
///DOORGELICHT
Van dit alles weet de dode niets “Proficiat met uw verjaardag. Maak er een mooie dag van!” Op 6 juli 2015 verscheen deze post op de Facebookpagina van Johannes Van Gent. Een man die twee jaar voor de post overleed aan een leverziekte. Het fenomeen staat niet alleen. Het aantal Facebookprofielen van overledenen groeit ongelooflijk snel. Het onderzoeksbureau Whatif maakte in 2012 al een schatting. Tegen 2065 steken de doden de levenden in aantal voorbij. Momenteel zouden het er ongeveer 60 miljoen zijn. Facebook zelf geeft geen cijfers vrij. HET BELEID Dode Facebookprofielen zijn niet inactief. Ze sturen boodschappen de wereld in. Ze vinden Zalando leuk, ze zijn drie jaar met je bevriend op Facebook. Ze vragen hun vrienden om hen een gelukkige verjaardag te wensen. Des te dichter je bevriend was met de overledene, des te hardnekkiger blijft het profiel opduiken. Facebook merkte dit probleem op en rolde een beleid uit. Na een overlijden zijn er twee mogelijkheden. Je kan het profiel laten verwijderen of je kan het een ‘herdenkingsstatus’ geven. (zie kader) In de praktijk blijkt echter dat haast alle dode profielen gewoon blijven bestaan. Dat is niet toevallig. Facebook zal nooit op eigen houtje profielen verwijderen of de herdenkingsstatus geven. Commercieel is dat dan ook niet interessant. Levende mensen, ook als ze dood zijn, brengen meer reclameinkomsten op dan dode mensen.
04
Niet alleen vraagt de dode om niets, hij lijkt er alles aan te doen om vergeten te worden. Juist daarom echter is de dode misschien het meest veeleisende liefdesobject, ten overstaan waarvan wij altijd ontwapend zijn en in gebreke blijven, op de vlucht en verstrooid. – Giorgio Agamben, ‘Het leven te midden van schimmen’
Wellicht hoopt Facebook dat ook verouderde data in de toekomst geld zullen opbrengen. Zolang dode Facebookprofielen de werking van het netwerk niet verstoren, heeft Facebook geen baat bij het verwijderen van dode profielen. Zolang Het Bedrijf denkt ooit geld te kunnen verdienen met verouderde data, zolang het de enorme hoeveelheid data aankan, zal het die nooit uit zichzelf verwijderen. Facebook slaagt er op een heel slimme manier in zijn gebruikers te behouden. Het maakt hen afhankelijk. Het is niet toevallig dat er geen handige Download-knop bestaat, die al je foto’s met één muisklik op je harde schijf zet. Het kost moeite en de luie, afhankelijke gebruikers doen de rest. Fotoboeken verdwijnen. Wie bezit er nog foto’s? Wie schrijft er nog brieven? We zijn afhankelijk van tags en Messenger. Welnu, hetzelfde gebeurt bij dode profielen. Voor foto’s en brieven van overledenen worden we steeds meer
deWijzer /// mei 2016
afhankelijk van Facebook. Ouders zijn op Facebook aangewezen voor het terugvinden van foto’s van hun overleden kinderen. Ze kunnen er berichten lezen, filmpjes van hun kind bekijken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het verwijderen van het profiel van een dode naaste een equivalent wordt van het uitladen van zijn of haar kleerkast. FACEBOOKFENOMENEN Het is niet moeilijk je voor te stellen dat je voor het graf van een overleden naaste staat en die naaste daar aan het graf rechtstreeks aanspreekt.
Ik heb laatst haar pagina bezocht om gewoon eens foto’s te kijken. Verder doe ik er niks mee. Ik post dus geen dingen op haar pagina. Dat vind ik persoonlijk een beetje gek. De pagina hoeft ook niet te verdwijnen. Ik zou het wel leuk vinden als het blijft bestaan, omdat het toch wel leuk is om eens terug te kijken naar grappige reacties of foto’s die ik zelf niet meer heb. Het wachtwoord hebben we denk ik niet, ik weet het misschien wel maar ik heb niet de behoefte om het uit te proberen en in te loggen. Ik ken de mogelijkheden niet, maar nu je het zegt lijkt het me wel leuk om er een herdenkingsprofiel van te maken. Ik doe het wel enkel als er niet te veel poespas bij komt kijken. – Zus van overleden meisje met een dood profiel
Dertig minuten. Meer heeft Mark Zuckerberg in zijn bekende grijze T-shirt en Nikes niet nodig voor zijn tienjarenplan. Zijn doel: het internet omvormen tot een Facebook-ecosysteem. Facebook wil een alles-in-eenplatform worden waar je niet meer weg wil of zelfs moet. […] Alles wordt Facebook. – Gerben Van Der Marel in Knack
Door de plek voel je een sterke, bijna onmiddellijke verbondenheid. Er is een zeer sterke symbolische connectie aanwezig. Het is iets wat je wellicht alleen zou doen als je alleen bent. Sociaal contact vertroebelt de connectie. Op Facebook blijkt dit anders te gaan. Hier valt die sociale remming weg. Naasten, maar ook verre kennissen spreken overledenen vaak heel rechtstreeks aan op Facebook, ondanks de complete openbaarheid van de post. Dit komt door de sterke verbondenheid die een
virtueel profiel met zich mee brengt. Je kan oude berichten lezen of foto’s bekijken. Vaak is er in het profiel zelf niet bijster veel te vinden dat wijst op een overlijden. De persoon lijkt op een virtuele manier nog steeds te bestaan. Het is het levende profiel van een dode. Een schim. Dat gevoel van verbondenheid komt voor in meer of mindere mate. Het overgrote deel gaat hier op zeer goede manier mee om. Sommigen posten nummers die de overledene leuk zou gevonden hebben. Anderen posten een meer persoonlijk en direct bericht. Weer anderen taggen de persoon tot twee jaar na het overlijden op bijvoorbeeld een familiefeest. Het komt voor dat mensen zich echt vastklampen aan het profiel. Ouders die het profiel van hun overleden zoon levend trachten te houden door in te loggen en foto’s te veranderen, aangeven aanwezig te zijn op evenementen, berichten te posten, het bestaat allemaal. Het wordt eng wanneer je kijkt naar het fenomeen ‘dark tourism’, waarbij Face-
De zin ‘Ter nagedachtenis aan’ wordt weergege ven naast de naam van de overleden persoon op zijn/haar profiel Profielen met herdenkingsstatus worden niet in publieke ruimten weergegeven, zoals in Mensen die je misschien kent, verjaardags- herinneringen of advertenties.
Wanneer je een herdenkingsstatus wenst, kan je ook een contactpersoon aanduiden. Deze persoon zal het herdenkingsprofiel kunnen beheren tot op zekere hoogte. De persoon kan de profielfoto aanpassen of bijvoorbeeld een vastgepind bericht op de wall plaatsen. Het is niet mogelijk iets in jouw naam te plaatsen of berichten te lezen. Instellingen > Beveiliging
bookgebruikers bewust en als hobby op zoek gaan naar dode profielen en daar berichten achterlaten. De zeer specifieke kenmerken, de architectuur en het winstoogmerk van Facebook zorgen voor heel wat gevaren. Mark Zucerberg ziet de toekomst
EERSTE HULP BIJ DODE PROFIELEN
STAP 1 Kies zelf wat er met je profiel gebeurt na overlijden. Je kan je profiel laten verwijderen of je kan een herdenkingsstatus aanvragen. Een herdenkingsstatus biedt een zekere bescherming voor de privacy van de overledene en de naasten: - -
Given the inherently voyeuristic architecture of Facebook and of digital culture generally, curious and sometimes perversely intentioned visitors, congregating around digital memorials seem to be increasingly indulging in an online version of what is now recognized as a form of pop mourning, known as ‘dark tourism’. […] Dark tourism is about mourning as consumption and is expressly public, rather than intimately private. – Christopher M. Moreman in Digital Death: Mortality and Beyond in the Online Age
STAP 2 Iemand dient Facebook op de hoogte te brengen van het overlijden Deze stap is cruciaal. Facebook zal echter nooit een profiel op eigen houtje verwijderen of een profiel de herdenkingsstatus geven. Als je hebt aangegeven welke optie je wil, zal Facebook dit uitvoeren. Als niet, dan zal de persoon die het overlijden aangeeft kunnen beslissen. De persoon die het overlijden meldt, moet een familielid of de executeur-testamentair zijn. Verder vraagt Facebook het jaar van overlijden en een overlijdensakte.
deWijzer /// mei 2016
05
///DOORGELICHT
“De persoon lijkt op een virtuele manier nog steeds te bestaan. Het is het levende profiel van een dode. Een schim”
ZOOM\\\
Het probleem was niet of het beter was een kadaver met make-up te besmeren, lipstick op te doen, zo belachelijk te maken dat uiteindelijk zelfs kinderen erom lachen, of dat wat wij bereikt hebben, wij verdedigers zonder macht, wij ongewapende profeten, en dat is dat het kadaver voor onze ogen tot water wordt. – Manfredo Tafuri, Italiaans architect, in een toespraak over restauratie en verval in Venetië.
van sociale media in de technologie ‘Virtual Reality’. “Fysiek ben je ver van elkaar, maar het voelt alsof je heel dicht bij elkaar bent.” Het internet is een plek waar het niet zo moeilijk is jezelf te verliezen. Technologie is een beest met oogkleppen. De toekomst zal deze oogkleppen moeten verwijderen. Grenzen vervagen In zijn tienjarig bestaan is Facebook niet enkel uitgegroeid tot het grootste sociale netwerk ooit, het is intussen ook het grootste platform voor het herdenken van overledenen. Van dode profielen tot herdenkingsgroepen. Van gefilterde profielfoto’s tot reclame voor T-shirts met een ‘Je suis Charlie’-print. Wie niet mee is, is niet mee en wie niet weg is, is gezien. Op Facebook wordt herdenken heel snel commerce. Een commerce van verdriet. Open je Facebook met Allerzielen en je weet niet wat je ziet. Gemeende berichten zijn haast onmogelijk te onderscheiden van aandachttrekkerij. “Dark tourism is about mourning as consumption and is expressly public, rather than intimately private.” Het is niet meer duidelijk of en waar we een lijn trekken. Het sterven verdwijnt naar de marge van de samenleving, het herdenken en rouwen naar het centrum, de sociale media. Daar waar alles gebeurt. Daar waar alles verandert in commerce. Nelis Jespers
Alleen op deze wijze kan men het gebrek aan liefde van de Venetianen voor hun stad verklaren. Zij weten niet hoe haar lief te hebben, kunnen het niet, want een dode liefhebben is moeilijk. Het is eenvoudiger te doen alsof zij in leven is, om haar delicate, levensloze ledematen te bedekken met maskers en make-up, ten einde haar tegen betaling aan toeristen ten toon te stellen. – Giorgio Agamben in ‘Het leven te midden van schimmen’
06
deWijzer /// mei 2016
En toch beweegt ze!
E
n toch beweegt ze! Zoals het alleen een stervende beaamt, zou Galileo Galilei op zijn sterfbed de volgende woorden hebben uitgesproken: Eppur si muove! En toch beweegt ze! De grond was de bekende Galileo-affaire, met Galileo als grote verdediger van Copernicus, terwijl de Kerk de aarde niet uit het bewegingsloze centrum wilde bannen. Galileo werd gedwongen afstand te doen van zijn uitspraken. De aarde mocht niet bewegen. Deze affaire roept bij ons nog veel frustratie op: met welk recht veroordeelden ze hem tot zwijgen? Hoe kon het dat de waarheid niet spreken mocht? In navolging van de filosoof Michel Serres kunnen we de vraag ook omdraaien. Er is een fascinerende lijn van zulke processen: Anaxagoras, Socrates, Giordiano Bruno, enzovoort. Elk van hen tartte de sociale orde. Maar met welk recht? Ze stelden heel de cultuur in vraag op basis van iets daarbuiten. Op welke grond? Stuk voor stuk verloren ze het van de aardse rechtbanken. Wij, echter, zien dat ze slechts tijdelijk verliezers waren, want op lange termijn komen ze als winnaars uit de bus. Heeft de geschiedenis hen immers niet gelijk gegeven? Zijn de religieuze rechtbanken niet ineengestort terwijl hun namen pronken in onze galerijen van helden? Dit is de essentie van de uitspraak eppur si muove. ‘Hoewel jullie aardse rechtbanken mij veroordelen, ga ik in beroep bij iets hogers, dat
mij uiteindelijk gelijk zal geven.’ Zo’n uitspraak dook eerder in de geschiedenis op: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld, niet van hier.” (Joh.18:36) En toch beweegt ze. De Galileo-affaire is misbruikt voor allerlei doeleinden. Niet alleen in de strijd met het geloof, maar evengoed om van wetenschap een epistemologisch anarchisme te maken (Feyerabend). Feitelijk historisch is er vaak weinig van aan. Galileo had niet per se veel problemen met het geloof. Het lag meer aan gebrek aan tact en de persoonlijke wrok van zijn tegenstanders, die dan helaas nog eens Paus worden. Wat je weet over Darwin en het christendom berust op dezelfde fabels. Wetenschap en religie als vijanden is een idee dat zijn geboorte kent in 19e eeuw. Daarvoor was wetenschap een vrij triviaal verschijnsel, toch in de vorm die Galileo bedreef. Galileo was niet meer dan de Mark Peeters van zijn tijd, iemand die je gerust kon negeren. Het belang van wetenschap in de geschiedenis, tot enkele eeuwen geleden, wordt zwaar overschat. Ze heeft gewoon toevallig de meeste boeken nagelaten. Toch blijft voor de Belgische filosofe Isabelle Stengers de Galileo-affaire een cruciale episode. Voor haar impliceert het de geboorte van de moderne experimentele praktijk, namelijk de geboorte van het laboratorium. Een plaats waar vage en dubbelzinnige fenomenen, die iedereen makkelijk voor zijn eigen kar kan spannen, worden omgevormd tot de meest rigou-
reuze apostelen van je theorie. Het labo als plaats van onderhandelingen tussen mens en niet-mens, elk met hun eigen eisen en inbreng in hoe ze zich zullen gedragen. De uitkomst? Een alliantie van mens en fenomeen die mooi in koor zingen. Galileo betekent een breuk omdat hij het fundamenteel eens was met zijn theologische tegenhangers en hun modern sceptische doctrine: ‘er is geen enkele garantie dat jouw hersenspinsels waar moéten zijn, want dat zou de macht van God beperken.’ God had de wereld evengoed andere wetten kunnen geven. In tegenstelling tot de Grieken is een theorie bedenken die logisch in elkaar zit niet meer genoeg, want logica is des mensen. Denken dat je de noodzakelijke waarheden van de wereld kan ontvouwen met logische argumentatie is hoogmoed. Alle kosmologie is niet meer dan het product van de vlezige zonde van de mens. De ziel wordt een kerker waarin men iemand kan opsluiten. Inderdaad, beaamt Galileo. Alles wat ik uitspreek kan aan mijn subjectiviteit worden toegeschreven. Er is geen goede reden mij op mijn woord te geloven. Maar, voegt hij er snel aan toe: ik kan de wereld zelf laten spreken, via mijn instrumenten! Ik laat de wereld zo spreken dat je het niet kan verwerpen als hersenspinsel. Ik ben slechts de spreekbuis van iets hogers. De geboorte van een nieuwe rechtbank. Een plaats waar ook de dingen in beroep kunnen gaan. Galileo citeert de aarde zelf. En toch beweegt ze.
deWijzer /// mei 2016
07
KORTVERHAAL\\\
///ZOOM Stengers behoort tot een traditie van filosofen (Serres, Latour) die wetenschap willen begrijpen zonder beroep te doen op een soort unieke rationaliteit. Het idee van een wetenschappelijke geest, die aan alles zou moeten twijfelen en enkel op feiten af zou moeten gaan is een uiterst vreemd idee. Falsificatiezucht komt neer op de zelfkastijding van de vrome wetenschapper, een geloofsbelijdenis van zijn uitgezuiverde ziel. Gepurificeerd van elke bias om de openbaring der natuur te aanschouwen. Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. De wetenschappelijke praktijk moet als een aardse praktijk begrepen worden, waarvan de resultaten niet magisch overeenkomen met de Natuur, en niet zomaar buiten de grenzen van het labo gelden. De theorieën kloppen misschien onder strikt instrumentele manipulaties, maar buiten het labo blijven de fenomenen even dubbelzinnig en vaag. Maar, zeg je dan, zwaartekracht geldt toch overal? Ja, zegt Bruno Latour, je hebt volledig gelijk! Zwaartekracht geldt echter enkel universeel omdat het laboratorium tegenwoordig universeel geworden is. De universele geldigheid van wetenschappelijke kennis is een verwezenlijking, geen openbaring. De moderne mens draagt zijn labo om de hals als een talisman. Hij vindt de zwaartekracht zelfs op de maan, maar enkel omdat hij het niet laten kon ook zijn instrumenten mee te nemen. Zonder zijn labo bij de hand kan een moderne wetenschapper het niet winnen van Aristoteles die beweert dat stenen gewoon graag knus op de grond liggen. Zonder wetenschappelijke instrumenten blijven wij zondige wezens. Geslaagde experimenten zijn daarentegen handelsakkoorden tussen mens en niet-mens.
