HET BULLETIN VAN DE STICHTING WERKGROEP HERKENNING 16e jrg. No. 4 DECEMBER 2001
20 JAAR HERKENNING Deze decembermaand bestaat Herkenning twintig jaar, waarvan de laatste zeven jaar gesubsidieerd door de overheid, en daarmee erkend als een maatschappelijk, zo niet noodzakelijke, dan toch in ieder geval onmiskenbaar nuttige organisatie. Natuurlijk is er een permanente discussie over nut en noodzaak en over de representativiteit van de werkgroep. Daar kun je inderdaad een heleboel vraagtekens bij zetten. Er zijn tenslotte honderdduizenden mensen met deze familieachtergrond en het aantal dat zich bij Herkenning gemeld heeft in de afgelopen jaren ligt zo rond de vijfduizend, dwz.een fractie dus. En niet alleen nut en noodzaak zijn onderwerp van discussie, ook de wijze waaròp de werkgroep inhoud probeert te geven aan de hulp aan lotgenoten is een permanente bron van meningsverschil. Hoe zou dat ook anders kunnen ? De meesten van ons hebben door het verleden noodzakelijk een sterke persoonlijkheid van zichzelf moeten maken. Ik bedoel dit niet in de gangbare positieve betekenis maar als iets dat noodzakelijk was om de omstandigheden aan te kunnen. Meestal is het immers juist deze persoonlijkheid waar men wel eens van verlost wil worden, eigenlijk is die niet meer zo noodzakelijk en men ervaart deze soms zelfs als een last. Bovendien zijn we door iets gevormd wat we wel eens willen bespreken. “Kan het niet anders?”, leggen we elkaar als vraag voor. Daarmee is de heftigheid waarmee we vaak gevormd zijn in de eerste decennia van ons leven echter niet achter de horizon verdwenen. De beleving van nieuwe ontwikkelingen is vaak minstens even sterk en uitgesproken. Dat levert dan ook meestal gepassioneerde gesprekken en discussies op over het familieverleden, over het eigen emotionele verleden, over ‘de maatschappij’ en over wat ons nog te doen staat om als organisatie overbodig te worden. Na ruim zes jaar in deze ervaringswereld ‘geprofessionaliseerd’ te mogen zijn als coördinator is dit voor mij, naast de noodzakelijke initiatieven ter verbetering van onze positie, de zin en ziel van Herkenning. Er zijn hier allerlei mensen geweest, uitgesproken ‘types’, karikaturen, ongelofelijk eigenwijze, ongelofelijk lieve, onuitstaanbaar ‘bitchy’ of zweverige mensen, indrukwekkend wijze en onvoorstelbaar naïeve mensen, mensen met een schijnbaar onuitputtelijke opofferingsgezindheid en soms hopeloos egoïstische mensen. En natuurlijk ook mensen die niets bij Herkenning te zoeken hadden. Maar altijd mensen met een onmiskenbare bezieling, altijd mensen die klaarwakker zijn, altijd hartstochtelijke mensen. Ik hoop dat dat op zich al een reden voor u is om naar de Jubileumbijeenkomst te komen. Tot dan !
Mededelingen / Aankondigingen Trees Janse zal door haar ziekte niet meer terugkeren als regiocoördinator van Limburg. Haar werk is overgenomen door Margreet Vorstenbosch. Trees heeft de afgelopen jaren veel gedaan om de werkgroep onder de aandacht van de lotgenoten in de provincie Limburg te brengen. De Werkgroep dankt haar voor haar inzet en wenst haar van harte beterschap. W Training “Familie-opstellingen” Coen Blom en Annlies Boutellier zie blz 29 W Aanmeldingen voor nieuwe gespreksgroepen bij de regiocoördinatoren: blz. 2 W De respons op de enquête van het Historisch Nieuwsblad is zeer goed. Ruim 170 mensen hebben tot nu toe al gereageerd. Daarvoor bedanken we u zeer hartelijk !! De datum van inzending is overigens verlengd tot half januari. W De acceptgiro die in dit nummer is bijgevoegd bedoeld voor een extra bijdrage.
DE KERSTBIJDRAGE Dus niet voor uw jaarlijkse ’contributie‘!! W www.werkgroepherkenning.nl W HET BULLETIN 16e jrg. No 4 December 2001
Paul Mantel 1
INHOUDSOPGAVE
Visschersplein 160 J-10 3511 LX Utrecht Tel: 030 2304757 Fax: 030 2304372 E-mail
[email protected]
Gironummer: 5285797 De coördinator van de werkgroep is telefonisch bereikbaar op werkdagen, m. u.v. de woensdag van 11.00 uur tot 13.00 uur Bezoek op afspraak. De Landelijke Telefoon: 030 6701979 Bestuur: Erwin Puts (voorzitter) Marcel Kemp Ben Bles Teun van der Vaart (penningmeester) Jacqueline Bonekamp Adrie Oldenziel Marijke Hoekman Regio Coördinatoren: Roelie Ansingh Jurriën Oortwijn Pieter Kempers
Friesland 0512 303174 Groningen 050 3110955 Drenthe 0593 562120
Arjen en Mieke de Groot Salland en Twente 0547 382740 Jacqueline Bonekamp Utrecht 0343 520371 Lucia Pultrum 023 5450373 Noord-Holland en Amsterdam Dirk Mostert en Gerard Loeff Zuid-Holland 010 2622190 / 070-3540604 (na 18 u) Nel Baltissen Brabant 073 6424461 Pragit Koot Flevoland 0321 381757 Margreet Vorstenbosch Limburg 046 4373822 Coördinatoren (Landelijk) Ouderen Dirk Bruggeman 070 3636932 Marijke Hoekman Derde Generatie 075 6428795 Contactgroep Kinderen van Duitse Militairen CKDM Ab van Aldijk 023 5240898 06-53382670
HERKENNING 20 JAAR ........................................................1 Mededelingen en aankondigingen .............................................1 Adressen bestuur en regiomedewerkers.....................................2 Hoe begunstiger te worden ........................................................2 Oproepen en nog een uitnodiging ..............................................3 Jubileumbijdragen Martijn Lindt .............................................................................4 Marjolijn van Dierendonck-Daams ...........................................5 Gonda Scheffel-Baars................................................................7 Jaap Dijkhuis .............................................................................8 Nel Baltissen .............................................................................9 Ellen Kwant ............................................................................11 Els Staal ...................................................................................12 L.A. Muzák .............................................................................14 Teun Diemont ..........................................................................17 Een interview met Ruud Schouten door Netty Krook .............18 Reactie op het SOTO-onderzoek door Dr. F.A. Begemann ....19 Inleiding over het thema verwerking door Karin Bruggeman .21 Internationaal Bulletin: Noorwegen ..............................................................................25 België ......................................................................................27 Verslag en aankondiging van training “familie-opstellingen” 23 Andere Vrijwilligersorganisaties .............................................31 Stichting Vrienden van Herkenning ........................................31 Inzage dossiers bij het Algemeen Rijksarchief ........................32 Colofon ....................................................................................16
WILT U HET BULLETIN ONTVANGEN ? U kunt begunstiger worden van de Stichting Werkgroep Herkenning door een bijdrage over te maken. U ontvangt dan ons informatiebulletin dat eens per kwartaal verschijnt. Ook kunt u deelnemen aan de activiteiten die onze stichting organiseert. De Stichting Werkgroep Herkenning vraagt van de begunstigers een jaarlijkse bijdrage van minimaal 16,- Euro een hogere bijdrage is uiteraard welkom. De hoogte van de standaard-bijdrage mag echter geen belemmering zijn om u te laten inschrijven. Kan u dat bedrag niet missen, dan is een lagere bijdrage eveneens welkom. Als u een accept-girokaart gebruikt voor het overmaken van het bedrag dan zien wij graag uw adresgegevens ingevuld. Mocht u vragen hebben omtrent deze procedure, of voor het gemak een accept-girokaart toegezonden willen krijgen schrijf of bel dan naar: Stichting Werkgroep Herkenning Visschersplein 160 J-10 3511 LX Utrecht tel: 030 2304757 GIRO : 5285797
2
OPROEP Ik zou graag in contact komen met Renée Roodzant. Zij woonde rond 1960 op het Noordplein in Rotterdam. Voor zover ik weet is ze getrouwd, woont ze nu nog in Rotterdam of directe omgeving en is ze donateur van Herkenning. Als kind heb ik veel met haar gespeeld. Haar vader en mijn vader waren broers. Ik vermoed dat ik 8 à 9 jaar was, toen de broers onenigheid kregen en alle contact werd verbroken. Zij is één van de beste herinneringen uit mijn jeugd, alleen la omdat ik, naast haar, zelden een goed contact met leeftijdsgenoten. Mogelijk kan zij mij ook nog het een en ander vertellen over vage, verzwegen of onduidelijke dingen, die in die tijd speelden en waar ik nog steeds mee bezig ben. Daarom zou ik haar graag eens spreken. Ik hoop dat er een reactie komt. Wim Roodzant Adres en telefoonnummer bij redactie bekend.
OPROEP De Stichting Partners Oorlogsgetroffenen organiseert voor partners van oorlogsgetroffenen een landelijke ontmoetingsdag op zaterdag 16 maart 2002 in Hogeschool de Horst in Driebergen. Mw. Y. Karadag en Mw. J. Versteeg, medewerkers van BNMO-Centrum , zullen een inleiding houden met als titel: “Balans tussen zorgen voor jezelf en zorgen voor de ander”. Voor meer informatie en opgave kunt U zich melden bij het secretariaat van SPO, Postbus 8, 8332 JV Steenwijk, tel: 0521-512332.
UITNODIGING BIJEENKOMST IN DE NIEUWE KERK OP 4 MEI 2002 Het Nationaal Comité 4 en 5 mei organiseert speciaal voor direct betrokkenen bij de Tweede Wereldoorlog en nabestaanden van oorlogsslachtoffers jaarlijks op 4 mei - voorafgaand aan de officiële plechtigheid bij het Nationaal Monument op de Dam - een bijeenkomst in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Deze bijeenkomst begint om 18.55 uur en duurt tot 19.25 uur. Aansluitend vindt de plechtigheid bij het Nationaal Monument op de Dam plaats om ongeveer 20.00 uur. Op de Dam is een beperkt aantal zitplaatsen beschikbaar voor mensen die moeilijk ter been zijn. Zij kunnen de plechtigheid bij het monument eventueel ook op monitoren in de Nieuwe Kerk volgen. Leden van organisaties van oorlogsbetrokkenen kunnen hun belangstelling kenbaar maken door middel van een brief met daarin naam, adres, postcode en plaats, telefoonnummer, naam organisatie waarvan zij lid zijn en geboortedatum. Na ontvangst van de brief worden zij in het uitnodigingenbestand opgenomen en krijgen zij begin februari de officiële uitnodiging toegestuurd. Bij die uitnodiging is een antwoordkaart gevoegd waarmee door leder maximaal twee kaarten kan worden aangevraagd. Na het versturen van deze antwoordkaart ontvangt de aanvrager de persoonsgebonden toegangsbewijzen in april. De binnengekomen antwoordkaarten worden door het Nationaal Comité in volgorde van binnenkomst behandeld. Het aantal stoelen is weliswaar groot, maar niet onbeperkt. De leden die al op persoonlijke titel een uitnodiging ontvangen, hoeven niet te reageren. 3
Jubileumbijdragen Persoonlijke ervaringen met de werkgroep Martijn Lindt Onvergetelijk landelijk weekend 1987. Nooit zó mogen zijn wie ik ben, volledig geaccepteerd, met achtergrond en al. Herkenning van mijzelf in anderen, van anderen in mijzelf. Ik zat in een klein uitwisselingsgroepje. Een van de deelneemsters vertelde hoe zij door haar vader en haar ooms verkracht was en ze tegen haar hadden gezegd: dat moet je goed vinden, dat is voor ons een troost voor de verloren oorlog. Wat moest ik dan met míjn verhaal. De begeleidster vroeg mij toch mijn verhaal te vertellen. Toen ik uitverteld was zei de deelneemster die door haar vader en ooms verkracht was over mijn verhaal: ik ben er helemaal kapot van. Dat was op verhaal komen. In de wachtkamer bij het RIAGG had ik de brochure gevonden van de werkgroep "Herkenning' en veel herkend. Na twee en een half jaar uitstel en dan alleen op aandringen van een collega, die lotgenoot en zelfs contactpersoon bleek te zijn, bezocht ik deze jaarlijkse weekendbijeenkomst. Ik kwam binnen met een wat afwerende houding, ik hield mijn jas aan. Toen had ik de schokkende ervaring dat mijn zolang alleen gedragen herinneringen en angsten door anderen werden gedeeld. Opeens de ervaring dat het véílig was, voor het eerst geen angst voor afwijzing. Voor het eerst de ervaring begrepen te worden in mijn gedrag en in mijn beleving. Voor het eerst was er de erkenning dat het verleden invloed uitoefende, de ernst van de situatie die ik mij niet had toegestaan te erkennen drong tot mij door. Tegelijk was er hoop: anderen die al eerder een doorbraak hadden beleefd, konden er blijkbaar mee leven of waren al bevrijd van de drukkende last van het verleden, van het zwijgen en van de angst. Er kwam een lawine gevoelens en inzichten bij mij los. Een heel sterke beleving was:ik heb geen schuld, wel straf, maar geen schuld. Ik word er wel op aangekeken, maar ik kan er niets aan doen, dat is géén weglopen voor verantwoordelijkheid, het loodzware oververantwoordelijkheidsgevoel ten gevolge van aangekeken kunnen worden op de daden van de groep waartoe een familielid behoorde,hóéft niet. En dus: ik mag er zijn, ik mag voelen wat ik voel, mijn gevoelens, mijn negatieve gevoelens, verdriet, angst en woede en mijn inadequate reacties zijn begrijpelijk en geen reden tot verwerping, ik hoef mijzelf er niet om te veroordelen. Tranenzee. Naar huis met veel steun van lotgenoten. Een grote ommekeer kwam op gang. Meer en meer werd me helder wat de maatschappelijke achtergronden van mijn levensgeschiedenis waren. Ik kreeg oog voor hoe slecht Nederland de oorlog had verwerkt en de gevolgen daarvan voor mijn gezin van herkomst en voor mijzelf. Ik begon te zien dat de houding van zwijgen en angst voor afwijzing realistisch waren geweest: het recht van spreken was mij ontnomen. Ik bleef inspiratie en steun krijgen van Herkenning in de jaren die volgden. Ik kreeg er een grote stimulans van die ook mijn werk verder hielp: ik promoveerde erop in 1993. Een mooi moment, de voorzitter van Herkenning kon spreken in de aula en een van de leden van de promotiecommissie zei te hebben gehuild door de verhalen van lotgenoten in het proefschrift en sprak zijn schaamte erover uit dat hij kinderen van NSB-ers vroeger had geplaagd. Ook daarna totnutoe ben ik betrokken gebleven bij Herkenning. Ik kon af en toe ook iets doen voor de werkgroep. ♣ 4
Jubileumbijdragen HERKENNING: ‘goed dat de stichting er is.’ Marjolijn van Dierendonck-Daams Mijn naam is Marjolijn Daams. Ik ben geboren in 1935. Mijn vader was helaas lid van de NSB. Mijn leven, zoals dat van velen, werd daardoor op allerlei cruciale momenten behoorlijk beïnvloed. Toen ik 39 jaar was heb ik er voor het eerst over gepraat in de buitenwereld. Herkenning bestond toen nog niet. Met vallen en opstaan ging ik er mee om en dacht op zeker moment er wel mee klaar te zijn. Met name toen ik weer een fijne en naar ik dacht begrijpende en mij accepterende partner vond. ( De vader van mijn kinderen, ook een kind van, is jong overleden.) Wat deed Herkenning voor me, toen e.e.a. niet waar bleek te zijn? Het antwoord is eenvoudig: veel. Opvang Ik werd geweldig opgevangen in een lotgenotenweekend in april 1995. Een luisterend oor, geen afwijzing. Wat een verademing, je zomaar te kunnen aansluiten bij een groepje mensen en alles te kunnen zeggen en begrepen te worden. Niet bang hoeven te zijn. Een angst overigens, waarvan ik nu weet, dat die tussen mijn oren zat. In de loop van de jaren is het bibbertje rond mijn hart als ik me uitte, verdwenen. Dossier De weg naar het ministerie van Justitie om het dossier van mijn vader in te zien werd me gewezen. Vele puzzlestukjes vielen daardoor in elkaar, er bleven een paar gaten, maar dat was niet erg. Mijn mentale voorstelling van mijn vaders ‘zondeubleek aardig te kloppen. Opluchting, afsluiting. Een aantal jaren ging het daarna goed. Publicatie Ik kreeg (en nam) de gelegenheid om mijn woede en ellende uit te spreken in Het Bulletin over het vertrek van mijn partner waar ik 17 jaar mee deelde.( " Ultieme afwijzing" Het Bulletin van maart jl). Mijn oorlogsverleden, in feite de verwerking daarvan, bleek een zeer belangrijke oorzaak. Alles wat ik meemaakte sinds 1940 kwam daarna als magma uit mijn vulkaan vol woede te voorschijn. Het opschrijven, het contact met Paul Mantel, het aan anderen kunnen laten lezen en mijn daarna losser en open worden in mijn contacten met vriendinnen en vrienden deed en doet mij veel goed. Ook de relatie met mijn zoon ( die altijd heeft geweten van de zonden van zijn grootvaders) werd positief beïnvloed. Ik ben niet bang meer voor afwijzing, kom voor mezelf op. Ik ben er nog niet, maar zal eens beter uit de put komen, dan toen ik er in verzeild raakte. Uitnodiging Wat nog meer? Veel goed deed het me, toen ik via Herkenning, samen met een lotgenote van de derde generatie Ellen Kwant, een officiële uitnodiging kreeg om aanwezig te zijn bij de Nationale Herdenking op 4 mei 2001 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Daarna legden we samen een bloemstuk van Herkenning bij het Monument. 5
Jubileumbijdragen Al voor 4 mei was ik van plan, daarover een stukje te schrijven voor het Bulletin, getiteld: Ultieme acceptatie. Maar daar kwam het niet van. Ook niet, omdat ik de titel "Ultieme acceptatie" niet kon handhaven. Het was heerlijk om daar zo officieel in de Nieuwe Kerk te zitten tussen allerlei mensen met medailles en zo, rechtmatig. Maar alleen al tijdens de toespraken was het zo duidelijk, dat hier de ‘Goede Slachtoffers’ werden herdacht, met name onze joodse landgenoten, degenen die in het verzet hadden gezeten, de militairen die tegen de Duitsers hadden gevochten, slachtoffers van de kampen in Indië. Enzovoorts. In het licht van de geschiedenis begrijpelijk. Molukkers, zigeuners, homosexuelen: ze werden even genoemd. Tot mijn vreugde was er een Moluks Koor met zang van Julia LoKo. Ik sprak even met een paar koorleden. Wat waren ze blij hier ook, voor het eerst aanwezig te mogen zijn! Ellen en ik liepen trots,met opgeheven hoofden, samen de bloemen dragend die Ellen tevoren had gehaald bij de bloemist, over de Dam. Het lint hadden we goed zichtbaar gedrapeerd. Toen werden de officiële kransen en bloemen gelegd: namens allerlei met name genoemde groepen ,ook weer allemaal goed. Uiteindelijk werd een krans gelegd voor alle slachtoffers van de oorlog.Toen sprongen er tranen in mijn ogen. Ik keek naar Ellen en zag dat ook zij huilde, toen pas. Bij het leggen van onze bloemen heb ik heel duidelijk hardop gezegd, dat deze waren ter gedachtenis van alle slachtoffers, van welke oorlog, welke dictatuur dan ook maar.
