AANVULLENDE VISITATIE
Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
Een aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleiding en de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT aan de Vlaamse hogescholen
Vlaamse Hogescholenraad
7 maart 2011
De aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
Ravensteingalerij 27, bus 3 1000 Brussel tel.: 02 211 41 90
[email protected]
Exemplaren van dit rapport kunnen tegen betaling verkregen worden op het VLHORA-secretariaat.
Het rapport is ook elektronisch beschikbaar op http://www.vlhora.be > evaluatieorgaan > visitatierapporten > huidige visitatieronde Wettelijk depot: D/2011/8696/2
voorwoord In 2008 en 2009 heeft de visitatiecommissie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad de academsch gerichte bacheloropleiding en de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT gevisiteerd. De visitatie en dit rapport passen in de werkzaamheden van de hogescholen en van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) met betrekking tot de kwaliteitszorg van het hogescholenonderwijs, zoals bepaald in artikel 93 van decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs. De visitatiecommissie heeft haar oordelen en de daaraan ten grondslag liggende motivering, conclusies en aanbevelingen vastgelegd in het visitatierapport “Industriële wetenschappen: elektronica-ICT en e-Media. Een onderzoek naar de kwaliteit van de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT, de academisch gerichte bachelor- en masteropleiding Industrial sciences: electronic engineering en de master-na-masteropleiding e-Media aan de Vlaamse hogescholen” dat werd gepubliceerd op 7 december 2009. De betrokken opleidingen hebben vervolgens in het voorjaar van 2010 een accreditatieaanvraag ingediend bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). Dit met het oog op het verkrijgen van een formele accreditatie vanaf 1 oktober 2011. Naar aanleiding van de accreditatieaanvragen en na het voeren van hoorzittingen heeft de NVAO aan de VLHORA gevraagd om een aantal aanvullende visitaties te organiseren. In dit rapport brengen de visitatie(deel)commissies verslag uit van hun bevindingen naar aanleiding van de aanvullende visitaties. De VLHORA dankt allen die meegewerkt hebben aan het welslagen van dit proces.
Marc Vandewalle secretaris-generaal
Bert Hoogewijs voorzitter
4 |
inhoudsopgave voorwoord ........................................................................................................................................................... 3 inhoudsopgave ................................................................................................................................................... 5 deel 1 .................................................................................................................................................................. 7 Hoofdstuk 1
De aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT .................................... 9
1.1 inleiding ............................................................................................................................................. 9 1.2 de visitatiecommissie ...................................................................................................................... 10 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4
samenstelling ....................................................................................................................... 10 taakomschrijving ................................................................................................................... 11 werkwijze .............................................................................................................................. 12 oordeelsvorming ................................................................................................................... 12
1.3 indeling van het rapport ................................................................................................................... 13 deel 2 ................................................................................................................................................................ 15 Hoofdstuk 1
Artesis Hogeschool Antwerpen ............................................................................................ 17
Hoofdstuk 2
Hogeschool West-Vlaanderen .............................................................................................. 27
Hoofdstuk 3
Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen ................................................................................ 31
Hoofdstuk 4
Katholieke Hogeschool Limburg ........................................................................................... 37
Hoofdstuk 5
XIOS Hogeschool Limburg ................................................................................................... 47
bijlagen ............................................................................................................................................................. 53
| 5
6 |
deel 1
algemeen deel
| 7
8 | aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
Hoofdstuk 1 De aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT 1.1
inleiding
In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie genoemd) verslag uit van haar aanvullende beoordeling over de onderwijskwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT die zij in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Deze aanvullende visitaties zijn een gevolg van de beslissing van de NVAO met betrekking tot de accreditatie aanvraag van de academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT op basis van het gepubliceerde visitatierapport van 7 december 2009. De NVAO heeft op 23 en 24 juni 2010 hoorzittingen georganiseerd naar aanleiding van enkele knelpunten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de onderwijsvisitatie. De NVAO ging over tot een hoorzitting om te kunnen beschikken over de grootst mogelijke zekerheid dat de opleidingen tegen 2012-2013 het academiseringsproces met succes voltooid zullen hebben. In het proces-verbaal van 24 augustus 2010 besliste de NVAO aanvullende visitaties te vragen conform onderstaande procedure: ‐ De bijkomende visitaties kunnen worden uitgevoerd door dezelfde of een andere visitatiecommissie. Een nieuw samenstelde commissie vereist overeenkomstig het structuurdecreet een bekrachtiging vanwege de Erkenningscommissie. De samenstelling van de commissie kan beperkt zijn, zij het dat de aanwezigheid van minstens drie commissieleden, waaronder minstens één vakdeskundige en één onderwijsdeskundige, onontbeerlijk is. ‐ Van de opleidingen wordt geen zelfevaluatierapport verwacht. Een locatiebezoek is mogelijk maar niet vereist. ‐ Als streefdatum voor de oplevering van de aanvullende visitaties stelt de NVAO 30 november 2010 voorop. ‐ Het staat het evaluatieorgaan vrij verdere invulling te geven aan de opdracht tot aanvullende visitaties mits in acht name van de bepalingen van artikel 59bis, §2, vierde lid van het structuurdecreet. ‐ De aanvullende visitaties betreffen volgende hogescholen, facetten en onderwerpen:
Artesis Hogeschool Antwerpen: facetten 2.2, 3.2 en 3.3 van de bacheloropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT en de facetten 2.2, 2.8, 3.2 en 3.3 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ en van het onderwerp ‘inzet personeel’ vereist in zoverre de betrokken facetten anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. Hogeschool West-Vlaanderen: facet 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre het facet ‘masterproef’ anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. Karel de Grote-Hogeschool: facet 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre het facet ‘masterproef’ anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. Katholieke Hogeschool Limburg: facetten 1.1 en 1.2 van de bacheloropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT en de facetten 1.1, 1.2 en 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘doelstellingen’ en van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre de betrokken facetten anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. XIOS Hogeschool Limburg: facetten 2.2 en 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging
aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT | 9
van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre de betrokken facetten anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling.
1.2
1.2.1
de visitatiecommissie
samenstelling
Conform de beslissing van de NVAO heeft de VLHORA geopteerd om de aanvullende visitatiehandelingen te laten uitvoeren door een beperkte commissie bestaande uit de voorzitter (van de oorspronkelijke deelcommissie) en twee commissieleden (uit de oorspronkelijke of een andere deelcommissie). De beperkte commissie telt twee academici en een vakdeskundige. Binnen de beperkte commissie is onderwijsdeskundigheid en vakdeskundigheid aanwezig. Het voorstel van commissie werd ter bekrachtiging voorgelegd aan de bestuursorganen van de VLIR en de VLHORA. De onafhankelijkheid van de commissieleden werd voorgelegd aan en bekrachtigd door de Erkenningscommissie Hoger onderwijs.
De commissie die de Artesis Hogeschool Antwerpen en de Karel de Grote-Hogeschool bezocht heeft: Voorzitter en domeindeskundige: Domein- en onderwijsdeskundige: Domein- en onderwijsdeskundige:
Pol Descamps Rik Van de Walle Jan Van Campenhout
De commissie die de Hogeschool West-Vlaanderen en de XIOS Hogeschool Limburg bezocht heeft: Voorzitter en domein- en onderwijsdeskundige: Domein- en onderwijsdeskundige: Domeindeskundige:
Jacques Tiberghien Rik Van de Walle Guido Petit
De commissie die de Katholieke Hogeschool Limburg bezocht heeft: Voorzitter, domein- en onderwijsdeskundige: Domein- en onderwijsdeskundige: Domein- en onderwijsdeskundige:
Willy Bijnens Rik Van de Walle Jan Van Campenhout
Voor een kort curriculum vitae van de commissieleden, zie bijlage 1. Vanuit de VLHORA werden een projectbegeleider en een secretaris aangesteld. Voor de visitatie van de opleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT was dit Klara De Wilde, coördinator kwaliteitszorg bij de VLHORA.
10 | aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
1.2.2
taakomschrijving
Artesis Hogeschool Antwerpen De commissie diende op basis van de aanvullende informatie van de opleiding en de gelezen masterproeven volgende facetten en onderwerpen in haar beoordeling te betrekken: Academische bacheloropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 2.2: eisen academische gerichtheid van het programma ‐ onderwerp 2: programma ‐ facet 3.2: eisen academische gerichtheid van het personeel ‐ facet 3.3: kwantiteit personeel ‐ onderwerp 3: inzet personeel Masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 2.2: eisen academische gerichtheid van het programma ‐ facet 2.8: masterproef ‐ onderwerp 2: programma ‐ facet 3.2: eisen academische gerichtheid van het personeel ‐ facet 3.3: kwantiteit personeel ‐ onderwerp 3: inzet personeel
Hogeschool West-Vlaanderen De commissie diende op basis van de aanvullende informatie van de opleiding en de gelezen masterproeven volgende facetten en onderwerpen in haar beoordeling te betrekken: Masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 2.8: masterproef ‐ onderwerp 2: programma
Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen De commissie diende op basis van de aanvullende informatie van de opleiding en de gelezen masterproeven volgende facetten en onderwerpen in haar beoordeling te betrekken: Masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 2.8: masterproef ‐ onderwerp 2: programma
Katholieke Hogeschool Limburg De commissie diende op basis van de aanvullende informatie van de opleiding en de gelezen masterproeven volgende facetten en onderwerpen in haar beoordeling te betrekken: Academisch gerichte bacheloropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 1.1: niveau en oriëntatie ‐ facet 1.2: domeinspecifieke eisen ‐ onderwerp 1: doelstellingen
aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT | 11
Masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 1.1: niveau en oriëntatie ‐ facet 1.2: domeinspecifieke eisen ‐ onderwerp 1: doelstellingen ‐ facet 2.8: masterproef ‐ onderwerp 2: programma
XIOS Hogeschool Limburg De commissie diende op basis van de aanvullende informatie van de opleiding en de gelezen masterproeven volgende facetten en onderwerpen in haar beoordeling te betrekken: Masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT ‐ facet 2.2: academische gerichtheid van het programma ‐ facet 2.8: masterproef ‐ onderwerp 2: programma
1.2.3
werkwijze
Gezien de aanvullende visitatie werd uitgevoerd door commissieleden van de oorspronkelijke visitatiecommissie, viel de installatievergadering samen met de voorbereidende vergadering. De voorbereidende vergadering startte met een toelichting van het verloop van de accreditatieaanvraag en van de opdracht van de visitatiecommissie. De vooraf ontvangen aanvullende informatie van de opleiding werd besproken tijdens een voorbereidende vergadering. Een selectie van masterproeven van het academiejaar 2009-2010 werden eveneens besproken. De commissie besliste om geen gesprek met de opleiding en geen locatiebezoek te organiseren. De secretaris stelde op basis van de voorbereidende vergadering een ontwerp van opleidingsrapport op, in samenspraak met de voorzitter en de commissieleden. Vermits het een aanvullende beoordelling was, bracht de commissie enkel verslag uit van de oordelen betreffende de onderwerpen en facetten uit het besluit van de NVAO. Waar wenselijk en/of noodzakelijk formuleerde de commissie aandachtspunten en eventuele aanbevelingen voor verbetering. Het ontwerp van opleidingsrapport werd aan de opleiding gezonden voor een reactie. De reactie van de opleiding op het ontwerp opleidingsrapport werd door de commissie in een slotvergadering besproken. Het definitieve opleidingsrapport en de bijlagen werden samengebracht in het aanvullende visitatierapport van de academisch gerichte bacheloropleiding en de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT.