08
deWijzer /// mei 2016
Religieuze praktijken vallen dan ook niet zomaar ten prooi aan het zwaard van de Rede. Stengers is uit op een ‘ecologie van praktijken’: hoe een beschrijving geven van zowel de wetenschap als religie, van de neutrino en de Heilige Maagd, zonder dat beide praktijken onleefbaar worden? Hoe hun eigenheid denken zonder een standpunt in te nemen van een transcendente god die de ene praktijk offert aan het altaar van de andere? De eigenheid van wetenschap ligt in de grootte en kwaliteit van het netwerk van mensen en niet-mensen, de fenomenen, die het weet te mobiliseren ter ondersteuning van een theorie. Het succes ligt in de instrumentele setting die de relaties van zaken als atomen weet te transporteren van de buitenwereld naar de grafiek op het blad, zonder significante afwijkingen. De grafiek lijkt hetzelfde te zeggen als de atomen, ondanks alle nodige interventies om hen op
dat blad te krijgen. Ondubbelzinnige transportatie zonder significante transformatie. Religie is in wezen anders. Het draait niet om de betrouwbare overdracht van inhoud, maar om de act van de boodschap zelf. Dat wat de Engel zegt of God toont, doet weinig ter zake. Belangrijker is dat de Engel boodschappen verspreidt en dat God zichzelf openbaart. Het draait om een materieel contact met iets hogers, via de heilige geschriften, kerken en priesters die dit contact bemiddelen. Deze bemiddelaars getuigen door hun aanwezigheid en niet door hun inhoud van een groter zingevend betekeniskader. De concrete inhoud is vaak slechts van bijkomend belang, een kluif die men kan gooien om de Dawkins in ons allen af te leiden. Ook de Drie Koningen hadden hun geschenken bij, maar was hun inhoud van enige tel? Dus als religie en wetenschap elkaar treffen, duelleren ze elk om hun eigen circulatie veilig te stellen: religie hindert onze circulatie van netwerken van relaties, zorgt voor significante transformaties en verstoringen. ‘Wij hebben nieuwe wetenschappelijke paden ontdekt - maar op zo’n zondige afdwalingen sturen wij onze Engelen niet.’ Met welk recht? Mijn koninkrijk is niet van deze wereld. De wetenschap hindert het uitsturen van onze Engelen naar de uithoeken van onze ziel, door ze steeds tegen te houden om hun legitimatie te vragen. ‘Ik moet de Blijde Boodschap verspreiden! - Papieren, alstublieft?’ Met welk recht? En toch beweegt ze. Massimiliano Simons
Een dag in Leuven Jonathan gleed in zijn fauteuil en zapte zich een weg naar het land van de plasmatische realiteit/ op het scherm verscheen een goed articulerende nieuwsmarionet. “De invoering van een nationale masturbatietaks en de indexering van het prostitutietarieven heeft kwaad bloed gezet bij brede lagen van de bevolking,” balkte de mediaclown. “Ook de nieuwe heffing op overspeligheid heeft de gemoederen zwaar beroerd,” voegde de man er aan toe/ Jonathan schudde het hoofd en wendde zich af van zoveel onzinnigheid. Zijn vingers gleden opnieuw over de kleine toverdoos waarop hij belandde in een programma dat zich profileerde als ‘De haaien van de Wetstraat’. Even later kreeg hij een opstoot van mediatiek apezuur. Met een droge klik schakelde hij zijn radio aan, maar hoorde vrij snel hoe een gespeeld enthousiaste presentator de ether verkrachtte met oeverloos en nietszeggend gelul. Met een venijnige ruk trok Jonathan de stekker uit het stopcontact. Hij onderdrukte een vloek en installeerde zich aan de keukentafel die bedekt was met publicitaire overvloed. Langzaam gleed zijn blik over de papieren beloftes van instantgeluk dat overal zomaar voor het grijpen lag/ nieuwsgierig opende hij zijn post, maar vernam tot zijn ontzetting via een incasso-advocaat dat zijn vrouw met zijn kredietkaart verhuisd was naar Koopjesland. Het gerinkel van de bel liet hem opkijken. In het deurgat verscheen een kerel met een kringloopsnor. “Hier heb je de krant van vandaag,” zei de man in een opwelling van goed nabuurschap. Jonathan bedankte de snor en zakte weg in een verzameling letters die uitblonken in sensatie en commerciële boertigheid. Al gauw kreeg hij het benauwd, liep naar de voordeur en opende het raampje onder het spionnetje. De kilte van de buitenlucht bracht hem weer bij zijn positieve,/ voorzichtig opende hij de drie sloten van zijn deur die krakend openging. Enigszins opgelucht verliet hij de beslotenheid van zijn huis en staarde onder luid geblaf naar de eigenaar van een buitenmaatse hond. Nietsvermoedend trapte hij een eindje verder in de ondragelijke bruinheid van het bestaan. Vanuit zijn ooghoek zag hij nog net hoe een buurman hem uitlachte vanachter het half weggetrokken gordijn. Jonathan kneep zijn neus dicht en schraapte de smurrie van zijn schoen op de trap van het naastliggende huis. Aan de overkant keek een wandelende tattoo hem neerbuigend aan. Toen spitste hij de oren en luisterde hoe de wind een lied componeerde op het metalen geraamte van een bouwkraan die meesterlijk uittorende boven de stad. Beducht op bruine mijnen van verraderlijke hondentroep keerde hij op zijn stappen terug en haalde vastberaden zijn fiets van stal. Al rijdend botste hij twee straten verder op een zee van reclame en menselijke stupiditeit. Het was druk bij het asielcentrum voor mannen in scheiding dat recent was geopend naast de feminiene ontwenningskliniek. Op de hoek van de straat bevestigde hij nauwkeurig een ketting rond het frame van zijn fiets die steun zocht tegen de gevel van een erotheek en wandelde verder in de richting van de hoofdwinkelstraat. Nieuwsgierig keek hij om zich heen, maar zag al gauw hoe het straatbeeld zich vergallopeerde in een orgie van aanbiedingen en promotioneel geweld. Machteloos aanschouwde hij hoe de stad vergleed naar een claustrofobisch winkelparadijs. Roofdierachtige wagens met blauwe oorlogsstrepen reden tergend traag door de straten en likten onophoudelijk aan de eeuwenoude ondergrond. In de zijstraten overmeesterde een armada aan wielen de alledaagse werkelijkheid. Jonathan stapte moedig voort en keek naar een legertje schermzombies dat flaneerde op de catwalk van de digitale dwangbuismaatschappij. Ter hoogte van de Grote Markt presenteerde een door het reclamevirus geïnfecteerde ploegleider een circus op wielen dat rook naar hormonale en medicinale clandestiniteit. Zich bewust van zijn eigen nietigheid keek Jonathan om zich heen en zag hoe steeds meer mensen dienst namen in het uitkeringsleger van een slabakkende economie. Een nerveus flikkerende lichtkrant eiste zijn aandacht op. “Aanslag op hoogleraar in de homofilistiek en de lesbiciciteit schokt universitaire metropool,” las hij met stijgende verbazing. Al lopend versmolt hij met een stroom van voetgangers en spoelde aan in de uitgaansbuurt die bruiste van activiteit. In de draaikolk van het leven reanimeerden de hulpdiensten een man die al te lang aan cultuur was blootgesteld. Academische spookrijders op leeggereden staal teisterden het verkeer terwijl een kudde studenten zich op een dieet van alcohol prepareerde voor het nachtelijke vuilniszakkenvoetbalspel. Het invallen van de duisternis liet Jonathan weer verlangen naar huiselijke veiligheid. Gejaagd door de wind keerde hij op zijn stappen terug, maar staarde in de leegte. Iemand had zijn stalen ros ontvoerd! Met de moed der wanhoop betrad hij de erosshop en vroeg om inlichtingen aan de dealer van vleselijke en fallusvormige waren. Hoofdschuddend keek de uitbater hem seconden lang aan. Zwaarmoedig verliet Jonathan de seksboetiek en slofte naar het politiekantoor. ‘Gesloten wegens vakantie’ las hij met groeiende verbazing. “Gelieve u te wenden tot het preventieloket van het stadhuis,” murmelde hij binnensmonds. Hij zette het op een lopen en bereikte nog net voor sluiting de lokettenzaal. “We sluiten over tien minuten, maar u kunt altijd op onze website terecht,” fluisterde een agent met de stem van een burn-outpatiënt. Vol opgekropte woede deed Jonathan zijn verhaal terwijl hij staarde naar de tsunami aan zweetdruppels op het voorhoofd van de wetsdienaar. Na wat vluchtig tikwerk stond de agent op waarop hij naar achteren liep. Jonathan keek de man achterna en zag even later hoe zijn klacht verdween in de trekkingstrommel van de justitiële loterij… Max Lindemann deWijzer /// mei 2016
09
///INTERVIEW
M
et een klein hart en grote verwachtingen stapte de Wijzer vorige week op de trein naar Antwerpen. Door het grote station en over de Meir bracht onze weg ons bij het bisschoppelijk paleis. Daar werkt sinds 2009 Mgr. Johan Bonny, bisschop van het katholieke bisdom Antwerpen. Afkomstig uit een klein dorpje in het verre West-Vlaanderen kwam hij via enige omzwervingen, onder andere aan onze faculteit, terecht in Vlaanderens metropool met meer dan 150 nationaliteiten. Gedurende twee jaar studeerde hij aan ons huis van de filosofie. De Wijzer vroeg hem uit. Abel Romkes, Vincent Cuypers, Vinsent Nollet Kan u ons in een paar zinnen uitleggen hoe u aan het HIW verzeild bent geraakt?
“De meesters van het wantrouwen hebben mij in mijn geloof gesterkt”
Mgr. Bonny, bisschop van Antwerpen
Over coherentie, intuïtie en dialoog
10
deWijzer /// mei 2016
Ik ben in 1973 afgestudeerd van de middelbare school. Op dat moment moet je keuzes maken. Ik had een paar mogelijkheden, maar de idee voor het priesterschap lag wel vanboven. Dan moet je kiezen of je ergens in een religieuze congregatie gaat, bij Jezuïeten of Trappisten bijvoorbeeld, of je moet je aansluiten als priester van een bisdom. Ik heb voor dat laatste gekozen, bij het bisdom van Brugge. Ik ben dan binnengegaan in het grootseminarie daar. Die opleiding bestond uit twee jaren filosofie, vier jaren theologie en dan een pastorale stage. Dat is sindsdien niet veranderd. Na dat eerste jaar werd aan zij die dat wilden en konden sterk aangeraden om in Leuven universitaire studies te gaan doen. Ook mij werd aangeboden om twee jaar in Leuven te gaan studeren. Je kon ongeveer alles kiezen: talen, rechten, wiskunde, maar ik had wel de smaak van de filosofie te pakken gekregen en ben dus naar het HIW getrokken. Wij verbleven als student in het Leo XIII seminarie, het gebouw naast het HIW. Wij waren daar toen met iets meer dan twintig seminaristen van alle Vlaamse bisdommen. Ik viel dan onder de faculteit Letteren en Wijsbegeerte, maar het HIW was wel redelijk onafhankelijk. Ik heb de kandidatuur gevolgd, en door
“Waarheid heeft coherentie nodig, maar je mag nooit één systeem verabsoluteren” enkele extra vakken te volgen ook het baccalaureaat verkregen. Wij woonden in het seminarie en volgden les in het HIW. Dat was toen nog één complex: Kardinaal Mercier had de twee tegelijk gesticht, een instituut voor filosofie, en een woonplek voor professoren en studenten. Wij hadden de sleutel, wij konden direct van Leo XIII naar het HIW, dat was wel handig. Het was een soort kleine collegecampus. Na mijn studies aan het HIW ging ik terug naar Brugge om mijn opleiding verder te zetten. Daarna ben ik naar Rome gestuurd om verder te gaan in de theologie. Hoe heeft u uw tijd aan het HIW ervaren? Hebt u speciale herinneringen aan bepaalde vakken of professoren? Ik heb heel goede herinneringen aan die tijd. Ik was toen nog een jonge kerel, twintig, eenentwintig jaar. Achteraf zie je dat je misschien een beetje te vroeg die grote filosofische dossiers al op je bord krijgt, omdat je de inzet van de discussie vaak maar half begrijpt op die leeftijd. Veel vragen uit de filosofie stel je maar later in het leven. Maar dat trekt wel op jonge leeftijd je geest open op een manier die je bijblijft. Ik herinner me nog goed de lessen van professor Wylleman, die toen ook president was. Hij gaf een inleiding in de filosofie. Ook professor Verbeke herinner ik me nog, de man die metafysica gaf aan al de eerstejaars van wijsbegeerte en letteren en daarmee heel de aula van het MTC vulde. Hij was half professor en half acteur in zijn les, maar een heel heldere en methodische geest. Ook professor Vergote hebben wij gehad,
die gaf les over godsdienstpsychologie en antropologische kwesties. Een heel originele denker, groot academicus, maar wel ingewikkeld in zijn lesgeven. Je moest soms erg lang wachten voor je kon vatten waar hij naar toe wilde, maar je voelde dat je met een grote geest te maken had. Ook professor De Dijn herinner ik me nog, over Spinoza. En zo zijn er nog heel wat professoren, die ondertussen allemaal op emeritaat moeten zijn. De vakken filosofie openden mijn ogen, hoewel ik eigenlijk te jong was om de echte inzet van de problematieken te snappen. Je leert wel denksystemen, je weet hoe Kant dacht en waarover Levinas het had, maar de terugkoppeling naar je eigen levensvragen, die komt pas later. Maar het leert je wel dat er verschillende manieren zijn om naar de grote vragen van het leven, de wereld, de samenleving, de tijd en de eeuwigheid te kijken. Filosofie nodigt je uit om heel breed te denken en toch coherentie te zoeken. Je leert dat het denken van de mensheid nooit in één systeem kan gevat worden, wat echter niet wegneemt dat je in je leven coherente verhalen nodig hebt. Wij moesten op een gegeven moment in het eerste jaar een oefening maken. Je kon kiezen uit een lijst met boeken, maar je kende daar toch geen enkele titel uit, dus liet je je maar iets geven. Ik kreeg een boek van Henri Bergson, Les deux sources de la morale et de la réligion. Dat was zeer interessant, ik denk daar nog vaak aan terug. Bergson argumenteert dat er twee soorten rede zijn, een technische en een mystieke rede, die de verhoudingen in ons leven beregelen. Bergson zag dat onze samenleving op den duur een supplement d’âme nodig zou hebben. Het gaat niet op steeds de machinale samenleving te verbeteren als daar niet een even sterke ziel bij komt kijken. Anders gaat die machine op zichzelf beginnen draaien en dat is niet de bedoeling. Je komt thuis in het denken en de termen van een auteur, en dat is wel een goede oefening, wetend dat je de anderen nodig hebt om te weten hoe de mensen denken over al die grote vragen. Er heerste aan het HIW ook een heel open denksfeer. Men verwijt soms men-
deWijzer /// mei 2016
11
///INTERVIEW
“Filosofie begint bij de eerlijkheid om van je these weer een vraag te maken” sen die aan een Katholieke universiteit filosofie gaan studeren dat ze de kip al in een bepaald hokje zetten, maar dat was in onze tijd echt niet waar, integendeel. Er werd heel vrij en open nagedacht, en alle grote auteurs kwamen aan bod. Niemand begon vanuit een negatieve instelling bepaalde boeken te lezen. Ik herinner me dat professor Wylleman altijd zei dat in elk systeem, hoe dom ook, elementen van waarheid zitten. Dat waarheidselement moet je steeds proberen te achterhalen, bij denkers, bij auteurs en ook bij theologen. Het is gemakkelijk om dingen te vinden die je kan afkraken, maar dat heeft geen zin. Dan doe je niet aan filosofie. Je moet op zoek gaan naar de waarheid die iemand over de samenleving, over de mens, of over de religie naar boven wil brengen. Die zoektocht naar stukjes waarheid, die draag ik met me mee. Ik kan sindsdien niet goed meer leven met gesloten monosystemen, die beweren dat zij de enige juiste waarheid en de enige juiste woordenschat hanteren, niet in de samenleving, maar ook niet in de Kerk. Waarheid heeft coherentie nodig, maar je mag nooit één systeem verabsoluteren. Leuven was in illo tempore gekend om zijn thomistische benadering. Dat was toen wel al grotendeels voorbij, maar wij kregen daar wel nog wat les over. Wat ik van Thomas heb onthouden, en wat ik ook later, toen ik professor was aan het grootseminarie, heb willen doorgeven, is de methode. Elk stuk dat Thomas heeft geschreven is op dezelfde manier opgebouwd. Hij begint bij de quaestio, een vraag. Hij begint niet met een stelling, maar met een vraag. Dat is al interessant, en anders dan je vaak ziet in de politiek, in de Kerk of in de economie. Uiteraard zit in de vraag al de richting waar hij heen wil, maar goed, de weg ligt nog open. Dan komen alle argu-
12
menten tegen het antwoord dat men uiteindelijk zal vinden. Dan alle argumenten voor. Steeds met verwijzing naar auteurs en teksten, naar traditie, filosofie en theologie. Daarna komt het antwoord, en vervolgens volgt nog een repliek op alle gestelde tegenargumenten. Dat is een model van zorgvuldig denken dat je alleen bij Thomas vindt. Je begint met een open vraag, en bent zo eerlijk alle argumenten voor en tegen op te schrijven, netjes met bron. Daarna pas geef je je eigen argumenten en je conclusie. Dat soort intellectuele oefening is voor mij de norm. Filosofie begint bij de eerlijkheid om van je these weer een vraag te maken, al heb je al een intuïtie. Die heb je altijd. Maar je moet op zoek gaan, en luisteren naar mensen die het niet met je eens zijn. Daarna pas moet je een finaal antwoord geven. Dat zouden we in veel sectoren van de samenleving wat vaker moeten doen. Ik heb uit Leuven niet zo veel dossierkennis meegenomen, maar wel de methode, het zoeken naar logische samenhang, het zoeken naar helderheid en eerlijkheid in het afwegen van argumenten, net als behoedzaamheid. Hoe zag het leven eruit in Leo XIII? Verschilde het dagritme van seminaristen sterk van dat van ‘gewone’ studenten? Ons leven was anders en toch ook gelijk. Wij leefden samen in het seminarie als seminaristen. Wij hadden een morgen- en een avondgebed, en een eucharistieviering. Het seminarie was wel een beetje een beschutte omgeving, een aparte gemeenschap met een eigen ritme. Wij waren ook onderverdeeld in enkele kleinere leefgemeenschappen. Daarmee at je soms apart of ging je op uitstap. Wij deden ook wel wat maatschappelijk werk. We hadden bijvoor-
deWijzer /// mei 2016
beeld een beurtrol om met twee een oude dame in het Sint-Maartensdal van haar zetel naar haar bed te helpen, elke dag opnieuw. Ten andere sloten wij ook wel aan bij wat er leefde in Leuven. Met zijn allen zaten we aan heel wat faculteiten, dus er was heel wat te vertellen. Iedereen bracht verhalen mee naar onze leefgemeenschap, tijdens het middag- of het avondmaal. Veel studenten deden ook mee met de studentenkringen van hun faculteit. Ik ging ook wel naar de activiteiten van de kring van filosofie, naar gespreksavonden, of gewoon iets drinken. Er waren er die actief waren in de universitaire parochie, er waren er die veel sportten. En we gingen ook wel onder ons een pint drinken, in de Gambrinus (op de Grote markt, red.) meestal. Daarbuiten volgden wij uiteraard ook de conjunctuur van het academiejaar, met trimesters en examenstress en voor sommigen herexamens. Sinds 2009 bent u bisschop van het bisdom Antwerpen. Wat houdt dat ongeveer in? Elk bisdom heeft een bisschop, die de sleutelfiguur is van alles wat er gebeurt. Dat wil niet zeggen dat je alles bestuurt of beslist, maar wel dat je een bindfiguur bent tussen alles wat er aan Katholiek leven is in een bisdom. Daar zitten uiteraard de parochies bij, die we van redelijk dichtbij volgen, maar ook de vorming van medewerkers, en de instellingen in het katholieke veld. De mensen verwachten van ons inspiratie, zingeving en bezieling. Je hebt bijvoorbeeld het katholiek onderwijs. Al die scholen hebben een eigen inrichtende overheid, maar die doen toch vaak beroep op ons als brugfiguur om conflicten op te lossen of bakens uit te zetten. Als we het goed hebben, speelt u een bijzondere rol in het katholieke onderwijs? Dat klopt. Wij hebben met alle Belgische bisschoppen een aantal interdiocesane taken. Er is dan één bisschop die voor de hele groep een sector opvolgt.