zen verteld waarom. Ik doe in die groep niet geheimzinnig over mijn achtergrond als dat ter sprake komt, maar had vanwege de manier waarop zij eens vertelde over haar oorlogservaringen me bewust voorgenomen, tegen haar niets te zeggen. Ook dat heb ik gezegd. Geschrokken zei ze dat ze dat niet had beseft, ze zou me nog eens bellen. Aldus zou de titel van dit stukje niet zijn Ultieme Erkenning, maar Erkenning. Ik ben er overigens van overtuigd, dat eens de herdenking op De Dam een algemene herdenking wordt. Het zal nog wel enige jaren duren. Het Bulletin. Ik lees het altijd. Ik ben nu blij met het stuk van J. Houwink ten Cate in Het Bulletin van 2001 nr 3. Ik vermoedde een en ander dat gemeld werd wel, maar wist het niet zeker. Mijn vader had zichtbaar hongeroedeem. Ik zag dat als wij hem bezochten in Ommen. Mijn moeder vertelde mij verder niet veel. Eens te meer besef ik dat zijn straf te zwaar, te lang en in geen verhouding tot zijn vergrijp was. Toekomst Ik juich de ontwikkelingen, die nu gaande zijn van harte toe. Geweldig, bestuur, wat jullie allemaal voor elkaar hebben gekregen!!! Wat er verder ook uit voortkomt: alleen openheid kan ons bevrijden uit onze cocons en dus van de last van het verleden. Laat u zich massaal zien op de receptie in februari. Vul allemaal de enquête in, hoe eng dat ook is. Het verhaal blijft, als u wilt anoniem. Hoe meer verhalen, hoe beter! Deze week nog sprak ik de dochter van een politieofficier, die in 1944 werd opgepakt door de Duitsers. Zij was oprecht verbaasd, toen ik haar vertelde, dat ook ik een vreselijke tijd had meegemaakt en dat mijn leven er door is getekend.
Na afloop mengden we ons tussen de genodigden in De Grote Club, tussen kamerleden , verzetsvertegenwoordigers en vele anderen. Een vrouwelijk kopstuk van het verzet uit Alkmaar kwam naar me toe( we zijn lid van dezelfde vrouwengroep in A) en zei: ‘Hoe ben jij hier zo?’ Ik heb zonder blikken of blo-
♣ 6
Jubileumbijdragen DE PANIEK VAN MIJN MOEDER Gonda Scheffel-Baars Hoewel mijn trein 's middags pas zou gaan, liep ik 's morgens al naar het Gare du Nord in Parijs om een plaats te reserveren. Het station was bijna uitgestorven. Op aanplakbiljetten stond de oorzaak: er was een algehele staking. De man achter het loket dacht dat de internationale treinen wel zouden vertrekken, maar zeker wist-ie het niet. Terug naar het hotel. Overleg met de manager: als het nodig was, kon ik terugkomen en er nog een nacht, eventueel enkele nachten, doorbrengen. Wat een opluchting toen de trein naar Nederland op tijd vertrok! Hij stopte wel bij stations waar hij anders langs raasde, maar ik maakte me geen zorgen. In Brussel had ik vijftig minuten om over te stappen. Vlak voordat we het station in Bergen zouden binnenrijden, stopte de trein. Pas twintig minuten later werd er omgeroepen dat er een stroomstoring geweest was, die nu gelukkig verholpen was. Nu ging het erom spannen: zou ik in Brussel genoeg tijd hebben om over te stappen? Toen wij het station binnenreden, ging de trein naar Nederland net weg. Pech! Gelukkig zou er drie kwartier later weer een gaan, zag ik op de dienstregeling. Ik pakte mijn dagboek uit mijn rugzak en ging zitten schrijven. Na enige tijd werd ik me ervan bewust dat de omroepberichten elkaar steeds sneller opvolgden: de trein naar Oostende vertrekt van spoor 5; de trein naar Turnhout vertrekt van spoor 8; de trein naar.... Op het perron waar ik zat, was het intussen heel druk geworden. Ook de andere perrons stonden vol mensen. Op het perron aan de andere kant van de rails maakten jongeren een hels kabaal. Zeker voetbalsupporters, dacht ik. Toen ze op de rails sprongen, ontvouwden ze spandoeken: ze bleken studenten te zijn die tegen enkele maatregelen van de regering protesteerden. De chaos was compleet. Op dat moment keek een oude man mij aan met ogen vol angst en radeloosheid. Ik werd overvallen door een ongekende paniek. Wat moest ik doen, als mijn trein op een heel ander perron zou aankomen en vertrekken? Als ik ook díe miste, zou mijn man die mij in Roozendaal kwam ophalen zich grote zorgen gaan maken. Ik hees mijn rugzak op mijn rug en rende de trap af. Misschien waren de berichten in de onderdoorgang nog wél te verstaan. Daar stond ik, helemaal alleen. Er kwamen ook geen omroepberichten meer. Ik rende de trap weer op. In de menigte was het beter uit te houden dan daar in de catacomben. Na verloop van tijd - hoevéél later weet ik niet, het leek wel uren - kwam er een trein langzaam binnenrijden. Hij stopte bij mijn perron. Het was de trein naar Nederland. Toen ik eenmaal zat, voelde ik me veilig. Van een echtpaar dat tegenover me zat, hoorde ik dat dit de allerlaatste trein naar Nederland was. Zij zouden eigenlijk pas de volgende dag terugreizen, maar wilden geen enkel risico nemen. We moesten nog zeker twintig minuten wachten - 'omdat het niet veilig is' - voordat we konden vertrekken. In Roosendaal stond Ton te wachten. Toen ik uitstapte begon ik te janken. Alle spanning van die dag kwam eruit. Hij stelde me meteen gerust: hij wist van de staking af. Hij had het hotel 7
Jubileumbijdragen gebeld en wist dus dat ik eventueel nog een nacht in Parijs zou blijven. Hij had zich geen zorgen gemaakt. Toch bleef ik maar huilen. Hij zei: 'Waarom huil je nou nog, alles is toch nu in orde'. Ik vertelde wat er op het station in Brussel gebeurd was. 'Wát was er dan zo erg dat je zo overstuur bent?' 'Het was net oorlog', zei ik. 'Hoor je wat je zegt, begrijp je wat je zegt?'
Hallo 'Herkenning', Jaap Dijkhuis Om vier voor vijf vind ik de oproep om te reageren in verband met het jubileum van Herkenning. Zo op de valreep, vandaar ook per e-mail, is een beetje kort dag voor een meer bezonnen of uitgebreide reactie, maar in elk geval wil ik mijn waardering uiten voor Herkenning en mijn dank uitspreken aan allen, waarmee ik het afgelopen jaar te maken heb gehad.
Ik begreep het. De paniek die me in Brussel overvallen was, was de paniek van mijn moeder, die met mijn zusje en mij na Dolle Dinsdag met de trein naar Duitsland vluchtte. Een overvolle trein met vrouwen en kinderen van leden van de N.S.B. die soms lange tijd ergens bleef staan, zomaar midden in het veld of in een bos. De locomotief werd zelfs beschoten, vertelde mijn moeder altijd. Mijn vader had mijn moeder laten beloven, dat ze niet naar Hamburg of Hannover zou gaan, niet naar een grote stad in elk geval, maar naar Lüneburg. Mijn moeder, nog nooit in het buitenland geweest, zal gekweld zijn door de vraag, wáár ze moest overstappen. Als er al een trein was....
Toen het een klein jaar geleden bij mij de oorlog uitbrak, kwam ik voor het eerst in contact met s.w.h. Na een eerste telefoongesprek kreeg ik materiaal toegestuurd; daarop volgden langere telefoontjes, een intake-gesprek en deelname aan een gespreksgroep, en recent meedoen aan een bijeenkomst van familieopstellingen. Daar staat in één zin zo'n enorm aanbod! Het is voor mij heel belangrijk geweest in dit jaar, het heeft me heel erg geholpen. Ik heb het opnieuw ervaren als een comingout, en dat er mensen zijn en een plek is die dat een stuk makkelijker maken, helpen daar enorm bij.
De blik van de oude man riep in mij een herinnering wakker, die ik me nog nooit bewust herinnerd had. Ik ben er zeker van dat hij zijn eigen, waarschijnlijk nog verschrikkelijker, ervaringen had met overvolle perrons en treinen. ♣
Bedankt Paul, Marijke, Lucia, Wil, Wendela, en anderen! Groet, Jaap Dijkhuis, Amsterdam ♣
8
Jubileumbijdragen Persoonlijke Bevrijding Hoe leerde ik de werkgroep Herkenning kennen? Nel Baltissen Vanaf 1965 was ik werkzaam bij het Algemeen Maatschappelijk Werk. De eerste 18 jaren deed ik uitvoerend werk; de laatste 11 jaren werkte ik vanaf 1983 als staffunctionaris. In deze laatste 11 jaren kreeg ik als staffunctionaris enkele malen een brochure van Herkenning in mijn postvak. Ik las deze goed, bestelde telefonisch een exemplaar voor elk A M W-team en bewaarde het eerste exemplaar zorgvuldig. Ik zorgde ervoor dat bij elk team deze informatie in het rek kwam en daar liet ik het bij. Een aantal beroepskrachten was geïnformeerd omtrent mijn verleden, de meeste wisten van niets. In 1993 werd het werk me teveel. De term bum-out was nog niet bekend, dus ik was overspannen. Eindelijk eens tijd om naar de radio te luisteren. Daar vernam ik dat de NIZW, (Nederlands Instituut Zorg en Welzijn) twee rapporten had uitgegeven onder de titel: 'Onderzoek kinderen van foute Ouders;' én 'Onderzoek Hulpverlening aan kinderen van foute Ouders.' Mijn eerste reactie was: 'Jammer dat ik daaraan niet heb meegewerkt.' 'Jammer, dat ik dit niet wist!' Mijn tweede reactie was: Trein naar Utrecht nemen en de NIZW-rapporten ophalen. Mijn derde reactie was: lezen, mijn mening vormen en reageren. Ten behoeve van het project was er door het NIZW samengewerkt met de Werkgroep Herkenning. Herkenning was dus ook genoemd in de eindrapportage. In mijn reactie naar het NIZW heb ik ook Herkenning genoemd. Wat heeft de Werkgroep Herkenning voor mij betekend? Ik had nooit eerder op de brochures van Herkenning gereageerd, omdat ik dat toen nog niet kon. Als ik "Kind van foute ouders " zag staan, klapte ik dicht. Ik was dat wel; dat voelde wel zó; ik voelde me zelfs lange tijd een fout kind, maar ik wilde daar allemaal niet aan. Een ander (bijvoorbeeld de werkgroep Herkenning) mocht dat dus zeker niet zomaar op een brochure zetten; dat ging me te ver! Fatsoenshalve vond ik toch dat de Werkgroep Herkenning een kopie moest hebben van mijn reactie naar het NIZW. Zo is het gekomen!!! Het puur 'papieren'- contact werd binnen één week een persoonlijk contact. Mevrouw Tine Bookelman en een heer (naam?) kwamen op bezoek. Zij zagen kennelijk wel wat in de reactie van mij. Toen had het heel vlug kunnen gaan, ware het niet dat ik nog terug in het werk zou gaan tot 1 juli 1994. We spraken af dat we per oktober 1994 weer contact zouden hebben. In april 1994 besloot ik deel te nemen aan het landelijk weekend van Herkenning. Tine heeft me toen 'kort maar krachtig' ingewerkt. Het 'zijn' met lotgenoten deed me goed. Het weekend had veel betekenis voor mij en de andere deelnemers. Het werd me duidelijk dat ik door opleidingen, supervisie en trainingen al aardig wat aan mezelf en mijn verleden gewerkt had. Dat weekend gaf me een 'bevrijd' gevoel. Ik werd me meer bewust van het bevrijdingsproces in mij door mijn eigen inbreng en de inbreng van andere groepsleden. Die bewustwording was voor mij toen een rijke ervaring. 9
Jubileumbijdragen Tijdens dat weekend heb ik de waarde ontdekt van contacten met lotgenoten.