1.2.4
oordeelsvorming
De commissie legt in een eerste fase een oordeel per facet vast. Daarna legt de commissie een oordeel per onderwerp vast op basis van de oordelen van de facetten die van het onderwerp deel uitmaken. Bij een aanvullende visitatie wordt een onderwerp enkel beoordeeld indien de onderliggende facetten voorwerp zijn van de aanvullende visitatie. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een overzicht gegeven van de oordelen per facet. In geval van een compensatie van facetten, wordt het oordeel op onderwerpniveau gevolgd door een motivering en aangevuld met
12 | aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
de weging die de commissie hanteerde in de oordeelsvorming op onderwerpniveau. In de overige gevallen wordt voor de motivering van het oordeel op onderwerpniveau verwezen naar de argumentatie bij de facetten. De oordelen per facet en per onderwerp hebben betrekking op alle locaties, afstudeerrichtingen en varianten. Daar waar er een onderscheid in het oordeel per afstudeerrichting en/of locatie en/of variant nodig is, wordt dit aangegeven in het rapport. De commissie houdt in haar beoordeling rekening met accenten die de opleiding eventueel zelf legt, met het domeinspecifieke referentiekader en met de benchmarking ten opzichte van de gelijkaardige opleidingen in andere instellingen van hoger onderwijs. Specifiek voor deze opleidingen heeft de visitatiecommissie bij de beoordeling van de onderzoeksgebondenheid en de verwevenheid van onderzoek en onderwijs rekening gehouden met de realisaties op het ogenblik van de visitatie en met de potentialiteit van de academiseringsplannen die in 2012-2013 moeten gerealiseerd zijn. Alle oordelen en wegingen volgen de beslisregels zoals geformuleerd in de Handleiding Onderwijsvisitaties VLIR|VLHORA, aangevuld protocol ter ondersteuning van de opleidingen in academisering, september 2008. Op het niveau van de facetten volgen de oordelen een vierpuntenschaal: ‘onvoldoende’, ‘voldoende’, ‘goed’ en ‘excellent’. Op het niveau van de onderwerpen en op het niveau van de opleiding in haar geheel geeft de commissie een antwoord op de vraag of er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. Hierbij kan het oordeel ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’ luiden.
1.3
indeling van het rapport
Het eerste deel van het opleidingsrapport geeft een overzicht van de werkzaamheden van de commissie. In het tweede deel wordt de aanvullende beoordeling weergegeven. De commissie spreekt enkel een oordeel uit over die onderwerpen en facetten waarvan de NVAO een aanvullend oordeel vraagt. Om het overzicht te bewaren behouden we in dit rapport de oorspronkelijke nummering van de onderwerpen en facetten van het beoordelingskader.
aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT | 13
14 |
deel 2
opleidingsrapporten
| 15
16 | opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen
Hoofdstuk 1 Artesis Hogeschool Antwerpen Algemene toelichting bij de aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT aan de Artesis Hogeschool Antwerpen In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie genoemd) verslag uit van haar aanvullende beoordeling over de onderwijskwaliteit van de academisch gerichte opleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Artesis Hogeschool Antwerpen die zij in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Deze visitatie is een gevolg van de beslissing van de NVAO met betrekking tot de accreditatie aanvraag van de academisch gerichte opleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT op basis van het gepubliceerde visitatierapport van 7 december 2009. De NVAO heeft op 23 en 24 juni 2010 hoorzittingen georganiseerd naar aanleiding van enkele knelpunten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de onderwijsvisitatie. De NVAO ging over tot een hoorzitting om te kunnen beschikken over de grootst mogelijke zekerheid dat de opleiding tegen 2012-2013 het academiseringsproces met succes voltooid zal hebben. In het proces-verbaal van 24 augustus 2010 besliste de NVAO een aanvullende visitatie te vragen conform onderstaande procedure: ‐ De aanvullende beoordeling betreft de facetten 2.2, 3.2 en 3.3 van de bacheloropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT en de facetten 2.2, 2.8, 3.2 en 3.3van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Artesis Hogeschool Antwerpen. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ en van het onderwerp ‘inzet personeel’ vereist in zoverre de betrokken facetten anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. ‐ De bijkomende visitatie kan worden uitgevoerd door dezelfde of een andere visitatiecommissie. Een nieuw samenstelde commissie vereist overeenkomstig het structuurdecreet een bekrachtiging vanwege de Erkenningscommissie. De samenstelling van de commissie kan beperkt zijn, zij het dat de aanwezigheid van minstens drie commissieleden, waaronder minstens één vakdeskundige en één onderwijsdeskundige, onontbeerlijk is. ‐ Van de opleiding wordt geen zelfevaluatierapport verwacht. Een locatiebezoek is mogelijk maar niet vereist. ‐ Als streefdatum voor de oplevering van de aanvullende visitatie stelt de NVAO 30 november 2010 voorop. ‐ Het staat het evaluatieorgaan vrij verdere invulling te geven aan de opdracht tot aanvullende visitatie mits in acht name van de bepalingen van artikel 59bis, §2, vierde lid van het structuurdecreet.
opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen | 17
Onderwerp 2
Het programma
Facet 2.2
Eisen academische gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines; het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten; (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling voldoende toe. De commissie vond de visie van de opleiding op academisering doordacht maar stelde vast dat de relatie tussen onderzoek en onderwijs zich nog in een embryonale fase bevindt. De commissie adviseerde om het concept onderzoek verder uit te werken. de plannen op het vlak van academisering verder uit te voeren. onderzoeksthema's in het geheel van de opleiding aan bod te laten komen. te onderzoeken welke maatschappelijke dienstverlening mogelijk is en hoe die kan bijdragen tot de academisering. In dit kader vraagt ze om ook de mogelijkheid van zomerstages te onderzoeken.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de aanvullende informatie blijkt dat er vier niveaus zijn waarop er rond academisering en onderzoek gewerkt wordt: Op het niveau van de associatie is er een werkgroep academisering. Op hogeschoolniveau werkt een centrale onderzoeksraad het onderzoeksbeleid uit. Het departement werkt het onderzoeksbeleid verder uit in de raad voor academisering en onderzoek. Binnen het departement wordt het academiseringsproces aangestuurd en bewaakt door het hoofd studiegebied Industriële wetenschappen. Er werd een departementaal onderzoekscoördinator aangesteld. Op het niveau van de opleiding werd er eveneens een onderzoekscoördinator aangesteld. Het onderzoeksbeleid op departementaal vlak staat uitgetekend in twee beleidsnota’s. Op opleidingsniveau werden inhoudelijke keuzes gemaakt door de ontwikkeling van speerpunten. De onderzoekscoördinator van de opleiding coördineert het speerpuntenbeleid. De onderzoeksgroep e-lab bestaat uit twee subgroepen die elk eigen speerpuntonderzoek gedefinieerd hebben. De commissie heeft kennis genomen van het feit dat met ingang van het academiejaar 2012-2013 de academische bachelor Industriële wetenschappen in Antwerpen gezamenlijk wordt ingericht door de Artesis Hogeschool, de Universiteit Antwerpen en de Karel de Grote-Hogeschool. Op deze wijze willen de drie instellingen op een efficiënte manier hun middelen samenbrengen.
18 | opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen
De commissie blijft bij haar mening dat de invulling van de bachelor- en masterproef en de themaweken op basis van de visie behoorlijk is. Op die manier kan de student aan kennisontwikkeling doen, ook in een internationale context. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de onderzoeksvaardigheden nu meer in het geheel van de opleiding aan bod komen. Zo wordt de student van bij de aanvang van de studies in verschillende opleidingsonderdelen geleerd hoe een onderzoeksvraag moet gesteld worden. In de hogere jaren wordt de focus gaandeweg meer gelegd op zelfstandig studeren (onder meer het uitvoeren van een literatuurstudie). De labo’s uit de eerste twee bachelorjaren zijn vervangen door een uitgebreid project dat een voorbereiding vormt voor de bachelorproef. Er worden infosessies georganiseerd waar het lopende onderzoek door de onderzoekers wordt toegelicht aan de studenten. Zowel in de bachelorjaren als in het masterjaar wordt in het opleidingsonderdeel projectvaardigheden expliciet aandacht besteed aan het formuleren van een onderzoeksvraag, het schrijven van wetenschappelijke artikels en het beheren van een project. Voor de bachelorstudenten vormt de bachelorproef een goede kennismaking met onderzoek. Uit de lopende onderzoeksprojecten worden door de onderzoekers onderwerpen voor de masterproeven geselecteerd. Uit die onderwerpen worden op hun beurt door de masterstudenten (in samenspraak met hun promotoren) bachelorproeven gedistilleerd. De commissie vindt dit nog steeds een gunstige ontwikkeling omdat de keuze van bachelorproef en van de masterproef meer uitgaan vanuit het concept van het departement in plaats vanuit een loutere vraag van de industrie. Het concept komt (ook) tot stand binnen een politiek van aangepaste interactie met de industrie en leidt tot een (nog) beter speerpuntenbeleid, waaraan elke vraag vanuit de industrie getoetst kan worden. De commissie is van mening dat de initiatieven van de opleiding ervoor zorgen dat de onderzoeksvaardigheden in het geheel van de opleiding aan bod komen, zowel in de bachelor- als in de masterjaren. Uit de beschikbare gegevens kan de commissie vaststellen dat de begeleiding en beoordeling van bachelorproeven steeds meer door ZAP-leden en/of doctores wordt gedaan. Verder heeft de commissie vastgesteld dat het aantal studiepunten dat door onderzoeksactieve lesgevers (dwz personeelsleden met een minimale onderzoeksopdracht van 20%) wordt verzorgd, stijgende is: 163 van de 180 studiepunten in de bachelor en alle 60 studiepunten in de master. Het feit dat de onderzoekspeerpunten van de opleiding beperkt zijn tot twee, zorgt voor een meer efficiënte inzet van de (onderzoeks)middelen. De commissie heeft gemerkt dat contractonderzoek nog volledig ontbreekt. Meer contractonderzoek zou de verdere academisering van de opleiding kunnen versnellen. De infosessies waarbij onderzoekers informatie geven over hun lopende onderzoek zijn volgens de commissie positief om de studenten vertrouwd te maken met onderzoek. Maar het verhaal van de onderzoekers moet wel kaderen in een bredere visie van de opleiding en de hogeschool op onderzoek. Daarover vond de commissie geen informatie De opleiding verwijst naar de inzet van ZAP-personeel en doctores om de academisering van de opleiding verder vorm te geven. Maar de commissie heeft niet teruggevonden welk soort onderzoek de opleiding en de hogeschool wil voeren. Ook over de positionering van de opleiding ten opzichte van de opleiding burgerlijk ingenieur heeft de commissie geen informatie gevonden.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie stelt dat het concept onderzoek verder uitgewerkt moet worden. De commissie vraagt om de plannen op het vlak van academisering verder uit te voeren. De commissie vraagt om te onderzoeken welke maatschappelijke dienstverlening mogelijk is en hoe die kan bijdragen tot de academisering. In dit kader vraagt ze om ook de mogelijkheid van zomerstages te onderzoeken.
opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen | 19
Facet 2.8
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling goed toe. Zij vond dat de opleiding het concept van de masterproef goed overdacht had. De zaak was om het concept consequent uit te voeren.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Zoals al vermeld bij facet 2.2 heeft de opleiding een onderzoeksleerlijn doorheen de opleiding uitgetekend. In het masterjaar wordt in het opleidingsonderdeel projectvaardigheden - als voorbereiding op de masterproef aandacht besteed aan projectmatig werken, aan het schrijven van Engelstalige wetenschappelijke papers en aan aspecten van onderzoeksmethodiek. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de promotoren van de masterproeven steeds meer ZAP-leden en/of doctores zijn. Dat tot nu toe de masterproeven aanleiding gaven tot twintig wetenschappelijke publicaties, waarvan negentien in peer-reviewed internationale conferenties en één in een peer-reviewed tijdschrift, vindt de commissie een positieve evolutie. Bij het eerste visitatiebezoek had de commissie al vastgesteld dat de studenten op basis van hun masterproef een paper in het Engels moesten schrijven. De opleiding werkte aan de kwaliteitsverbetering van deze papers (onder meer op het gebied van wetenschappelijk Engels taalgebruik) door de samenwerking met Linguapolis van de Universiteit Antwerpen. De commissie is van mening dat de aanvullende informatie haar vroeger gemaakte afwegingen bevestigt. Het concept zit goed en de opleiding werkt stapsgewijs aan de realisatie ervan. De eindwerken die de commissie ten tijde van het eerste visitatiebezoek heeft gelezen waren op niveau, maar weerspiegelden nog niet volledig het nieuwe concept van de masterproef. De commissie heeft een selectie gemaakt uit de lijst van masterproeven 2009-2010. De masterproeven van 2009-2010 bevestigen het beeld. De commissie vond de masterproeven op niveau maar ze leunden nog te veel aan bij louter ontwerp dan bij ontwerp gekoppeld aan vernieuwing. De resultaten werden niet altijd getoetst aan de state of the art. In de gevallen dat de toetsing gebeurde zijn er niet altijd conclusies geformuleerd. De samenvattingen worden in het Engels opgesteld. De commissie heeft voorbeelden gezien waarbij het algemeen taalniveau van de masterproef en de Engelstalige samenvatting degelijk is, maar ze heeft ook een aantal masterproeven gelezen waar er zeker ruimte voor verbetering is. De commissie besluit dat de opleiding gestadig verder werkt maar het blijft zaak om de plannen effectief te realiseren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt de opleiding om blijvend aandacht te schenken aan het effectief realiseren van de plannen.
20 | opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen
Oordeel over onderwerp 2, programma:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende (2009) voldoende goed (2009) OK (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) goed goed (2009)
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen | 21
Onderwerp 3
Facet 3.2
Inzet van het personeel
Eisen academische gerichtheid
Beoordelingscriterium: het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten); bij de daartoe in aanmerking komende opleidingen dient daarenboven voldoende personeel te beschikken over kennis en inzicht in de desbetreffende beroeps- of kunstpraktijk.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling voldoende toe. De commissie meende dat de eerste realisaties in verband met de aandachtspunten in het kader van het academiseringsproces zichtbaar waren. Het personeels- en wervingsbeleid alsook de onderzoekstaakstelling en de kwalificaties van het personeelsbestand gingen volgens haar de goede richting uit. De academische gerichtheid zou hierdoor moeten verbeteren. Zij adviseerde de opleiding om meer werk te maken van de industriële - en onderzoekservaring. het aantal onderzoekers dat een bijdrage levert aan het onderwijs te verhogen.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding een extra doctor heeft aangeworven en dat het contingent onderzoekers van 4,5 tot 8 VTE is uitgebreid. De onderzoekers hebben allemaal deeltijds een lesopdracht en worden ingezet bij de begeleiding van de bachelor- en masterproeven. Er is een verbeterproject “nexus onderwijs-onderzoek” om ieder onderwijzend personeelslid te koppelen aan een van de onderzoeksgebieden en hen in te schakelen bij het opvolgen en begeleiden van de literatuurstudie van de bachelor/masterproef; de ondersteuning van de praktische uitvoering van de bachelor/masterproef de selectie van thema’s van bachelor/masterproeven en bij het meeschrijven van de publicaties het mee uitschrijven van projectaanvragen. De bestaande portfolio van iedere docent zal evolueren naar een academisch dossier dat op basis van het beleidsplan van onderzoek en academisering zal geëvalueerd worden. Een persoonlijk ontwikkelingsplan en een persoonlijk actieplan worden instrumenten om via functioneringsgesprekken de realisatie op te volgen. De commissie had bij het eerste visitatiebezoek vastgesteld dat de eerste realisaties in verband met de aandachtspunten in het kader van het academiseringsproces zichtbaar waren. Ze vond dat het personeels- en wervingsbeleid alsook de onderzoekstaakstelling en de kwalificaties van het personeelsbestand de goede richting uitgingen. Met de aanwerving van een doctor en de verdubbeling van het aantal onderzoekers wordt die mening bevestigd. De commissie waardeert verder dat de opleiding alle onderwijzende personeelsleden wil betrekken in het lopende onderzoek. Het portfolio is een adequaat instrument om de evolutie op te volgen. De commissie heeft het overzicht van de publicaties bekeken en vindt die behoorlijk. Het feit dat de masterproeven getoetst worden op publiceerbaarheid is positief.
22 | opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen
De commissie waardeert dat de opleiding verschillende samenwerkingsverbanden heeft aangesloten. Maar deze samenwerkingsverbanden zijn allemaal met de academische wereld. De opmerking van het vorige visitatiebezoek dat er meer werk gemaakt moet worden van industriële ervaring, blijft geldig. De koppeling met de industrie blijft nog steeds wat ondermaats. Dat blijkt ook uit het overzicht van de lopende onderzoeksprojecten. De deelname aan internationale congressen is positief maar een onderzoeksproject met de industrie zou een meerwaarde betekenen voor de opleiding. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding momenteel deelneemt aan een Europees onderzoeksproject maar dat er nog geen aanvraag voor een nieuw project lopende is. De commissie moedigt de opleiding aan om actief de mogelijkheden te onderzoeken.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt dat er meer werk gemaakt wordt van de industriële ervaring.
Facet 3.3
Kwantiteit personeel
Beoordelingscriterium: Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling onvoldoende toe. Volgens de commissie had de opleiding duidelijk een tekort aan personeelsleden. Zij stelde vast dat een klein aantal mensen een groot aantal taken op zijn schouders nam en vroeg zich af of de initiatieven konden gehandhaafd blijven als één van deze mensen zou wegvallen. Daarnaast stelde ze vast dat er een tekort was van het aantal mensen dat onderzoek kon begeleiden. De commissie vroeg dan ook op korte termijn de geplande uitbreiding van de staf uit te voeren en meer medewerkers met een academisch profiel aan te werven.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij het eerste visitatiebezoek was de commissie van mening dat de opleiding niet voldoende personeel had. Ze vroeg dus dringend uitbreiding van de staf. Ze vroeg bovendien dat bij deze uitbreiding ook mensen zouden worden gerekruteerd die geen verleden hebben bij de opleiding, aangezien de drie doctorandi alumni zijn van deze opleiding. Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opleiding haar personeelsbeleid heeft bijgestuurd. Daar waar de opleiding ten tijde van het eerste visitatiebezoek vooral investeerde in doctorandi, heeft ze vastgesteld dat die de koppeling tussen onderwijs en onderzoek niet goed vorm konden geven. Vandaar dat de opleiding nu prioritair inzet op de aanwerving van nieuwe docenten. Deze worden gerekruteerd door middel van externe vacatures met een aanwervingscommissie die voldoende extern is samengesteld en in staat is om zowel de academische als werkveldgeoriënteerde competenties van de kandidaten adequaat te beoordelen. Om de docenten behoorlijk te omkaderen opteert de opleiding in tweede instantie en voor zover het budget het toelaat, jonge gedoctoreerden aan te werven in het ambt van doctor-assistent. Deze postdoctorale positie is volgens de opleiding ideaal om gevorderde onderzoekers toe te laten hun onderzoeks- en onderwijsmatige vaardigheden verder op peil te brengen en te groeien naar een docentenniveau. Zij zullen de docenten en hoogleraren bijstaan bij de onderzoeks- en onderwijstaken verbonden aan de opleiding. Voor taken in het onderwijs die meer praktische vaardigheden vereisen, zoals labowerk met studenten, blijft het ambt van werkleider aangewezen. Het
opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen | 23
gaat om een profiel van master met kennis van onderwijs en basiscompetenties in onderzoek, dat bruikbare ondersteuning kan bieden aan de onderwijsstaf. Binnen dit nieuw personeelsbeleid werd een eerste doctor al aangeworven en is er ruimte om nog twee doctores aan te werven. Verder werd het contingent onderzoekers uitgebreid van 4,5 (2008) tot 8 VTE (2010). De commissie apprecieert dat de opleiding haar aanbevelingen ter harte heeft genomen.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt het personeelsbeleid consequent verder uit te voeren.
Oordeel over onderwerp 3, inzet van het personeel:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 3.1, kwaliteit personeel: facet 3.2, eisen academische gerichtheid: facet 3.3, kwantiteit personeel:
voldoende (2009) voldoende voldoende
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
24 | opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen academische gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
score onderwerp voldoende (2009)
voldoende (2009) goed (2009) voldoende voldoende (2009) voldoende goed (2009) OK (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) goed goed (2009) voldoende voldoende (2009) voldoende voldoende voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009)
De oordelen zijn van toepassing voor: Artesis -
Artesis Hogeschool Antwerpen
academische bachelor Industriële wetenschappen: elektronica-ICT master Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
opleidingsrapport Artesis Hogeschool Antwerpen | 25
26 | opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen
Hoofdstuk 2 Hogeschool West-Vlaanderen Algemene toelichting bij de aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT aan de Hogeschool West-Vlaanderen In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie genoemd) verslag uit van haar aanvullende beoordeling over de onderwijskwaliteit van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Hogeschool West-Vlaanderen die zij in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Deze visitatie is een gevolg van de beslissing van de NVAO met betrekking tot de accreditatie aanvraag van de academisch gerichte opleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT op basis van het gepubliceerde visitatierapport van 7 december 2009. De NVAO heeft op 23 en 24 juni 2010 hoorzittingen georganiseerd naar aanleiding van enkele knelpunten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de onderwijsvisitatie. De NVAO ging over tot een hoorzitting om te kunnen beschikken over de grootst mogelijke zekerheid dat de opleiding tegen 2012-2013 het academiseringsproces met succes voltooid zal hebben. In het proces-verbaal van 24 augustus 2010 besliste de NVAO een aanvullende visitatie te vragen conform onderstaande procedure: ‐ De aanvullende beoordeling betreft facet 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Hogeschool West-Vlaanderen. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre het facet ‘masterproef’ anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. ‐ De bijkomende visitatie kan worden uitgevoerd door dezelfde of een andere visitatiecommissie. Een nieuw samenstelde commissie vereist overeenkomstig het structuurdecreet een bekrachtiging vanwege de Erkenningscommissie. De samenstelling van de commissie kan beperkt zijn, zij het dat de aanwezigheid van minstens drie commissieleden, waaronder minstens één vakdeskundige en één onderwijsdeskundige, onontbeerlijk is. ‐ Van de opleiding wordt geen zelfevaluatierapport verwacht. Een locatiebezoek is mogelijk maar niet vereist. ‐ Als streefdatum voor de oplevering van de aanvullende visitatie stelt de NVAO 30 november 2010 voorop. ‐ Het staat het evaluatieorgaan vrij verdere invulling te geven aan de opdracht tot aanvullende visitatie mits inachtname van de bepalingen van artikel 59bis, §2, vierde lid van het structuurdecreet.
opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen | 27
Onderwerp 2
Facet 2.8
Het programma
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling onvoldoende toe. Zij stelde vast dat het concept van de masterproef adequaat uitgeschreven was maar dat in een aantal gelezen eindwerken de onderzoekscomponent nog niet voldoende uitgebouwd was. Bij een aantal werken vond ze de kwaliteit echter ondermaats, wat volgens haar erop wees dat de opleiding het minimumniveau van een eindwerk niet voldoende hoog legt. Zij adviseerde de opleiding om bij de selectie van de onderwerpen een rangorde in te voeren van het potentieel academisch gehalte van de onderwerpen die voorgesteld worden door het werkveld. meer aandacht te besteden aan de academische diepgang van de masterproeven. aandacht te hebben voor een optimale begeleiding van de masterproeven.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De opleiding heeft het concept van de masterproef duidelijk beschreven in het masterproefcompendium. Thema's voor de masterproef kunnen worden ingediend door de academische wereld, het werkveld, onderzoekers van de hogeschool en studenten. De voorstellen worden door een voorlopige promotor geanalyseerd op het academische gehalte.. Onderwerpen die aansluiten bij de onderzoekslijnen van de opleiding krijgen de voorkeur. De laatste jaren is dit aantal dan ook duidelijk gestegen. De aanwezigheid van de onderzoekscomponent is essentieel om als thema van de masterproef aanvaard te worden. Voorstellen met een uitvoerend karakter worden geheroriënteerd naar verwante professioneel gerichte opleidingen. Om zekerheid te hebben dat de student de nodige startcompetenties heeft, kan de student pas zijn masterproef aanvangen als hij alle modules van de bacheloropleiding heeft afgerond. De structuur van de scriptie werd aangepast met aandacht voor de onderzoeksvraag, literatuurlijst en technologieonderzoek. De structuur werd expliciet beschreven. Er werd een masterproefkalender opgesteld met tien verschillende deadlines. Per deadline is aangegeven wat van de student verwacht wordt. Voorbeeldscripties worden ter beschikking gesteld van de studenten. De beoordeling van de masterproef werd aangepast en bestaat uit drie delen. De eerste twee hebben betrekking op de beoordeling van het doelstellingen (30%), het jaarwerk (30%) en de attitudes (25%). Deze worden door beide promotoren beoordeeld. Het vierde element betreft de thesisverdediging (25%). De toekenning van punten voor dit deel gebeurt door een externe jury, bestaande uit een vastejury van externe promotoren van
28 | opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen
masterproeven. De student kan zijn masterproef maar verdedigen indien het niveau voldoende hoog is. Masterproeven met minder een score van minder dan tien op twintig kunnen herkansen maar worden nooit gedelibereerd. De commissie vond het concept van de masterproef nog meer adequaat uitgeschreven in het masterproefcompendium. Zij waardeert dat de opleiding in het compendium een aantal processtappen verder verfijnd heeft ten opzichte van de versie die de commissie in 2008 heeft ingekeken. Het betreft de selectie van de onderwerpen, waarbij de opleiding nu meer aandacht heeft voor de onderzoeksvraag en het academisch gehalte van de masterproef. De commissie heeft kennis genomen van de verdere initiatieven om het concept van de masterproef te verfijnen. Zo wordt vanaf academiejaar 2010-2911 een Nederlandstalige en Engelstalige abstract verplicht in IEEE-stijl. Om de onderbouwing van de masterproef te verzekeren wordt vanaf dit academiejaar de studenten verplicht om de literatuurgegevens bij te houden via EndNote Web en te delen met de promotoren. De beoordeling van de masterproeven zal in de toekomst gebeuren door een leescommissie bestaande uit de twee promotoren die steeds aangevuld zal worden door een lid uit de academische en/of bedrijfswereld. De commissie waardeert deze initiatieven die zeker tot een verdere verbetering van de kwaliteit van de masterproeven zullen leiden. De commissie is van mening dat de begeleiding en bijsturing nog beter kan, zeker wat betreft het naleven van de richtlijnen van het compendium. Dit uit zich in de beoordeling van de gelezen masterproeven. Volgens de commissie verdienen alle gelezen masterproeven minstens de beoordeling “geslaagd” De kwaliteit van de gemiddelde en goede masterproeven werden volgens haar correct beoordeeld. De zwakker presterende werken hebben volgens de commissie eerder geflatteerde beoordelingen gekregen. Maar zoals al vermeld was geen enkele van de gelezen masterproeven ondermaats. De masterproeven beantwoorden in gemiddelde en goede mate aan de eisen van het compendium. De rol van de promotoren is beschreven in het compendium maar de commissie is van mening dat de rol van de promotoren zich vooral richt op ingrijpen als de zaak verkeerd dreigt te lopen. Ze vindt dat de rol van een promotor een meer proactieve aanpak mag inhouden. Het feit dat de opleiding een beoordelingsschema gebruikt vindt de commissie positief. Volgens de commissie is het schema nog te veel een oplijsting van een aantal gedragseigenschappen met een verschillend gewicht en zou het beoordelingschema verder uitgebreid moeten worden met inhoudelijke indicatoren.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie vraagt aandacht voor een betere, meer proactieve begeleiding van de masterproeven.
Oordeel over onderwerp 2, programma:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen professionele gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) OK (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende goed (2009)
is de commissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen | 29
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen professionele en academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel Facet 3.2: Eisen professionele gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
De oordelen zijn van toepassing voor: HOWEST -
Hogeschool West-Vlaanderen
academische bachelor Industriële wetenschappen: elektronica-ICT master Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
30 | opleidingsrapport Hogeschool West-Vlaanderen
score onderwerp voldoende (2009)
goed (2009) goed (2009) voldoende voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) OK (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende goed (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende (2009) goed (2009) excellent (2009)
Hoofdstuk 3 Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen Algemene toelichting bij de aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT aan de Karel de Grote-Hogeschool Antwerpen In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie genoemd) verslag uit van haar aanvullende beoordeling over de onderwijskwaliteit van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Karel de Grote-Hogeschool die zij in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Deze visitatie is een gevolg van de beslissing van de NVAO met betrekking tot de accreditatie aanvraag van de academisch gerichte opleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT op basis van het gepubliceerde visitatierapport van 7 december 2009. De NVAO heeft op 23 en 24 juni 2010 hoorzittingen georganiseerd naar aanleiding van enkele knelpunten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de onderwijsvisitatie. De NVAO ging over tot een hoorzitting om te kunnen beschikken over de grootst mogelijke zekerheid dat de opleiding tegen 2012-2013 het academiseringsproces met succes voltooid zal hebben. In het proces-verbaal van 24 augustus 2010 besliste de NVAO een aanvullende visitatie te vragen conform onderstaande procedure: ‐ De aanvullende beoordeling betreft facet 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Karel de Grote-Hogeschool. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre het facet ‘masterproef’ anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. ‐ De bijkomende visitatie kan worden uitgevoerd door dezelfde of een andere visitatiecommissie. Een nieuw samenstelde commissie vereist overeenkomstig het structuurdecreet een bekrachtiging vanwege de Erkenningscommissie. De samenstelling van de commissie kan beperkt zijn, zij het dat de aanwezigheid van minstens drie commissieleden, waaronder minstens één vakdeskundige en één onderwijsdeskundige, onontbeerlijk is. ‐ Van de opleiding wordt geen zelfevaluatierapport verwacht. Een locatiebezoek is mogelijk maar niet vereist. ‐ Als streefdatum voor de oplevering van de aanvullende visitatie stelt de NVAO 30 november 2010 voorop. ‐ Het staat het evaluatieorgaan vrij verdere invulling te geven aan de opdracht tot aanvullende visitatie mits inachtname van de bepalingen van artikel 59bis, §2, vierde lid van het structuurdecreet.
opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 31
Onderwerp 2
Facet 2.8
Het programma
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling voldoende toe. Zij stelde vast dat het projectmatige karakter en de technische invulling van de masterproeven van een behoorlijk niveau was. Zij adviseerde de opleiding om de selectiecriteria waaraan voorstellen van masterproeven moeten voldoen verder uit te werken. de beoordelingscriteria betreffende de onderzoekgerichtheid van de masterproef explicieter te formuleren op het beoordelingsjabloon (bijvoorbeeld als hulpmiddel om de kwaliteit van een literatuurstudie te beoordelen). Zij raadde tevens aan een procesevaluatie mee te nemen in de beoordeling.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de aanvullende informatie leert de commissie dat de studenten vanaf het eerste bachelorjaar kennismaken met de vaardigheden die nodig zijn om een masterproef tot een goed einde te brengen. De onderzoeksvaardigheden werden in een doorlopende leerlijn geplaatst. In het eerste bachelorjaar komt deze onderzoeksleerlijn expliciet aan bod in het opleidingsonderdeel onderzoek en communicatie. Het wetenschappelijk project (tweede bachelorjaar) en de bachelorproef (derde jaar) scherpen de vaardigheden verder aan. In het begin van het masterjaar worden het opzoeken en raadplegen van wetenschappelijke publicaties nog eens opgefrist. De onderwerpen van de masterproeven worden sinds 2009 gescreend door senior onderzoekers, allen doctores. Het aanbod aan onderwerpen is vrij ruim waardoor de selectiecommissie kritisch kan zijn. De opleiding doet inspanningen om de masterproeven aansluiting te doen vinden bij de zelf ontwikkelde speerpunten en groeipolen. Doordat de opleiding nu beschikt over drie senior onderzoekers met een doctoraat die maximaal 50 procent belast zijn met lesopdrachten, stijgt het aantal masterproeven die uitgevoerd worden binnen de eigen onderzoeksgroepen. De opleiding heeft echter ook aandacht voor het eigen profiel van de industrieel ingenieurs en geeft er de voorkeur aan om het aantal masterproeven binnen de eigen onderzoeksgroepen te beperken tot 30%. Sinds 2009 werden de evaluatiecriteria aangepast. De inhoud en de realisatie van het onderzoek (50 procent) worden beoordeeld door de promotors. De attitudes en het initiatief van de student telt voor 20 procent en wordt beoordeeld door de promotors en een lezer. De verdediging voor een jury telt voor 30 procent. Er wordt specifiek afgetoetst of er een originele bijdrage is van de student, of de "state of the art" van het uitgediepte
32 | opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool
onderwerp goed beschreven is, en of er een literatuurlijst aanwezig is. NIet-technische vaardigheden zoals communicatievaardigheden kregen een hogere wegingsfactor in de beoordeling. Er werd ook een e procesevaluatie ingevoerd. In de vorm van een forum bij de start van het 2 semester worden studenten bijgestuurd door het kernteam van senior onderzoekers. Ook de medestudenten van het masterjaar zijn aanwezig vanuit het principe ‘leren van en met elkaar’. De visitatiecommissie waardeert dat de masterproef voorafgegaan wordt door een stage. Die stage brengt de student de nodige domeinkennis bij. Uit de documenten blijkt dat de masterproef naadloos aansluit op de stage maar daaruit blijkt niet dat er in een reflectiemoment wordt voorzien tussen stage en masterproef. De commissie is van mening dat de ervaring van de stage nog meer kan gebruikt worden om de doelstellingen van de masterproef te verfijnen, de onderzoeksvraag te concretiseren, een concrete planning op te stellen... Er is expliciet voorzien in een tussentijdse rapportage en de vorm waarin dit gebeurt geeft de studenten de kans om te leren van elkaar. In het document over het concept van de masterproef geeft de opleiding aan welke de procedure is om een masterproef te selecteren. De beoordeling van de onderwerpen door actieve onderzoekers is positief. Ze heeft echter de selectiecriteria van de onderwerpen niet teruggevonden in het document. Het feit dat steeds meer masterproeven uitgevoerd worden binnen de eigen onderzoeksgroepen stimuleert de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden. Maar de commissie steunt de opleiding in haar streven om deze masterproeven te beperken in aantal zodat het profiel van de industrieel ingenieur bewaard blijft. Uit de beschikbare documenten kan de commissie afleiden dat het nodige denkwerk werd gedaan op het vak van de beoordelingscriteria. Samengevat is de commissie van mening dat het concept van de masterproef goed doordacht is. Het is zaak om het concept consequent in de praktijk toe te passen. De gelezen masterproeven bevestigen dat de opleiding een goede stap vooruit gezet heeft, maar er is nog ruimte voor verbetering. De verplichte training over bronnenonderzoek bijvoorbeeld blijkt nog niet uit een aantal masterproeven die de commissie bekeken heeft. Een aantal masterproeven slaat vooral op ontwerpvraagstukken maar ook bij een ontwerp moeten er onderzoeksaspecten aanwezig zijn. De quotering van de masterproeven is consistent met de mening van de commissie. Alle gelezen masterproeven verdienen minstens een score voldoende.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om een reflectiemoment in te bouwen tussen de stage en de aanvang van de masterproef. Die reflectie kan gebruikt worden om de masterproef verder te verfijnen en de onderzoeksvraag te concretiseren. De commissie vraagt om de selectiecriteria voor een masterproef te expliciteren.
opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 33
Oordeel over onderwerp 2, programma:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) OK (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende goed (2009)
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
34 | opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1: Niveau en oriëntatie Facet 1.2: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2: Eisen academische gerichtheid Facet 2.3: Samenhang Facet 2.4: Studieomvang Facet 2.5 Studietijd Facet 2.6: Afstemming vormgeving en inhoud Facet 2.7: Beoordeling en toetsing Facet 2.8: Masterproef Facet 2.9: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1: Kwaliteit personeel
score onderwerp voldoende (2009)
voldoende (2009) Onvoldoende (2009) voldoende voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) OK (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende goed (2009) voldoende (2009) goed (2009)
Facet 3.2: Eisen academische gerichtheid Facet 3.3: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1: Materiële voorzieningen Facet 4.2: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1: Evaluatie resultaten Facet 5.2: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1: Gerealiseerd niveau Facet 6.2: Onderwijsrendement
voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009)
De oordelen zijn van toepassing voor: KdG -
Karel de Grote-Hogeschool
academische bachelor Industriële wetenschappen: elektronica-ICT master Industriële wetenschappen: elektronica-ICT afstudeerrichting ICT afstudeerrichting Automotive.
opleidingsrapport Karel de Grote-Hogeschool | 35
36 | opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Hoofdstuk 4 Katholieke Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT aan de Katholieke Hogeschool Limburg In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie genoemd) verslag uit van haar aanvullende beoordeling over de onderwijskwaliteit van de academisch gerichte bacheloropleiding en de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Katholieke Hogeschool Limburg die zij in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Deze visitatie is een gevolg van de beslissing van de NVAO met betrekking tot de accreditatie aanvraag van de academisch gerichte opleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT op basis van het gepubliceerde visitatierapport van 7 december 2009. De NVAO heeft op 23 en 24 juni 2010 hoorzittingen georganiseerd naar aanleiding van enkele knelpunten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de onderwijsvisitatie. De NVAO ging over tot een hoorzitting om te kunnen beschikken over de grootst mogelijke zekerheid dat de opleiding tegen 2012-2013 het academiseringsproces met succes voltooid zal hebben. In het proces-verbaal van 24 augustus 2010 besliste de NVAO een aanvullende visitatie te vragen conform onderstaande procedure: ‐ De aanvullende beoordeling betreft de facetten 1.1 en 1.2 van de bacheloropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT en de facetten 1.1, 1.2 en 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de Katholieke Hogeschool Limburg. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘doelstellingen’ en van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre de betrokken facetten anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. ‐ De bijkomende visitatie kan worden uitgevoerd door dezelfde of een andere visitatiecommissie. Een nieuw samenstelde commissie vereist overeenkomstig het structuurdecreet een bekrachtiging vanwege de Erkenningscommissie. De samenstelling van de commissie kan beperkt zijn, zij het dat de aanwezigheid van minstens drie commissieleden, waaronder minstens één vakdeskundige en één onderwijsdeskundige, onontbeerlijk is. ‐ Van de opleiding wordt geen zelfevaluatierapport verwacht. Een locatiebezoek is mogelijk maar niet vereist. ‐ Als streefdatum voor de oplevering van de aanvullende visitatie stelt de NVAO 30 november 2010 voorop. ‐ Het staat het evaluatieorgaan vrij verdere invulling te geven aan de opdracht tot aanvullende visitatie mits in acht name van de bepalingen van artikel 59bis, §2, vierde lid van het structuurdecreet.
opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 37
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Niveau en oriëntatie
Beoordelingscriteria academisch gerichte bachelor: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties als denk- en redeneervaardigheid, het verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit, het kunnen uitvoeren van eenvoudige managementtaken, het vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken en een ingesteldheid tot levenslang leren; het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties als een onderzoekende houding, kennis hebben van onderzoeksmethoden en –technieken en deze adequaat kunnen toepassen, het vermogen om de relevante data te verzamelen die een oordeelsvorming over maatschappelijke, wetenschappelijke en ethische vraagstukken kunnen sturen, een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis en de vaardigheid tot het probleemgestuurd initiëren van onderzoek; het begrip van de wetenschappelijk-disciplinaire basiskennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, een systematische kennis van de kernelementen van een discipline met inbegrip van het verwerven van coherente en gedetailleerde kennis deels geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline en een begrip van de structuur van het opleidingsonderdeelgebied en de samenhang met andere opleidingsonderdeelgebieden. Beoordelingscriteria master: De opleidingsdoelstellingen zijn er op gericht de student te brengen tot: het beheersen van algemene competenties op een gevorderd niveau als het vermogen om op een wetenschappelijke wijze te denken en te handelen, het om kunnen gaan met complexe problemen, het kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar de ontwikkeling van meer adequate oplossingen, het vermogen tot het communiceren van het eigen onderzoek en probleemoplossingen met opleidingsonderdeelgenoten en leken en het vermogen tot oordeelsvorming in een onzekere context; het beheersen van algemene wetenschappelijke competenties op een gevorderd niveau als het kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek, het kunnen ontwerpen van onderzoek, het kunnen toepassen van paradigma’s in het domein van de wetenschappen of kunsten en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma’s, het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten en het samen kunnen werken in een multidisciplinaire omgeving; een gevorderd begrip en inzicht in de wetenschappelijk-disciplinaire kennis eigen aan een bepaald domein van de wetenschappen of de kunsten, inzicht hebben in de nieuwste kennis van het opleidingsonderdeelgebied of delen ervan, in staat zijn om de wijze waarop de theorievorming beweegt te volgen en te interpreteren, in staat zijn om in een of enkele delen van het opleidingsonderdeelgebied een originele bijdrage aan de kennis te leveren en het bezitten van specifieke bij het opleidingsonderdeelgebied horende vaardigheden als ontwerpen, onderzoeken, analyseren en diagnosticeren; hetzij het beheersen van de competenties nodig voor het zelfstandig kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek of de zelfstandige beoefening van de kunsten op het niveau van een beginnend onderzoeker of kunstenaar, hetzij het beheersen van de algemene en specifieke beroepsgerichte competenties nodig voor de zelfstandige aanwending van wetenschappelijke of artistieke kennis op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.
38 | opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling voldoende toe. Zij was van mening dat de doelstellingen aan de decretale eisen voldeed maar adviseerde om verder werk te maken van het adopteren van het competentieprofiel, en daarin de onderzoeksgerichtheid te expliciteren. De Internationalisering expliciet zichtbaar te maken in het opleidingsprofiel. de bekendmaking van de doelstellingen die de opleiding nastreeft te versterken bij de docenten, de studenten en de externe begeleiders van masterproeven.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
ABA goed MA voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Bij het eerste visitatiebezoek had de commissie vastgesteld dat het opleidingsprofiel uit 1998 – opgesteld door opleidingscoördinatoren vanuit de hogescholen en vertegenwoordigers vanuit bedrijfsleven en beroepsorganisaties – nog dominant aanwezig was. Volgens de commissie had de opleiding de competenties, beschreven in een document van de werkgroep BAMA-profielen van de GFIBW (Geassocieerde Faculteit Industriële en Biochemische Wetenschappen - Associatie K.U.Leuven), gebruikt als een checklist om na te gaan of het historische opleidingsprofiel de opgesomde competenties dekken, maar niet als een document om het programma grondig te hervormen volgens een competentiegerichte visie. In de aanvullende informatie heeft de opleiding haar competentieprofiel helder beschreven. De opleiding is uitgegaan enerzijds van het algemeen academisch profiel en anderzijds van de GFIBW-profilering waaraan een industrieel ingenieur moet voldoen. In een nieuw samenwerkingsverband met de XIOS Hogeschool Limburg, waaraan de Associatie K.U.Leuven en de Associatie UHasselt deelnemen, werd dan het competentieprofiel voor de bacheloropleiding uitgeschreven. Hierin werden de volgende competenties vastgelegd: 1. Beschikt over een ruime, veelzijdige, wetenschappelijke en technologische basiskennis die hij gericht kan toepassen; 2. Beschikt over praktische vaardigheden; 3. Beschikt over communicatievaardigheden; 4. Beschikt over algemene beroepsattitudes; 5. Kan functioneren in een bedrijfscontext; 6. Beschikt over elementaire onderzoekscompetenties en kan onder begeleiding probleemgericht en projectmatig handelen. Elke competentie werd verder onderverdeeld in een aantal deelcompetenties. De commissie waardeert het nieuwe competentieprofiel voor de bacheloropleiding dat opgesteld werd binnen het associatieoverschrijdend samenwerkingverband met de XIOS. Het competentieprofiel voldoet aan de decretale eisen. Binnen het competentieprofiel worden de onderzoekscompetenties en de projectleerlijnen duidelijk gedefinieerd. Het aspect internationalisering is nog niet duidelijk terug te vinden in het competentieprofiel. Het competentieprofiel van de masteropleiding wordt momenteel nog opgesteld en was nog niet beschikbaar voor de commissie. Maar op basis van het geleverde werk voor de bacheloropleiding heeft de commissie vertrouwen in het resultaat. In de aanvullende informatie heeft de opleiding haar onderwijsvisie beschreven, waarin de commissie het belang van onderzoeksvaardigheden en een competentiegerichte aanpak terugvindt. Verder is de leerlijn ‘project’ duidelijk beschreven en doorgetrokken doorheen de verschillende jaren, met de bachelorproef en de masterproef
opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 39
als mijlpalen. Ook vermelden de ECTS-vakbeschrijvingen voor elk opleidingsonderdeel het beoogde competentieniveau en de relatie met het onderzoek. De opleiding heeft ook gewerkt aan een betere verspreiding van de doelstellingen bij studenten en het werkveld. De samengevatte doelstellingen en beoogde competenties staan verwoord in de infobrochures voor nieuwe studenten, in de inleiding van de studiegidsen, op de website en in de masterproefcommunicatiedocumenten voor externe promotoren en het werkveld. De ECTS-fiches bevatten ondermeer de beoogde competenties en doelstellingen. De specifieke vakdoelstellingen worden via drie communicatiewegen aangereikt aan de studenten: -
Ze staan in de on-line studiegidsen (voor het eerste jaar ook op papier). Ze zijn toegevoegd aan iedere cursustekst die de studenten ter beschikking staat. Ze worden door de docent mondeling gecommuniceerd naar de studenten bij het begin van een lessenreeks, hoofdstuk of individuele les.