Ik ben dat voor onderwijs. Ik volg de Guimardstraat (de zetel van het Katholiek onderwijs in Brussel, red.). Iemand met zo’n taak wordt referent genoemd. Ik ben referent voor het katholiek onderwijs en voor de Leuvense universiteit. Ik zetel in de raad van bestuur van de katholieke onderwijskoepel, en ook als waarnemend lid in het bestuur van de KU Leuven. Dat wil zeggen dat je als bisschop niet alleen binnenkerkelijke dossiers moet opvolgen, maar dat je ook met maatschappelijke dossiers te maken krijgt. Dat is niet altijd eenvoudig. Laten we even terugkeren naar het HIW. U sprak van een erg open klimaat. Hoe gaat dat voor u samen met een geloofswaarheid? Dat is een heel interessante vraag. Dat speelt niet alleen theoretisch, maar ook in je persoonlijke leven. Hoe ga je om met de spanning tussen geloof en rede? Als gelovige jongeman, maar zeker als seminarist, zit je met een religieuze intuïtie. Die zit erg diep, veel dieper dan het nadenkende verstand. Het leven is meer dan de logica van verstand, intuïtie is ook belangrijk. Ook die intuïtie is een element van waarheidsvinding. De waarheidsvinding gebeurt volgens mij niet alleen door cijfers op te tellen. Neem bijvoorbeeld een relatie. Hoe maak je uit dat jij en je vriend of vriendin voor mekaar bestemd zijn? Dat is meer dan rekenen. Daar zit een serieuze vraag achter en je moet er met je verstand op vertrouwen dat die intuïtie redelijk genoeg is om er een beslissing mee te nemen. Als seminarist zit je met een religieus gevoel, een roeping, een engagement voor de Kerk als geloofsgemeenschap. De liefde voor Jezus en het evangelie komt van veel dieper dan het nadenken, maar het nadenken
moet daar uiteraard wel mee kunnen leven. Uiteraard word je in de wijsbegeerte geconfronteerd met schema’s en paradigma’s die de religiositeit in vraag stellen. Je hebt bijvoorbeeld die grote meesters van het wantrouwen, het Marxisme in de sociale leer, Freud in de psychologische en Nietzsche in de metafysische. Ik heb ze niet helemaal doorlezen en doorworsteld, maar ik was wel gevoelig voor de vragen die zij mij stelden. Je moet dan op zoek naar antwoorden op hun vragen, en om eerlijk te zijn, heeft dat mijn geloof eerder gesterkt dan ondermijnd. Ik spreek voor mezelf, maar die denkoefening, die meesters van het wantrouwen, die hebben mij in mijn geloof gesterkt. Je wordt daartoe gedwongen. Denken heeft voor mij te maken met een zoektocht naar coherentie. Je moet op zoek naar redelijke verbanden. Waarom is er een wereld? Waarom is er mensheid? Je kan je terecht de vraag stellen waarom dit alles er is. Gaat daar een liefde aan vooraf? Aan de zaadcel en de eicel die tot mij hebben geleid gaat ook liefde vooraf. Kun je zo’n verhaal in heel de wereld terugvinden? Wat is liefde, wat is geluk? Wat is verdriet, ziekte, dood en lijden? In die denkoefening
zijn voor mij in het Christendom geloof en rede samen aan het werk. Dat wil niet zeggen dat ik aan het geloof geen vragen stel. Ook in het christelijke verhaal moet je op zoek naar coherentie, naar de juiste woorden en gedachten. Maar mijn godsdienst helpt me ook om verder te gaan dan de grenzen van het louter logische denken. Er zijn zoveel vragen waarop het denken niet in staat is ten volle te antwoorden. Filosofie en theologie hebben mij persoonlijk allebei geholpen om die dingen bij mekaar te gaan. Is het hebben van religieuze intuïties dan de basis die het verschil maakt tussen een gelovige en een niet-gelovige? We hebben het gevoel dat er nogal weinig dialoog is tussen die twee. Je behoort tot de ene groep of de andere... Je moet weten dat het intuïtieve veel breder gaat dan alleen religie. Ook kunst leeft daarvan, politiek en samenleving. Liefde, relatie, gezin. Heel de dynamiek van de mensheid berust mee op intuïtie. De grote verhalen van de geschiedenis zijn altijd een mengeling van intuïtie en redelijkheid. Soms wat meer van het ene, soms wat meer van het andere. Dat vind ik ook zo
“De grote verhalen van de geschiedenis zijn altijd een mengeling van intuïtie en redelijkheid”
///INTERVIEW sterk aan de universiteit van Leuven, dat men probeert die twee met mekaar te verbinden. Toen Kardinaal Mercier het HIW oprichtte, wilde hij juist de dialoog tussen geloof en wetenschap heropstarten. Ook professor Dondeyne, een van de grote mannen van het instituut, wilde dat bevorderen. Die problematiek van geloof en wetenschap, geloof en wereld, is een mooi aspect van de Leuvense traditie. Ook nu nog heeft men die openheid. Men vertrekt niet vanuit een beperkend kader, van economie en rationalisatie, maar probeert in elk vakgebied de volledige waarde van de dingen te laten ontplooien.
Hoe verloopt in uw bisdom de dialoog met andere levensovertuigingen? Hoe gaat u daar persoonlijk mee om? Je kan altijd leren van anderen. De andere helpt je om nauwkeuriger over jezelf na te denken. Dat geldt op politiek, op religieus en op filosofisch vlak. Je eigen identiteit wordt afgetekend in de confrontatie met anderen. Het denken van een ander is evenveel waard als het mijne. Dat hoeft ook niet in tegenspraak te zijn met mijn denken. Het is niet omdat iets vreemd is aan mijn traditie, dat het er incompatibel mee is. De protestanten leren ons, katholieken, om wat zorgvuldiger met Bijbelteksten om te gaan. Als ik moslims zie bidden roept dat bij mij, ondanks hun vrij verschillend Gods- en gebedsbeeld, de vraag op naar mijn eigen gebedsleven. Ik rijd met een auto. Er zijn echter mensen die bewust zonder auto leven omwille van het milieu. Ik kan gezien mijn activiteiten die keuze niet maken, maar dat doet me wel nadenken over het milieu, hoe ik daar mee omga. Er zijn mensen die een gehandicapt kind adopteren. Ook die keuze kan ik als ongehuwde man niet maken, maar dat confronteert me wel met de vraag naar solidariteit, de zorg voor het gekwetste leven. De confrontatie met het andere laat iets oplichten van wat waarheid is of goedheid, of schoonheid, die niet bij mij zit maar wel bij een ander.
14
“Net zoals het een persoonlijke keuze is om aan voetbal te beginnen, moet het een persoonlijke keuze zijn om in een religie te treden, maar die religie zelf is wel een gemeenschapsgebeuren” Tot slot: hoe kijkt u naar de toekomst in uw diocees? Bent u optimistisch, of bent u kritisch ten aanzien van de gang van zaken? Voor mij is geloof belangrijk. Niet alleen in de privésfeer, maar ook in het maatschappelijke veld. Zeggen dat geloof iets privaat moet zijn, is als zeggen dat voetbal privaat zou moeten zijn. Dat is vrij absurd. Je moet met twee zijn om te kunnen shotten, en met elf om aan match te kunnen meedoen. Het is een persoonlijke keuze om aan voetbal te beginnen, en zo moet het ook een persoonlijke keuze zijn om in een religie te treden, maar die religie zelf is wel een gemeenschapsgebeuren. Het is mijn overtuiging dat godsdiensten, in het meervoud, in onze samenlevingen een constructieve factor zijn geweest, en het nog steeds zijn. Onze westerse cultuur, op vlak van kunst, op vlak van solidariteit voor het zwakke-
deWijzer /// mei 2016
re leven, op het punt van de rechten van het individu, heeft nog heel wat joods-christelijke waarden. Dat godsdiensten risico’s inhouden, is evenzeer waar. Alle dingen die extreem worden, die zichzelf verabsoluteren, zijn gevaarlijk. Een mix van godsdienst met nationalisme of imperialisme kan soms heel explosief zijn. Net zo kan de mooiste liefde omslaan in diepe haat. Of kan kernonderzoek gebruikt worden voor medisch onderzoek en tegelijkertijd voor totalitaire oorlogen. Zo kan ook godsdienst geperverteerd worden. Wat zie ik nu voor onze samenleving? Verschillende zaken. Wij, westerse Vlamingen, zijn bezig met de confrontatie van geloof en wetenschap, geloof en moderniteit, geloof en rationaliteit. Nog steeds. Wij zoeken naar het statuut van al die dingen. Wij zitten met grote culturele vragen op dat vlak, een soort culturele worsteling. Ik weet niet hoe we daaruit zullen komen, maar volgens mij zal de vraag wel aan relevantie winnen. De mens zal blijven vragen, en met zijn verstand blijven peilen naar een waarom. Hij stelt zich niet alleen de vraag hoe hij in mekaar zit, maar ook waarom. Waarom is alles er, en hoe moeten we verder? Dat keert steeds terug. De mens zal na een tijd ook de leegte gaan inzien van de efficiëntiecultuur. Er is een soort eigen Vlaamse cultuurkritiek in de maak, bij filosofen en schrijvers, die terecht vragen beginnen te stellen. Zij zijn niet per se religieus, maar wij zitten met onze religie op hetzelfde spoor. Dat vraagt van de Kerk dat ze open staat voor dat gesprek en er ook aan deelneemt, niet door te beleren of door zichzelf te verloochenen, maar door mee in de denkoefening te stappen. Ten andere zie je wel dat hier in de stadsregio Antwerpen, de meerderheid van de actieve gelovigen geen autochtone Vlamingen zijn. In de kerken van Antwerpen-stad is een majority of minorities. Dat zijn christenen van allerlei vreemde Kerken. Die zetten het christendom wat meer op de kaart
en die brengen inzichten mee uit hun geboorteregio’s. Dat biedt toch een zekere rijkdom. Je mag dat niet zien als een ‘restverschijnsel’ dat snel zal verdwijnen. Ook zij dragen een engagement en een waarheid mee. Maar dat is een uitdaging: het is de kerkelijke variant van de maatschappelijke vraag naar een coherente samenleving met meer dan 150 nationaliteiten. Een derde punt is natuurlijk de vraag die steeds de kop op steekt, sinds de aanslagen in Parijs en Brussel. Zijn andere godsdiensten compatibel met de westerse samenleving en ons waardepatroon? Ik denk dat we alleen maar verder kunnen komen door samen op zoek te gaan naar vruchtbare contracten en te proberen de verbindende factoren te versterken. Vanuit ons netwerk zet ik daar persoonlijk sterk op in, maar op een discrete manier. Deze week nog komt er een imam met me spreken, een vrij gesprek over hoe we hier verbindende factoren kunnen samenbrengen. Met al die vragen moeten we verder gaan. Onze eigen westerse vragen, internationale vragen... En inzetten op de pijnpunten die door een globalisering worden meegebracht. Wie in Bellegem, of Zoutenaaie, of hier in Zoerle-Parwijs woont, heeft daar niet zo veel contact mee, maar hier in de stad weet je wel wat dat is. Diversiteit is niet iets van de toekomst, het is er al. Jongeren van jullie generatie, of nog iets jonger misschien die zitten al in klassen waar twee derden of drie vierden van de kinderen allochtoon is. Zij hebben geen andere wereld gekend. Dat is een perfecte voorafspiegeling van hoe de samenleving er binnenkort in zijn geheel zal uitzien. Dat zorgt voor een debat, en dat moet ook gevoerd worden. We gaan voor onze eigen identiteit. Je moet weten wie je bent, en inzetten op je eigen wortels. De verschillen met anderen zijn relevant, maar even belangrijk is de dialoog, het leren, en samenleven.
Ja, dat is dus het programma voor vandaag (…) en voor de volgende week of weken (…) denk ik — R. Breeur Ik wacht op de tussenkomst van God om mijn gedachten te ordenen — R. Breeur (hijgt in micro) Excuseer, ik weet ook niet wat die micro van mij verwacht — R. Breeur Zie, dit is een balk (…) of ja een kubus in perspectief — R. Breeur Heeft er iemand een spons bij? En liefst een natte — R. Breeur 3/6 = 6/12 = 2 [stilte] O ja ik lees van onder naar boven — R. Breeur Merleau-Ponty? Die leest niemand nog. Gelukkig maar — R. Breeur Hier, een doos stekjes, steek uw huis ook in brand — R. Breeur Wil je jouw epistemische plicht in mijn les kunnen vervullen, breng dan een kom ijskoud water mee en steek uw naakte voeten erin — S. Cuypers Rorty is geweldig. Ik heb die man één keer bezig gezien en toen ik naar huis ging, dacht ik nu pleeg ik zelfmoord — S. Cuypers Er wordt goed werk geleverd door De Wijzer — S. Cuypers Žižek? Dat is een sofist! — S. Cuypers U moet af en toe wel met NFK gaan feesten, anders wordt u depressief — S. Cuypers
[tekent een bed op het bord] I’ll need to stop drawing, otherwise I’ll put people in it and … — G. Van Riel I know nothing, I’m from Barcelona — G. Van Riel If you are for example Italian and you always want to design things... — G. Van Riel Food, drinks & sex: that’s all I want — G. Van Riel De Duitsers, die hadden ook iets met bossen — T. Vandevelde Je moet de president van Turkije een geitenneuker kunnen noemen — T. Vandevelde De keuze bij het aanwerven van je secretaresse is dikwijls moeilijker dan die bij het aanwerven van je vrouw — T. Vandevelde De seksuele verlangens kunnen gericht zijn op om het even wat: schoenen, honden… — L. Lauwaert Het zijn hangjongeren zoals jullie, die dan kiezen voor filosofie, omdat ze niets anders kunnen. Gevolg: een groep jongeren verloren voor de samenleving — P. Moyaert Ik geef u eerst de verklaringen van de populaire psyblaadjes zoals Feeling, dat is niet de moeite om over na te denken: banaal! — P. Moyaert Examens afnemen: ik zie ernaar uit, omwille van mijn sadisme. Volgende keer staat dat in De Wijzer. Ze doen maar — P. Moyaert Ik heb de werken van barmhartigheid doorstaan — P. Moyaert
Hartelijk dank!
deWijzer /// mei 2016
15
///ONDERWIJS
POËZIE\\\
Studentenvertegenwoordiging in Leuven en Warschau
E
en van onze onderwijsvertegenwoordigers, Sophie, studeert dit semester in Warschau, de stad van de NFK-cultuurreis. Die internationalisering van ons onderwijsteam dachten wij goed te kunnen gebruiken bij het schrijven van een artikel voor de Wijzer. We zouden een mooie dialoog over studentenvertegenwoordiging hier en daar kunnen schrijven, en daar misschien zelfs enkele lessen uit kunnen trekken. Het plan mislukte, omdat Sophie nauwelijks informatie over studentenvertegenwoordiging in Warschau wist te vergaren. Wat ze wel meekreeg, was dat alles daar eigenlijk niet zo goed geregeld was. Weinig tot geen communicatie met studenten, geen vertegenwoordiging van het –grote- internationale programma, gebrek aan een inhoudelijke visie bij verkiezingen… De enige keer dat de studenten vorig jaar herinnerd werden aan het feit dat ze vertegenwoordigd werden, was toen de faculteit camera’s op wilde hangen in de gebouwen. Er was een rommelige petitie, en niemand wist wat de vertegenwoordigers hier nu eigenlijk mee gedaan hadden.