Vanaf groep 7 doe ik dat samen met Anton. Ons einddoel is de uitspraak van Nagy: 'Een verwerkingsproces kan voltooid genoemd worden, wanneer men in staat is zich het trauma te herinneren op het moment dat men dat wil en tevens, wanneer men in staat is om zich op andere zaken te concentreren in het geval men daarvoor kiest. ' Zo mooi had ik het niet kunnen bedenken en verwoorden.
Hoe probeer ik nu van betekenis te zijn voor lotgenoten in Brabant? Als regio-coördinator Brabant stelde ik mezelf met mijn kwaliteiten en beperkingen beschikbaar. Ook ons huis en onze telefoon was beschikbaar. Ik wilde wel iets. Er moest in Brabant ook een mogelijkheid komen voor lotgenoten - contacten. Hoe pak je dat aan? Mijn weekend-ervaring zat nog vers in mijn geheugen. Dat gunde ik anderen ook.
Zoals u met mij én ons zult concluderen: er is nog het nodige werk in de Brabantse provincie. Wij gunnen van harte alle Brabantse lotgenoten dit bevrijdingsproces.
Inmiddels was mij bekend dat er in andere regio's ook met lotgenotengroepen gewerkt werd. Ik hoefde dus het wiel niet opnieuw uit te vinden. Daarnaast had ik door mijn werk al veel met groepen gewerkt. Ook die rijke ervaring kwam me goed van pas.
♣
Mijn uitgangspunt werd: alle kinderen van ouders, die in de oorlog een politiek foute keuze hebben gemaakt, hebben recht op een 'bevrijdingsproces ' in contact met hun lotgenoten. Daar wil ik me in Brabant actief voor in gaan zetten. In januari 1995 is de eerste groep gestart. Inmiddels zijn we ruim 7 jaar verder en werken we in de 8e Brabantgroep aan elkaars bevrijdingsprocessen. Daarbij nemen we ook als uitgangspunt, dat we bij onszelf moeten beginnen. Er is plaats voor oude kwaadheid en misschien wel woede; voor ons verdriet, onze pijn en teleurstelling. Vaak zijn we ons oergevoel kwijtgeraakt en zitten onze blanke pitten in erg ruwe bolsters, waar we eerst doorheen moeten en waar we woorden aan moeten kunnen geven om vervolgens aan ons eigenlijke bevrijdingsproces te kunnen gaan werken. Dat vraagt tijd en veel geduld en energie van alle groepsdeelnemers. Vanaf de tweede groep schiepen Deetje en ondergetekende de voorwaarden hiertoe.
www.werkgroepherkenning.nl 10
Jubileumbijdragen Wat heeft Herkenning voor mij betekend? Ellen Kwant In 1994 ben ik per ongeluk over het oorlogsverleden van mijn familie gestruikeld. Mijn grootouders van vaderskant bleken in de oorlog beide lid van de NSB te zijn geweest, en waren na de oorlog geïnterneerd. Mijn vader was eerst lid van de Jeugdstorm, en later van de Hitlerjugend, waardoor hij terechtkwam bij de Landeinsatz in Pommern. Het laatste deel van zijn jeugd bracht hij door in een kindertehuis annex heropvoedinggesticht De vader van mijn moeder was voor de oorlog al kaderlid van ultrarechtse splintergroepen, en in de oorlog Obersturmbahnführer bij de SS, daarin enorm gesteund door zijn vrouw. Door die ideologische keuze kwamen hun oudste kinderen aan het einde van de oorlog in Duitsland terecht, in situaties van geweld en enorme chaos. Ook deze grootvader werd na de oorlog enkele jaren geïnterneerd. Van zijn gezin bleven vreemden over die toevallig op hetzelfde adres woonden. In deze wereld van hokjes, en een duidelijke verdeling in wit & zwart, goed & fout, was het een ongelofelijke schok om te ontdekken dat al mijn grootouders en mijn vader in het hokje “fout” thuis hoorden. Eén van mijn eerste gedachten was: ”betekent dit nu dat ik ook een slecht mens ben?”. Het heeft mij een aantal jaren gekost voor ik besefte dat dit niet zo was. Ik ben wie ik ben; goed of slecht. De ideologische keuze van de generaties voor mij, staat los van mij. Wat overigens niet wil zeggen dat ik er naar mijn omgeving toe heel open over ben. Ook op mij drukt toch nog de schaamte. En vaak vind ik mezelf inderdaad slecht, maar niet om hun keuze. In de afgelopen jaren heb ik veel gehad aan Herkenning, waar ik in 1995 lid van ben geworden. Zoals zovele dingen in mijn leven, gaat ook mijn betrokkenheid bij de werkgroep op en neer. Er zijn perioden dat ik veel behoefte heb aan Herkenning, aan bezig zijn met. Er zijn ook perioden dat ik er weinig mee doe, en ik andere prioriteiten stel. De perioden van betrokkenheid wisselen ook qua behoefte. Soms is Herkenning het warme nest waar ik dan behoefte aan heb, en niet meer dan dat. Gewoon een plek waar ik mezelf kan zijn (voor zover ik dat überhaupt kan), waar ik niet het idee heb dat ik iets achter hou, waar er geen geheimen zijn. In de perioden dat ik behoefte had om er mee aan de slag te gaan, ben ik bij landelijke weekenden geweest, bij nieuwelingendagen, bij specifieke derde generatiebijeenkomsten en dit jaar ook bij de herdenking in de Grote Kerk in Amsterdam op 4 mei. Tijdens die bijeenkomsten is Herkenning een plaats en een gelegenheid geweest waar ik kon verwerken, mijn verhaal kwijt kon, en mijn stukje oorlog een plek kon gaan geven. Al klinkt dat misschien gek voor iemand die geboren is in 1969. Natuurlijk, de oorlog zelf is het verhaal van mijn grootouders en ouders. Echter, alles wat zowel de oorlog als door hun keuze daarin de periode er na hen ‘geleerd’ heeft over zichzelf en de wereld, hebben ze aan mij meegegeven. Het heeft mij voor een belangrijk deel gemaakt tot wie ik ben. Een angstig, wantrouwig mens met problemen op het gebied van zelfvertrouwen, vriendschappen, relaties en autoriteit, en weinig vertrouwen in de mensheid in zijn algemeen. Niet alles bepalend; mijn karakter en eigen ervaringen hebben hier ook aan bijgedragen. Kijk ik bijvoorbeeld naar mijn broer, dan zie ik toch een heel ander soort mens die op zijn eigen manier met de dingen omgaat, en geen moment wakker gelegen heeft van zijn “foute” familieleden. Aan hem is Herkenning niet besteed. En zoals hij, zijn er velen. Voor mij, en leden zoals ik, is Herkenning geweest wat de naam al zegt: een plaats van herkenning en begrip, van aandacht, ruimte, een luisterend oor, en warmte.
♣ 11
Jubileumbijdragen ‘Van Herkenning naar erkenning’ Els Staal Mijn eerste telefoontje met Herkenning heeft ruim vijf jaar geleden plaats. Wat vind ik dat eerste contact eng! Direct erna is er een grote opluchting, ik voel me verwelkomd door de rustige, warme stem van iemand die echt luistert. Ik zit in een depressie en heb een 'specifiek oor' nodig die ik bij mijn psychotherapeut niet vind. De plaatsing van m'n brief in het Bulletin is voor mij een eerste therapeutische stap naar zichtbaar durven worden binnen een veilige groep waar ik minder bang ben buitengesloten te zullen worden. Het allerergste vind ik het moment waarop ik 'mijn' verhaal aan de anderen moet vertellen, in de eerste groep van derde-generatiegenoten in september '96.
Van structureel belang is ook de zelfhulpgroep waarvoor ik in de winter '96-'97 tien retourtjes Parijs-Amsterdam maak. In een warme huiskamer met veel thee en heel veel koekjes passeren diepgaande onderwerpen de revue. In deze gemengde tweede- en derdegeneratiegroep vind ik veel ondersteuning voor het tijdelijke stoppen van contact met mijn ouders, en voor het bezoek aan het Ministerie van Justitie waar ik de dossiers van mijn grootouders inzie. Frappant zijn de overeenkomsten van de problemen in de twee generaties, die in onze groep niet tot wrijving maar tot begrip leiden. In '97 vraagt Hans Donkersloot me een stukje te schrijven over het derde-generatie 'clubje' naar aanleiding van onze presentatie tijdens het landelijk weekend. Van Hans heb ik het gevoel dat hij ons serieus neemt, hij stelt vragen, toont zich bijzonder betrokken. Hij zoekt actief mee naar een structuur waarbinnen onze generatie zich kan vinden in Herkenning. Ik mis hem wanneer hij er ineens niet meer is. Datzelfde weekend in '97 lunch ik ook met Wim Scheurer, hij stelt voor een aantal interviews met derde-generatie-leden voor het Bulletin te schrijven en vraagt me of ik als eerste hieraan wil meewerken. Ik praat over de moeilijke relatie met mijn ouders, en over de herhaling van gedrag die door de generaties heen loopt. De term 'transgenerationele traumatisering' ken ik dan nog niet. Wim had later graag een tweede artikel willen schrijven over het hervonden contact met mijn ouders, en het doorlopen proces in de tussenliggende periode van afstand. Helaas kan hij dat niet meer, ook dit verlies raakt me diep.
M'n mond valt open van de herkenning in deze 'ja-knik' groep en vanaf dat moment ben ik, voor zover dat mogelijk is vanuit het buitenland, een paar jaar een grage Herkenningaddict. Ik heb heel veel aan deze derdegeneratiegroep waarin we ons hart kunnen uitstorten, kunnen constateren dat we niet de enigen zijn die worstelen met zware of moeilijke problematieken. Ik voel met verschillende deelnemers van deze groep een sterke band, vertrouwen en begrip, wat maakt dat ik meestal popel om weer aan de volgende bijeenkomst deel te nemen.
Contact met Gonda Scheffel-Baars leidt in '98 tot een artikel over de derde-generatie in het 12
Jubileumbijdragen Internationaal Bulletin. Ik voel me binnen Herkenning als een vis in het water, een betere omgeving om me te kunnen uiten en me gehoord en gezien te voelen had ik niet kunnen kiezen.
*De bijeenkomsten met anderen, binnen ons derde-generatieclubje en binnen de zelfhulpgroep hebben me een specifiek referentiekader geboden die ik in de algemene hulpverlening en onder goede vrienden niet gevonden heb.
Na elke nieuwelingen-dag en na de landelijke weekenden voel ik me bijgeladen, elke keer herken ik elementen bij anderen, en erken ik nieuwe stukjes van mezelf. In April 2000 neem ik weer deel aan het weekend. Daarna merk ik dat er iets veranderd is in mij, ik ben niet meer dagelijks bezig met de materie, ik duik vol enthousiasme in m'n studie creatieve therapie, en ik voel niet meer de behoefte om naar Herkenning te gaan. Het is een nieuwe gewaarwording, het voelt als het achter me laten van een pleegfamilie die me geholpen heeft om eindelijk m'n eigen weg in te slaan.
*De ondersteuning die ik binnen Herkenning gevoeld heb heeft me geholpen mijn eigen verdriet, woede, recht tot bestaan, tot grenzen stellen en tot ontplooiing te erkennen. Het heeft me geholpen mezelf erkenning te geven. Hoewel ik niet meer actief aan bijeenkomsten deelneem, heb ik een aantal contacten kunnen opbouwen waarvan ik weet dat ik er voor hulp aan kan kloppen als dat nodig is. Naast deze vangnetfunctie voel ik ook de gegroeide warmte en vriendschap met lotgenoten.
Terugkijkend zie ik verschillende functies die Herkenning voor mij heeft gehad:
Ik hoop dat Herkenning blijft doorbestaan, voor de tweede en de volgende generaties. Kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen blijven er bij gebaat dat er over het verleden gepraat wordt, en dat er een plek is waar ze hulp, ondersteuning en erkenning kunnen vinden.
* De opvangfunctie is de allerbelangrijkste geweest. Het gehoor en de veiligheid die ik gevonden heb in een periode waarin ik me heel kwetsbaar voelde waren voorwaarden voor mij om zo lang en zo vaak te kunnen komen als voor mijn helingsproces nodig was.