De commissie heeft kennis genomen van het volledig gemeenschappelijk (KHLim-Xios) opleidingsprogramma dat vanaf het academiejaar 2010-2011 van toepassing is. Dit nieuwe programma (180+60 studiepunten), ontleend aan het gemeenschappelijk deel uit beide opleidingen, zal een meer specifieke ELO-ICT vorming bieden in de tweede bachelorfase en zal drie focussen bieden in de masterfase. Deze focussen (chip design, embedded systems en nano-elektronica) zijn elk 9 studiepunten groot en vertegenwoordigen de sterke punten van de beide opleidingen. Bovendien kan de student als keuzevak 1 vak uit een andere focus kiezen. De commissie is van mening dat de opleiding op een adequate manier is tegemoetgekomen aan de aanbevelingen van de commissie. De opleiding had de nieuwe ontwikkelingen al op de sporen gezet tijdens het terugkeerbezoek, maar de commissie kon op dat moment nog geen resultaten zien. De commissie is verheugd dat de opleiding verder is gegaan op de ingeslagen weg en dat haar vertrouwen in de kwaliteit van de opleiding wordt bevestigd.
Aanbevelingen ter verbetering De commissie adviseert de opleiding om Internationalisering expliciet zichtbaar te maken in het opleidingsprofiel.
Facet 1.2
Domeinspecifieke eisen
Beoordelingscriteria: De doelstellingen van de opleiding (uitgedrukt in eindkwalificaties van de student) sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) opleidingsonderdeelgenoten en het relevante beroepenveld gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (opleidingsonderdeelgebied/discipline en/of beroepspraktijk of kunstpraktijk). Ze zijn, ingeval van gereglementeerde beroepen, in overeenstemming met de reglementering of regelgeving ter zake. Voor academisch gerichte bacheloropleidingen en masteropleidingen zijn de eindkwalificaties ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke en/of artistieke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de praktijk in het relevante beroepenveld. Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling onvoldoende toe. Zij was van mening dat de doelstellingen niet of niet voldoende aansloten bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en het relevante beroepenveld gesteld werden en adviseerde om de vooropgestelde eindkwalificaties beter af te stemmen op de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en de praktijk in het relevante beroepenveld. Ze raadt de opleiding ook aan om overleg met het werkveld op een continue wijze te structureren. de eisen te specificeren waaraan de aangeboden afstudeerrichtingen dienen te voldoen.
40 | opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie had bij het eerste visitatiebezoek gesteld dat de opleiding niet had gedefinieerd waaraan de twee masterafstudeerrichtingen moesten voldoen. Toen reeds had de commissie vragen bij het organiseren van twee verschillende masteropleidingen omdat voornamelijk de masteropleiding ICT hierdoor onvoldoende uitgebouwd zou worden. Dat de opleiding nu gekozen heeft voor één enkele masterafstudeerrichting Elektronica/chipontwerp met een focus op “chip design” en “embedded systems” draagt de goedkeuring weg van de commissie. De keuze is terecht gebaseerd op de academische specialisatie en de praktijk- en onderzoekservaring van de docenten en past binnen het speerpuntenbeleid van de hogeschool. Het feit dat de opleiding samenwerkt met het Interuniversitair Micro-elektronicacentrum IMEC in Leuven en in ruime mate gebruik maakt van de faciliteiten van het Europees programma Europractice om zelf ontworpen chips te produceren, is een pluspunt gezien de focus van de opleiding. De commissie vindt deze evolutie positief en is van mening dat de opleiding binnen het korte tijdsbestek een goede keuze heeft gemaakt. De commissie had bij het eerste visitatiebezoek twijfels over de afstemming van de doelstellingen op de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening. Uit de aanvullende informatie stelt de commissie vast dat de opleiding haar opleidingsprofiel baseert op het profiel van de GFIBW, die een duidelijke profilering heeft opgesteld voor de opleidingen industrieel ingenieur in relatie tot opleidingen in de wetenschappen, burgerlijk ingenieur en bio-ingenieur. Uit de aanvullende informatie blijkt dat er binnen de associatie K.U.Leuven een specifieke werkgroep bezig is met de internationale toetsing van de profilering van de opleiding. Zoals de commissie verder uit de aangeboden informatie kan afleiden, zijn de doelstellingen en de inhoud van de opleiding qua chipdesign gestoeld op de onderzoeksactiviteiten binnen IMEC en op de doelstellingen van de Europese commissie, zoals die tot uiting komen binnen Europractice. Uit dit alles kan de commissie afleiden dat de opleiding wel degelijk begaan is met de afstemming van haar doelstellingen op de internationale wetenschappelijke praktijk. De commissie had bij het vorige visitatiebezoek niet kunnen vaststellen of de doelstellingen waren afgestemd op het werkveld. De commissie leidt uit de aanvullende informatie af dat er op dit ogenblik meer structurele contacten zijn met het werkveld, vooral in het kader van de masterproef. Zo werd het algemene competentieprofiel voor industrieel ingenieur voorgelegd aan juryleden uit het werkveld bij de masterproefbeoordelingen in juni 2009. Dit profiel werd goed bevonden. Verder wordt op de ECTSvakbeschrijvingen de relatie van elk opleidingsonderdeel met het werkveld expliciet vermeld. De opleiding is zich ervan bewust dat de frequentie van het formeel werkveldoverleg voor verbetering vatbaar is,zoals ze aangeeft in haar sterkte-zwakteanalyse.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie raadt de opleiding aan om overleg met het werkveld op een continue wijze te structureren.
opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 41
Oordeel over onderwerp 1, doelstellingen van de opleiding:
ABA MA
voldoende voldoende
Op basis van de oordelen over facet 1.1, niveau en oriëntatie: facet 1.2, domeinspecifieke eisen:
ABA goed MA voldoende voldoende
is de visitatie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
42 | opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Onderwerp 2
Facet 2.8
Het programma
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling voldoende toe. Zij vond dat de opleiding haar verwachtingen ten aanzien van de masterproef duidelijk vooropstelde maar dat de verwachtingen nog niet gerealiseerd werden. De commissie adviseerde om erop te letten dat masterproeven steeds voldoende mogelijkheden bieden om onderzoekscompetenties te ontwikkelen. een duidelijke contextsituering en/of beschrijving van de doelstellingen in de scriptie te bewaken. de masterproeven te onderwerpen aan een externe toetsing en de scripties ook door onafhankelijke lezers te laten beoordelen.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
goed
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: De commissie heeft in de aanvullende informatie de verschillende documenten met betrekking tot de masterproef in overweging genomen. Zij vindt de doelstellingen van de masterproef concreet en goed geformuleerd. De onderzoeksgerichtheid van de masterproef is duidelijk aangegeven. De criteria voor de selectie van de onderwerpen en voor de beoordeling van de masterproef zijn duidelijk uitgeschreven. De documenten geven helder de bedoeling van de opleiding weer aan de studenten en aan het werkveld. De commissie waardeert dat de opleiding in een specifiek opleidingsonderdeel aandacht geeft aan diverse aspecten die het onderzoeks- en projectmatig karakter van de masterproef verhogen: Studenten leren de opzet van het masterproefonderzoek te structureren volgens de fasering van projectmatig werken (o.a. Grit 2003) en het plan van aanpak te formaliseren met behulp van een Gantt-chart. Studenten leren het register, de formele opmaak en de structuur van hun onderzoeksrapport te aligneren met de geldende normen voor wetenschappelijke publicaties, namelijk dat ze (a) een bondige, boeiende, correcte en heldere taal leren hanteren, (b) hun rapport leren vormgeven volgens APA- of IEEE-vormgevingsnormen en (c) hun rapport laten bestaan uit achtereenvolgens een abstract, een situering, een precieze beschrijving van de probleemstelling/onderzoeksvraag en doelstelling, een uiteenzetting van materiaal en methode, een beschrijving van de resultaten en een conclusie. Studenten verwerven enige ervaring in het schrijven van verschillende types van publicaties, zoals het abstract en de poster. De commissie vond de gelezen eindwerken van een behoorlijk niveau en adequaat beoordeeld. Onderzoekscompetenties komen aan bod. Het taalgebruik is goed; er gebeurt een kritisch bronnenonderzoek
opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 43
alhoewel het bronnenmateriaal nog voor verbetering vatbaar is. Uit de beoordelingen blijkt dat de opleiding consequent is in het toepassen van de eigen normen. De onderwerpen van de masterproeven reflecteren nog niet volledig de nagestreefde doelstellingen. Het zijn volgens de commissie meestal ontwerpproblemen die soms onvoldoende als onderzoeksprojecten zijn opgevat. Het is zaak om de studenten te leren keuzes maken en daarbij buiten het referentiekader van het onderwijs te leren kijken. Onderwerpen die aansluiten bij het eigen onderzoek van de opleiding zijn positief voor de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden, maar de industriële component mag niet uit het oog verloren worden. Uit de aanvullende informatie kon de commissie niet afleiden of alle masterproeven nu een externe lezing krijgen.
Aanbevelingen ter verbetering: Teneinde de masterproeven te onderwerpen aan een externe toetsing beveelt de commissie de opleiding aan om de scripties ook door onafhankelijke lezers te laten beoordelen. De commissie vraagt om de industriële component in de masterproeven te blijven bewaken.
Oordeel over onderwerp 2, programma:
MA IW: EO - ICT
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie doelstellingen en inhoud programma: MA IW: EO - ICT facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) OK (2009) voldoende (2009) onvoldoende (2009) voldoende (2009) goed voldoende (2009)
is de visitatiecommissie van mening dat er voor dit onderwerp voor de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn. De visitatiecommissie blijft bij haar positieve afweging naar aanleiding van het eerste visitatiebezoek. Waar aanvankelijk de commissie weinig informatie kreeg over de manier waarop studenten aangeleerd werd een onderzoekende houding aan te nemen, kreeg de commissie zowel bij het terugkeerbezoek als bij de tweede visitatie voorbeelden van de wijze waarop studenten betrokken worden bij het onderzoek. Drie onderzoeksprojecten – een eerder goedgekeurd TETRA-project en een inmiddels goedgekeurd BOF- en Interregproject – zijn in uitvoering en bieden mogelijkheden om de studenten in contact te brengen met lopende onderzoeksprojecten in de hogeschool. Bij het terugkeerbezoek werd door docenten én studenten bevestigd dat de studenten zelfgestuurd bepaalde opdrachten gerelateerd aan het werkveld konden uitvoeren en dat een leerlijn naar zelfstandig werken ontwikkeld werd over de drie bachelorjaren en het masterjaar. Ook in de aanvullende informatie heeft de commissie verdere voorbeelden gezien van hoe studenten zelfgestuurd en projectmatig kunnen werken.