De camera’s hangen er nu. Wat dat betreft mogen we ons misschien best realiseren dat we het hier redelijk goed voor elkaar hebben. Studenten hebben in principe inspraak op alle niveaus, van de POC’s (de opleidingsvergaderingen) tot het GeBu (het gemeenschappelijk bureau, het hoogste orgaan van de KULeuven). Ook het internationale programma is vertegenwoordigd in een eigen POC en een plek in de faculteitsraad. We mogen soms dus best een beetje trots zijn, maar we moeten niet te gauw genoegen nemen met wat we hebben. Vergelijk het met de verhoging van het inschrijvingsgeld vorig jaar: we hebben daar (mijns inziens te weinig) tegen gestreden, ondanks het feit dat we wisten dat in Nederland en veel andere landen het inschrijvingsgeld nog veel hoger ligt. Dat het ergens anders nóg slechter geregeld is, wil niet zeggen dat we hier onze verworvenheden niet meer hoeven te verdedigen, of zelfs uit te breiden. De belangrijkste les die we uit ‘Warschau’ kunnen trekken lijkt mij dan ook te zijn dat we ons best moeten blijven doen om studentenvertegenwoordiging bekend te maken. Ook hier zijn
veel studenten niet op de hoogte van de onderwerpen die op vergaderingen aan bod komen, en de dossiers die de Studentenraad KU Leuven behandelt. Studentenvertegenwoordiging hoort uiteraard bij alle studenten te beginnen. Zij signaleren problemen en kunnen input geven aan hun vertegenwoordigers, die uiteindelijk niet meer zijn dan een tussenpersoon. Niet iedere student is op de hoogte van de mogelijkheid tot het aandragen van problemen. Sommige studenten zijn niet geïnteresseerd, dat is wat soms op pijnlijke wijze moet worden geconstateerd. Zo is er in Gent maar 28% van de studenten gaan stemmen voor nieuwe vertegenwoordigers. Maar de kloof tussen de vertegenwoordigde en de vertegenwoordigende studenten is er een die wij, als onderwijsteam, toch vooral zo klein mogelijk moeten proberen te houden. De structuur van de universiteit is ingewikkeld, de thema’s zijn soms taaie kost, en het is soms lastig om te weten bij wie je nu precies met welk probleem terecht kunt. Deze problemen gelden a fortiori voor internationale studenten, die ondanks de inspanningen van velen om onderwijsmaterie te vertalen, aan een overwegend Vlaamstalige universiteit toch nog veel informatie mis-
Zachtjes ritselend zonder zorgen Glijden we over bevroren gedachtes De eenzame engel knippert de dualiteit uit Tot slechts de symbiose, sidderend In al haar fluwelen trompetgeschal De zwartschijn koelbloedig schaakt Uit de geëclipseerde duisternis Hoogzwanger van verzengende zonnen Kraakt de maneschijn het ijzige raadsel Tussen de kloven van het vergane Barsten kolkende rivieren open Razen doorheen het hemelgewelf Vooraleer zich onverbiddelijk te storten Op de gesponnen draden der tijd Tot de ontrafelende weefsels Ontvlammen in een miasma van sintels Die de verblufte sterren onbekommerd Begroeten als hun gelijke
sen. De functie van studentenvertegenwoordigers is, zoals ik al zei, vooral die van tussenpersoon. En we moeten dan ook ons best blijven doen om ons op die manier kenbaar te maken. Enerzijds moeten we de mening van studenten peilen zodat we deze ‘omhoog’ door kunnen geven aan de faculteit en de universiteit. Anderzijds moeten we de grotere thema’s en de structuur van de KU Leuven ‘omlaag’ terugkoppelen naar onze achterban. We hebben al de openbare onderwijsbureaus, waarop we de POC’s voorbereiden, en de NFK Education-Facebookpagina. Ik ben er zeker van dat het nieuwe onderwijsteam de uitdaging van vertegenwoordiging vol enthousiasme en expertise zal aangaan. Wie nog tips voor ze heeft wat betreft ‘naamsbekendheid’, mag dat altijd laten weten. Wie graag meer wil weten over de structuur van de universiteit of haar beleid, ook. Wie problemen heeft met een les, optie of examen, ook.
[email protected] is het adres waarop we jullie ideeën altijd met open armen ontvangen. Ook volgend jaar!
Tak
ONDERWIJS KORT
De examenperiode komt er weer aan. Op de site van de Studentenraad en op Toledo (NFK Communi ty) vind je een handig overzicht van je rechten en plichten in de brochure ‘Zin en onzin van het OER’ (OER = onderwijs- en examenreglement). Voor vra gen, ook tijdens de examenperiode, mag je ons altijd contacteren.
Heb je interesse in de lerarenopleiding? Dan is het misschien leuk om te weten dat vanaf volgend jaar het vak ‘Ethiek en maatschappij’ als keuzevak in de SLO filosofie en maatschappijwetenschappen kan worden ingezet. Dat betekent dat je SLO in een klap al 8 studiepunten minder zwaar wordt!
Vanaf volgend jaar heeft het HIW een nieuwe, tweejarige research master, die de MPhil zal gaan vervangen. Studenten die nu de master doen, ku nen volgend jaar in het tweede jaar van de research master instromen als hun cijfers goed genoeg zijn (75% en 15/20 op de thesis). Wie na zijn of haar bachelor meteen aan de speciale master wil begin nen, moet dezelfde resultaten behaald hebben voor truncus communis en de bachelorscriptie. Meer info vind je op de site van het HIW.
///OPINION
The tolerance of intolerance: a paradox The soft bigotry of low expectations* is a phenomenon that comes to mind almost every time I have a conversation with my peers about religion. In a nutshell, this is when people who see things from a Western (and usually in some way privileged) point of view, go out of their way to deny certain truths about groups in society that are deemed minorities, disenfranchised, or simply different. Given my opinion that almost all religions are inherently exclusionary and divisive, I feel equally critical of them all, but it seems as though there is a sudden rush, a hysteria to protect Islam in particular from criticism, which is problematic. The target of my criticism here is not Islam per se, but rather those who fail to hold it to the high standards or scrutiny that I think other religions are held. For example, it seems easy enough to admit that there is a causal relation between the acts of radical Christian abortion terrorists, and the scripture they use to carry out and justify their acts. It is obvious that in the very least, this act has something to do with the religion. Why then, are people so hesitant to apply the same logic to radical Islamic terrorism? Can’t we just admit that this too has something to do with the religion? Unsurprisingly, the answer is usually a resounding no. There appears to be a collective cognitive dissonance in the minds of young people who so desperately want to be seen as progressive, tolerant multiculturalists, that any culture, or in this case religion that is seen as different, is given special treatment and made immune to criticism, even when it should be called out. It is clear what motivates this glossing over of inconvenient truths, and the failure to openly use our critical faculties when it comes to this religion; it is the fear of being labelled a bigot. This seems understandable, since nobody wants to be seen as one, especially in today’s rampant moral panic on social media, but the danger in this is that it puts us on a slippery slope towards becoming tolerant of intolerance, which is ironically the very thing these misguided progressives are seeking to avoid. Jenny Lushaba *A phrase used by former president George W. Bush in his talk on improving education policy.
16
deWijzer /// mei 2016
deWijzer /// mei 2016
17
///OPEN BRIEF
BEELD\\\
allemaal (on)gewoon
V
andaag toonde een goede vriend van me al grinnikend een artikel uit de maarteditie van jullie studentenblad ‘De Wijzer’ met de woorden: “Dit moet je echt eens lezen”. Het betrof de open brief ‘Over de bijna-doodervaring tijdens de oncomfortabele, primitieve cultuurreis’1 waarin een filosofiestudent zijn ervaringen tijdens een cultuurreis naar Warschau beschrijft. Reeds vanaf de eerste alinea las ik met open mond van verbazing. Ik ben geen filosofiestudent, ken de auteur in kwestie niet, heb niets te maken met de cultuurreis en ben het niet volledig oneens met enkele ideeën van de auteur. Ikzelf heb bijvoorbeeld ook regelmatig het idee dat er een te sterke nadruk ligt op alcoholconsumptie in onze studentencultuur, zonder hierbij al te veel oog te hebben voor de schadelijke gevolgen – die bij uitbreiding in onze hele maatschappij onderschat worden naar mijn mening. Dit is echter niet het punt dat ik wil maken in deze brief, ik schrijf eerder vanuit een zorg: ik maak me namelijk zorgen omtrent het beeld dat de auteur heeft over zichzelf en over anderen. Wat mijn wenkbrauwen meteen stevig deed fronsen was hoe vlot de auteur overgaat tot het gebruik van woorden als “haat”, “bizar”, “idioot” en – ergst van allemaal – “normaal” om zijn ervaringen te beschrijven. Zo wordt een medestudent die conversatie probeerde te maken door middel van haar huisdieren als “idioot” bestempeld. Het mag nogmaals benadrukt worden dat deze termen ZIJN ervaringen be-
18
schrijven, ze beschrijven zijn realiteit. Wat door hem gelabeld wordt als “ongebruikelijk”, kan voor iemand anders heel gebruikelijk zijn. Dit heeft de auteur ook mogen ondervinden tijdens zijn cultuurtrip. Hij merkte namelijk dat wat door hem als “vreemd” ervaren werd, meestal niet zo werd ervaren door anderen. Dit leidde tot de nodige frustratie bij hem. Zijn brief was echter niet bedoeld om deze mensen duidelijk te maken hoe ongewoon hun gedrag – naar zijn beleving – is, maar was eerder bedoeld als “een roep om aandacht van de normale 25% van de filosofen”. De voor de hand liggende bedenking “hoe kom je aan die 25%?” ga ik links laten liggen. Waar ik de aandacht wel op wil vestigen is het feit dat de auteur termen als “normaal” en “bizar” gebruikt in zijn brief. Dit doet vermoeden dat zijn denkwijze erg dichotoom is: ‘ik (en 25% van de filosofiestudenten) zijn normaal, de rest is abnormaal’. Stel dat we normaliteit objectief zouden willen definiëren (wat verschrikkelijk moeilijk is), dan zouden we waarschijnlijk sneller naar die andere 75% gaan kijken, niet? Zouden we die 25% dan niet eerder als buitenbeentjes benoemen dan als “gewone filosofiestudenten”? Maar dat is eigenlijk volledig naast het punt dat ik wil maken. De auteur stelt bovendien zelf de vraag of hij misschien diegene is die andere normen hanteert dan de rest van de samenleving, en dus bijgevolg abnormaal is. Ik schrijf deze brief niet om mensen te overtuigen dat de heersende normen de ‘juiste’ zijn en dat iedereen zich hier maar naar moet aanpassen, integen-
deWijzer /// mei 2016
deel. De heersende normen in vraag durven stellen – wat de auteur naar mijn mening probeert te doen met zijn open brief – is een zeer gezonde houding. De manier waarop het in dit geval werd aangepakt lijkt mij echter ongelukkig. De auteur veroordeelt hetgeen in zijn ervaring ongewoon is en gebruikt hierbij scherpe taal. Dit werkt naar mijn mening eerder polariserend en nodigt absoluut niet uit tot reflectie. Het doel van zijn brief was echter niet om die andere 75% te overtuigen, dus in die zin was het ook niet meteen nodig om minder scherpe woorden te gebruiken veronderstel ik. Opvallend is wel dat hij zichzelf weinig in vraag durft stellen, iets wat essentieel is voor je de rest in vraag gaat stellen. Waarom vindt hij de dingen die hij ziet zo vreemd? Waarom zouden de normen die hij hanteert beter zijn? De bedoeling van deze brief is eerder om mensen uit te nodigen een open houding aan te nemen naar elkaar toe: in zekere zin zijn we allemaal (on)gewoon. Het ene wereld-/mensbeeld is niet noodzakelijk beter dan het andere. Sta ook open om je eigen ideeën/ normen in vraag te durven stellen. Ik probeerde me na het lezen van de brief ook in te leven in zulk een polariserende denkwijze, en het leek me eerlijk gezegd een eenzaam bestaan – des te meer omdat de auteur concluderend aangeeft zich te willen distantiëren van diegenen die hij ongewoon vindt. Vandaar misschien ook de outreach naar die 25%? Dan hoop ik dat het percentage van mensen dat hij als gewoon ervaart inderdaad toch nog zo hoog ligt. Ik hoop echter nog
meer dat ik me volledig heb vergist en dat zijn denken minder dichotoom en rigide is dan het lijkt. Het idee om je ervaringen om te zetten in woorden als vorm van “zelftherapie” – zoals de auteur het noemt – kan ik enkel maar aanmoedigen. Ik vind het echter ook essentieel om je reflecties te toetsen bij anderen. Bij deze ben ik dus zo vrij geweest om mijn bedenkingen met de auteur te delen (in de hoop dat hij ze ook zal lezen). Ik verwacht absoluut niet dat ze zondermeer als terecht aangenomen worden (in tegendeel), dit is enkel een uitnodiging tot zelfreflectie.
De auteur had “een aantal poëtische superlatieven” verwacht uit de mond van zijn medestudent, ik had een meer genuanceerde/open houding verwacht van een filosofiestudent. Het meest denigrerende betoog is ook niet noodzakelijk het meest overtuigende, in tegendeel zelfs. Het mag tot slot ook vermeld worden dat ik in 2013 enkele maanden in Krakau heb gestudeerd. Misschien was dat de extra motivatie om deze brief dan toch te schrijven. Ik moet bekennen dat ik de nodige vooroordelen in mijn koffer had steken voordat ik op het vliegtuig stapte, maar door deze
wat opzij te proberen duwen en met een open houding – zonder anderen al te snel als idioot te bestempelen – conversaties aan te gaan, heb ik ontdekt dat de meeste onterecht waren. Toegegeven, er wordt belachelijk veel alcohol geconsumeerd. Kristof Vandael 2de Master Klinische Psychologie, 1 Terug te vinden op http://nfk. be/wordpress/wp-content/uploads/2011/10/maart.pdf
deWijzer /// mei 2016
19
Rogevus Versneep
Albus
HIWWARTS
Vandeveld us
: r e t t o P y n leven n f e e e l b H ie d s u fysic ta e m de
Voldebuek ens
s u k i r E d i r g Me ©Alex Doumen, Valerie Hufkens
///MINISTER VAN FILOSOFIE
KATHLEEN VAN BREMPT “Ik was altijd heel slecht in filosofie” Voor het vierde en laatste deel van onze doorploeging van het politieke landschap, telefoneerden we naar het Europees Parlement in Straatsburg, voor een onderhoud met onze ‘Minister van Filosofie’ Kathleen Van Brempt. Momenteel is zij vicevoorzitter van de S&D fractie (Socialists and Democrats for Europe) in het Europees Parlement en Antwerps gemeenteraadslid voor de sp.a. Als vicevoorzitter stort zij zich op alles dat met duurzame ontwikkeling te maken heeft: energie-, klimaat-, maar ook transportdossiers, in het licht van het sociaal-economische verhaal. Daarnaast is zij ook voorzitter van de recent aangestelde EMIS-commissie (Emissiemetingen in de automobielsector), in de volksmond beter bekend als Dieselgate. Vinsent Nollet
EEN TOEKOMST VOOR LINKS Laten we meteen maar met de deur in huis vallen: is het socialisme nog wel actueel? Hoe verhoudt het zich tot de wereld van vandaag? Ik denk dat socialisme meer dan ooit actueel is. Ik zal twee voorbeelden geven om dat aan te tonen. Om te beginnen heb je de groeiende sociale ongelijkheid in de wereld en in Europa, iets dat ons heel nauw aan het hart ligt. Het is enorm belangrijk de strijd aan te gaan tegen de ongelijkheid en een ander soort samenleving op te bouwen, waarin
22
mensen gelijke kansen krijgen. Zo is een eerlijke fiscaliteit in Europa bijvoorbeeld een ongelooflijk belangrijk speerpunt in de strijd tegen fiscale fraude. Maar ook het behoud en het verder ontwikkelen van een sociaal systeem is uitermate belangrijk. Daarnaast heb je de grote uitdaging die voor ons ligt in het aanpakken van de klimaatopwarming. Dat mag ook niet los van sociale ongelijkheid worden gezien. De regio’s en de mensen die de grootste moeite hebben om rond te komen zijn ook degenen die het eerst getroffen worden door de gevolgen van een veranderend klimaat.
deWijzer /// mei 2016
Als er in de toekomst tekorten aan water zijn, zullen steeds meer mensen worden afgesneden van de toegang tot zuiver water, wat eigenlijk een basisrecht is. Zorgen dat we een ander soort economie ontwikkelen om de sociale ongelijkheid en klimaatopwarming aan te pakken is een onwaarschijnlijk actueel thema en is zeer nauw verbonden met de sociaal-democratie. De voedingsbodem is er dus. Toch lijkt de sociaal-democratie het in onze contreien nogal moeilijk te hebben om aan de bak te raken, waaraan ligt dat dan?