♣ * Het Bulletin is een plaats geweest waar ik m'n verhaal en ideeën kwijt heb gekund, en zichtbaar heb kunnen maken.
www.werkgroepherkenning.nl
13
Jubileumbijdragen Het Schimmenspel L.A. Muzák Vanuit Stein (Pfitschertal) zijn we, 1100m stijgen, gaan lopen naar het Gliedersjoch (2672m) om vervolgens naar Pfunders af te dalen. Met de bus zijn we naar Nidervintl (755m) gereden en vandaar omhoog naar de Starkenfeld Hütte (1930m). Maar voordat we zover waren moeten we het Gliedersjoch zien te bereiken. Het was warm. Plotseling stond er een man voor ons. “Warum wollen Sie um dieser Zeit hier hoch steigen”, vroeg hij. “Kennen Sie dass Gelände zu den Joch”, vroeg ik. “Nein aber Sie hätten glück mit diesem Wetter, vielleicht kommt kein Gewitter, aber sie sollen nicht hoch gehen es ist gefährlich”, zei hij weer. Op mijn vraag of er achter de pas nog hutten of schuren zijn, werd op een botte manier en niets zeggend gereageerd. Zonder noemenswaardige plichtplegingen ging ieder zijn eigen weg, wij richting Scharte en hij hopelijk naar het veilige dorp beneden in het dal. Kreunend en steunend werd om 19.30 uur de Scharte bereikt. Er achter lag een makkelijk begaanbaar terrein met een meertje, omringd door hoge bergen. In eerste aanblik een klein paradijs. Het werd tijd om een slaapplaats te zoeken, het probleem was dat er nergens een goede plek te vinden was. Uiteindelijk, vlak bij de beek en tussen rotsblokken ingeklemd hebben we ons slaapkwartier ingericht. De bewolking verdween langzamerhand en na het eten bij het in de bivakzak kruipen bleek dat we ons in een duizend sterren hotel te ruste hadden gelegd. De stilte van de nacht was voelbaar. Al het materiaal wat we bij ons hadden we in plastic verpakt en in de rugzak onder de regenhoezen gelegd, want stel je voor dat het toch nog gaat regen. Zo nu en dan voel ik Yvonne tegen mij aandrukken. Een vertrouwd gevoel, af en toe hoorde ik een geruststellende geknor. Plotseling die ster, enorm groot. Ik schrok wakker, althans dat dacht ik. Droom ik? Verwarrende beelden drongen stilletjes tot mij door. Een beek viel brullend omlaag. Een kind lag op de sneeuw, roerloos, ogenschijnlijk vredig te slapen. Een oudere man, zijn vader, lag er onmachtig naast. Waarom deed hij niets. De beelden losten op in de nevel voordat ik een antwoord kon vinden op deze vraag. Pijn in mijn heup en ellebogen was de oorzaak dat ik half wakker werd. Ik probeerde te kijken. De pijn verdween en de mist kwam er voor in de plaats. Ik zak weer weg in een rusteloos draaien, maar kan geen kant op. Gevangen op deze plek gleden mistige beelden voorbij. Een kind wandelt door Rotterdam. Veel puin, kapotte huizen; somber kijkende mensen lopen kriskras door dit verwoeste landschap. Niemand die vraagt waar ik naar toe ga. Ik moet het maar alleen uitzoeken, zoals gewoonlijk. Van een enkel huis probeer ik de deur te openen. Als dat lukt zie ik niets, slechts puin en een vreemde geur. Dolend door dit verwoeste landschap zoek ik verder. Ik struikel, val op het puin en wordt met een schok wakker en zie niets dan nevel en schrik van de schimmen. Het zijn rotsblokken, stilte of toch niet? Zachtjes hoor ik de adem van Yvonne vlak bij mijn oor. Ik probeer voor de zoveelste keer te draaien. Half slapend gaat het verder. Uit de verte klinken zachtjes de geluiden van koeienbellen door. Weer zijn daar de Schimmen die in mijn slaap binnen dringen, ze zijn voor mijn gevoel niet bedreigend, maar ze zijn wel onrustig, ze laten niet los. Ver weg rollen stenen naar beneden, het geluid komt mij bekent 14
Jubileumbijdragen voor. Wij klimmen in de Alegne. Een kreet of was het een schreeuw. Een klap, gekraak van brekende botten, stilte. Niets te redden, een leven is voorbij. Ontredderd staar ik naar mijn eerste (klim) dode, niet wetend dat er nog een aantal zullen volgen. Wat is er mis gegaan? Ik hoef het niet alleen op te knappen, gelukkig zijn we met vrienden. Morgen moeten we een lange afdaling maken van zo’n 1800m. Ik voel weer de pijn in mijn ellebogen, ze zijn versleten, het stelt mij
Alle Menschen werden Brüder. Een utopie bedenk ik. De warmte van de Tasman Saddle Hut gevuld met Australiërs en Nieuw Zeelanders is weer voelbaar. De angst dat het weer gaat stormen of nog erger wordt enigszins verdrongen. De geesten komen er weer aan. Weer die chaos; ongevallen, doden; zoeken naar wat! Soms neemt de paniek groteske vormen aan, dan is er weer absolute rust, stilte. Omringd door nevel dalen we af. In de verte klinken bellen van koeien. Langzaam dalen we af naar een nieuw begin van een nieuwe dag. De zon verwarmt ons schuchter. Een boerderij. Twee kinderen, jongetjes, poseren voor de camera. Hoe oud zouden ze zijn? Tien, twaalf, dertien jaar? Wat deed ik op deze leeftijd. Vermoedelijk was ik veel bij Oma, zoals zo vaak. Verder naar naar Pfunders, het dal waar we door lopen is prachtig groen en stil. Het is een uithoek. Bij de eerste bushalte drinken en eten we wat, een leuk meisje (12j?) brengt de bestelling en een busboekje. Op één of andere manier word ik geroerd door dit kind. Meisjes op deze leeftijd zijn veelal leuk en aardig. We wachten tot 12.30 uur het moment dat de bus komt. Ik word weer uit een droom gehaald als hij arriveert. In de bus geniet ik van het gesprek met de chauffeur, wij zijn de enige passagiers. Hij verteld dat het goed is dat Italianen uit het Zuiden naar het Noorden komen en hun lossere levensstijl bij de Noordelijke Bergbewoners (landgenoten) brengen. Vintl. Uitstappen. Jammer dat het gesprek is afgelopen, weer een afscheid van een aardig mens.
droevig als ik weer wakker wordt. Het is waarschijnlijk de zelfde pijn die Yvonne moet voelen in haar knieën. Daar is het weer, een kind ligt stil op de grond, een man ernaast; is dat zijn vader vraag ik mij af? Weer moet ik het alleen uitzoeken, ik weet niet goed hoe, probeer wat maar het lukt niet zo best. Ik zie geen gezichten. Waarom kan ik hem niet helpen? De paniek en de onrust wordt almaar erger. Een man loopt in een verwoest landschap op zoek naar iets. Het kind staart via de deur in de verte naar de ongereptheid van een woest berglandschap. Tonen van muziek komen uit het gesteente langzaam door de nevel te voorschijn. Een chaos van klanken dringen zonder enige structuur door, nevel en sterren zijn de componisten. Voor de zoveelste maal ontwaak ik uit een sluimertoestand, ik voel mij een beetje moe, waarschijnlijk komt dat van de harde ondergrond. Het is helder, sterren knipogen in een perpetuum mobile beweging. De geesten zijn verdwenen. Rust.
We lopen van de drukke verkeersweg via de stille paden omhoog richting onze slaapplaats. Het is warm, benauwd zelfs. De herrie van het verkeer beneden in het dal wordt steeds minder naarmate we hoger komen. Het is een lange dag. Ik zie de worsteling van Yvonne onder de huidige ongunstige omstandigheden, ze is moe en de warmte is drukkend. In razend tempo ben ik mijn planning aan het bijstellen. Naar een hut is het te ver. De tijd verstrijkt en vermoeidheid en honger eisen hun tol. Na de vele varianten als onhaalbaar te hebben afgedaan, richt ik mij op de alm waar volgens de kaart een aantal schuren staan. Tot nu toe kloppen de gegevens op de Tabacco kaarten. Om 19.30 uur bereiken we een schuur. Rondom lopen vele koeien. De kleine boerderij bovenaan de helling bleek na inspectie gesloten te zijn. Dus de 15
Jubileumbijdragen schuur. Hierin bleek een forse laag hooi te liggen. Bivakzak en slaapspullen werden neergelegd. Op zo’n 200m was een beekje waar we water konden halen en ons konden wassen, want na al dat zweten en zwoegen was dat een verademing. Tijdens het koken genoten we van een prachtige zonsondergang. De koeien konden hun nieuwsgierigheid niet in bedwang houden en stonden dan ook in rotten van 10 voor de ingang klingelend het eten uit de bek te staren. Op ons verzoek om de afwas te doen gingen ze slim niet in. Slapen. Stilte, in de verte klingelen de bellen van de koeien. Op dit ritme vallen we in slaap. Het landschap verandert. Schimmen komen weer terug. Zijn dit de oude of nieuwe schimmen van de afgelopen dagen. Het zijn kinderen. Zij leven, ze zijn niet dood. Soms schrik ik wakker van een vreemd geluid. Stil blijf ik liggen. Het vertrouwde geluid van Yvonne (soms knort ze) stelt mij gerust of er loopt een koe rondom de schuur. Soms zijn er vreemde geluiden die ik niet thuis kan brengen, in de kast met geluiden ontbreken er een aantal bemerk ik. Weer die vreemde geuren. Ineens herken ik het. De geur van een rottend karkas. We dalen met een trouwe vriend af, na een mislukte beklimming. Veel vers gevallen sneeuw. Het is eindelijk na twee dagen opgesloten te zijn geweest mooi weer. We genieten van de prachtige omgeving. Dit is leven. De stank komt ons te gemoed. Ik hoor de klanken van muziek die bij de dia’s gevoegd zijn. Geboorte van Pia. Bivak met Henk. Palu overschrijding. Graat van Piz Bernina 10 jaar later met Herman. Angst. Ziekmakende angst. Bevroren sta ik op de graat. Er is geen weg terug. Afspraak is afspraak. Hoe komen we hier levend uit, weer moet ik het alleen uitzoeken. De top, eindelijk. Na 4 jaar angst en eenzaamheid “sind wir zurück in die Berge”. Het eerste deel van de afspraak is afgerond. Gecontroleerde emoties krijgen de vrije loop. Terug naar de hut. Langzaam, gespannen, iedere stap controlerend gaan we terug naar de hut. Nevel, mist omhult ons op de graat. Dit mag niet mislukken. De Italianen zijn goed voor ons. Gevoelsmatig is deze tocht een klassiek voorbeeld hoe een tocht moet gaan, alles klopt in de kleinste details en tot op de minuut. Op weg naar huis moet Herman rijden. Ik voel me doodziek, waarschijnlijk van de spanning. Morgen lopen we verder naar de Peitlerkofel - Geislergruppe - Grödner Joch en Pass Pordoi. Pas Pordoi met zijn gebouw ter nagedachtenis aan WO 1 en WO 2. Mijn vader had hier ook kunnen liggen. Zwijgende figuren lopen door een woest landschap. De zon, we stappen het bos uit een open vlakte op, in de verte de Peitlerkofel en de Geislergruppe. Strijdtoneel van veel ellende. In de nacht hoor ik een vaag geluid. Onze Lagergenoten zijn het niet, die slapen. Yvonne hoor ik, op het stapelbed onder mij, rustig ademen. Waar komt dat geluid dan vandaan? Plotseling dringt het gekletter van regen tot mij door. We liggen vlak onder het dak. De hut trilt. Het dak klappert. Lichtflitsen komen het Lager binnen. Donderslagen. Een diep gebrom en gerommel komt langzaam dichterbij. De hut trilt op zijn grondvesten. De wind explodeert. Nieuw Zeeland, de Tasman Saddle Hut. Ik beleef het verblijf met nog 14 lotgenoten opnieuw. De orkaan beukte tegen de hut. De Nieuw Zeelanders en Australiers lagen te ronken met proppen in hun oren. We kunnen geen kant op. Wachten, alsmaar wachten, geduld hebben, op de dingen die komen, of niet komen? Stilte, alleen het rustig ademen van de anderen is tussen door hoorbaar. Buiten is de wereld in nevelen gehuld. Verwarring, wat doen we. Niet weggaan, geduld hebben. Eindelijk dalen we af naar de wereld van de zon. Het bos ligt er fris bij na de regen van de afgelopen nacht. De geuren zijn verrukkelijk, geen kadavers, geen geuren die met een ander leven verbonden zijn. We dalen af naar de wereld van de zon. Volgend jaar komen we terug, de queeste is nog niet afgelopen. Augustus 1999, ergens onderweg naar Venetië.
♣
16
Jubileumbijdragen Wat heb ik aan de werkgroep Herkenning gehad? Teun Diemont Enkele jaren geleden heb ik mij aangemeld voor een praatgroep van de Werkgroep Herkenning. De aanleiding waren huwelijkse problemen. Problematiek die eerder thuis hoort bij een therapeut dan bij de werkgroep, zou je zo denken. Klopt, echter op momenten van persoonlijke crisis is er ook steeds sprake van een bemoeienis van het oorlogsverleden van mijn (groot)ouders met de dan actuele situatie. In de vorm van dromen, herinneringen, gesprekken met vrienden etc. wordt een oorlogsverleden waar ik persoonlijk geen deel van heb uitgemaakt, manifest. Nu achteraf besef ik mij dat het niet zozeer het oorlogsverleden is waar ik last van heb als wel het feit dat ik op crisismomenten in mijn leven niet terug kan vallen op familieleden. Met familieleden heb ik geen of nauwelijks contact. Je probeert een verklaring te vinden voor dit gemis. Het hebben van een verklaring maakt het immers makkelijker om de zwaarte van het moment te dragen. Voor mij was het oorlogsverleden van mijn ouders zo’’n verklaring. Op die miezerige septemberavond dat ik onderweg was naar de eerste lotgenotenbijeenkomst had ik nog geen weet van de functie van dit oorlogsverleden van mijn (groot)ouders in mijn leven. Dat ik ooit het betreffende adres gevonden heb, mag een godswonder heten. Mijn weerzin tegen dergelijke bijeenkomsten kende geen grenzen. De mensen die ik er trof bevestigde mijn idee van dergelijke lotgenotengroepen. Het woord alleen al en daar moest ik deel van uit maken? Al op de eerste avond was ik onder de indruk van de openheid van de deelnemers over het verleden van hun ouders. Openlijk praten over het verleden, mogen klagen over wat je aangedaan is, luisteren naar de problemen van anderen; het maakte dat ik gefascineerd raakte door deze mensen. De moed die zij hadden om naar deze groep te komen! Ik moest wel terugkomen op mijn bezwaren. Ik moest accepteren dat mensen hun verleden op hun wijze beleefden. En belangrijker was dat ik mijn verleden mocht beleven zoals ik het vertelde. Over waarheid werd niet gesproken. De pijn die anderen hadden en die voor mij invoelbaar werd, was de chemie die ons als deelnemers verbond. Vragen over waarheid en moraal, die een gesprek zo kunnen afleiden van het onderwerp, hoefde nu niet besproken te worden. Wat ik zag gebeuren was een transformatie van de deelnemers in personen die op een bepaalde manier aangeraakt waren door de geschiedenis van hun voorouders. De littekens werden zichtbaar gemaakt. Ik besefte voor de eerste keer in mijn leven wat trauma’’s zijn. Wat deze betekenen voor die mensen die er mee moeten leven. En ik denk dat dit besef vooral werd ingegeven door het feit dat ik mij niet buiten de problematiek kon opstellen om op een veilige manier naar het gebeuren te kijken; ik was één van hen. Later heb ik deel uitgemaakt van een werkgroep geschiedenis. Doelstelling en middelen bleven onduidelijk. Het leidde tot ergernis, ruzies en uiteindelijk opheffing van de groep. Maar ook nu weer moet er iets gebeurd zijn dat het waard maakte om tot het einde deel uit te blijven maken van die groep. Was het omdat het gesprek in de groep aansloot bij mijn studie? Ik studeerde maatschappijgeschiedenis in Rotterdam. Een van mijn bijvakken was de historiografie van de laatste 50 jaar. Geschiedbeoefening en traumatisering was één van de onderwerpen. Dit vanzelfsprekend toegespitst op Holocaust, Shoa etc. Over onze problematiek werd niet gesproken. Ik constateerde dat kenmerken van het Joodse oorlogsverleden ook golden voor de mensen die ik tegenkwam binnen de Werkgroep Herkenning: zwijgen, ontwrichte gezinnen en bepaalde psychiatrische beelden. Recent heb ik nog met een aantal andere leden van de Werkgroep Herkenning gesproken over de (on-) mogelijkheden om een geschiedenisgroep op te zetten binnen de Werkgroep Herkenning. Op de eerste plaats is daar de vraag of geschiedbeoefening bijdraagt aan de oplossing van de problematiek van leden van de Werkgroep Herkenning. Daarmee hangt samen de vraag naar doel en middelen. Ik hoop op niet al te lange termijn meer te kunnen berichten over deze nieuwe activiteit.