44 | opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1.: Niveau en oriëntatie
score onderwerp voldoende
Facet 1.2.: Domeinspecifieke eisen Onderwerp 2: Programma Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2.: Eisen academische gerichtheid Facet 2.3.: Samenhang Facet 2.4.: Studieomvang Facet 2.5.: Studietijd Facet 2.6.: Afstemming vormgeving – inhoud Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing Facet 2.8.: Masterproef Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1.: Kwaliteit personeel Facet 3.2.: Eisen academische gerichtheid Facet 3.3.: Kwantiteit personeel Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1.: Materiële voorzieningen Facet 4.2.: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1.: Evaluatie resultaten Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3.: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau Facet 6.2.: Onderwijsrendement
ABA: goed MA: voldoende voldoende voldoende voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) OK (2009) voldoende (2009) onvoldoende (2009) voldoende (2009) goed voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) voldoende (2009) onvoldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009)
Deze oordelen zijn van toepassing voor: KHLim -
Katholieke Hogeschool Limburg
ABA: academische bachelor Industriële wetenschappen: elektronica-ict MA: master Industriële wetenschappen: elektronica-ICT afstudeerrichting elektronica afstudeerrichting ICT
opleidingsrapport Katholieke Hogeschool Limburg | 45
46 | opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Hoofdstuk 5 XIOS Hogeschool Limburg Algemene toelichting bij de aanvullende visitatie Industriële wetenschappen: elektronica-ICT aan de XIOS Hogeschool Limburg In dit rapport brengt de visitatiecommissie (hierna commissie genoemd) verslag uit van haar aanvullende beoordeling over de onderwijskwaliteit van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de XIOS Hogeschool Limburg die zij in opdracht van de Vlaamse Hogescholenraad (VLHORA) heeft onderzocht. Deze visitatie is een gevolg van de beslissing van de NVAO met betrekking tot de accreditatie aanvraag van de academisch gerichte opleidingen Industriële wetenschappen: elektronica-ICT op basis van het gepubliceerde visitatierapport van 7 december 2009. De NVAO heeft op 23 en 24 juni 2010 hoorzittingen georganiseerd naar aanleiding van enkele knelpunten met betrekking tot de zorgvuldigheid van de onderwijsvisitatie. De NVAO ging over tot een hoorzitting om te kunnen beschikken over de grootst mogelijke zekerheid dat de opleiding tegen 2012-2013 het academiseringsproces met succes voltooid zal hebben. In het proces-verbaal van 24 augustus 2010 besliste de NVAO een aanvullende visitatie te vragen conform onderstaande procedure: ‐ De aanvullende beoordeling betreft de facetten 2.2 en 2.8 van de masteropleiding Industriële wetenschappen: elektronica-ICT van de XIOS Hogeschool Limburg. Ten gevolge van deze nieuwe facetbeoordeling is een nieuwe, globale afweging van alle facetten van het onderwerp ‘programma’ vereist in zoverre de betrokken facetten anders wordt beoordeeld ten opzichte van de initiële externe beoordeling. ‐ De bijkomende visitatie kan worden uitgevoerd door dezelfde of een andere visitatiecommissie. Een nieuw samenstelde commissie vereist overeenkomstig het structuurdecreet een bekrachtiging vanwege de Erkenningscommissie. De samenstelling van de commissie kan beperkt zijn, zij het dat de aanwezigheid van minstens drie commissieleden, waaronder minstens één vakdeskundige en één onderwijsdeskundige, onontbeerlijk is. ‐ Van de opleiding wordt geen zelfevaluatierapport verwacht. Een locatiebezoek is mogelijk maar niet vereist. ‐ Als streefdatum voor de oplevering van de aanvullende visitatie stelt de NVAO 30 november 2010 voorop. ‐ Het staat het evaluatieorgaan vrij verdere invulling te geven aan de opdracht tot aanvullende visitatie mits inachtname van de bepalingen van artikel 59bis, §2, vierde lid van het structuurdecreet.
opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 47
Onderwerp 2
Facet 2.2
Het programma
Eisen academische gerichtheid van het programma
Beoordelingscriteria: kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek (met inbegrip van het onderzoek in de kunsten) binnen relevante disciplines; het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën; het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek en/of de ontwikkeling en beoefening van de kunsten; (bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen) het programma heeft aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling onvoldoende toe. Zij adviseerde de opleiding om aandacht te hebben voor de diepgang van meerdere opleidingsonderdelen, in het bijzonder voor de cursus ‘HF Technieken’, met het oog op de realisatie van de academisering; in het programma meer onderzoekscompetenties aan te bieden; dit kan onder meer door een aantal opleidingsonderdelen te heroriënteren en door de onderwerpen van de bachelorproef meer naar onderzoeksprojecten te richten.
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de aanvullende informatie stelt de commissie vast dat de opleiding sinds 2008 een aantal initiatieven heeft genomen om het academisch aspect binnen opleidingsonderdelen te verhogen. Zo heeft de opleiding twee experten aangetrokken voor het opleidingsonderdeel HF-technieken die de diepgang van het opleidingsonderdeel verder zullen verbeteren. Er werden onderzoekspeerpunten gedefinieerd die resulteerden in de oprichting van een nieuwe onderzoeksgroep EMAP (Electronical & Mechanical Applied Physics). EMAP is een gemeenschappelijke onderzoeksgroep voor de academische opleidingen Elektronica – ICT en Elektromechanica binnen de XIOS Hogeschool Limburg. Voor het onderzoek werkt EMAP nauw samen met het Instituut voor Materiaalonderzoek (IMO) van de Universiteit Hasselt. De studenten kunnen hun bachelor- of masterproef uitwerken binnen het onderzoek van de docenten. Dit academiejaar kadert meer dan de helft van de masterproeven binnen een doctoraatsonderzoek aan de Universiteit Hasselt, dit zowel binnen als buiten de speerpunten van de opleiding Elektronica-ICT. De commissie vindt dit een positieve evolutie voor de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden van de studenten. De commissie is wel bezorgd in hoeverre dit soort onderzoek kadert in het profiel van de opleiding industrieel ingenieurs. De commissie heeft aan de hand van de masterproeven kunnen vaststellen dat er contacten zijn met onderzoeksinstellingen zoals IMEC. Zij moedigt de opleiding aan om meer van dergelijke samenwerkingsverbanden af te sluiten en die een formeel karakter te geven.
48 | opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Het aantal studiepunten verzorgd door actieve onderzoekers in de bacheloropleiding bedroeg 43 in 2004-2005 en 52 in 2007-2008. In de master was dat aantal respectievelijk 21 en 30. Tijdens het huidige academiejaar bedraagt het aantal studiepunten verzorgd door actieve onderzoekers in de bacheloropleiding 88, in de master is het cijfer geëvolueerd van 30 naar 48. De opleiding werd vanaf het huidige academiejaar ook uitgebreid met één doctor en twee doctoraatsstudenten. Er staat momenteel ook een vacature open voor onderzoek (100%) via een associatiebeurs. Tijdens enkele opleidingsonderdelen in het masterjaar zijn doctoraatsstudenten van de UHasselt komen spreken over hun onderzoek, wat gerelateerd was aan de opleiding. Vanaf het begin van het huidige academiejaar werd de opleiding Elektronica-ICT versterkt door drie nieuwe collega's met onderzoeksopdracht. Allen zijn ze nauw betrokken bij de opleiding via lesopdrachten waarin ze hun onderzoekende vermogen kunnen overdragen aan de studenten. De commissie nam kennis van de associatieoverschrijdende samenwerkingsovereenkomst tussen K.ULeuven, UHasselt, KHLIM en XIOS. De commissie is ervan overtuigd dat de contacten met de verschillende instellingen de kwaliteit van de opleidingen nog verder zal verbeteren. De commissie meent verder dat de maatregelen die de opleiding genomen heeft, bijdragen tot de uitbouw van de onderzoeksvaardigheden binnen het programma. De inbedding binnen de UHasselt is positief vanuit onderzoeksmethodologisch standpunt.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie suggereert om de samenwerkingsverbanden met onderzoeksinstellingen op te voeren en een formeel karakter te geven. De commissie adviseert om bij de keuze van de bachelor- en masterproeven het profiel van de industrieel ingenieur te bewaken.
Facet 2.8
Masterproef
Beoordelingscriteria De masteropleiding wordt afgesloten met een masterproef waarmee de student blijk geeft van een analytisch vermogen of van een zelfstandig probleemoplossend vermogen op academisch niveau of het vermogen tot kunstzinnige schepping. Het werkstuk weerspiegelt de algemeen kritisch-reflecterende ingesteldheid of de onderzoeksingesteldheid van de student. De masterproef heeft een omvang van ten minste één vijfde van het totale aantal studiepunten met een minimum van 15 en een maximum van 30 studiepunten. Visitatierapport 2009 In het visitatierapport van 2009 kende de commissie voor dit facet de beoordeling voldoende toe. Ze was van mening dat de opleiding er zich van bewust is dat de masterproef een weerspiegeling moet zijn van de kritischreflecterende en onderzoeksingesteldheid van de student, maar de praktische uitvoering hiervan nog in de kinderschoenen stond. Zij adviseerde om om te onderzoeken of de trend om de onderwerpen van de masterproef te kiezen in speerpuntonderzoeksdomeinen van de associatie effect heeft op de relevantie van de opleiding voor het werkveld. De commissie raadt de opleiding aan om de verwachtingen van academisering te verduidelijken aan het werkveld, zodat promotoren eenduidig weten van er van hen verwacht wordt. de doelstellingen van de masterproef voor studenten concreet te verwerken in een leidraad zodat elk onderdeel van de onderzoeksvaardigheden degelijk en voldoende aan bod komt. de masterproeven te laten ondersteunen door doctoraatsstudenten.
opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 49
Aanvullende visitatie 2010 Oordeel van de visitatiecommissie:
voldoende
De commissie is tot haar oordeel gekomen op basis van de volgende vaststellingen en overwegingen: Uit de aanvullende informatie kan de commissie vaststellen dat vanuit de stuurgroep Masterproeven de informatiebundel voor de studenten en promotoren verder werd uitgewerkt Dit document beschrijft de volledige procedure van de masterproef. Naast het tijdsschema vinden de studenten alsook de externe promotoren de criteria waaraan de proef moet voldoen en hoe de masterproef geëvalueerd wordt. De competenties, aandachtspunten en deelaspecten van de beoordeling worden eveneens hierin toegelicht. De studenten krijgen een interne en externe promotor toegewezen. De interne promotor is aan de opleiding verbonden, de externe aan een bedrijf of universiteit of researchinstelling. Bij de aanvang van de masterproef is er een overlegmoment tussen beide én de student om de objectieven van het project vast te leggen. Er wordt tevens onderzocht of het onderwerp voldoende onderzoeksinhoud bevat om de voorgeschreven competenties te kunnen toetsen maar er is ook aandacht voor het toegepast karakter van het onderwerp. Het onderwerp moet tevens aansluiten bij de specialisatierichting van de interne promotor. De commissieleden hebben vastgesteld dat de opleiding er zich van bewust is dat de masterproef een weerspiegeling moet zijn van de kritisch-reflecterende en onderzoeksingesteldheid van de student. In de werkgroepverslagen merkt de commissie duidelijk een evolutie op in de definitie van criteria waaraan masterproeven en hun onderwerpen moeten voldoen en de manier waarop de resultaten moeten beoordeeld worden (dus zowel ex ante als ex post). Wat de commissie niet teruggevonden heeft is een synthesedocument ten behoeve van de studenten en de promotoren. Er is een document met beoordelingscriteria maar dat bevat niet de richtlijnen om te komen tot een goede definitie van de inhoudelijke criteria waaraan een masterproef moet voldoen. De reflectie is echter gebeurd zoals blijkt uit de werkgroepverslagen. De commissie merkt de de positieve interactie van de eigen assistenten met een doctoraatsopdracht op. Steeds meer masterproeven kaderen in het doctoraatsonderzoek van de eigen assistenten van de onderzoeksgroep EMAP. Dit is een gunstige evolutie voor de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden van de studenten. Maar dat houdt volgens haar ook een zeker gevaar in dat de vorming minder rechtstreeks relevant wordt voor het werkveld. Hierdoor kan er vervreemding ontstaan tussen hogeschool en werkveld. De opleiding is zich daarvan bewust en bewaakt naast de academische competenties ook de aanwezigheid van het toegepast karakter van de masterproef. Al de masterproefvoorstellen moeten goedgekeurd worden door de opleidingsraad die erop toeziet of de betreffende masterproeven de competenties van de opleiding omvatten. De masterproeven die de commissie gelezen heeft voldoen nog niet allemaal even goed aan de criteria die geformuleerd werden in de meest recente documenten van XIOS, maar ze merkt een duidelijke vooruitgang ten opzichte van het eerste visitatiebezoek. De vrees van de commissie dat het toegepaste karakter van de masterproef zou verloren gaan, blijkt niet gegrond te zijn op basis van de gelezen masterproeven. In elk van deze werken is een industriële onderzoekscomponent aanwezig. De commissie vindt dat de eigenlijke onderzoeksliteratuur meer expliciet aanwezig mag zijn in het bronnenonderzoek. De commissie formuleert ook de bedenking dat het aantal ervaren onderzoekers (doctores) verhoudingsgewijs nog zeer laag ligt (2). Dit is een aandachtspunt, aangezien het begeleiden van een masterproef toch een zekere eigen onderzoekservaring vereist, waaraan wellicht niet in dezelfde mate voldaan wordt door alle doctorandi.
Aanbevelingen ter verbetering: De commissie adviseert om een synthesenota op te stellen voor de studenten en de promotoren die duidelijk de criteria weergeeft enerzijds waaraan een masterproef moet voldoen en anderzijds waarop de masterproef moet worden beoordeeld. De commissie vraagt meer aandacht voor wetenschappelijk bronnenonderzoek.
50 | opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
Oordeel over onderwerp 2, programma:
voldoende
Op basis van de oordelen over: facet 2.1, relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma: facet 2.2, eisen academische gerichtheid van het programma: facet 2.3, samenhang van het programma: facet 2.4, studieomvang: facet 2.5, studielast: facet 2.6, afstemming tussen vormgeving en inhoud: facet 2.7, beoordeling en toetsing: facet 2.8, masterproef: facet 2.9, toelatingsvoorwaarden:
voldoende (2009) voldoende goed (2009) OK (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende goed (2009)
is de visitatiecommissie van mening dat er in de opleiding voor dit onderwerp voldoende generieke kwaliteitswaarborgen aanwezig zijn.
opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg | 51
Overzichtstabel van de oordelen score facet Onderwerp 1: Doelstellingen van de opleiding Facet 1.1.: Niveau en oriëntatie Facet 1.2.: Domeinspecifieke eisen
voldoende (2009) goed (2009) goed (2009)
Onderwerp 2: Programma Facet 2.1.: Relatie doelstelling en inhoud Facet 2.2.: Eisen academische gerichtheid Facet 2.3.: Samenhang Facet 2.4.: Studieomvang Facet 2.5.: Studietijd Facet 2.6.: Afstemming vormgeving – inhoud Facet 2.7.: Beoordeling en toetsing Facet 2.8.: Masterproef Facet 2.9.: Toelatingsvoorwaarden
voldoende (2009) voldoende goed (2009) OK (2009) goed (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende goed (2009)
Onderwerp 3: Inzet van personeel Facet 3.1.: Kwaliteit personeel Facet 3.2.: Eisen academische gerichtheid Facet 3.3.: Kwantiteit personeel
voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009)
Onderwerp 4: Voorzieningen Facet 4.1.: Materiële voorzieningen Facet 4.2.: Studiebegeleiding Onderwerp 5: Interne kwaliteitszorg Facet 5.1.: Evaluatie resultaten Facet 5.2.: Maatregelen tot verbetering Facet 5.3.: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Onderwerp 6: Resultaten Facet 6.1.: Gerealiseerd niveau Facet 6.2.: Onderwijsrendement
voldoende
voldoende (2009)
voldoende (2009) goed (2009) goed (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) voldoende (2009) goed (2009) goed (2009)
Deze oordelen zijn van toepassing voor: XIOS -
XIOS Hogeschool Limburg
academische bachelor Industriële wetenschappen: elektronica-ICT master Industriële wetenschappen: elektronica-ICT
52 | opleidingsrapport XIOS Hogeschool Limburg
score onderwerp
bijlagen
| 53
54 | cv van de visitatieleden
bijlage 1
curriculum vitae van de commissieleden
Willy Bijnens (1950) is burgerlijk elektro-werktuigkundig ingenieur richting elektronica en burgerlijk ingenieur in het industrieel beleid. Na 5 jaren R&D ervaring in de privésector, startte hij in 1980 als assistent aan de Katholieke Industriële Hogeschool Antwerpen, later opgenomen in de Karel de Grote-Hogeschool. Vanaf 1984 was hij docent micro-elektronica en in 1992 werd hij benoemd tot hoogleraar. Van 1993 tot 2001 was hij opleidingshoofd van de opleiding Industrieel Ingenieur Elektronica. Van 2001 tot 2006 stond hij in voor de vakgebieden digitale signaalbewerking en datacommunicatie. Hij werkte mee aan de uitbouw van probleemgestuurd onderwijs en aan curriculum- en competentieontwikkeling in het kader van de BAMAstructuur. Sinds 2006 is hij met TBS.
Pol Descamps (1935) behaalde het diploma van burgerlijk elektro-technisch ingenieur aan de K.U.Leuven en een master of science in applied physics aan de Harvard University. Na zijn studies startte hij bij Barco waar hij diverse functies opnam. Hij was onder meer technisch directeur en managing director van Barco elektronics en later directeur strategische planning van Barco Industries. In het kader van zijn functies bij Barco onderhield hij nauwe contacten met de hogescholen en universiteiten om samenwerkingsprojecten op te zetten en uit te voeren. Sinds 2000 is hij uitvoerend vennoot van een consultancy bedrijf dat de deelname in publieke (inter)nationale researchprojecten op het vlak van de duurzame kennismaatschappij initialiseert. Hij heeft diverse publicaties op zijn naam staan. Hij onderhoudt nauwe contacten met en is lid van de eindwerkenjury in de Hogeschool West-Vlaanderen.
Guido Petit (1954) is doctor in de scheikunde en behaalde eveneens een bachelordiploma electronica. Na zijn studies startte hij zijn loopbaan bij Bell Telephone Manufacturing Company (later Alcatel Bell en nu Alcatel-Lucent Bell) waar hij een twaalftal jaren werkte in onderzoek en vier jaar als directeur van de netwerkstrategiegroep. In 2004 werd hij directeur van de Alcatel-Lucent Technische Academie, waar hij verantwoordelijk is voor het bedrijfsprogramma om mensen te erkennen en te belonen die een buitengewone bijdrage leveren aan het technologisch leiderschap van Alcatel-Lucent. Hij heeft veel interesse voor het onderwijs en was lid van o.a. de bedrijfsadviesraad van de Artesis Hogeschool Antwerpen. Hij was tevens gastprofessor aan de Universiteit Gent en gastdocent voor meerdere post-graduaatprogramma’s onder meer aan de Universiteit Antwerpen, de Universiteit van Delft en IMEC. In zijn huidige functie is hij ook nauw betrokken bij initiatieven om de innovatieve en ondernemende geest wereldwijd in Alcatel-Lucent te bevorderen. Hij is ook lid van de adviesraad van Flanders Inshape en wordt regelmatig gevraagd als gastspreker over collaboratieve innovatie op internationale conferenties, workshops en industriefora.
Jacques Tiberghien (1946) is doctor in de toegepaste wetenschappen en is verbonden aan de faculteit toegepaste wetenschappen van de VUB als hoogleraar telecommunicatie en informatica. Hij was van 1996 tot 2000 decaan toegepaste wetenschappen en sinds 2002 voorzitter van de opleidingsraad elektrotechniek, belast met het opstellen en coördineren van het onderwijs in de ingenieursfaculteit. Hij was voorzitter van de visitatiecommissie textiel van de VLHORA.
cv van de visitatieleden | 55
Jan van Campenhout (1949) studeerde af als burgerlijk werktuigkundig-elektrotechnisch ingenieur; daarna behaalde hij het diploma van ingenieur in de telecommuncatie en studeerde af als master of science in electrical engineering aan de Stanford University. In 1978 behaalde hij aan de Stanford University zijn doctoraat (PhD in Electrical Engineering). Hij is sinds 1972 verbonden aan de Universiteit Gent, aanvankelijk als assistent en sinds 1996 als gewoon hoogleraar. Hij was onderwijsdirecteur van de faculteit ingenieurswetenschappen en lid van de onderwijsraad UGent van 2001 tot en met 2004. Van 2006 tot 2008 was hij coördinator voor de monitoraatscel van de faculteit. Als onderwijsdirecteur was hij betrokken bij de visitatie van de eigen faculteit door de VLIR.
Rik Van de Walle (1970) is doctor in de toegepaste wetenschappen: natuurkunde. Hij is sinds 1994 verbonden aan de Universiteit van Gent, aanvankelijk als wetenschappelijk medewerker en postdoctoraal onderzoeker bij het FWO-Vlaanderen, sinds 2001 als voltijds docent, sinds 2004 als voltijds hoogleraar en sinds 2010 als voltijds gewoon hoogleraar. Hij is verbonden aan de vakgroep elektronica en informatiesystemen en staat aan het hoofd van de onderzoeksgroep Multimedia Lab, die onderzoek verricht omtrent geavanceerde videotechnologieën en -toepassingen, mobiele multimediatoepassingen en standaardisatie op het vlak van multimediasystemen en -toepassingen.
56 | cv van de visitatieleden
bijlage 2
onafhankelijkheidsverklaringen van de commissieleden
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 57
58 | erkenningscommissien
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 59
60 | erkenningscommissien
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 61
62 | erkenningscommissien
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 63
64 | erkenningscommissien
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 65
66 | erkenningscommissien
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 67
68 | erkenningscommissien
onafhankelijkheidsverklaringen van de visitatieleden | 69
70 | erkenningscommissien
bijlage 3
erkenningscommissie
erkenningscommissie | 71
72 | reacties
| 73
74 | reacties
| 75
76 | reacties
| 77
78 | reacties
| 79