Het is moeilijk om dat op een juiste manier in te schatten. Het is ongetwijfeld zo dat naast het feit dat de uitdagingen heel erg gelieerd zijn aan de sociaal-democratie, die het vandaag de dag in Europa toch heel moeilijk heeft. Het is natuurlijk een combinatie van verschillende redenen. Ten eerste hebben we in het verleden heel vaak en ook terecht verantwoordelijkheden genomen in regeringen en besturen. Dat werd ons niet altijd in dank afgenomen. Maar besturen betekent natuurlijk vaak compromissen sluiten met andere politieke partijen en bewegingen.
Daarnaast gebeurt het vandaag de dag niet zelden dat sociaal-democraten, in plaats van bij hun eigen overtuiging te blijven, de neiging hebben om mee te gaan in de angst voor migratie en onveiligheid, zoals we nu in Oostenrijk of Denemarken zien gebeuren. We mogen dat zeker niet onder de mat vegen, we moeten daar mee aan de slag. Maar sociaal-democraten moeten ook altijd zichzelf blijven. Ze moeten een optimistisch verhaal vertellen over hoe we dit soort problemen de baas kunnen. We mogen problemen nooit bekijken als alleen maar problemen. We moeten bovenal in staat zijn om ook antwoorden te
“Je moet oppassen als sociaal-democratie om te veel alleen maar een partij te zijn die bezig is met de rekening van de mensen”
deWijzer /// mei 2016
23
///MINISTER VAN FILOSOFIE bieden en daar schort het nog wel wat. De problematiek rond migratie en vluchtelingen is ook bijzonder complex en dan is het heel aanlokkelijk om naar populisten te luisteren. Zowel ter linker als ter rechterzijde doen de populisten het zeer goed. Hoe mensen, maar ook politieke partijen nu verdeeld naar Europa kijken is daar een mooi voorbeeld van. Ik geloof en ik zal altijd geloven in samenwerking op Europees niveau om problemen op te lossen. Sociale ongelijkheid en klimaatproblematiek, waar we het net over hadden, zijn twee bijzondere uitdagingen die we best aanpakken op Europees niveau. Tegelijkertijd zie je veel partijen in Europa die zeggen dat het allemaal niet meer hoeft en dat Europa niet meer werkt. Ze willen terugplooien op hun nationale grenzen. Dergelijke standpunten hebben een grote aanhang en dat wijst er op dat de mensen toch wat angstig zijn over de globaliserende toekomst.
GELD EN GELUK Wat vindt u van de stelling ‘meer geld zorgt niet voor meer geluk’? (lacht). Ik ben daar heel dubbel over. Uiteraard maakt geld niet gelukkig. Mensen die veel geld hebben zullen dat vooral als een last ondervinden. Je moet dat geld goed beheren, zodat je het niet verliest. Je wordt er zeker niet vrijgeviger door. De mooie kanten van mensen komen niet of toch maar zelden naar boven door het bezit van veel geld. Anderzijds heb je wel een minimum nodig. Het is fijn om een deftig dak boven je hoofd te hebben, je kinderen te kunnen opvoeden, naar school te laten gaan, een keer op vakantie te gaan… Geld maakt dan wel niet gelukkig, maar het hebben van geen geld en daardoor in allerlei problemen verzeild geraken, dat maakt wel ongelukkig.
Klopt het dat de sp.a of de sociaal-democratie in het algemeen te veel bezig is met het economische aspect en te weinig met het menselijke of culturele? Dat wordt gezegd. Zelf heb ik daar geen last van, ik spreek ontzettend veel over onderwerpen als identiteit, migratie, welzijn of welbevinden en geluk. Ik vind dat de twee ook onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn, zoals in de vorige vraag over geld. Het is ontzettend belangrijk om een samenleving te hebben waarin de koek eerlijk verdeeld is, want als die niet eerlijk verdeeld is heb je een ongelukkigere samenleving. Het verdelen van de koek (en het dus over geld hebben) is gekoppeld aan een gelukkige samenleving. Dit gezegd zijnde, vind ik dat je moet oppassen als sociaal-democraten of als sp.a, om te veel alleen maar een partij te zijn die bezig is met de rekening van de mensen.
“Wij zijn het enige parlement ter wereld dat niet zelf mag beslissen waar het vergadert” Op het einde van de rit zijn waarden zoals geluk, gelijkheid, maar ook alles wat te maken heeft met discriminatie en racisme uitermate belangrijk. Op dat vlak ook de leiding nemen en soms een beetje tegen de publieke opinie durven ingaan is volgens mij een kernopdracht van de sociaal-democratie. VERKIEZINGEN Enkele weken geleden organiseerde de studentenkring Politika een ‘debat van de toekomst’, waar o.a. Bruno Tobback, Meyrem Almaci en Peter Mertens aan deelnamen. Er werd daar gesuggereerd dat sp.a, Groen en PvdA bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen in Antwerpen de handen in elkaar zullen slaan. In hoeverre bestaat die mogelijkheid? Ik denk dat het ongelofelijk belangrijk is dat progressieven met elkaar samenwerken. In het verleden is er bij links altijd meer energie gestopt in het bekampen van elkaar dan in samenwerking. Mij hoef je niet te overtuigen van het belang van samenwerking. Over welke constellatie we het dan hebben? Daar is het nu gewoon nog veel te vroeg voor. Het klinkt gemakkelijk, maar zo’n voornemen in de praktijk omzetten is minder evident. Daar moet aan gewerkt worden. Dat doe je door vertrouwen te wekken en door met elkaar samen te werken aan concrete dossiers. Daar zijn we nu mee bezig.
24
deWijzer /// mei 2016
Zal u Bart de Wever uitdagen om het burgemeesterschap? (lacht). Het is nog een beetje vroeg om daar een antwoord op te geven. Te gepasten tijde zullen we zeggen wie, wat, waar en hoe. Wait and see. Hoe komt het dat linkse partijen schijnbaar meer verdeeld zijn dan rechtse partijen? Ik denk niet dat dat zo is. Ik denk dat men terecht van links meer verwacht dat er wordt samengewerkt en dat de ontgoocheling over de niet-samenwerking daarom groter is. Ik denk niet dat rechts beter samenwerkt dan links. Ook daar is het een probleem dat er vaak op het eigen Grote Gelijk wordt gekampeerd. Ik ben het er wel mee eens dat je zelf vooral voor eigen deur moet vegen. We moeten met links dus gewoon veel beter samenwerken. FILOSOFIE Toch even overschakelen naar de filosofie, tenslotte is dit een blad voor filosofiestudenten. Hebt u zelf een ‘favoriete filosoof’ of een filosofische theorie die u wel eens aangrijpt in uw politieke handelen? (lacht). Lap, ik was altijd heel slecht in filosofie! Ik moet dat eerlijk toegeven. Ik ben een socioloog van opleiding, dus ik heb meer favoriete sociologen dan filosofen. Als ik ook een favoriete socioloog mag nomineren, is dat Émile Durkheim. Dat is zelfs nog half een filosoof, daarmee vat ik meteen twee vliegen in één klap! Als student heeft Durkheim mij altijd weten te inspireren. Het was ook één van de eerste sociologen die ik leerde kennen. Uit nostalgische overwegingen is hij me bijgebleven. De idee van Gesellschap en Gemeinschaft bij Durkheim is iets dat vandaag nog heel belangrijk is en waar ik nog vaak aan terugdenk. We hebben er ook
niet meteen een Nederlandse vertaling voor. Het zijn belangrijke concepten die we tot vandaag nog kunnen toepassen in onze samenleving. EUROPA Hoe ziet u de verhouding tussen de Europese Commissie en het Europees Parlement in de toekomst evolueren? Heeft het Parlement nood aan meer bevoegdheden? Zeker weten. Één van de grote problemen van Europa is dat er te weinig democratische legitimiteit is. Dat hoeft geen betoog. De instelling die de meeste democratische legitimiteit draagt is het Parlement, omdat dit rechtstreeks verkozen wordt door een half miljard Europeanen. De Commissie is meer aangeduid. Soms heb je de indruk dat de Commissie de grote motor is van het Europese project. De verhouding tussen de twee moet daarom versterkt worden. De Commissie is belangrijk, maar als het Parlement een meerderheid voor iets vindt en erover stemt, moet dat meer weerslag krijgen in het beleid. Vindt die overtuiging veel weerklank? (zucht). Dat is een zeer moeilijke vraag. Zoals reeds gezegd zitten we momenteel met een existentiële bevraging van Europa. Waar gaan we naartoe en hoe pakken we de zaken aan? Bij de extremen is er veel goesting om het boeltje gewoon op te doeken. Ik geloof ten stelligste dat de oplossing ligt in een betere, andere samenwerking. Wil je de problemen in Europa oplossen, dan heb je meer impact nodig van het Parlement en van nationale parlementen op het beleid, om de democratische legitimiteit te vergroten. Maar hoe snel zoiets kan, durf ik niet te zeggen. U bent nu in Straatsburg en u bent ook een hevig tegenstander van de maandelijkse verhuis van het Parlement
deWijzer /// mei 2016
25
///MINISTER VAN FILOSOFIE
“Een auto is een bijzonder domme investering, meer dan tachtig procent van de tijd staat die gewoon stil” en haar administratie van Brussel naar Straatsburg. Hoe komt het dat hier nog steeds geen verandering in is gekomen? Is het naar de burgers toe niet nogal cynisch om op te trommelen om de klimaatopwarming aan te pakken en zelf zo’n allesverslindend beleid te voeren? Absoluut. Mij hoef je daar in geen geval van te overtuigen. Het bizarre is dat je een grote meerderheid van het Europees Parlement niet moet overtuigen. Bijna allemaal zijn ze van mening dat het absurd, geldverslindend, slecht voor het leefmilieu en slecht voor het klimaat is om die verhuis maandelijks te organiseren. Frankrijk zou tegenwerken? Ja. Het probleem is als volgt. Wij zijn het enige parlement ter wereld dat niet zelf mag beslissen waar het vergadert. Dat ligt verankerd in het Europese verdrag en als je dat wil veranderen heb je unanimiteit nodig binnen de Raad. Frankrijk heeft daarin een vetorecht. We hebben Frankrijk tot vandaag nen nog altijd niet kunovertuigen om er iets aan te doen. Symbolisch is de verhuis een gigantisch
Q\\\
groot probleem. MOBILITEIT Is de EMIS-commissie een excuus om de zaken op de lange baan te schuiven? Nee, ik geloof zeer sterk in die commissie. Wat we nu doen is ons binnen de beperkte periode van één jaar concentreren op de problematiek met de sjoemelsoftware, om ze helemaal te ontrafelen. Ik verwacht daar geen ongelofelijk spectaculaire nieuwe gegevens uit. Ik verwacht wel dat we op een zeer systematische manier de problematiek benoemen, kijken wat er allemaal is misgelopen en met die informatie de juiste beslissingen nemen voor de toekomst. Sinds 2007 hebben we een strenge wetgeving op uitstootnormen, maar in de praktijk blijkt nu dat die helemaal niet worden toegepast. Dat wijst op een zeer groot probleem in de implementatie van de wetgeving, zowel Europees als nationaal. Dit systematisch bekijken en de juiste conclusies trekken, zal gunstig zijn voor onze toekomstige wetgeving en voor betere luchtkwaliteit, wat uiteindelijk onze doelstelling is. Meer algemeen: wat doen we met auto’s in de toekomst? Is onze blik op mobiliteit niet aan een fundamentele herziening toe? Absoluut. Er zijn drie dingen die daarin essentieel zijn. Het eerste is nogal voor de hand liggend, maar daarom niet minder belangrijk. We moeten het openbaar vervoer versterken, uitbreiden en kwaliteitsvoller maken. Je kan maar optreden tegen de automobiliteit als je een alternatief hebt
waar iedereen iets aan heeft. Neem als voorbeeld Singapore. Op andere vlakken is dat niet zo’n goed voorbeeld in de wereld, maar hier toch wel. In Singapore is men zeer streng voor wagens en ze zijn er ook erg duur. Een wagen wordt daar beschouwd als een luxeproduct. Zoiets kan je maar verantwoorden als je een perfect alternatief hebt. Een eerste alternatief zit in het openbaar vervoer. Alsmaar er op besparen, zoals in de afgelopen jaren, is het omgekeerde van wat we moeten doen. Een tweede lijn is sharen. Een auto bezitten is vanuit economisch perspectief voor ieder gezin een bijzonder domme investering. Meer dan tachtig procent van de tijd staat een auto geparkeerd. Dat is absurd. Een auto kost in alle mogelijke aspecten al geld en dan spenderen we ook nog eens geld aan het parkeren ervan. In plaats van er efficiënt gebruik van te maken. De juiste manier om dat te doen is om te delen. We moeten op een heel andere manier naar automobiliteit kijken en de auto beschouwen als een aanvulling op andere vormen van mobiliteit. Tot slot is natuurlijk ook de elektrificatie belangrijk. Ze is essentieel om het mobiliteitssysteem proper te krijgen, voor onze luchtkwaliteit en de klimaatuitdagingen. Hebt u zelf een auto? Ja en nee. Ik heb zelf geen auto, maar mijn partner wel. Er is dus wel een auto in het gezin. Maar hij is niet van mij, ik heb mijn auto bewust weggedaan. Het bizarre is, dat geef ik eerlijk toe, dat die auto ook het merendeel van de tijd gewoon stilstaat. We nemen nooit de auto naar het werk. We zijn dus een heel goed voorbeeld van een volstrekt inefficiënt gebruik van een wagen. Hartelijk dank voor uw tijd!