♣ 17
Jubileumbijdragen Jammer dat ‘Herkenning’ nog bestaat. www.werkgroepherkenning.nl Een interview met Ruud Schouten door Netty Krook Ruud Schouten was bestuurslid van Herkenning vanaf het eerste uur tot en met vier jaar daarna. Dat heette pas zo toen Herkenning zich in Stichtingsvorm tooide. Hij was erg gemotiveerd om erkenning voor de problemen van kinderen van foute ouders te verwerven. Therapieën hadden hem niet van zijn oorlogstrauma’s afgeholpen. Hij was ervan overtuigd geraakt, dat hijzélf de enige was, die moest uitzoeken hoe hij in de fase van ‘het slachtoffer voorbij’ zou kunnen belanden. Terwijl er toch veel meer slachtoffers moesten zijn.. Zijdelings is hij is nog steeds betrokken bij ‘Herkenning’. Hij is namelijk de webmaster van .nl Zwijgcultuur Zijn motor draaide voor Herkenning destijds fulltime. Hij was (en is) ervan overtuigd dat niet alleen kinderen van foute ouders, maar ook kinderen van Joodse ouders en kinderen van verzetshelden vergelijkbare oorlogstrauma’s hadden opgelopen. “De overeenkomsten zijn bijzonder groot” vindt Ruud, “Veel groter dan de verschillen”. Met een voorbeeld maakt hij duidelijk wat hij bedoelt. “Voor een NSB-kind gold vaak: mond dicht houden. Ook het Joodse kind moest dat van z’n ouders, die beschadigd uit het concentratiekamp waren gekomen en daar niet over wilden of konden praten. Het kind van de verzetsheld mocht geen blamage voor z’n ouders betekenen. Sterk en trots op z’n vader moest ie zijn. Iedereen lijdt armoede want de problemen die dat oplevert worden niet herkend”. Daarom zocht Ruud voor de kinderen van foute ouders aansluiting bij ICODO, het kenniscentrum voor oorlogsgerichte problemen. Herkenning Omdat ICODO zich op het standpunt stelde: Wij zijn er niet voor jullie, is de werkgroep Herkenning opgericht. “Bij ICODO zagen ze ons als concurrent. Wij waren stoorzender. Het zou een blamage zijn als de subsidie voor ons uit hetzelfde potje kwam als voor de goede kant. Ook de kinderen van verzetshelden kregen daar overigens ookgeen onderdak voor hun immateriele problemen”, vertelt Ruud. “Het is nog steeds de heersende mening: jullie horen niet bij ons thuis. Maar ik ben het er absoluut niet mee eens. Daarom vind ik het jammer dat “Herkenning” nog steeds op deze manier nodig is”. Ruud stond en staat daarin niet alleen. Tineke Wibaut, Jodin, verzetsvrouw, was door Ruud bij Herkenning betrokken. Tijdens een van de vaak moeizame vergaderingen kon ze de mensen van ICODO niet overtuigen dat zij juist gevochten heeft in de oorlog tegen dezelfde vooroordelen. Het maakt niet uit wie je ouders zijn. Het gaat er alleen om wie jij bent. Tijdens zo’n vergadering moest ze huilen van ellende over zoveel onbegrip. Voor Ruud is het ideaalbeeld dat er één organisatie is voor kinderen die slachtoffer zijn van de oorlog. Daarmee is niet gezegd dat ‘Herkenning’ geen bestaansrecht zou hebben. Integendeel. Vooralsnog juist omdat de drempel daarvan zo laag is, blijft volgens hem, ‘Herkenning’ nodig. Webmaster Sinds een half jaar heeft ‘Herkenning’ een Website op internet. Het ziet er momenteel allemaal nog erg magertjes uit. Geen plaatjes. Het staat nog in de kinderschoenen en dat vindt Ruud erg spijtig. “Ik heb een voorbeeld-site gemaakt, maar het bestuur heeft zich nog nooit laten horen of zien en zo’n site moet natuurlijk wel door de organisatie gedragen worden”. “Herkenning moet loskomen met z’n commentaar”, zegt hij. “Er moeten op de site verhalen gezet kunnen worden. Controversiële meningen moeten kansen krijgen, wellicht moet er een chat-box komen. De redactie moet beslissen wat er van het materiaal op de website terechtkomt”. Ruud vindt, dat er zo veel mogelijk op moet komen. Reacties moeten (Vervolg op pagina 19)
18
SOTO-onderzoek: drama hulpverlening oorlogsslachtoffers niet verklaard
Jubileumbijdragen (Vervolg van pagina 18)
Door Dr. F.A. Begemann.*
losgemaakt worden. Het moet gaan leven! Zo’n website voor Herkenning vindt hij ideaal. “Ideeën van het bestuur moeten er op en dat moet minstens per maand vernieuwd worden. Als bestuur ben je dan met iets heel concreets bezig. En heel doelbewust”. Een ander groot voordeel van zo’n web-site ziet hij in het feit, dat je het thuis kunt doen, anoniem achter je computertje. “Dat maakt het voor veel mensen makkelijk om eens naar de site te gaan kijken. Het is nóg laagdrempeliger dan Herkenning zélf”. Ruud zou graag, als reactie op de site een stroom van e-mails willen binnenkrijgen, maar hij wéét dat dit heel voorzichtig en héél geleidelijk aan zal verlopen. Tot nu toe heeft één persoon (van de doelgroep) op de site gereageerd en dat deed hij vanwege het feit: “Dat de Webmaster met z’n naam op de site stond”. Ruud vraagt zich daarom, maar ook vanwege andere ervaringen af, of die onpersoonlijkheid van ‘Herkenning’ (niemand meldt zich aan de telefoon met z’n eigen naam) niet negatief uitpakt voor de toegankelijkheid van de werkgroep. Als het aan hem lag zou hij graag zien, dat op iedere bladzijde van het bulletin het website-adres vet gedrukt werd. Aan het bestaan ervan moet meer bekendheid gegeven worden!
Na een ramp of een oorlog is er een discrepantie tussen collectieve en individuele verwerking, zodat er rond de slachtoffers een isolement ontstaat. Je kunt nu al voorspellen, dat het na de aanslag op het WTC in New York net zo zal gaan. In het begin is de hele samenleving getroffen; dan ontstaan er spontaan rituelen, waarin je samen met anderen het verdriet en de ontreddering kunt delen. Maar als na verloop van tijd de terreur wegvalt, normaliseert het openbare leven zich, en zo moet het ook. Maar dat betekent wel dat de slachtoffers, die veel meer tijd nodig hebben om de draad weer op te pakken, alleen blijven. Zo is het ook gegaan na de Tweede Wereldoorlog. In het begin wist iedereen tenminste nog hoe het kwam, dat sommige landgenoten slachtoffer waren geworden. Maar al na enige jaren begon dat publieke besef te vervagen. Dat heeft bij de slachtoffers geleid tot een typerend schaamtegevoel. Want eerst oorlogsgetroffenen proberen ook zij het verleden van zich af te zetten. Maar als ze dan toch door de herinneringen worden ingehaald, merken ze dat aan symptomen: aan huilbuien, nachtmerries, angsten en depressies, waardoor ze de greep op zichzelf verliezen. Dat is niet alleen beangstigend, maar ook schaamtevol.
Waarom hij tot nu toe geen reactie van het bestuur kreeg, is hem niet echt duidelijk. “Koudwatervrees?”, vraagt hij retorisch.
Hoe kun je de slachtoffers uit die schaamte bevrijden? De Nederlandse samenleving geeft erkenning: Beroepskrachten, maar ook vrijwilligers trachten zich voor de verhalen open te stellen, in de hoop dat zo de kloof tussen samenleving en slachtoffer overbrugd kan worden. Daarnaast wordt er geld gegeven, ook dat is een psychologisch middel. Want als je mensen geld geeft, zeg je ze dat ze op grond van hun oorlogservaringen rechten hebben. Zo verandert het zelfbeeld van de slachtoffers: wie rechten heeft, hoeft zich in principe niet meer te schamen.
Netty Krook
www.werkgroepherkenning.nl
Die erkenning heeft, zoals eik instrument, ongewenste neveneffecten. Slachtoffers die zich realiseren rechthebbend te zijn, willen nog wel eens boos, en soms ook wel rancuneus worden. Dat vertaalt zich in allerlei kritiek op de overheid, ook met terugwerkende kracht. Zie de recente
Maar ook: www.icodo.nl www.niod.nl
(Vervolg op pagina 20)
19
(Vervolg van pagina 19)
golf van kritiek op de opvang van de slachtoffers na de bevrijding. Er is een SOTO in het leven geroepen, de Stichting Onderzoek Terugkeer en Opvang, om deze kritiek via een grootschalig historisch onderzoek te toetsen. Op zich is zo'n onderzoek een goed idee, want zo zou je het verhaal van de slachtoffers "in het nationale geschiedverhaal de plaats (kunnen) geven waarop zij recht kunnen doen gelden", aldus de onderzoekers in het onderzoeksplan. Dat zou het isolement rond de slachtoffers inderdaad kunnen verminderen. Maar hebben de onderzoekers hun pretentie waargemaakt? Misschien voor een deel: de vele egodocumenten die zijn opgenomen hebben een leesbaar en voor oorlogsgetroffenen waarschijnlijk ook herkenbaar verslag opgeleverd. Maar over de analyse en de conclusie, waar het uiteindelijk om gaat, ben ik veel minder tevreden. Welke conclusie wordt er dan getrokken? Het beeld van de opvang blijkt genuanceerd te zijn. Dat ligt aan een aantal 'verklaringscategorieën', die maken dat de praktijk van de opvang nogal verschilt, 'van inktzwart tot parelwit'. Ja, dat is natuurlijk niet zo wereldschokkend, dat valt een beetje tegen. Hoe komt dat eigenlijk? Waarom levert al dat onderzoek geen indringend resultaat op? Volgens mij komt dat, omdat de onderzoekers aan één van de verklaringscategorieën', namelijk de individuele perceptie van de slachtoffers, te weinig systematische aandacht hebben gegeven. Als je je werkelijk in die subjectieve perceptie verdiept, kom je onherroepelijk uit bij het isolement rond de slachtoffers, dat nog steeds bestaat, maar waarvan de wortels toen zijn gelegd, in de jaren van de opvang, maar ook in de oorlogsjaren. Want ook toen al was er dat isolement, dat gevoel op een fundamentele manier door de samenleving in de steek te zijn gelaten. En ook toen al bleek, dat dat isolement de slachtoffers extreem gevoelig maakte voor tactloosheid en onbegrip, maar ook voor warmte en meegevoel, die er gelukkig óók waren. Hoe kan dat toch, dat oorlogsgeweld niet voorbij gaat, maar jaren later nog een kloof blijkt te slaan tussen slachtoffer en samenleving? Wat zegt dat over het geweld, en wat zegt dat over de samenleving? Dat zou je willen weten. Want misschien ga je dan eindelijk dat drama van de hulpverlening begrijpen, dat tragische feit dat er toch echt veel voor de slachtoffers wordt gedaan, maar dat het toch steeds maar weer te weinig blijkt te zijn, of net niet het goede, zodat die bitterheid maar blijft bestaan. Waarom hebben de onderzoekers deze lijn niet gevolgd? Ik denk omdat ze zich in het conflict tussen oorlogsgetroffenen en overheid als scheidsrechter hebben willen opwerpen. Vanuit die zelf gekozen rol hebben ze willen vertellen 'hoe het werkelijk is gegaan'. Maar zo zijn ze toch te ver van de slachtoffers af geraakt, zodat er een analyse en conclusie kwamen, die vooral voor historici relevant zijn. Ik merkte tijdens het lezen in ieder geval, hoe blij ik eigenlijk ben met het stelsel van hulpverlening voor oorlogsgetroffenen, dat in Nederland is opgebouwd. Natuurlijk, er is veel kritiek mogelijk, en ik heb wat dat betreft in het verleden als onderzoeker bij de Stichting ICODO mijn partijtje meegeblazen. Maar toch, die maandelijkse beschrijving op de giro is in onze geseculariseerde samenleving het krachtigste symbool dat we hebben. En een beter middel om het isolement rond de slachtoffers te doorbreken is er nog niet. ICODO opent een discussieforum op haar website (www.icodo.nl) waar betrokkenen kunnen tergblikken op hun eigen ervaringen na de oorlog, zich uit kunnen spreken over de zin van het onderzoek, en of het bijdraagt aan hun eigen verwerking van de oorlog. * Freddy Begemann werkte van 1981 tot 1996 als onderzoeker bij de Stichting ICODO te Utrecht. Hij publiceerde tal van boeken en artikelen over de problematiek van oorlogsgetroffenen en hun kinderen. Hij promoveerde in 1995 op 'Erkenning en solidariteit? Een hermeneutische en kritische visie op de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen. Momenteel is hij freelance onderzoeker.
20
SOTO-onderzoek: De Tweede Wereldoorlog: unfinished business Petra G.H. Aarts Toen Jacques Presser zijn monumentale studie over de jodenvervolging ‘‘De ondergang’’ schreef, was hij blij dat zijn onderzoeksopdracht in mei 1945 eindigde. Het ‘‘smartelijke verhaal’’ over de naoorlogse opvang en bejegening heeft hij niet dus niet hoeven schrijven. Dat nu is, in opdracht van de regering, de taak geworden van de Stichting Onderzoek Terugkeer en Opvang (SOTO), alhoewel niet alleen betrekking hebbend op de joden maar op alle ongeveer anderhalf miljoen ontheemden en teruggekeerde oorlogsgetroffenen. Op 1 november werden de eerste twee delen van deze studie aan minister-president Kok overhandigd, waaronder het theoretische en samenvattende boek De Meelstreep. De twee resterende delen verschijnen komend voorjaar. De conclusies van het totale onderzoek zijn met De Meelstreep al voorhanden. En daar valt al het nodige over te zeggen. Nog altijd bestaat er bij grote groepen van oorlogsgetroffenen veel verdriet en onbegrip over de als kil en harteloos ervaren bejegening na de oorlog door een groot deel van de Nederlandse bevolking en de overheid. Berooid, gehavend, en gekwetst waren zij na de oorlog naar Nederland teruggekeerd of doken op uit illegaliteit of onderduik. Indrukwekkend en hartverscheurend zijn de verhalen van hen die op onbegrip, kleingeestigheid en zelfs rancune, vernedering en tegenwerking stuitte. Om zelfs meer dan een halve eeuw na dato dan ook nog moeilijk te doen om teruggave van bezit en banktegoeden en het herstel van rechten, wordt door velen van ervaren als wederom een blijk van harteloosheid en onwil. Er lijkt dan niets veranderd. De opdracht van Kok aan SOTO kan beschouwd worden als de wens om de klachten van oorlogsslachtoffers over hun opvang serieus te nemen en waar terecht de hand in eigen regeringsboezem te steken. Het zou paranoïïde zijn om kwade opzet te vermoeden, als zou Kok c.s., met de geschiedschrijvers aan hun zijde, de klachten van overlevenden bij voorbaat willen wegpoetsen. Toch zijn deze geluiden al voor de start van het onderzoek meermaals gehoord. De opzet was echter toch niet eenduidig. Het onderzoek moest enerzijds tegemoet komen aan de behoefte aan erkenning van veel oorlogsgetroffenen en anderzijds moest het de feitelijke opvang, inclusief de omstandigheden waarin dit plaatsvond, wetenschappelijk (lees: objectief) onderzoeken en beschrijven. Voor SOTO zelf was het ook van belang om de geschiedenis van de opvang van oorlogsgetroffenen in de eerste naoorlogse jaren eindelijk ‘‘bij te zetten’’ in de nationale historiografie van de Tweede Wereldoorlog. Deze complexe achtergrond maakt de positie van de onderzoekers niet eenvoudig. Tussen historische realiteit en de behoefte aan erkenning van ervaringen van de betrokkenen kan immers een kloof liggen. Nu de conclusies van het onderzoek voor ons allen zijn na te lezen, blijkt dat die kloof inderdaad bestaat. Hoewel er aan de waarheid van de verhalen van oorlogsgetroffenen over hun persoonlijk terugkeer en opvang terecht niet wordt getornd, stellen de onderzoekers - eveneens terecht - dat persoonlijke waarheid niet gelijk is aan ‘‘geschiedwetenschappelijke’’ waarheid. Zij menen te hebben aangetoond dat de opvang van oorlogsgetroffenen zeker geen rozegeur en maneschijn was, maar dat dit niet voortkwam uit algemene onverschilligheid en harteloosheid, maar vooral uit overmacht. In het naoorlogse Nederland heersten chaos en schaarste. Daar hadden niet alleen de oorlogsslachtoffers last van, maar het overgrote deel van de bevolking. In heel Nederland waren rozegeur en maneschijn sowieso ver te zoeken. Daarnaast waren de opvattingen over psychisch leed en hoe dit te verzachten heel anders dan tegenwoordig. In alle oprechtheid meende men - inclusief veel oorlogsgetroffenen zelf - dat hard 21
werken aan nieuwe bestaanszekerheid en er niet meer over praten binnen korte tijd zou leiden tot volledig psychisch herstel. Pas sinds enkele decennia zijn wij ons ervan bewust dat dit lang zo eenvoudig niet ligt. Het negeren van traumatische ervaringen, weten wij nu, sorteert eerder een averechts effect. Een te groot deel van de overlevenden lijdt tot de dag van vandaag aan de gevolgen van hun oorlogservaringen. Bovendien dicteerde de tijdgeest toentertijd dat het belang van het collectief dat van de individu oversteeg. De naoorlogse inspanningen waren dan ook gericht op herstel van het economische en sociaal-maatschappelijke positie van de bevolking in zijn geheel. Kortom, het ontbrak eenvoudigweg aan de middelen en inzichten om de terugkerende oorlogsgetroffenen die extra ondersteuning, begrip en aandacht te geven die zij zo nodig hadden. Een en ander sluit volgens de onderzoekers zeker niet uit dat in individuele gevallen de behandeling van teruggekeerden kil, wantrouwend en zelfs vijandig was.