Akoestiek Boven Siena hangt altijd een en dezelfde wolk. Rond de nek en benen ervan hebben Siënesen een touw gebonden waarmee ze hem aantrekken of lossen. Niemand weet wie die functie vervult. Niemand weet wat de bedoeling van die wolk is. Niemand stelt er zich vragen bij. Iedereen weet dat zoiets niet kan. Toen ik Renata ontmoette, werd ook ik betoverd door het stadje dat in het hart van Toscane een leven los van de wereld is gaan leiden. Alles wat magisch is aan Italië, vindt men in overvloed in Siena. De ratten waren er ooit geld waard. De gebouwen zijn er in een Fibonacci-kronkel gebouwd; mocht je er met een helikopter over vliegen, zag je de doorsnede van het huis van een slak. De aankondigingen voor de Commedia dell’arte vind je nog in sommige muren gegrift. Echte Siënesen zijn zoet vanbinnen en laten je in hun ogen kijken, zei Renata toen ze me een rondleiding gaf, maar jij moet het lef hebben om het te zien. “Hoe dan? Hoe zijn ze écht anders?” vroeg ik gefascineerd. “Onder de wolk zijn ze veranderd. Hun huid is anders. Hun manier van lopen is anders. Alsof ze nergens naartoe moeten en tegelijkertijd elk moment kunnen doodvallen.” Dat was drie jaar geleden en ik kan kiezen om terug te keren. Uit nieuwsgierigheid of uit liefde. Soms is daar geen verschil. Het is moeilijk om Siena te voet te bereiken. Het pad kronkelt zich over bergen en door bossen, maar het uitzicht waarmee de reis je beloont is alle moeite waard. In het midden van die bergketen valt geen schaduw. Je hoort er de verre zang van de zee. De wolk die boven Siena hangt is geeloranje en de hemel erboven stralend blauw met vliegtuigsporen die elkaar kruisen. Ik sta voor de ingang van haar appartement en klop hard op de deur. Ze leunt uit het raam en zwaait naar me, “Ciao, Armand!”. Ze zegt dat ze me nog niet kan ontvangen en wijst naar een terras tegenover haar appartement. “Heb je al gegeten?” vraagt ze. Zonder op een antwoord te wachten raadt ze me de tonijnsalade aan. De wolk daalt neer over het schelpvormige Piazza del
Campo. Ik zie Renata naakt door haar appartement wandelen. Even blijft ze achter het gordijn staan. Door het wapperend satijn zet ze een stap vooruit. De tegenwind sluit het laken rond haar peervormige taille en kaaklijn, het priemt naar buiten op het tipje van haar tepels en verschuilt zich verlegen tussen haar dijen. Ze streelt het satijn met platte hand en ik denk: “Zwaait ze naar mij? Mag ik binnengaan?”. Ik zet mijn halfvol bord tonijnsalade naast mijn stoel voor de duiven en hijs mijn cello bij de nek over mijn schouder. Ik weet nog dat haar appartement netjes gepoetst, geparfumeerd en opgeruimd was. Eén muur was goud geverfd, naast de boekenkast stond haar wasmachine met een stapel aan flarden gescheurde mannenkleren erop die als verfvod dienden. In het midden van de kamer stond een bed alsof het een podium was; de hoofd- en sierkussens rommelig, de lakens wit, het licht erop lentegroen. “Ciao Armand, ti piace?” vraagt ze in een mank Italiaans. Ik draai me om. Ze draagt een slip uit kant, een Venetiaans masker met goudpoeder versierd, donkerpaarse lippenstift en een kruisje rond haar hals. Haar kroezelig haar heeft ze opgestoken naar het model van een ananas. De lijnen van haar lichaam vloeien als het gewelf van mijn cello, ze heeft kleine, ronde tepels en haar huid heeft de kleur van zeewater waar de zon te hard op heeft geschenen. Ze stapt op me af, het licht buigt voor haar en ze zwemt in de warmte uit haar poriën. Ik kijk naar het spiegelplafond en zie ons niet liggen. De lakens plakken aan ons zweet. Ik wrijf over haar buik om de kreuken uit haar huid te helpen. Haar ogen houdt ze dicht, maar ik weet dat ze niet slaapt. Ze slaapt nooit met een man naast zich. Voorzichtig snuffel ik over haar. Ze laat me mijn gang gaan. Haar haar ruikt naar cayennepeper, de lakens naar zweet. Mijn neus streelt haar voorhoofd en ik daal af naar haar lippen. Ze kust me niet terug. Ik voel me een koord boven een aansteker. Ze zet de plaat van The Doors met het circusgezelschap op. We vrijen opnieuw, trager, op het ritme van People are strange. Ze vraagt me om haar beha los te maken. Ik sukkel met de haakjes terwijl mijn lid voor de helft in haar steekt. Ze zucht en ontbloot haar borsten zelf. Ze gaat op
deWijzer /// mei 2016
27
///Q
me zitten en beveelt dat ik klaarkom. Ze maakt een kruis. Wat ook kan, bedenk ik naakt en onzichtbaar in bed, ze hypnotiseert me met haar verwarring. Ze neemt de glazen en legt die op hun buik op het bed. Ze gaat om de wijn. Keert terug voor ze de keuken bereikt. Zet mijn glas op een kruk naast me en haar glas op haar nachtkastje. Met open benen gaat ze voor het bed staan en kijkt ze of het goed is. Mij, ik weet niet wat te doen, kijkt ze niet aan. Die catwalk in haar achterhoofd, wat is dat? Een toverspreuk op mij gericht? Een barst in mijn vrouwbeeld? Hoop? Is ze zenuwachtig omdat ze me leuk vindt, misschien verliefd op me is? Of is het een ritueel? Iets wat ze met alle mannen doet voor ze hen dronken aan de straatstenen offert? Ik heb het gevoel dat ik drie jaar geleden een verschrikkelijke keuze heb gemaakt. Met het verstand gericht op niet stikken ben ik toch gestikt. Het duurt even voor je doorhebt dat je stikt. Vaak ben je al gestikt. Het eerste jaar ben je voorzichtig, ga je op café en zorg je ervoor dat je je amuseert alsof je naar andermans jaloezie streeft. Het tweede jaar voel je dat het beter is om niet zo opdringerig te zijn, bij vrouwen en bij vrienden. Als ze je bij je willen, zullen zij het wel tonen. Het derde jaar blijf je binnen en kijk je naar reality-tv. Over vrouwen onder de veertig en vrouwen boven de veertig. Over mannen onder de vijfenvijftig en mannen boven de vijfenvijftig. Over koppels op een eiland en koppels bij de bakker. Over alles waar je niets mee te maken hebt. Hoe verander je zoiets? Ik ben opnieuw begonnen waar het drie jaar geleden fout liep. In de hoop dat Renata mij had vergeten. Nu danst ze in de kamer waar ik vroeger cello speelde en mijn staartpen in het parket drukte. Ik wil haar overal volgen. Ik wil alles met haar doen. Maar de herinneringen zien mij. Er klinkt muziek vanop het plein. Ik stap uit het bed, vraag haar waar het vandaan komt en buig me naar het raam. De toeristen komen uit hun fototoestellen, kijken verward naar elkaar en zetten het toestel dan weer op hun neus. Ze wandelen in andere formaties, nu. Een choreografie die niet werkt met de rust van voetstappen en het geratel van fietswielen. Als vliegen in een pot die bij Mozart links in cirkels vliegen, bij Bach rechts en als het stil is chaotisch door elkaar zoemen. De wolk is bliksemblauw en daalt verder neer op het schelpvormige plein. Voor ik het weet staat Renata naast me. Ze sluit het raam en de gordijnen omdat de wolk de kamer overschaduwt en omdat de muziek stoort. Ze geeft me het glas rode wijn en we klinken, zij met links en ik met
28
deWijzer /// mei 2016
rechts. Ik vergelijk de kleur van de wijn. Ik weet niet wat zeggen en zij begint over dode muzikanten en hoe ze ons iets willen duidelijk maken. Meer nog dan levende muzikanten. “Dat denk je maar,” zeg ik. Ik nip van het glas en proef kurk. “Dat zeg ik toch?” Ze heeft het over Beethoven die naar het einde van zijn leven alleen maar naar zijn onregelmatige hartslag kon luisteren. Over de tristesse bij Schubert. Over het Requiem van Mozart, zijn laatste zucht. Ik zeg dat ik Requiem graag opnieuw zou horen en ze haalt een plaat boven. “Je moet goed luisteren”, zegt ze voor ze met de naald op een passage mikt, “ik heb het altijd grappig gevonden dat het koor op een gegeven moment ‘don’t call me Marmalade, call me Sisi’ zingt.” Ze brengt haar wijsvinger naar haar oor en spant haar ogen. Ze heeft gelijk. “Noem me niet confituur, noem me Sisi,” lacht ze met haar rug op het bed, haar tenen die over haar linkerbeen strelen, haar rechterarm die haar borsten bedekt en haar glas omhoog. Ze blijft glimlachen en door de lakens dansen. Haar liefde voor muziek overdondert. Zelf zou ze nooit muziek maken. Ze hoeft niets kwijt, ze hoeft alleen te dromen. Ze overleeft met wat haar met de paplepel en de puberteit is meegegeven; een kont, een stel borsten, een goudbruine huid en een wereldbeeld dat op teleurstelling is gericht. “Mag ik hier blijven slapen?” vraag ik op dat moment, veel te vroeg. “Ik moet je iets vertellen, Armand. Siënesen hebben erg veel gevoel voor kleur en geluid en zijn opgevoed met de fantasie als grootste deugd, maar ze zijn dood onder hun heupen,” lacht ze dronken, “we zien elkaar morgen, hier op het plein, goed?” ’s Nachts is er in Siena geen ster te zien. De wolk geeft licht. Licht dat door een glas rode wijn schijnt. Siena houdt de wolk gevangen omdat ze uniek is, elk ogenblik kan barsten als een spiegel waar een bruisende stad in staat. Siena is ijdel. Wil niet oud worden. En nu zie ik het: geen lantaarnpalen in de smalle straten, geen terrasluifels, geen vuilniszakken, geen parlofoons, geen posters maar doeken, geen beton, maar overal oude bakstenen en leeuwenkoppen om op de houten deuren te kloppen. Alleen achter de gevels mag niemand jong blijven, maar in dat spiegelplafond zie je dat niet; dààr blijft alles eeuwenoud in de hoop tijdloos te zijn. Zo weinig mogelijk kruispunten. Ik kuier met mijn cello als een paar ski’s over mijn schouder en volg de stad. In de
straten hangt een bosgeur; natte aarde, fris groen en op de stadsmuren kruipt af en toe een eekhoorn of landt er een mus. Hetzelfde geluid slaat weer op. Post-psychedelische pap uit de riolen. De ramen klappen open. Mensen leunen uit hun huis, leggen hun neus in de koele avondlucht, roken een sigaret, drinken wijn of opgewarmde melk. De muziek stijgt op uit de grond; spat open in de wolk en echoot tot in de druppels die op de kasseien klateren. De stad is in een Fibonacci-kronkel gebouwd. Piazza del Campo is schelpvormig. Een wolk hangt permanent over de stad. Siena is een grote eierdoos. Ik ga op een muurtje zitten en bespeel mijn instrument. De woorden van de onbekende zanger ijlen langs mij en herhalen zich constant uit die ene, als tandeloze, mond. De betekenis van de woorden verdwijnen. De woorden gelden plots voor iedereen: hoer of oude man. Elke betekenis van de taal is afgesneden en in één, bijna erotisch, woord gepropt. Een si of een la of een sol of zo. De noten stollen op mijn cello als een zoen op mijn lippen. In de nacht is er een morgen, middag en avond die geen naam hebben gekregen. Ik speel en de Siënesen luisteren naar mij en ’s morgens fotografeert iedereen wat al is verdwenen. Renata gaat in het licht van de Piazza del Campo zitten. Even lijkt de kalk op mijn aderen op te lossen wanneer ze me aankijkt. Zij is even jong als gisteren en ik ben een dag ouder. Nooit stond ik erbij stil dat de aarde mij draagt en opslorpt, tot nu, omdat ik haar vasthoud. Ik voel me een plastic zakje in een storm die aan vingers blijft hangen. Scheppen is vrouwelijk, dat kan niet anders dan moeten en dat weten wij ook allemaal, wat een vrouw de man geeft is meer waard dan zijn eenzame kunstenaarsbestaan. En wat doe ik hier? Ik slaap. Ik ben bijna dood, maar nog niet vandaag. Ik ben oud en verliefd en zij is jong en vrij en mooi, lijkt voor miljoenen en miljarden en triljarden jaren te bestaan. Iedereen rond ons zet zijn zonnebril af. Ik vraag aan Renata wat ze wil doen. “Rust,” zegt ze zonder haar lippen te bewegen. Ik bedoelde later. Ze antwoordt: “Glasblazer of tuinier, schrijver of schilder, maniokboer of purist. Misschien iets met dwalen. Liefst iets met dwalen. Jij?”. Ik weet al wat te doen. “Blijf je in de stad?” Ik blijf. Cellist. Onder de wolk. Onder Renata. Schaduwharlekijn.
SIEGFRIED GAAT NIET AKKOORD MET de buurvrouw die niet mee wil naar de Thai: “ik lust geen sushi” natuurpuntadepten met lentekriebels. Het verschil tussen een pisbloem en een orchidee is heus verwaarloosbaar. het loskoppelen van vorm en inhoud. Laat andere politieke partijen een voorbeeld nemen aan Homans die met een dubbele tong het N-VA-programma een pak aanschouwelijker maakt. Het verbod op kuchen, snuiten en snotteren tijdens de Elisabethwedstrijd. Waar is dan nog de charme van een live-uitvoering? Als die lange stilte voor de hoge si bemol niet door een volle keelgrol mag verlevendigd worden, dan zet Siegfried liever een cd op.
©Felix Kumps
De muziek slaat weer op, ze grijpt mijn hand en neemt me mee naar haar appartement. Oud worden we samen niet. —
Q. Ik ben veel punten waard in Scrabble
deWijzer /// mei 2016
29
///VOORBIJ DE POORT
Faculteitsbezoek Kerkelijk recht
H
et is geen geheim dat journalisten van deWijzer graag over de haag kijken. Je zou zelfs kunnen zeggen dat over de haag kijken exact is wat filosofen meestal doen. Om dan vanuit hun luie zetel welk tafereel dan ook van kritische commentaar te voorzien. Hoe het ook zij, deWijzer heeft zich voorgenomen een aantal faculteitsbezoeken te organiseren. Zoals ik vorig nummer immers zei: beter een goede buur dan een verre vriend. Naast het stadspark, in de Charles de Beriotstraat, vindt iedereen die goed zoekt de Bijzondere faculteit Kerkelijk Recht. Deze instelling, die vandaag wat in de schaduw opereert, bestaat sinds de stichting van de Universiteit in 1425, en voert nog steeds trots het vaandel van onderzoek en onderwijs van Canoniek Recht in de Lage Landen. DeWijzer werd meer dan hartelijk ontvangen door Professor Hildegard Warnink, de charmante voorzitster van deze unieke instelling. Lien De Proost en Vincent Cuypers Het Kerkelijk Recht is eenvoudigweg het recht van de Rooms-Katholieke Kerk. Historisch heeft het een nauwe band met het Romeinse Recht. Het kent een lange traditie, aldus Professor Warnink:
30
“De Katholieke Kerk is ontstaan in het Romeinse Rijk, en heeft dan ook veel rechtsbeginselen van de Romeinen overgenomen. Na het Verdrag van Verdun in 843 is het Kerkelijke rechtssysteem een baken gebleken, dat zijn hoogtepunt kende in de 11e tot de 13e eeuw. Omdat het wijd verspreid was in Europa, hoeft het niet te verwonderen dat het mee aan de basis heeft gelegen van vele Europese rechtssystemen.” Het Kerkelijk recht, dat lange tijd uit een veelheid aan individuele decreten en verordeningen bestond, is in 1917 een eerste keer gecodificeerd en in 1983 een tweede keer. Die laatste Codex Iuris Canonici wordt behoudens lichte wijzigingen vandaag nog gebruikt. Het zal veel lezers misschien verwonderen dat een dergelijke discipline een eigen faculteit heeft, maar daar zijn wel redenen voor. Professor Warnink: “Dat we bestaan sinds het prille begin van deze universiteit is wel fijn om te weten, maar dat is niet de belangrijkste reden voor ons onafhankelijk voortbestaan binnen onze universiteit. Uniek voor de studie van het Kerkelijke recht in Leuven haar onafhankelijkheid ten aanzien van zowel theologie als rechten. Dat heeft wel degelijk wetenschappelijke gevolgen. Wij kijken op een heel juridische manier naar Canonieke Recht als theologische discipline. Onze zelfstandigheid en onafhankelijk-
deWijzer /// mei 2016
heid bieden ons meer academische vrijheid dan onze zusterfaculteiten elders in de wereld die ressorteren onder theologische faculteiten. We zijn overigens de enige plek in de Nederlanden, waar men canonieke en wettelijke graden in het kerkelijk recht kan behalen.” De opleiding tot kerkjurist bestaat uit een initiële Master en een Manama. Wie eraan wil beginnen moet beschikken over een bachelordiploma. De opleiding wordt volledig tweetalig aangeboden. Het eerste jaar, de IMA Samenleving, Recht en Religie is breder dan alleen Canoniek recht, gaat over religie en recht in het algemeen. De tweejarige MANAMA spitst zich wel volledig toe op het kerkelijk recht, en bestaat uit basispakketten theologie en recht voor wie deze vakken niet kreeg in de vooropleiding en kerkjuridische specialisatievakken. Wie het driejarige traject met vrucht aflegt, krijgt een door Rome erkend diploma en kan onder meer bij de Kerkelijke rechtban-
“Wie het driejarige traject met vrucht aflegt, krijgt een door Rome erkend diploma en kan bij de Kerkelijke rechtbanken aan de slag” ken aan de slag. Het studentenprofiel aan deze faculteit is niet eenduidig: “De meeste internationale studenten zijn door hun bisschop naar hier gestuurd zodat ze na hun studies in de Kerkelijke rechtbanken kunnen worden ingezet. In het Nederlandstalig programma zitten ook enkele priesters, maar evengoed mensen die
“Het huwelijksrecht is wel relevant omdat de Kerk, in tegenstelling tot wat mensen soms willen, geen scheiding kent”
een bijzondere fascinatie voor het Canonieke recht hebben ontwikkeld en wat anders willen studeren dan de meeste anderen. Zo ben ik hier ook terecht gekomen.” Omdat veel bisschoppen en werkgevers hun mensen geen drie jaar kunnen missen, heeft de faculteit het systeem van distance learning ontwikkeld. Elk semester komen de studenten enkele weken naar Leuven om zeer intensief les te volgen en examen af te leggen. De colleges buiten die intensieve periode worden via TOLEDO opgenomen ter beschikking gesteld. Dat maakt tegelijk werken in het buitenland en studeren mogelijk. Gezien het internationale karakter van de faculteit en het kleine aantal Nederlandstalige professoren, wordt met international gerenomeerde gastprofessoren gewerkt. Het Kerkelijke Wetboek bevat zeven boeken. Een daarvan is het boek over de zeven sacramenten, het doopsel, de eucharistie, het vormsel, het huwelijk, de biecht, de priesterwijding en de ziekenzalving. Er staat in detail wat je moet doen om een geldig sacrament te ontvangen. Het meest toegepast is het huwelijksrecht, de specialiteit van Professor Warnink: “Het huwelijksrecht komt nog veel aan bod, meer dan het zakenrecht bijvoorbeeld, over het verwerven en vervreemden
van kerkelijke goederen, dat in de praktijk veel minder relevant is. Kerkelijke onroerende goederen worden immers via de notaris en de voorschriften van het profane recht gekocht of verkocht. Maar het kerkelijk huwelijksrecht speelt wel een rol omdat de Kerk, in tegenstelling tot de meeste andere rechtsstelsels, geen echtscheiding kent. Ook Paus Franciscus heeft dit bij recente aanpassingen in het kerkelijk recht herbevestigd. Een huwelijk dat geldig gesloten is, is onverbreekbaar tot de dood je scheidt. De enige uitweg bij het mislukken van een huwelijk is de nietigverklaring. Dat is de hoofdtaak van de Kerkelijke rechtbank.” Het Kerkelijke en het Burgerlijke huwelijk staan los van elkaar, met die toevoeging dat de Belgische grondwet bepaalt dat het burgerlijk huwelijk het kerkelijke huwelijk vooraf gaat (art. 21). “Een priester die een Kerkelijk huwelijk sluit zonder een voorafgaand burgerlijk huwelijk kan strafrechtelijk worden vervolgd. Weduwen en weduwnaren vragen soms alleen om een kerkelijk huwelijk om geen problemen te krijgen met erfenissen, maar eigenlijk kan dat dus niet. De onmogelijkheid van een kerkelijke scheiding zorgt in onze samenleving soms voor wrevel. “De onverbreekbaarheid van het huwelijk is een moraaltheologisch mooi en
nobel ideaal, dat in het Kerkelijk recht de status heeft van ‘Goddelijk Recht’, omdat het zijn oorsprong vindt in de Openbaring: “wat God verbonden heeft, zal de mens niet te scheiden”. Het ideaal dat men een gegeven jawoord waar moet maken, wat er ook gebeurt, is mooi, maar blijkt in de praktijk vaak moeilijk waar te maken. Het recht is hier keihard, en dat leidt tot moeilijke situaties in een samenleving waarin huwelijken spijtig genoeg vaak mislukken. Je moet ook beseffen dat mensen bij het ontstaan van het kerkelijk huwelijksrecht veel minder lang leefden. Nu kan een huwelijk gemakkelijk 50 of 60 jaar duren. Het is niet evident om op pakweg je 25e een belofte te doen voor de rest van je leven. Wat je elkaar belooft bij het kerkelijk huwelijk is in wezen niet niets: ‘lief te hebben en te waarderen, alle dagen van het leven. Wat er ook gebeure’. Als je partner je bedriegt of geweld gebruikt, dan is dat gemakkelijker gezegd dan gedaan. Om nietig te laten verklaren moet je op zoek naar elementen in het verleden die het sluiten van een geldig huwelijk in weg stonden. Dat is geen gemakkelijke oefening.” Huwelijken zijn niet het enige onderwerp waar de onderzoekers zich mee bezighouden. Ook de verhouding tussen Kerk en Staat is een belangrijk en actueel topic. “We stellen
ons bijvoorbeeld de vraag wat de positie is van religies in de huidige samenleving. Mensenrechten spelen hierbij een belangrijke rol. Bijvoorbeeld het grondrecht van godsdienstvrijheid. Net als het huwelijk kan je ook het doopsel niet ongedaan maken. Is dat dan tegen het principe van godsdienstvrijheid? Schendt de katholieke Kerk hier de mensenrechten? In de praktijk valt dit nogal mee: als je gedoopt bent maar je keert je af van de Kerk, dan ben je strikt genomen een ketter of geloofsafvallige, maar de kerk belet je de facto niet om naar een andere godsdienst of levensbeschouwing over te stappen. Dan zou de godsdienstvrijheid uiteraard wel in het gedrang komen.” Weinigen weten wat Canoniek recht is, minder mensen nog weten wat het inhoudt. Maar wie nader kijkt, merkt dat er op veel plaatsen nog kerkrechtelijke kwesties naar boven komen. Een werkzame scheiding tussen Kerk en Staat is niet in elk land gerealiseerd. De rol van religie in onze burgerlijke samenleving blijft het voorwerp uitmaken van debat. De faculteit kerkelijk recht probeert hierin een bijdrage te leveren. Dat onze universiteit deze faculteit heeft, mag ons trots stemmen: het is fijn te zien dat er ook buiten de wijsbegeerte fascinerend leven bestaat!