het ‘‘onvergelijkbare’’ leed dat hen in de oorlog ten deel gevallen was. Het was dan ook zinvol geweest wanneer de onderzoekers de geschetste verklaringen niet kritiekloos hadden geaccepteerd, maar dieper hadden gegraven naar onderliggende (re) sentimenten. Wellicht had een multidisciplinaire invalshoek meer duidelijkheid gegeven en de kloof tussen historische en persoonlijke realiteit wat beter gedicht. Terwijl de wereld na de aanslagen van 11 september een ander gezicht heeft gekregen, aldus vele deskundigen, probeert men in Nederland nog steeds een punt te zetten achter een oude maar nog zeer levende historie. Voor een aanzienlijk deel van de overlevenden en hun verwanten staat er zelfs geen komma, laat staan een punt achter de tweede wereldoorlog. Het onderzoek van SOTO heeft daar niet veel aan kunnen veranderen. Petra G.H. Aarts zelfstandig gevestigd onderzoeker
Deze verklaringen klinken alleszins redelijk. Maar zijn ze dat ook?
* De Stichting ICODO te Utrecht heeft een discussieforum geopend op haar website waar iedereen kan reageren op de uitkomsten van het SOTO-onderzoek.
Uiteraard dient de historicus te meten met de maten van de periode van onderzoek en niet met die van de tegenwoordige tijd. Een veel grondiger vergelijkend onderzoek naar terugkeer en opvang in de ons omringende landen was derhalve geboden. In Frankrijk en België bijvoorbeeld heersten evengoed chaos en schaarste. Ook daar waren de opvattingen over psychische trauma’’s en verwerkingsprocessen vrijwel identiek aan die in ons land. Toch waren warmte en aandacht voor de overlevenden van de nazi-vervolgingen daar wel beleid. De oorlogsgetroffenen werden veelal feestelijk onthaald en behandeld en geëerd als oorlogshelden. Compensatieregelingen voor gederfd inkomen en invaliditeit kwamen daar veel eerder en aanzienlijk soepeler tot stand dan in Nederland. Zo was bij ons bijvoorbeeld het officiële regeringsstandpunt dat aangezien de bezetter verschil had gemaakt tussen Joden en niet-Joden, zij nu behandeld dienden te worden als alle andere Nederlanders. Men zag daarbij voorbij aan de 22
Inleiding over het thema Verwerking (terugkomdag Den Bosch, 10 november 2001) Karin Bruggeman De organisatoren van deze dag hadden me gevraagd een korte inleiding te houden over een vraag die ons allemaal af en toe bezighoudt: Wij hebben allemaal ooit contact opgenomen met de werkgroep Herkenning, we hebben deelgenomen aan een praatgroep. Dat is nu een tijdje geleden. Hoe gaat het nu met ons? Hoe staan we nu tegenover het verleden? Zo kwamen wij op het thema 'verwerking'. Wat is dat? Kun je ooit zeggen: ik ben klaar, ik ben vrij, ik heb vrede? Om te beginnen dit: Mensen zeggen wel eens: 'Ik wil er nu langzamerhand wel eens van af! Maar hoe kom je ervan af?' Eerlijk gezegd, volgens mij kom je er nooit helemaal van af. Dat zou, denk ik, zelfs niet goed zijn, want het verleden is een deel van je leven, en een mens zal zijn leven moeten opbouwen met de bouwstenen die hij gekregen heeft. Het gaat volgens mij dan ook meer om de vraag: wat doe je ermee? Hoe ga je ermee om? Er zijn mensen.die doen alsof, alsof het verleden er niet is, alsof het hun niets kan schelen. Dat heet ontkenning. Dat kan heel lang goed gaan, maar vaak krijgt men er op den duur toch last van. Ontkenning is een van de valkuilen waar een mens in terecht kan komen. Het is kennelijk niet onze valkuil, anders zaten wij hier niet. Het gekke is dat je er pas min of meer van af kunt komen als je accepteert dat het verleden er is, als je accepteert dat het leven is zoals het is, compleet met onze familiegeschiedenis en met alle narigheid die daarvan het gevolg was. Hoe doe je dat, accepteren? Dat is een heel proces. Ik beschrijf het in aparte fases, maar die lopen in feite vaak nogal door elkaar heen. Eerst moet je duidelijk weten wat er nu eigenlijk gebeurd is. Dat is niet zo simpel, want wij waren jonge kinderen in de oorlog of wij zijn pas na de oorlog geboren, dus uit eigen ervaring weten we hoogstens een klein deel. En onze ouders waren meestal niet geneigd ons er veel over te vertellen. Het familiegeheim speelt ons hier parten. En wat we van de buitenwereld te horen kregen leek vaak niet te kloppen met het beeld dat wij zelf van onze ouders of van onze ervaringen hadden. Dit zoeken naar wat er gebeurd is, is een belangrijke fase. We zijn er allemaal mee bezig geweest, door te praten met mensen die ons er wat over konden vertellen, door de dossiers van onze ouders of grootouders in te zien, door boeken te lezen, door naar TV-documentaires te kijken, enzovoorts. De vaardigheid om ermee om te kunnen gaan zou je kunnen beschrijven als: 'alles wat eerst niet bespreekbaar was uit jezelf wél naar buiten kunnen brengen, maar er ook rustig over kunnen zwijgen als je dat zelf wilt, dus zonder je ingeperkt, gedwongen of oneerlijk te voelen'. Als je dat kunt, ben je er niet meer de gevangene van. Maar weten is pas een eerste stap. Ook als we alles zouden weten, compleet met motieven en achtergronden, zijn we er nog niet. We moeten ook met onze gevoelens erover in het reine komen. Het is heel normaal dat we naar aanleiding van die vroegere gebeurtenissen woede, verdriet, pijn, boosheid, jaloezie of misschien zelfs trots voelden. Het probleem was dat we dat niet mochten voelen, bijvoorbeeld omdat we onze ouders er niet mee lastig wilden vallen, omdat we erom afgewezen werden als we ze lieten zien, of omdat we bang waren erom afgewezen te worden door onze ouders of door de buitenwereld, of omdat we ons schaamden. We konden er niet over praten en konden die emoties vaak zelfs niet voelen. Of we mochten alleen bepaalde gevoelens hebben (òf boosheid, òf verdriet, òf schaamte, òf trots) maar andere gevoelens waren taboe. Pas als je je gevoelens in een veilige begripvolle omgeving kunt uiten, als die gevoelens er mogen zijn, als dat mag van de luisteraars en van jezelf, dan kunnen ze overgaan. Anders blijven ze zitten, verstenen ze of gaan ze zweren, zodat je er ook op andere plaatsen, ik bedoel bij andere gelegenheden waar ze eigenlijk niet bij horen, last van hebt. Dit is dus de tweede fase (Vervolg op pagina 24)
23
zich overbezorgd voelen, of raken in verwarring door reacties van hun ouders die ze niet begrijpen. Het is een van de belangrijkste oorzaken van de problematiek van de ‘3e generatie' . En hoe denk je dat het voor de kinderen is als ze het ooit van een vreemde te horen krijgen, (of pas op een heel laat tijdstip van de ouders zelf) en ontdekken dat hun vader of moeder nooit genoeg vertrouwen in ze gehad heeft om hun ervaringen en gevoelens met hen te delen? Dat is heel verdrietig...
(Vervolg van pagina 23)
van de verwerking: je bewust worden van je veelsoortige gevoelens over het verleden en erover praten, zodat ze over kunnen gaan. Ik heb zelf ook zo mijn traumatische herinneringen aan de oorlog en de tijd daarna., traumatisch omdat ze zo bedreigend of zo verwarrend waren, en ik heb daar in de loop van de laatste twintig jaren inderdaad over kunnen praten, ze kunnen beleven. Laatst vroeg iemand me: wat heb je nou eigenlijk zo erg gevonden? Tot mijn verbazing wist ik nog wel, dat het om die en die situaties ging, maar ik vond het moeilijk om te vertellen dát ik ze zo erg vond, omdat ze niet meer dezelfde heftige emoties opriepen als vroeger. Ze waren geschiedenis geworden.
In plaats van 'loslaten' kun je ook zeggen 'accepteren' - nu ben ik dus weer bij dat accepteren waar ik het in het begin over had. Ik bedoel daarmee niet: je er slaafs bij neerleggen en stiekem blijven zitten mokken. Ik bedoel ermee: aanvaarden dat het leven nu eenmaal is zoals het verlopen is, waarderen wat het je, ondanks of soms zelfs juist door de ellende toch aan goeds gebracht heeft, en de verantwoordelijkheid op je nemen om er naar beste vermogen iets van te maken, nu, op de plaats waar je nu in je leven staat. Er iets zinvols mee doen dus!
Stel, je kent je gevoelens, je kunt ze voelen, je kunt er over praten. Dan ben je al een heel eind, maar hier ergens kom je een andere valkuil tegen, namelijk dat je erin vast blijft zitten. Vaak is het gemakkelijker en zelfs prettiger om vast te houden aan vertrouwde patronen, want die ken je en je bent eraan gewend en, eerlijk gezegd, ze hebben ook wel eens hun voordelen. Je kunt dus blijven hangen in boosheid, in verwijten naar anderen of in depressiviteit, en dan blijf je gevangen in het oorlogsverleden, dan ben je niet bevrijd en heb je geen vrede.
Voor alle duidelijkheid nog eens: die drie stappen zijn niet precies gescheiden, ze lopen door elkaar heen, en vaak moet je weer terug of val je weer terug naar een vroegere fase of in een oud gedragspatroon. Dat kan teleurstellend zijn, maar het is heel gewoon en menselijk - ik zou haast zeggen: het hoort erbij - en ondertussen kom je toch verder. En misschien moet je af en toe er opnieuw eens een tijdje wat meer mee bezig zijn. Helemaal over gaat het waarschijnlijk nooit, maar er valt wel steeds beter mee te leven.
Voor echte bevrijding heb je een derde stap nodig. Sommigen noemen die stap 'ermee om kunnen gaan', anderen zeggen 'loslaten' of 'er iets mee doen'. Ik wil over alle drie die dingen iets zeggen..
Tot slot zou ik een uitspraak van Nagy, de bekende gezinstherapeut, willen citeren. Hij zegt: “Een verwerkingsproces kan voltooid genoemd worden wanneer men in staat is zich het trauma te herinneren op het moment dat men dat wil, en wanneer men tevens in staat is om zich op andere zaken te concentreren in het geval men daarvoor kiest.“ Daarmee heb je dus je vrijheid terug, kun je zelf je eigen keuzes maken.