deWijzer /// mei 2016
31
///REISVERSLAG
PAASEIEREN
mend op onze vragen of bemerkingen over het landschap (waar hij geen woord van begreep) en stopte zelfs aan een berg met een toren toen we hem dat vroegen, hoewel we op voorhand hadden betaald en de extra tijd hem dus geen extra geld zou opbrengen. Uiteindelijk arriveerden we pas ’s avonds laat in het dorp. Nu hebben de Iraniërs de heerlijke gewoonte hun eigen landgenoten als gps te gebruiken. De taxichauffeurs beschikken in vele gevallen zelf over een gps, maar ik heb gedurende heel onze reis totaal niet begrepen waarom, want zodra er even twijfel was over de richting, werd er gestopt midden op de baan, waarop van her en der bewoners kwamen aangezet om de weg te tonen en er vaak nog een babbeltje aan vast te knopen. Het dorp met de grote boom bleek inderdaad bekend om de grote boom, wat het niet zo erg moeilijk maakte om de boom te vinden. Vermits het ontvangen van Europese bezoekers groot nieuws is op het platteland, wist het hele dorp waar we moesten zijn en kon de taxichauffeur ons na wat rondvragen afzetten op onze bestemming (die voor het de bestemming werd nog geen bestemming was) (tenzij je ook iets kunt vinden als je niet weet wat je zoekt).
IN IRAN Naar Iran? Oei, wat ga je daar zoeken? Ik ging er niets zoeken. Ik heb er wel veel gevonden. Mensen die samen leven bijvoorbeeld. En dat dat zoveel meer is dan samenleven. Ana Van Liedekerke
Een taxichauffeur die uren rijdt, zijn klanten afzet en dan wegrijdt? Vergeet het, voorgoed. We werden ontvangen met thee en zoets. De taxichauffeur moest erbij komen zitten. In gebrekkig Engels en met behulp van een boekje Farsi voor dummies voerden we een conversatie over veel meer dan
H
“Een taxichauffeur die uren rijdt, zijn klanten afzet en dan wegrijdt? Vergeet het, voorgoed” ik ooit bij een eerste ontmoeting heb gesproken. We kregen het beste eten voorgeschoteld. Je proeft wanneer eten met liefde is bereid (en ik geef toe; auberginecurry is toevallig mijn lievelingseten). De taxichauffeur bleef de hele avond. We vonden het toch wat sneu dat hij in het donker nog de hele weg terug voor de boeg had, maar stelden ons verder geen vragen en wensten iedereen slaapwel. De volgende ochtend verscheen de taxichauffeur mee aan het ontbijt. Hij was blijven slapen. Mijn verbijsterde gezicht toen ik hem zag zie ik achteraf als een les: de mogelijkheid dat je aan een onbekende chauffeur overnachting zou aanbieden, kwam in geen van onze hoofden op. Is het dan logischer meer dan tweehonderd kilometer huiswaarts te rijden in het midden van de nacht terwijl een beetje goede wil kan zorgen voor een slaapplaats?
Foto’s ©Ana Van Liedekerke
oe ziet jouw paasvakantie eruit? Naar Iran, zeg je? Wat ga je daar doen? Hoezo, je gaat archeologische sites bezoeken? Zijn die dan niet allemaal platgebombardeerd door I.S.? Het is daar toch oorlog? Oh, je hebt waarschijnlijk familie die daar woont. En met het vliegtuig? Dat zou ik toch niet vertrouwen dezer dagen, hoor. Zeker in die landen. En wat als er een bom op je valt? Beste wijzerlezer, zet u schrap voor volgend schokkende feit: ik heb twee weken in Iran vertoefd en er is geen bom op mij neergestort, mijn familieleden zijn allemaal levend en wel, meer zelfs, ongelooflijk maar waar: met rechte rug en zonder kleerscheuren ben ik teruggekeerd van een land in het woelige Midden-Oosten. Als ik alle reacties op het meedelen van mijn vakantiebestemming in acht neem, kan het niet minder dan een levensgevaarlijke queeste worden genoemd die ik de twee volle paasweken heb ondernomen. Want, begrijp dat goed: op vakantie gaan in Iran is een contradictio in terminis. Het ironische is dat de omgekeerde visie evengoed blijkt op te gaan. Ik overdrijf niet als ik spreek over verschrikte en
32
deWijzer /// mei 2016
bezorgde gezichten van Iraniërs als ze over onze herkomst hoorden. Belgium?! Boem! Durven jullie nog uit jullie huizen te komen? Europa is vandaag de dag toch een aaneenschakeling van terroristische aanslagen, hoe kunnen jullie leven in zo’n wereld? Het is een terechte maar onoplosbare vraag: wat maakt dat we in staat zijn verder te gaan met onze dagdagelijkse praktijken op het moment dat de islamitische wereld op zijn kop staat en het gevoel van veiligheid in het ommuurde Westen aan een sneltempo teloorgaat? Dit is geen reisverslag, hoewel de titel anders kon doen vermoeden. Toch wil ik u bepaalde anekdotes niet ontzeggen. In een klein dorpje zouden we slapen bij mensen thuis. Het was geregeld via via. Allemaal erg fijn en avontuurlijk, enige probleem was dat we zonder adres of telefoonnummer op zoek moesten naar het huis van de mensen bij wie we zouden verblijven. We wisten enkel de naam van het dorp en – godbetert – dat het dichtbij een grote boom was. De vriendelijke taxichauffeur die ons volgens die inlichtingen wilde vervoeren naar een dorpje tweehonderd kilometer verderop vond ons ongetwijfeld wat vreemde snuiters. Hij stapte echter met de glimlach in, knikte instem-
deWijzer /// mei 2016
21
///REISVERSLAG Het is een klein en misschien zelfs wat banaal verhaal, maar dit is in België onmogelijk. Als u mij kan verbeteren, graag, maar ik zie in ons land niet zo gauw een taxichauffeur die uitgenodigd wordt mee binnen te komen, vervolgens een maaltijd aangeboden krijgt en nog een overnachting op de koop toe. Iran is absoluut niet zo verschillend van het Westen als velen hier denken, maar op het vlak van eenvoudige hartelijkheid en gastvrijheid is er zonder twijfel een ontstellende kloof. Ik zag de verhalen van mijn ouders over hun trektochten door landen waar je om de haverklap thee moest drinken bij plaatselijke bewoners als een beetje aangedikt en getuigen van een geromantiseerd peace-hippiewereldbeeld, maar na deze vakantie neem ik dat volledig terug. Op vele plaatsen waren we zowaar aliens met onze blanke huid en blauwe ogen, maar dat maakt de talrijke begroetingen niet minder oprecht. Telkens vroegen mensen ons waar we vandaan kwamen en werden we welkom geheten in Iran. Ze wilden weten welke steden we bezochten en wat we van hun land vonden. Ziet u zich al toestappen op een Japanner op de Grote Markt van Brussel om hem welkom te heten in ons geliefde België? Want ook dat is een verschil. Als ik aan België denk, dan denk ik klein, rot regenland. Iraniërs daarentegen zijn trots op hun land en hun cultuur. Aan het begin van onze reis bezochten we het graf van de grote 14de-eeuwse Perzische dichter Hafez. Mijn reisgenoten stoorden zich mateloos aan de selfiestickovervloed en onnatuurlijk poserende groepjes jongeren. Op andere plaatsen en tijden zou ik ongetwijfeld met hen meegefoeterd hebben, maar op dat moment deelde ik niets van hun ergernis; ik kan enkel dromen van de dag dat het graf van Guido Gezelle een selfiestick-trekpleister wordt. In het park drommen groepen mannen samen om een schaakspel en zitten vrouwen en kinderen op een tapijtje bij de speeltuin. Onder een brug over de droogstaande rivier in Ispahaan komen elke avond stadsbewoners samen
om traditionele liederen te zingen. Alle mogelijke leeftijden staan er omheen te luisteren. Het waren geen straatkunstenaars zoals je ze bij ons soms aantreft, wel zakenmannen die na hun werk verademing zoeken of oude opaatjes die hun stemmen laten klinken door de akoestiek van de brug. Winkeliers zitten niet in hun winkel achter de toonbank, maar komen op straat bij elkaar en als er een klant komt, huppelen ze er achteraan om meteen daarna weer met de klant naar buiten te gaan. In het midden van de stad is een gigantisch plein vol grasvelden. Iedereen loopt en zit er door elkaar. Op eenzelfde tapijt zijn twee vrouwen in chador aan het bidden, terwijl ernaast een zwaar opgemaakte dame picknickt met haar kinderen. Je kunt niet anders dan vaststellen dat de cultuur meer dan bij ons een geheel vormt. Eerder dan de ieder-voor-zich-mentaliteit van onze contreien heerst er een eenheidsgevoel, openheid en gastvrijheid. Natuurlijk ga je je dan afvragen waaraan dat verschil te wijten is. De zon misschien? Het lijkt een wat belachelijke optie, maar ik denk dat er waarheid in zit. Waarom zitten onze winkeliers niet buiten met elkaar te keuvelen? Eenvoudigweg omdat het buiten regent en binnen droog is. Dat kan echter niet het hele antwoord zijn. Als je een eenheidsgevoel wil creëren, is er een element nodig dat eenheid schept. Wat kan dat element in Iran en de Arabische wereld zijn? De islam, jawel. Het mag niet gezegd worden dat de Arabische wereld zowat een halve eeuw achterloopt ten opzichte van het Westen, maar op het vlak van godsdienstbeleving en samenlevingsvorm is dat beeld voor een stuk accuraat. Al bestempelen we het beter op een andere manier dan ‘achterlopen’, de islam speelt voor het grote deel van de Iraanse bevolking de rol die het christendom speelde in het leven van mijn grootmoeder. Iedereen gaat vrijdag naar de moskee en allen verzamelen zich nadien op het plein van de stad of het dorp om samen te eten.
“Ik kan enkel dromen van de dag dat het graf van Guido Gezelle een selfiestick-trekpleister wordt” In Shiraz bezochten we de Sjah Tsjeragh, mausoleum en actieve moskee. Groepjes meisjes zitten bij elkaar en babbelen, bidden of zijn met hun gsm bezig. Stilte in het huis van God? Waarom zwijgen als God de mens een stem heeft gegeven om met elkaar te praten? Als ik zie hoe de eerbied voor de God kan samengaan met een warm en gezellig samenzitten op tapijten in een wondermooie moskee, krijg ik al zin me te bekeren. Godsdienst is in Iran zoveel meer dan alleen het geloof. Het doordringt alles. Maar het verdwijnt. Verschillende jonge gestudeerde mensen met wie we praatten, drukten openlijk hun afkeer van het regime uit, noemden de uitspraken van de ayatollah idioot. Een student toerisme die was opgetrommeld om te tolken toen we in een klein dorpje passeerden, schudde bitter glimlachend zijn hoofd toen we uitdrukten wat voor een prachtig, perfect land Iran ons toescheen. Hij vertelde dat Iraniërs bij het reizen naar een ander land een bepaald bedrag moeten achterlaten dat ze pas bij terugkomst weer ontvangen, om te beletten dat men het land verlaat. Gevolg is dat enkel een rijke elite naar het buitenland kan reizen. Hij had Engels geleerd door Amerikaanse illegale films. Had hij zich aan de wet gehouden, hij had geen woord met ons kunnen wisselen. In een ander dorp, waar we uitgenodigd waren voor een maaltijd bij een oud koppel, stonden ze erop dat we onze hoofddoek afnamen. Ze zagen de revolutie als een compleet foute wending. Hoe kan het dat de staat oplegt dat meisjes hun haar moeten bedekken? Voor ons kwam Iran een stuk toleranter over dan we hadden verwacht; een boerka heb ik de hele reis slechts eenmaal gezien, mannen praten probleemloos met vrouwen en de meeste vrouwen dragen als hoofddoek enkel een dun sjaaltje waar heel wat haarlokken vanonder steken. Toch bleken vele meisjes hun hoofddoek liever kwijt dan rijk. Het is het probleem van eenheid en verscheidenheid, van vrijheid versus broederlijkheid. Wat ik in Iran zo bewonder – een cultuur die letterlijk samenleeft, een levensvisie deelt – glijdt stilaan weg door confrontatie met het Westen, door een hogere materiële ontwikkelingsgraad. Je kunt niet ontkennen dat religie eenheid schept, maar tegelijkertijd gaat een meer ontwikkeling samen met een zich afzetten tegen blinde doctrines en overheersing. Je kunt mensen dwingen in een bepaald regime, je kunt ze niet dwingen in een bepaald geloof. Ik heb met die dubbelheid geworsteld tijdens
onze reis. Iran is een prachtig vakantieland, maar zal het versterken van het imago als vakantieland er niet net voor zorgen dat de uniciteit verschrompelt? Als die mensen mij vertellen dat ze zich niet ten volle kunnen ontplooien, natuurlijk wil je dat dan tegengaan en natuurlijk wil je hen de ervaring die jij opdoet tijdens reizen niet ontzeggen. Maar geef je die vrijheid en stel je je helemaal open voor het andere, dan kan het niet anders dan dat er bepaalde eigenheden wegvallen. In Ispahaan gingen we met een oude foto in de hand op zoek naar een tapijthandelaar bij wie onze reisgenoten twintig jaar geleden een tapijt hadden gekocht. Hij was oprecht ontroerd en nodigde ons uit voor een maaltijd, maar voegde er meteen aan toe: “Het enige wat ik niet wil horen, is het woord geld. Als u dat uitspreekt, brengt u mij in verlegenheid. U bent mijn gast vandaag, accepteert u dat.” Zijn warme hartelijkheid deed het vermoeden rijzen dat deze man samenviel met zijn omgeving en leven en hij noemde zichzelf dan wel een gelukkig man in een mooi land, toch relativeerde hij onze lofbetuigingen: “Ik droom van de dag dat ik samen met u een glas witte wijn kan drinken op het plein van Ispahaan.” Vrijheid, dat is wat verschillende mensen met wie we spraken dachten te missen. Nu kan je daar heel cynisch over gaan doen en zeggen dat zelfs mensen die over niets te klagen hebben toch zullen klagen, maar ik denk dat het deze mensen wel degelijk aan iets ontbreekt. Vrouwenemancipatie, doorgedreven vrije meningsuiting, de mogelijkheid nieuwe horizonten te verkennen, je vleugels open te slaan, te studeren, ook als je van een klein plattelandsdorpje komt. Iran blijft bovendien een land waar de doodstraf hoogtij viert.
deWijzer /// deWijzer ///mei 2016
35
///REISVERSLAG
DE MENING VAN MARIE\\\
Zes kleine lettertjes, zo groot is het woord maar. Zes petieteri-
Ik zal maar kleur bekennen, u had het ongetwijfeld toch al geraden op basis van mijn romantisch traktaat: ik pleit voor een hippiementaliteit. Vrij en toch samen. Ja, ik geloof dat dat kan. Noem mij een wereldverbeteraar. Op je eentje de wereld beter willen maken, getuigt niet van overdreven ambitie. Het woord ‘wereldverbeteraar’ wordt vandaag bijna uitsluitend pamperend gebruikt in de zin van ‘kleine naïeve stakker die gelooft in de goedheid van de mens en de mogelijkheid van een vredig samenleven’. Ik ben ervan overtuigd dat een groot aantal wereldproblemen morgen van de baan is wanneer de macht wordt overgedragen aan de kleine naïeve stakkers die dat geloof delen. In een interview uit de Poëziekrant met nobelprijswinnaar literatuur Octavio Paz stelt deze: “In de wereld die nu tot stand komt, denk ik dat we zullen moeten nadenken over een verzoening tussen vrijheid en broederlijkheid.” Daar draait het om. De mogelijkheid tot onafhankelijk denken is een prachtige verworvenheid. We moeten ons blijven losmaken van conformisme, dogmatisme. Maar de onafhankelijkheid mag niet omslaan in eenzaamheid. Individueel denken hoeft niet tot een individualistische samenleving te leiden. Op dit moment doet het dat wel. Met burn-outs, verdwaalde jongeren, eenzame oudjes tot gevolg.