Hierbij denk ik ook aan iets wat mensen met onze achtergrond zich vaak afvragen, namelijk 'moet ik het aan mijn kinderen vertellen?' We willen onze kinderen beschermen, maar bovendien vinden we het voor onszelf moeilijk om erover te praten. Dit zijn redenen om erover te zwijgen. Ik denk echter dat hoe meer je het zelf verwerkt hebt, des te gemakkelijker wordt het om erover te praten, omdat je inzicht groter is geworden en doordat de heftige emotionele lading eraf gaat. En wat dat beschermen van onze kinderen betreft denk ik dat zwijgen maar een heel matig soort bescherming is. Kinderen, ook jonge kinderen, voelen meestal erg goed aan dat ouders ergens mee zitten. Als ze niet weten waardoor dat komt heeft dat allerlei gevolgen. Ze gaan misschien denken dat ze zelf iets verkeerd doen, of ze gaan
Dan ben je ook klaar om tot vrede en verzoening te komen. Karin Bruggeman. 12/12/1
24
Internationaal Bulletin NIEUWS UIT NOORWEGEN Op 8 en 9 juni j.l. werden op het NIOD studiedagen gehouden met als onderwerp de twee Noorse onderzoeken met betrekking tot respectievelijk oorlogskinderen met een Duitse vader en kinderen van collaborateurs. Professor Stein Larsen van de universiteit van Bergen zette uiteen waarom hij onderzoek gedaan heeft naar de ervaringen van kinderen van Duitse militairen. Op een bijeenkomst waar een vriend van hem sprak, geboren uit een Noorse moeder en een Duitse vader, maar wel voor 1940 (!), over de moeilijkheden die hij in en na de oorlog als half-Duitser ondervonden had, waren ook Noorse oorlogskinderen aanwezig. Prof. Larsen opende een gesprek met hen en was verbaasd te merken hoezeer zij bezig waren met het zoeken naar informatie over hun vader. Hij had gedacht dat ze het verleden wel zouden willen vergeten. Hij stamt uit een 'normaal' Noors gezin, dat in de oorlog aan de 'goede' kant heeft gestaan en hij is opgevoed met alle vooroordelen tegenover collaborateurs en 'Moffenmeiden'. De zaak van de 'oorlogskinderen' raakte in de vijftiger jaren in de vergetelheid en de Noorse regering heeft daar, naar hij aanneemt, een actieve rol in gespeeld. Waarschijnlijk benvloed door de komst van allochtonen, waardoor de Noorse samenleving meer open ging staan voor 'andere' mensen, begonnen, eind tachtiger jaren, sommige NS-kinderen de publiciteit te zoeken met hun vaak dramatische verhalen over traumatische ervaringen. Uiteindelijk diende professor Larsen, - hij is socioloog - een subsidieverzoek bij de Noorse regering in om een wetenschappelijk onderzoek naar deze ervaringen te doen. In 1997 werd er in samenwerking met de Norgs Krigsbarn Forbund mee gestart. Het verbaasde hem te constateren, dat sommige NS-kinderen vreselijke ervaringen rapporteerden, terwijl anderen aangaven een vrij normaal leven geleid te hebben. Zijn onderzoek is mede van belang, omdat 'de waarheid' inzet is van een rechtsgeding tegen de Noorse staat, aangespannen door enkele leden van de Krigsbarnforbundet Lebensborn (een andere organisatie dan de hierboven genoemde). Zij vragen een compensatie voor het ondergane leed. Het geding startte op 29 oktober, op 7 november kwam de uitspraak: afgewezen. Er wordt wel toegegeven, dat deze kinderen een 'moeilijke' jeugd hebben gehad, maar de daders van de tegen hen begane 'onjuiste handelingen' zijn niet meer te vervolgen, de zaak is verjaard! Politiek en wetenschap moeten zich maar over de zaak buigen. Professor Larsen gaat zijn onderzoek, via enquête-interviews, ook in Denemarken en in Nederland houden. Voor Nederland gaat Monique Diederichs, kind van een Duitse vader, het onderzoek coördineren. In Denemarken neemt Arne Oeland van de Deense Oorlogskinderen Organisatie die taak op zich. Internationale vergelijking kan belangrijke informatie verschaffen over wat er in de diverse landen gebeurd is, waarom en waardoor er verschillen zijn en waaruit de overeenkomsten bestaan. Dr.Baard Herman Borge van de universiteit van Harstad presenteerde bij diezelfde gelegenheid de eerste bevindingen van zijn (enquête)onderzoek naar de ervaringen van kinderen van Noorse collaborateurs, voornamelijk leden van de National Sammlung. Hij legde uit, dat het onderwerp hem trok, omdat men in wetenschapsland meer en meer afstand neemt van de schuldvraag en zich met de vraag gaat bezighouden, waarom mensen aan de 'verkeerde' kant terecht kwamen. Het belang van een dergelijke studie wordt nu door velen ingezien, niet alleen voor de geïnterviewden zelf, maar ook voor de samenleving als geheel en de verwerking van de oorlog. Het héle verhaal moet verteld worden. De verhalen van de kinderen vormen een historische bron van grote waarde. De betreffende personen ervaren een dergelijk onderzoek tevens als erkenning. Een belangrijk punt, aldus Baard Borge, dat ook duidelijk wordt, is dat het hier niet om individuele ervaringen, maar juist om collectieve gaat. De samenleving is er vanaf als men de zaak individualiseert: dan hoeft men niet te kijken naar de verantwoordelijkheid van volk en autoriteiten toen en nu. De discriminatie van de NSkinderen is een publiek onderwerp. (Vervolg op pagina 26)
25
Internationaal Bulletin (Vervolg van pagina 25)
Het is paradoxaal, dat men in Noorwegen nog steeds zo'n moeite heeft met het verleden, terwijl de Noren in vergelijking met andere volkeren weinig geleden hebben, aldus Dr.Borge. Het kan wellicht voortkomen uit het voortduren van de sociale boycot ('ice-front') die tijdens de oorlog begonnen is als reactie op de voornemens van de partij het staatsrechtelijk bestel te veranderen. De Noren hebben zich meer tegen de leden van de Noorse National Sammlung verzet dan tegen de Nazi's. Die sociale boycot is na 1945 voortgezet, nadat vrijwel alle leden van de NS als verrader veroordeeld waren, ook en juist de 'kleine vissen'. Die maatschappelijke veroordeling is volgens Dr.Borge ook mede veroorzaakt doordat Noorwegen nog een jeugdige staat was, in 1940 pas 35 jaar oud. Daardoor was het van levensbelang om Noorwegen in 1945 als hechte eenheid te zien. Met de gebruikelijke overtrokken verhalen over de goede verzetsmensen en de slechte collaborateurs. De prijs voor die eenheid is door vroegere NS-leden en vooral hun kinderen betaald. Er deden zich enkele methodische problemen voor tijdens zijn onderzoek (die bij de enquête van het Historisch Nieuwsblad gedeeltelijk ook opduiken). Allereerst: zijn degenen die benaderd worden representatief voor alle NS-kinderen? Er bestaan geen lijsten van namen, dus je neemt aan wat voorhanden is. Hij constateerde verder grote terughoudendheid, zelfs angst bij de geïnterviewden. De leeftijdsgrenzen vormden een volgend probleem: kunnen mensen geboren voor 1935 erin betrokken worden of worden zij als 'dader' gezien. Verder: wie is een NS-kind? Als een persoon een vader had die bij de SS was, hoort hij er dan bij of niet? De lotgevallen van de Noorse NS-kinderen verschillen niet zoveel van wat kinderen van ... in Nederland hebben ervaren en er bestaan dezelfde grote verschillen tussen leeftijdsgroepen. Bovendien is elk verhaal toch op bepaalde punten anders dan de andere verhalen. Blijft dus de vraag: zijn deze mensen voor het leven getekend door de gebeurtenissen of valt alles nogal mee, zoals enkele respondenten aangaven. Dr.Borge lanceerde de hypothese, dat de kinderen meer geleden hebben dan de ouders. Die konden namelijk kiezen en die kozen uit overtuiging. Ze hadden een ideaal als basis van hun leven. Er bestaan nog steeds verenigingen van vroegere NS-leden, die bijeenkomsten en reünies houden; iets wat in Nederland volkomen onvoorstelbaar is! De kinderen echter missen zowel die basis als de samenhang met lotgenoten. Daar is wel verbetering in gekomen door het starten van diverse verenigingen (ik ken er twee voor NS-kinderen, één voor kinderen met een Duitse vade en één voor kinderen die deel uit gemaakt hebben van het Lebensbornprojekt). De eerste twee groepen zijn maar klein, enkele tientallen leden, de andere vertegenwoordigen enkele honderden leden, meer niet. De geografische omstandigheden maken contacten moeilijk. Ongeveer drie jaar geleden interviewde Dr.Borge enkele leden van Herkenning. Het is de bedoeling dat het onderzoek zich ook zal uitstrekken over Nederland en Denemarken. Er is helaas een aantal factoren die het hele onderzoek vertraagd hebben. Studiedagen als in juni helpen om met vernieuwde moed verder te gaan. Met dank aan Peter Romijn van het NIOD, die de zaken in Nederland organiseerde en die voor ons onderdak vond in het gebouw van het NIOD. (De tijden zijn wel veranderd!)
Gonda Scheffel-Baars
26
Internationaal Bulletin VOORWAARTS MAAR NIET VERGETEN Dat is de titel van een boekje dat uitkwam na een studiedag op 9 juni j.l. in het Vlaamse Parlement en dat de daar gehouden lezingen en discussies bevat. Deze dag was georganiseerd door de groep 'Voorwaarts', een aantal onafhankelijke wetenschappers die zich ten doel stelt de dialoog over de Tweede Wereldoorlog gaande te houden en te objectiveren. Het is de moeite waard om enkele punten te bespreken. Historicus Bruno de Wever gaf zijn lezing de provocerende titel mee: Collaboratie en repressie: de feiten. Als historicus maakt hij meteen duidelijk, dat feiten in de geschiedwetenschap niet bestaan. Het gaat altijd over interpretaties van het gebeurde en over interpretaties van de interpretaties enzovoort. Daarmee is het subjectieve kader aangegeven. Dialoog tussen historici met verschillende interpretaties kan een meer geobjectiveerd resultaat geven. Een eerste belangrijke vraag is: wie waren die collaborateurs en wat bewoog hen tot samenwerking met de bezetter. De Wever houdt zich niet bezig met mensen die uit ambitie of opportunisme e.d. collaborateur werden, maar richt zich op diegenen die uit politiek overtuiging voor collaboratie kozen. Hij komt op twee motieven uit: anti-democratie en het Vlaams-nationalisme. Het verschijnsel anti-democratie deed zich in veel landen voor, waar zojuist het algemeen kiesrecht was ingevoerd en waar sommigen niet alleen kritiek hadden op het functioneren van democratie, maar ook op democratie als systeem zelf. "Het Vlaams-nationalisme vindt zijn oorsprong in de Vlaamse beweging die op haar beurt deel uitmaakt van een emancipatiebeweging van de civiele maatschappij in Vlaanderen, een maatschappij van hoofdzakelijk Nederlandstaligen die zich in groeiende mate bevoogd voelen door een Franstalige staat", aldus de Wever. "De Vlaamse beweging eist de wettelijke en feitelijke gelijkberechtiging van de Vlamingen, het Vlaams-nationalise eist een Vlaamse staat." Er is een kleine radicale groep die in de jaren dertig de anti-democratie verbindt met het Vlaamsnationalisme. Het Vlaams Nationaal Verbond, dat in 1939 15% van de Vlaamse stemmen kreeg, voelde zich de vertegenwoordiger van het Vlaamse volk en waren van mening dat zij alleen aan zichzelf verantwoording schuldig waren. Het anti-Belgische karater zorgde ervoor dat de partij niet verankerd was in de Belgische machtstructuren en macht dacht te krijgen via samenwerking met de Duitsers. En het Vlaams-nationalisme oefende aantrekkingskracht uit in de Vlaamse samenleving. Die drie karakteristieken samen kunnen de collaboratie verklaren. Naast het VNV ontwikkelde zich een partij die Vlaanderen wilde zien terugkeren in het DuitsGermaanse Rijk. De Wever memoreert dat [evenals in Nederland] het percentage van de bevolking dat actief verzet pleegde ongeveer even groot was als dat van de collaborateurs en dat de grijze massa daartussen zich probeerde aan te passen. Wat kan men de VNV verwijten: de vernietiging van de rechtsorde, de criminalisering van elke opinie of daad die inging tegen het nationaal-socialisme; meedoen aan vervolging van Joden, zigeuners en andere gediscrimineerde groepen; machtsusurpatie; 'Gleichschaltung'. Dan de repressie. De Belgische overheid is in september 1944 tekort geschoten, gezien de vele voorvallen waarbij het volk eigen rechter ging spelen. Degenen die het vroegst berecht werden nadat de rechtsorde hersteld was, kregen strenge straffen, terwijl zij die later aan de beurt kwamen veel milder beoordeeld werden [net als in Nederland]. Daarnaast is bij de 'epuratie' in diverse beroepsgroepen en maatschappelijke stromingen veel willekeur voorgekomen [ook net als in Nederland]. De excessen die in de kampen voorgekomen zijn, hebben veel van de vroegere collaborateurs verbitterd, waardoor zij de nadruk leggen op hun Vlaamse bedoelingen en onbesproken laten, dat hun oogmerk de oorlog tegen de ci(Vervolg op pagina 28)
27
Internationaal Bulletin (Vervolg van pagina 27)
viele maatschappij was. Een open en eerlijke dialoog zal onverbloemd de 'feiten' aan beide kanten moeten bestuderen en op tafel leggen. Begrip voor de omstandigheden waardoor mensen de collaboratie werden ingedreven, begrip voor een zich herstellende rechtsorde, waarin emoties de doorslag gaven en de juridische objectiviteit het onderspit moest delven. De filosoof Jaap Kruithof sprak in zijn lezing over ethische, filosofische en politieke aspecten van het vergeten, vergeven en verzoenen. Hij maakte in het eerste deel duidelijk, dat vergeten en onthouden zich onttrekken aan onze beïnvloeding, zowel wat betreft het individuele als het collectieve geheugen. Hij schetste de rol van politieke en maatschappelijke stromingen die invloed uitoefenen op het collectieve geheugen. Onbewuste en bewuste drijfveren laten ons het ene zeggen en het andere verzwijgen (In België wél de wandaden van Stalin, maar niet die van koning Leopold III). Vergeten wat tussen 1940 en 1945 gespeeld heeft - en daarna - is onmogelijk. Vergeven dan? Kruithof maakte duidelijk, dat het onmenselijk is van slachtoffers te verwachten dat zij hun daders vergeven. Ook kan men van collaborateurs die te lijden hebben gehad van de repressie niet verwachten dat zij degenen die hen onheus bejegenden vergeven. Waarbij we wel moeten opletten wat er eerst was: collaboratie en dan pas repressie. Vergeven is niet aan de orde. Verzoening dan? Kruithof maakte duidelijk niks te zien in amnestie, omdat men dan net doet alsof er niet gebeurd is wat er gebeurd is. Daarnaast stelde hij de moeite die België heeft met het verleden (meer dan in de omringende landen, zei hij !?) in het kader van de Europese eenwording. Welk staatsbestel rolt er in België uit? Die vraag is daarom zo belangrijk omdat deze ook een grote rol bij de collaboratie gespeeld heeft. Hij is van mening dat het Vlaamse parlement een rol zou kunnen en moeten spelen bij de 'oplossing' die hij ziet, n.l. streep eronder. " De schuld wordt niet uitgewist maar de boete verdwijnt. Reïntegratie wordt een reële mogelijkheid". Vanuit Nederland was de historicus Jan Bank aanwezig. Hij memoreerde, dat in Nederland een homogene maatschappij voorkwam, dat er geen tweedeling was als in België. Dat maakt de problematiek anders. Hij maakte ook duidelijk dat de maatschappelijke discussie zich sinds half de zestiger jaren niet meer bezig houdt met rechtspleging en bezet Nederland, maar focust op de Jodenvervolging, een tendens die verhevigd werd, toen bleek dat uit Nederland het grootste percentage Joden weggevoerd is, vergeleken met andere Westeuropese landen. De collaborateurs, SS' ers e.d. spelen geen (politieke) rol meer (afgezien van enkele reünies), zijn uit beeld verdwenen, terwijl de Vlaamse nationalisten nog steeds aan de weg timmeren. Hun geval is gepsychologiseerd: het was geen toeval dat de dissertatie over de collaborateur door de psychiater Hofman geschreven werd. En zeker (veel?) kinderen van collaborateurs kan men wegens psychische klachten terug vinden bij de hulpverlening. Op 10 november werd er op de Boekenbeurs in Antwerpen een panelgesprek over het boek en de bedoelingen van de groep 'Voorwaarts' gehouden. Er kwamen voor- en tegenstanders aan het woord en het maakte indruk op mij, hoe beleefd en hoffelijk men elkaar te woord stond, hoezeer men ook van mening met elkaar verschilde. Er worden in België vaker van dit soort ontmoetingen georganiseerd: een voorbeeld ter navolging in Nederland?