36
deWijzer /// mei 2016
“Onafhankelijkheid mag niet omslaan in eenzaamheid” Ik wil op straat goedemorgen kunnen zeggen zonder een verwarde en zelfs geïrriteerde blik terug te krijgen. Ik wil praten met onbekenden, meer openheid, vertrouwen en geloof in de ander. Misschien is dat vreemd; ik munt niet uit in spontaneïteit of durf. Maar een samenleving maakt de mens. In Iran heb ik twee weken een groter leven geleefd en hoe pathetisch dat ook moge klinken, waarde heeft het. Ik heb meer gepraat en gelachen. Meer geleefd. En dat is tenslotte toch waarom we hier zijn, laten we het dan goed doen. Een samenleving maakt haar leden, de mens maakt ook de samenleving. Kijk niet weg op straat, stop dat hersenloze Facebookscrollen. Niemand is een eiland.
ge lettertjes die je zo kunnen bezighouden. Het lijken wel stuifmeelpollen, schijnbaar onzichtbaar, maar ze kunnen je last bezorgen. Ze beheersen je zo dat wanneer ze je vragen of je voor de wijzer nog eens je menig over het een of het ander op papier wil zetten, je niet verder komt dan nog maar eens te schrijven niet voor, maar deze keer over: je thesis. Of toch over wat die thesis met je doet. Voor sommigen is de thesis het sluitstuk van de opleiding waar ze lang reikhalzend en peinzend naar uitkijken. Voor anderen het sluitstuk van de opleiding waar ze paniekerig tegenop kijken. Voor nog anderen het sluitstuk van hun opleiding waarvan ze niet weten hoe ernaar te kijken tot het zover is. Ik behoor tot die laatste categorie. Het is zover en ondertussen heb ik een vrij goed beeld van de thesis. Dat beeld staat me vooral de laatste week haarscherp voor ogen als ik ’s nachts nog rondspook, schrijvend of denkend of nog eerder snuisterend naar energie in de koelkast. Mijn beeld van de thesis ziet er nu ongeveer zo uit: Met je babysitkindje naar koning Julien kijken (voor zij die het fenomeen niet kennen: de Marie-Antoinette-achtige ringstaartmaki uit de film Madagascar die ondertussen zijn eigen veel te drukke serie heeft) daarbij gieren van het lachen, zo hard tot je babysitkindje je aan kijkt met een blik van: Marie, zo grappig is dat nu ook weer niet. Denken f*ck dat plan om gezonder te gaan eten. Niet naar de prijsuitreiking van toneel kunnen, terwijl je daar zo graag naartoe wou. Je afvragen om het uit te stellen, maar voor hoe lang? Voor nu, voor nooit, of voor de rest van je leven? Toch maar weer verder schrijven. Bedenken wat je allemaal zou kunnen doen als je geen thesis moest schrijven en daar zeker een half uur van je kostbare tijd over nadenken. Denken: tijdens de examens dán ga ik meer sporten. ’s Avonds voor het slapengaan alle boeken van Toon Tellegen herlezen. Je koffieverslaving naar een ongezien hoogtepunt drijven. Weten dat je het niet zo ver had mogen laten komen en je afvragen hoe het toch zo ver is kunnen komen. Vrezen dat NFK er misschien voor iets tussen zat en zo dankbaar zijn dat NFK er voor iets tussen zat. Dankjewel NFK om mij nog maar eens een jaar te verstrooien, mij af te leiden, mij van mijn werk te houden met je aangenaam gezelschap, je broodmaaltijden en aansluitende verhitte discussies, je voldoening gevende vergaderingen en je toe,-kom-toch-echtmaar-eventjes-naar-de-fakbaravonden, je start van een lange en geslaagde traditie van discozwemmen, je kritische klankbord deWijzer, je grootse en gezellige kerstfeest, je te veel om op te noemen aan onvergetelijke ander rest en niet te vergeten je senseo-machien. Mijn thesis voelt als stuifmeelpollen, die zijn knapvervelend, maar je zou de bloesems waaruit ze komen voor geen geld van de wereld willen missen, laat staan de zomer die ze aankondigen. Marie Vanwingh (praeses NFK)
deWijzer /// mei 2016
37
///KUBALA
BEELD\\\
Pablo Neruda – Canto General (en wat Marquez) Gabriel Garcia Marquez noemde Pablo Neruda ooit ‘de grootste dichter van de twintigste eeuw, in welke taal dan ook.’ Het behoeft weinig betoog, dat dit een niet gering compliment is, zeker wanneer het afkomstig is van de grootste Zuid-Amerikaanse schrijver van de vorige eeuw, tenzij u gelooft dat deze eer Borges toekomt (hoewel de vergelijking misschien spaak loopt in die zin dat Borges korte verhalen schreef, en Marquez romans). Neruda was als dichter zelfs zo populair in zijn thuisland Chili, dat het volk bij zijn ontijdige en nog steeds enigszins in mysterie gehulde dood massaal de straten opliep, en een collectieve hulde bracht aan de grootste dichter uit hun geschiedenis, wat hen in feite verboden was door het toenmalige dictatorschap (aan het hoofd waarvan de beruchte Pinochet stond). Dat men dit bevel naast zich neerlegde, toont aan hoezeer de Chilenen Neruda in hun hart droegen. Nu heeft Neruda vele gedichten op zijn naam staan, waarvan één van de bekendste bundels Twintig liefdesgedichten en een wanhoopszang is, maar het gedicht dat hem bovenal roem bracht, is het iconische Canto General, een gedicht dat de gehele geschiedenis van Zuid-Amerika vertelt. Neruda brengt het continent waar hij geboren is tot leven op een wijze die je nauwelijks voor mogelijk acht; met enkele zinnen, enkele woorden soms, wekt hij hele zinnebeelden op, verplaatst hij je in tijd en ruimte – je ziet, voelt, hoort en ruikt Zuid-Amerika. Vooral in het begin is deze sprankelende en weelderige levendigheid overweldigend, wanneer hij je meetrekt naar het ver vervlogen verleden, lang vóór Columbus voet aan wal zette in de Nieuwe Wereld; de eerste regels van het eerste echte gedicht luiden als volgt:
38
Naar de gronden zonder naam en zonder getal daalde de wind af vanuit andere gebieden, bracht de regen hemelse draden, en de god van de verzadigde altaren schonk de bloemen en de levens terug. In de vruchtbaarheid groeide de tijd. En dit is slechts het prille begin; het gedicht bestaat uit zo’n 670 pagina’s, waarin ieder wetenswaardige gebeurtenis in de ontzagwekkende geschiedenis van Zuid-Amerika in verzen verhaald wordt. Neruda vertelt over de ontluikende natuur, over de eerste dieren (het gedicht getiteld Enkele dieren bevat de prachtige openingsvers ‘Het was de morgenschemering van de leguaan’), over de komst van de vogels (‘en op zijn roofdierwieken vloog boven de wereld de condor, koning moordenaar, eenzame monnik van de hemel, zwarte talisman van de sneeuw, orkaan van de valkenjacht’), over de eerste mensenbeschavingen, over het kolonialisme en de volkerenmoorden van de Spanjaarden, over de opstanden van enkele mythische volkshelden, van wie Simon Bolivar, el Salvador, de beroemdste is (Gabriel Garcia Marquez heeft overigens een grootse roman geschreven over de laatste tocht van Bolivar, getiteld De generaal in zijn labyrint); hij vertelt over de komst van de Amerikanen en de grenzeloze uitbuiting van het vruchtbare Zuid-Amerikaanse land door onder andere the United Fruit Company (‘ze vervreemdde de ongeschreven wetten, gaf keizerskronen cadeau, wekte de begeerte, trok de dictatuur van de vliegen aan, …), hij vertelt over Emiliano Zapata, de legendarische verzetsfiguur van de Mexicaanse Revolutie (1910-1920), enzoverder enzovoorts, tot hij eindigt met het gedicht Hier eindig ik (1949).
deWijzer /// mei 2016
Weinig dichters hebben het aanzien genoten dat Neruda genoot in eigen land. Zo zou hij ooit een voetbalstadion stil hebben gekregen door het voordragen van zijn verzen, een wapenfeit dat eigenlijk nauwelijks te bevatten is, in de wetenschap van het schorriemorrie dat doorgaans voetbalstadions bevolkt. Wie weet, misschien bestonden er toen in Chili nog geen voetbalhooligans, of geniet men in Chili evenzeer van poëzie als van voetbal. Hoe dat ook zij, het is interessant te bedenken dat Neruda in bv. Europa lang niet op hetzelfde voetstuk wordt geplaatst als in Zuid-Amerika. Zo gewaagt Barber van de Pol, vermaard vertaalster van Spaanstalige literatuur, in haar inleiding op de bloemlezing De mooiste van Neruda, zelfs van overwegend negatieve reacties van haar collega’s, op de vraag wat zij van Neruda vonden. Zoals zij even later nader verklaart, komen deze negatieve reacties echter veelal voort uit Neruda’s reputatie en persoon: het heeft weinig met zijn dichtwerk te maken. Hij is op dat vlak dan ook verre van onbesproken: zoals veel Zuid-Amerikaanse intellectuelen en schrijvers van de tweede helft van de twintigste eeuw was hij gewonnen voor de socialistische zaak, hoewel hij eerder nog communistisch was. Hij verborg zijn politieke ideeën en principes nooit en werd daardoor verbannen uit Chili nadat hij het ‘verraad’ van president Videla in een bijzonder kritisch stuk aan de kaak gesteld had (het was overigens
tijdens dit ballingschap dat hij Canto General voltooide). Later was hij een vertrouweling van de geliefde socialistische president Allende, onder wie Chili belangrijke voortuitgang maakte, zodat de toekomst er rooskleurig uitzag, wat zeldzaam was voor een Zuid-Amerikaans land toentertijd – tot een junta onder leiding van de caudillo Pinochet hardhandig een einde maakte aan Allendes ambtstermijn (Allende werd dood aangetroffen in zijn paleis na de staatsgreep, vermoord dan wel tot zelfmoord aangezet). Neruda, die op dat moment uitgeteld in bed lag, strijdende tegen kanker, heeft de laatste paar weken van zijn leven dus zijn hele droom zien verdwijnen zonder dat hij er iets aan kon doen. Hij verloor de strijd tegen kanker korte tijd na de staatsgreep, die van Chili weer een dictatuur maakte (Gabriel Garcia Marquez verklaarde na de staatsgreep geen nieuwe roman meer uit te brengen tot Pinochet afgetreden of gevallen zou zijn, een belofte waar hij zich zijns ondanks niet aan kon houden door zijn aangeboren schrijverschap). Vandaag de dag wordt sterk in twijfel getrokken of Neruda’s dood volledig natuurlijk was. Sommigen beweren dat het Pinochet-kabinet zijn dood versneld heeft, anderen zelfs dat hij simpelweg vermoord is: de ware toedracht van de gebeurtenissen zal wellicht nooit meer achterhaald worden. Maar wat een dichter. Wat een poeta vates, die met de kracht van woorden een heel continent tot leven roept. Zwervende door het monumentale Canto General, lijken Marquez’ woorden helemaal niet overdreven meer. P. Kubala (Men kan zich overigens afvragen, wat de reden is om plotseling over Pablo Neruda te schrijven. Dichters van dit kaliber behoeven echter geen reden)
deWijzer /// mei 2016
39
deWijzer ///KORTVERHAAL Smijt je kat naar mij Het openbare leven valt stil, de straten zijn verlaten. Op een leeg plein is een pratend infobord van ons teruggetrokken leger omvergewaaid. Het ziet er verregend uit en stamelt waarschuwingen. Ik staar ernaar vanachter de natuurstenen zuil van een galerij. Het schrale daglicht krijgt een roodachtige schijn. Komt dit door een vijandige helikopter? Ik vlucht de stad in. Anderen blijven aan de rand van het plein staan, verlamd door het schijnsel of door iets anders. Ik haast mij door uitgestorven winkelstraten. Achter de dubbele glazen deur van een supermarkt, zit een afgestompte werkstudente kauwgom kauwend op een kinderfietsje heen en weer te rijden. In een groene woonwijk aan de rand van de stad, voel ik mij veiliger, al kunnen hier ook helikopters landen. Staande voor een raam op de eerste verdieping, zie ik een kleine, blauwe burgerhelikopter in een tuintje neerstrijken en na een tijdje stationair draaien weer opstijgen. De struiken en bomen schudden wild in de luchtwervelingen. Als de rust terugkeert, klim ik op een balkon boven een houten poort waar een rijpere vrouw met haar jongvolwassen dochter en zoon zit na te tafelen. Het balkon is een soort van schommel en wiegt een beetje op de zoele wind. Zou ik het met de moeder of de dochter aanleggen? Eerder de moeder, lijkt me. Een paar meter verder zit een buurman op een ander balkonnetje vreedzaam de krant te lezen. Ook hij heeft net gedaan met eten. Op zijn bord ligt een rest seitan of een brok bruingebrand brood. Ik richt mijn blik weer op de dochter. Ze pulkt aan haar zomerkleding en ontdekt een piepklein rood bloemetje dat door de wind is aangevoerd. “Is dit het?” vraagt ze. De rode schijn? We vluchten in paniek de binnenplaats op. De moeder en de zoon zijn al besmet en bewegen nauwelijks meer. De dochter rent de trappen op, en verschanst zich hoog in een zolder of op het dak. Naar een hoogte vluchten, of naar het noorden, schijnt te helpen. Op een oude kaart toon ik iemand (de dochter?) een eiland ten noorden van de stad waar ik van hogerhand moet gaan wonen. Het zou er betrekkelijk veilig zijn. Op de kaart prijkt een vreemdvormig gebouwencomplex. Het is een militaire kliniek die hoofdzakelijk bestaat uit psychiatrische afdelingen. De instelling bezit een uitgestrekte patiëntenbegraafplaats die blijkens de handgetekende kaart behoorlijk pittoresk belooft te zijn. Te pittoresk om waar te zijn, dringt tot me door. Er bestaat totaal geen eiland. Ik blijf dus in de stad hangen en sjok onder een lege ringweg door. Een markante tankwagen moet noodgedwongen blijven staan: hij is te hoog voor de onderdoorgang. Hij lijkt te stralen. Er hangt in elk geval een raar soort licht omheen. Een buikige vijftiger kruist me. Hij trekt een vierwielige kar met daarop een bolle tank die traag pulseert. Er zit actieve “rode aarde” in, een stof zo krachtig dat het reactorvat op de kar de chemische werking nauwelijks in bedwang kan houden. De man met de kar wordt op de voet gevolgd door zijn echtgenote. Zij fluistert in mijn oor dat ze van zijn loon niet rondkomen. Het is zelfs niet genoeg om eten te kopen. Dus past ze stiekem bij met haar eigen spaargeld. Sinds de rode gloed over de stad is gekomen, is het hele leven ontregeld. In een villawijk ontdek ik een man die in een kale kelder hokt met een geweer. Het huis is te onveilig. Zijn matras ligt op een ruwe betonvloer. De kelder heeft een deur die rechtstreeks naar de tuin leidt. Een glazen deur. Niet erg veilig dus. Een rare gloed glijdt over het nachtelijke gazon. Er ontstaan pulserende vormen, en drie of vier witte geesten glippen onder de deur de kelder in. Met een pistool schiet ik een paar keer op de spookvormen. Elk schot doet “plop”. De geesten schijnen er niet door gedeerd te worden. Ze zien er trouwens eerder guitig uit. Zo’n kelder is dus knudde. Je kan maar beter hoog wonen, helemaal boven in een smal gebouw dat zo weinig mogelijk plaats inneemt beneden op de grond. Maar dan beukt ’s nachts toch nog een brigade van het vijandelijke leger op de deur voor een huiszoeking. De man helemaal boven zit in de val. Een overbuurman sist vanaf zijn balkon: “Smijt je kat naar mij.” Een kat werpen, is heel verstandig. Dat beest zorgt wel dat het zich aan de overkant vastklauwt. De buurman kan haar dan pakken. Je bindt gewoon een koordje aan de kat. En aan dat koordje maak je een dik touw vast. En via dat touw kom je veilig bij de overburen terecht. De vrouw van de buurman verschijnt ook aan het raam. Zij doet haar pruik en masker af en blijkt een man te zijn met een buitenmaatse scheve neus. De neus zit als een bleke blaas tegen de linkerwang gedrukt. Onder het vrouwenmasker is de man met De Neus als vrouw geschminkt. Ongedeerd, onkwetsbaar schrijdt de man-vrouw ’s nachts in ouderwetse jurken dwars door alle wachtposten van de zo wredelijk bezette stad. Jan Zeegers