Gonda Scheffel-Baars
28
VERSLAG EN AANKONDIGING VAN EEN TRAINING “FAMILIE-OPSTELLINGEN” VAN BERT HELLINGER door Coen Blom en Annelies Boutellier. De volgende training “Familieopstellingen” door Coen Blom en Annelies Boutellier wordt gegeven op Zaterdag 23 maart 2002 van 10 uur tot 17 uur in de Kerk Kanaleneiland, Marco Pololaan 113, Utrecht. Kosten f50,- p.p. Aanmelding schriftelijk (vòòr 5 maart) bij: Wendela Weidema Vechtlaan 5 2105 XD Heemstede In het Bulletin zomer 2001 is een uiteenzetting van deze enerverende methode gegeven. Hieronder volgt het verslag van drie van de deelnemers van de afgelopen training. Lucia Pultrum, Regio-coördinator Noord-Holland: Op zaterdag 17 november 2001 ben ik samen met mijn man naar Utrecht geweest waar we een trainingsdag over familie-opstellingen zouden meemaken. Van tevoren hadden we een artikel gelezen van iemand die zo’n dag had meegemaakt en die daarover een verslag in het tijdschrift ‘Jonas’ had gepubliceerd. We zijn er zo ‘blanco’ mogelijk naartoe gegaan, niet precies wetend wat we daar konden verwachten. Coen Blom, psychiater, en zijn vrouw Annelies Boutellier,trainer, hebben zelf gedurende een aantal jaren workshops en seminars gevolgd bij Bert Hellinger, de grondlegger van deze methode. Je kunt duidelijk aan hen beide merken dat ze veel ervaring hebben opgedaan, ze komen als zeer deskundig over! Wij vonden het een prima dag. In de eerste plaats omdat je met een groep lotgenoten je heel veilig kunt voelen om over jouw specifieke gezinssituatie te praten. Vrijwel ieder van ons heeft te maken met plaatsvervangende schuldof schaamtegevoelens, met de last van het dragen van een geheim waarover niet gesproken mag en kan worden. In zo’n omgeving hoef je je niet steviger voor te doen dan je je voelt! In de tweede plaats omdat de methode van het in de ruimte opstellen van je gezinssituatie, inclusief iemand anders die je vraagt jouw eigen positie in te nemen, nieuwe aspecten in het omgaan met elkaar laat zien. Het werpt een nieuw licht op je eigen situatie. Vooral wordt het duidelijk wie de last van een vader of moeder op zich heeft genomen, wie de ‘schuld’ voor ‘het kwaad’ op zich heeft genomen of welke overleden familieleden nog steeds via een familielid een rol in het huidige leven blijven spelen. Zoals Coen Blom zei: Zolang mensen als het ware bezet worden door het lot van een ander kunnen zij niet toekomen aan hun eigen lot, blijven ze als het ware het leven van die ander vervolgen! Zulke verstrikkingen komen in de spelen die wij die dag hebben meebeleefd veelvuldig voor. In de derde plaats omdat men er niet op uit was veel emoties boven te laten komen. Juist doordat je anderen je eigen gezinssituatie ziet nadoen schept het ook een emotionele afstand. Pas als de fricties opgelost zijn neem jij zelf je eigen plaats weer in in het gezin, je hoeft dus niet zelf onderwerp te zijn van de blokkades die ter plekke optreden. Ook dit geeft een gevoel van veiligheid. De werkwijze is als volgt. Naar aanleiding van een actuele vraag of probleem kiest de probleemaangever uit de groep een aantal deelnemers als vertegenwoordiger voor zijn familieleden, bijvoorbeeld ‘Wil jij mijn vader zijn?’ Dan hou je hen bij beide schouders beet en plaatst ze ergens in de ruimte, met gezichten naar elkaar toe of van elkaar af, dicht bij elkaar of juist ver bij elkaar vandaan, of je plaatst één of meerdere deelnemers juist helemaal buiten de groep. Het gaat er vooral om je intuïtie daarbij te volgen en niet teveel na te denken: vooral voelen hoe de situatie bij jou thuis was. Coen of Annelies begint dan één of meerdere deelnemers te vragen hoe ze daar staan, of ze zich wel prettig voelen. En dan begint eigenlijk het echte ‘drama’. Heel opmerkelijk is dat de vertegenwoordiger zich begint te voelen als de persoon in kwestie, wiens positie hij/zij voor dit moment inneemt. Heel sprekend was het toen één van de deelnemers werd gevraagd om de positie van ‘slachtoffers van de oorlog’ in te nemen of juist de positie van ‘het nationaal socialisme’. De laatste voelde zich vooral heel groot en machtig tot het moment dat de vader en zoon elkaar hadden erkend in wie ze eigenlijk zijn, toen voelde de ‘supermacht’ zich klein worden en was zijn rol eigenlijk uitgespeeld. Heel bijzonder was het deze dag dat er een compleet gezin aanwezig was (vader, moeder en twee volwassen doch(Vervolg op pagina 30)
29
meegedaan. Ongeveer een jaar geleden las ik iets over de werking van ‘familieopstellingen’. Ik hoopte dit spoedig eens mee te maken. Het leek me boeiend om meer te begrijpen van de invloeden die mijn naasten hebben op mijn persoonlijk functioneren. Ik ben heel blij dat mijn eerste kennismaken binnen Herkenning plaatsvond. Het was een veilig gebeuren. Je hoeft niets van elkaar te weten, niets te vertellen en toch voelde ik mij heel verbonden met de ander. je ontmoet elkaar op een dieper niveau en rechtstreekser dan wat meestal mogelijk is in een gespreksgroep of lezing. We hebben hard gewerkt, maar het werd nergens zwaar. Tijdens de opstelling neem je afstand van jezelf en tegelijkertijd zit je er middenin. De constellatie schept duidelijkheid in de verstrengelingen die er zijn, verbanden die ik daarvoor niet zag, of wel zag maar niet de betekenis ervan. Ik krijg ontzag voor de krachten die er in het spel zijn. Ik geniet van de aandacht die er is van iedereen, van de eenvoud van dit werk en het plezier en de rust van Annelies en van Coen. Ik ben verbaasd over de liefde die ik in de ogen lees van mijn overleden opa. Op het moment dat ik mijn pijn en die van mijn familie beter begrijp ervaar ik een grote ruimte. Mijn ziel rekt op. Ik voel veerkracht in mijzelf en het potentieel aan mogelijkheden in de mensen om heen. En..... wat is goed en wat is kwaad, vraag ik mijzelf af; en het verschil tussen dader en slachtoffer vervaagt. Daarna voel ik mij minder gevangen in de wens om iets te kunnen veranderen aan het onvermogen van mensen en mijn onmachtsgevoelens daarbij. Heel ontroerend vind ik het als ik de mensen zie verzachten. Ik denk dat dit ontstaat als er erkenning is voor je lijden, je rouw, maar ook erkenning van de pijn die een ànder is aangedaan.
(Vervolg van pagina 29)
ters). Een van dochters kwam met haar probleem en toen werd de gezinssituatie nagespeeld terwijl het échte gezin daar volledig aanwezig was! Na afloop zei de andere dochter het bijna niet te kunnen geloven dat deelnemers vrijwel letterlijk woorden en zinnen hadden gebruikt die in het gezin zelf ook zo waren voorgekomen. Alsof men vooraf was geïnstrueerd! Heel ontroerend om na afloop van deze familieopstelling het hele gezin hun echte plaats te zien innemen. Achteraf hoorde ik iemand zeggen: het zou voor elk gezin een normale zaak moeten zijn om één of twee keer per jaar zo’n dag mee te maken, dat zou een heleboel conflicten en ziektes kunnen voorkomen. Dat geeft wel aan dat deze deelnemers in ieder geval zeer enthousiast waren over deze dag. Hartelijk bedankt Coen en Annelies voor hun professionele begeleiding. Carella van der Leeuw-Hommes: Zaterdag 17 november 2001 toog ik naar Utrecht, benieuwd naar wat de training ‘Familie-opstellingen’ zou brengen. De binnenkomst was warm :koffie, thee, lekkers en begroetingen met meest onbekenden. Na een wat trage start zat de eerste vragensteller tussen Coen en zijn vrouw Annelies in en begon mijn hoofdpijn. Wat ik ook probeerde, het werd alleen maar erger, zelfs zo dat ik dacht flauw te vallen (dat zou de tweede keer in mijn leven zijn geweest). Alle rationele vragen over wat er inmiddels in de eerste twee opstellingen was gebeurd gingen aan mij voorbij. Pauze. Buitenlucht. Een praatje. Soep. Mijn keus : Cf wegvluchten in fysiek ziek worden, Cf een eigen familie-opstelling vragen en me kwetsbaar laten zien. Ik koos het laatste, me gesteund wetend. En ik zag en hoorde mijn ouders, mezelf, met mijn verwarring en woede, en de familie er om heen en ik wist mijn plek daarin. Niet meer en niet minder. En ik weet dat mijn vader, SS-er, ‘het spijt me’ niet kon zeggen, niet tegen mijn moeder, en ook niet tegen de Joden. Het is, nu ik dit schrijf, ruim een week later en raakt het me nog steeds op onverwachte momenten en niveaus. De rest van de trainingsdag kon ik rustig kijken, intens meebeleven en aan het eind voelde ik me zeer verbonden, zeer dankbaar naar allen aanwezig. Wat een cadeautje van Coen en Annelies, en van de Werkgroep ! Heel erg bedankt. Diny Kiers: De workshop “familie-opstellingen” is de eerste activiteit georganiseerd door Herkenning waar ik aan heb 30
Andere Vrijwilligersorganisaties KOMBI St. Kinderen van de Oorlog voor Onderlinge en Maatschappelijke Begeleiding en Integratie Chr. van Abcoudeplantsoen 5 6708 ST Wageningen Tel: 0317 424202
Stichting Kinderen van Japanse Vaders Aldebaranstraat 102 3204 AB Spijkenisse Tel: 0181 620005
KJBB Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap CKDM Apollovlinder 19 Kinderen van Duitse Militairen 1113 LL Diemen Secretariaat: Teun van der Vaart Tel: 020 6900519 Bosrand 20 5665 EP Geldrop JONAG Tel: 040 2855858 Joodse Naoorlogse Generatie K.v.V. Postbus 2097 2301 CG Leiden Kinderen van VerzetsdeelneTel: 070 3607065 mers Scheprad 5 6852 BT Huisen INOG Tel: 026 3251770 Stichting Belangenbehartiging JOK Indische Naoorlogse Generatie Vereniging Joodse Oorlogskin- Soendaplein 6 2022 BA Haarlem deren Postbus 15470 Tel: 055 5339852 1001 ML Amsterdam Tel: 020 6251121 Informatie, documentatiecentra en professionele hulporgaBEGO Bond van Ex-Geïnterneerden en nisaties: Gerepatrieerden van Overzee NIOD Polanen 4 Ned. Inst. Oorlogsdocumentatie 2151 DP Nieuw Vennep Herengracht 380 Tel: 0252 621379 1016 CJ Amsterdam SPO Tel: 020 5233800 Stichting Partners van OorlogsICODO getroffenen Postbus 8 Maliebaan 83-87 8330 AA Steenwijk 3581 CG Utrecht Tel: 0512 12332 Tel: 030 2343436 b.g.g. 038 3331650 Vereniging van Bevrijdingskinderen Postbus 2128 7302 EM Apeldoorn Tel: 055 3664523 JIN Vereniging Japans-Indische Nakomelingen Hildebranddreef 24 3561 VE Utrecht SAKURA
Sinaï Centrum Postbus 66 3800 AB Amersfoort Tel: 033 4640640 SBO Stichting Burger Oorlogsgetroffenen Kerklaan 25 7311 AB Apeldoorn Tel: 055 5220088
31
DE STICHTING VRIENDEN VAN WERKGROEP HERKENNING wil gelden werven en beheren om het niet subsidiabele deel van het werk van de Werkgroep Herkenning te ondersteunen en uit te breiden (b.v. met speciale projecten). Giften, legaten en andere inkomsten zijn zeer welkom. Een ieder die "Herkenning" een warm hart toedraagt en/of overtuigd is van de noodzaak van deze Werkgroep, kan steunen door een bijdrage over te maken op: postgirorekeningnummer 7053177 ten name van : Stichting Vrienden van Werkgroep Herkenning p/a Karin Bruggeman, penningmeester Verdistraat 22, 2162 AV Lisse
Mogelijkheden tot inzage van dossiers bij het Rijksarchief Het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging zoals de verzameling van dossiers genoemd wordt is in meerdere opzichten bijzonder gebleven. Al in de jaren’80, ruim voor het moment van overdracht, werd duidelijk dat de belangen van de betrokkenen (zij zelf en hun familieleden) te groot waren om openbaarheid na te streven. Nu het dus zover is gelden nog steeds dezelfde beperkingen voor de inzage van de dossiers zoals die altijd al van toepassing waren onder het beheer van het ministerie van Justitie. Daarbij wordt het algemeen belang van openbaarheid van de overheidsarchieven (ten behoeve van de ‘recht en bewijs zoekende burgers) en het bijzondere belang van betrokkenen en familie van betrokkenen tegen elkaar afgewogen, waarbij men erop toeziet dat er geen onevenredige schade aan de privacy van de betrokkenen berokkend kan worden. In de praktijk houdt dit in dat derden (niet direct betrokkenen) alleen inzage onder strikte voorwaarden kunnen krijgen. Dit zijn meestal wetenschappers en soms journalisten die het doel van hun onderzoek duidelijk op papier zetten en dit tezamen met de belofte de privacy van de belanghebbenden niet onevenredig in gevaar te brengen, ondertekenen. Familieleden van betrokkenen hebben recht op inzage als: * * *
de desbetreffende is overleden als de desbetreffende toestemming geeft tot inzage en er is de mogelijkheid dat informatie uit het dossier gegeven wordt door een ambtenaar van het Rijksarchief op grond van een verklaring van een psychiater of psychotherapeut waarin duidelijk gemaakt wordt dat het voor het geestelijk welzijn van de aanvrager onontbeerlijk is dat deze informatie gegeven wordt. Men kan dan dus niet zelf het dossier inzien maar krijgt antwoord op de vragen die men heeft. Nieuw in de procedure is dat men direct kan bellen met het Rijksarchief: Telefoon: Fax: e-mail:
is een uitgave van de Stichting Werkgroep Herkenning.
Het doel van de werkgroep is: * het bevorderen van hulpverlening aan hen die in persoonlijk en/of maatschappelijke leven moeilijkheden ondervinden, doordat een of beide ouders (s) of grootouder(s) aan de kant van de bezetter stonden, dan wel de bezetter waren. * bekendheid geven aan de problematiek van deze groepering. De werkgroep is niet verbonden aan enige politieke partij, levensbeschouwelijke stroming of kerkelijk genootschap. De werkgroep distantieert zich nadrukkelijk van elke vorm van sympathie voor (neo-) fascisme en (neo-) nazisme. Het Bulletin verschijnt vier keer per jaar. Het volgende nummer zal uitkomen in de vierde week van maart. Kopij voor dit nummer moet uiterlijk 6 maart in het bezit zijn van de redactie. We stellen het op prijs als u uw kopij aanlevert op diskette (DOS of Mac). U kunt ons uw kopij ook toesturen via e-mail. Redactieadres HET BULLETIN: BULLETIN Visschersplein 160 J-10 3511 LX Utrecht Tel: 030 2304757 Fax: 030 2304372 E-mail:
[email protected]
070 3315400 070 3315499
[email protected]
Adres: Algemeen Rijksarchief Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag ( Bij Centraal Station zij-uitgang spoor 12) Openingstijden:
HET BULLETIN
Redactie: Paul Mantel Wendela Weidema (3e generatie) Netty Krook
dinsdag van 9.00 tot 21.00 uur woensdag tmt vrijdag 9.00 tot 17.00 uur zaterdag 9.00 tot 13.00 uur
Niets uit dit nummer mag worden overgenomen anders dan na toestemming van de redactie.
Het aanvragen kan ook schriftelijk. Het verzoek moet toegestuurd worden aan: Algemeen Rijksarchief T.a.v. Mw. drs. F. van Anrooij Prins Willem Alexanderhof 20 2595 BE Den Haag
HET BULLETIN 16e jrg. No 4 December 2001
32